Evaluatie Kopie 5 Curieuzeneuzen 5 Evaluatie en kopieerbladen Evaluatie en kopieerbladen Evaluatie & Kopieerbladen 473 urieuzeneuzen 5 Reflectie Curieuzeneuzen 5 Reflectieblad Reflectiebladen voor de leerlingen 474 5 Tussendoor A abc Naam heel erg leuk 1+1=2 Datum Nummer leuk gewoon niet zo leuk helemaal niet leuk Waar wil je nog meer over te weten komen? Kruis aan. Teken ook hoe leuk je die dingen vindt. Kies een gezichtje uit het schema hierboven. Ik wil meer te weten komen over... ❑ welke argumenten ik kan gebruiken om anderen te overtuigen om veiliger te fietsen. ❑ het beroep van (verkeers)agent. ❑ het beroep van fietsenhersteller. abc abc 1+1=2 1+1=2 ❑ hoe een kruispunt met veel verkeer kan worden ingericht (lichten, zebrapaden, fietspad, rijstroken, enz.). abc ❑ de verkeersregels. 1+1=2 475 Reflectie Curieuzeneuzen 5 Reflectieblad urieuzeneuzen 5 Curieuzeneuzen 5 Reflectieblad abc abc Reflectie 1+1=2 1+1=2 heel erg leuk leuk gewoon niet zo leuk helemaal niet leuk Waar wil je nog meer over te weten komen? Kruis aan. Teken ook hoe leuk je die dingen vindt. Kies een gezichtje uit het schema hierboven. Ik wil meer te weten komen over... abc abc 1+1=2 1+1=2 ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ hoe de zon werkt. hoe het komt dat er leven is op aarde. hoe neerslag ontstaat en welke soorten neerslag er zijn. welke soorten bomen er bestaan en hoe je ze kunt herkennen. welke soorten bloemen er bestaan en hoe je ze kunt herkennen. ❑ de vormen die ik in wolken kan herkennen en de gedachten die daarbij in mij opkomen. ❑ de manier waarop ik de lesjes over het weer beter kan studeren. ❑ hoe ik met fietsbellen een orkest kan vormen. ❑ hoe ik een ‘wolkenkunstwerk’ kan maken. ❑ hoe ik een supervaardige fietser kan worden. 476 5 Thema 3: Een frisse duik abc abc Naam Datum Nummer 1+1=2 1+1=2 heel erg leuk leuk gewoon niet zo leuk helemaal niet leuk Teken hoe leuk je deze dingen vond. Kies een gezichtje uit het schema hierboven. De foto’s van Mars, Venus en de aarde bestuderen. Samen met een klasgenootje de waterproefjes uitvoeren. abc abc abc abc Nadenken over ‘stel je voor dat…’. 1+1=2 1+1=2 1+1=2 1+1=2 Trek een kring: welke vorm van voorstelling heb je gekozen bij ‘stel je voor dat…’? Wat vond je daarvan? schilderij gedicht lied De helderheidschijf / waterkijker / waterfilter maken. abc 1+1=2 477 Reflectie Curieuzeneuzen 5 Reflectieblad urieuzeneuzen 5 Curieuzeneuzen 5 Reflectieblad abc Reflectie 1+1=2 heel erg leuk leuk gewoon niet zo leuk helemaal niet leuk Teken hoe leuk je deze dingen vond. Kies een gezichtje uit het schema hierboven. De poel gaan bezoeken. abc De morsecodes ontcijferen. 1+1=2 abc De prijs van verschillende soorten water berekenen. 1+1=2 Welke rol had je in het groepswerk? Zet een kruisje. Wat vond je daarvan? ❑ organisator - Wat kon je goed in dit thema? - Waar wil je nog beter in worden? 478 ❑ planner ❑ verslaggever ❑ bemiddelaar 5 Thema 4: Ademloos en met bonzend hart abc Naam Datum Nummer 1+1=2 abc heel erg leuk leuk gewoon niet zo leuk helemaal niet leuk Teken hoe leuk je deze dingen vond. Kies een gezichtje uit het schema hierboven. abc 1+1=2 1+1=2 abc Naar de skelettendans luisteren. 1+1=2 Samen proefjes uitvoeren. Het klasproefje over luchtvervuiling. Meer te weten komen over ademhaling. abc 1+1=2 De affiche maken over waarom roken ongezond is. 479 Reflectie Curieuzeneuzen 5 Reflectieblad urieuzeneuzen 5 Curieuzeneuzen 5 Reflectieblad Reflectie abc 1+1=2 abc 1+1=2 heel erg leuk leuk gewoon niet zo leuk helemaal niet leuk Teken hoe leuk je deze dingen vond. Kies een gezichtje uit het schema hierboven. De uitdrukkingen rond ademen uitbeelden. Zelf een tekst rond ademen schrijven. abc 1+1=2 Mijn eigen stethoscoop maken. Samen teksten lezen over het hart. abc 1+1=2 Welke rol had je in het groepswerk? Zet een kruisje. Wat vond je daarvan? ❑ organisator - Wat kon je goed in dit thema? - Waar wil je nog beter in worden? 480 ❑ planner ❑ verslaggever ❑ bemiddelaar 5 Tussendoor B Naam Datum Nummer abc 1+1=2 heel erg leuk leuk gewoon niet zo leuk helemaal niet leuk Waar wil je nog meer over te weten komen? Kruis aan. Teken ook hoe leuk je die dingen vindt. Kies een gezichtje uit het schema hierboven. Ik wil meer te weten komen over... ❑ hoe je een weerbericht presenteert. ❑ hoe je een weerbericht schrijft in de krant. ❑ hoe een weerbericht in een andere taal klinkt. ❑ het beroep van weerman of weervrouw. ❑ oudere mensen helpen in het verkeer. ❑ welke bomen een bijzondere betekenis hebben voor mensen (bijvoorbeeld een geboorteboom). abc abc abc 1+1=2 1+1=2 1+1=2 ❑ weerkaarten van Europa maken. abc ❑ klimatogrammen lezen en begrijpen. 1+1=2 ❑ hoe je zelf meetinstrumenten voor het weer kunt maken. ❑ de werking van de satellieten. 481 Reflectie Curieuzeneuzen 5 Reflectieblad abc urieuzeneuzen 5 Curieuzeneuzen 5 Reflectieblad Reflectie 1+1=2 heel erg leuk abc abc leuk gewoon niet zo leuk helemaal niet leuk Waar wil je nog meer over te weten komen? Kruis aan. Teken ook hoe leuk je die dingen vindt. Kies een gezichtje uit het schema hierboven. Ik wil meer te weten komen over... 1+1=2 1+1=2 ❑ hoe goed ik ben in fietsvaardigheden en aan welke dingen ik nog moet werken. ❑ welke groepstaken ik goed deed en welke nog beter kunnen. ❑ hoe je een lied kunt maken om mensen te overtuigen om een fietshelm te dragen. ❑ hoe je met gedroogde bloembladen een prachtig schilderij kunt maken. ❑ hoe ik een supervaardige stapper kan worden. ❑ hoe ik de bewegingen van de verkeersagent zelf kan uitvoeren. ❑ hoe ik behendiger kan worden met de fiets (bijvoorbeeld rijden tussen kegels). 482 5 Curieuzeneuzen 5 Reflectieblad Thema 5: Van wallen en kantelen 1+1=2 Naam Datum Nummer heel erg leuk leuk gewoon niet zo leuk helemaal niet leuk Teken hoe leuk je deze dingen vond. Kies een gezichtje uit het schema hierboven. Samen met je groep afspraken maken voor het groepswerk. abc abc 1+1=2 1+1=2 Je eigen wapenschild / katapult / miniatuur / gerecht / kasteel ontwerpen of bedenken. Je eigen wapenschild / katapult / miniatuu / gerecht / kasteel maken. Improvisatietoneel spelen. abc Spreekwoorden uit de middeleeuwen leren. 1+1=2 abc 1+1=2 483 Reflectie abc urieuzeneuzen 5 Reflectie Curieuzeneuzen 5 Reflectieblad heel erg leuk leuk gewoon niet zo leuk helemaal niet leuk Teken hoe leuk je deze dingen vond. Kies een gezichtje uit het schema hierboven. Welke rol had je in het groepswerk? Zet een kruisje. Wat vond je daarvan? ❑ organisator - Wat kon je goed in dit thema? - Waar wil je nog beter in worden? 484 ❑ planner ❑ verslaggever ❑ bemiddelaar 5 Curieuzeneuzen 5 Reflectieblad Reflectie Thema 6: Europa, mijn dorp Naam Datum Nummer heel erg leuk leuk gewoon niet zo leuk helemaal niet leuk Teken hoe leuk je deze dingen vond. Kies een gezichtje uit het schema hierboven. Je eigen verhaal schrijven bij een stripverhaal. abc abc 1+1=2 abc 1+1=2 Het naambord maken voor je informatiekraampje. 1+1=2 abc Professor Zork zoeken aan de hand van kaarten. 1+1=2 De reliëfkaart bestuderen. Vergaderen als de Europese Commissie, het Europees Parlement of de Raad van ministers. abc 1+1=2 485 urieuzeneuzen 5 Reflectie Curieuzeneuzen 5 Reflectieblad heel erg leuk leuk gewoon niet zo leuk helemaal niet leuk Teken hoe leuk je deze dingen vond. Kies een gezichtje uit het schema hierboven. Welke rol had je in het groepswerk? Zet een kruisje. Wat vond je daarvan? ❑ organisator - Wat kon je goed in dit thema? - Waar wil je nog beter in worden? 486 ❑ planner ❑ verslaggever ❑ bemiddelaar 5 Tussendoor C Naam Datum Nummer abc 1+1=2 heel erg leuk leuk gewoon niet zo leuk helemaal niet leuk Waar wil je nog meer over te weten komen? Kruis aan. Teken ook hoe leuk je die dingen vindt. Kies een gezichtje uit het schema hierboven. Ik wil meer te weten komen over... ❑ hoe je de verschillende onderdelen van een fiets noemt. ❑ hoe je ‘fiets’ in het Frans en Engels zegt. ❑ het beroep van natuurgids. ❑ het beroep van bloemist. ❑ het beroep van parcoursbouwer (bij het wielrennen, paardrijden, enz.). abc abc abc 1+1=2 1+1=2 1+1=2 ❑ plannen tekenen voor een verkeersparcours. abc ❑ hoeveel meter ik nodig heb om tot stilstand te komen als ik op volle snelheid fiets. 1+1=2 ❑ hoe de remmen van een fiets werken. 487 Reflectie Curieuzeneuzen 5 Reflectieblad abc urieuzeneuzen 5 Curieuzeneuzen 5 Reflectieblad Reflectie 1+1=2 heel erg leuk abc abc leuk gewoon niet zo leuk helemaal niet leuk Waar wil je nog meer over te weten komen? Kruis aan. Teken ook hoe leuk je die dingen vindt. Kies een gezichtje uit het schema hierboven. Ik wil meer te weten komen over... 1+1=2 1+1=2 ❑ waar ik later kampioen in zou willen worden. ❑ welk verkeersborden ik voor mezelf zou kunnen ontwerpen (bv. ‘ik mag niet snoepen’ of ‘ik moet meer studeren’). ❑ welke kunstenaars mooie kunstwerken maken met natuurlijke materialen (zoals takken). ❑ hoe ik met takken en bloemen kan knutselen. ❑ welke liedjes er over bloemen gemaakt zijn. ❑ welke oefeningen ik nog kan doen om mijn fietsvaardigheden te oefenen. 488 5 Thema 7: In een nieuw kleedje abc Naam Datum Nummer 1+1=2 heel erg leuk leuk gewoon niet zo leuk helemaal niet leuk Teken hoe leuk je deze dingen vond. Kies een gezichtje uit het schema hierboven. Luisteren naar verhalen van klasgenootjes over hun kleding. abc abc Discussiëren over de beste modeontwerper. abc 1+1=2 1+1=2 1+1=2 De vragen over mijn kleerkast beantwoorden. abc Berekenen hoeveel ons zelfgemaakt kledingstuk kost en de prijs vergelijken met andere prijzen. 1+1=2 Leren over hoe en van welke grondstoffen een jeansbroek wordt gemaakt. 489 Reflectie Curieuzeneuzen 5 Reflectieblad abc urieuzeneuzen 5 Reflectie 1+1=2Curieuzeneuzen 5 Reflectieblad heel erg leuk abc abc 1+1=2 1+1=2 leuk gewoon niet zo leuk Teken hoe leuk je deze dingen vond. Kies een gezichtje uit het schema hierboven. Inschatten hoeveel punten we zouden krijgen. Zelf een hoed maken. Een techniek oefenen om kleding te maken. - Wat kon je goed in dit thema? - Waar wil je nog beter in worden? 490 helemaal niet leuk Procesevaluatie 5 Curieuzeneuzen 5 Procesevaluatie Procesevaluatie 491 urieuzeneuzen 5 Procesevaluatie Curieuzeneuzen 5 Procesevaluatie Procesevaluatiefiches voor de leraar 492 5 Curieuzeneuzen 5 Procesevaluatie Thema Procesevaluatie OBSERVATIEFICHE A Datum Sleutelcompetentie õ Zelfsturende competentie õ Leercompetentie õ Sociale competentie õ Functionele competentie Welke deelaspect ga je observeren? (zie Algemene handleiding p. 28 en Observatiefiche B) Naam 1 = kan dit nog niet Wat zie je? 2 = kan dit een beetje 3 = kan dit goed 1 2 3 4 4 = kan dit zeer goed 493 urieuzeneuzen 5 Procesevaluatie Curieuzeneuzen 5 Procesevaluatie OBSERVATIEFICHE B deel 1 1. ZELFSTURENDE COMPETENTIES Naam van de leerling: 1 = kan dit nog niet 2 = kan dit een beetje 3 = kan dit goed 4 = kan dit zeer goed OBSERVATIEMOMENTEN COMPETENTIES OK1/NOK 1.1 Doelgerichtheid De leerling kan realistische doelen voor zichzelf en de anderen formuleren. De leerling kan criteria opstellen waaraan een leerproces of eindproduct moet voldoen. 1.2 Zelfevaluatie De leerling kan zijn/haar verwachtingen uiten en hij/zij kan een inschatting maken. De leerling kan het eindresultaat van een gevolgde werkwijze evalueren en bijsturen (leerproces en product). 1.3 Kritische zin De leerling heeft vertrouwen in zichzelf waardoor hij/zij eigen standpunten, gedrag of methoden van zichzelf in vraag durft stellen, alvorens een stelling in te nemen. 1.4 Zin voor orde en nauwkeurigheid De leerling werkt ordelijk en systematisch. De leerling voert de opdrachten grondig, geordend en zorgvuldig uit. 1.5 Zelfstandigheid De leerling kan schoolactiviteiten zonder hulp van anderen uitvoeren. 