4 vorig artikel inhoud volgend artikel magazine over de zee # 4 | september–2014 Tekst: Moniek Löffler / Illustraties: Dik Klut De zegeningen van het zandig systeem special Nederland en de eveneens laaggelegen delen van onze buurlanden zijn gezegend met zand. Zand is onze bestaansgrond en op de overgang tussen land en zee vormt het onze markante kust. Die zandige kust is nooit in ruste. Onder invloed van wind, stroming en golven bouwt hij op en breekt weer af, altijd maar door en volgens een vaste systematiek. Dit zandig systeem moeten wij begrijpen om de kust goed te kunnen beheren voor onze veiligheid en voor het behoud van zijn natuurlijke waarden. De Nederlandse kust is onderdeel van de zandige kuststrook tussen Cap Griz Nez in Frankrijk en Jutland in Noord-Denemarken. Zand is verreweg het belangrijkste ‘bouw materiaal’ van onze kust. Het is bijna niet voor te stellen dat de enorme massa zand in de bodem van de lage landen, de kustzone en tot wel kilometers diep in de bodem van de Noordzee het product is van honderden miljoenen jaren van afbraak van hoog gebergte. Pers je dat hele proces ineen tot een kort filmpje, dan zie je massieve rots uiteenvallen onder invloed van afwisselend hoge en zeer lage temperaturen, erosie door water en de afbrekende werking van vegetatie. Grote en kleinere rotsblokken rollen de helling af naar de rivieren. Door het slijpen en schuren van water en van steen op steen breekt het materiaal steeds verder af tot er zandkorrels overblijven. Rivieren sorteren het gesteente. Grove brokken komen alleen in beweging in woest kolkend water, grind stroomt al verder mee met de rivieren en alleen zandkorrels bereiken de zee. De rivieren en de zee liggen in deze wel heel korte samenvatting overigens steeds ergens anders. Zo kan het dat ook midden in de Noordzee grindbanken liggen. Zand is niet zomaar zand Deze schets is niet af, want over de oorsprong van het zand aan onze kust is veel meer te vertellen, bijvoorbeeld dat een deel ervan is aangevoerd vanuit Scandinavië. Met het landijs schoof het in de ijstijden naar het zuiden, waarna stroming, golven en wind het naar onze kust voerden. Tot hoever dat zand kwam, is goed te zien aan de duinen bij Bergen. Scandinavisch zand weerspiegelt namelijk de soorten gesteenten waar het ijs over heen bewoog. Het is relatief wit van kleur en kalkarm. Precies bij Bergen ligt de grens tussen de ‘witte’ duinen in het noorden en de ‘blonde duinen’ tot aan de monding van het Haringvliet. Het zand van de Hollandse kust ten zuiden van Bergen is vooral door de Maas en Rijn aangevoerd. De korrels van dit zand zijn omgeven door een laagje ijzeroxide en andere donkere mineralen wat de duinen een lichte geel bruine kleur geeft. Ook het zand langs de Zeeuwse kust is door de Rijn aangevoerd, maar heeft een andere en oudere herkomst dan het zand van het noordelijker gelegen gebied. Dit materiaal bevat minder mineralen en kalk dan het Hollandse zand, maar meer dan het Waddenzand. 5 vorig artikel inhoud volgend artikel magazine over de zee # 4 | september–2014 Transport van zand Al het zand dat in de kustzone belandt, komt in een samenspel van de krachten van zeewater en wind. Stroming en golven pikken de zandkorrels op en brengen ze naar elders, waar ze bezinken. De bodem en stroming van het water veranderen daardoor en het proces van oppikken en afzetten van zandkorrels treedt opnieuw op, maar net even anders. Zo is er continu interactie tussen de bewegingen van het water en de ligging van de zandbodem. Parallel aan de Hollandse kust liggen op veel plaatsen reeksen zandbanken, waarop de golven breken. Ze woelen daarbij permanent zand los van de bodem en transporteren dat in alle richtingen zowel langs de kust als dwars op de kust. Netto is er langs de kust een (gering) zandtransport naar het noorden, doordat golven meestal schuin vanuit het zuidwesten op de kust komen aanrollen. Een groot deel van het zand langs de Hollandse kust blijft daarbij ‘hangen’ tussen de pieren die in zee uitsteken, bij Hoek van Holland, Scheveningen en IJmuiden. Het zandtransport dwars op de kust reageert op de windkracht en -richting. Bij rustig weer brengen de golven het zand naar het strand. Maar bij storm en aanlandige wind beuken de golven tegen de duinenrij (de zeereep) en voeren het zand af naar zee. Na zo’n storm heeft de voet van de zeereep een steile afslagrand. In de loop van het jaar blaast wind van zee opnieuw zandkorrels landinwaarts en laat de duinen weer aangroeien. Kustfundament Het systeem van bewegend zand begint al ver uit de kust onder water en zet zich voort tot in het hele duingebied. In de taal van het beleid, beheer en wetenschappelijk onderzoek heet deze zone het kustfundament. De afgesproken grenzen van dit fundament liggen aan de zeewaartse zijde op de NAP-20 m dieptelijn en aan de landzijde op Zandtransport in een zeegat. Door zandhonger meer naar binnen dan naar buiten. Uit nieuw onderzoek zou kunnen blijken dat ze kunnen worden herzien, bijvoorbeeld