Wat als... - De Boeck

Evaluatie Kopie
5
Curieuzeneuzen 5 Evaluatie en kopieerbladen
Evaluatie en kopieerbladen
Evaluatie
& Kopieerbladen
473
urieuzeneuzen 5
Reflectie
Curieuzeneuzen 5 Reflectieblad
Reflectiebladen
voor de leerlingen
474
5
Tussendoor A
abc
Naam
heel erg leuk
1+1=2
Datum
Nummer
leuk
gewoon
niet zo leuk
helemaal
niet leuk
Waar wil je nog meer over te weten komen? Kruis aan. Teken ook hoe leuk je die dingen vindt.
Kies een gezichtje uit het schema hierboven.
Ik wil meer te weten komen over...
❑ welke argumenten ik kan gebruiken om anderen te overtuigen
om veiliger te fietsen.
❑ het beroep van (verkeers)agent.
❑ het beroep van fietsenhersteller.
abc
abc
1+1=2
1+1=2
❑ hoe een kruispunt met veel verkeer kan worden ingericht
(lichten, zebrapaden, fietspad, rijstroken, enz.).
abc
❑ de verkeersregels.
1+1=2
475
Reflectie
Curieuzeneuzen 5 Reflectieblad
urieuzeneuzen 5
Curieuzeneuzen 5 Reflectieblad
abc
abc
Reflectie
1+1=2
1+1=2
heel erg leuk
leuk
gewoon
niet zo leuk
helemaal
niet leuk
Waar wil je nog meer over te weten komen? Kruis aan. Teken ook hoe leuk je die dingen vindt.
Kies een gezichtje uit het schema hierboven.
Ik wil meer te weten komen over...
abc
abc
1+1=2
1+1=2
❑
❑
❑
❑
❑
hoe de zon werkt.
hoe het komt dat er leven is op aarde.
hoe neerslag ontstaat en welke soorten neerslag er zijn.
welke soorten bomen er bestaan en hoe je ze kunt herkennen.
welke soorten bloemen er bestaan en hoe je ze kunt herkennen.
❑ de vormen die ik in wolken kan herkennen en de gedachten
die daarbij in mij opkomen.
❑ de manier waarop ik de lesjes over het weer beter kan studeren.
❑ hoe ik met fietsbellen een orkest kan vormen.
❑ hoe ik een ‘wolkenkunstwerk’ kan maken.
❑ hoe ik een supervaardige fietser kan worden.
476
5
Thema 3: Een frisse duik
abc
abc
Naam
Datum
Nummer
1+1=2
1+1=2
heel erg leuk
leuk
gewoon
niet zo leuk
helemaal
niet leuk
Teken hoe leuk je deze dingen vond. Kies een gezichtje uit het schema hierboven.
De foto’s van Mars, Venus en de aarde bestuderen.
Samen met een klasgenootje de waterproefjes uitvoeren.
abc
abc
abc
abc
Nadenken over ‘stel je voor dat…’.
1+1=2
1+1=2
1+1=2
1+1=2
Trek een kring: welke vorm van voorstelling heb je gekozen
bij ‘stel je voor dat…’? Wat vond je daarvan?
schilderij
gedicht
lied
De helderheidschijf / waterkijker / waterfilter maken.
abc
1+1=2
477
Reflectie
Curieuzeneuzen 5 Reflectieblad
urieuzeneuzen 5
Curieuzeneuzen 5 Reflectieblad
abc
Reflectie
1+1=2
heel erg leuk
leuk
gewoon
niet zo leuk
helemaal
niet leuk
Teken hoe leuk je deze dingen vond. Kies een gezichtje uit het schema hierboven.
De poel gaan bezoeken.
abc
De morsecodes ontcijferen.
1+1=2
abc
De prijs van verschillende soorten water berekenen.
1+1=2
Welke rol had je in het groepswerk? Zet een kruisje. Wat vond je daarvan?
❑ organisator
- Wat kon je goed in dit thema?
- Waar wil je nog beter in worden?
478
❑ planner
❑ verslaggever
❑ bemiddelaar
5
Thema 4: Ademloos en met bonzend hart
abc
Naam
Datum
Nummer
1+1=2
abc
heel erg leuk
leuk
gewoon
niet zo leuk
helemaal
niet leuk
Teken hoe leuk je deze dingen vond. Kies een gezichtje uit het schema hierboven.
abc
1+1=2
1+1=2
abc
Naar de skelettendans luisteren.
1+1=2
Samen proefjes uitvoeren.
Het klasproefje over luchtvervuiling.
Meer te weten komen over ademhaling.
abc
1+1=2
De affiche maken over waarom roken ongezond is.
479
Reflectie
Curieuzeneuzen 5 Reflectieblad
urieuzeneuzen 5
Curieuzeneuzen 5 Reflectieblad
Reflectie
abc
1+1=2
abc
1+1=2
heel erg leuk
leuk
gewoon
niet zo leuk
helemaal
niet leuk
Teken hoe leuk je deze dingen vond. Kies een gezichtje uit het schema hierboven.
De uitdrukkingen rond ademen uitbeelden.
Zelf een tekst rond ademen schrijven.
abc
1+1=2
Mijn eigen stethoscoop maken.
Samen teksten lezen over het hart.
abc
1+1=2
Welke rol had je in het groepswerk? Zet een kruisje. Wat vond je daarvan?
❑ organisator
- Wat kon je goed in dit thema?
- Waar wil je nog beter in worden?
480
❑ planner
❑ verslaggever
❑ bemiddelaar
5
Tussendoor B
Naam
Datum
Nummer
abc
1+1=2
heel erg leuk
leuk
gewoon
niet zo leuk
helemaal
niet leuk
Waar wil je nog meer over te weten komen? Kruis aan. Teken ook hoe leuk je die dingen vindt.
Kies een gezichtje uit het schema hierboven.
Ik wil meer te weten komen over...
❑ hoe je een weerbericht presenteert.
❑ hoe je een weerbericht schrijft in de krant.
❑ hoe een weerbericht in een andere taal klinkt.
❑ het beroep van weerman of weervrouw.
❑ oudere mensen helpen in het verkeer.
❑ welke bomen een bijzondere betekenis hebben voor mensen
(bijvoorbeeld een geboorteboom).
abc
abc
abc
1+1=2
1+1=2
1+1=2
❑ weerkaarten van Europa maken.
abc
❑ klimatogrammen lezen en begrijpen.
1+1=2
❑ hoe je zelf meetinstrumenten voor het weer kunt maken.
❑ de werking van de satellieten.
481
Reflectie
Curieuzeneuzen 5 Reflectieblad
abc
urieuzeneuzen 5
Curieuzeneuzen 5 Reflectieblad
Reflectie
1+1=2
heel erg leuk
abc
abc
leuk
gewoon
niet zo leuk
helemaal
niet leuk
Waar wil je nog meer over te weten komen? Kruis aan. Teken ook hoe leuk je die dingen vindt.
Kies een gezichtje uit het schema hierboven.
Ik wil meer te weten komen over...
1+1=2
1+1=2
❑ hoe goed ik ben in fietsvaardigheden en aan welke dingen
ik nog moet werken.
❑ welke groepstaken ik goed deed en welke nog beter kunnen.
❑ hoe je een lied kunt maken om mensen te overtuigen om een fietshelm
te dragen.
❑ hoe je met gedroogde bloembladen een prachtig schilderij kunt maken.
❑ hoe ik een supervaardige stapper kan worden.
❑ hoe ik de bewegingen van de verkeersagent zelf kan uitvoeren.
❑ hoe ik behendiger kan worden met de fiets
(bijvoorbeeld rijden tussen kegels).
482
5
Curieuzeneuzen 5 Reflectieblad
Thema 5: Van wallen en kantelen
1+1=2
Naam
Datum
Nummer
heel erg leuk
leuk
gewoon
niet zo leuk
helemaal
niet leuk
Teken hoe leuk je deze dingen vond. Kies een gezichtje uit het schema hierboven.
Samen met je groep afspraken maken voor het groepswerk.
abc
abc
1+1=2
1+1=2
Je eigen wapenschild / katapult / miniatuur / gerecht / kasteel
ontwerpen of bedenken.
Je eigen wapenschild / katapult / miniatuu / gerecht / kasteel maken.
Improvisatietoneel spelen.
abc
Spreekwoorden uit de middeleeuwen leren.
1+1=2
abc
1+1=2
483
Reflectie
abc
urieuzeneuzen 5
Reflectie
Curieuzeneuzen 5 Reflectieblad
heel erg leuk
leuk
gewoon
niet zo leuk
helemaal
niet leuk
Teken hoe leuk je deze dingen vond. Kies een gezichtje uit het schema hierboven.
Welke rol had je in het groepswerk? Zet een kruisje. Wat vond je daarvan?
❑ organisator
- Wat kon je goed in dit thema?
- Waar wil je nog beter in worden?
484
❑ planner
❑ verslaggever
❑ bemiddelaar
5
Curieuzeneuzen 5 Reflectieblad
Reflectie
Thema 6: Europa, mijn dorp
Naam
Datum
Nummer
heel erg leuk
leuk
gewoon
niet zo leuk
helemaal
niet leuk
Teken hoe leuk je deze dingen vond. Kies een gezichtje uit het schema hierboven.
Je eigen verhaal schrijven bij een stripverhaal.
abc
abc
1+1=2
abc
1+1=2
Het naambord maken voor je informatiekraampje.
1+1=2
abc
Professor Zork zoeken aan de hand van kaarten.
1+1=2
De reliëfkaart bestuderen.
Vergaderen als de Europese Commissie, het Europees Parlement
of de Raad van ministers.
abc
1+1=2
485
urieuzeneuzen 5
Reflectie
Curieuzeneuzen 5 Reflectieblad
heel erg leuk
leuk
gewoon
niet zo leuk
helemaal
niet leuk
Teken hoe leuk je deze dingen vond. Kies een gezichtje uit het schema hierboven.
Welke rol had je in het groepswerk? Zet een kruisje. Wat vond je daarvan?
❑ organisator
- Wat kon je goed in dit thema?
- Waar wil je nog beter in worden?
486
❑ planner
❑ verslaggever
❑ bemiddelaar
5
Tussendoor C
Naam
Datum
Nummer
abc
1+1=2
heel erg leuk
leuk
gewoon
niet zo leuk
helemaal
niet leuk
Waar wil je nog meer over te weten komen? Kruis aan. Teken ook hoe leuk je die dingen vindt.
Kies een gezichtje uit het schema hierboven.
Ik wil meer te weten komen over...
❑ hoe je de verschillende onderdelen van een fiets noemt.
❑ hoe je ‘fiets’ in het Frans en Engels zegt.
❑ het beroep van natuurgids.
❑ het beroep van bloemist.
❑ het beroep van parcoursbouwer (bij het wielrennen, paardrijden, enz.).
abc
abc
abc
1+1=2
1+1=2
1+1=2
❑ plannen tekenen voor een verkeersparcours.
abc
❑ hoeveel meter ik nodig heb om tot stilstand te komen als ik
op volle snelheid fiets.
1+1=2
❑ hoe de remmen van een fiets werken.
487
Reflectie
Curieuzeneuzen 5 Reflectieblad
abc
urieuzeneuzen 5
Curieuzeneuzen 5 Reflectieblad
Reflectie
1+1=2
heel erg leuk
abc
abc
leuk
gewoon
niet zo leuk
helemaal
niet leuk
Waar wil je nog meer over te weten komen? Kruis aan. Teken ook hoe leuk je die dingen vindt.
Kies een gezichtje uit het schema hierboven.
Ik wil meer te weten komen over...
1+1=2
1+1=2
❑ waar ik later kampioen in zou willen worden.
❑ welk verkeersborden ik voor mezelf zou kunnen ontwerpen
(bv. ‘ik mag niet snoepen’ of ‘ik moet meer studeren’).
❑ welke kunstenaars mooie kunstwerken maken met natuurlijke materialen
(zoals takken).
❑ hoe ik met takken en bloemen kan knutselen.
❑ welke liedjes er over bloemen gemaakt zijn.
❑ welke oefeningen ik nog kan doen om mijn fietsvaardigheden te oefenen.
488
5
Thema 7: In een nieuw kleedje
abc
Naam
Datum
Nummer
1+1=2
heel erg leuk
leuk
gewoon
niet zo leuk
helemaal
niet leuk
Teken hoe leuk je deze dingen vond. Kies een gezichtje uit het schema hierboven.
Luisteren naar verhalen van klasgenootjes over hun kleding.
abc
abc
Discussiëren over de beste modeontwerper.
abc
1+1=2
1+1=2
1+1=2
De vragen over mijn kleerkast beantwoorden.
abc
Berekenen hoeveel ons zelfgemaakt kledingstuk kost en de prijs
vergelijken met andere prijzen.
1+1=2
Leren over hoe en van welke grondstoffen een jeansbroek wordt gemaakt.
489
Reflectie
Curieuzeneuzen 5 Reflectieblad
abc
urieuzeneuzen 5
Reflectie
1+1=2Curieuzeneuzen 5 Reflectieblad
heel erg leuk
abc
abc
1+1=2
1+1=2
leuk
gewoon
niet zo leuk
Teken hoe leuk je deze dingen vond. Kies een gezichtje uit het schema hierboven.
Inschatten hoeveel punten we zouden krijgen.
Zelf een hoed maken.
Een techniek oefenen om kleding te maken.
- Wat kon je goed in dit thema?
- Waar wil je nog beter in worden?
490
helemaal
niet leuk
Procesevaluatie
5
Curieuzeneuzen 5 Procesevaluatie
Procesevaluatie
491
urieuzeneuzen 5
Procesevaluatie
Curieuzeneuzen 5 Procesevaluatie
Procesevaluatiefiches
voor de leraar
492
5
Curieuzeneuzen 5 Procesevaluatie
Thema
Procesevaluatie
OBSERVATIEFICHE A
Datum
Sleutelcompetentie
õ Zelfsturende competentie
õ Leercompetentie
õ Sociale competentie
õ Functionele competentie
Welke deelaspect ga je observeren? (zie Algemene handleiding p. 28 en Observatiefiche B)
Naam
1 = kan dit nog niet
Wat zie je?
2 = kan dit een beetje
3 = kan dit goed
1
2
3
4
4 = kan dit zeer goed
493
urieuzeneuzen 5
Procesevaluatie
Curieuzeneuzen 5 Procesevaluatie
OBSERVATIEFICHE B deel 1
1. ZELFSTURENDE COMPETENTIES
Naam van de leerling:
1 = kan dit nog niet
2 = kan dit een beetje
3 = kan dit goed
4 = kan dit zeer goed
OBSERVATIEMOMENTEN
COMPETENTIES
OK1/NOK
1.1 Doelgerichtheid
De leerling kan realistische doelen voor zichzelf en de anderen formuleren.
De leerling kan criteria opstellen waaraan een leerproces of eindproduct moet voldoen.
1.2 Zelfevaluatie
De leerling kan zijn/haar verwachtingen uiten en hij/zij kan een inschatting maken.
De leerling kan het eindresultaat van een gevolgde werkwijze evalueren en bijsturen
(leerproces en product).
1.3 Kritische zin
De leerling heeft vertrouwen in zichzelf waardoor hij/zij eigen standpunten, gedrag
of methoden van zichzelf in vraag durft stellen, alvorens een stelling in te nemen.
1.4 Zin voor orde en nauwkeurigheid
De leerling werkt ordelijk en systematisch.
De leerling voert de opdrachten grondig, geordend en zorgvuldig uit.
1.5 Zelfstandigheid
De leerling kan schoolactiviteiten zonder hulp van anderen uitvoeren.
1.6 Doorzettingsvermogen
De leerling geeft niet gemakkelijk op bij tegenslagen.
494
1. Als een deelaspect in orde is, hoef je hiervoor geen verdere observatie uit te voeren. Anders vul je een cijfer van 1 tot 4 in.
5
Procesevaluatie
Curieuzeneuzen 5 Procesevaluatie
OBSERVATIEFICHE B deel 2
2. LEERCOMPETENTIES
Naam van de leerling:
1 = kan dit nog niet
2 = kan dit een beetje
3 = kan dit goed
4 = kan dit zeer goed
OBSERVATIEMOMENTEN
COMPETENTIES
OK1/NOK
2.1 Informatie verwerken/uitwisselen
De leerling kan losse gegevens verzamelen, verwerken en gebruiken door ze betekenis
te geven.
