Een nieuwsbrief voor deelnemers van het NeuroIMAGE onderzoek Zomer 2014 Inleiding Alweer een jaar geleden is het vervolgonderzoek NeuroIMAGE II van start gegaan. We hebben inmiddels zo’n 150 deelnemers mogen ontvangen in Nijmegen en we hopen nog veel van jullie terug te zien! Bij dit vervolgonderzoek kijken we hoe het met iedereen gaat en hoe eventuele symptomen zich ontwikkeld hebben. Wij maken ook weer een MRI-scan om te kijken hoe jullie hersenen veranderd zijn de laatste jaren. Deze gegevens stellen ons in staat te onderzoeken waarom bij sommige deelnemers een afname van symptomen te zien is en bij andere deelnemers niet. Verschillende junior onderzoekers zijn op het moment druk met het analyseren van de data van het vorige onderzoek. Om jullie een idee te geven van waar we ons mee bezig houden, worden in deze nieuwsbrief resultaten beschreven die tot nu toe gepubliceerd zijn. Komende jaren zullen meer resultaten bekend worden. Uiteraard worden jullie hiervan op de hoogte gehouden! Vriendelijke groeten van het NeuroIMAGE onderzoeksteam! Janita Bralten en collega’s | ADHD & genen Janita onderzocht met de data van het IMAGE project of er genen zijn die een rol spelen bij ADHD. Dit omdat uit eerdere studies is gebleken dat de kans op het hebben van ADHD gedeeltelijk erfelijk bepaald is. In deze studie werden meerdere genetische variaties tegelijkertijd bestudeerd. Dit omdat we weten dat ADHD een polygene aandoening is. Dit betekent dat er niet 1 gen zorgt voor het krijgen van ADHD, maar een combinatie van meerdere genetische variaties. In deze studie is gevonden dat een combinatie van bepaalde veelvoorkomende genetische variaties een link vertonen met hyperactiviteit en impulsiviteit, maar niet met aandachtsproblemen. Het gaat om genetische variaties die te maken hebben met de werking van de neurotransmitters noradrenaline, dopamine en serotonine en om variaties die invloed hebben op de groei van verbindingen tussen hersencellen. Janita Bralten, MSc cognitief neurowetenschapper, junior onderzoeker Marianne Oldehinkel en collega’s | ADHD & hersenactiviteit in rust Er is redelijk veel bewijs dat er bij ADHD afwijkende samenwerking is tussen de frontale cortex, het striatum en het cerebellum. De frontale cortex is betrokken bij de controle van gedrag, het striatum bij de motivatie voor gedrag en het cerebellum bij de uitvoer van gedrag. De afwijkende samenwerking zorgt er misschien voor dat proefpersonen met ADHD hun impulsen minder goed kunnen controleren. Bovendien is er afwijkende samenwerking gevonden tussen gebieden die onderdeel zijn van het ‘Default Mode Network’. Dit is een netwerk dat actief is als de proefpersoon geen bepaald taakje aan het uitvoeren is, maar bijvoorbeeld aan het dagdromen is. Bij proefpersonen met ADHD vertoont dit ‘dagdroom netwerk’ nog relatief veel activiteit als ze een taakje uitvoeren, waardoor dit misschien minder goed lukt. De ernst van de afwijkingen in deze gebieden was ook gerelateerd aan de ernst van de ADHD symptomen bij deze kinderen en jongeren. Er worden echter vaak bevindingen over het hoofd gezien die wijzen naar afwijkingen in andere hersennetwerken zoals de mediale occipitale cortex en het motorische systeem. Sommige studies hebben gesuggereerd dat de ontwikkeling van de samenwerking tussen verschillende hersengebieden misschien vertraagd is in jongeren met ADHD. Marianne Oldehinkel, MSc cognitief neurowetenschapper, junior onderzoeker Annabeth Groenman en collega’s | ADHD & middelengebruik Voor deze studie werd gebruik gemaakt van gegevens van 1017 kinderen uit Nederland, België en Duitsland die meededen aan het IMAGE-project. Kinderen met ADHD bleken een grotere kans te hebben om 4 jaar later, tijdens de pubertijd, problemen te krijgen met middelenmisbruik of nicotine