STUK 539 (2014-2015) – Nr.1 - De Raad van de Vlaamse

STUK 539 (2014-2015) – Nr.1
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
DE RAAD
ZITTING 2014-2015
5 NOVEMBER 2014
VRAGEN EN VRAAG OM UITLEG
Commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin
van woensdag 5 november 2014
Hebben aan de werkzaamheden deelgenomen:
Vaste leden: mevrouw Liesbet Dhaene, voorzitter, mevrouw Carla Dejonghe, mevrouw Elke
Roex, de heer Arnaud Verstraete, mevrouw Khadija Zamouri
Andere leden: mevrouw Brigitte Grouwels, de heer Dominiek Lootens-Stael
1289
-2INHOUD
1. Benoeming van de voorzitter en de ondervoorzitter van de commissie
2. Samengevoegde vragen


Vraag van de heer Dominiek Lootens-Stael aan mevrouw Bianca Debaets,
collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen,
betreffende de zogenaamde ‘moslimkamers’ in woonzorgcentrum De
Overbron
Vraag van mevrouw Khadija Zamouri aan mevrouw Bianca Debaets,
collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, met
betrekking tot kamers, aangepast aan de levensbeschouwing, in rust- en
verzorgingstehuizen
3. Vragen

Vraag van de heer Arnaud Verstraete aan mevrouw Bianca Debaets,
collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke kansen,
betreffende de eerstelijnswerking van het ROMA-project

Vraag van mevrouw Khadija Zamouri aan mevrouw Bianca Debaets,
collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, met
betrekking tot de strijd tegen diabetes
4. Vraag om uitleg

Vraag om uitleg van de heer Arnaud Verstraete aan mevrouw Bianca
Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke
Kansen, betreffende het Lokaal Loket Kinderopvang
-31. Benoeming van de voorzitter en de ondervoorzitter van de commissie
De heer Dominiek Lootens-Stael, oudste lid in jaren, opent de vergadering en stelt voor om
mevrouw Liesbet Dhaene te benoemen als voorzitter van de Commissie voor Welzijn,
Gezondheid en Gezin.
Mevrouw Liesbet Dhaene wordt met instemming van de leden benoemd tot voorzitter van de
Commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin. Onder applaus neemt zij plaats als voorzitter.
Commissievoorzitter Liesbet Dhaene stelt voor om de heer Arnaud Verstraete te benoemen
als ondervoorzitter van de Commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin.
De heer Arnaud Verstraete wordt met applaus benoemd tot ondervoorzitter van de Commissie
voor Welzijn, Gezondheid en Gezin.
-42.
Samengevoegde vragen van de heer Dominiek Lootens-Stael aan mevrouw
Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke
Kansen, betreffende de zogenaamde ‘moslimkamers’ in woonzorgcentrum De
Overbron en van mevrouw Khadija Zamouri aan mevrouw Bianca Debaets,
collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, met
betrekking tot kamers, aangepast aan de levensbeschouwing, in rust- en
verzorgingstehuizen
Vraagsteller Dominiek Lootens-Stael heeft vernomen dat Woonzorgcentrum De Overbron
in Neder-Over-Heembeek – een instelling die de steun krijgt van zowel de Vlaamse overheid
als de Vlaamse Gemeenschapscommissie – in de nabije toekomst een aantal kamers wil
inrichten voor bejaarde moslims. Maaltijden, verzorging en animatie zouden dan worden
aangepast aan hun cultuur en religie.
Het rusthuis, dat nu 44 kamers telt, staat net voor een uitbreiding met 15 wooneenheden.
Hiervan wil men 5 kamers exclusief voor moslims voorzien. Dit roept vragen en bedenkingen
op. Kamers exclusief voorbehouden voor moslims is niets anders dan een discriminatie van
niet-moslims. Bijkomend kan men zich heel wat vragen stellen bij die aangepaste verzorging.
Wat houdt dat precies in? Betekent dit dat bejaarde moslims die niet door vrouwen verzorgd
willen worden, daarbij op hun wenken worden bediend? Kortom, betekent dit, naast de
discriminatie van niet-moslims, nog wat seksisme er bovenop?
Is het collegelid op de hoogte van de plannen van De Overbron? Zijn hierover reeds contacten
geweest met De Overbron? Wat is het standpunt van het College in deze? Hoe zal het
collegelid toezien dat niet-moslims en vrouwelijk verzorgend personeel niet worden
gediscrimineerd?
Mevrouw Khadija Zamouri verwijst ook naar het onlangs verschenen nieuws dat men in het
woonzorgcentrum De Overbron in Neder-Over-Heembeek kamers zal voorzien voor zorgbehoevende oudere moslims.