De leerling kan op systematische wijze samenhangende informatie (ook andere dan
teksten) verzamelen, verwerken en gebruiken.
De leerling kan zichzelf zien als bron van informatie en zijn/haar eigen voorkennis
aanspreken en inzetten.
2.2 Problemen oplossen
De leerling kan eenvoudige problemen op systematische en inzichtelijke wijze oplossen (gebruikmaken van stappenplannen, ...).
2.3 Plannen
De leerling kan zijn/haar werktijd efficiënt verdelen en invullen, de tijd verdelen, het
nodige materiaal selecteren, taken en opdrachten plannen en organiseren.
2.4 Creativiteit
De leerling kan eigen (nieuwe en ongewone) ideeën, oplossingen en methoden voor
een probleem bedenken door te fantaseren, te experimenteren, te verbeelden, vorm
te geven en kan ze ook uitvoeren.
2.5 Zin voor initiatief
De leerling doet de eerste stap, wacht niet op de anderen, doet voorstellen, neemt het
initiatief.
1. Als een deelaspect in orde is, hoef je hiervoor geen verdere observatie uit te voeren. Anders vul je een cijfer van 1 tot 4 in.
495
urieuzeneuzen 5
Procesevaluatie
Curieuzeneuzen 5 Procesevaluatie
OBSERVATIEFICHE B deel 3
3. SOCIALE COMPETENTIES
Naam van de leerling:
1 = kan dit nog niet
2 = kan dit een beetje
3 = kan dit goed
4 = kan dit zeer goed
OBSERVATIEMOMENTEN
COMPETENTIES
OK1/NOK
3.1 Assertiviteit
De leerling komt op voor zijn/haar eigen meningen, behoeften of belangen, met
respect voor anderen.
3.2 Samenwerken
De leerling draagt actief bij aan het realiseren van gemeenschappelijke doelen door
een optimale afstemming tussen de eigen kwaliteiten en belangen én die van
de groep/de ander (overlegvaardigheden).
De leerling houdt rekening met de gevoelens en behoeften van anderen.
De leerling kan hulp vragen en hulp bieden.
3.3 Omgaan met diversiteit
De leerling toont zich bekwaam in het omgaan met gelijkenissen en verschillen.
Hij/zij aanvaardt dit als een feit en probeert ervan te leren.
De leerling kan onderwerpen benaderen vanuit verschillende perspectieven.
De leerling toont bereidheid om van andermans visie, ervaringen en inzichten te leren.
De leerling gaat op zoek naar dialoog en vermijd zoveel mogelijk conflicten.
De leerling kan zich vlot aanpassen aan bv. personen, contexten, tijd, materialen, ...
3.4 Omgaan met regels en afspraken
De leerling leeft de regels en de afspraken na en draagt ze uit.
3.5 Leiding geven
De leerling kan bij groepstaken de leiding geven en onder leiding van een
medeleerling werken.
De leerling kan de anderen motiveren, stimuleren om een bepaald resultaat
te bereiken.
496
1. Als een deelaspect in orde is, hoef je hiervoor geen verdere observatie uit te voeren. Anders vul je een cijfer van 1 tot 4 in.
5
Procesevaluatie
Curieuzeneuzen 5 Procesevaluatie
OBSERVATIEFICHE B deel 4
4. FUNCTIONELE COMPETENTIES
Naam van de leerling:
1 = kan dit nog niet
2 = kan dit een beetje
3 = kan dit goed
4 = kan dit zeer goed
OBSERVATIEMOMENTEN
COMPETENTIES
OK1/NOK
4.1 Talig functioneren
De leerling drukt zich zowel mondeling als schriftelijk uit zodanig dat de boodschap
bij de doelgroep overkomt.
De leerling maakt ideeën, meningen en informatie aan anderen duidelijk in een
heldere begrijpelijke taal.
De leerling kan in functionele situaties een aantal verbale en niet-verbale gespreksconventies naleven.
4.2 Technologisch
De leerling kan gebruikmaken van ICT om een eigen of gezamenlijk leerproces te
ondersteunen.
4.3 Rekenkundig
De leerling kan een aantal ‘dagdagelijkse’ wiskundige bewerkingen of handelingen
functioneel inzetten.
1. Als een deelaspect in orde is, hoef je hiervoor geen verdere observatie uit te voeren. Anders vul je een cijfer van 1 tot 4 in.
497
urieuzeneuzen 5
Procesevaluatie
Curieuzeneuzen 5 Procesevaluatie
OBSERVATIEFICHE C
Naam van de leerling:
1 = kan dit nog niet
Sleutelcompetentie:
2 = kan dit een beetje
3 = kan dit goed
4 = kan dit zeer goed
Deelaspect:
1
2
3
4
Deelaspect:
1
2
3
4
Deelaspect:
1
2
3
4
Wat zie je?
Sleutelcompetentie:
Wat zie je?
Sleutelcompetentie:
Wat zie je?
498
- kan moeilijk bij de taak
blijven
- kan moeilijk geconcentreerd blijven
- luistert zelden in de klasgroep
- gebruikt de tijd niet goed
Gericht op de taak
Omgaan met tijd
- werkt zelden samen met
anderen
- heeft het moeilijk om met
anderen om te gaan
- heeft een beperkte
bijdrage tot de groep
- deelt beperkt ideeën
- luistert zelden naar anderen
- toont weinig respect voor
andere ideeën
Samenwerking
Bijdrage
Participatie
Attitude
TEAMWORK
- heeft het moeilijk met
opdrachten
- weet zelden wat te doen
Niveau 1
Vraagt verbetering
Zelfsturing
ZELFSTANDIG WERKEN
Criteria
- gaat meestal goed met
tijdgebruik om
- is meestal gericht op de
taak
- is meestal aandachtig en
gericht op de taak
- volgt meestal de opdrachten op
- weet wat te doen met beperkte hulp en toezicht
Niveau 3
Goed
- gebruikt de tijd altijd goed
- heeft een effectief tijdgebruik
- is altijd aandachtig en
gericht op de taak
- volgt altijd de instructies
op
- weet zelfstandig wat te
doen
- handelt occasioneel als
hulp voor medeleerling
Niveau 4
Uitstekend
1. Learning Skills Checklist Manufacturing Technology, Grade 11, Workplace Preparation, Catholic and Public schools, USA
- luistert soms naar anderen
- is soms beleefd en aangenaam
- deelt soms ideeën
- levert soms een bijdrage
tot de groep
- luistert meestal naar
anderen
- is meestal beleefd en aangenaam
- deelt meestal ideeën
- levert een bijdrage tot de
groepsactiviteiten
- luistert naar anderen en
moedigt participatie aan
- is altijd beleefd en aangenaam
- deelt altijd ideeën en motiveert de groep
- heeft een grote bijdrage tot
de groep
- werkt soms met anderen
- werkt meestal met anderen - werkt altijd met anderen
samen
samen
samen
- heeft het soms moeilijk om - heeft zelden moeilijkheden - kan met iedereen om
met anderen om te gaan
om met anderen om te
gaan
- gebruikt soms de tijd goed
- moet soms teruggebracht
worden tot de taak
- moet soms opnieuw tot
concentratie worden
gebracht
- volgt occasioneel de opdrachten op
- weet wat te doen met
enige hulp
Niveau 2
Voldoet
Procesevaluatie samenwerking
Om als leraar het proces te kunnen volgen en evalueren dat de kinderen doormaken, kun je
gebruikmaken van het onderstaande systeem.1
Procesevaluatie
5
Curieuzeneuzen 5 Procesevaluatie
499
500
- werkt de taak af zonder
veel inspanning
- volgt zelden de instructies
Kwaliteit van het werk
- accepteert zelden nieuwe
uitdagingen en leersituaties
- heeft altijd een zetje nodig
om te beginnen
- zoekt zelden beschikbare
hulp
Uitdagingen
Vragen om hulp
INITIATIEF
- werkt een taak beperkt af
- maakt opdrachten niet af
en maakt ze zelden op tijd
klaar
Productiviteit
WERKGEWOONTEN
- tekeningen, schetsen,
nota’s zijn onoverzichtelijk,
slordig en onvolledig
- heeft geen goede organisatie bij het verwerken van
informatie
- zoekt soms beschikbare
hulp
- accepteert soms nieuwe
uitdagingen en leersituaties met nogal wat
stimulans
- werkt de taak af met enige
inspanning
- volgt soms de instructies
- werkt een taak meer dan
de helft af
- is steeds te laat met opdrachten, opdrachten zijn
wel afgewerkt (meer dan
drie keer te laat)
- tekeningen, schetsen,
nota’s zijn volledig maar
onoverzichtelijk, slordig en
onvolledig
- heeft soms een goede
organisatie bij het verwerken van informatie
- volgt de voorgeschreven
stappen en past zich aan bij
onverwachte moeilijkheden
- gebruikt een schema om
een taak uit te voeren
- zoekt normaal gezien
beschikbare hulp
- accepteert nieuwe uitdagingen en leersituaties met
beperkte stimulans
- werkt de taak af
- volgt de instructies
- zoekt altijd beschikbare
hulp
- accepteert altijd nieuwe
uitdagingen en leersituaties met enthousiasme en
vertrouwen
- werkt de taak met enthousiasme af
- volgt de instructies met
oog voor detail
- werkt de taak af
- werkt de taak met veel zorg
- is zelden te laat klaar met
en inspanning af
opdrachten (maximum drie - is altijd op tijd klaar met
keer te laat)
opdrachten
- volgt de voorgeschreven
- de meeste tekeningen,
stappen en past zich aan bij
schetsen, nota’s zijn overzichtelijk, keurig en volledig onverwachte moeilijkheden
- gebruikt een schema om
- heeft meestal een goede
organisatie bij het verwereen taak uit te voeren
ken van informatie
- heeft een beetje zicht op de - volgt de stappen bij het
- heeft geen zicht op de
doelen en het afwerken van doelen en het afwerken van vervolledigen van een taak
- gebruikt meestal een werk
een taak
een taak
schema
- gebruikt zelden een werk- gebruikt soms een werkschema
schema
Omgaan met informatie
Niveau 4
Uitstekend
- komt vaak naar de klas met - komt altijd naar de klas
een uitgevoerde voortaak
met een uitgevoerde
voortaak
Niveau 3
Goed
Omgaan met doelen
- komt meestal naar de
klas met een uitgevoerde
voortaak
Niveau 2
Voldoet
- komt zelden naar de klas
met een uitgevoerde
voortaak
Niveau 1
Vraagt verbetering
Voortaken
ORGANISATIE
Criteria
Procesevaluatie
Curieuzeneuzen 5 Procesevaluatie
urieuzeneuzen 5
5
Procesevaluatie
Curieuzeneuzen 5 Procesevaluatie
Kopieerblad procesevaluatie samenwerking
voor de leraar
Naam van de leerling:
CRITERIA
NIVEAU 1
NIVEAU 2
NIVEAU 3
NIVEAU 4
ZELFSTANDIG WERKEN
Zelfsturing
Gericht op de taak
Omgaan met tijd
TEAMWORK
Samenwerking
Bijdrage
Participatie
Attitude
ORGANISATIE
Voortaken
Omgaan met doelen
Omgaan met informatie
WERKGEWOONTEN
Productiviteit
Kwaliteit van het werk
INITIATIEF
Uitdagingen
Vragen om hulp
501
urieuzeneuzen 5
Procesevaluatie
Curieuzeneuzen 5 Procesevaluatie
Procesevaluatiefiches
voor de leerlingen
502
5
Procesevaluatie
Curieuzeneuzen 5 Procesevaluatie
Thema 4: Ademloos en met bonzend hart
Datum
Ik
kijk naar
1 = onvoldoende I 2 = kan beter I 3 = goed I 4 = zeer goed
1
2
3
4
Ik vond dat er goed werd nagedacht over het ontwerp.
õ
õ
õ
õ
Ik vond de uitbeelding duidelijk.
õ
õ
õ
õ
Ik vond de uitbeelding leuk.
õ
õ
õ
õ
...
õ
õ
õ
õ
...
õ
õ
õ
õ
...
õ
õ
õ
õ
Wat vond je knap aan de uitbeelding?
Heb je ook een verbeterpuntje?
503
urieuzeneuzen 5
Procesevaluatie
Curieuzeneuzen 5 Procesevaluatie
Thema 5: Van wallen en kantelen
Datum
Ik
kijk naar
1 = onvoldoende I 2 = kan beter I 3 = goed I 4 = zeer goed
1
2
3
4
Ik vind dat er goed werd nagedacht over de voorstelling.
õ
õ
õ
õ
Ik vind dat wij iets bijgeleerd hebben uit de voorstelling.
õ
õ
õ
õ
Ik vind dat de voorstelling boeiend was.
õ
õ
õ
õ
Iedereen deed mee aan de voorstelling.
õ
õ
õ
õ
...
õ
õ
õ
õ
...
õ
õ
õ
õ
...
õ
õ
õ
õ
Wat vond je knap aan de voorstelling?
Heb je ook een verbeterpuntje?
504
5
Procesevaluatie
Curieuzeneuzen 5 Procesevaluatie
Thema 5: Van wallen en kantelen
Datum
Naam:
1. Wat is voor jou het belangrijkste dat je vandaag geleerd hebt over de middeleeuwen?
2. Wat was je rol in het groepswerk?
3. Hoe voelde je je bij die rol?
4. Wat liep goed?
5. Wat liep fout?
6. Waar had je het moeilijk mee?
7. Wat kan volgende keer beter?
1
2
3
4
5
6
7
505
urieuzeneuzen 5
Procesevaluatie
Curieuzeneuzen 5 Procesevaluatie
Thema 6: Europa, mijn dorp
Datum
Ik
kijk naar
1 = onvoldoende I 2 = kan beter I 3 = goed I 4 = zeer goed
1
2
3
4
Ik vind dat er goed werd nagedacht over het ontwerp.
õ
õ
õ
õ
Ik vind dat de identiteitskaart ons een goed beeld geeft.
õ
õ
õ
õ
Ik vond de voorstelling boeiend.
õ
õ
õ
õ
...
õ
õ
õ
õ
...
õ
õ
õ
õ
...
õ
õ
õ
õ
Wat vond je knap?
Heb je ook een verbeterpuntje?
506
Productevaluatie
5
Curieuzeneuzen 5 Productevaluatie
Productevaluatie
507
urieuzeneuzen 5
Productevaluatie
Curieuzeneuzen 5 Productevaluatie
Productevaluatie
508
5
Curieuzeneuzen 5 Toets
Thema 3: Een frisse duik
Toets
Naam
Datum
Nummer
Opgave 1
ijsblokjes, een pannetje met water, een spiegel, een elektrisch vuurtje
Beschrijf een proef die je met deze voorwerpen kunt uitvoeren. Noteer elke stap. Wat gebeurt er?
Wat stel je vast? Waar kun je dit thuis vaststellen?
Opgave 2
Vul de driehoek aan. Trek pijlen en schrijf er uitleg bij.
vast
water
509
urieuzeneuzen 5
Curieuzeneuzen 5 Toets
Toets
Opgave 3
Beschrijf een proef die je met deze voorwerpen kunt uitvoeren. Noteer elke stap. Wat gebeurt er?
Wat stel je vast? Waar heb je dit al eens gezien?
Opgave 4
a Kleur de Noordzee (1), de Middellandse
Zee (2) en het Kanaal (3) blauw.
Schrijf het nummer op de juiste plaats
op de kaart.
b Kleur ons land rood.
c Kleur twee eilanden oranje. Geef ze
nummer 4 en 5 en schrijf hun naam op.
4
5
d Kleur een schiereiland groen. Geef het
nummer 6 en schrijf de naam op.
6
510
5
Curieuzeneuzen 5 Toets
Toets
Opgave 5
De steden Gent, Antwerpen en Luik
liggen elk aan een stroom. Schrijf het
cijfer van de stad op de juiste plaats op
de kaart. Kleur de rivier(en) waaraan de
steden liggen blauw en schrijf de naam
van de rivier bij de stad.