afhankelijkheid. Dit risico was het grootste voor de kinderen die ook een gedragsstoornis hadden, maar was niet alleen te wijten aan de gedragsstoornis. De broers en zussen zonder ADHD, hadden geen verhoogd risico. Dit onderzoek liet verder zien dat het verhoogde risico op middelenmisbruik of nicotine afhankelijkheid bij kinderen met ADHD, niet te wijten was aan het feit dat vele van hen stimulerende medicatie gebruiken (bv. Ritalin). Het gebruik van deze medicatie had juist een beschermend effect op de ontwikkeling van drugs- en alcohol misbruik tijdens de pubertijd. Het risico bij de ADHD-kinderen werd dan even groot als bij de controle-kinderen. Bovendien waren de kinderen die vroeg begonnen waren met medicatie extra beschermd. Dit gold echter maar tot de leeftijd van 18 jaar. Er was geen verband tussen het gebruik van stimulerende medicatie en nicotine afhankelijkheid. Annabeth Groenman, MSc cognitief neurowetenschapper, junior onderzoeker Hanneke van Ewijk en collega’s | ADHD & visueelspatieelwerkgeheugen Deze studie onderzocht het visueel-spatieel werkgeheugen in deelnemers met en zonder ADHD van verschillende leeftijden. Visueelspatieel werkgeheugen betekent het onthouden van de plaatsen van figuren ( in dit geval op het computerscherm) en kan er in het dagelijks leven voor zorgen dat je bijvoorbeeld onthoudt waar je net iets neergelegd hebt. Deelnemers met ADHD lieten een mindere prestatie zien op de test voor visueel-spatieel werkgeheugen dan hun broers of zussen zonder ADHD en controle deelnemers. Aangezien de broers en zussen van ADHD-deelnemers even goed op deze test presteren als controle deelnemers, lijkt het hier niet om een erfelijke factor te gaan. Als het wel een erfelijke factor was hadden de familieleden van ADHDdeelnemers waarschijnlijk dezelfde verstoring gehad, maar in iets mindere mate. De ontwikkeling van het visueel-spatieel werkgeheugen ging bij alle deelnemers op een gelijk tempo. Dit geeft aan dat ADHD-deelnemers wat betreft het visueel-spatieel werkgeheugen nog steeds achterblijven bij hun leeftijdsgenoten als ze adolescent of jong volwassen zijn. Het lijkt er op dat het geheugen van ADHD-deelnemers niet minder opslagruimte heeft, maar dat ADHD-deelnemers moeite hebben met het controleren van de aandacht om de figuren op het scherm in het geheugen te krijgen. Dit gebrek aan controle van de aandacht is heel algemeen aanwezig bij ADHD-deelnemers en is misschien wel het kernverschijnsel dat de gedragsproblemen veroorzaakt. Toekomstige studies zouden kunnen uitwijzen of het inderdaad de oorzaak is van de gedragsproblemen van ADHD of toch een gevolg (bijvoorbeeld door een gebrek aan motivatie of impulsief gedrag tijdens het testen). Als dit gebrek aan controle van de aandacht de kern blijkt te zijn van de symptomen van ADHD, brengt dit ons misschien een stap dichterbij de hersenafwijkingen die eraan ten grondslag zouden kunnen liggen . Hanneke van Ewijk en collega’s | ADHD & witte stof Hanneke heeft ook een overzichtsartikel geschreven waarvoor zij allerlei onderzoeken bij elkaar bracht die gingen over de relatie tussen ADHD en witte stof. Witte stof is een benaming voor de kabels die verschillende hersengebieden met elkaar verbinden. Om de witte stof banen in de hersenen te bekijken wordt gebruik gemaakt van de techniek DTI (Diffusion Tensor Imaging). Dit is een speciaal soort MRI scan die de deelnemers van het NeuroIMAGE onderzoek ook hebben ondergaan. Uit de vergelijking van alle verschillende onderzoeken bleek dat er bij ADHD patiënten afwijkingen waren in diverse witte stof banen en witte stof gebieden waaronder de rechter ‘anterior corona radiata’, de rechter ‘forceps minor’, beide kanten van de ‘internal capsule’ en het linker ‘cerebellum’. Bij het NeuroIMAGE onderzoek vonden we