Volgens de initiatiefnemer wil men hiermee inspelen op het gebrek aan professionele opvang
in bestaande rusthuizen voor zorgbehoevende moslims. Via de bouw van deze voorzieningen
zullen zij aangepaste maaltijden, verzorging en animatie krijgen die rekening houden met hun
religieuze achtergrond.
Net zoals in de rest van het land houdt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest rekening met de
vergrijzing van haar bevolking. In sommige gemeenschappen rust er een groot taboe op
rusthuizen. Dat is cultureel en religieus gebonden. Daar waar de familie centraal staat, is de
zorg voor de ouderen een familiale aangelegenheid. Spijtig genoeg is het niet altijd mogelijk
om ouderen binnen de familie te verzorgen. Soms moeten bepaalde zorgen verstrekt worden
door iemand die medisch gekwalificeerd is.
De overheid voorziet RVT's waar ouderen de beste zorgen toegediend krijgen, zonder
onderscheid van ras, kleur, geslacht, geaardheid of afkomst. Soms is dat ook een oplossing om
vereenzaming en sociale isolatie tegen te gaan. Vele RVT's hebben nu reeds een
multiconfessionele gebedsruimte en houden rekening met aangepaste voeding. In hoeverre
kan de overheid, rekening houdend met haar neutraliteit, verder tegemoet komen aan die
vragen? Op welke manier zal een zogenaamde moslimkamer anders zijn dan een gewone
kamer?
-5-
Misschien is dit een rol die eerder is weggelegd voor privé-initiatiefnemers. De vraag is hoe
we als overheid de vergrijzing bij de verschillende gemeenschappen in Brussel zullen
aanpakken. Is er vraag naar kamers of RVT's die rekening houden met bepaalde culturele
noden? Geriatrisch verpleegkundige is een knelpuntberoep, wordt er bij de opleiding aandacht
besteed aan de multiculturele Brusselse context? Zijn er cijfergegevens met betrekking tot de
afkomst van de huidige rusthuisbewoners? Hoe ervaren zij hun verblijf in een rust- of
verzorgingstehuis? Ervaren zij zekere beperkingen op het gebied van taal, verzorging,
specifieke animatie, en dergelijk meer?
Collegelid Bianca Debaets wenst een nuance aan te brengen bij de bewering dat vzw De
Overbron concrete plannen heeft om ‘moslimkamers’ in te richten. Het bestuur is zich bewust
van de noodzaak van een doelgroepenbeleid en denkt na over de manier waarop dit zal
gebeuren. Dit doen zij vanuit de overtuiging dat cultuursensitieve zorg - wat ruimer gaat dan
enkel de moslimgemeenschap - een logische keuze is, gelet op de Brusselse sociologische en
maatschappelijke realiteit.
Het College beschouwt interculturalisering van de zorg als een belangrijke uitdaging. Het
voert een actief beleid om de integratie en de participatie van Brusselaars met een
migratieachtergrond te bevorderen, ook binnen de Nederlandstalige welzijns- en gezondheidssector. Er worden 4 strategische partners met een expliciete en structurele ondersteuningsopdracht rond interculturalisering van de zorg gesubsidieerd: Ovallo binnen de Brusselse
Welzijns-en Gezondheidsraad, het Huis voor Gezondheid, het Regionaal Integratiecentrum
Foyer en de dienst Interculturele Bemiddeling van de vzw Foyer, en het steunpunt
Cultuursensitieve Zorg van het CGGZ Brussel. Deze partners worden regelmatig
samengeroepen binnen het platform ‘Interculturalisering in de zorg’ om de samenwerking en
kennisdeling te versterken.
Op de vraag of er nood is aan residentiële voorzieningen voor senioren die rekening houden
met bepaalde culturele noden, ontbreekt een pasklaar antwoord. Er zijn over dit onderwerp
verschillende studies uitgevoerd en de resultaten zijn niet eenduidig. Vaak verschilt de nood
van individu tot individu.
Sinds enkele jaren gaat er meer aandacht naar het thema interculturalisering van de zorg in
hogescholen. De partners van het platform ‘Interculturalisering in de zorg’ ondersteunen de
zorgopleidingen daarbij. Concrete voorbeelden zijn: de aanpak die Odisee (HUB) uitwerkte
om binnen de opleiding verpleegkunde in alle gedoceerde vakken aandacht te besteden aan
interculturalisering en het MIP-project (multicultureel en internationaal project) waarbij
gastsprekers rond het thema interculturalisering van de zorg college geven aan toekomstige
verpleegkundigen.
Op dit ogenblik zijn er geen cijfergegevens rond het aantal bewoners in residentiële
ouderenvoorzieningen op basis van herkomst. Uit de huidige demografische cijfers blijkt wel
dat 1/3de van de Brusselse 65-plussers een migratiegeschiedenis heeft. Cultuursensitieve zorg
is duidelijk een thema waar in de toekomst de nodige aandacht aan besteed moet worden. Dat
mag niet beperkt worden tot ouderen in woonzorgcentra: er is bijvoorbeeld het succesvolle
project van de Lork rond ditzelfde thema bij personen met een beperking.
