Relevante aspecten van de meerjarige aanvullende uitkering De MAU is in essentie bedoeld voor een gemeente die als gevolg van een verdeelstoornis meerjarig tekort komt op haar budget op grond van artikel 69 van de WWB (de gebundelde uitkering voor inkomensvoorzieningen). Op de MAU kan geen aanspraak worden gemaakt indien het meerjarig tekort van de gemeente naar het oordeel van de Toetsingscommissie WWB voor 5% of minder het gevolg is van een verdeelstoornis of indien de Toetsingscommissie WWB de prognose van de gemeente aannemelijk acht dat zich niet in elk van de jaren 2014-2016 een tekort zal voordoen van ten minste 2,5%. De MAU geldt voorts niet voor gemeenten, waarbij de gebundelde uitkering uitsluitend wordt bepaald met toepassing van het historisch verdeelmodel; deze gemeenten dragen dan ook niet bij aan de bekostiging van de te verstrekken MAU-uitkeringen. De grens voor de toepassing van het objectief verdeelmodel ligt sinds 2008 bij 25.000 inwoners. De MAU is een groeimodel. Dit betekent niet alleen dat aan de hand van concrete casuïstiek steeds beter tot een gerichte analyse van de oorzaken van een gemeentelijk tekort gekomen wordt, maar ook dat een gemeente –bij een aangetoonde verdeelstoornis- ook gecompenseerd wordt voor dat deel van haar tekort dat zij via beleid en uitvoering kan beïnvloeden. Begrippen meerjarig tekort en verdeelstoornis Van een meerjarig tekort is sprake indien in elk van de drie kalenderjaren voorafgaande aan het kalenderjaar waarin het verzoek wordt ingediend de netto uitkeringslasten (d.w.z. het saldo van lasten en baten) het toegekende budget voor de gebundelde uitkering voor inkomensvoorzieningen als bedoeld in artikel 69 van de WWB met een vastgesteld minimum percentage overstijgen en het aannemelijk is dat dit tekort ook aan de orde zal zijn in het jaar waarin het verzoek wordt ingediend en de twee daarop volgende kalenderjaren. Voor een in 2014 in te dienen verzoek geldt dat het tekort ten minste 6,7% in 2011 en 2,5% in elk van de jaren 2012 en 2013 moet hebben bedragen en dat het aannemelijk is dat het tekort in 2014, 2015 en 2016 ten minste 2,5% zal bedragen. In de regelgeving is een verdeelstoornis gedefinieerd als de omstandigheid waarin sprake is van bijzondere lokale omstandigheden buiten de invloedssfeer van de gemeente die wel leiden tot hogere bijstandsuitgaven maar die niet volledig tot uitdrukking komen in de aan de hand van het verdeelmodel objectief vastgestelde kosten. Samenloop incidentele- en meerjarige aanvullende uitkering uitgesloten De aanvullende uitkering voor een incidenteel tekort (IAU) van ten minste 10% bestaat naast de mogelijkheid van een MAU-uitkering. Een gemeente kan over eenzelfde periode niet tegelijk aanspraak maken op een IAU- en een MAU-uitkering. Indien u twijfelt over de regeling waarop u een beroep kunt doen, is het raadzaam allereerst na te gaan of u tot de doelgroep van de MAU behoort en zodoende een beroep op die regeling kunt doen. Dit vanwege het feit dat een MAU-uitkering vooraf aangevraagd moet worden en te laat ontvangen verzoeken niet in behandeling genomen kunnen worden, waarbij de misgelopen MAU-uitkering niet vervangen kan worden door een IAUuitkering. Het bovenstaande laat onverlet dat een gemeente in 2014 feitelijk wel voor beide voorzieningen een verzoek kan indienen: vóór 1 april 2014 kan de gemeente een verzoek indienen voor een MAUuitkering over de periode 2014-2016 en vóór 1 augustus 2014 (of 1 september 2014 indien SiSa tussen medeoverheden van toepassing is) kan diezelfde gemeente (mits zij aan de voorwaarden voldoet) een verzoek indienen voor een IAU-uitkering over 2013. Om gemeenten behulpzaam te zijn bij hun oriëntatie, heeft de Toetsingscommissie WWB een stroomschema opgesteld. Ter toelichting: Als een gemeente aan onderstaande drie voorwaarden voldoet en zij dient geen MAU-verzoek in, dan kan de gemeente achteraf geen aanspraak maken op een incidentele aanvullende uitkering (IAU) over 2014. Het betreft de volgende voorwaarden: 1. de gemeente heeft in elk van de jaren 2011, 2012 en 2013 een budget ontvangen dat gedeeltelijk of geheel is gebaseerd op het objectief verdeelmodel; 2. de gemeente heeft in elk van de jaren 2011, 2012 en 2013 een tekort op het toegekende budget boven de gestelde drempel. In 2011 bedraagt die drempel 6,7% van het toegekende budget. In 2012 en 2013 bedraagt de drempel 2,5% van het toegekende budget; 3. aan de gemeente is nog geen MAU toegekend over 2014 (MAU-toekenning 2012-2014 of 2013-2015). Het is de verantwoordelijkheid van de gemeente om al dan niet een verzoek om MAU in te dienen. Een gemeente die niet voldoet aan zowel voorwaarde 1, 2 als 3 kan geen beroep doen op de MAU en hoeft geen MAU-verzoek in te dienen om een beroep op de IAU over 2014 te kunnen doen. Wanneer een gemeente aan vorengenoemde drie voorwaarden voldoet, dan wil dit nog niet zeggen dat de MAU ook wordt toegekend. Om voor toekenning van de MAU in aanmerking te kunnen komen, moet in ieder geval ook voldaan zijn aan de volgende twee voorwaarden: 4. het is aannemelijk dat het tekort van de gemeente ook