vergelijkbare afwijkingen in de witte stof banen, zelfs in meer banen dan tot nu toe gedacht werd. Het lijkt erop dat sommige van deze afwijkingen genetisch bepaald zijn, en andere met andere factoren samenhangen (zoals problemen in de vroege ontwikkeling). Aangezien de witte stof banen zorgen voor de informatie overdracht tussen verschillende hersengebieden, kan een verstoring in de witte stof banen zorgen voor problemen met het uitvoeren van cognitieve taken, en voor gedragsproblemen. De witte stof afwijkingen die gevonden zijn in deelnemers met ADHD zouden dus (deels) de oorzaak kunnen zijn van bepaalde ADHD symptomen. Meer onderzoek is nodig om dit precies uit te zoeken. Hanneke van Ewijk, MSc cognitief neurowetenschapper, junior onderzoeker Marloes van Lieshout en collega’s | ADHD & neurocognitief functioneren Marloes heeft aan de hand van de gegevens van het IMAGE en het NeuroIMAGE onderzoek bekeken hoe de kinderen en jongeren met ADHD in onze studie zijn veranderd na gemiddeld zes jaar tijd; veel kinderen met ADHD blijven symptomen en beperkingen houden in de adolescentie en jong volwassenheid. Het is belangrijk om te begrijpen wat deze groep onderscheidt. ADHD gaat vaak gepaard met afwijkingen in neurocognitief functioneren op verschillende domeinen. Van deze neurocognitieve functies is gebleken dat deze soms beïnvloed worden door dezelfde risicogenen als ADHD en ze kunnen misschien de ontwikkeling van de ADHD symptomen voorspellen. Marloes verzamelde relevante artikelen over dit onderwerp. Zij concludeerde dat er vooralsnog geen bewijs is dat neurocognitieve functies een onderscheid kunnen maken tussen deelnemers bij wie de ADHD-symptomen verbeteren en deelnemers bij wie de symptomen hetzelfde blijven. Beide groepen lieten over het algemeen minder goede prestaties zien dan controle proefpersonen. Echter is onderzoek over dit onderwerp schaars en zijn er bepaalde neurocognitieve functies zoals beloningsgevoeligheid of vaardigheden met betrekking tot tijdsinschatting nog niet onderzocht. De bevindingen tot zover geven aanleiding tot de gedachte dat neurocognitieve functies zich onafhankelijker ontwikkelen van de ADHDsymptomen dan oorspronkelijk gedacht. ADHD-symptomen kunnen verbeteren, ondanks dat er geen verbeteringen optreden in de prestaties op de neurocognitieve testen. Misschien geven neurocognitieve prestaties niet zozeer de kern weer van de ADHDproblematiek maar zijn zij eerder een bijverschijnsel. Deze bevindingen kunnen op den duur gevolgen hebben voor hoe tests van neurocognitieve functies in de klinische praktijk gebruikt worden bij het vaststellen van ADHD. Marloes van Lieshout, MSc neuropsycholoog, junior onderzoeker Jennifer Richards en collega’s | ADHD & gedrag van de moeder Jennifer heeft onderzocht of kinderen met ADHD waarvan de moeder bepaalde emoties uitdrukt (warmte of kritiek) of waarvan de moeder zelf problemen heeft (ADHD of problemen met angst of stemming), meer kans lopen om later opstanding of agressief gedrag te gaan vertonen. Er werd gevonden dat het gedrag van de moeder erg varieerde over tijd en geen duidelijke voorspeller was van opstanding of agressief gedrag bij het kind 6 jaar later. Er werden wel een paar andere verbanden ontdekt: bij de eerste meeting bleek dat kinderen waarvan de moeder veel warmte uitdrukte, minder ernstige ADHD-symptomen hadden. Dit verband was echter niet heel sterk. Bij de vervolgstudie, 6 jaar later, bleken meer kritiek en minder warmte geuit door de moeder samen te gaan met meer opstanding gedrag. Samenvattend kan worden gezegd: de emoties uitgedrukt door de moeder hangen enigszins samen met het gedrag van het kind in diezelfde periode, maar vormen geen risico op meer opstandig of agressief gedrag 6 jaar later. Jennifer Richards, MSc ontwikkelingspsycholoog, junior