De heer Dominiek Lootens-Stael heeft, in tegenstelling tot wat het collegelid beweert, via de
media vernomen dat er wel concrete plannen zouden bestaan voor moslimkamers in De
-6Overbron. Volgens de heer Bert Anciaux, de afgevaardigd bestuurder, zou de organisatie
beginnen met 5 kamers. De spreker stelt zich de vraag of de overheid dat moet financieren.
Een dergelijk initiatief leidt volgens hem tot segregatie, wat haaks staat op de doelstellingen
van alle initiatieven. Aparte begraafplaatsen zorgen al voor een onderscheid bij dood, met
aparte kamers wil men nu ook onderscheid invoeren bij leven. Dat is een stap terug in de tijd.
Hij vraagt zich af hoever men hierin wil gaan: zullen er ook kamers voor hindoe’s of
boeddhisten worden ingericht? In het onderwijs ziet hij hiervan het resultaat: nietmoslimkinderen worden verplicht om halalvoedsel te eten omdat er niets anders geserveerd
wordt. Zal dat ook het geval zijn voor de senioren? Volgens de heer Dominiek Lootens-Stael
is dat een gebrek aan respect voor de autochtone cultuur. Hij is het ermee eens dat alle
culturen respect verdienen, maar verwacht ook respect van diegenen uit het buitenland die
zich hier vestigen. Tot slot wijst hij erop dat er in Brussel voor Vlaamse senioren nu al te
weinig plaatsen zijn waar zij in eigen taal opgevangen worden. Er moet duidelijkheid komen
over de richting die uitgegaan wordt: zal men tegen de Brusselse Vlamingen zeggen dat er
geen plaats meer is in homes, terwijl er kamers voorbehouden worden voor moslims? Indien
dat het geval zou zijn pleit hij ervoor dat de privé dergelijke initiatieven zou financieren, zoals
mevrouw Khadija Zamouri voorstelde.
Mevrouw Khadija Zamouri stelt het op prijs dat er in de verpleegopleidingen een module
bestaat waarbij studenten leren omgaan met verschillende culturen, net zoals dat het geval is
in de lerarenopleidingen. Anderzijds vindt ze het jammer dat er geen concrete cijfers zijn over
het aantal rusthuisbewoners met migratieachtergrond. Zij hoorde wel dat 1/3de van de 65plussers in Brussel van allochtone origine zijn: hoeveel zijn er dat dan precies? Het is
duidelijk dat die bevolkingsgroep groeit en meer behoefte zal krijgen aan zorg. Hierop moet
de overheid voorbereid zijn. Verder is zij van mening dat de overheid niet alles moet doen:
ook voor de privésector ziet zij een rol weggelegd in de bejaardenopvang.
Collegelid Bianca Debaets benadrukt dat de raad van bestuur van vzw De Overbron nog
geen concrete plannen heeft voor moslimkamers. Er wordt wel gereflecteerd hoe men in de
toekomst met die groeiende bevolkingsgroep moet omgaan. Hiermee wordt zeker niet in de
richting van segregatie gedacht en wordt niet ingegaan tegen de visie van het College. Zij
verzekert dat de overheid niet zal nalaten om te investeren in de uitbouw van infrastructuur
waar senioren opgevangen worden in het Nederlands. De gegevens over de studies waarvan
sprake zullen toegevoegd worden aan het verslag. (zie BIJLAGE)
***
-73.
Vragen

Vraag van de heer Arnaud Verstraete aan mevrouw Bianca Debaets,
collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke kansen,
betreffende de eerstelijnswerking van het ROMA-project
Vraagsteller Arnaud Verstraete verwijst naar Foyer Brussel die al jarenlang een uitstekende
werking heeft met en voor Roma in het Brussels hoofdstedelijk gewest. De expertise die men
heeft, is nuttig voor vele organisaties, scholen en verenigingen die met Roma geconfronteerd
worden. Naast zijn werking op de tweede en derde lijn, werkt de Dienst Roma ook
rechtstreeks met de Roma zelf. Het werken aan een betere scholarisatie van Romakinderen is
de belangrijkste opdracht. Een team van bemiddelaars probeert een brug te slaan tussen de
Roma en de scholen en legt eveneens de link met andere, ondersteunende diensten. Dit blijkt
een goede aanpak te zijn omdat de bemiddelaars vertrouwd zijn met zowel de
Romagemeenschap als de verschillende diensten. Ook de resultaten zijn positief. Het aantal
Romaleerlingen is gestegen en het spijbelgedrag is verminderd. De collega’s weten dat die
problematiek vrij complex is. Het is geen onderwerp dat met cafépraat en clichés kan worden
aangepakt. Net daarom is de expertise van de Foyer van essentieel belang om deze
bevolkingsgroep te helpen en om andere organisaties te ondersteunen in hun contacten en
werking met de Roma.