STAD
1
Gent
2
Antwerpen
3
Luik
RIVIER
Opgave 6
a Wanneer je op stap bent in de natuur, dan moet je je als een natuurvriend gedragen. Welke raad kun jij aan je vrienden geven als ze op
ontdekking gaan bij een vijver of een poel?
- Hoe kun je het best diertjes vangen om te bekijken?
- Wat doe je met de gevangen diertjes als je klaar bent met je observatie?
- Welke raad kun je nog aan een natuurvriend geven?
b Zoek in een natuurgids een plant op die je al eens gezien hebt in een vijver of een poel. Schrijf de naam op en teken de plant hiernaast.
511
urieuzeneuzen 5
Curieuzeneuzen 5 Toets
Opgave 7
Toets
a Schrijf twee activiteiten of handelingen op die thuis met water gebeuren en waarbij je drinkbaar
water nodig hebt.
b Schrijf twee activiteiten of handelingen op die thuis met water gebeuren en waarbij het water
NIET drinkbaar moet zijn.
c Thuis wordt te veel water verbruikt. Schrijf een manier op om minder water te verbruiken.
d Je wilt een vriendje overtuigen dat het beter is om water uit de kraan te drinken en dus geen water in flessen meer te kopen. Wat vertel je hem?
Opgave 8
a Verbind de woorden of begrippen uit de eerste kolom met een passend woord of begrip uit de
tweede kolom.
512
Christoffel Columbus
drakkars en snekken
Vikingen
6 juni 1944
Nijl
Oud Egypte
D-Day
de ontdekking van Amerika
5
Curieuzeneuzen 5 Toets
Toets
b Kies een paar uit opdracht a en schrijf op wat je er nog
meer over weet. Maak ook een passende tekening.
Opgave 9
De mens kan op verschillende manieren de kracht van
water gebruiken om elektriciteit te maken. Schrijf op hoe.
Je mag er ook een tekening bij maken.
513
urieuzeneuzen 5
Curieuzeneuzen 5 Toets
Opgave 10
Toets
a Vanuit Spanje moet een schip goederen afhalen in Genua. Die goederen moeten naar Göteborg.
Naar welke landen moet het schip varen?
b Een staalfabriek in Liverpool heeft een grote lading die naar een industriezone nabij Wenen moet
gebracht worden. Onze schepen kunnen niet op de zee varen. Kunnen jullie een route uitstippelen
waarbij zeeschepen de goederen naar een zeehaven brengen, waar een schip via de binnenvaart
de lading ter plaatse kan brengen?
514
5
Curieuzeneuzen 5 Toets
Thema 4: Ademloos en met bonzend hart
Toets
Naam
Datum
Nummer
Opgave 1: skelet
Bekijk het skelet
a Trek een kring rond twee gewrichten.
b Wat kan je lichaam doen dankzij de gewrichten?
c Schrijf de volgende woorden bij de tekening en trek een
pijl naar de juiste plaats.
- ribbenkast
- schedel
- schouderblad
Opgave 2: ademhaling
a Als je heel snel hebt gelopen, gaat je ademhaling ook snel. Waarom gaat je
lichaam vanzelf meer ademen bij een inspanning?
b Teken op de tekening de longen en de luchtpijp van de jongen. Schrijf de
woorden bij de tekening.
c Duid met een streep het middenrif aan op de tekening.
d De jongen kan de lucht inademen langs zijn mond of langs zijn neus. Welke
manier is het best?
e Waarom?
f Lucht kan zo vervuild zijn dat het ongezond wordt. Noem twee dingen die de lucht vervuilen.
g Noem een manier om de lucht in de klas gezond te houden.
515
urieuzeneuzen 5
Curieuzeneuzen 5 Toets
Opgave 3: bloedsomloop
Toets
a Schrijf een tekst van maximum zes lijnen waarin je uitlegt hoe het hart werkt. Gebruik de volgende woorden: pomp, zuurstof, bloed, aders, slagaders, spier.
b Teken op de tekening bij opgave 2 het hart. Schrijf het woord ook bij de tekening
c Hoe snel slaat het hart van je leerkracht ongeveer?
Ga naar de leerkracht en meet zijn of haar hartslag.
d Op welke foto zie je een hart? Trek er een kring rond. Weet je ook wat er op de andere foto’s staat?
Schrijf het er dan bij.
e Bloedvaten kunnen verstopt raken. Dat gebeurt soms als je je hele leven lang te veel vet eet. Zet
een kruisje bij het voedsel waar veel vet in zit.
f De techniek en de wetenschap hebben de geneeskunde veel verbeterd. Geef een voorbeeld van een
probleem met de ademhaling of de bloedsomloop dat nu kan hersteld worden dankzij de techniek.
516
5
Curieuzeneuzen 5 Toets
Thema 5: Van wallen en kantelen
Toets
Naam
Nummer
Opgave 1
3
Welk personage uit de middeleeuwen zou dit gezegd kunnen hebben?
Ik behoor tot
een gilde.
2
1
Ik ben niet vrij,
maar ben eigendom van de heer.
Ik leg drie
geloftes af.
5
4
Ik begin mijn
toekomstige
beroep als
page.
Ik vraag belasting
aan de mensen die
mijn land bewerken.
3
1
4
2
5
Opgave 2: Zeg het met één woord.
één woord
- Plaats in het klooster waar monniken boeken kopiëren.
- Beschermende kledij voor ridders, gemaakt uit metalen ringetjes.
- Vereniging voor mensen die hetzelfde beroep uitoefenen.
- Persoon die reist van kasteel naar kasteel met verhalen, dans en muziek
om de mensen van het kasteel te vermaken tijdens de lange avonden.
- Naam van een vreselijke ziekte die aan miljoenen mensen het leven
heeft gekost in de middeleeuwen.
517
urieuzeneuzen 5
Curieuzeneuzen 5 Toets
Opgave 3: bloedsomloop
Toets
Zeg het met een spreekwoord.
Tussen haakjes staat een hulpwoord om je op weg te helpen.
- Erg verwaand zijn. (paard)
- Open en eerlijk te werk gaan. (vizier)
- Een geheim plan hebben. (schild)
- Erg verwaand zijn. (paard)
Opgave 4
Kleur de periode van de middeleeuwen op de tijdsband.
Schrijf er ook de begin- en einddatum bij.
518
5
Curieuzeneuzen 5 Toets
Opgave 5
Toets
Kruis het juiste antwoord aan.
- Monniken moesten niet alleen veel bidden, maar ook hard werken in het klooster omdat:
❑ ze wat wilden bewegen na het lange stilzitten tijdens het bidden.
❑ ze door te werken wat geld konden verdienen om voor zichzelf wat zakgeld te verdienen.
❑ ze geen geld kregen van de koning en dus zelf moesten zorgen voor hun voedsel en
wat geld om spullen te kunnen kopen.
- De middeleeuwse straten waren erg smal omdat:
❑ houten huizen steviger stonden als ze tegen elkaar werden gebouwd.
❑ men het gezellig vond zo dicht bij elkaar te wonen.
❑ men niet zoveel plaats had om huizen te bouwen door de stadsmuur.
- Laken maken was erg duur omdat:
❑ er zoveel stappen moesten worden gezet om van wol laken te maken.
❑ de arme mensen geen kleding van laken wilden dragen.
❑ de sandelhoutolie die men gebruikte om glans aan te brengen erg duur was.
❑ er zoveel stappen moesten gezet worden om van wol laken te maken.
- Waar lees je de juiste volgorde in het ontstaan van de boekdrukkunst?
❑ blokboeken – overschrijven met de hand – losse letters – boekenpers
❑ boekenpers – blokboeken – losse letters – overschrijven met de hand
❑ overschrijven met de hand – blokboeken – boekenpers – losse letters
- Een gevolg van de kruistochten is dat:
❑ er nu geen moslims meer zijn in Jeruzalem.
❑ de kooplieden nieuwe producten leerden kennen zoals specerijen, zijde en glas.
❑ de paus de baas werd in Jeruzalem.
519
urieuzeneuzen 5
Curieuzeneuzen 5 Toets
Opgave 6
Toets
Wat is er fout in de zin? Streep het woord of de woorden door en verbeter op het lijntje eronder.
- Als je een beroep wilde leren, ging je in de leer bij een leerjongen.
- Een hoge kerk met lange, smalle ramen en mooie versieringen is gebouwd in Romaanse stijl.
- In de middeleeuwen was Vlaanderen gekend in heel Europa voor zijn vilt.
- Het spinnenwiel, vuurwapens en de ijzeren ploeg zijn uitvindingen die het leven van de mensen
in de middeleeuwen beter maakten.
- Als een ridder een andere ridder wilde uitdagen, dan gooide hij hem een zakdoek toe.
Vandaar de uitdrukking ‘iemand de zakdoek toewerpen’.
520
5
Curieuzeneuzen 5 Toets
Thema 6: Europa, mijn dorp
Toets
Naam
Nummer
Opgave 1
Je vulde een identiteitskaart van een Europees land in.
Schrijf hieronder wat je nog weet over dat land.
Opgave 2
Ken je de hoofdstad van het land? Schrijf ze op. Denk aan de hoofdletters!
Portugal
Zweden
Spanje
Oostenrijk
Opgave 3
Van welk land is dit de hoofdstad?
Kopenhagen
Boedapest
Parijs
Berlijn
521
urieuzeneuzen 5
Curieuzeneuzen 5 Toets
Opgave 4
Toets
Schrijf onder de foto’s welke reliëfvorm je ziet.
Opgave 5
Schrijf onder de foto’s welk soort landschap je ziet.
Opgave 6
Als er een Europese politicus een goed idee heeft, dan wordt dat niet in onmiddellijk een wet.
Het voorstel moet door drie Europese instellingen worden bekeken en goedgekeurd.
522
Het voorstel wordt besproken in de Europese
.
Daarna gaat het naar het
.
Als laatste moet het voorstel naar de
.
5
Curieuzeneuzen 5 Toets
Opgave 7
loopwedstrijden
carnavalstochten
steekspelen
theater
praten en discussiëren
modeshows
Toets
a Trek een kring. De Oude Grieken hielden van:
b Leg de volgende moeilijke woorden uit met je eigen woorden.
Filosoof:
Democratie:
c Deze tempel staat in de Griekse hoofdstad
.
Een tempel werd gebouwd voor de
.
Als laatste moet het voorstel naar de
.
d Trek een lijn. Wat hoort bij welke stadstaat?
ö rijke stadstaat
De stadstaat Sparta ö
De stadstaat Athene ö
ö alleen mannen ouder dan 20 jaar beslissen mee
ö het leger is belangrijk
ö arm gebied
ö raad van ouderen
ö volksvergadering
523
urieuzeneuzen 5
Curieuzeneuzen 5 Toets
Opgave 8
Toets
Europa zorgt voor heel veel in ons dagelijks leven.
Schrijf naast elke afbeelding wat Europa ermee te maken heeft.
524
5
Curieuzeneuzen 5 Toets
Opgave 9
Toets
Geef vier redenen waarom mensen hun land soms verlaten om in een ander land te gaan wonen.
1
2
3
4
525
urieuzeneuzen 5
Toets
Curieuzeneuzen 5 Toets
526
Kopieerblad
5
Curieuzeneuzen 5 Kopieerbladen
Kopieerbladen
527
urieuzeneuzen 5
Kopieerblad
Thema 1 Kopieerblad 1
Naam:
praktisch
behulpzaam
welsprekend
bezorgd
enthousiast
vriendelijk
krachtig
voorzichtig
strijdlustig
veeleisend
hoffelijk
nieuwsgierig
openhartig
vlotte prater
overtuigend
eerlijk
actief
uitbundig
stil
geduldig
oprecht
gevoelig
kalm
slim
moedig
artistiek
onafhankelijk
528
goed-
aardig
verdraag-
oplettend
toegevend
vindingrijk
nauwgezet
ordelijk
respectvol
luidruchtig
creatief
betrouwbaar
fantasierijk
zaam
gehumeurd
5
Kopieerblad
Thema 2 Kopieerblad 1
de ontwikkeling van het schrift: spijkerschrift
de eerste auto met benzinemotor van Benz
de ontwikkeling van
de computer
de aanleg van verharde
wegen: heirbanen
de ontwikkeling van de boekdrukkunst
ontdekkingsreizen en specerijen
peper
kaneel
kruidnagel
529
urieuzeneuzen 5
Kopieerblad
Tussendoor A Kopieerblad 1
Knip uit
Wolkenvinder
Knip uit
530
5
Kopieerblad
Tussendoor A Kopieerblad 2
S
Cumulonimbus
Enorme wolken op grote
hoogte. Onweer met veel
regen, hagel, wind en
bliksem komt eraan.
Altocumulus
Dikke blauwgrijze dekenachtige
wolken, gemaakt van ijs en water op gemiddelde hoogte.
Het kan gaan regenen
of sneeuwen, of de
hemel zal op zijn
minst bewolkt
zijn.
g
re
laa chte egen
e
t
i
r
.
t
L
t
f
.
a
Pl ken en o olk
l eg
w
o
e
w otr n, b
m lage
v
Plu C
‘gr izige um
oe
la u
da ien’ t ge w lus
ge
i
me n. H jden olken
s
e
e
als stal t be zonn die
t
g
ig
e
ze
o
wo nie ed w kent e
rde t gr ee
r,
loo n
o
p v in d ter
an
e
da
g. de
. Ze
en
rus olk an
Cirge ijsw zien a et
rti k ge l. H
slie vaa heme d,
n
e
ge
Ho rde pen go n
wo en o eer is at ka .
e
w ar d eren
ma rand
ve
tusan lageen,
a
r
t v g
531
Do tra
n
ge kere toc
v
,
u
z
w um
ha ld zij are ul
ng n m w
u
ga en la et w olken s
an
ag
at
di
sn rege . Het er. Ze e
e
n
e
uw en o zal
en
f
.
S
urieuzeneuzen 5
Tussendoor A Kopieerblad 3
Kopieerblad
CONTROLEFICHE STARTSTAPPER
RUGNUMMER
1. Zelfstandig veilig op de stoep stappen
Aan de huizenkant stappen, niet aan de straatkant.
Aandacht hebben voor het verkeer, opritten en dergelijke.
2. Langs de huizenkant rond een hindernis op de stoep stappen
Vertragen bij de hindernis.
De hindernis langs de huizenkant voorbij stappen.
3. Stoppen aan de stoeprand om over te steken
Uit eigen beweging stoppen aan de stoeprand.
Duidelijk maken dat je wilt oversteken.
4. Oversteken in zeven stappen op een zebrapad in een rustige straat
Stoppen aan de stoeprand of aan een denkbeeldige startlijn.
Duidelijk maken dat je wilt oversteken.
Tweemaal links en tweemaal rechts kijken voordat je oversteekt.
Recht oversteken.
In het midden van de rijbaan opnieuw naar rechts kijken.
5. Oversteken op een zebrapad met een gemachtigde opzichter
Stoppen aan de stoeprand.
Wachten tot de gemachtigde opzichter in het midden van de rijbaan
staat en het verkeer heeft stilgelegd.
De aanwijzingen van de gemachtigde opzichter opvolgen.
Aandachtig blijven tijdens het oversteken.
6. Oversteken op een zebrapad met verkeerslichten
Stoppen aan de stoeprand.
Oversteken als het licht groen is en blijven wachten als het rood is.
Aandachtig blijven tijdens het oversteken.
In alle richtingen kijken.
532
5
Tussendoor A Kopieerblad 4
Kopieerblad
CONTROLEFICHE VAARDIGE STAPPER
RUGNUMMER
1. Op de berm of het fietspad stappen als er geen stoep is
Aan de veilige kant stappen.
Niet lopen of spelen, maar rustig stappen.
Op het fietspad opletten voor fietsers.
2. Oversteken in zeven stappen in een rustige straat zonder zebrapad
Stoppen aan de stoeprand of aan een denkbeeldige startlijn.
Duidelijk maken dat je wilt oversteken.
Tweemaal links en tweemaal rechts kijken voordat je oversteekt.
Recht oversteken.
In het midden van de rijbaan opnieuw naar rechts kijken.
Niet lopen, wel flink doorstappen en hoofd rechtop houden.
3. Oversteken op een T-kruispunt zonder zebrapad, verkeerslichten of politieagent
Stoppen aan de stoeprand.
Naar links en rechts kijken.
Naar voor en achter kijken.