1.6 Doorzettingsvermogen De leerling geeft niet gemakkelijk op bij tegenslagen. 494 1. Als een deelaspect in orde is, hoef je hiervoor geen verdere observatie uit te voeren. Anders vul je een cijfer van 1 tot 4 in. 5 Procesevaluatie Curieuzeneuzen 5 Procesevaluatie OBSERVATIEFICHE B deel 2 2. LEERCOMPETENTIES Naam van de leerling: 1 = kan dit nog niet 2 = kan dit een beetje 3 = kan dit goed 4 = kan dit zeer goed OBSERVATIEMOMENTEN COMPETENTIES OK1/NOK 2.1 Informatie verwerken/uitwisselen De leerling kan losse gegevens verzamelen, verwerken en gebruiken door ze betekenis te geven. De leerling kan op systematische wijze samenhangende informatie (ook andere dan teksten) verzamelen, verwerken en gebruiken. De leerling kan zichzelf zien als bron van informatie en zijn/haar eigen voorkennis aanspreken en inzetten. 2.2 Problemen oplossen De leerling kan eenvoudige problemen op systematische en inzichtelijke wijze oplossen (gebruikmaken van stappenplannen, ...). 2.3 Plannen De leerling kan zijn/haar werktijd efficiënt verdelen en invullen, de tijd verdelen, het nodige materiaal selecteren, taken en opdrachten plannen en organiseren. 2.4 Creativiteit De leerling kan eigen (nieuwe en ongewone) ideeën, oplossingen en methoden voor een probleem bedenken door te fantaseren, te experimenteren, te verbeelden, vorm te geven en kan ze ook uitvoeren. 2.5 Zin voor initiatief De leerling doet de eerste stap, wacht niet op de anderen, doet voorstellen, neemt het initiatief. 1. Als een deelaspect in orde is, hoef je hiervoor geen verdere observatie uit te voeren. Anders vul je een cijfer van 1 tot 4 in. 495 urieuzeneuzen 5 Procesevaluatie Curieuzeneuzen 5 Procesevaluatie OBSERVATIEFICHE B deel 3 3. SOCIALE COMPETENTIES Naam van de leerling: 1 = kan dit nog niet 2 = kan dit een beetje 3 = kan dit goed 4 = kan dit zeer goed OBSERVATIEMOMENTEN COMPETENTIES OK1/NOK 3.1 Assertiviteit De leerling komt op voor zijn/haar eigen meningen, behoeften of belangen, met respect voor anderen. 3.2 Samenwerken De leerling draagt actief bij aan het realiseren van gemeenschappelijke doelen door een optimale afstemming tussen de eigen kwaliteiten en belangen én die van de groep/de ander (overlegvaardigheden). De leerling houdt rekening met de gevoelens en behoeften van anderen. De leerling kan hulp vragen en hulp bieden. 3.3 Omgaan met diversiteit De leerling toont zich bekwaam in het omgaan met gelijkenissen en verschillen. Hij/zij aanvaardt dit als een feit en probeert ervan te leren. De leerling kan onderwerpen benaderen vanuit verschillende perspectieven. De leerling toont bereidheid om van andermans visie, ervaringen en inzichten te leren. De leerling gaat op zoek naar dialoog en vermijd zoveel mogelijk conflicten. De leerling kan zich vlot aanpassen aan bv. personen, contexten, tijd, materialen, ... 3.4 Omgaan met regels en afspraken De leerling leeft de regels en de afspraken na en draagt ze uit. 3.5 Leiding geven De leerling kan bij groepstaken de leiding geven en onder leiding van een medeleerling werken. De leerling kan de anderen motiveren, stimuleren om een bepaald resultaat te bereiken. 496 1. Als een deelaspect in orde is, hoef je hiervoor geen verdere observatie uit te voeren. Anders vul je een cijfer van 1 tot 4 in. 5 Procesevaluatie Curieuzeneuzen 5 Procesevaluatie OBSERVATIEFICHE B deel 4 4. FUNCTIONELE COMPETENTIES Naam van de leerling: 1 = kan dit nog niet 2 = kan dit een beetje 3 = kan dit goed 4 = kan dit zeer goed OBSERVATIEMOMENTEN COMPETENTIES OK1/NOK 4.1 Talig functioneren De leerling drukt zich zowel mondeling als schriftelijk uit zodanig dat de boodschap bij de doelgroep overkomt. De leerling maakt ideeën, meningen en informatie aan anderen duidelijk in een heldere begrijpelijke taal. De leerling kan in functionele situaties een aantal verbale en niet-verbale gespreksconventies naleven. 4.2 Technologisch De leerling kan gebruikmaken van ICT om een eigen of gezamenlijk leerproces te ondersteunen. 4.3 Rekenkundig De leerling kan een aantal ‘dagdagelijkse’ wiskundige bewerkingen of handelingen functioneel inzetten. 1. Als een deelaspect in orde is, hoef je hiervoor geen verdere observatie uit te voeren. Anders vul je een cijfer van 1 tot 4 in. 497 urieuzeneuzen 5 Procesevaluatie Curieuzeneuzen 5 Procesevaluatie OBSERVATIEFICHE C Naam van de leerling: 1 = kan dit nog niet Sleutelcompetentie: 2 = kan dit een beetje 3 = kan dit goed 4 = kan dit zeer goed Deelaspect: 1 2 3 4 Deelaspect: 1 2 3 4 Deelaspect: 1 2 3 4 Wat zie je? Sleutelcompetentie: Wat zie je? Sleutelcompetentie: Wat zie je? 498 - kan moeilijk bij de taak blijven - kan moeilijk geconcentreerd blijven - luistert zelden in de klasgroep - gebruikt de tijd niet goed Gericht op de taak Omgaan met tijd - werkt zelden samen met anderen - heeft het moeilijk om met anderen om te gaan - heeft een beperkte bijdrage tot de groep - deelt beperkt ideeën - luistert zelden naar anderen - toont weinig respect voor andere ideeën Samenwerking Bijdrage Participatie Attitude TEAMWORK - heeft het moeilijk met opdrachten - weet zelden wat te doen Niveau 1 Vraagt verbetering Zelfsturing ZELFSTANDIG WERKEN Criteria - gaat meestal goed met tijdgebruik om - is meestal gericht op de taak - is meestal aandachtig en gericht op de taak - volgt meestal de opdrachten op - weet wat te doen met beperkte hulp en toezicht Niveau 3 Goed - gebruikt de tijd altijd goed - heeft een effectief tijdgebruik - is altijd aandachtig en gericht op de taak - volgt altijd de instructies op - weet zelfstandig wat te doen - handelt occasioneel als hulp voor medeleerling Niveau 4 Uitstekend 1. Learning Skills Checklist Manufacturing Technology, Grade 11, Workplace Preparation, Catholic and Public schools, USA - luistert soms naar anderen - is soms beleefd en aangenaam - deelt soms ideeën - levert soms een bijdrage tot de groep - luistert meestal naar anderen - is meestal beleefd en aangenaam - deelt meestal ideeën - levert een bijdrage tot de groepsactiviteiten - luistert naar anderen en moedigt participatie aan - is altijd beleefd en aangenaam - deelt altijd ideeën en motiveert de groep - heeft een grote bijdrage tot de groep - werkt soms met anderen - werkt meestal met anderen - werkt altijd met anderen samen samen samen - heeft het soms moeilijk om - heeft zelden moeilijkheden - kan met iedereen om met anderen om te gaan om met anderen om te gaan - gebruikt soms de tijd goed - moet soms teruggebracht worden tot de taak - moet soms opnieuw tot concentratie worden gebracht - volgt occasioneel de opdrachten op - weet wat te doen met enige hulp Niveau 2 Voldoet Procesevaluatie samenwerking Om als leraar het proces te kunnen volgen en evalueren dat de kinderen doormaken, kun je gebruikmaken van het onderstaande systeem.1 Procesevaluatie 5 Curieuzeneuzen 5 Procesevaluatie 499 500 - werkt de taak af zonder veel inspanning - volgt zelden de instructies Kwaliteit van het werk - accepteert zelden nieuwe uitdagingen en leersituaties - heeft altijd een zetje nodig om te beginnen - zoekt zelden beschikbare hulp Uitdagingen Vragen om hulp INITIATIEF - werkt een taak beperkt af - maakt opdrachten niet af en maakt ze zelden op tijd klaar Productiviteit WERKGEWOONTEN - tekeningen, schetsen, nota’s zijn onoverzichtelijk, slordig en onvolledig - heeft geen goede organisatie bij het verwerken van informatie - zoekt soms beschikbare hulp - accepteert soms nieuwe uitdagingen en leersituaties met nogal wat stimulans - werkt de taak af met enige inspanning - volgt soms de instructies - werkt een taak meer dan de helft af - is steeds te laat met opdrachten, opdrachten zijn wel afgewerkt (meer dan drie keer te laat) - tekeningen, schetsen, nota’s zijn volledig maar onoverzichtelijk, slordig en onvolledig - heeft soms een goede organisatie bij het verwerken van informatie - volgt de voorgeschreven stappen en past zich aan bij onverwachte moeilijkheden - gebruikt een schema om een taak uit te voeren - zoekt normaal gezien beschikbare hulp - accepteert nieuwe uitdagingen en leersituaties met beperkte stimulans - werkt de taak af - volgt de instructies - zoekt altijd beschikbare hulp - accepteert altijd nieuwe uitdagingen en leersituaties met enthousiasme en vertrouwen - werkt de taak met enthousiasme af - volgt de instructies met oog voor detail - werkt de taak af - werkt de taak met veel zorg - is zelden te laat klaar met en inspanning af opdrachten (maximum drie - is altijd op tijd klaar met keer te laat) opdrachten - volgt de voorgeschreven - de meeste tekeningen, stappen en past zich aan bij schetsen, nota’s zijn overzichtelijk, keurig en volledig onverwachte moeilijkheden - gebruikt een schema om - heeft meestal een goede organisatie bij het verwereen taak uit te voeren ken van informatie - heeft een beetje zicht op de - volgt de stappen bij het - heeft geen zicht op de doelen en het afwerken van doelen en het afwerken van vervolledigen van een taak - gebruikt meestal een werk een taak een taak schema - gebruikt zelden een werk- gebruikt soms een werkschema schema Omgaan met informatie Niveau 4 Uitstekend - komt vaak naar de klas met - komt altijd naar de klas een uitgevoerde voortaak met een uitgevoerde voortaak Niveau 3 Goed Omgaan met doelen - komt meestal naar de klas met een uitgevoerde voortaak Niveau 2 Voldoet - komt zelden naar de klas met een uitgevoerde voortaak Niveau 1 Vraagt verbetering Voortaken ORGANISATIE Criteria Procesevaluatie Curieuzeneuzen 5 Procesevaluatie urieuzeneuzen 5 5 Procesevaluatie Curieuzeneuzen 5 Procesevaluatie Kopieerblad procesevaluatie samenwerking voor de leraar Naam van de leerling: CRITERIA NIVEAU 1 NIVEAU 2 NIVEAU 3 NIVEAU 4 ZELFSTANDIG WERKEN Zelfsturing Gericht op de taak Omgaan met tijd TEAMWORK Samenwerking Bijdrage Participatie Attitude ORGANISATIE Voortaken Omgaan met doelen Omgaan met informatie WERKGEWOONTEN Productiviteit Kwaliteit van het werk INITIATIEF Uitdagingen Vragen om hulp 501 urieuzeneuzen 5 Procesevaluatie Curieuzeneuzen 5 Procesevaluatie Procesevaluatiefiches voor de leerlingen 502 5 Procesevaluatie Curieuzeneuzen 5 Procesevaluatie Thema 4: Ademloos en met bonzend hart Datum Ik kijk naar 1 = onvoldoende I 2 = kan beter I 3 = goed I 4 = zeer goed 1 2 3 4 Ik vond dat er goed werd nagedacht over het ontwerp. õ õ õ õ Ik vond de uitbeelding duidelijk. õ õ õ õ Ik vond de uitbeelding leuk. õ õ õ õ ... õ õ õ õ ... õ õ õ õ ... õ õ õ õ Wat vond je knap aan de uitbeelding? Heb je ook een verbeterpuntje? 503 urieuzeneuzen 5 Procesevaluatie Curieuzeneuzen 5 Procesevaluatie Thema 5: Van wallen en kantelen Datum Ik kijk naar 1 = onvoldoende I 2 = kan beter I 3 = goed I 4 = zeer goed 1 2 3 4 Ik vind dat er goed werd nagedacht over de voorstelling. õ õ õ õ Ik vind dat wij iets bijgeleerd hebben uit de voorstelling. õ õ õ õ Ik vind dat de voorstelling boeiend was. õ õ õ õ Iedereen deed mee aan de voorstelling. õ õ õ õ ... õ õ õ õ ... õ õ õ õ ... õ õ õ õ Wat vond je knap aan de voorstelling? Heb je ook een verbeterpuntje? 504 5 Procesevaluatie Curieuzeneuzen 5 Procesevaluatie Thema 5: Van wallen en kantelen Datum Naam: 1. Wat is voor jou het belangrijkste dat je vandaag geleerd hebt over de middeleeuwen? 2. Wat was je rol in het groepswerk? 3. Hoe voelde je je bij die rol? 4. Wat liep goed? 5. Wat liep fout? 6. Waar had je het moeilijk mee? 7. Wat kan volgende keer beter? 