Het aantal Roma is in Brussel toegenomen. Volgens Koen Geurts, auteur van het boek “Roma
in beweging”, zouden er nu ongeveer 10.000 Roma leven in Brussel. Hij verwacht niet dat dit
aantal nog sterk zal toenemen.
Verschillende inburgerings- en integratieactoren, waaronder ook het Regionaal Integratiecentrum Foyer, zullen opgaan in een Extern Verzelfstandigd Agentschap (EVA).
Tijdens de vorige legislatuur heeft mevrouw Elke Van den Brandt over dit EVA al
verschillende vragen gesteld waarop het toenmalig collegelid het antwoord schuldig moest
blijven of moest erkennen dat Brussel blijkbaar geen prioriteit was en is voor de Vlaamse
Regering.
De vragen gaan over de eerstelijnswerking voor Roma. De VGC-administratie heeft op 29
september 2014 aan de Foyer laten weten dat de Romastewards nog tot eind 2014
gefinancierd worden. Voor 2015 en verder is de financiering niet duidelijk. Deze werkwijze
doet vragen rijzen en getuigt niet van goed bestuur. Het doet het vertrouwen van de burger in
de overheid wankelen. De betrokken vzw moet zeer snel medewerkers in vooropzeg plaatsen,
wat grote onzekerheid veroorzaakt. Wordt de werking met bemiddelaars in de toekomst
verder gesteund door de VGC? Waarop wordt er gewacht om helderheid te scheppen voor de
organisatie en de werknemers? Wanneer wordt dit duidelijk?
Indien de eerstelijnswerking voor Roma door de VGC niet meer ondersteund wordt, welk
alternatief biedt dit College dan?
Collegelid Bianca Debaets antwoordt dat het project Roma-stewards en de dienst Roma en
Woonwagenbewoners kaderen binnen het stedelijk beleid en het beleid inzake etnischculturele minderheden van de VGC. Dat is een transversale werking waarbij wordt
samengewerkt om de positie van de Roma-bevolking, en de Roma-kinderen en jongeren in
het bijzonder, te verbeteren.
-8De middelen die de VGC sinds 2012 ontvangt voor het project Roma-stewards van de
Vlaamse overheid worden op basis van overleg en samenwerking toegewezen aan de vzw
Regionaal Integratiecentrum Foyer Brussel en bedragen 170.000 euro per jaar.
Overeenkomstig de bestaande meerjarenovereenkomst tussen de VGC, de Vlaamse
Gemeenschap en het Regionaal Integratiecentrum Foyer is het project Roma-stewards
samengebracht met de Roma-werking in het integratiecentrum. Beide projecten stellen 6
voltijdse equivalenten tewerk. Dankzij deze inbedding kan het team optimaal ingezet worden
op de eerste lijn.
Wat de verderzetting van het project Roma-stewards betreft, heeft de Vlaamse Regering zich
geëngageerd om middelen te voorzien tot augustus 2016. Tegelijk hervormt de Vlaamse
overheid de sector Inburgering en Integratie: de beleidsuitvoering zal gebeuren door een
nieuw EVA. De bestaande inburgerings- en integratieorganisaties, waaronder vzw Regionaal
Integratiecentrum Foyer, zullen vanaf 1 januari 2015 inkantelen in dat nieuwe EVA.
De vraag die zich stelt, is binnen welke juridische structuur de Roma-werking zal worden
verdergezet? Hierover is nog geen beslissing genomen. Het overleg hierover tussen de VGC
en de Vlaamse overheid is aan de gang.
De heer Arnaud Verstraete begrijpt uit het antwoord van het collegelid dat Vlaanderen het
laatste woord heeft inzake de verderzetting van het project en dat er middelen zijn tot
augustus 2016. De vraag die zich opdringt tegen 1 januari 2015 is wie het project verder kan
uitvoeren. Hierover bestaat grote onduidelijkheid. Op basis van een brief van de VGC heeft
het Regionaal Integratiecentrum de medewerkers van het project in vooropzeg gezet. Dat
creëert een grote onduidelijkheid: zowel voor de medewerkers als voor het doelpubliek.
Collegelid Bianca Debaets bevestigt nogmaals dat de Vlaamse overheid middelen voorziet
tot augustus 2016. Maar zij wijst erop dat de vzw Regionaal Integratiecentrum vanaf 1 januari
2015 ingekanteld wordt in de nieuwe EVA, wat gevolgen heeft voor het werkgeverschap.
Hierover heeft de administratie gecommuniceerd. Het Regionaal Integratiecentrum Foyer
heeft als voorzorgsmaatregel de medewerkers in vooropzeg gezet. Zodra er duidelijkheid
bestaat over het nieuwe werkgeverschap wordt dit gecommuniceerd aan het Regionaal
Integratiecentrum Foyer.