4. Oversteken op een kruispunt met een politieagent
Stoppen aan de stoeprand.
Oversteken als je evenwijdig aan de armen van de agent stapt.
Niet oversteken als je tegen de armen van de agent loopt.
Het kruispunt niet opwandelen als de agent zijn arm omhoog steekt.
5. Rond een hindernis stappen die de stoep helemaal verspert
Stoppen bij de hindernis.
Omkijken naar de rijbaan.
Wachten tot de rijbaan vrij is.
Rond de hindernis stappen en dichtbij de hindernis blijven.
˘
533
urieuzeneuzen 5
Tussendoor A Kopieerblad 5
Kopieerblad
˘
CONTROLEFICHE VAARDIGE STAPPER
RUGNUMMER
6. Oversteken op een zebrapad met een gemachtigde opzichter
Stoppen aan de stoeprand.
Wachten tot de gemachtigde opzichter in het midden van de rijbaan
staat en het verkeer heeft stilgelegd.
De aanwijzingen van de gemachtigde opzichter opvolgen.
Aandachtig blijven tijdens het oversteken.
7. Oversteken op een kruispunt met verkeerslichten
Stoppen aan de stoeprand.
Oversteken als het licht groen is en blijven wachten als het rood is.
Aandachtig blijven tijdens het oversteken.
In alle richtingen kijken.
534
5
Door een smalle doorgang rijden,
koers houden
Kopieerblad
1
Tussendoor A Kopieerblad 6
Rij zonder te trappen tussen twee rijen blokjes.
Je mag de blokjes niet raken.
2
Omkijken over de linkerschouder
Kijk op een aangeduide plaats over je linkerschouder. Zeg welke kleur, welk woord of cijfer je
ziet op de kaart. Je mag niet van je koers afwijken.
3
Een voorwerp verplaatsen
met één hand
3
2
1
Neem al fietsend een voorwerp van de tafel. Zet
het voorwerp daarna op de tweede tafel.
4
Een slalom afleggen met
poorten van 3,5 tot 2,5 meter
3,5 m
3m
Slalom tussen de kegels. Je mag:
- de kegels niet raken
- je voeten niet op de grond zetten
- geen kegels overslaan
5
2,5 m
In een cirkel rijden
Gebruik de juiste snelheid om de cirkel vlekkeloos te maken. Je mag geen kegels omstoten.
Een remtest uitvoeren
Je mag pas beginnen remmen wanneer je voorwiel
het vak binnenrijdt. Gebruik de twee remmen tegelijk. Zorg ervoor dat je vóór de lat tot stilstand komt
en zet daarna een voet aan de grond. Je mag de lat
dus niet van de kegels stoten. Rij daarna links of
rechts uit het hok.
2,5
m
1m
6
535
urieuzeneuzen 5
Kopieerblad
Tussendoor A Kopieerblad 7
NAAM
536
1
2
3
4
5
6
5
Tussendoor A Kopieerblad 8
Kopieerblad
Welke boom is het?
Een boom kun je het makkelijkst herkennen aan zijn bladeren. Bijna elke boom heeft een ander blad. Ze zijn een
soort identiteitskaart. Het is dus belangrijk dat je alle verschillen in de delen van een blad goed kunt herkennen.
En dat je de stand van het blad aan de twijg kunt beschrijven. De knoppen en de schors helpen je verder om de
juiste naam van de boom te vinden. Zo ben je snel een echte bomenkenner!
1. Is het een enkelvoudig of een samengesteld blad?
Enkelvoudig blad: elk blaadje op de stengel heeft
een knop.
Samengesteld blad: er is maar één knop voor verschillende deelblaadjes. De verschillende deelblaadjes vormen samen één blad.
2. Hoe is de stand van de bladeren?
Afwisselend: elk blad staat apart op de twijg.
Tegenoverstaand: er staan twee bladeren bij elkaar
op de twijg.
3. Welke vorm heeft het blad?
4. Hoe ziet de voet van het blad eruit?
5. Hoe ziet de top van het blad eruit?
6. Hoe ziet de rand van het blad eruit?
Tekeningen van Chr. Guilleaume
537
urieuzeneuzen 5
Tussendoor A Kopieerblad 9
Kopieerblad
esdoorn
alleenstaand blad
gelobde
bladrand
(3 of 5 lobben)
esdoorn
plataan
witte abeel
Amerikaanse eik
zomereik
gelobde
bladrand
(> 5 lobben)
tegenoverstaand blad
Noorse esdoorn
wintereik
witte populier
ratelpopulier
beuk
gave
bladrand
afwisselende bladstand
gegolfde
bladrand
grijze populier
tamme kastanje
vogelkers
zachte berk
ruwe berk
Italiaanse populier
Canadese populier
538
getande
bladrand
Determinatiekaart 1
Enkelvoudige bladeren
haagbeuk
zomerlinde
winterlinde
lijsterbes
knotwilg
kraakwilg
zwarte els
iep
Tekeningen van Chr. Guilleaume
5
Kopieerblad
Tussendoor A Kopieerblad 10
Determinatiekaart 2
Samengestelde bladeren
samengesteld blad
handvormig blad
veervormig blad
getand blad
wilde kastanjelaar
Tekeningen van Chr. Guilleaume
es
gaaf blad
lijsterbes
valse acacia
notelaar
539
urieuzeneuzen 5
Kopieerblad
Thema 3 Kopieerblad 1
Naam:
Proef 1: kokend water en het spiegeltje
Materiaal? Een pannetje met water, een verwarmingselement, keukenhandschoenen,
een spiegeltje.
Wat onderzoek je? Wat gebeurt er als je een spiegeltje boven kokend water houdt?
Wat doen? Laat het water goed koken. Hou een spiegeltje boven de waterdamp. Doe daarvoor
een handschoen aan zodat je jezelf niet verbrandt! Je kunt deze proef ook doen met een fluitketel
of een waterkoker. De stoom komt dan uit de tuit.
Schrijf op voorhand wat je denkt dat er zal gebeuren:
Voer de proef uit. Wat gebeurt er? Wat stel je vast? Heb je het al eens gezien? Waar?
Schrijf na de proef op wat er gebeurd is en verklaar:
Proef 1
540
Kopieerblad
5
Thema 3 Kopieerblad 2
Naam:
Proef 2: warm en koud
Materiaal? Een fles, kokend water, een blok of een brok ijs.
Wat onderzoek je? Wat gebeurt er als je een blok ijs boven kokend water houdt?
Wat doen? Leg de fles eerst in heel heet water. Zet de fles daarna op de tafel en giet er 15 cm
heet water in. Leg boven op de fles een stevige blok ijs.
Schrijf op voorhand wat je denkt dat er zal gebeuren:
Voer de proef uit. Wat gebeurt er? Wat stel je vast? Heb je het al eens gezien? Waar?
Schrijf na de proef op wat er gebeurd is en verklaar:
Proef 2
541
urieuzeneuzen 5
Kopieerblad
Thema 3 Kopieerblad 3
Naam:
Proef 3: blijft een mandarijn drijven in water?
Materiaal? Een waterbak, een mandarijn.
Wat onderzoek je? Blijft een mandarijn drijven op water of zinkt hij?
Wat doen? Leg een ongepelde mandarijn in het water. Pel daarna de mandarijn en voer de proef
opnieuw uit.
Schrijf op voorhand wat je denkt dat er zal gebeuren:
Voer de proef uit. Wat gebeurt er? Wat stel je vast? Heb je het al eens gezien? Waar?
Schrijf na de proef op wat er gebeurd is en verklaar:
Proef 3
542
5
Kopieerblad
Thema 3 Kopieerblad 4
Naam:
Proef 4: klei in het water
Materiaal?
Een waterbak, klei.
Wat onderzoek je? Blijft klei drijven?
Wat doen? Maak twee even grote ballen van klei. Maak van het ene balletje een bakje. Leg het
balletje in het water. Wat gebeurt er? Leg het bakje in het water. Wat gebeurt er?
Schrijf op voorhand wat je denkt dat er zal gebeuren:
Voer de proef uit. Wat gebeurt er? Wat stel je vast? Heb je het al eens gezien? Waar?
Schrijf na de proef op wat er gebeurd is en verklaar:
Proef 4
543
urieuzeneuzen 5
Kopieerblad
Thema 3 Kopieerblad 5
Naam:
Proef 5: de dichtheid van water
Materiaal? Drie dezelfde emmers, kurk, water, stenen, een weegschaal.
Wat onderzoek je? Wat weegt het meest: kurk, water of stenen?
Wat doen? Vul de drie emmers met 1 kg kurk, water of steen. Vul de eerste emmer met kurk tot
je 1 kg hebt. Vul de tweede emmer met water tot je 1 kg hebt. Vul de derde emmer met stenen tot
je 1 kg hebt.
Schrijf op voorhand wat je denkt dat er zal gebeuren:
Voer de proef uit. Wat gebeurt er? Wat stel je vast? Heb je het al eens gezien? Waar?
Schrijf na de proef op wat er gebeurd is en verklaar:
Proef 5
544
Kopieerblad
5
Thema 3 Kopieerblad 6
Naam:
Proef 6: de postkaart
Materiaal? Een glas water, een gladde glimmende postkaart.
Wat onderzoek je? Wat gebeurt er als je een postkaart op een vol glas water legt en je het
glas omdraait?
Wat doen? Vul het glas tot aan de rand met water. Druk de postkaart met de gladde kant op
het glas. Hou de postkaart goed vast en keer het glas om. Neem je hand weg van de kaart.
Schrijf op voorhand wat je denkt dat er zal gebeuren:
Voer de proef uit. Wat gebeurt er? Wat stel je vast? Heb je het al eens gezien? Waar?
Schrijf na de proef op wat er gebeurd is en verklaar:
Proef 6
545
urieuzeneuzen 5
Kopieerblad
Thema 3 Kopieerblad 7
Naam:
Proef 7: papier onder water
Materiaal? Een blad papier, een glas, een emmer water.
Wat onderzoek je? Kan een blad papier droog blijven onder water?
Wat doen? Maak een prop papier. Duw hem op de bodem van een glas. Hou het glas ondersteboven
en duw het zo in het water. Haal het glas terug uit het water en haal het papier eruit.
Schrijf op voorhand wat je denkt dat er zal gebeuren:
Voer de proef uit. Wat gebeurt er? Wat stel je vast? Heb je het al eens gezien? Waar?
Schrijf na de proef op wat er gebeurd is en verklaar:
Proef 7
546
5
Kopieerblad
Thema 3 Kopieerblad 8
Opdracht voor alle groepen
Stad bij de Maas: Namen, Luik, Dinant.
Stad bij de Leie: Kortrijk, Harelbeke, Gent, Deinze.
Stad bij de Schelde: Gent, Antwerpen, Oudenaarde, Dendermonde.
Landen bij de Noordzee: België, Nederland, Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Duitsland.
Landen bij de Middellandse Zee: Spanje, Frankrijk, Italië, Griekenland.
Opdracht 1: Belgische kust
De familie wil naar Blankenberge varen. Langs welke gemeenten en steden
zullen ze varen?
Middelkerke
Bredene
Oostende
De Haan
Opdracht 2: Belgische binnenwateren
Het schip moet steenkool transporteren van uit de haven van
Antwerpen naar de haven van Charleroi. Stippel de reisroute uit.
Schrijf de namen op van de rivieren en de kanalen die je tegenkomt.
Kanaal van Brussel, Schelde, kanaal van Charleroi.
Welke steden kom je tegen? Brussel, Willebroek.
Een schip vaart met goederen naar de haven van Antwerpen. Via welke snelwegen kunnen de
goederen verder getransporteerd worden? E17, E19, E313
Welke snelwegen kun je gebruiken om richting Duitsland te rijden? E19, E313
Via welke snelweg kan het transport naar Frankrijk gebeuren? E17
547
urieuzeneuzen 5
Kopieerblad
Thema 3 Kopieerblad 9
Opdracht 3: Europese zeehavens
De vertrekhaven van ons schip is Antwerpen. Het schip vervoert
containers naar Spanje. Welke grote havens kan het bereiken in
dat land? Bilbao, Algericas, Tarragona, Barcelona.
Hoe moet het varen?
Langs het Kanaal, via Frankrijk, eventueel rond Portugal naar de
Middellandse Zee.
Voor welk ander land kan het schip goederen meebrengen?
Voor Frankrijk en voor Portugal.
In welke zeehavens kan het in dat land aanmeren?
Frankrijk: Duinkerke, Calais, Le Havre, Nantes, Marseille.
Portugal: Lissabon.
Vanuit Spanje moet het schip goederen afhalen in Genua. Die goederen moeten naar Göteborg.
In welke landen liggen die steden? Italië en Zweden.
Zoek informatie over die twee steden: met welke munt kun je er betalen?
Genua: euro
Göteborg: Zweedse kroon
Welke taal spreken de mensen er?
Genua: Italiaans
Göteborg: Zweeds
548
5
Kopieerblad
Thema 3 Kopieerblad 10
Opdracht 4: Europese rivieren
Ons eerste schip ‘The Barracuda’ ligt momenteel in de haven van
Boedapest. Aan welke grote rivier ligt deze prachtige stad? Van
welk land is deze stad de hoofdstad is?
De Donau – Hongarije.
Via welke steden, rivieren en kanalen kan het schip naar de Noordzee varen?
De Donau, de Main, de Rijn.
Ons tweede schip ‘The Marmaid’ ligt nu in de haven van Basel en moet naar Duisburg met een
lading. Welke rivier moet het schip volgen? Door welke landen zal het varen?
De Rijn – Zwitserland en Duitsland.
Een staalfabriek in Liverpool heeft een grote lading die naar een industriezone nabij Wenen
moet gebracht worden. Onze schepen kunnen niet op de zee varen. Stippel een route uit waarbij
zeeschepen de goederen naar een zeehaven brengen. Daar kan een van onze schepen de lading
komen halen en ze via de binnenvaart naar de industriezone brengen.
Met een zeeschip vanuit Liverpool over het Kanaal en de Noordzee naar Willemshaven in Duitsland.
Van daar met een binnenschip via de Weser, de Main en de Donau naar Wenen. Of vanuit Rotterdam
(Nederland) met een binnenschip via de Rijn, de Main en de Donau naar Wenen.
Opdracht 5: Pleziervaart in binnen- en buitenland
Als we vanuit Doornik met een motorbootje de Schelde willen afvaren tot in Gent,
welke gemeenten varen we dan voorbij? Waar moet je een sluis passeren?
Gemeenten: Kain – Pecq – Herinnes – Bossuit – Avelgem – Berchem-Kerkhove –
Oudenaarde – Zingem – Asper – Gavere – Zwijnaarde-Merelbeke.
Sluis: Kain – Herinnes – Berchem-Kerkhove – Oudenaarde – Asper.
Zoek informatie over het kanaal Kortrijk-Bossuit. Welke rivieren worden verbonden
door het kanaal?
De Schelde en de Leie.
Zoek informatie over de Damse Vaart. Welke steden worden verbonden door de vaart?
Brugge – Damme – Sluis.
549
urieuzeneuzen 5
Thema 3 Kopieerblad 11
Kopieerblad
Naam schip:
Lengte:
Breedte:
Type schip:
Bemanning:
Passagiers:
Diepgang:
Lengte:
Breedte:
Type schip:
Bemanning:
Passagiers:
Diepgang:
Kenmerken of opmerkingen:
Tekening of foto van het schip:
Naam schip:
Kenmerken of opmerkingen:
Tekening of foto van het schip:
550
5
Thema 3 Determinatiekaart 1
Kopieerblad
Naam:
Ongewervelde dieren
Heeft het ongewervelde dier poten?
Nee
Nee
Ja
slakken
geleedpotigen
wormen
Hoeveel poten?