1 2 3 4 5 6 7 505 urieuzeneuzen 5 Procesevaluatie Curieuzeneuzen 5 Procesevaluatie Thema 6: Europa, mijn dorp Datum Ik kijk naar 1 = onvoldoende I 2 = kan beter I 3 = goed I 4 = zeer goed 1 2 3 4 Ik vind dat er goed werd nagedacht over het ontwerp. õ õ õ õ Ik vind dat de identiteitskaart ons een goed beeld geeft. õ õ õ õ Ik vond de voorstelling boeiend. õ õ õ õ ... õ õ õ õ ... õ õ õ õ ... õ õ õ õ Wat vond je knap? Heb je ook een verbeterpuntje? 506 Productevaluatie 5 Curieuzeneuzen 5 Productevaluatie Productevaluatie 507 urieuzeneuzen 5 Productevaluatie Curieuzeneuzen 5 Productevaluatie Productevaluatie 508 5 Curieuzeneuzen 5 Toets Thema 3: Een frisse duik Toets Naam Datum Nummer Opgave 1 ijsblokjes, een pannetje met water, een spiegel, een elektrisch vuurtje Beschrijf een proef die je met deze voorwerpen kunt uitvoeren. Noteer elke stap. Wat gebeurt er? Wat stel je vast? Waar kun je dit thuis vaststellen? Opgave 2 Vul de driehoek aan. Trek pijlen en schrijf er uitleg bij. vast water 509 urieuzeneuzen 5 Curieuzeneuzen 5 Toets Toets Opgave 3 Beschrijf een proef die je met deze voorwerpen kunt uitvoeren. Noteer elke stap. Wat gebeurt er? Wat stel je vast? Waar heb je dit al eens gezien? Opgave 4 a Kleur de Noordzee (1), de Middellandse Zee (2) en het Kanaal (3) blauw. Schrijf het nummer op de juiste plaats op de kaart. b Kleur ons land rood. c Kleur twee eilanden oranje. Geef ze nummer 4 en 5 en schrijf hun naam op. 4 5 d Kleur een schiereiland groen. Geef het nummer 6 en schrijf de naam op. 6 510 5 Curieuzeneuzen 5 Toets Toets Opgave 5 De steden Gent, Antwerpen en Luik liggen elk aan een stroom. Schrijf het cijfer van de stad op de juiste plaats op de kaart. Kleur de rivier(en) waaraan de steden liggen blauw en schrijf de naam van de rivier bij de stad. STAD 1 Gent 2 Antwerpen 3 Luik RIVIER Opgave 6 a Wanneer je op stap bent in de natuur, dan moet je je als een natuurvriend gedragen. Welke raad kun jij aan je vrienden geven als ze op ontdekking gaan bij een vijver of een poel? - Hoe kun je het best diertjes vangen om te bekijken? - Wat doe je met de gevangen diertjes als je klaar bent met je observatie? - Welke raad kun je nog aan een natuurvriend geven? b Zoek in een natuurgids een plant op die je al eens gezien hebt in een vijver of een poel. Schrijf de naam op en teken de plant hiernaast. 511 urieuzeneuzen 5 Curieuzeneuzen 5 Toets Opgave 7 Toets a Schrijf twee activiteiten of handelingen op die thuis met water gebeuren en waarbij je drinkbaar water nodig hebt. b Schrijf twee activiteiten of handelingen op die thuis met water gebeuren en waarbij het water NIET drinkbaar moet zijn. c Thuis wordt te veel water verbruikt. Schrijf een manier op om minder water te verbruiken. d Je wilt een vriendje overtuigen dat het beter is om water uit de kraan te drinken en dus geen water in flessen meer te kopen. Wat vertel je hem? Opgave 8 a Verbind de woorden of begrippen uit de eerste kolom met een passend woord of begrip uit de tweede kolom. 512 Christoffel Columbus drakkars en snekken Vikingen 6 juni 1944 Nijl Oud Egypte D-Day de ontdekking van Amerika 5 Curieuzeneuzen 5 Toets Toets b Kies een paar uit opdracht a en schrijf op wat je er nog meer over weet. Maak ook een passende tekening. Opgave 9 De mens kan op verschillende manieren de kracht van water gebruiken om elektriciteit te maken. Schrijf op hoe. Je mag er ook een tekening bij maken. 513 urieuzeneuzen 5 Curieuzeneuzen 5 Toets Opgave 10 Toets a Vanuit Spanje moet een schip goederen afhalen in Genua. Die goederen moeten naar Göteborg. Naar welke landen moet het schip varen? b Een staalfabriek in Liverpool heeft een grote lading die naar een industriezone nabij Wenen moet gebracht worden. Onze schepen kunnen niet op de zee varen. Kunnen jullie een route uitstippelen waarbij zeeschepen de goederen naar een zeehaven brengen, waar een schip via de binnenvaart de lading ter plaatse kan brengen? 514 5 Curieuzeneuzen 5 Toets Thema 4: Ademloos en met bonzend hart Toets Naam Datum Nummer Opgave 1: skelet Bekijk het skelet a Trek een kring rond twee gewrichten. b Wat kan je lichaam doen dankzij de gewrichten? c Schrijf de volgende woorden bij de tekening en trek een pijl naar de juiste plaats. - ribbenkast - schedel - schouderblad Opgave 2: ademhaling a Als je heel snel hebt gelopen, gaat je ademhaling ook snel. Waarom gaat je lichaam vanzelf meer ademen bij een inspanning? b Teken op de tekening de longen en de luchtpijp van de jongen. Schrijf de woorden bij de tekening. c Duid met een streep het middenrif aan op de tekening. d De jongen kan de lucht inademen langs zijn mond of langs zijn neus. Welke manier is het best? e Waarom? f Lucht kan zo vervuild zijn dat het ongezond wordt. Noem twee dingen die de lucht vervuilen. g Noem een manier om de lucht in de klas gezond te houden. 515 urieuzeneuzen 5 Curieuzeneuzen 5 Toets Opgave 3: bloedsomloop Toets a Schrijf een tekst van maximum zes lijnen waarin je uitlegt hoe het hart werkt. Gebruik de volgende woorden: pomp, zuurstof, bloed, aders, slagaders, spier. b Teken op de tekening bij opgave 2 het hart. Schrijf het woord ook bij de tekening c Hoe snel slaat het hart van je leerkracht ongeveer? Ga naar de leerkracht en meet zijn of haar hartslag. d Op welke foto zie je een hart? Trek er een kring rond. Weet je ook wat er op de andere foto’s staat? Schrijf het er dan bij. e Bloedvaten kunnen verstopt raken. Dat gebeurt soms als je je hele leven lang te veel vet eet. Zet een kruisje bij het voedsel waar veel vet in zit. f De techniek en de wetenschap hebben de geneeskunde veel verbeterd. Geef een voorbeeld van een probleem met de ademhaling of de bloedsomloop dat nu kan hersteld worden dankzij de techniek. 516 5 Curieuzeneuzen 5 Toets Thema 5: Van wallen en kantelen Toets Naam Nummer Opgave 1 3 Welk personage uit de middeleeuwen zou dit gezegd kunnen hebben? Ik behoor tot een gilde. 2 1 Ik ben niet vrij, maar ben eigendom van de heer. Ik leg drie geloftes af. 5 4 Ik begin mijn toekomstige beroep als page. Ik vraag belasting aan de mensen die mijn land bewerken. 3 1 4 2 5 Opgave 2: Zeg het met één woord. één woord - Plaats in het klooster waar monniken boeken kopiëren. - Beschermende kledij voor ridders, gemaakt uit metalen ringetjes. - Vereniging voor mensen die hetzelfde beroep uitoefenen. - Persoon die reist van kasteel naar kasteel met verhalen, dans en muziek om de mensen van het kasteel te vermaken tijdens de lange avonden. - Naam van een vreselijke ziekte die aan miljoenen mensen het leven heeft gekost in de middeleeuwen. 517 urieuzeneuzen 5 Curieuzeneuzen 5 Toets Opgave 3: bloedsomloop Toets Zeg het met een spreekwoord. Tussen haakjes staat een hulpwoord om je op weg te helpen. - Erg verwaand zijn. (paard) - Open en eerlijk te werk gaan. (vizier) - Een geheim plan hebben. (schild) - Erg verwaand zijn. (paard) Opgave 4 Kleur de periode van de middeleeuwen op de tijdsband. Schrijf er ook de begin- en einddatum bij. 518 5 Curieuzeneuzen 5 Toets Opgave 5 Toets Kruis het juiste antwoord aan. - Monniken moesten niet alleen veel bidden, maar ook hard werken in het klooster omdat: ❑ ze wat wilden bewegen na het lange stilzitten tijdens het bidden. ❑ ze door te werken wat geld konden verdienen om voor zichzelf wat zakgeld te verdienen. ❑ ze geen geld kregen van de koning en dus zelf moesten zorgen voor hun voedsel en wat geld om spullen te kunnen kopen. - De middeleeuwse straten waren erg smal omdat: ❑ houten huizen steviger stonden als ze tegen elkaar werden gebouwd. ❑ men het gezellig vond zo dicht bij elkaar te wonen. ❑ men niet zoveel plaats had om huizen te bouwen door de stadsmuur. - Laken maken was erg duur omdat: ❑ er zoveel stappen moesten worden gezet om van wol laken te maken. ❑ de arme mensen geen kleding van laken wilden dragen. ❑ de sandelhoutolie die men gebruikte om glans aan te brengen erg duur was. ❑ er zoveel stappen moesten gezet worden om van wol laken te maken. - Waar lees je de juiste volgorde in het ontstaan van de boekdrukkunst? ❑ blokboeken – overschrijven met de hand – losse letters – boekenpers ❑ boekenpers – blokboeken – losse letters – overschrijven met de hand ❑ overschrijven met de hand – blokboeken – boekenpers – losse letters - Een gevolg van de kruistochten is dat: ❑ er nu geen moslims meer zijn in Jeruzalem. ❑ de kooplieden nieuwe producten leerden kennen zoals specerijen, zijde en glas. ❑ de paus de baas werd in Jeruzalem. 519 urieuzeneuzen 5 Curieuzeneuzen 5 Toets Opgave 6 Toets Wat is er fout in de zin? Streep het woord of de woorden door en verbeter op het lijntje eronder. - Als je een beroep wilde leren, ging je in de leer bij een leerjongen. - Een hoge kerk met lange, smalle ramen en mooie versieringen is gebouwd in Romaanse stijl. - In de middeleeuwen was Vlaanderen gekend in heel Europa voor zijn vilt. - Het spinnenwiel, vuurwapens en de ijzeren ploeg zijn uitvindingen die het leven van de mensen in de middeleeuwen beter maakten. - Als een ridder een andere ridder wilde uitdagen, dan gooide hij hem een zakdoek toe. Vandaar de uitdrukking ‘iemand de zakdoek toewerpen’. 520 5 Curieuzeneuzen 5 Toets Thema 6: Europa, mijn dorp Toets Naam Nummer Opgave 1 Je vulde een identiteitskaart van een Europees land in. Schrijf hieronder wat je nog weet over dat land. Opgave 2 Ken je de hoofdstad van het land? Schrijf ze op. Denk aan de hoofdletters! Portugal Zweden Spanje Oostenrijk Opgave 3 Van welk land is dit de hoofdstad? Kopenhagen Boedapest Parijs Berlijn 521 urieuzeneuzen 5 Curieuzeneuzen 5 Toets Opgave 4 Toets Schrijf onder de foto’s welke reliëfvorm je ziet. Opgave 5 Schrijf onder de foto’s welk soort landschap je ziet. Opgave 6 Als er een Europese politicus een goed idee heeft, dan wordt dat niet in onmiddellijk een wet. Het voorstel moet door drie Europese instellingen worden bekeken en goedgekeurd. 522 Het voorstel wordt besproken in de Europese . Daarna gaat het naar het . Als laatste moet het voorstel naar de . 5 Curieuzeneuzen 5 Toets Opgave 7 loopwedstrijden carnavalstochten steekspelen theater praten en discussiëren modeshows Toets a Trek een kring. De Oude Grieken hielden van: b Leg de volgende moeilijke woorden uit met je eigen woorden. Filosoof: Democratie: c Deze tempel staat in de Griekse hoofdstad . Een tempel werd gebouwd voor de . Als laatste moet het voorstel naar de . d Trek een lijn. Wat hoort bij welke stadstaat? ö rijke stadstaat De stadstaat Sparta ö De stadstaat Athene ö ö alleen mannen ouder dan 20 jaar beslissen mee ö het leger is belangrijk ö arm gebied ö raad van ouderen ö volksvergadering 523 urieuzeneuzen 5 Curieuzeneuzen 5 Toets Opgave 8 Toets Europa zorgt voor heel veel in ons dagelijks leven. Schrijf naast elke afbeelding wat Europa ermee te maken heeft. 524 5 Curieuzeneuzen 5 Toets Opgave 9 Toets Geef vier redenen waarom mensen hun land soms verlaten om in een ander land te gaan wonen. 