Beschrijving en waardering van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen voor het bestemmingsplan Buitengebied Harmelen van de gemeente Woerden Actualisatie 2013 TasT, projecten voor tastbaar erfgoed in opdracht van gemeente Woerden [email protected] www.tastbaarerfgoed.nl Beschrijving en waardering van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen voor het bestemmingsplan Buitengebied Harmelen van de gemeente Woerden Inhoud 1. Verantwoording 2. Overzichtslijst 3. Beschrijvingen Bijlagen 1. 2. 3. 4. Criteria Toelichting beschrijvingen Termen en begrippen Bronnen/literatuur Verantwoording Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Historie 3. Aanpak 2013 4. Resultaat 1. Inleiding In 2013 heeft een inventarisatie en actualisering van de bestaande inventarisaties plaatsgevonden van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing van het buitengebied van Harmelen en de kern Zegveld ten behoeve van de actualisatie van de betreffende bestemmingsplannen. Dit rapport heeft betrekking op Harmelen. 2. Historie In het buitengebied van Harmelen heeft in de periode 2002-2003 een inventarisatie van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing plaatsgevonden in het kader van het Belvedereproject van de gemeente Woerden, ‘Het Land van Woerden’. Het onderzoek uit 2002/2003 was toegespitst op het in kaart brengen van de ruimtelijke kwaliteit van de boerderijenlinten en het inventariseren en waarderen van de agrarische bebouwing langs de linten. Het uitgangspunt voor de inventarisatie van de agrarische complexen was het Monumenten Inventarisatieproject (MIP) van de provincie Utrecht uit 1991. Hierbij werd bebouwing van vóór 1940 geïnventariseerd en gewaardeerd met als primair doel om nieuwe rijksmonumenten te kunnen selecteren uit de periode 1850-1940. Dit gebeurde op grond van de criteria, zoals die in bijlage 1 zijn opgenomen. Deze criteria zijn ook bij het onderzoek in 2002 gehanteerd. De waardering van het MIP resulteerde in een rangschikking in drie categorieën: 1 (hoogste categorie, gebouw komt in aanmerking voor bescherming als monument), 2 (beeldbepalend gebouw), en 3 (beeldondersteunend gebouw). Het MIP richtte zich met name op hoofdgebouwen en had weinig aandacht voor bijgebouwen en de erfinrichting. Enerzijds is dit te verklaren vanuit de doelstelling van het MIP, anderzijds is dit een uitdrukking van de tijdgeest. Ondanks dat de situationele aspecten (stedenbouwkundige- en ensemblewaarden) al wel onderdeel uitmaakten van de MIP-criteria, groeide pas in de loop van de jaren 1990 de aandacht voor ensemblewaarde van cultuurhistorisch waardevol erfgoed uit tot een volwaardig criterium. Naast het MIP vormde de publicatie ‘Harmelen. Geschiedenis en Architectuur’ uit 2000 een actuelere bron, waarbij echter slechts een selectie van de MIP-objecten beschreven zijn. In deze publicatie zijn de drie categoriën van het MIP vertaald naar sterren, waarbij 1 ster de laagste waardering uitdrukt en 3 sterren de hoogste. Beschrijving 2002/2003 Voor wat betreft het hoofdgebouw was het MIP in het project van 2002/2003 leidend. Bij het aanwezig zijn van een MIP-rapportage, dan wel beschrijving ten behoeve van bescherming als gemeentelijk- of rijksmonument van het hoofdgebouw, is de beschrijving van het hoofdgebouw achterwege gebleven. In 2002 werd het niet nodig geacht de MIP-rapportages ten aanzien van de hoofdgebouwen te actualiseren. De beschrijvingen bestonden uit een beknopte opsomming van de belangrijkste situationele aspecten van de agrarische complexen en een benoeming van de cultuurhistorische bijgebouwen met een beschrijving van hun karakteristiek. Daarnaast bevatte ieder rapport enkele foto’s. Omdat de beschrijvingen bedoeld waren voor het bestemmingsplan, lag de nadruk op de ruimtelijke aspecten en kregen het erf en de bijgebouwen ruime aandacht. De ruimtelijk-functionele samenhang tussen gebouwen en erf speelde een belangrijke rol in de waardering van de complexen. Deze focus kwam voort uit het doel van het Belvedere-project, namelijk het onderzoeken van functiemogelijkheden voor en het herbestemmen van cultuurhistorisch waardevolle agrarische bijgebouwen. Vanwege de verlegging van het accent van hoofdgebouw naar ensemble zijn aan de inventarisatie van het MIP niet alleen