***
-9
Vraag van mevrouw Khadija Zamouri aan mevrouw Bianca Debaets,
collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, met
betrekking tot de strijd tegen diabetes
Vraagsteller Khadija Zamouri merkt op dat diabetes een ernstige en progressieve ziekte is
waar 1 op 12 Belgen mee geconfronteerd wordt. Er wordt geschat dat tegen 2030 1 op 10
volwassen Belgen diabetes zal hebben. Het is 1 van de meest frequent voorkomende
chronische ziekten van onze samenleving die gepaard gaat met een verhoogd overlijdensrisico
door hart- en vaataandoeningen en met een verhoogd risico op blindheid en nieraantasting. De
ziekte neemt epidemische vormen aan, ook in een grootstad als Brussel. Het UZ Brussel
opende de eerste geïntegreerde diabeteskliniek in België waar een op maat gemaakte zorg
wordt aangeboden met aandacht voor de culturele diversiteit van Brussel.Een geïntegreerde
aanpak van een multidisciplinair team is onontbeerlijk voor de patiënt. De zogenaamde
diabetespas die in 2003 in het leven werd geroepen, is een hulpmiddel voor zorgverleners bij
de behandeling van diabetici.
Er zijn 2 types van diabetes.
Type 1 ontstaat meestal bij kinderen of jonge volwassenen onder 40 jaar, hoewel ook op
oudere leeftijd nog type 1 diabetes kan ontstaan. Van alle personen met diabetes wordt minder
dan 10% getroffen door type 1.
Type 2 diabetes treft vooral volwassenen ouder dan 40 jaar. Bij overgewicht en bij gebrek aan
lichaamsbeweging neemt de kans op de ziekte toe. Meer dan 90% van de mensen die aan
diabetes lijden, hebben type 2 diabetes. Veel personen hebben weinig of geen klachten bij de
diagnose van type 2 diabetes. Zij kunnen hier jarenlang mee rondlopen zonder het zelf te
weten. Er wordt geschat dat 1 op 3 diabetes heeft zonder het te beseffen. Dit zijn hallucinante
cijfers. Dit type 2 diabetes kan te maken hebben met erfelijke aanleg. Ook met ouder worden
verhoogt het risico. Een gezonde leefstijl helpt om type 2 diabetes te voorkomen,
Gezien de enorme maatschappelijke kost van diabetes, is het als overheid belangrijk om het
ontstaan ervan zoveel mogelijk te voorkomen en mensen te wijzen op de gevaren van een
verkeerd voedingspatroon. Ook verschillende verenigingen, die de nodige expertise hebben
opgebouwd, spelen in op het sluipend gevaar voor deze aandoening en op de zorgen die
diabetici nodig hebben om de ziekte onder controle te houden.
De Diabetesliga heeft een beleidsplan 2014-2017 ontwikkeld waarbij enkele strategische
doelstellingen, zoals kwalitatieve informatieverstrekking, belangenbehartiging, netwerkontwikkeling, stimuleren van preventie van type 2 diabetes en detecteren van risicopersonen,
voorop staan.
Hoeveel diabetespatiënten, onderverdeeld per type diabetes, telt het Brussels hoofdstedelijk
gewest? Hoeveel daarvan zijn er in het bezit van een diabetespas? Is er in het verleden reeds
een sensibiliseringsactie omtrent diabetes geweest? Is er sindsdien een evolutie te merken in
het aantal diabetespatiënten?
Collegelid Bianca Debaets antwoordt dat er volgens het Wetenschappelijk Instituut
Volksgezondheid (WIV) geen betrouwbare gegevens bestaan over de prevalentie van type 1
en type 2 diabetes. Het WIV ondernam al verschillende pogingen om dit in kaart te brengen
op basis van de diabetesconventie van het RIZIV. Deze cijfers bevatten alleen het aantal
diabetespatiënten van type 1 of type 2 die minstens 2 maal per dag insuline inspuiten en
- 10 minstens 30 bloedsuikermetingen per maand uitvoeren. Voor heel België vallen 31.000 type 1
en 77.000 type 2 diabetespatiënten onder de conventie. Voor Brussel gaat het over 10.601
patiënten in 2013, ook type 1 en type 2 samen.
In 2013 heeft het WIV een nationale gezondheidsenquête gehouden waarin gepeild werd naar
de prevalentie van diabetes. In het Brussels hoofdstedelijk gewest kampte in 2013 5,9% van
de bevolking met diabetes, een stijging met 78% ten opzichte van 1997. In Vlaanderen en
Wallonië werd een gelijkaardige evolutie vastgesteld. Deze toename heeft voornamelijk
betrekking op de leeftijdscategorie boven 55 jaar.