1 2 3 4 525 urieuzeneuzen 5 Toets Curieuzeneuzen 5 Toets 526 Kopieerblad 5 Curieuzeneuzen 5 Kopieerbladen Kopieerbladen 527 urieuzeneuzen 5 Kopieerblad Thema 1 Kopieerblad 1 Naam: praktisch behulpzaam welsprekend bezorgd enthousiast vriendelijk krachtig voorzichtig strijdlustig veeleisend hoffelijk nieuwsgierig openhartig vlotte prater overtuigend eerlijk actief uitbundig stil geduldig oprecht gevoelig kalm slim moedig artistiek onafhankelijk 528 goed- aardig verdraag- oplettend toegevend vindingrijk nauwgezet ordelijk respectvol luidruchtig creatief betrouwbaar fantasierijk zaam gehumeurd 5 Kopieerblad Thema 2 Kopieerblad 1 de ontwikkeling van het schrift: spijkerschrift de eerste auto met benzinemotor van Benz de ontwikkeling van de computer de aanleg van verharde wegen: heirbanen de ontwikkeling van de boekdrukkunst ontdekkingsreizen en specerijen peper kaneel kruidnagel 529 urieuzeneuzen 5 Kopieerblad Tussendoor A Kopieerblad 1 Knip uit Wolkenvinder Knip uit 530 5 Kopieerblad Tussendoor A Kopieerblad 2 S Cumulonimbus Enorme wolken op grote hoogte. Onweer met veel regen, hagel, wind en bliksem komt eraan. Altocumulus Dikke blauwgrijze dekenachtige wolken, gemaakt van ijs en water op gemiddelde hoogte. Het kan gaan regenen of sneeuwen, of de hemel zal op zijn minst bewolkt zijn. g re laa chte egen e t i r . t L t f . a Pl ken en o olk l eg w o e w otr n, b m lage v Plu C ‘gr izige um oe la u da ien’ t ge w lus ge i me n. H jden olken s e e als stal t be zonn die t g ig e ze o wo nie ed w kent e rde t gr ee r, loo n o p v in d ter an e da g. de . Ze en rus olk an Cirge ijsw zien a et rti k ge l. H slie vaa heme d, n e ge Ho rde pen go n wo en o eer is at ka . e w ar d eren ma rand ve tusan lageen, a r t v g 531 Do tra n ge kere toc v , u z w um ha ld zij are ul ng n m w u ga en la et w olken s an ag at di sn rege . Het er. Ze e e n e uw en o zal en f . S urieuzeneuzen 5 Tussendoor A Kopieerblad 3 Kopieerblad CONTROLEFICHE STARTSTAPPER RUGNUMMER 1. Zelfstandig veilig op de stoep stappen Aan de huizenkant stappen, niet aan de straatkant. Aandacht hebben voor het verkeer, opritten en dergelijke. 2. Langs de huizenkant rond een hindernis op de stoep stappen Vertragen bij de hindernis. De hindernis langs de huizenkant voorbij stappen. 3. Stoppen aan de stoeprand om over te steken Uit eigen beweging stoppen aan de stoeprand. Duidelijk maken dat je wilt oversteken. 4. Oversteken in zeven stappen op een zebrapad in een rustige straat Stoppen aan de stoeprand of aan een denkbeeldige startlijn. Duidelijk maken dat je wilt oversteken. Tweemaal links en tweemaal rechts kijken voordat je oversteekt. Recht oversteken. In het midden van de rijbaan opnieuw naar rechts kijken. 5. Oversteken op een zebrapad met een gemachtigde opzichter Stoppen aan de stoeprand. Wachten tot de gemachtigde opzichter in het midden van de rijbaan staat en het verkeer heeft stilgelegd. De aanwijzingen van de gemachtigde opzichter opvolgen. Aandachtig blijven tijdens het oversteken. 6. Oversteken op een zebrapad met verkeerslichten Stoppen aan de stoeprand. Oversteken als het licht groen is en blijven wachten als het rood is. Aandachtig blijven tijdens het oversteken. In alle richtingen kijken. 532 5 Tussendoor A Kopieerblad 4 Kopieerblad CONTROLEFICHE VAARDIGE STAPPER RUGNUMMER 1. Op de berm of het fietspad stappen als er geen stoep is Aan de veilige kant stappen. Niet lopen of spelen, maar rustig stappen. Op het fietspad opletten voor fietsers. 2. Oversteken in zeven stappen in een rustige straat zonder zebrapad Stoppen aan de stoeprand of aan een denkbeeldige startlijn. Duidelijk maken dat je wilt oversteken. Tweemaal links en tweemaal rechts kijken voordat je oversteekt. Recht oversteken. In het midden van de rijbaan opnieuw naar rechts kijken. Niet lopen, wel flink doorstappen en hoofd rechtop houden. 3. Oversteken op een T-kruispunt zonder zebrapad, verkeerslichten of politieagent Stoppen aan de stoeprand. Naar links en rechts kijken. Naar voor en achter kijken. 4. Oversteken op een kruispunt met een politieagent Stoppen aan de stoeprand. Oversteken als je evenwijdig aan de armen van de agent stapt. Niet oversteken als je tegen de armen van de agent loopt. Het kruispunt niet opwandelen als de agent zijn arm omhoog steekt. 5. Rond een hindernis stappen die de stoep helemaal verspert Stoppen bij de hindernis. Omkijken naar de rijbaan. Wachten tot de rijbaan vrij is. Rond de hindernis stappen en dichtbij de hindernis blijven. ˘ 533 urieuzeneuzen 5 Tussendoor A Kopieerblad 5 Kopieerblad ˘ CONTROLEFICHE VAARDIGE STAPPER RUGNUMMER 6. Oversteken op een zebrapad met een gemachtigde opzichter Stoppen aan de stoeprand. Wachten tot de gemachtigde opzichter in het midden van de rijbaan staat en het verkeer heeft stilgelegd. De aanwijzingen van de gemachtigde opzichter opvolgen. Aandachtig blijven tijdens het oversteken. 7. Oversteken op een kruispunt met verkeerslichten Stoppen aan de stoeprand. Oversteken als het licht groen is en blijven wachten als het rood is. Aandachtig blijven tijdens het oversteken. In alle richtingen kijken. 534 5 Door een smalle doorgang rijden, koers houden Kopieerblad 1 Tussendoor A Kopieerblad 6 Rij zonder te trappen tussen twee rijen blokjes. Je mag de blokjes niet raken. 2 Omkijken over de linkerschouder Kijk op een aangeduide plaats over je linkerschouder. Zeg welke kleur, welk woord of cijfer je ziet op de kaart. Je mag niet van je koers afwijken. 3 Een voorwerp verplaatsen met één hand 3 2 1 Neem al fietsend een voorwerp van de tafel. Zet het voorwerp daarna op de tweede tafel. 4 Een slalom afleggen met poorten van 3,5 tot 2,5 meter 3,5 m 3m Slalom tussen de kegels. Je mag: - de kegels niet raken - je voeten niet op de grond zetten - geen kegels overslaan 5 2,5 m In een cirkel rijden Gebruik de juiste snelheid om de cirkel vlekkeloos te maken. Je mag geen kegels omstoten. Een remtest uitvoeren Je mag pas beginnen remmen wanneer je voorwiel het vak binnenrijdt. Gebruik de twee remmen tegelijk. Zorg ervoor dat je vóór de lat tot stilstand komt en zet daarna een voet aan de grond. Je mag de lat dus niet van de kegels stoten. Rij daarna links of rechts uit het hok. 2,5 m 1m 6 535 urieuzeneuzen 5 Kopieerblad Tussendoor A Kopieerblad 7 NAAM 536 1 2 3 4 5 6 5 Tussendoor A Kopieerblad 8 Kopieerblad Welke boom is het? Een boom kun je het makkelijkst herkennen aan zijn bladeren. Bijna elke boom heeft een ander blad. Ze zijn een soort identiteitskaart. Het is dus belangrijk dat je alle verschillen in de delen van een blad goed kunt herkennen. En dat je de stand van het blad aan de twijg kunt beschrijven. De knoppen en de schors helpen je verder om de juiste naam van de boom te vinden. Zo ben je snel een echte bomenkenner! 1. Is het een enkelvoudig of een samengesteld blad? Enkelvoudig blad: elk blaadje op de stengel heeft een knop. Samengesteld blad: er is maar één knop voor verschillende deelblaadjes. De verschillende deelblaadjes vormen samen één blad. 2. Hoe is de stand van de bladeren? Afwisselend: elk blad staat apart op de twijg. Tegenoverstaand: er staan twee bladeren bij elkaar op de twijg. 3. Welke vorm heeft het blad? 4. Hoe ziet de voet van het blad eruit? 5. Hoe ziet de top van het blad eruit? 6. Hoe ziet de rand van het blad eruit? Tekeningen van Chr. Guilleaume 537 urieuzeneuzen 5 Tussendoor A Kopieerblad 9 Kopieerblad esdoorn alleenstaand blad gelobde bladrand (3 of 5 lobben) esdoorn plataan witte abeel Amerikaanse eik zomereik gelobde bladrand (> 5 lobben) tegenoverstaand blad Noorse esdoorn wintereik witte populier ratelpopulier beuk gave bladrand afwisselende bladstand gegolfde bladrand grijze populier tamme kastanje vogelkers zachte berk ruwe berk Italiaanse populier Canadese populier 538 getande bladrand Determinatiekaart 1 Enkelvoudige bladeren haagbeuk zomerlinde winterlinde lijsterbes knotwilg kraakwilg zwarte els iep Tekeningen van Chr. Guilleaume 5 Kopieerblad Tussendoor A Kopieerblad 10 Determinatiekaart 2 Samengestelde bladeren samengesteld blad handvormig blad veervormig blad getand blad wilde kastanjelaar Tekeningen van Chr. Guilleaume es gaaf blad lijsterbes valse acacia notelaar 539 urieuzeneuzen 5 Kopieerblad Thema 3 Kopieerblad 1 Naam: Proef 1: kokend water en het spiegeltje Materiaal? Een pannetje met water, een verwarmingselement, keukenhandschoenen, een spiegeltje. Wat onderzoek je? Wat gebeurt er als je een spiegeltje boven kokend water houdt? Wat doen? Laat het water goed koken. Hou een spiegeltje boven de waterdamp. Doe daarvoor een handschoen aan zodat je jezelf niet verbrandt! Je kunt deze proef ook doen met een fluitketel of een waterkoker. De stoom komt dan uit de tuit. Schrijf op voorhand wat je denkt dat er zal gebeuren: Voer de proef uit. Wat gebeurt er? Wat stel je vast? Heb je het al eens gezien? Waar? Schrijf na de proef op wat er gebeurd is en verklaar: Proef 1 540 Kopieerblad 5 Thema 3 Kopieerblad 2 Naam: Proef 2: warm en koud Materiaal? Een fles, kokend water, een blok of een brok ijs. Wat onderzoek je? Wat gebeurt er als je een blok ijs boven kokend water houdt? Wat doen? Leg de fles eerst in heel heet water. Zet de fles daarna op de tafel en giet er 15 cm heet water in. Leg boven op de fles een stevige blok ijs. Schrijf op voorhand wat je denkt dat er zal gebeuren: Voer de proef uit. Wat gebeurt er? Wat stel je vast? Heb je het al eens gezien? Waar? Schrijf na de proef op wat er gebeurd is en verklaar: Proef 2 541 urieuzeneuzen 5 Kopieerblad Thema 3 Kopieerblad 3 Naam: Proef 3: blijft een mandarijn drijven in water? Materiaal? Een waterbak, een mandarijn. Wat onderzoek je? Blijft een mandarijn drijven op water of zinkt hij? Wat doen? Leg een ongepelde mandarijn in het water. Pel daarna de mandarijn en voer de proef opnieuw uit. Schrijf op voorhand wat je denkt dat er zal gebeuren: Voer de proef uit. Wat gebeurt er? Wat stel je vast? Heb je het al eens gezien? Waar? Schrijf na de proef op wat er gebeurd is en verklaar: Proef 3 542 5 Kopieerblad Thema 3 Kopieerblad 4 Naam: Proef 4: klei in het water Materiaal? Een waterbak, klei. Wat onderzoek je? Blijft klei drijven? Wat doen? Maak twee even grote ballen van klei. Maak van het ene balletje een bakje. Leg het balletje in het water. Wat gebeurt er? Leg het bakje in het water. Wat gebeurt er? Schrijf op voorhand wat je denkt dat er zal gebeuren: Voer de proef uit. Wat gebeurt er? Wat stel je vast? Heb je het al eens gezien? Waar? Schrijf na de proef op wat er gebeurd is en verklaar: Proef 4 543 urieuzeneuzen 5 Kopieerblad Thema 3 Kopieerblad 5 Naam: Proef 5: de dichtheid van water Materiaal? Drie dezelfde emmers, kurk, water, stenen, een weegschaal. Wat onderzoek je? Wat weegt het meest: kurk, water of stenen? Wat doen? Vul de drie emmers met 1 kg kurk, water of steen. Vul de eerste emmer met kurk tot je 1 kg hebt. Vul de tweede emmer met water tot je 1 kg hebt. Vul de derde emmer met stenen tot je 1 kg hebt. Schrijf op voorhand wat je denkt dat er zal gebeuren: Voer de proef uit. Wat gebeurt er? Wat stel je vast? Heb je het al eens gezien? Waar? Schrijf na de proef op wat er gebeurd is en verklaar: Proef 5 544 Kopieerblad 5 Thema 3 Kopieerblad 6 Naam: Proef 6: de postkaart Materiaal? Een glas water, een gladde glimmende postkaart. Wat onderzoek je? Wat gebeurt er als je een postkaart op een vol glas water legt en je het glas omdraait? Wat doen? Vul het glas tot aan de rand met water. Druk de postkaart met de gladde kant op het glas. Hou de postkaart goed vast en keer het glas om. Neem je hand weg van de kaart. Schrijf op voorhand wat je denkt dat er zal gebeuren: Voer de proef uit. Wat gebeurt er? Wat stel je vast? Heb je het al eens gezien? Waar? Schrijf na de proef op wat er gebeurd is en verklaar: Proef 6 545 urieuzeneuzen 5 Kopieerblad Thema 3 Kopieerblad 7 Naam: Proef 7: papier onder water Materiaal? Een blad papier, een glas, een emmer water. Wat onderzoek je? Kan een blad papier droog blijven onder water? Wat doen? Maak een prop papier. Duw hem op de bodem van een glas. Hou het glas ondersteboven en duw het zo in het water. Haal het glas terug uit het water en haal het papier eruit. Schrijf op voorhand wat je denkt dat er zal gebeuren: Voer de proef uit. Wat gebeurt er? Wat stel je vast? Heb je het al eens gezien? Waar? Schrijf na de proef op wat er gebeurd is en verklaar: Proef 7 546 5 Kopieerblad Thema 