onderzoeker Promotie Andrieke Thissen | Cognitieve problemen en genetisch risico bij jongeren met ADHD en hun ouders Andrieke onderzocht of cognitieve problemen die vaak voorkomen bij kinderen met ADHD, zoals aandachts- en geheugenproblemen, in even sterke mate aanwezig zijn bij adolescenten met ADHD en hun ouders (met of zonder ADHD). Daarnaast bekeek ze of de aanleg voor ADHD en cognitieve problemen bij adolescenten sterker bepaald worden door de vader of moeder. Tot slot bracht ze de invloed van belangrijke ADHD-risicogenen op ADHD-symptomen en cognitieve problemen in kaart. Uit de resultaten bleek dat cognitieve problemen aanwezig zijn bij adolescenten met ADHD, maar minder prominent dan bij kinderen met ADHD. Bij ouders met ADHD werd geen overtuigend bewijs gevonden voor cognitieve problematiek. Opvallend was dat niet aangedane broers en zussen van jongeren met ADHD tijdens de adolescentie bijna geen cognitieve problemen meer laten zien. Dit was enkele jaren eerder wel het geval, hetgeen aantoonde dat beperkingen in de cognitieve functie een verhoogde genetische gevoeligheid voor ADHD weerspiegelden tijdens de kindertijd. Deze verhoogde gevoeligheid bij niet aangedane broers en zussen van jongeren met ADHD lijkt tijdens de adolescentie af te nemen. De aanleg van vader en moeder voor ADHD bleek even sterk voorspellend voor ADHD bij kinderen. Dit gold over het algemeen ook voor de cognitieve functies. De invloed van risicogenen op ADHDsymptomen en cognitief functioneren bleek afhankelijk van leeftijd. Tezamen wijzen deze resultaten erop dat de mate waarin cognitieve en genetische risicofactoren een rol spelen binnen ADHD met de leeftijd verandert. Verder onderzoek naar de rol van genetische factoren gerelateerd aan ADHD zou zich moeten focussen op (de vergelijking tussen) verschillende leeftijdsgroepen en/of op de follow-up van cohorten vanaf de kindertijd. Dit kan leiden tot nieuwe inzichten over de rol van genetische mechanismen die mogelijk kunnen verschillen tussen de persisterende vorm van ADHD en de vorm van ADHD die met toenemende leeftijd in remissie treedt. Dr. Andrieke Thissen neuropsycholoog & onderzoeker Loting Zoals jullie misschien wel weten, organiseren we binnen NeuroIMAGE II om het halfjaar een loting. De eerste loting heeft inmiddels plaatsgevonden en winnaars hebben hierover bericht ontvangen. De tweede loting zal rond het verschijnen van deze nieuwsbrief plaatsvinden, dus houd de telefoon in de gaten! Eerder is aangegeven dat er een iPAD en iPOD verloot zouden worden. Wegens problemen met de inkoop hiervan worden deze bedragen nu uitgekeerd in Bol.com cadeaukaarten. Ouders maken kans op een Dinercheque van 50 euro! Tot slot Wij zijn inmiddels bijna een jaar bezig om deelnemers uit te nodigen voor ons vervolgonderzoek en we zullen hier nog in ieder geval een jaar mee door gaan. Het zou dus kunnen dat je binnenkort door één van ons benaderd wordt. Mocht je al eerder door ons benaderd zijn en je hebt nog vragen over deelname of je wilt alsnog meedoen, schroom dan niet om contact op te nemen! Het testteam ontvangt je graag voor een testdag bij het Radboud UMC Nijmegen. Voor meer informatie over het onderzoek, deelname of wijziging van je contactgegevens: neem contact met ons op! Contact: [email protected] Kijk ook eens op onze website: mijn.neuroimage.nl Vriendelijke groeten van het hele NeuroIMAGE onderzoeksteam! Het testteam van NeuroIMAGE II Jill Naaijen Sophie Akkermans Jan Buitelaar, Nanda Lambregts-Rommelse, Barbara Franke, Jaap Oosterlaan, Catharina Hartman, Pieter Hoekstra, Marcel Zwiers, Maarten Mennes, Corina Greven, Dirk Heslenfeld, Alejandro Arias Vasques, Jennifer Richards, Daan van Rooij, Daniel von Rhein, Janita Bralten, Marianne Oldehinkel, Winke Francx, Andrieke