Volgens het Belgisch Diabetes Register zijn er ongeveer 11 nieuwe patiënten type 1 onder de
40 jaar per 100.000 inwoners per jaar. Voor het Brussels hoofdstedelijk gewest komt dit neer
op ongeveer 60 à 70 nieuwe type 1 patiënten per jaar. Bij kinderen jonger dan 15 jaar is er een
jaarlijkse toename van 3% nieuwe patiënten met type 1 diabetes. In Brussel zijn er 3.601
patiënten met een diabetespas.
Er zijn een aantal sensibiliseringsacties rond diabetes voor Brusselaars die een verhoogd
risico lopen of die al diabetes hebben. De meest uitgebreide actie is deze van het “Réseau
Santé Diabète” dat sinds 1999 actief is in het centrum van Brussel. In Franstalig België loop
sinds 2012 een nieuwe diagnoseprocedure die zwangere vrouwen beter screent op diabetes.
Langs Nederlandstalige zijde wordt dit protocol nu bestudeerd om zijn kostefficiëntie te
berekenen vooraleer het in te voeren.
De eerste preventiemanier om diabetes te voorkomen bestaat uit het verbeteren van het
voedingspatroon en meer beweging. De omgeving moet de Brusselaars, ongeacht hun sociale
status, aansporen tot gezonde voeding en voldoende beweging: goedkopere kwaliteitsvoeding,
voldoende sportaanbod, actieve vrijetijdsbesteding, een publieke ruimte die uitnodigt tot
fietsen en stappen.
De Diabetes Liga heeft tot 2016 een beheersovereenkomst met de Vlaamse Gemeenschap. Zij
richt zich maar in beperkte mate op Brussel en onderneemt hier geen specifieke acties. De
Liga heeft wel een samenwerking met het Huis voor Gezondheid. Zo werd een diabetes doetest ontwikkeld en worden kookateliers georganiseerd. Het Huis voor Gezondheid werkt
samen met het UZ Brussel en het Sint-Jan ziekenhuis. In februari 2015 zal er een
verwijzersavond doorgaan in het UZ. Dat is een contactavond tussen Brusselse huisartsen en
specialisten, waar ook de dienst diabetologie bij betrokken wordt. Op de permanente
vormingen die het Huis voor Gezondheid organiseert voor diabeteseducatoren van de eerste
lijn komen zorgverleners spreken die actief zijn in de diabeteskliniek van het UZ Brussel en
Sint-Jan.
Binnen alle acties rond diabetes is er zeker aandacht voor doelgroepcommunicatie en wordt
rekening gehouden met de multiculturele context van de grootstad. Er is een project in
samenwerking met moskee Al Amal uit Anderlecht. Er werden 5 sessies gegeven over
diabetes in samenwerking met een diëtiste die Frans, Nederlands en Arabisch sprak. In totaal
werden hiermee 97 vrouwen bereikt.
Commissielid Khadija Zamouri benadrukt dat 10601 patiënten die minstens 2 keer per dag
insuline spuiten en minstens 30 keer per dag de bloedsuikerspiegel meten betekent dat er nog
heel wat anderen zijn die geen insuline gebruiken. Tegelijk is een stijging van het aantal
patiënten met 78% in het Brussels hoofdstedelijk gewest een alarmerende evolutie. Voorts
- 11 heeft zij de indruk dat iedereen zich bezig houdt met diabets en dat er niet echt een duidelijke
structuur bestaat. Dat maakt de therapeutische opvolging moeilijk. Daarom pleit ze voor een
samenwerking tussen de verschillende gemeenschapscommissies in Brussel. Zij vraagt zich af
of de diabetespas niet kan ingeschakeld worden als instrument om therapietrouw op te volgen
en om te vermijden dat patiënten gaan shoppen bij verschillende instanties. In Vlaanderen
kent zij het project ‘zoet zwanger’ dat onderzoek doet bij zwangere vrouwen: bestaat iets
dergelijks ook in het Brussels hoofdstedelijk gewest ?
Collegelid Bianca Debaets verduidelijkt dat de stijging van het aantal diabetespatiënten geldt
voor de drie gewesten van ons land. Door de verschillende campagnes en testen wordt de
ziekte meer ontdekt dan vroeger. ‘Zoet zwanger’ bestaat niet in het Brussels hoofdstedelijk
gewest. Er is alleen de Franstalige tegenhanger “Réseau Santé Diabète”. Het collegelid
beaamt dat therapietrouw een probleem is, net zoals het shoppen. Maar dat neemt niet weg dat
er vanuit de VGC en het Huis van de Gezondheid ook preventieactiviteiten georganiseerd
worden.
***
- 12 -
4.