bijgebouwen en erven toegevoegd, maar ook enkele hoofdgebouwen (aangeduid als ‘toevoeging 2002’). Een hoofdgebouw kan derhalve bij de MIP-inventarisatie vanwege onvoldoende cultuurhistorische waarde als individueel object niet opgenomen zijn, maar kan door zijn ruimtelijk-functionele waarde binnen het boerderijenlint en/of in relatie tot de cultuurhistorisch waardevolle bijgebouwen in 2002/2003 toch positief gewaardeerd zijn. 3. Aanpak 2013 Voor de actualisatie van 2013 is gebruik gemaakt van de methodiek van 2002/2003. De opnamen hebben net als toen plaatsgevonden vanaf de openbare weg. De rapportage is dan ook toegespitst op de visueel waarneembare karakteristieken. Per adres is conform het format van toen een rapport samengesteld dat bestaat uit een beknopte beschrijving van de ruimtelijke en architectonische aspecten met een waardering, gebaseerd op de criteria (zie bijlage 1). Daarnaast bevat ieder rapport foto’s uit 2013, een luchtbeeld met daarop aangeduid om welke onderdelen het gaat, en eventueel foto’s uit 2002/2003 (bij sloop/afbraak van (bij)gebouwen). In bijlage 2 is een toelichting op de beschrijving opgenomen. Bijlage 3 bevat een woordenlijst; bijlage 4 vermeldt de gebruikte bronnen. De verschillen ten opzichte van het format van de rapportage in 2002/2003: 1. Het hoofdgebouw is beschreven, waardoor een actualisering van de ruim 20 jaar oude MIP-inventarisatie is gerealiseerd1. 2. Er is een complexwaardering toegevoegd, als eindconclusie van de deelwaarderingen van ensemblewaarde en de waarderingen van de complexonderdelen afzonderlijk. 3. Er is een kaart toegevoegd met daarop de geïnventariseerde (bij)gebouwen. 4. Er zijn meer foto’s toegevoegd. Daar waar reeds in 2002/2003 een rapportage was opgesteld is deze rapportage geactualiseerd en is een beschrijving van het hoofdgebouw toegevoegd. Daar waar sprake is van een gemeentelijk of rijksmonument zonder bijgebouwen is de beschrijving achterwege gebleven en wordt verwezen naar de beschrijving die opgesteld is voor de bescherming (redengevende omschrijving RGO). De RGO is namelijk leidend voor de uitvoering van het beschermingsbeleid en het is niet nodig geacht om een extra beschrijving te introduceren. Bij beschermde gebouwen met bijgebouwen is wel een beschrijving gemaakt, om zodoende de context en de cultuurhistorisch waardevolle bijgebouwen in kaart te brengen. Bij het opstellen van het bestemmingsplan is na de inventarisatie van 2002/2003 nog een aantal gebouwen met karakteristieke bouwmassa’s toegevoegd (aangeduid als ‘toevoeging na 2002’). Deze zijn in 2013 opnieuw beoordeeld en beschreven, dan wel verwijderd uit de lijst indien in onvoldoende mate aan de criteria werd voldaan. 1 Bij het aanwezig zijn van een MIP-rapportage, dan wel beschrijving ten behoeve van bescherming als gemeentelijk- of rijksmonument van het hoofdgebouw, is de beschrijving van het hoofdgebouw in 2002/2003 achterwege gebleven. Bij de herinventarisatie en waardering in 2013 zijn ook enkele adressen toegevoegd. Dit heeft met twee hoofdoorzaken te maken: 1. De bestaande inventarisatie richtte zich op de periode tot 1940. Een leeftijdsgrens maakte en maakt echter geen deel uit van de gehanteerde criteria. Voor de herinventarisatie uit 2013 is gekeken naar bebouwing van vóór 1970. 2. Na 2002 zijn objecten met karakteristieke bouwvolumes in het bestemmingsplan ondergebracht als ‘karakteristiek’ pand (aangeduid met een k). Bij de actualisering in 2013 is alle bebouwing opnieuw bekeken en is beoordeeld of de gebouwen voldoen aan de criteria voor ‘karakteristiek pand’. Dit houdt in dat gebouwen met een herkenbare en karakteristieke agrarische massa, die vanuit hun vorm en positie een positieve bijdrage leveren aan de beleving van het boerderijenlint als totaal, in de lijst zijn opgenomen. De waardering is gebaseerd op de methodiek van 2002/2003 waarbij dezelfde criteria zijn toegepast (bijlage 1). De complexen zijn gewaardeerd op ensemblewaarde (ruimtelijk-functionele en historische samenhang) en de verschillende onderdelen zijn individueel gewaardeerd. Als afgeleide daarvan is de cultuurhistorische waardering van het complex als geheel aangegeven. De waarderingen zijn gebaseerd op de situatie van 2013 en kunnen vanwege wijzigingen tussen 2002 en nu (verbouw, sloop, toevoeging