Observatiekaart 1
14 poten
schaaldieren
Observatiekaart 2
14
6
Meer dan
14 poten
6 poten
insecten
> 14
8
8 poten
2 paar poten
per segment
2 paar
miljoenpoten
1 paar
1 paar poten
per segment
duizendpoten
spinachtigen
spin
hooiwagen
teek
Observatiekaart 3
Tekeningen van Chr. Guilleaume
Observatiekaart 3
Observatiekaart 4
551
urieuzeneuzen 5
Kopieerblad
Thema 3 Determinatiekaart 2
Naam:
Insecten
Observatiekaart 5
Observatiekaart 6
libel
waterjuffer
Observatiekaart 8
Observatiekaart 7
sprinkhaan
krekel
Observatiekaart 9
oorworm
Observatiekaart 10
nachtvlinder
bladluis
552
Tekeningen van Chr. Guilleaume
gaasvlieg
vlinder
5
Kopieerblad
Thema 3 Determinatiekaart 3
Naam:
Insecten
Observatiekaart 11
Observatiekaart 12
wantsen
groene wants
schaatsenrijder
(leeft op het land)
(leeft op het water)
bij
wesp
Observatiekaart 13
bootsmannetje
waterschorpioen
(leeft op het water)
(leeft op het water)
Observatiekaart 14
vlieg
Observatiekaart 17
hommel
mier
kevers
lieveheersbeestje
loopkever
mestkever
langsprietkever
meikever
watertor
Observatiekaart 15
mug
Observatiekaart 16
langpootmug
Tekeningen van Chr. Guilleaume
553
urieuzeneuzen 5
Thema 4 Kopieerblad 1
Kopieerblad
Verbetersleutel: Veel verschillen,
maar vanbinnen allemaal gelijk
a Duid op de figuur de grote delen van ons geraamte aan. Benoem de delen die je nog kent.
schedel
schouderblad
arm
elleboog
ribbenkast
ruggengraat
heup
hand
knie
been
voet
554
5
Thema 4 Kopieerblad 2
Kopieerblad
Verbetersleutel: Veel verschillen,
maar vanbinnen allemaal gelijk (vervolg)
b Ons geraamte biedt ons heel wat voordelen. Welke?
- Het geeft steun aan ons lichaam, zo blijven we rechtop staan.
- De ribbenkast en de schedel beschermen onze organen.
- De spieren hangen vast aan het geraamte.
c Botten bewegen niet veel. Ze zijn maar een klein beetje plooibaar. En toch kan ons lijf alle kanten
op. Dat kan omdat er plaatsen zijn waar de botten aan elkaar vastzitten met plooibare banden. Die
banden kun je vergelijken met grote elastieken.
Zo’n plaats noem je een gewricht en de banden zijn de gewrichtsbanden.
d Duid die plaatsen aan op de figuur bij opdracht a.
Omcirkel ze in het groen. Schrijf er ook de naam bij.
schouder
elleboog
pols
knie
enkel
e Aan onze botten zitten spieren vast. Wat weet je nog over spieren? Schrijf het op.
- Spieren zijn het ‘vlees’ van ons lichaam.
- Ze zitten overal.
- Spieren zitten met pezen vast aan de botten.
- Je kunt niet meer spieren krijgen, maar door te trainen worden je spieren wel groter.
- Spieren doen je bewegen doordat ze kunnen samentrekken.
- Spieren zijn gemaakt van eiwitten.
555
urieuzeneuzen 5
Kopieerblad
Thema 4 Kopieerblad 3
Naam:
LUISTERWIJZER
Deze luisterwijzer helpt jullie om verder te LUISTEREN dan jullie LUISTERNEUS
lang is. Op deze luisterwijzer mag je niet schrijven. Gebruik het andere blad.
1. Beluister het muziekstuk. Wie heeft deze muziek geschreven?
Hem of haar noem je de ‘componist’.
2. Welk gevoel krijg je bij de titel?
Kleur de figuur die hetzelfde gevoel heeft als jij.
3. Hoe snel gaat de muziek? Waarmee kun je de snelheid van de muziek vergelijken?
Kies uit: zon die ondergaat - gras dat zacht wiegt in de wind - een waterval - denderende trein eigen idee
4. Aan welke geur doet de muziek je denken?
Kies uit: bloemen - vers brood bij de bakker - snoep - dokter - zwembad - eigen idee
5. Wat zie je als je je ogen sluit terwijl je naar de muziek luistert?
Kies uit: wandeling aan zee - spelen in de speeltuin - vulkaanuitbarsting - vallende bladeren in de
herfst - storm op zee - eigen idee
6. Als de muziek op een menu zou staan in een restaurant, wat voor eten zou het dan zijn?
Kies uit: frietjes - ijsje - pikante saus - spruitjes - eigen idee
556
5
Kopieerblad
Thema 4 Kopieerblad 4
Naam:
LUISTERWIJZER (vervolg)
7. Hoe voelt de muziek? Hard of eerder zacht?
Kies uit: zachte deken - keien op het strand - nat gras onder je voeten - cactus - eigen idee
8. In welk landschap ben je als je naar de muziek luistert?
Kies uit: dicht bos - woestijn - gevaarlijk gebergte - veld vol bloemen - eigen idee
9. Maak een luisterschilderij.
- Luister opnieuw naar de muziek. Teken ondertussen wat je hoort. Denk daarbij aan de geuren,
het gevoel, de snelheid, het landschap. Gaat de muziek snel, dan teken je snel. Gaat de muziek
traag, dan teken je traag.
- Welke materialen zou je kunnen gebruiken om je muziekschilderij af te werken? Denk aan hoe
de muziek voelt volgens jou. Vind je de muziek zacht? Kies dan voor zachte dingen (watjes,
doekjes, wol).
10. Vergelijk je luisterschilderij met dat van de andere kinderen.
Kozen zij dezelfde geur, hetzelfde gevoel, landschap, voedsel?
557
urieuzeneuzen 5
Kopieerblad
Thema 4 Kopieerblad 5
Naam:
INVULBLAD LUISTERWIJZER
Wie is de componist van dit muziekstuk?
De muziek is even snel als:
De muziek ruikt als:
Als ik naar de muziek luister, dan zie ik:
De muziek smaakt als:
De muziek voelt als:
Als ik naar de muziek luister, dan ben ik in gedachten (waar?):
Maak een luisterschilderij op een apart blad.
558
5
Thema 4 Kopieerblad 6
Kopieerblad
De ademhaling onderzocht
Wat heb je onderzocht? Met welke proef ben je aan de slag gegaan?
Naam leerling
Meetresultaten
Wat leer je uit deze tabel? Wat is je conclusie?
559
urieuzeneuzen 5
Thema 4 Kopieerblad 7
Kopieerblad
Verbetersleutel:
Nadenken over je ademhaling
a Waarom is het beter om door je neus in te ademen dan door je mond?
In je neus zitten fijne haartjes en slijm die de stofdeeltjes uit de lucht halen voordat de lucht naar
je longen gaat. In je neus wordt koude lucht eerst ook wat opgewarmd voordat hij naar je longen
gaat.
b Soms moet je niezen. Waarom zou je lichaam dat doen?
Als er te veel stofdeeltjes in je neus komen, nies je om die er weer uit te halen.
c Bij het neuspeuteren haal je van die vieze propjes uit je neus. Wat zijn die propjes?
In je neus zit slijm. Dat slijm droogt op en maakt propjes snot.
d Als je verkouden bent zijn er ziektekiemen in je lichaam beginnen groeien. Je neus en je longen
maken dan heel veel slijm aan om die kiemen te bestrijden. Hoe komt het dat je bij een verkoudheid
minder goed kunt ruiken?
Er is zoveel slijm en snot in je neus dat je niet meer kunt ruiken.
e Bij een verkoudheid moet je vaak hoesten. Waarom zou je lichaam dat doen?
Tijdens het hoesten worden slijmen uit je longen naar je keel gebracht. Soms hoest je ook omdat er
te veel stofdeeltjes in je luchtpijp of longen zitten.
f Bij het uitvoeren van de proeven heb je ontdekt dat bij het ademen niet alleen je borstkas
beweegt maar ook je buik op en neer gaat. In je buik zitten geen longen. Hoe komt het dan dat je
buik beweegt bij het ademen?
Het middenrif gaat bij het ademen op en neer en duwt je buik omhoog.
g Je staat ’s morgens op en je moet een paar keer hoesten. Bij het hoesten komt er slijm in je keel.
Ben je dan ziek? Leg uit.
Neen, het is normaal dat je slijmen ophoest.
560
5
Thema 4 Kopieerblad 8
Kopieerblad
Verbetersleutel:
Nog meer ademhaling
a Niet alle dieren ademen met longen. Omcirkel de dieren die met longen ademen met blauw.
b Zoek op hoe de dieren die geen longen hebben ademen. Schrijf het naast de figuur.
via kieuwen
via de huid
via een vertakt netwerk
van buisjes (de tracheeën)
561
562
Het beneemt me
de adem
Mijn laatste adem
uitblazen
Ik voel zijn hete
adem in mijn nek
Ik heb het
in één adem
uitgelezen
Ik luister met
ingehouden adem
Ikke, ikke ikke
en de rest
kan stikken
Mijn adem stokt
Ik ben ademloos
Ik stik van
het lachen
Kopieerblad
Thema 4 Kopieerblad 9
urieuzeneuzen 5
Ademloos
5
Thema 4 Kopieerblad 10
Kopieerblad
Verbetersleutel:
Hoe werkt het hart?
a Duid het hart aan op de figuur. Trek er een pijltje naartoe en schrijf er het woord ‘hart’ bij.
hart
563
urieuzeneuzen 5
Thema 4 Kopieerblad 11
Kopieerblad
Verbetersleutel:
Hoe werkt het hart? (vervolg)
b De identiteitskaart van je hart:
Grootte: ongeveer zo groot als een gebalde vuist
Ligging: bovenaan en een beetje naar links in je borstkas
Uitzicht: een rode spier
Werk: twee pompen die het bloed door je lichaam sturen
c Je hart werkt als twee pompen. Schrijf de volgende woorden in de juiste volgorde. Trek telkens
een pijltje van het ene woord naar het andere woord. Begin bij de haarvaten in de longen en
eindig daar ook weer. Maak dus een cirkel.
haarvaten in de longen
zuurstofarm bloed
naar de longen
zuurstof opnemen
in het bloed
rechterpomp
van het hart
zuurstofarm bloed
komt terug naar het hart
linkerpomp
van het hart
zuurstofrijk bloed wordt naar alle
delen van het lichaam gepompt
d Omcirkel de bloedvaten van de longen op de figuur bij opdracht a.
e Waarom is er zuurstof nodig in alle delen van ons lichaam?
Zuurstof is nodig om energie te kunnen maken.
Alle delen van ons lichaam hebben energie nodig.
f Een doordenkertje: als we ergens tegenaan botsen, krijgen we soms een blauwe plek.
Hoe komt dat?
Door de slag van de botsing raken de haarvaatjes kapot. Er loopt bloed uit. Dat bloed komt onder
onze huid terecht en spreidt zich uit. Dat is de blauwe kleur die we zien. Later wordt de plek soms
geel omdat het bloed langzaam aan het verdwijnen is.
g Wat gebeurt er in je lichaam als je een bloedneus hebt?
Dan is er een adertje in je neus stuk gesprongen waardoor het bloed naar buiten loopt.
564
5
Thema 4 Kopieerblad 12
Kopieerblad
Uitbreidingsoefeningen:
Hoe werkt het hart?
Je hart voert bloed rond in je lichaam. Dat bloed loopt door bloedvaten.
a Als het bloed van het hart wegloopt noemen we de bloedvaten
.
b Als het bloed naar het hart loopt noemen we de bloedvaten
.
c Op het eind zijn de bloedvaten heel erg vertakt en klein.
Dat noemen we
.
d Zoek op het internet een tekening van de delen van het hart.
e Wat heb je daaruit geleerd? Schrijf het hieronder. Gebruik zinnen, een tekening, schema’s, enz.
565
urieuzeneuzen 5
Thema 4 Kopieerblad 13
Kopieerblad
Verbetersleutel
uitbreidingsoefeningen:
Hoe werkt het hart?
a Als het bloed van het hart wegloopt noemen we de bloedvaten slagaders.
b Als het bloed naar het hart loopt noemen we de bloedvaten aders.
c Op het eind zijn de bloedvaten heel erg vertakt en klein. Dat noemen we haarvaten.
Verbetersleutel
uitbreidingsoefeningen:
Hoe werkt het hart?
a Als het bloed van het hart wegloopt noemen we de bloedvaten slagaders.
b Als het bloed naar het hart loopt noemen we de bloedvaten aders.
c Op het eind zijn de bloedvaten heel erg vertakt en klein. Dat noemen we haarvaten.
Verbetersleutel
uitbreidingsoefeningen:
Hoe werkt het hart?
a Als het bloed van het hart wegloopt noemen we de bloedvaten slagaders.
b Als het bloed naar het hart loopt noemen we de bloedvaten aders.
c Op het eind zijn de bloedvaten heel erg vertakt en klein. Dat noemen we haarvaten.
566
DATUM
HOEVEELHEID
REGEN
WINDSNELHEID
MINIMUM
TEMPERATUUR
MAXIMUM
TEMPERATUUR
WIND-RICHTING
HOEVEELHEID WOLKEN
Naam:
Seizoen
Kopieerblad
5
Tussendoor B Kopieerblad 1
567
urieuzeneuzen 5
Kopieerblad
Tussendoor B Kopieerblad 2
CONTROLEFICHE SUPERSTAPPER
RUGNUMMER
1. Veilig op de stoep stappen of op de berm of fietspad als er geen stoep is
Stappen, niet rennen, spelen of duwen.
Aan de veilige kant stappen.
Aandacht hebben voor het verkeer, opritten en dergelijke.
Op het fietspad voorrang geven aan fietsers.
2. Rond een hindernis stappen die de stoep helemaal verspert
Stoppen bij de hindernis.
Omkijken naar de rijbaan.
Wachten tot de rijbaan vrij is.
Rond de hindernis stappen en dichtbij de hindernis blijven.
3. Oversteken in zeven stappen in een rustige straat (met of zonder zebrapad)
Stoppen aan de stoeprand of aan een denkbeeldige startlijn.
Duidelijk maken dat je wilt oversteken.
Tweemaal links en rechts kijken voordat je oversteekt.
Recht oversteken.
In het midden van de rijbaan opnieuw naar rechts kijken.
Niet rennen, wel flink doorstappen en hoofd rechtop houden.
4. Oversteken op een kruispunt met een politieagent
Stoppen aan de stoeprand.
Oversteken als je evenwijdig aan de armen van de agent stapt.
Niet oversteken als je tegen de armen van de agent loopt.
Het kruispunt niet opwandelen als de agent zijn arm omhoog steekt.
˘
568
5
Thema 2 Kopieerblad 3
Kopieerblad
˘
CONTROLEFICHE SUPERSTAPPER
RUGNUMMER
5. Oversteken op een vierarmig kruispunt zonder zebrapad, verkeerslichten of politieagent
Stoppen aan de stoeprand.
Naar links en rechts kijken.
Naar voor en achter kijken.
Niet schuin oversteken.
6. Oversteken tussen geparkeerde auto’s
Naar de auto’s en in de auto’s kijken.
Stoppen aan de kijklijn.
Recht oversteken in zeven stappen.
7. Oversteken op een zebrapad met een gemachtigde opzichter
Wachten tot de gemachtigde opzichter in het midden van de rijbaan
staat en het verkeer heeft stilgelegd.
De aanwijzingen van de gemachtigde opzichter opvolgen.
Aandachtig blijven tijdens het oversteken.
8. Oversteken op een kruispunt met verkeerslichten
Stoppen aan de stoeprand.
Oversteken als het licht groen is en blijven wachten als het rood is.
Aandachtig blijven tijdens het oversteken.
In alle richtingen kijken.
9. Links op de rijbaan stappen als er geen stoep, berm of fietspad is
Uiterst links stappen.
Jezelf kenbaar maken.
Heel aandachtig zijn en niet naar de grond kijken.