Vraag om uitleg

Vraag om uitleg van de heer Arnaud Verstraete aan mevrouw Bianca
Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke
Kansen, betreffende het Lokaal Loket Kinderopvang
Vraagsteller Arnaud Verstraete verwijst naar de bespreking van de beleidsverklaring waarin het
collegelid stelde dat zij concreet werk maakt van de uitrol van het Lokaal Loket
Kinderopvang. Het loket is een neutraal informatie- en ondersteuningspunt voor gezinnen op
zoek naar kinderopvang. Het werd door de vorige Vlaamse Regering opgenomen in het
nieuwe decreet kinderopvang. Voor Brussel duidt het decreet de VGC aan als bevoegd lokaal
bestuur.
Voor Groen is dit dossier nauw gelinkt aan gelijke kansen en daarom erg belangrijk. Het
aantal opvangplaatsen is beperkt en vooral kwetsbare gezinnen vallen uit de boot. De
zoektocht naar een geschikte opvang voor hun toekomstig kind is voor ouders vaak een zware
opgave. Gemiddeld doen ze 10 aanvragen. De criteria die gehanteerd worden en de manier
waarop de wachtlijst wordt aangesproken is niet altijd duidelijk. En niet iedereen beseft hoe
vroeg de zoektocht naar opvang moet beginnen.
Het systeem kan interessant zijn voor opvangaanbieders, die zo minder administratieve
kopzorgen hebben. Voor de overheid kan het een duidelijker zicht geven op het aantal mensen
dat op zoek is naar een plaats en op de wijken waar de nood het hoogst is.
Op dit ogenblik loopt er een pilootproject met 22 kinderdagverblijven, waarvoor ingeschreven
kan worden via een centrale website. De software hiervoor wordt verfijnd en het College
voorziet een uitbreiding van het systeem tot alle kinderdagverblijven in het voorjaar 2015. Dit
is het juiste moment om het proefproject te evalueren vooraleer het te veralgemenen.
Studies wijzen uit dat kinderen die van jongs af aan worden opgevangen vaak een betere
loopbaan kennen. Dit geldt voor alle kinderen, maar de winst is het grootst voor kinderen die
in een kansarm milieu geboren worden. In die zin is het onze verantwoordelijkheid te zorgen
voor voldoende opvangplaatsen en voor voldoende toegankelijkheid ervan.
Vanaf wanneer kunnen ouders zich inschrijven? M.a.w. hoeveel maanden moet je zwanger
zijn om je nog ongeboren kind te mogen inschrijven? Hoe evalueren de betrokken
kinderdagverblijven, de ouders en de denkgroep sociaal beleid dat nieuwe systeem? Geeft het
systeem de overheid een beter zicht op de vraag per wijk? Heeft het collegelid concrete cijfers
over vraag en aanbod in de wijken van de deelnemende kinderdagverblijven? Werkt het
systeem kansenverhogend voor kwetsbare doelgroepen? Zijn zij voldoende op de hoogte? Is
het systeem voldoende laagdrempelig? Heeft het collegelid een zicht op het percentage
kinderen uit kansengroepen dat ingeschreven is via het proefproject?
Commissielid Elke Roex vraagt meer duidelijkheid over de criteria. Op dit ogenblik bepaalt
elke crèche die voor zichzelf. In het proefproject wordt gestreefd naar een eenvormig systeem.
Hoe gaat dat in zijn werk? Wat zijn de resultaten hiervan? Hoe zal dat nieuwe systeem
inspelen op de complexe vragen van ouders, die vaak hun kinderen maar halve dagen of een
beperkt aantal dagen naar de opvang sturen?
- 13 -
Collegelid Bianca Debaets verwijst naar het beleid van haar voorgangster, mevrouw Brigitte
Grouwels, die de voorbije 10 jaar inzette op de versterking van de sociale functie en het
voeren van een evenwichtig en gecoördineerd opnamebeleid in de Brussels Nederlandstalige
kinderopvang. Er wordt voorrang gegeven aan gezinnen waar thuis ook Nederlands wordt
gesproken, naar kansengroepen en kwetsbare gezinnen.
In het verlengde daarvan werd een participatief voortraject voor het lokaal loket kinderopvang
afgelegd en werd de vzw Samenwerken aan Kinderopvang Brussel opgericht. Het is die vzw
die de organisatoren begeleidt naar een evenwichtig opnamebeleid en het lokaal loket
kinderopvang organiseert.
Sinds mei 2014 worden de vragen voor Nederlandstalige kinderopvang via een webtool
centraal geregistreerd in 21 kinderdagverblijven. Op 1 februari 2015 zal het centraal
registratiesysteem worden uitgerold naar de gesubsidieerde kinderopvangvoorzieningen in de
19 Brusselse gemeenten. Vanaf dan kunnen ouders zich, naast andere kanalen, online
aanmelden.