nieuwbouw etc) afwijken van de waardering in 2002/2003. De waardering kan ook afwijken omdat het aspect ‘zeldzaamheid’ onder invloed staat van wijzigingen. Bijvoorbeeld: door afbraak en verbouwing tot berging worden (gave) hooibergen in de loop der tijd zeldzamer. Met name hooibergen hebben om deze reden verschillende keren een hogere waardering ontvangen dan in 2002/2003 – en zijn om die reden met een hogere waardering in de beschrijving opgenomen, dan wel voor het eerst in de beschrijving opgenomen. Toch zijn er ook anno 2013 hooibergen die onvoldoende cultuurhistorische waarde hebben om in de lijst opgenomen te worden. Dit is in de overzichtslijst vermeld in de kolom ‘opmerkingen’.2 Daarnaast is tijdens de inventarisatie van 2013 ook naar hekwerken gekeken en zijn er hekken in de lijst opgenomen. Bij sloop en herbouw volgens de oorspronkelijke karakteristiek is het complex beschreven en opnieuw beoordeeld in zijn nieuwe verschijningsvorm. Omdat de cultuurhistorische waarde bij nieuwbouw doorgaans beperkt is tot de situationele aspecten en de hoofdkarakteristiek, hebben deze complexen verscheidene keren een lagere cultuurhistorische waardering ontvangen dan in 2002/2003. Er hebben zich tussen 2002/2003 en 2013 geen noemenswaardige stedenbouwkundige wijzigingen voorgedaan die de bestaande kwaliteiten en karakteristieken van de boerderijenlinten in substantiële mate veranderd hebben. Er heeft daarom geen actualisatie van de beschrijvingen van de boerderijenlinten plaatsgevonden. 2 Omdat de opname plaatsgevonden heeft vanaf de openbare weg, moet de beoordeling als een verwachtingswaarde gezien worden. Het kan zijn dat een niet-opgenomen hooiberg toch bouwhistorisch gezien waardevolle elementen bevat. 4. Resultaat De eindlijst bevat 79 complexen3. Voor 31 complexen zijn er nieuwe beschrijvingen opgesteld (omdat ofwel het adres is toegevoegd na 2002 ofwel het adres slechts een cultuurhistorisch waardevol hoofdgebouw heeft en derhalve in 2002/2003 niet beschreven was). Er zijn 5 adressen toegevoegd, 6 adressen verwijderd uit de bestaande lijst vanwege onvoldoende cultuurhistorische waarde (namelijk Gerverscop 8 en 24, Reijerscop 7, 15, 30 en 31) en 1 verwijderd vanwege sloop (Reijerscop 35). Twee boerderijen waren foutief geadresseerd respectievelijk niet in het plangebied gelegen. Het aantal geïnventariseerde bijgebouwen, inbegrepen hekwerken, uit 2002 in Harmelen betrof in 2002/2003: 23 schuren, 22 hooibergen, 6 zomerhuizen en 5 boenhokken/bakhuizen. In totaal zijn 56 bijgebouwen bij in totaal 57 complexen geïnventariseerd4. Het aantal geïnventariseerde bijgebouwen, inbegrepen hekwerken, uit 2013 in Harmelen betrof in 2002/2003: 27 schuren, 34 hooibergen, 4 zomerhuizen, 4 boenhokken/bakhuizen en 10 hekwerken. In totaal zijn 79 bijgebouwen/hekken bij 79 complexen aangetroffen. 3 Het totaal aantal adressen is hoger vanwege het feit dat sommige complexen uit meerdere huisnummers bestaan. 4 Het bestemmingsplangebied voor Harmelen uit 2013 komt niet overeen met het geïnventariseerde gebied uit 2002/2003. Hierdoor zijn lijsten en uitkomsten niet 1 op 1 vergelijkbaar. Bij het vergelijken is uitgegaan van dezelfde straten. Conclusie Er kan geconcludeerd worden dat er een lage dynamiek is in het plangebied. Er zijn sinds de MIP-inventarisatie uit 1991 twee boerderijen die op de lijst opgenomen waren, gesloopt, namelijk Gerverscop 10 (al in 1999) en Reijerscop 35 (gesloopt ca. 2010) en één boerderij op Reijerscop 27 gesloopt en herbouwd in 2012. De toename van het aantal complexen met cultuurhistorische waarde sinds 1991 ligt vooral in de wijziging van waardering, waarbij agrarische bebouwing met een karakteristieke hoofdvorm en een positieve bijdrage binnen een boerderijenlint aan de lijsten zijn toegevoegd. De toename van het aantal bijgebouwen kan behalve aan de toename van het aantal complexen ook toegeschreven worden aan een verandering in waardering; met name hooibergen en hekken zijn hoger gewaardeerd dan tijdens de eerdere inventarisatie. Zowel de complexen als de individuele objecten hebben gemiddeld een waardering gekregen die middel tot hoog is; 12 complexen ontvingen de beoordeling ‘laag’ (ca. 14%). Ruim 25% is ‘hoog’ gewaardeerd; de meerderheid ontving dus een waardering ‘middel’.
© Copyright 2024 ExpyDoc