569
urieuzeneuzen 5
Kopieerblad
Tussendoor B Kopieerblad 4
NAAM
570
1
2
3
4
5
6
7
5
Tussendoor B Kopieerblad 5
14 meter
6 meter
Kopieerblad
‘Om-arm-stuur’
571
urieuzeneuzen 5
Tussendoor B Kopieerblad 6
Kopieerblad
Parcours 1: vaardigheden inoefenen
572
5
Tussendoor B Kopieerblad 7
4 meter
6 meter
Kopieerblad
Parcours 2: vaardigheden inoefenen
GROEP A
6 meter
GROEP B
8 meter
2 meter
573
urieuzeneuzen 5
Tussendoor B Kopieerblad 8
Kopieerblad
Parcours 3: vaardigheden inoefenen
574
5
Tussendoor B Kopieerblad 9
Kopieerblad
Parcours 4: de rotonde
575
urieuzeneuzen 5
Tussendoor B Kopieerblad 10
Kopieerblad
Parcours 5
GROEP A =
GROEP B =
576
5
Tussendoor B Kopieerblad 11
Kopieerblad
Parcours 6
577
urieuzeneuzen 5
Kopieerblad
Thema 5 Kopieerblad 1
578
5
Thema 5 Kopieerblad 2
Kopieerblad
woest
dapper
gelovig
wantrouwig
ijverig
579
urieuzeneuzen 5
Kopieerblad
Thema 5 Kopieerblad 3
ambachts
man
BOER
i jv e r ig
MONNIK
i jv e r ig
580
i jv e r ig
RIDdER
heer
kasteel
i jv e r ig
i jv e r ig
5
Kopieerblad
Thema 5 Kopieerblad 4
ambachts
man
BOER
d app e r
MONNIK
d app e r
d app e r
RIDdER
heer
kasteel
d app e r
d app e r
581
urieuzeneuzen 5
Kopieerblad
Thema 5 Kopieerblad 5
ambachts
man
w
w a n t r ou
MONNIK
w a n t r ou
582
w ig
BOER
ig
w
w a n t r ou
ig
RIDdER
heer
kasteel
w a n t r ou
w ig
w a n t r ou
w ig
5
Kopieerblad
Thema 5 Kopieerblad 6
ambachts
man
BOER
g e lo v i g
MONNIK
g e lo v i g
g e lo v i g
RIDdER
heer
kasteel
g e lo v i g
g e lo v i g
583
urieuzeneuzen 5
Kopieerblad
Thema 5 Kopieerblad 7
ambachts
man
BOER
w o est
MONNIK
w o est
584
w o est
RIDdER
heer
kasteel
w o est
w o est
Kopieerblad
5
Thema 5 Kopieerblad 8
Naam:
Nadenken over het groepswerk
NA opdracht 1
1. Ben je tevreden over hoe de groep heeft samengewerkt?
2. Ben je tevreden over jouw aandeel in de groep?
3. Wat moet zeker even goed blijven in de volgende opdracht?
4. Wat wil je graag beter doen?
NA opdracht 2
1. Ben je tevreden over hoe de groep heeft samengewerkt?
2. Ben je tevreden over jouw aandeel in de groep?
3. Wat moet zeker even goed blijven in de volgende opdracht?
4. Wat wil je graag beter doen?
585
urieuzeneuzen 5
Kopieerblad
Thema 5 Kopieerblad 9
Naam:
NA opdracht 3
1. Ben je tevreden over hoe de groep heeft samengewerkt?
2. Ben je tevreden over jouw aandeel in de groep?
3. Wat moet zeker even goed blijven in de volgende opdracht?
4. Wat wil je graag beter doen?
NA opdracht 4
1. Ben je tevreden over hoe de groep heeft samengewerkt?
2. Ben je tevreden over jouw aandeel in de groep?
586
5
Kopieerblad
Thema 5 Kopieerblad 10
Kies hier je favoriete recept. Maak het voor de hele klas.
Kijk goed naar het recept. Voor hoeveel personen is het?
Hoeveel kinderen zijn er in de klas?
Voorzie voldoende ingrediënten voor iedereen.
Voordat je begint te koken: handen wassen!
Gevulde eieren
25
Voor 25 personen.
Ingrediënten
25 hardgekookte eieren, 4 appels, kaneel, gember, salie, peterselie, saffraan,
peper, boter, witte rietsuiker
Wat heb je nodig?
een pan, een rasp, een mesje, een lepeltje
Voorbereiding
Eieren koken (10 minuten) en laten afkoelen.
Bereiding
-
Pel de eieren, snijd ze in de lengte door en wip de dooiers eruit.
Schil de appels en rasp ze.
Prak de dooiers fijn en bind ze met de geraspte appel.
Voeg kaneel, gember, salie, peterselie en saffraan aan de vulling toe.
Schep de vulling in de eieren (niet te ver over de rand) en druk goed aan.
Bak de eieren 2 tot 3 minuten met de platte kant naar beneden in de pan.
Laat ze afkoelen.
Leg de eieren met de vulling naar boven op de schotels.
Strooi er suiker en kaneel over.
587
urieuzeneuzen 5
Kopieerblad
Thema 5 Kopieerblad 11
Havermoutpap met fruit
4
Voor 4 porties.
Ingrediënten
80 gr havermoutvlokken, 600 ml water, 1 theelepel zout, 1 eetlepel suiker,
1 mespuntje kaneelpoeder, 125 ml koude melk (optioneel), fruit: banaan in
plakjes, appel in stukjes of rozijnen
Wat heb je nodig?
een steelpannetje, een houten lepel om mee te roeren
Bereiding
- Doe de havermoutvlokken, water, zout, suiker en kaneel in een steelpannetje
en breng aan de kook.
- Zet dan het vuur lager. Roer regelmatig en laat zachtjes koken tot al het vocht
opgenomen is.
- Verdeel over de kommetjes en schenk er een klein beetje koude melk overheen.
- Je kunt nu in elk kommetje nog wat fruit doen. Laat je de andere kinderen
liever zelf kiezen? Zet dan al het fruit klaar in kleine potjes met een lepeltje.
Zo kan iedereen zichzelf bedienen.
588
5
Kopieerblad
Thema 5 Kopieerblad 12
Rijstpap
4
Voor 4 personen.
Ingrediënten
1 l volle melk, 100 g gram dessertrijst, 100 g suiker, een zakje vanillesuiker,
eventueel saffraan (maar dat is erg duur)
Wat heb je nodig?
een grote kookpot, een houten lepel om mee te roeren
Voorbereiding
Eieren koken (10 minuten) en laten afkoelen.
Bereiding
-
Doe de melk en de rijst in een grote kookpot en breng al roerend aan de kook.
Laat 15 minuutjes zachtjes pruttelen. Het deksel is net niet volledig gesloten.
Neem het deksel van de pot en voeg de saffraan en de suiker toe.
Laat het geheel goed doorkoken zonder deksel totdat de rijstpap dik begint te
worden. Dat duurt ongeveer tien minuten. Denk eraan dat je goed blijft
roeren, anders kleeft de rijstpap aan de bodem van de kookpot.
- Schep de rijstpap in kommetjes en laat afkoelen.
- Rijstpap is lekker met bruine suiker.
589
urieuzeneuzen 5
Kopieerblad
Thema 5 Kopieerblad 13
Gehaktballetjes met krieken
5
Voor 5 personen.
Ingrediënten
1 kg gemengd gehakt, 3 eieren, 200 g broodkruim, een grote pot ontpitte krieken
(ongeveer 750 g), 2 zakjes vanillesuiker, maïszetmeel, een beetje boter of olie
Wat heb je nodig?
een mengkom, een grote pan voor het vlees, een kookpot voor de krieken,
een houten lepel om mee te roeren, een vergiet
Bereiding
- Doe het gehakt met de eieren en het broodkruim in de mengkom.
- Meng en kneed alles goed met je handen.
- Neem wat bereid gehakt in je handen en rol er balletjes van
(van 3 à 4 cm diameter).
- Verhit de boter in de pan en bak de balletjes aan alle kanten mooi bruin.
- Draai het vuur wat lager en doe een extra klontje boter in de pan.
- Laat de gehaktballetjes nog een half uurtje bakken in de pan.
- Terwijl het vlees bakt, giet je de krieken in een vergiet. Vang het sap op in
een grote kookpot.
- Doe wat sap in een kommetje en los er twee eetlepels maïszetmeel in op.
Goed roeren.
- Breng de rest van het sap in de kookpot aan de kook.
- Voeg nu beetje bij beetje het maïszetmeel toe aan het kokende kriekensap.
- Laat het 2 minuten verder doorkoken.
- Is de saus nog niet dik genoeg? Doe weer wat sap in een kommetje, voeg nog
wat maïszetmeel toe en voeg het weer toe aan het kokende sap.
- Wanneer de saus dik genoeg is, voeg je de vanillesuiker toe.
- Laat het nog een minuutje doorkoken en voeg dan de krieken toe.
- Draai het vuur wat lager en laat alles nog 5 minuten op een zacht vuurtje
pruttelen.
- Je kunt de gehaktballetjes en de saus warm of koud eten.
590
5
Spel 1:
De zevensprong
Spel 2:
Hoefijzer werpen
Materiaal
Materiaal
Spelverloop
Spelverloop
Een ruimte waar je een kring kunt maken met de
hele groep.
Maak een gesloten kring. Geef elkaar handen.
Loop rond en zing:
Heb je wel gehoord van de zeven, de zeven.
Heb je wel gehoord van de zevensprong?
Wie zegt dat ik niet dansen kan?
Ik kan dansen als een edelman!
En dat is één.
Bij elke tel hoort een beweging. Wanneer jullie
zingen ‘En dat is één’ voeren jullie de beweging
uit die erbij hoort. Daarna maken jullie terug een
kring en zingen jullie verder tot twee. Bij ‘En dat is
één’ en bij ‘En dat is twee’ voeren jullie opnieuw de
bijpassende bewegingen uit. Zo gaan jullie verder
tot jullie alle bewegingen uitgevoerd hebben.
Bewegingen:
1 = Linkervoet voor.
2 = Linkervoet voor, rechtervoet voor.
3 = Linkervoet voor, rechtervoet voor,
op één been knielen.
4 = Linkervoet voor, rechtervoet voor,
op één been knielen, op twee benen knielen.
5 = Linkervoet voor, rechtervoet voor,
op één been knielen, op twee benen knielen,
één elleboog op de grond.
6 = Linkervoet voor, rechtervoet voor,
op één been knielen, op twee benen knielen,
één elleboog op de grond, beide ellebogen
op de grond.
7 = Linkervoet voor, rechtervoet voor,
op één been knielen, op twee benen knielen,
één elleboog op de grond, beide ellebogen op
de grond, hoofd op de grond.
Daarna dansen jullie de dans terug zeven keer: van
zeven tot één. Er valt nu telkens een beweging weg.
Kopieerblad
Thema 5 Kopieerblad 14
tien hoefijzers, één paal die stevig in de grond zit,
krijt of een stok
- Tel van de paal ongeveer vijf stappen en teken
daar met een stok of een stukje krijt een lijn
op de grond.
- Ga achter de lijn staan en probeer om de beurt
de hoefijzers rond de paal te werpen. Iedereen
krijgt vijf kansen. Wie gooit de meeste hoefijzers
rond de paal?
Spel 3: Hoepelen
Je hebt voor dit spel veel plaats nodig. Een goede
plaats is de turnzaal of de speelplaats.
Materiaal
per persoon een hoepel, een stok om de hoepel mee
voort te bewegen
Spelverloop
- Oefen eerst om de hoepel voort te bewegen met
een stokje en er een afstand mee af te leggen.
- Leg twee stenen op een meter van elkaar.
- Maak nu een slinger en hoepel achter elkaar
tussen de stenen door.
- De laatste schuift met zijn voeten de stenen wat
meer naar elkaar toe.
- Hoepel nu terug achter elkaar tussen de stenen en
schuif de stenen weer wat dichter bij elkaar.
- Wie de hoepel laat vallen, over de steen hoepelt of
niet tussen de stenen kan hoepelen valt af.
- Wie kan het langst volhouden?
Je kunt ook per twee zo snel mogelijk met je hoepel
van de ene kant van de speelplaats naar de andere
kant gaan. Wie kan dat het snelst zonder dat de
hoepel valt?
591
urieuzeneuzen 5
Kopieerblad
Thema 5 Kopieerblad 15
Spel 4:
Touwtrekken
Spel 6: Knikkeren
Speel het spel niet in de klas, maar ergens waar je
plaats hebt.
Materiaal
Materiaal
Spelverloop
een lang en stevig touw (vraag het aan de
gymleerkracht), een zakdoek, een stuk krijt
Spelverloop
- Bind de zakdoek aan het midden van het touw.
- Verdeel de ploeg in twee teams. Bij ongelijke
teams is er één scheidsrechter.
- Teken op de grond een lijn met krijt of geef een
lijn aan met een stok.
- De twee teams gaan elk aan een kant van het
touw staan. De zakdoek hangt boven de lijn op de
grond.
- De scheidsrechter telt af en geeft het startsein.
Welke ploeg trekt de andere ploeg het eerst over
de lijn? Daarna wisselen de teams, zodat iedereen
een aantal keer kan touwtrekken.
Speel dit spel buiten.
10 knikkers per persoon, krijt
-
Teken een kringetje op de grond met krijt.
Leg nu allemaal een knikker in het kringetje.
Trek een streep op twee meter van het kringetje.
Om beurten probeer je om van aan de lijn zoveel
mogelijk knikkers uit de cirkel te spelen. Je mag
gooien, rollen of de knikker wegschieten van
tussen je duim en wijsvinger.
- Als het je lukt om een knikker uit de cirkel te
spelen, mag je die houden.
- Als je de cirkel mist of er rolt geen enkele knikker
weg, dan moet je de knikker waarmee je gespeeld
hebt in de krijtcirkel leggen. Wie heeft er na vijf
beurten de meeste knikkers?
Spel 7: Bikkelen
Spel 5:
Steenstoten
In ploegen van twee proberen de deelnemers een
steen van ongeveer een kg (of minder, omdat je met
jongere kinderen werkt) zo ver mogelijk te gooien.
Elke deelnemer krijgt drie beurten. Speel het spel op
een ondergrond van zand.
Materiaal
tien stenen, kleine steentjes, één paal die stevig in
de grond zit, krijt of een stok
Spelverloop
- Trek een lijn op de grond.
- Ga achter de lijn staan. Om beurten probeer je
de zware steen zo ver mogelijk te gooien.
- Leg een steentje om aan te geven tot waar je
gegooid hebt.
- Iedereen mag drie keer gooien.
Wie gooit het verst?
592
Materiaal
vijf echte bikkels of vijf kleine keitjes of steentjes
per persoon
Spelverloop
- Gooi de vijf bikkels tegelijk in de lucht. Probeer ze
op de rug van je hand op te vangen.
- Gooi ze opnieuw op en vang ze terug in je
handpalm. Wie er de meeste in de hand heeft,
mag beginnen.
- Spel ‘enen’: gooi je vijf bikkels op de grond. Pak er
één op, gooi die in de lucht en pak nu snel één van
de bikkels van de grond en vang de opgegooide
bikkel in dezelfde hand. Leg de opgenomen bikkel
in je andere hand. Gooi terug één bikkel op, raap er
één op, vang de startbikkel op en leg hem weer in
je andere hand. Zo ga je door tot je de vier bikkels
hebt opgeraapt.
- Lukt het met één bikkel? Speel dan het spel
‘tweeën’. Gooi een bikkel in de lucht, raap er twee
op en vang de opgegooide bikkel terug op.
- Op dezelfde manier kun je ook ‘drieën’ of ‘vieren’.