3 Kopieerblad 8 Opdracht voor alle groepen Stad bij de Maas: Namen, Luik, Dinant. Stad bij de Leie: Kortrijk, Harelbeke, Gent, Deinze. Stad bij de Schelde: Gent, Antwerpen, Oudenaarde, Dendermonde. Landen bij de Noordzee: België, Nederland, Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Duitsland. Landen bij de Middellandse Zee: Spanje, Frankrijk, Italië, Griekenland. Opdracht 1: Belgische kust De familie wil naar Blankenberge varen. Langs welke gemeenten en steden zullen ze varen? Middelkerke Bredene Oostende De Haan Opdracht 2: Belgische binnenwateren Het schip moet steenkool transporteren van uit de haven van Antwerpen naar de haven van Charleroi. Stippel de reisroute uit. Schrijf de namen op van de rivieren en de kanalen die je tegenkomt. Kanaal van Brussel, Schelde, kanaal van Charleroi. Welke steden kom je tegen? Brussel, Willebroek. Een schip vaart met goederen naar de haven van Antwerpen. Via welke snelwegen kunnen de goederen verder getransporteerd worden? E17, E19, E313 Welke snelwegen kun je gebruiken om richting Duitsland te rijden? E19, E313 Via welke snelweg kan het transport naar Frankrijk gebeuren? E17 547 urieuzeneuzen 5 Kopieerblad Thema 3 Kopieerblad 9 Opdracht 3: Europese zeehavens De vertrekhaven van ons schip is Antwerpen. Het schip vervoert containers naar Spanje. Welke grote havens kan het bereiken in dat land? Bilbao, Algericas, Tarragona, Barcelona. Hoe moet het varen? Langs het Kanaal, via Frankrijk, eventueel rond Portugal naar de Middellandse Zee. Voor welk ander land kan het schip goederen meebrengen? Voor Frankrijk en voor Portugal. In welke zeehavens kan het in dat land aanmeren? Frankrijk: Duinkerke, Calais, Le Havre, Nantes, Marseille. Portugal: Lissabon. Vanuit Spanje moet het schip goederen afhalen in Genua. Die goederen moeten naar Göteborg. In welke landen liggen die steden? Italië en Zweden. Zoek informatie over die twee steden: met welke munt kun je er betalen? Genua: euro Göteborg: Zweedse kroon Welke taal spreken de mensen er? Genua: Italiaans Göteborg: Zweeds 548 5 Kopieerblad Thema 3 Kopieerblad 10 Opdracht 4: Europese rivieren Ons eerste schip ‘The Barracuda’ ligt momenteel in de haven van Boedapest. Aan welke grote rivier ligt deze prachtige stad? Van welk land is deze stad de hoofdstad is? De Donau – Hongarije. Via welke steden, rivieren en kanalen kan het schip naar de Noordzee varen? De Donau, de Main, de Rijn. Ons tweede schip ‘The Marmaid’ ligt nu in de haven van Basel en moet naar Duisburg met een lading. Welke rivier moet het schip volgen? Door welke landen zal het varen? De Rijn – Zwitserland en Duitsland. Een staalfabriek in Liverpool heeft een grote lading die naar een industriezone nabij Wenen moet gebracht worden. Onze schepen kunnen niet op de zee varen. Stippel een route uit waarbij zeeschepen de goederen naar een zeehaven brengen. Daar kan een van onze schepen de lading komen halen en ze via de binnenvaart naar de industriezone brengen. Met een zeeschip vanuit Liverpool over het Kanaal en de Noordzee naar Willemshaven in Duitsland. Van daar met een binnenschip via de Weser, de Main en de Donau naar Wenen. Of vanuit Rotterdam (Nederland) met een binnenschip via de Rijn, de Main en de Donau naar Wenen. Opdracht 5: Pleziervaart in binnen- en buitenland Als we vanuit Doornik met een motorbootje de Schelde willen afvaren tot in Gent, welke gemeenten varen we dan voorbij? Waar moet je een sluis passeren? Gemeenten: Kain – Pecq – Herinnes – Bossuit – Avelgem – Berchem-Kerkhove – Oudenaarde – Zingem – Asper – Gavere – Zwijnaarde-Merelbeke. Sluis: Kain – Herinnes – Berchem-Kerkhove – Oudenaarde – Asper. Zoek informatie over het kanaal Kortrijk-Bossuit. Welke rivieren worden verbonden door het kanaal? De Schelde en de Leie. Zoek informatie over de Damse Vaart. Welke steden worden verbonden door de vaart? Brugge – Damme – Sluis. 549 urieuzeneuzen 5 Thema 3 Kopieerblad 11 Kopieerblad Naam schip: Lengte: Breedte: Type schip: Bemanning: Passagiers: Diepgang: Lengte: Breedte: Type schip: Bemanning: Passagiers: Diepgang: Kenmerken of opmerkingen: Tekening of foto van het schip: Naam schip: Kenmerken of opmerkingen: Tekening of foto van het schip: 550 5 Thema 3 Determinatiekaart 1 Kopieerblad Naam: Ongewervelde dieren Heeft het ongewervelde dier poten? Nee Nee Ja slakken geleedpotigen wormen Hoeveel poten? Observatiekaart 1 14 poten schaaldieren Observatiekaart 2 14 6 Meer dan 14 poten 6 poten insecten > 14 8 8 poten 2 paar poten per segment 2 paar miljoenpoten 1 paar 1 paar poten per segment duizendpoten spinachtigen spin hooiwagen teek Observatiekaart 3 Tekeningen van Chr. Guilleaume Observatiekaart 3 Observatiekaart 4 551 urieuzeneuzen 5 Kopieerblad Thema 3 Determinatiekaart 2 Naam: Insecten Observatiekaart 5 Observatiekaart 6 libel waterjuffer Observatiekaart 8 Observatiekaart 7 sprinkhaan krekel Observatiekaart 9 oorworm Observatiekaart 10 nachtvlinder bladluis 552 Tekeningen van Chr. Guilleaume gaasvlieg vlinder 5 Kopieerblad Thema 3 Determinatiekaart 3 Naam: Insecten Observatiekaart 11 Observatiekaart 12 wantsen groene wants schaatsenrijder (leeft op het land) (leeft op het water) bij wesp Observatiekaart 13 bootsmannetje waterschorpioen (leeft op het water) (leeft op het water) Observatiekaart 14 vlieg Observatiekaart 17 hommel mier kevers lieveheersbeestje loopkever mestkever langsprietkever meikever watertor Observatiekaart 15 mug Observatiekaart 16 langpootmug Tekeningen van Chr. Guilleaume 553 urieuzeneuzen 5 Thema 4 Kopieerblad 1 Kopieerblad Verbetersleutel: Veel verschillen, maar vanbinnen allemaal gelijk a Duid op de figuur de grote delen van ons geraamte aan. Benoem de delen die je nog kent. schedel schouderblad arm elleboog ribbenkast ruggengraat heup hand knie been voet 554 5 Thema 4 Kopieerblad 2 Kopieerblad Verbetersleutel: Veel verschillen, maar vanbinnen allemaal gelijk (vervolg) b Ons geraamte biedt ons heel wat voordelen. Welke? - Het geeft steun aan ons lichaam, zo blijven we rechtop staan. - De ribbenkast en de schedel beschermen onze organen. - De spieren hangen vast aan het geraamte. c Botten bewegen niet veel. Ze zijn maar een klein beetje plooibaar. En toch kan ons lijf alle kanten op. Dat kan omdat er plaatsen zijn waar de botten aan elkaar vastzitten met plooibare banden. Die banden kun je vergelijken met grote elastieken. Zo’n plaats noem je een gewricht en de banden zijn de gewrichtsbanden. d Duid die plaatsen aan op de figuur bij opdracht a. Omcirkel ze in het groen. Schrijf er ook de naam bij. schouder elleboog pols knie enkel e Aan onze botten zitten spieren vast. Wat weet je nog over spieren? Schrijf het op. - Spieren zijn het ‘vlees’ van ons lichaam. - Ze zitten overal. - Spieren zitten met pezen vast aan de botten. - Je kunt niet meer spieren krijgen, maar door te trainen worden je spieren wel groter. - Spieren doen je bewegen doordat ze kunnen samentrekken. - Spieren zijn gemaakt van eiwitten. 555 urieuzeneuzen 5 Kopieerblad Thema 4 Kopieerblad 3 Naam: LUISTERWIJZER Deze luisterwijzer helpt jullie om verder te LUISTEREN dan jullie LUISTERNEUS lang is. Op deze luisterwijzer mag je niet schrijven. Gebruik het andere blad. 1. Beluister het muziekstuk. Wie heeft deze muziek geschreven? Hem of haar noem je de ‘componist’. 2. Welk gevoel krijg je bij de titel? Kleur de figuur die hetzelfde gevoel heeft als jij. 3. Hoe snel gaat de muziek? Waarmee kun je de snelheid van de muziek vergelijken? Kies uit: zon die ondergaat - gras dat zacht wiegt in de wind - een waterval - denderende trein eigen idee 4. Aan welke geur doet de muziek je denken? Kies uit: bloemen - vers brood bij de bakker - snoep - dokter - zwembad - eigen idee 5. Wat zie je als je je ogen sluit terwijl je naar de muziek luistert? Kies uit: wandeling aan zee - spelen in de speeltuin - vulkaanuitbarsting - vallende bladeren in de herfst - storm op zee - eigen idee 6. Als de muziek op een menu zou staan in een restaurant, wat voor eten zou het dan zijn? Kies uit: frietjes - ijsje - pikante saus - spruitjes - eigen idee 556 5 Kopieerblad Thema 4 Kopieerblad 4 Naam: LUISTERWIJZER (vervolg) 7. Hoe voelt de muziek? Hard of eerder zacht? Kies uit: zachte deken - keien op het strand - nat gras onder je voeten - cactus - eigen idee 8. In welk landschap ben je als je naar de muziek luistert? Kies uit: dicht bos - woestijn - gevaarlijk gebergte - veld vol bloemen - eigen idee 9. Maak een luisterschilderij. - Luister opnieuw naar de muziek. Teken ondertussen wat je hoort. Denk daarbij aan de geuren, het gevoel, de snelheid, het landschap. Gaat de muziek snel, dan teken je snel. Gaat de muziek traag, dan teken je traag. - Welke materialen zou je kunnen gebruiken om je muziekschilderij af te werken? Denk aan hoe de muziek voelt volgens jou. Vind je de muziek zacht? Kies dan voor zachte dingen (watjes, doekjes, wol). 10. Vergelijk je luisterschilderij met dat van de andere kinderen. Kozen zij dezelfde geur, hetzelfde gevoel, landschap, voedsel? 557 urieuzeneuzen 5 Kopieerblad Thema 4 Kopieerblad 5 Naam: INVULBLAD LUISTERWIJZER Wie is de componist van dit muziekstuk? De muziek is even snel als: De muziek ruikt als: Als ik naar de muziek luister, dan zie ik: De muziek smaakt als: De muziek voelt als: Als ik naar de muziek luister, dan ben ik in gedachten (waar?): Maak een luisterschilderij op een apart blad. 558 5 Thema 4 Kopieerblad 6 Kopieerblad De ademhaling onderzocht Wat heb je onderzocht? Met welke proef ben je aan de slag gegaan? Naam leerling Meetresultaten Wat leer je uit deze tabel? Wat is je conclusie? 559 urieuzeneuzen 5 Thema 4 Kopieerblad 7 Kopieerblad Verbetersleutel: Nadenken over je ademhaling a Waarom is het beter om door je neus in te ademen dan door je mond? In je neus zitten fijne haartjes en slijm die de stofdeeltjes uit de lucht halen voordat de lucht naar je longen gaat. In je neus wordt koude lucht eerst ook wat opgewarmd voordat hij naar je longen gaat. b Soms moet je niezen. Waarom zou je lichaam dat doen? Als er te veel stofdeeltjes in je neus komen, nies je om die er weer uit te halen. c Bij het neuspeuteren haal je van die vieze propjes uit je neus. Wat zijn die propjes? In je neus zit slijm. Dat slijm droogt op en maakt propjes snot. d Als je verkouden bent zijn er ziektekiemen in je lichaam beginnen groeien. Je neus en je longen maken dan heel veel slijm aan om die kiemen te bestrijden. Hoe komt het dat je bij een verkoudheid minder goed kunt ruiken? Er is zoveel slijm en snot in je neus dat je niet meer kunt ruiken. e Bij een verkoudheid moet je vaak hoesten. Waarom zou je lichaam dat doen? Tijdens het hoesten worden slijmen uit je longen naar je keel gebracht. Soms hoest je ook omdat er te veel stofdeeltjes in je luchtpijp of longen zitten. f Bij het uitvoeren van de proeven heb je ontdekt dat bij het ademen niet alleen je borstkas beweegt maar ook je buik op en neer gaat. In je buik zitten geen longen. Hoe komt het dan dat je buik beweegt bij het ademen? Het middenrif gaat bij het ademen op en neer en duwt je buik omhoog. g Je staat ’s morgens op en je moet een paar keer hoesten. Bij het hoesten komt er slijm in je keel. Ben je dan ziek? Leg uit. Neen, het is normaal dat je slijmen ophoest. 