Er is geen minimum aantal maanden zwangerschap vereist om een opvangvraag te kunnen
registreren. Het systeem heeft wel een autocontrole: indien de aanvrager een vermoedelijke
geboortedatum ingeeft die meer dan 9 maanden in de toekomst ligt, wordt een foutmelding
gegeven. Elke ouder krijgt ten vroegste vanaf 7 maanden voor startdatum op uniforme wijze
antwoord. Voor vragen die later dan 7 maanden voor startdatum geregistreerd zijn, wordt
geantwoord tijdens de eerste week van de maand volgend op het moment van registratie.
Het inschrijven van kinderen blijft, binnen het decretale kader, een verantwoordelijkheid van
de organisatoren.
De proefdraaiende kinderdagverblijven volgen de voortgang van het proces maandelijks op
via een centrale werkgroep. Ook de regiogroepen vormen een belangrijk terugkoppelingsinstrument voor het registratie- en opnamebeleid. Op basis van de feedback van de
deelnemende kinderdagverblijven worden telkens de nodige aanpassingen doorgevoerd.
Naarmate het proefproject vordert, vermindert het aantal aanpassingen. Ouders zullen hun
opvangvragen pas begin volgend jaar zelf kunnen registreren. Bijgevolg kan er pas in een
latere fase geëvalueerd worden. Het aantal geregistreerde gegevens is in de huidige fase
relatief beperkt. Op termijn zal het lokaal loket een belangrijke bron van informatie worden
betreffende vraag en aanbod.
Het uitgangspunt van het lokaal loket is de zoektocht naar kinderopvang vereenvoudigen en
de toegankelijkheid van de kinderopvang verhogen, met bijzondere aandacht voor
kansengroepen en kwetsbare gezinnen. Om de laagdrempeligheid te garanderen is geopteerd
om naast de webinschrijving, elk opvanginitiatief als toegang tot kinderopvang te behouden.
Commissielid Arnaud Verstraete is niet echt tevreden met het antwoord van het collegelid
omdat hij niet concreet hoorde wat het resultaat is van de evaluatie. Deelt de sector de
overtuiging dat dit project meer kansen biedt, laagdrempelig werkt en eenvoudiger is? Hij
heeft daarvan geen bevestiging gekregen. Tegelijk had hij gehoopt om cijfers te krijgen die
aantonen dat de drempels echt weggewerkt worden, de toegang voor kansengroepen groter
wordt en een beter antwoord gegeven wordt op de vraag naar kinderopvang. Hij benadrukt dat
een evaluatie van het project nodig is vooraleer het veralgemeend wordt. Alleen op die manier
kunnen lessen getrokken worden en kan bijgestuurd worden waar dat nodig is.
- 14 Voorts vraagt hij of het correct is dat ouders zich ook op de traditionele manier kunnen
inschrijven, zonder dat ze zelf toegang te hebben tot het internet.
Commissielid Elke Roex wijst erop dat het lokaal loket alleen maar kan werken als er
gemeenschappelijke inschrijvingscriteria zijn voor alle opvanginitiatieven. Zij verwijst naar
Gent, waar de stad dezelfde criteria oplegt voor alle kinderdagverblijven. Alleen een evaluatie
van het proefproject kan hierover duidelijkheid scheppen.
Mevrouw Brigitte Grouwels wijst erop dat dit systeem een enorme stap vooruit is. Het
lokaal loket is in alle geval beter dan de situatie vandaag, waarbij ouders zich soms op 10
verschillende plaatsen inschrijven om toch maar een plaats te bemachtigen.
Collegelid Bianca Debaets bevestigt dat personen die geen toegang hebben tot het internet
zich via de verschillende opvanginitiatieven kunnen inschrijven. De lokale verantwoordelijken zullen hen hierbij begeleiden.
Zij vindt het evenwel nu te vroeg om tot een evaluatie over te gaan. De doelstelling is de
toegang voor iedereen verbeteren. Maar, dat kan alleen geëvalueerd worden wanneer het
systeem overal van toepassing is, zoals opgedragen door de Vlaamse gemeenschap. Het
participatief voortraject zorgt voor de betere afstemming van het inschrijvingsbeleid voor de
opvanginitiatieven.
___________
- 15 BIJLAGE
Studies cultuursensitieve zorg:
 "De huidige en toekomstige behoeften van allochtone ouderen aan welzijns- en
gezondheidsvoorzieningen", Jo Kavs en Guido Cuyvers, 2001
 “Vergrijzing … een kleurrijk gegeven!”, Ovallo, 2004
 "De verkleuring van de vergrijzing. Zorg voor allochtone ouderen", Vlaams
Welzijnsverbond, 2010
 "Dementia among elderly Moroccan immigrants in the Netherlands", Caroline
Rijkers, 2010
 "Voorbereiding van de latere levensjaren: verwachtingen van kwetsbare groepen",
Robbie Dumoulin, Jean-François Reynaert, Leen Heylen en Laurent Nisen, 2014