5
Thema 5 Kopieerblad 16
Kopieerblad
R i d d e rs
Groep van de ridders
-
weetjes over ridders
katapult
kruistochten
spreekwoorden: iemand op de rooster leggen, voor paal staan
Mo n n ike n
B oe r e n
Groep van
de monniken
Groep van
de boeren
-
-
weetjes over monniken
kopiëren
boekdrukkunst
spreekwoorden:
iemand over het paard tillen,
ergens de pest aan hebben
weetjes over boeren
het ontstaan van steden
middeleeuwse spelletjes
spreekwoorden:
stinkend rijk zijn,
een lans voor iemand breken
den
slie
Ambacht
Groep van de ambachtslieden
-
weetjes over ambachtslieden
ambachten en gilden
lakenindustrie in Vlaanderen
spreekwoorden: dat is monnikenwerk, iets in je schild voeren
ren
Kasteelhe
Groep van de kasteelheren
-
weetjes over kasteelheren
uitvindingen
het ontstaan van kastelen
spreekwoorden: met open vizier strijden, iemand de handschoen toewerpen
593
urieuzeneuzen 5
Kopieerblad
Thema 5 Kopieerblad 17
A-reeks
594
Wat weet je over…
Wat weet je over…
Wat weet je over…
Wat weet je over…
monniken
gilden
boeren
uitvindingen
klooster
bidden
kopiëren
miniatuur
beloftes
ambachtslieden
gezel
leerjongen
meester
kwaliteit
niet vrij
pacht
ijzeren ploeg
ruilen
zwaar leven
boekdrukkunst
vuurwapens
gotische bouwstijl
ophaalbrug
martelen
Wat weet je over…
Wat weet je over…
Wat weet je over…
Wat weet je over…
kasteel
troubadour
katapult
steden
burcht
ridderzaal
kantelen
koud
weinig meubels
kasteel
zingen
dansen
goochelen
reizen
Romeinen
zware stenen
hoog en ver schieten
aanval
wielen
elfde eeuw
stadsrechten
veilige plek
rivier
handel
Wat weet je over…
Wat weet je over…
Wat weet je over…
Wat weet je over…
boekdrukkunst
middeleeuwse straat
miniatuur
stadswal
blokboeken
losse letters
Dirk Martens
boekenpers
Johannes Gutenberg
nauw
brandgevaar
ratten
pest
houten huizen
monniken
kopiëren
versierde letter
boek
geduld
muur
uitkijktorens
poorten
poortwachters
nauwe straten
5
Kopieerblad
Thema 5 Kopieerblad 18
B-reeks
Wat weet je over…
Wat weet je over…
Wat weet je over…
Wat weet je over…
stadswal
middeleeuwse straat
ridders
miniatuur
muur
uitkijktorens
poorten
poortwachters
nauwe straten
nauw
brandgevaar
ratten
pest
houten huizen
page
schildknaap
knielen
maliënkolder
harnas
monniken
kopiëren
versierde letter
boek
geduld
Wat weet je over…
Wat weet je over…
Wat weet je over…
Wat weet je over…
laken
kruistochten
kasteel
ambachtslieden
weven
Vlaanderen
vollen of vilten
draad spinnen
wol
Jeruzalem
moslims
ridders
handelaars
Godfried van Bouillon
waterburcht
ophaalbrug
hoogteburcht
uitkijktorens
machtsymbool
beroepen
gilden
straatnamen
markt
meester
Wat weet je over…
Wat weet je over…
Wat weet je over…
Wat weet je over…
spelletjes
gilden
steden
uitvindingen
bikkels
knikkers
verstoppertje
bokje springen
op straat
ambachtslieden
gezel
leerjongen
meester
kwaliteit
elfde eeuw
stadsrechten
veilige plek
rivier
handel
boekdrukkunst
vuurwapens
gotische bouwstijl
ophaalbrug
martelen
595
urieuzeneuzen 5
Kopieerblad
Thema 5 Kopieerblad 19
596
Wat als...
Wat als...
Wat als...
Wat als...
er nooit
kruistochten
waren
geweest?
ridders geen
wapenschild
hadden?
een katapult
geen
lanceerarm
had?
monniken
minder geduld
hadden?
Wat als...
Wat als...
Wat als...
Wat als...
monniken geen
gelofte van
armoede zouden
afleggen?
monniken niet
zelf voor hun
eten moesten
zorgen?
de
boekdrukkunst
nooit was
uitgevonden?
men nu nog
steeds met
blokboeken
zou drukken?
Wat als...
Wat als...
Wat als...
Wat als...
monniken al
computers
hadden in de
middeleeuwen?
kasteelheren
wel veel
meubels
hadden in hun
kasteel?
boeren geen
belasting
moesten
betalen aan de
kasteelheer?
ambachtslieden
niet eerst in de leer
moesten bij
een meester?
Wat als...
Wat als...
Wat als...
Wat als...
de paus
nooit had
opgeroepen tot
kruistochten?
een stad
elke dag een
markt mocht
houden?
een stad in de
middeleeuwen
geen nauwe
straatjes had?
de pest niet
erger was dan
een gewoon
griepje?
5
Kopieerblad
Thema 6 Kopieerblad 1
Dimitri Paternostros
De Griekse goden
Griekenland bestaat uit heel wat eilanden. Het is een schitterend land en het klimaat is er zeer
aangenaam. Maar de natuur kan ook gevaarlijk zijn. Er zijn stormen op zee, onweer, vulkaanuitbarstingen, bosbranden, sneeuw in de winter, enz.
Dan waren de oude Grieken bang. Ze begrepen niets van al deze natuurverschijnselen. Ze dachten
dat het het werk was van de goden. Ze geloofden dan ook dat er heel veel goden waren. Elke god had
een naam en zorgde voor iets. Zeus was de oppergod, de baas van alle andere goden.
De Grieken stelden hun goden voor zoals ze eigenlijk zelf wilden zijn. Ze leken net mensen. Maar de
goden konden niet sterven. De goden bleven jong en sterk. Ze woonden allemaal samen op één berg
in het noorden van Griekenland: de Olympus. De Grieken vertelden heel wat verhalen over de goden.
oppergod Zeus
Hera, vrouw van Zeus
Athena, godin van
wijsheid en oorlog
Artemis,
godin van de jacht
Hermes, boodschapper
van de goden
Poseidon,
god van de zee
597
urieuzeneuzen 5
Kopieerblad
Thema 6 Kopieerblad 2
Andreas Metsolotos
De Griekse bouwkunst
De oude Grieken waren goede bouwers. Ze wisten veel van architectuur (bouwkunst) af. De Griekse
architecten waren erg knap. Ze ontwierpen en bouwden prachtige tempels en openbare gebouwen.
De Grieken probeerden hun goden goedgezind te maken door de tempels te bouwen. Daar konden
ze offers brengen aan hun goden. Zo hoopten ze dat de goden geen rampen zouden veroorzaken. De
tempels stonden op de mooiste plekken van het land. Je kunt nog steeds de overblijfselen van heel
wat tempels bewonderen. Het Parthenon in Athene is een mooi voorbeeld van zo’n oude tempel. Hij
werd gebouwd ter ere van Pallas Athene, de belangrijkste godin voor de mensen in de stad Athene.
Speciaal voor haar werd een tempel op het hoogste plekje in de stad gebouwd.
De tempel is gebouwd op de Akropolis, een
heuvel van waaruit men over Athene kijkt. In de
tempel stond een groot beeld van de godin.
De Grieken bouwden hun tempels met veel
zuilen of pilaren. Ze versierden ze met heel wat
beelden. Ze kapten de beelden uit in marmer en
zetten ze mooi op één lijn naast elkaar. We noemen dat een fries.
Hier zie je drie voorbeelden van de Griekse bouwkunst. De pilaren zijn steeds een goede aanwijzing
voor de bouwstijl. Zo zie je dat de Grieken wel wat
afwisten van architectuur.
de Dorische zuil
598
de Ionische zuil
parthenon,
Akropolis
Fries
de Korinthische zuil
Kopieerblad
5
Thema 6 Kopieerblad 3
Yanis Amfethaminis
Sport en theater bij de Grieken
De Spelen op de Olympusberg
De Grieken geloofden dat hun goden boven op een berg in het noorden van Griekenland woonden.
Ze noemden die berg de Olympus. In het stadje Olympia, niet ver van de berg vandaan, kwamen
de Grieken bij elkaar om offers te brengen aan hun goden. Ze kwamen daar ook bij elkaar om te
sporten. Ze hielden verschillende sportwedstrijden tussen sporters van verschillende streken uit het
land. Zo begonnen de eerste Olympische Spelen.
Voor de Grieken was sporten heel belangrijk. Ze deden het omdat ze een mooi en gezond lichaam
belangrijk vonden, maar ook ter ere van de goden. In die tijd mochten alleen mannen aan sport
doen, vrouwen niet. De sporters droegen alleen een doek rond hun lende, verder niets. De belangrijkste sporten waren hardlopen, verspringen, discuswerpen, speerwerpen en worstelen. De winnaar
kreeg een lauwerkrans op het hoofd en soms ook geld. En heel soms werd er van de winnaar een
standbeeld gemaakt. Maar het belangrijkste voor de sporters was het aanzien dat ze kregen.
Het Griekse theater
De oude Grieken hielden erg veel van toneelstukken. Ze bouwden er openluchttheaters
voor. Op de stenen tribunes konden duizenden mensen zitten. De theaters hadden de
vorm van een halve cirkel. De verhalen die ze
opvoerden gingen bijna altijd over goden. Het
was de bedoeling dat de mensen zagen wat er
gebeurde als je niet naar de goden luisterde.
De toneelspelers speelden verschillende rollen
in één toneelstuk. Als ze een rol van een god
speelden, dan vlogen ze soms over het podium. Dat deden ze met katrollen. Ze droegen
een groot masker, zodat ook de toeschouwers
die ver zaten alles goed konden zien. De mond
van zo’n masker was erg groot omdat het geluid van hun stem ver moest dragen.
Grieks
theatermasker
Amfitheater
599
urieuzeneuzen 5
Kopieerblad
Thema 6 Kopieerblad 4
Achilles Pensioenatis
Het bestuur van een stadstaat
Hiernaast zie je een kaartje van Griekenland.
In dat land begon de eerste Europese beschaving, meer dan 4000 jaar geleden.
sparta en athene
Stadstaten
Griekenland bestond in die tijd uit allemaal
kleine landjes. Het waren eigenlijk steden en
het gebied rond die stad. Daarom werden die
staatjes ‘stadstaten’ genoemd. Elke stadstaat
had andere regels en wetten. De goden waren
wel overal dezelfde.
Athene en Sparta
ATHENE
SPARTA
De belangrijkste Griekse stad was Athene. De
stad werd bestuurd door 500 burgers die werden uitgeloot. Ze kwamen zo’n 40 keer per jaar
samen in een soort vergadering. Op zo’n volksvergadering mochten alle mannen ouder dan 20 jaar
komen meepraten over de beslissingen die genomen moesten worden. Er werden ook mensen aangeduid die ervoor moesten zorgen dat de wetten werden uitgevoerd. Athene was een levendige
stad. Kunst, politiek en sport waren heel belangrijk. Via de grote haven in Piraeus (vlakbij Athene)
leerden de Atheners veel nieuwe dingen kennen.
Een andere belangrijke stadstaat was Sparta. Sparta was gelegen in een arm gebied en de meeste
aandacht ging er naar het sterke leger. Een jongen in de stadstaat Sparta moest vanaf zijn zevende
jaar naar het leger om er te worden opgeleid als soldaat. De stadstaat Sparta voerde vaak oorlog. Er
waren in Sparta ook veel slaven, die het zware werk moesten doen. Om hen te bewaken waren heel
wat soldaten nodig.
Sparta werd bestuurd door een raad van oude mannen. Daar kon je pas toe behoren als je 60 jaar
of ouder was. Je moest bovendien uit een belangrijke rijke familie komen. Zij maakten de regels en
wetten. Als je tot de raad behoorde, bleef je lid tot aan je dood.
600
5
Kopieerblad
Thema 6 Kopieerblad 5
Helena Afwazilis
Het dagelijks leven bij de Grieken
Vrouwen waren bij de Grieken niet zo belangrijk. Ze hadden weinig te zeggen en mochten niet veel
meer dan thuisblijven en voor het huishouden zorgen. Zelfs boodschappen doen mochten ze niet.
Dat deden de mannen liever zelf, dan konden ze met elkaar praten over sport en politiek. Jongens
kregen les, meisjes niet. De meisjes werden voorbereid om een goede huisvrouw te worden. De jongens leerden schrijven, rekenen en muziek. Ook sport was een belangrijk deel van hun opleiding. Een
goede conditie vonden de Grieken immers belangrijk.
Griekse kledij
Het belangrijkste kledingstuk bij de Grieken was de chiton. Die werd door mannen gedragen. Het
was een rechte lap stof die over één schouder werd gedragen. De mannen droegen het kledingstuk tot aan de knie of iets lager. Mannen waren meestal fier op hun lichaam en toonden dat ook.
De vrouwen droegen ook zo’n kledingstuk, alleen was het bij hen wat langer. Zo’n langere chiton
noemde men een peplos. In hun lende droegen ze een touw die dienstdeed als riem. Op
de schouders spelden de vrouwen een fibula,
een soort speld om hun kledingstuk vast te
maken. Door het warme en droge klimaat was
de kledij van de Grieken eigenlijk heel eenvoudig.
Het Griekse alfabet
Hiernaast zie je de Griekse letters. Ons alfabet is hieruit ontstaan. Het woord ‘alfabet’
komt trouwens van de eerste twee letters van
de Grieken. De ‘a’ heette ‘alfa’ en de ‘b’ heette
‘bèta’, dus ‘alfabèta’.
Na de tijd van de Grieken waren de Romeinen
het belangrijkst. De Romeinen namen veel
dingen van de Grieken over, bijvoorbeeld ook
de letters. Toch veranderden de Romeinen wel
wat aan het Grieks alfabet. Toen de Romeinen
in ons land kwamen, brachten ze hun alfabet
mee.
Griekse klederdracht
α
β
γ
δ
ε
ζ
η
θ
alpha
beta
gamma
delta
epsilon
zeta
eta
theta
ι
κ
λ
μ
ν
ξ
ο
π
iota
kappa
lambda
mu
nu
xi
omicron
pi
ρ
σ
τ
υ
φ
χ
ψ
Ω
rho
sigma
tau
upsilon
phi
chi
psi
omega
Grieks alfabet
601
urieuzeneuzen 5
Kopieerblad
Thema 6 Kopieerblad 6
Stefanus Migreinus
De denkers bij de Grieken
De Grieken waren denkers. Zo waren er Grieken die heel vaak en heel hard nadachten over de mens
en het leven. Velen van hen schreven al de wijze dingen die ze bedachten ook op. Zo komt het dat
we van velen van hen weten wat hun ideeën waren. We noemen deze mensen filosofen. Als je
dat woord uit elkaar haalt, kom je tot twee aparte woordjes: ‘filos’ en ‘sophia’. Het eerste betekent
‘vriend’ en het tweede ‘wijsheid’. Het waren vrienden van de wijsheid. Ze zeiden dus niet gewoon
iets, ze hadden er eerst heel lang over nagedacht. Ze werden dan ook heel belangrijk gevonden. Misschien moet je in de klas ook eens proberen na te denken over iets waar je niet zomaar een duidelijk
antwoord op vindt. Jullie kunnen alvast eens nadenken over de volgende vragen:
Kunnen dieren slecht zijn?
Wordt een schoolvak leuker als de meester of juf leuk is?
Zou je evenveel van je mama/papa houden als je morgen
te weten kwam dat zij/hij eigenlijk een robot is?
Aan niets denken, kan dat?
Kun je aan iemand zien of hij dom of slim is?
Wat zou er gebeuren als je nooit zou kiezen?
Zou de wereld beter zijn als iedereen er hetzelfde uitzag?
Zijn er vragen die nooit beantwoord kunnen worden?
Een aantal beroemde filosofen waren Socrates, Aristoteles en Plato.
602
PLATO
5
Thema 6 Kopieerblad 7
Kopieerblad
Vrijheid en rechten
Niemand vindt het leuk als iets niet mag. Daarom probeert de EU om de mensen zoveel mogelijk
vrijheid te geven. Zo laat de EU het toe dat je zomaar van het ene Europese land naar het andere
mag reizen en dat je in elk land van de EU mag gaan wonen, werken of studeren. Dat is iets wat
vroeger niet zomaar kon. Toen bestond er een soort van grenspolitie of douane die de mensen aan
de grens van een land deed stoppen. Ze controleerden dan de bagage en de papieren.
Als jij later je middelbaar onderwijs hebt gedaan en je gaat nog verder studeren, kun je dat gerust in
een ander land gaan doen. Zo leer je dingen die je anders misschien niet zou leren. Bovendien kun je
van Europa geld krijgen (een beurs) waardoor dat goedkoper wordt.
Alle landen die lid zijn van de EU moeten ervoor zorgen dat ze hun inwoners eerlijk behandelen. Ze
moeten hun inwoners een vrije mening geven en mogen ze niet zonder een goede reden opsluiten.
Als je wel opgesloten wordt, moet je ook een eerlijk proces krijgen. Stel je bijvoorbeeld voor dat een
Belg in Spanje voor de rechtbank moet verschijnen, dan heeft die recht op een vertaler. Landen die
dat niet doen, mogen geen lid worden van de EU.