560 5 Thema 4 Kopieerblad 8 Kopieerblad Verbetersleutel: Nog meer ademhaling a Niet alle dieren ademen met longen. Omcirkel de dieren die met longen ademen met blauw. b Zoek op hoe de dieren die geen longen hebben ademen. Schrijf het naast de figuur. via kieuwen via de huid via een vertakt netwerk van buisjes (de tracheeën) 561 562 Het beneemt me de adem Mijn laatste adem uitblazen Ik voel zijn hete adem in mijn nek Ik heb het in één adem uitgelezen Ik luister met ingehouden adem Ikke, ikke ikke en de rest kan stikken Mijn adem stokt Ik ben ademloos Ik stik van het lachen Kopieerblad Thema 4 Kopieerblad 9 urieuzeneuzen 5 Ademloos 5 Thema 4 Kopieerblad 10 Kopieerblad Verbetersleutel: Hoe werkt het hart? a Duid het hart aan op de figuur. Trek er een pijltje naartoe en schrijf er het woord ‘hart’ bij. hart 563 urieuzeneuzen 5 Thema 4 Kopieerblad 11 Kopieerblad Verbetersleutel: Hoe werkt het hart? (vervolg) b De identiteitskaart van je hart: Grootte: ongeveer zo groot als een gebalde vuist Ligging: bovenaan en een beetje naar links in je borstkas Uitzicht: een rode spier Werk: twee pompen die het bloed door je lichaam sturen c Je hart werkt als twee pompen. Schrijf de volgende woorden in de juiste volgorde. Trek telkens een pijltje van het ene woord naar het andere woord. Begin bij de haarvaten in de longen en eindig daar ook weer. Maak dus een cirkel. haarvaten in de longen zuurstofarm bloed naar de longen zuurstof opnemen in het bloed rechterpomp van het hart zuurstofarm bloed komt terug naar het hart linkerpomp van het hart zuurstofrijk bloed wordt naar alle delen van het lichaam gepompt d Omcirkel de bloedvaten van de longen op de figuur bij opdracht a. e Waarom is er zuurstof nodig in alle delen van ons lichaam? Zuurstof is nodig om energie te kunnen maken. Alle delen van ons lichaam hebben energie nodig. f Een doordenkertje: als we ergens tegenaan botsen, krijgen we soms een blauwe plek. Hoe komt dat? Door de slag van de botsing raken de haarvaatjes kapot. Er loopt bloed uit. Dat bloed komt onder onze huid terecht en spreidt zich uit. Dat is de blauwe kleur die we zien. Later wordt de plek soms geel omdat het bloed langzaam aan het verdwijnen is. g Wat gebeurt er in je lichaam als je een bloedneus hebt? Dan is er een adertje in je neus stuk gesprongen waardoor het bloed naar buiten loopt. 564 5 Thema 4 Kopieerblad 12 Kopieerblad Uitbreidingsoefeningen: Hoe werkt het hart? Je hart voert bloed rond in je lichaam. Dat bloed loopt door bloedvaten. a Als het bloed van het hart wegloopt noemen we de bloedvaten . b Als het bloed naar het hart loopt noemen we de bloedvaten . c Op het eind zijn de bloedvaten heel erg vertakt en klein. Dat noemen we . d Zoek op het internet een tekening van de delen van het hart. e Wat heb je daaruit geleerd? Schrijf het hieronder. Gebruik zinnen, een tekening, schema’s, enz. 565 urieuzeneuzen 5 Thema 4 Kopieerblad 13 Kopieerblad Verbetersleutel uitbreidingsoefeningen: Hoe werkt het hart? a Als het bloed van het hart wegloopt noemen we de bloedvaten slagaders. b Als het bloed naar het hart loopt noemen we de bloedvaten aders. c Op het eind zijn de bloedvaten heel erg vertakt en klein. Dat noemen we haarvaten. Verbetersleutel uitbreidingsoefeningen: Hoe werkt het hart? a Als het bloed van het hart wegloopt noemen we de bloedvaten slagaders. b Als het bloed naar het hart loopt noemen we de bloedvaten aders. c Op het eind zijn de bloedvaten heel erg vertakt en klein. Dat noemen we haarvaten. Verbetersleutel uitbreidingsoefeningen: Hoe werkt het hart? a Als het bloed van het hart wegloopt noemen we de bloedvaten slagaders. b Als het bloed naar het hart loopt noemen we de bloedvaten aders. c Op het eind zijn de bloedvaten heel erg vertakt en klein. Dat noemen we haarvaten. 566 DATUM HOEVEELHEID REGEN WINDSNELHEID MINIMUM TEMPERATUUR MAXIMUM TEMPERATUUR WIND-RICHTING HOEVEELHEID WOLKEN Naam: Seizoen Kopieerblad 5 Tussendoor B Kopieerblad 1 567 urieuzeneuzen 5 Kopieerblad Tussendoor B Kopieerblad 2 CONTROLEFICHE SUPERSTAPPER RUGNUMMER 1. Veilig op de stoep stappen of op de berm of fietspad als er geen stoep is Stappen, niet rennen, spelen of duwen. Aan de veilige kant stappen. Aandacht hebben voor het verkeer, opritten en dergelijke. Op het fietspad voorrang geven aan fietsers. 2. Rond een hindernis stappen die de stoep helemaal verspert Stoppen bij de hindernis. Omkijken naar de rijbaan. Wachten tot de rijbaan vrij is. Rond de hindernis stappen en dichtbij de hindernis blijven. 3. Oversteken in zeven stappen in een rustige straat (met of zonder zebrapad) Stoppen aan de stoeprand of aan een denkbeeldige startlijn. Duidelijk maken dat je wilt oversteken. Tweemaal links en rechts kijken voordat je oversteekt. Recht oversteken. In het midden van de rijbaan opnieuw naar rechts kijken. Niet rennen, wel flink doorstappen en hoofd rechtop houden. 4. Oversteken op een kruispunt met een politieagent Stoppen aan de stoeprand. Oversteken als je evenwijdig aan de armen van de agent stapt. Niet oversteken als je tegen de armen van de agent loopt. Het kruispunt niet opwandelen als de agent zijn arm omhoog steekt. ˘ 568 5 Thema 2 Kopieerblad 3 Kopieerblad ˘ CONTROLEFICHE SUPERSTAPPER RUGNUMMER 5. Oversteken op een vierarmig kruispunt zonder zebrapad, verkeerslichten of politieagent Stoppen aan de stoeprand. Naar links en rechts kijken. Naar voor en achter kijken. Niet schuin oversteken. 6. Oversteken tussen geparkeerde auto’s Naar de auto’s en in de auto’s kijken. Stoppen aan de kijklijn. Recht oversteken in zeven stappen. 7. Oversteken op een zebrapad met een gemachtigde opzichter Wachten tot de gemachtigde opzichter in het midden van de rijbaan staat en het verkeer heeft stilgelegd. De aanwijzingen van de gemachtigde opzichter opvolgen. Aandachtig blijven tijdens het oversteken. 8. Oversteken op een kruispunt met verkeerslichten Stoppen aan de stoeprand. Oversteken als het licht groen is en blijven wachten als het rood is. Aandachtig blijven tijdens het oversteken. In alle richtingen kijken. 9. Links op de rijbaan stappen als er geen stoep, berm of fietspad is Uiterst links stappen. Jezelf kenbaar maken. Heel aandachtig zijn en niet naar de grond kijken. 569 urieuzeneuzen 5 Kopieerblad Tussendoor B Kopieerblad 4 NAAM 570 1 2 3 4 5 6 7 5 Tussendoor B Kopieerblad 5 14 meter 6 meter Kopieerblad ‘Om-arm-stuur’ 571 urieuzeneuzen 5 Tussendoor B Kopieerblad 6 Kopieerblad Parcours 1: vaardigheden inoefenen 572 5 Tussendoor B Kopieerblad 7 4 meter 6 meter Kopieerblad Parcours 2: vaardigheden inoefenen GROEP A 6 meter GROEP B 8 meter 2 meter 573 urieuzeneuzen 5 Tussendoor B Kopieerblad 8 Kopieerblad Parcours 3: vaardigheden inoefenen 574 5 Tussendoor B Kopieerblad 9 Kopieerblad Parcours 4: de rotonde 575 urieuzeneuzen 5 Tussendoor B Kopieerblad 10 Kopieerblad Parcours 5 GROEP A = GROEP B = 576 5 Tussendoor B Kopieerblad 11 Kopieerblad Parcours 6 577 urieuzeneuzen 5 Kopieerblad Thema 5 Kopieerblad 1 578 5 Thema 5 Kopieerblad 2 Kopieerblad woest dapper gelovig wantrouwig ijverig 579 urieuzeneuzen 5 Kopieerblad Thema 5 Kopieerblad 3 ambachts man BOER i jv e r ig MONNIK i jv e r ig 580 i jv e r ig RIDdER heer kasteel i jv e r ig i jv e r ig 5 Kopieerblad Thema 5 Kopieerblad 4 ambachts man BOER d app e r MONNIK d app e r d app e r RIDdER heer kasteel d app e r d app e r 581 urieuzeneuzen 5 Kopieerblad Thema 5 Kopieerblad 5 ambachts man w w a n t r ou MONNIK w a n t r ou 582 w ig BOER ig w w a n t r ou ig RIDdER heer kasteel w a n t r ou w ig w a n t r ou w ig 5 Kopieerblad Thema 5 Kopieerblad 6 ambachts man BOER g e lo v i g MONNIK g e lo v i g g e lo v i g RIDdER heer kasteel g e lo v i g g e lo v i g 583 urieuzeneuzen 5 Kopieerblad Thema 5 Kopieerblad 7 ambachts man BOER w o est MONNIK w o est 584 w o est RIDdER heer kasteel w o est w o est Kopieerblad 5 Thema 5 Kopieerblad 8 Naam: Nadenken over het groepswerk NA opdracht 1 1. Ben je tevreden over hoe de groep heeft samengewerkt? 2. Ben je tevreden over jouw aandeel in de groep? 3. Wat moet zeker even goed blijven in de volgende opdracht? 4. Wat wil je graag beter doen? NA opdracht 2 1. Ben je tevreden over hoe de groep heeft samengewerkt? 2. Ben je tevreden over jouw aandeel in de groep? 3. Wat moet zeker even goed blijven in de volgende opdracht? 4. Wat wil je graag beter doen? 585 urieuzeneuzen 5 Kopieerblad Thema 5 Kopieerblad 9 Naam: NA opdracht 3 1. Ben je tevreden over hoe de groep heeft samengewerkt? 2. Ben je tevreden over jouw aandeel in de groep? 3. Wat moet zeker even goed blijven in de volgende opdracht? 4. Wat wil je graag beter doen? NA opdracht 4 1. Ben je tevreden over hoe de groep heeft samengewerkt? 2. Ben je tevreden over jouw aandeel in de groep? 586 5 Kopieerblad Thema 5 Kopieerblad 10 Kies hier je favoriete recept. Maak het voor de hele klas. Kijk goed naar het recept. Voor hoeveel personen is het? Hoeveel kinderen zijn er in de klas? Voorzie voldoende ingrediënten voor iedereen. Voordat je begint te koken: handen wassen! Gevulde eieren 25 Voor 25 personen. Ingrediënten 25 hardgekookte eieren, 4 appels, kaneel, gember, salie, peterselie, saffraan, peper, boter, witte rietsuiker Wat heb je nodig? een pan, een rasp, een mesje, een lepeltje Voorbereiding Eieren koken (10 minuten) en laten afkoelen. Bereiding - Pel de eieren, snijd ze in de lengte door en wip de dooiers eruit. Schil de appels en rasp ze. Prak de dooiers fijn en bind ze met de geraspte appel. Voeg kaneel, gember, salie, peterselie en saffraan aan de vulling toe. Schep de vulling in de eieren (niet te ver over de rand) en druk goed aan. Bak de eieren 2 tot 3 minuten met de platte kant naar beneden in de pan. Laat ze afkoelen. Leg de eieren met de vulling naar boven op de schotels. Strooi er suiker en kaneel over. 587 urieuzeneuzen 5 Kopieerblad Thema 5 Kopieerblad 11 Havermoutpap met fruit 4 Voor 4 porties. Ingrediënten 80 gr havermoutvlokken, 600 ml water, 1 theelepel zout, 1 eetlepel suiker, 1 mespuntje kaneelpoeder, 125 ml koude melk (optioneel), fruit: banaan in plakjes, appel in stukjes of rozijnen Wat heb je nodig? een steelpannetje, een houten lepel om mee te roeren Bereiding - Doe de havermoutvlokken, water, zout, suiker en kaneel in een steelpannetje en breng aan de kook. - Zet dan het vuur lager. Roer regelmatig en laat zachtjes koken tot al het vocht opgenomen is. - Verdeel over de kommetjes en schenk er een klein beetje koude melk overheen. - Je kunt nu in elk kommetje nog wat fruit doen. Laat je de andere kinderen liever zelf kiezen? Zet dan al het fruit klaar in kleine potjes met een lepeltje. Zo kan iedereen zichzelf bedienen. 588 5 Kopieerblad Thema 5 Kopieerblad 12 Rijstpap 4 Voor 4 personen. Ingrediënten 1 l volle melk, 100 g gram dessertrijst, 100 g suiker, een zakje vanillesuiker, eventueel saffraan (maar dat is erg duur) Wat heb je nodig? een grote kookpot, een houten lepel om mee te roeren Voorbereiding Eieren koken (10 minuten) en laten afkoelen. Bereiding - Doe de melk en de rijst in een grote kookpot en breng al roerend aan de kook. Laat 15 minuutjes zachtjes pruttelen. Het deksel is net niet volledig gesloten. Neem het deksel van de pot en voeg de saffraan en de suiker toe. Laat het geheel goed doorkoken zonder deksel totdat de rijstpap dik begint te worden. Dat duurt ongeveer tien minuten. Denk eraan dat je goed blijft roeren, anders kleeft de rijstpap aan de bodem van de kookpot. - Schep de rijstpap in kommetjes en laat afkoelen. - Rijstpap is lekker met bruine suiker. 