Thissen, Lizanne Schweren, Dennis van der Meer, Hanneke van Ewijk, Siri Noordermeer, Annabeth Groenman, Marloes van Lieshout, Jill Naaijen, Sophie Akkermans Bronvermelding Bralten, J., Franke, B., Waldman, I., Rommelse, N., Hartman. C., Asherson, P., Banaschewski, T., Ebstein, R. P., Gill, M., Miranda, A., Oades, R. D., Roeyers, H., Rothenberger, A., Sergeant, J. A., Oosterlaan, J., Sonuga-Barke, E., Steinhausen, H. C., Faraone, S. V., Buitelaar, J. K., Arias-Vásquez, A. (2013). Candidate Genetic Pathways for Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder ADHD) Show Association to Hyperactive/Impulsive Symptoms in Children With ADHD. Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 52(11), 1204-1212. Ewijk, van H., Heslenfeld, D. J., Luman, M., Rommelse, N. N., Hartman, C. A., Hoekstra, P., Franke, B., Buitelaar, J. K. & Oosterlaan, J. (2013). Visuaspatial Working Memory in ADHD Patients, Unaffected Siblings and Healthy Controls. Journal of Attention Disorders, XX(X), 1-XX. Ewijk, van H., Heslenfeld, D. J., Zwiers, M. P., Buitelaar, J. K. & Oosterlaan, J. (2012). Diffusion tensor imaging in attention deficit/hyperactivity disorder: A systematic review and meta-analysis. Neuroscience and Biobehavioral Reviews, 36, 1093-1106. Ewijk, van H., Heslenfeld, D. J., Zwiers, M. P., Faraone, S. V., Luman, M., Hartman, C. A., Hoekstra, P., Franke, B., Buitelaar, J. K. & Oosterlaan, J. (in press). Different Mechanisms of White Matter Abnormalities in Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder: A Diffusion Tensor Imaging Study. Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry. Groenman, A. P., Oosterlaan, J., Rommelse, N. N. J., Franke, B., Greven, C. U., Hoekstra, P. J., Hartman, C. A., Luman, M., Roeyers, H., Oades, R. D., Sergeant, J. A., Buitelaar, J. K. & Faraone, S. V. (2013). Stimulant treatment for attention-deficit hyperactivity disorder and risk of developing substance use disorder. The British Journal of Psychiatry, 203, 112-119. Groenman, A. P., Oosterlaan, J., Rommelse, N., Franke, B., Roeyers, H., Oades, R. D., Sergeant, J. A., Buitelaar, J. K. & Faraone, S. V. (2013). Substance use disorders in adolescents with attention deficit hyperactivity disorder: a 4-year follow-up study, Addiction, 108, 1503-1511. Lieshout, van M., Luman, M., Buitelaar, J., Rommelse, N. N. J. & Oosterlaan, J. (2013). Does neurocognitive functioning predict future or persistence of ADHD? A systematic review. Clinical Psychology Review, 33, 539-560. Oldehinkel, M., Francx, W., Beckmann, C. F., Buitelaar, J. K. , Mennes, M. (2013). Restingstate FMRI research in child psychiatric disorders. European Child & Adolescent Psychiatry, 22, 757-770. Richards, J. S., Arias-Vásquez, A., Rommelse, N. N. J., Oosterlaan, J., Hoekstra, P. J., Franke, B., Hartman, C. A. & Buitelaar, J. K. (2014). A Follow-Up Study of Maternal Expressed Emotion Toward Children With Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder (ADHD): Relation With Severity and Persistence of ADHD and Comorbidity. Journal of the American Academy of Child & Psychiatry, 53(3), 311-319. Thissen, A. J. A. M., Rommelse, N. N. J., Altink, M. E., Oosterlaan, J. & Buitelaar, J. K. (2012). Parent-of-Origin Effects in ADHD: Distinct Influences of Paternal and Maternal ADHD on Neuropsychological Functioning in Offspring. Journal of Attention Disorders, XX(X), 1-11. Thissen, A. J. A. M., Rommelse, N. N. J., Hoekstra, P. J., Hartman, C., Heslenfeld, D., Luman, M., van Lieshout, M., Franke, B., Oosterlaan, J. & Buitelaar, J. K. (2014). Attention deficit hyperactivity disorder (ADHD) and executive functioning in affected and unaffected adolescents and their parents: challenging the endophenotype construct. Psychological Medicine, 44, 881-892.
© Copyright 2024 ExpyDoc