in de jaren 2014, 2015 en 2016 ten minste 2,5% van het toegekende budget bedraagt; 5. het tekort van de gemeente in de jaren 2011-2013 wordt voor meer dan 5% veroorzaakt door een verdeelstoornis. Indien een gemeente aan de eerste drie voorwaarden voldoet, maar verwacht niet aan de vierde en/of vijfde voorwaarde te voldoen, dan blijft een oordeel van de commissie noodzakelijk om aanspraak te kunnen blijven maken op de IAU. Een gemeente die in 2012 of 2013 een MAU-verzoek heeft ingediend dat is afgewezen om reden dat geen sprake was van een toekomstig tekort dan wel omdat er geen of slechts een marginale verdeelstoornis was, hoeft, ook al wordt aan voorwaarden 1-3 voldaan, geen MAU-verzoek in te dienen om over 2014 aanspraak te kunnen blijven maken op de IAU. De Toetsingscommissie WWB (commissie) heeft met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) een tool ontwikkeld waarmee de gemeente kan bepalen: a. of de gemeente aan de eerste drie voorwaarden voor de meerjarige aanvullende uitkering (MAU) over 2014 - 2016 voldoet en b. of de gemeente in aanmerking komt voor indiening van een verkort verzoek. De MAU en de Wet gemeenschappelijke regelingen Binnen het SZW-domein geldt dat het voor de bekostiging van gemeenten en voor de verantwoording door gemeenten niet van belang is of de gemeente de specifieke uitkering zelf uitvoert dan wel dat zij die uitvoering heeft overgedragen aan een openbaar lichaam op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Alleen aan individuele gemeenten worden specifieke uitkeringen toegekend en alleen individuele gemeenten kunnen de verantwoording aan de minister afleggen. Voor de MAU geldt in beginsel hetzelfde. Alleen een college kan een verzoek indienen bij de Toetsingscommissie WWB en alleen aan een college kan een MAU-uitkering worden toegekend. Dit neemt niet weg dat de uitvoeringsrelatie die een gemeente heeft met een openbaar lichaam op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen soms wel betekenis kan hebben met betrekking tot de MAU: 1. Tussen de gemeente en een hierboven bedoeld openbaar lichaam is tussen medeoverheden van toepassing. Ingeval een gemeente de uitvoering van de WWB en aanverwante wetten heeft overgedragen aan een openbaar lichaam, dient - waar gesproken wordt over de verklaring en het rapport van bevindingen van de accountant bij de gemeentelijke jaarrekening - gelezen te worden de verklaring en het rapport van bevindingen van de accountant bij de jaarrekening van het openbaar lichaam. 2. De gemeente dient een verbeterplan op te stellen en uit te voeren indien haar meerjarig tekort niet alleen veroorzaakt wordt door een verdeelstoornis. Mocht dit aan de orde zijn in een situatie waarin een openbaar lichaam de WWB en aanverwante wetten voor de gemeente uitvoert, dan dient het college aan te geven op welke wijze het openbaar lichaam betrokken is bij het opstellen van het verbeterplan en op welke wijze het college kan garanderen dat het openbaar lichaam het vastgestelde verbeterplan op juiste wijze uitvoert. 3. Tevens dient het college te melden op welke wijze de sturing op de uitvoering, waaronder de verbetering van de effecten van beleid en uitvoering, door het openbaar lichaam wordt geregeld. Bij voorkeur vermeldt de gemeente dit bij de indiening van haar verzoek, maar het kan ook van de gemeente worden verlangd indien het onderzoek naar de mogelijke oorzaak van het tekort uitwijst dat het lokale beleid en uitvoering verbeteringen behoeven. Positie kleine(re) gemeenten Vanaf 2008 geldt voor gemeenten tot 25.000 inwoners dat hun budgetten louter op basis van historische uitgaven worden toegekend. Tot en met 2007 gold dit voor gemeenten tot 30.000 inwoners. Weliswaar kan voor deze gemeenten een vertraging optreden waarin lastenontwikkelingen hun doorvertaling krijgen in de nieuwe budgetten, maar dat zijn niet de verdeelstoornissen waarvoor de MAU-uitkering is bedoeld. Het kabinet deelt de uitkomsten van de bestuurlijke toets en het oordeel van de Rfv dat het niet terecht is om deze gemeenten aanspraak te laten maken op de meerjarige aanvullende uitkering, met de aantekening dat daartegenover staat dat het redelijk is dat deze gemeenten dan ook niet behoeven mee te betalen aan de MAU-uitkering ten behoeve van de andere gemeenten. Naar analogie geldt voor middelgrote gemeenten , dat zij in beperkte mate meebetalen aan de meerjarige aanvullende uitkering. Zorgvuldige toepassing MAU-uitkering De solidariteit tussen gemeenten vraagt om een zeer zorgvuldig proces en een zeer zorgvuldige beoordeling van verzoeken om een meerjarige aanvullende uitkering. Zowel op systeemniveau als ten aanzien van de behandeling van individuele verzoeken zijn zorgvuldigheidswaarborgen ingebouwd. De waarborg op systeemniveau is geregeld via de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv), die in dezen een andere rol krijgt dan hij heeft in het kader van artikel 12 van de Financiëleverhoudingswet. De zorgvuldige behandeling van individuele verzoeken wordt geborgd door de onafhankelijke positie van de Toetsingscommissie WWB.
© Copyright 2024 ExpyDoc