589 urieuzeneuzen 5 Kopieerblad Thema 5 Kopieerblad 13 Gehaktballetjes met krieken 5 Voor 5 personen. Ingrediënten 1 kg gemengd gehakt, 3 eieren, 200 g broodkruim, een grote pot ontpitte krieken (ongeveer 750 g), 2 zakjes vanillesuiker, maïszetmeel, een beetje boter of olie Wat heb je nodig? een mengkom, een grote pan voor het vlees, een kookpot voor de krieken, een houten lepel om mee te roeren, een vergiet Bereiding - Doe het gehakt met de eieren en het broodkruim in de mengkom. - Meng en kneed alles goed met je handen. - Neem wat bereid gehakt in je handen en rol er balletjes van (van 3 à 4 cm diameter). - Verhit de boter in de pan en bak de balletjes aan alle kanten mooi bruin. - Draai het vuur wat lager en doe een extra klontje boter in de pan. - Laat de gehaktballetjes nog een half uurtje bakken in de pan. - Terwijl het vlees bakt, giet je de krieken in een vergiet. Vang het sap op in een grote kookpot. - Doe wat sap in een kommetje en los er twee eetlepels maïszetmeel in op. Goed roeren. - Breng de rest van het sap in de kookpot aan de kook. - Voeg nu beetje bij beetje het maïszetmeel toe aan het kokende kriekensap. - Laat het 2 minuten verder doorkoken. - Is de saus nog niet dik genoeg? Doe weer wat sap in een kommetje, voeg nog wat maïszetmeel toe en voeg het weer toe aan het kokende sap. - Wanneer de saus dik genoeg is, voeg je de vanillesuiker toe. - Laat het nog een minuutje doorkoken en voeg dan de krieken toe. - Draai het vuur wat lager en laat alles nog 5 minuten op een zacht vuurtje pruttelen. - Je kunt de gehaktballetjes en de saus warm of koud eten. 590 5 Spel 1: De zevensprong Spel 2: Hoefijzer werpen Materiaal Materiaal Spelverloop Spelverloop Een ruimte waar je een kring kunt maken met de hele groep. Maak een gesloten kring. Geef elkaar handen. Loop rond en zing: Heb je wel gehoord van de zeven, de zeven. Heb je wel gehoord van de zevensprong? Wie zegt dat ik niet dansen kan? Ik kan dansen als een edelman! En dat is één. Bij elke tel hoort een beweging. Wanneer jullie zingen ‘En dat is één’ voeren jullie de beweging uit die erbij hoort. Daarna maken jullie terug een kring en zingen jullie verder tot twee. Bij ‘En dat is één’ en bij ‘En dat is twee’ voeren jullie opnieuw de bijpassende bewegingen uit. Zo gaan jullie verder tot jullie alle bewegingen uitgevoerd hebben. Bewegingen: 1 = Linkervoet voor. 2 = Linkervoet voor, rechtervoet voor. 3 = Linkervoet voor, rechtervoet voor, op één been knielen. 4 = Linkervoet voor, rechtervoet voor, op één been knielen, op twee benen knielen. 5 = Linkervoet voor, rechtervoet voor, op één been knielen, op twee benen knielen, één elleboog op de grond. 6 = Linkervoet voor, rechtervoet voor, op één been knielen, op twee benen knielen, één elleboog op de grond, beide ellebogen op de grond. 7 = Linkervoet voor, rechtervoet voor, op één been knielen, op twee benen knielen, één elleboog op de grond, beide ellebogen op de grond, hoofd op de grond. Daarna dansen jullie de dans terug zeven keer: van zeven tot één. Er valt nu telkens een beweging weg. Kopieerblad Thema 5 Kopieerblad 14 tien hoefijzers, één paal die stevig in de grond zit, krijt of een stok - Tel van de paal ongeveer vijf stappen en teken daar met een stok of een stukje krijt een lijn op de grond. - Ga achter de lijn staan en probeer om de beurt de hoefijzers rond de paal te werpen. Iedereen krijgt vijf kansen. Wie gooit de meeste hoefijzers rond de paal? Spel 3: Hoepelen Je hebt voor dit spel veel plaats nodig. Een goede plaats is de turnzaal of de speelplaats. Materiaal per persoon een hoepel, een stok om de hoepel mee voort te bewegen Spelverloop - Oefen eerst om de hoepel voort te bewegen met een stokje en er een afstand mee af te leggen. - Leg twee stenen op een meter van elkaar. - Maak nu een slinger en hoepel achter elkaar tussen de stenen door. - De laatste schuift met zijn voeten de stenen wat meer naar elkaar toe. - Hoepel nu terug achter elkaar tussen de stenen en schuif de stenen weer wat dichter bij elkaar. - Wie de hoepel laat vallen, over de steen hoepelt of niet tussen de stenen kan hoepelen valt af. - Wie kan het langst volhouden? Je kunt ook per twee zo snel mogelijk met je hoepel van de ene kant van de speelplaats naar de andere kant gaan. Wie kan dat het snelst zonder dat de hoepel valt? 591 urieuzeneuzen 5 Kopieerblad Thema 5 Kopieerblad 15 Spel 4: Touwtrekken Spel 6: Knikkeren Speel het spel niet in de klas, maar ergens waar je plaats hebt. Materiaal Materiaal Spelverloop een lang en stevig touw (vraag het aan de gymleerkracht), een zakdoek, een stuk krijt Spelverloop - Bind de zakdoek aan het midden van het touw. - Verdeel de ploeg in twee teams. Bij ongelijke teams is er één scheidsrechter. - Teken op de grond een lijn met krijt of geef een lijn aan met een stok. - De twee teams gaan elk aan een kant van het touw staan. De zakdoek hangt boven de lijn op de grond. - De scheidsrechter telt af en geeft het startsein. Welke ploeg trekt de andere ploeg het eerst over de lijn? Daarna wisselen de teams, zodat iedereen een aantal keer kan touwtrekken. Speel dit spel buiten. 10 knikkers per persoon, krijt - Teken een kringetje op de grond met krijt. Leg nu allemaal een knikker in het kringetje. Trek een streep op twee meter van het kringetje. Om beurten probeer je om van aan de lijn zoveel mogelijk knikkers uit de cirkel te spelen. Je mag gooien, rollen of de knikker wegschieten van tussen je duim en wijsvinger. - Als het je lukt om een knikker uit de cirkel te spelen, mag je die houden. - Als je de cirkel mist of er rolt geen enkele knikker weg, dan moet je de knikker waarmee je gespeeld hebt in de krijtcirkel leggen. Wie heeft er na vijf beurten de meeste knikkers? Spel 7: Bikkelen Spel 5: Steenstoten In ploegen van twee proberen de deelnemers een steen van ongeveer een kg (of minder, omdat je met jongere kinderen werkt) zo ver mogelijk te gooien. Elke deelnemer krijgt drie beurten. Speel het spel op een ondergrond van zand. Materiaal tien stenen, kleine steentjes, één paal die stevig in de grond zit, krijt of een stok Spelverloop - Trek een lijn op de grond. - Ga achter de lijn staan. Om beurten probeer je de zware steen zo ver mogelijk te gooien. - Leg een steentje om aan te geven tot waar je gegooid hebt. - Iedereen mag drie keer gooien. Wie gooit het verst? 592 Materiaal vijf echte bikkels of vijf kleine keitjes of steentjes per persoon Spelverloop - Gooi de vijf bikkels tegelijk in de lucht. Probeer ze op de rug van je hand op te vangen. - Gooi ze opnieuw op en vang ze terug in je handpalm. Wie er de meeste in de hand heeft, mag beginnen. - Spel ‘enen’: gooi je vijf bikkels op de grond. Pak er één op, gooi die in de lucht en pak nu snel één van de bikkels van de grond en vang de opgegooide bikkel in dezelfde hand. Leg de opgenomen bikkel in je andere hand. Gooi terug één bikkel op, raap er één op, vang de startbikkel op en leg hem weer in je andere hand. Zo ga je door tot je de vier bikkels hebt opgeraapt. - Lukt het met één bikkel? Speel dan het spel ‘tweeën’. Gooi een bikkel in de lucht, raap er twee op en vang de opgegooide bikkel terug op. - Op dezelfde manier kun je ook ‘drieën’ of ‘vieren’. 5 Thema 5 Kopieerblad 16 Kopieerblad R i d d e rs Groep van de ridders - weetjes over ridders katapult kruistochten spreekwoorden: iemand op de rooster leggen, voor paal staan Mo n n ike n B oe r e n Groep van de monniken Groep van de boeren - - weetjes over monniken kopiëren boekdrukkunst spreekwoorden: iemand over het paard tillen, ergens de pest aan hebben weetjes over boeren het ontstaan van steden middeleeuwse spelletjes spreekwoorden: stinkend rijk zijn, een lans voor iemand breken den slie Ambacht Groep van de ambachtslieden - weetjes over ambachtslieden ambachten en gilden lakenindustrie in Vlaanderen spreekwoorden: dat is monnikenwerk, iets in je schild voeren ren Kasteelhe Groep van de kasteelheren - weetjes over kasteelheren uitvindingen het ontstaan van kastelen spreekwoorden: met open vizier strijden, iemand de handschoen toewerpen 593 urieuzeneuzen 5 Kopieerblad Thema 5 Kopieerblad 17 A-reeks 594 Wat weet je over… Wat weet je over… Wat weet je over… Wat weet je over… monniken gilden boeren uitvindingen klooster bidden kopiëren miniatuur beloftes ambachtslieden gezel leerjongen meester kwaliteit niet vrij pacht ijzeren ploeg ruilen zwaar leven boekdrukkunst vuurwapens gotische bouwstijl ophaalbrug martelen Wat weet je over… Wat weet je over… Wat weet je over… Wat weet je over… kasteel troubadour katapult steden burcht ridderzaal kantelen koud weinig meubels kasteel zingen dansen goochelen reizen Romeinen zware stenen hoog en ver schieten aanval wielen elfde eeuw stadsrechten veilige plek rivier handel Wat weet je over… Wat weet je over… Wat weet je over… Wat weet je over… boekdrukkunst middeleeuwse straat miniatuur stadswal blokboeken losse letters Dirk Martens boekenpers Johannes Gutenberg nauw brandgevaar ratten pest houten huizen monniken kopiëren versierde letter boek geduld muur uitkijktorens poorten poortwachters nauwe straten 5 Kopieerblad Thema 5 Kopieerblad 18 B-reeks Wat weet je over… Wat weet je over… Wat weet je over… Wat weet je over… stadswal middeleeuwse straat ridders miniatuur muur uitkijktorens poorten poortwachters nauwe straten nauw brandgevaar ratten pest houten huizen page schildknaap knielen maliënkolder harnas monniken kopiëren versierde letter boek geduld Wat weet je over… Wat weet je over… Wat weet je over… Wat weet je over… laken kruistochten kasteel ambachtslieden weven Vlaanderen vollen of vilten draad spinnen wol Jeruzalem moslims ridders handelaars Godfried van Bouillon waterburcht ophaalbrug hoogteburcht uitkijktorens machtsymbool beroepen gilden straatnamen markt meester Wat weet je over… Wat weet je over… Wat weet je over… Wat weet je over… spelletjes gilden steden uitvindingen bikkels knikkers verstoppertje bokje springen op straat ambachtslieden gezel leerjongen meester kwaliteit elfde eeuw stadsrechten veilige plek rivier handel boekdrukkunst vuurwapens gotische bouwstijl ophaalbrug martelen 595 urieuzeneuzen 5 Kopieerblad Thema 5 Kopieerblad 19 596 Wat als... Wat als... Wat als... Wat als... er nooit kruistochten waren geweest? ridders geen wapenschild hadden? een katapult geen lanceerarm had? monniken minder geduld hadden? Wat als... Wat als... Wat als... Wat als... monniken geen gelofte van armoede zouden afleggen? monniken niet zelf voor hun eten moesten zorgen? de boekdrukkunst nooit was uitgevonden? men nu nog steeds met blokboeken zou drukken? Wat als... Wat als... Wat als... Wat als... monniken al computers hadden in de middeleeuwen? kasteelheren wel veel meubels hadden in hun kasteel? boeren geen belasting moesten betalen aan de kasteelheer? ambachtslieden niet eerst in de leer moesten bij een meester? Wat als... Wat als... Wat als... Wat als... de paus nooit had opgeroepen tot kruistochten? een stad elke dag een markt mocht houden? een stad in de middeleeuwen geen nauwe straatjes had? de pest niet erger was dan een gewoon griepje? 