omdat de ‘actieve zone’ van het zandig systeem tot minder diep in zee reikt. Bij zo’n eventuele herziening kunnen grote belangen in het spel zijn, bijvoorbeeld reductie van kosten van zandwinning voor suppleties op of voor de kust. stuk ingewikkelder dan langs de Hollandse kust. Bij elk opkomend tij stroomt Noordzeewater via getijgeulen de zeegaten binnen en voert zand met zich mee naar de kom van de binnenzee of achter de eilanden. Daar zoekt het zand een evenwicht met de ruimte van de geulen en de hoogte en uitgestrektheid van de zandplaten. Bij eb stroomt het met zand beladen zeewater weer terug via het zeegat. Maar zodra het in de wijde monding de Noordzee bereikt, verliest het snelheid. Daardoor bezinkt een deel van het zand aan de zeezijde in de vorm van een ‘buitendelta’, midden voor het zeegat. Ingewikkeld samenspel In het waddengebied en een deel van de zuidwestelijke Delta is het samenspel tussen getij, golven, wind en zand een Buitendelta’s zijn van groot belang voor de veiligheid van het kustgebied. Hoge Noordzeegolven (bij een lang durende noord westerstorm wel tot 10 meter hoog) slaan op de lijn waar de duinen overgaan in het achterland. Twintig jaar geleden zijn die grenzen vastgesteld op grond van de kennis die toen beschikbaar was. de buitendelta stuk. Buitendelta’s vormen dus een soort schild dat de achterliggende binnenzee en de kust van het vasteland behoedt voor het grootste geweld van de zee. Binnen het zandig systeem zijn er nauwe relaties tussen het kustfundament, de Waddenzee en de estuaria Westerschelde en Eems. Wind en zee transporteren permanent zand langs de kust, en tussen de buiten delta’s en de koppen en staarten van de eilanden. Een belangrijke factor daarbij is het evenwicht zoekend proces van de zand verdeling binnen de waterbergingskom in de estuaria en achter de eilanden. Voor de Waddenzee is deze relatie overzichtelijk beschreven in het boekje ‘Hoe werkt het wad?’ [pdf wad] 6 vorig artikel inhoud volgend artikel magazine over de zee # 4 | september–2014 Zand stuift de duinen in. Foto: Moniek Löffler Erosie overheerst De contouren van onze kust zijn ontstaan na de laatste ijstijd, die zo’n twaalfduizend jaar geleden eindigde. Na de ijstijd brak een warmer tijdperk aan: het Holoceen. Doordat het landijs smolt begon de zeespiegel te stijgen, eerst snel, daarna langzamer. Wordt het water dieper, dan gaat het zanddelend systeem – zoekend naar een nieuw evenwicht – om meer zand vragen. In perioden waarin zee en wind vat konden krijgen op voldoende zand kon de kust aangroeien en de zee spiegelstijging bijhouden. Deze perioden zijn herhaaldelijk afgewisseld met tijden van zandgebrek waarin de zee het weer won van het land. Ongeveer duizend jaar geleden is een eind gekomen aan de permanente toevoeging van nieuw zand aan onze kustzone. Dat komt Buitendelta, deel van de Terschellinger gronden. Foto: beeldbank.rws.nl Sinds duizend jaar overheerst erosie onder meer doordat – onder invloed van allerlei menselijke ingrepen in het stroom gebied gedurende de afgelopen eeuwen – de rivieren nog maar weinig zand vanuit de bergen naar Nederland voeren. Het zandig systeem heeft dus een tekort aan sediment, waardoor de kust van nature achteruitgaat. Ook vanuit zee komt vrijwel geen zand meer naar de kust doordat als gevolg van de zeespiegelstijging de golven nauwelijks meer in staat zijn zand los te woelen van de zeebodem. Daar komt bij dat het systeem extra zand vraagt om bodemdaling door gaswinning en vaarwegonderhoud te compenseren. De Nederlandse kust verkeert nu dus in een tijdperk waarin erosie overheerst. Zandhonger Vooral in het waddengebied en in het deltagebied is het zandig systeem niet goed in evenwicht. Dat heeft te maken met de afsluiting van de Zuiderzee, de Lauwerszee en de gedeeltelijke afsluiting van de zee armen in de delta. Daardoor nam de hoeveelheid water die per getijdecyclus in- en uitstroomt sterk af en werden de geulen als het ware ‘een te ruime jas’. Zoekend naar een nieuw evenwicht trekken de geulen zand aan: ze hebben ‘zandhonger’. Dat gaat ten koste van de het zand langs de Noordzeekust en op de koppen en staarten van de nabijgelegen eilanden én van de buitendelta’s. Meer weten Al is er nog zoveel kennis opgebouwd, er zijn nog heel wat vragen over het kustsysteem. Hoe beïnvloeden alle afzonderlijke suppleties het grote systeem van de zandverdeling langs onze kust precies? Hoeveel zand wisselt er nog uit tussen de diepere Noordzee en het kustfundament en hoeveel zand ‘verdwijnt’ er naar de Waddenzee en de Westerschelde? Om meer kennis op te doen, gaat binnenkort het onderzoeksprogramma Kustgenese 2.0 van start. Dit programma bestaat onder andere uit het ontwikkelen van modellen, het uitvoeren van pilots en monitoring. Uit de resultaten moet blijken hoeveel zand Nederland in de toekomst veilig moet houden en waar dit zand het best kan worden neergelegd. Nederland waterbouwland maakt plaats voor Nederland zandbouwland!
© Copyright 2024 ExpyDoc