Natuurlijk zorgt Europa niet alleen voor rechten van mensen die iets fouts deden. Iedereen die in de
EU leeft, wordt geholpen:
- Vaders hebben recht op drie maanden verlof bij een geboorte.
- Als je een elektrisch toestel koopt heb je twee jaar garantie.
- Vanuit het buitenland bellen met je gsm is goedkoper geworden.
De EU probeert er ook voor te zorgen dat mannen en vrouwen gelijk worden behandeld. Nu is het
nog vaak zo dat mannen en vrouwen die eenzelfde job doen, niet gelijk worden betaald. Mannen
verdienen meestal net iets meer. Dat is niet eerlijk en dat probeert de EU te veranderen.
Cultuur
Europa is een werelddeel waar je heel wat mooie zaken kunt zien, horen en voelen. De muziek,
schilderijen, beelden, gebouwen, feesten en gerechten zijn er zo verschillend van land tot land.
Dat hebben de Europese leiders ook gezien en ze proberen om al deze zaken bekend te maken en
te beschermen. Daar geven ze dus geld voor. Op die manier worden oude theaters gerestaureerd,
wedstrijden voor jonge muzikanten georganiseerd, kunstenaars geholpen en nog veel meer. Men
probeert ook om kunst te brengen bij mensen die daar eigenlijk geen geld voor hebben. Ze kunnen
bijvoorbeeld goedkoop naar voorstellingen gaan kijken of ze krijgen goedkoop toegang tot het internet om nieuwe dingen te leren kennen. Europa beschermt ook al die mooie zaken. Men probeert
ervoor te zorgen dat ze niet verdwijnen. Zo bestaat er een lijst van beschermde zaken. Op die lijst
staat van alles: gerechten, gebouwen, planten, feesten, landschappen en zelfs talen. Zo is het typisch
Schotse kledingstuk de kilt een beschermd product.
603
urieuzeneuzen 5
Thema 6 Kopieerblad 8
Kopieerblad
Het milieu
Dat het niet zo goed gaat met ons milieu, dat weten we. Dat zal niet veranderen tenzij we daar met
z’n allen iets aan doen. Ook daar helpt Europa aan mee. Zo heeft de EU heel wat regels opgesteld
waar elk land dat lid is zich aan moet houden. Al die regels zorgen ervoor dat de natuur terug een
kans krijgt. Ze zorgen ervoor dat de zeeën niet worden leeggevist, de akkers niet worden bespoten
met giftige stoffen, dat er geen vervuild water in rivieren terechtkomt en nog zoveel meer.
Een aantal regels:
- De uitstoot van CO2-gassen mag bij nieuwe wagens niet te hoog zijn. De EU probeert tegen 2020
de uitstoot van CO2-gassen met een vijfde te verminderen. Het is ook de bedoeling om meer energie te winnen uit hernieuwbare milieuvriendelijk energiebronnen zoals wind- en zonne-energie.
- Er mag niet zomaar op elke vissoort gevist worden.
- Heel wat diersoorten zijn beschermd en er mag dus niet op gejaagd worden.
- Er worden natuurgebieden aangekocht zodat ze beschermd blijven.
- Er mag in de EU alleen hout verkocht worden van bomen die men mocht omkappen.
- Producten gemaakt van gedode zeehondjes mogen niet verkocht worden.
- Er mogen geen make-upproducten uitgetest worden op dieren.
- Dieren die vervoerd worden moeten op tijd te drinken krijgen (rustpauze na maximum 9 uur) en
moeten tijdens het vervoer genoeg ruimte en frisse lucht hebben.
Hulp voor mensen
Wij leven in een rijk deel van Europa. De meesten onder ons zijn niet arm en hebben het goed. Dat
is niet zo voor alle inwoners van Europa. In sommige streken van Europa zijn de mensen arm en
hebben ze het heel moeilijk om voedsel en kleren te kopen. Dat zie je in steden, maar ook op het
platteland. Dat heeft verschillende redenen. Soms gaan er fabrieken dicht, valt de oogst erg tegen
door het klimaat of is er gewoon niet genoeg werk voor iedereen. De EU probeert dan een beetje te
helpen door aan deze streken geld te geven dat ze bij alle lidstaten inzamelen. Dat geld wordt dan
gebruikt om in die streken voor werk te zorgen.
Ook mensen die het slachtoffer zijn geworden van een natuurramp of van een oorlog hebben het
vaak moeilijk. De EU komt dan samen om te kijken hoeveel geld ze kunnen geven aan de slachtoffers. Europa heeft daarvoor een speciaal soort spaarpot aangelegd. Ze noemen dat het Europees
rampenfonds.
604
5
Thema 6 Kopieerblad 9
Kopieerblad
Veiligheid
Ongelukjes zijn snel gebeurd. Toch kun je heel wat doen om een ongeluk te vermijden. Gelukkig zijn
er heel wat Europese regels die ons kunnen beschermen.
Een voorbeeld hiervan zijn de regels voor vrachtwagens. In Europa moet elke nieuwe vrachtwagen
een dodehoekspiegel hebben. Door zo’n spiegel kan de chauffeur de fietsers en voetgangers veel
beter zien en is de kans op een ongeluk minder groot. Een vrachtwagen moet ook een reflecterende
strip hebben zodat hij in het donker of bij donker weer beter opvalt. En voor de chauffeurs zijn er ook
strikte regels. Zij mogen maximum 9 uur per dag op de baan zijn, zodat ze niet te vermoeid geraken.
Maar Europa beschermt ons nog op veel andere manieren. Zo kun je zien of je speelgoed wel veilig
is en het aan de regels van de EU voldoet. Je merkt dat aan het CE-teken op de verpakking als je iets
koopt.
Ook aan je mama en papa heeft de EU gedacht. Alle bedrijven moeten ervoor zorgen dat het werk
veilig kan gebeuren. Er zijn heel wat veiligheidsvoorschriften die ongelukken moeten vermijden.
Denk maar aan het dragen van oorbeschermers, veiligheidsschoenen, handschoenen en helmen.
Dat zijn allemaal Europese regels.
Gezondheid
Onze gezondheid is het belangrijkste waar we in ons leven op moeten letten. Dat is niet makkelijk,
want er kan heel wat mislopen. Voor je het weet eet of drink je iets verkeerds of zijn er stoffen in
de buurt die je ziek maken. Daarom is het goed dat de EU dat een beetje mee in de gaten houdt. Zo
zijn er heel wat afspraken die ervoor moeten zorgen dat ons voedsel echt gezond is. Bij het maken,
inpakken en vervoeren van voedsel moeten er strenge regels gevolgd worden. Ook moet op al onze
voedingsproducten vermeld worden waar ze vandaan komen. Als er dan iets fout loopt, weet men
snel waar het probleem zit.
Zo hebben de eieren die je koopt in de winkel allemaal een unieke code. Je kunt die in rode inkt op
het ei zien staan. Die code vertelt heel wat over waar het ei vandaan komt. In het verleden liep er
soms wel iets fout en dan was het moeilijk om terug te vinden waar het besmette voedsel vandaan
kwam. Zolang men dat niet wist, konden nog meer mensen ziek worden.
Europa beschermt ons niet alleen tegen slecht voedsel. Men probeert er ook voor te zorgen dat we
zoveel mogelijk gezond voedsel eten. Er zijn allerlei campagnes om ons gezonder te doen eten en
meer te doen bewegen. Er zijn maatregels tegen tabak, zwaarlijvigheid, het gebruik van bewaarmiddelen in ons voedsel, enz. Ook aan de gezondheid van kinderen in de basisschool wordt gedacht. Je
wekelijkse portie fruit op school (tutti frutti) wordt mee door de EU betaald.
605
urieuzeneuzen 5
Kopieerblad
Thema 6 Kopieerblad 10
606
5
Kopieerblad
Thema 6 Kopieerblad 11
frank
ilie,
Liefste Fam
NO
ITA
T
TLE SDNIE
SSA
H
607
urieuzeneuzen 5
Kopieerblad
Thema 6 Kopieerblad 12
GROET
OMSCHRIJVING
CATEGORIE
GROET
OMSCHRIJVING
CATEGORIE
GROET
OMSCHRIJVING
CATEGORIE
GROET
OMSCHRIJVING
CATEGORIE
GROET
OMSCHRIJVING
CATEGORIE
GROET
OMSCHRIJVING
CATEGORIE
GROET
OMSCHRIJVING
CATEGORIE
GROET
OMSCHRIJVING
CATEGORIE
buongiorno
buenos dias
guten Morgen
bom dia
dobré ráno
god morgon
good morning
608
5
Thema 7 Kopieerblad 1
Kopieerblad
Webquest: Hoe cool is mijn jeans?
1. INLEIDING
Iedereen draagt wel eens jeans: een vest, rok, broek, ... Jongeren vinden jeans cool. Op een jaar tijd
worden er in Europa meer dan 400 miljoen jeansbroeken verkocht. Net zoals andere kleding, is jeans
niet altijd zo goed voor de mens en het milieu.
2. OPDRACHT
Jullie zijn onderzoekers in het studiebureau van een milieubeweging. Jullie gaan op zoek naar zoveel
mogelijk argumenten waarom een jeansbroek niet zo 'cool' is voor de mens en het milieu. Maak een
folder waarin je mensen informatie geeft over de impact van het dragen van jeans op de mens en
het milieu.
3. VERWERKING
STAP 1
Om de folder te kunnen maken, moet je zelf natuurlijk veel leren over de jeansbroek. Zoek informatie
over de volgende zaken:
- de manier waarop jeans wordt gemaakt
- de materialen die je nodig hebt om jeans te maken
- de mensen die jeans maken en de plaats waar jeans wordt gemaakt
- de manier waarop jeans in de winkel terechtkomt
- de manier om jeans proper te maken
STAP 2
Beantwoord aan de hand van deze informatie de volgende vragen:
- Waarom is jeans niet zo goed voor het milieu?
- Waarom is jeans niet zo goed voor de mens?
STAP 3
Zoek prenten, tekeningen, foto's, cartoons, enz. die je kunt gebruiken voor je folder.
STAP 4
Maak de folder. Je mag kiezen of je dat op de computer doet (in Word) of in een papieren versie. In
het laatste geval mag je een aantal prenten afdrukken. Je folder moet bestaan uit een combinatie
van beelden en woorden.
STAP 5
Bereid een korte presentatie voor waarin je de folder voorstelt aan de kinderen van de klas.
4. INFORMATIEBRONNEN
Jullie kunnen op websites informatie zoeken over jeans. Tik ook eens de woorden ‘spijkerbroek’,
‘jeans’ of ‘(biologisch) katoen’ in bij een zoekmachine.
Jullie kunnen ook informatie vinden in het bronnenboek. Jullie mogen natuurlijk ook zelf in de bibliotheek boeken zoeken waarin jullie meer informatie vinden over dit onderwerp. Breng de boeken
een van de volgende dagen mee naar de klas.
609
urieuzeneuzen 5
Kopieerblad
Thema 7 Kopieerblad 2
5. BEOORDELING
Jullie kunnen in totaal 100 punten verdienen. Om te weten hoeveel punten jullie uiteindelijk zullen
krijgen, vullen jullie en de leerkracht dit schema in (je vindt het invulschema op de volgende pagina).. Eerst duiden jullie aan of jullie in fase 1, 2, 3 of 4 zitten. Daarna geven jullie punten. Natuurlijk
zul je minder punten krijgen als je in fase 1 zit dan wanneer je in fase 4 zit.
OPDRACHT 1
Folder maken
Maximaal
70 punten
OPDRACHT 2
Folder
presenteren
Maximaal
30 punten
Fase 1
Fase 2
Fase 3
Fase 4
Wij zijn op de
goede weg
We krijgen het
onder de knie
We doen dit al
goed
Dit heeft
nauwelijks nog
geheimen voor
ons
We maakten
een folder met
informatie en
beelden.
We werkten
goed samen aan
een verzorgde
folder met
informatie en
beelden.
We werkten
goed samen aan
een originele
folder met
interessante
info en leuke
beelden.
We werkten
heel goed
samen aan
een originele
folder met interessante info,
mooie beelden
en goede tips.
We vertelden de
informatie uit
onze folder aan
de klas.
We vertelden
de informatie
uit onze folder
op een leuke
manier aan de
klas.
We stelden onze
folder op een
boeiende manier
voor aan de klas.
We stelden onze
folder op een
overtuigende en
originele manier
voor aan de klas.
De informatie
was duidelijk en
gestructureerd.
SCORE
6. AFSLUITING
Je hebt heel wat geleerd over jeans. Je zocht veel informatie op en bracht die samen in een mooie
folder. Deze folder stelde je voor aan de kinderen van de klas. Misschien kun je de folder ook aan
andere mensen laten zien? Ter afsluiting kopieer je de folder een paar keer. Deel de folders uit aan je
ouders, familie en vrienden zoals je met een echte folder zou doen.
610
5
Kopieerblad
Thema 7 Kopieerblad 3
Vul het schema in.
OPDRACHT 1
Folder maken
Maximaal
70 punten
OPDRACHT 2
Folder
presenteren
Fase 1
Fase 2
Fase 3
Fase 4
Wij zijn op de
goede weg
We krijgen het
onder de knie
We doen dit al
goed
Dit heeft
nauwelijks nog
geheimen voor
ons
We maakten
een folder met
informatie en
beelden.
We werkten
goed samen aan
een verzorgde
folder met
informatie en
beelden.
We werkten
goed samen aan
een originele
folder met
interessante
info en leuke
beelden.
We werkten
heel goed
samen aan
een originele
folder met interessante info,
mooie beelden
en goede tips.
We vertelden de
informatie uit
onze folder aan
de klas.
We vertelden
de informatie
uit onze folder
op een leuke
manier aan de
klas.
We stelden onze
folder op een
boeiende manier
voor aan de klas.
We stelden onze
folder op een
overtuigende en
originele manier
voor aan de klas.
De informatie
was duidelijk en
gestructureerd.
Maximaal
30 punten
SCORE
Heb je nog opmerkingen?
611
urieuzeneuzen 5
Thema 7 Kopieerblad 4
Kopieerblad
Opdrachtkaart
Fase 1: Modeontwerper kiezen
Elk groepslid leest in het bronnenboek een infokaart over een Belgische ontwerper. Spreek goed af
wie welke kaart leest.
Fase 2: Ons bureau
Kies een ontwerper voor wie je een bureau wilt oprichten of voor wiens bureau je wilt werken. Geef
het bureau een originele naam. Schrijf het in het werkboek.
Fase 3: Kleding ontwerpen
Teken kledingstukken op de modepoppen in het werkboek. Hou daarbij rekening met de stijl van
de ontwerper die je hebt gekozen. Je mag op zoek gaan naar ideeën in tijdschriften, boeken, op het
internet, enz.
Fase 4: Kleding maken
Verschillende mensen zullen je technieken tonen om kleding te maken.
Kijk goed, want straks is het aan jou! Kies in jullie groep een aantal kledingstukken uit die jullie willen maken voor jullie collectie en kies een
techniek die je daarvoor wilt gebruiken. Schrijf het bij de modepoppen
in het werkboek. Probeer samen met de ‘experts’ je kledingstukken te
maken.
Fase 5: Prijs bepalen
Ga op zoek naar de prijzen van grondstoffen. Vul ze in op het volgende
kopieerblad. Probeer zo in te schatten hoeveel je kledingstuk zal kosten.
Reken daarbij ook nog je werkuren en je winst. Je wilt immers nog een
centje overhouden aan de verkoop!
Fase 6: Reclame maken
Bespreek met je groep van het ontwerpbureau hoe jullie reclame gaan
maken. Je kunt een folder of reclameblad maken, een poster ontwerpen, enz. Verdeel de taken en ga aan de slag!
Fase 7: Verkopen
Probeer jullie kledingstukken te verkopen.
612
5
Thema 7 Kopieerblad 5
Kopieerblad
Zoek de prijzen op!
PRIJS
1 meter stof
1 knoop
1 bol wol
1 bobijn garen
1 meter jeans
1 meter vilt
1 uur werk voor 1 arbeider
percentage winst
Zoek de prijzen op!
PRIJS
1 meter stof
1 knoop
1 bol wol
1 bobijn garen
1 meter jeans
1 meter vilt
1 uur werk voor 1 arbeider
percentage winst
613
Kopieerblad
urieuzeneuzen 5
614