5 Kopieerblad Thema 6 Kopieerblad 1 Dimitri Paternostros De Griekse goden Griekenland bestaat uit heel wat eilanden. Het is een schitterend land en het klimaat is er zeer aangenaam. Maar de natuur kan ook gevaarlijk zijn. Er zijn stormen op zee, onweer, vulkaanuitbarstingen, bosbranden, sneeuw in de winter, enz. Dan waren de oude Grieken bang. Ze begrepen niets van al deze natuurverschijnselen. Ze dachten dat het het werk was van de goden. Ze geloofden dan ook dat er heel veel goden waren. Elke god had een naam en zorgde voor iets. Zeus was de oppergod, de baas van alle andere goden. De Grieken stelden hun goden voor zoals ze eigenlijk zelf wilden zijn. Ze leken net mensen. Maar de goden konden niet sterven. De goden bleven jong en sterk. Ze woonden allemaal samen op één berg in het noorden van Griekenland: de Olympus. De Grieken vertelden heel wat verhalen over de goden. oppergod Zeus Hera, vrouw van Zeus Athena, godin van wijsheid en oorlog Artemis, godin van de jacht Hermes, boodschapper van de goden Poseidon, god van de zee 597 urieuzeneuzen 5 Kopieerblad Thema 6 Kopieerblad 2 Andreas Metsolotos De Griekse bouwkunst De oude Grieken waren goede bouwers. Ze wisten veel van architectuur (bouwkunst) af. De Griekse architecten waren erg knap. Ze ontwierpen en bouwden prachtige tempels en openbare gebouwen. De Grieken probeerden hun goden goedgezind te maken door de tempels te bouwen. Daar konden ze offers brengen aan hun goden. Zo hoopten ze dat de goden geen rampen zouden veroorzaken. De tempels stonden op de mooiste plekken van het land. Je kunt nog steeds de overblijfselen van heel wat tempels bewonderen. Het Parthenon in Athene is een mooi voorbeeld van zo’n oude tempel. Hij werd gebouwd ter ere van Pallas Athene, de belangrijkste godin voor de mensen in de stad Athene. Speciaal voor haar werd een tempel op het hoogste plekje in de stad gebouwd. De tempel is gebouwd op de Akropolis, een heuvel van waaruit men over Athene kijkt. In de tempel stond een groot beeld van de godin. De Grieken bouwden hun tempels met veel zuilen of pilaren. Ze versierden ze met heel wat beelden. Ze kapten de beelden uit in marmer en zetten ze mooi op één lijn naast elkaar. We noemen dat een fries. Hier zie je drie voorbeelden van de Griekse bouwkunst. De pilaren zijn steeds een goede aanwijzing voor de bouwstijl. Zo zie je dat de Grieken wel wat afwisten van architectuur. de Dorische zuil 598 de Ionische zuil parthenon, Akropolis Fries de Korinthische zuil Kopieerblad 5 Thema 6 Kopieerblad 3 Yanis Amfethaminis Sport en theater bij de Grieken De Spelen op de Olympusberg De Grieken geloofden dat hun goden boven op een berg in het noorden van Griekenland woonden. Ze noemden die berg de Olympus. In het stadje Olympia, niet ver van de berg vandaan, kwamen de Grieken bij elkaar om offers te brengen aan hun goden. Ze kwamen daar ook bij elkaar om te sporten. Ze hielden verschillende sportwedstrijden tussen sporters van verschillende streken uit het land. Zo begonnen de eerste Olympische Spelen. Voor de Grieken was sporten heel belangrijk. Ze deden het omdat ze een mooi en gezond lichaam belangrijk vonden, maar ook ter ere van de goden. In die tijd mochten alleen mannen aan sport doen, vrouwen niet. De sporters droegen alleen een doek rond hun lende, verder niets. De belangrijkste sporten waren hardlopen, verspringen, discuswerpen, speerwerpen en worstelen. De winnaar kreeg een lauwerkrans op het hoofd en soms ook geld. En heel soms werd er van de winnaar een standbeeld gemaakt. Maar het belangrijkste voor de sporters was het aanzien dat ze kregen. Het Griekse theater De oude Grieken hielden erg veel van toneelstukken. Ze bouwden er openluchttheaters voor. Op de stenen tribunes konden duizenden mensen zitten. De theaters hadden de vorm van een halve cirkel. De verhalen die ze opvoerden gingen bijna altijd over goden. Het was de bedoeling dat de mensen zagen wat er gebeurde als je niet naar de goden luisterde. De toneelspelers speelden verschillende rollen in één toneelstuk. Als ze een rol van een god speelden, dan vlogen ze soms over het podium. Dat deden ze met katrollen. Ze droegen een groot masker, zodat ook de toeschouwers die ver zaten alles goed konden zien. De mond van zo’n masker was erg groot omdat het geluid van hun stem ver moest dragen. Grieks theatermasker Amfitheater 599 urieuzeneuzen 5 Kopieerblad Thema 6 Kopieerblad 4 Achilles Pensioenatis Het bestuur van een stadstaat Hiernaast zie je een kaartje van Griekenland. In dat land begon de eerste Europese beschaving, meer dan 4000 jaar geleden. sparta en athene Stadstaten Griekenland bestond in die tijd uit allemaal kleine landjes. Het waren eigenlijk steden en het gebied rond die stad. Daarom werden die staatjes ‘stadstaten’ genoemd. Elke stadstaat had andere regels en wetten. De goden waren wel overal dezelfde. Athene en Sparta ATHENE SPARTA De belangrijkste Griekse stad was Athene. De stad werd bestuurd door 500 burgers die werden uitgeloot. Ze kwamen zo’n 40 keer per jaar samen in een soort vergadering. Op zo’n volksvergadering mochten alle mannen ouder dan 20 jaar komen meepraten over de beslissingen die genomen moesten worden. Er werden ook mensen aangeduid die ervoor moesten zorgen dat de wetten werden uitgevoerd. Athene was een levendige stad. Kunst, politiek en sport waren heel belangrijk. Via de grote haven in Piraeus (vlakbij Athene) leerden de Atheners veel nieuwe dingen kennen. Een andere belangrijke stadstaat was Sparta. Sparta was gelegen in een arm gebied en de meeste aandacht ging er naar het sterke leger. Een jongen in de stadstaat Sparta moest vanaf zijn zevende jaar naar het leger om er te worden opgeleid als soldaat. De stadstaat Sparta voerde vaak oorlog. Er waren in Sparta ook veel slaven, die het zware werk moesten doen. Om hen te bewaken waren heel wat soldaten nodig. Sparta werd bestuurd door een raad van oude mannen. Daar kon je pas toe behoren als je 60 jaar of ouder was. Je moest bovendien uit een belangrijke rijke familie komen. Zij maakten de regels en wetten. Als je tot de raad behoorde, bleef je lid tot aan je dood. 600 5 Kopieerblad Thema 6 Kopieerblad 5 Helena Afwazilis Het dagelijks leven bij de Grieken Vrouwen waren bij de Grieken niet zo belangrijk. Ze hadden weinig te zeggen en mochten niet veel meer dan thuisblijven en voor het huishouden zorgen. Zelfs boodschappen doen mochten ze niet. Dat deden de mannen liever zelf, dan konden ze met elkaar praten over sport en politiek. Jongens kregen les, meisjes niet. De meisjes werden voorbereid om een goede huisvrouw te worden. De jongens leerden schrijven, rekenen en muziek. Ook sport was een belangrijk deel van hun opleiding. Een goede conditie vonden de Grieken immers belangrijk. Griekse kledij Het belangrijkste kledingstuk bij de Grieken was de chiton. Die werd door mannen gedragen. Het was een rechte lap stof die over één schouder werd gedragen. De mannen droegen het kledingstuk tot aan de knie of iets lager. Mannen waren meestal fier op hun lichaam en toonden dat ook. De vrouwen droegen ook zo’n kledingstuk, alleen was het bij hen wat langer. Zo’n langere chiton noemde men een peplos. In hun lende droegen ze een touw die dienstdeed als riem. Op de schouders spelden de vrouwen een fibula, een soort speld om hun kledingstuk vast te maken. Door het warme en droge klimaat was de kledij van de Grieken eigenlijk heel eenvoudig. Het Griekse alfabet Hiernaast zie je de Griekse letters. Ons alfabet is hieruit ontstaan. Het woord ‘alfabet’ komt trouwens van de eerste twee letters van de Grieken. De ‘a’ heette ‘alfa’ en de ‘b’ heette ‘bèta’, dus ‘alfabèta’. Na de tijd van de Grieken waren de Romeinen het belangrijkst. De Romeinen namen veel dingen van de Grieken over, bijvoorbeeld ook de letters. Toch veranderden de Romeinen wel wat aan het Grieks alfabet. Toen de Romeinen in ons land kwamen, brachten ze hun alfabet mee. Griekse klederdracht α β γ δ ε ζ η θ alpha beta gamma delta epsilon zeta eta theta ι κ λ μ ν ξ ο π iota kappa lambda mu nu xi omicron pi ρ σ τ υ φ χ ψ Ω rho sigma tau upsilon phi chi psi omega Grieks alfabet 601 urieuzeneuzen 5 Kopieerblad Thema 6 Kopieerblad 6 Stefanus Migreinus De denkers bij de Grieken De Grieken waren denkers. Zo waren er Grieken die heel vaak en heel hard nadachten over de mens en het leven. Velen van hen schreven al de wijze dingen die ze bedachten ook op. Zo komt het dat we van velen van hen weten wat hun ideeën waren. We noemen deze mensen filosofen. Als je dat woord uit elkaar haalt, kom je tot twee aparte woordjes: ‘filos’ en ‘sophia’. Het eerste betekent ‘vriend’ en het tweede ‘wijsheid’. Het waren vrienden van de wijsheid. Ze zeiden dus niet gewoon iets, ze hadden er eerst heel lang over nagedacht. Ze werden dan ook heel belangrijk gevonden. Misschien moet je in de klas ook eens proberen na te denken over iets waar je niet zomaar een duidelijk antwoord op vindt. Jullie kunnen alvast eens nadenken over de volgende vragen: Kunnen dieren slecht zijn? Wordt een schoolvak leuker als de meester of juf leuk is? Zou je evenveel van je mama/papa houden als je morgen te weten kwam dat zij/hij eigenlijk een robot is? Aan niets denken, kan dat? Kun je aan iemand zien of hij dom of slim is? Wat zou er gebeuren als je nooit zou kiezen? Zou de wereld beter zijn als iedereen er hetzelfde uitzag? Zijn er vragen die nooit beantwoord kunnen worden? Een aantal beroemde filosofen waren Socrates, Aristoteles en Plato. 602 PLATO 5 Thema 6 Kopieerblad 7 Kopieerblad Vrijheid en rechten Niemand vindt het leuk als iets niet mag. Daarom probeert de EU om de mensen zoveel mogelijk vrijheid te geven. Zo laat de EU het toe dat je zomaar van het ene Europese land naar het andere mag reizen en dat je in elk land van de EU mag gaan wonen, werken of studeren. Dat is iets wat vroeger niet zomaar kon. Toen bestond er een soort van grenspolitie of douane die de mensen aan de grens van een land deed stoppen. Ze controleerden dan de bagage en de papieren. Als jij later je middelbaar onderwijs hebt gedaan en je gaat nog verder studeren, kun je dat gerust in een ander land gaan doen. Zo leer je dingen die je anders misschien niet zou leren. Bovendien kun je van Europa geld krijgen (een beurs) waardoor dat goedkoper wordt. Alle landen die lid zijn van de EU moeten ervoor zorgen dat ze hun inwoners eerlijk behandelen. Ze moeten hun inwoners een vrije mening geven en mogen ze niet zonder een goede reden opsluiten. Als je wel opgesloten wordt, moet je ook een eerlijk proces krijgen. Stel je bijvoorbeeld voor dat een Belg in Spanje voor de rechtbank moet verschijnen, dan heeft die recht op een vertaler. Landen die dat niet doen, mogen geen lid worden van de EU. Natuurlijk zorgt Europa niet alleen voor rechten van mensen die iets fouts deden. Iedereen die in de EU leeft, wordt geholpen: - Vaders hebben recht op drie maanden verlof bij een geboorte. - Als je een elektrisch toestel koopt heb je twee jaar garantie. - Vanuit het buitenland bellen met je gsm is goedkoper geworden. De EU probeert er ook voor te zorgen dat mannen en vrouwen gelijk worden behandeld. Nu is het nog vaak zo dat mannen en vrouwen die eenzelfde job doen, niet gelijk worden betaald. Mannen verdienen meestal net iets meer. Dat is niet eerlijk en dat probeert de EU te veranderen. Cultuur Europa is een werelddeel waar je heel wat mooie zaken kunt zien, horen en voelen. De muziek, schilderijen, beelden, gebouwen, feesten en gerechten zijn er zo verschillend van land tot land. Dat hebben de Europese leiders ook gezien en ze proberen om al deze zaken bekend te maken en te beschermen. Daar geven ze dus geld voor. Op die manier worden oude theaters gerestaureerd, wedstrijden voor jonge muzikanten georganiseerd, kunstenaars geholpen en nog veel meer. Men probeert ook om kunst te brengen bij mensen die daar eigenlijk geen geld voor hebben. Ze kunnen bijvoorbeeld goedkoop naar voorstellingen gaan kijken of ze krijgen goedkoop toegang tot het internet om nieuwe dingen te leren kennen. Europa beschermt ook al die mooie zaken. Men probeert ervoor te zorgen dat ze niet verdwijnen. Zo bestaat er een lijst van beschermde zaken. Op die lijst staat van alles: gerechten, gebouwen, planten, feesten, landschappen en zelfs talen. Zo is het typisch Schotse kledingstuk de kilt een beschermd product. 603 urieuzeneuzen 5 Thema 6 Kopieerblad 8 Kopieerblad Het milieu Dat het niet zo goed gaat met ons milieu, dat weten we. Dat zal niet veranderen tenzij we daar met z’n allen iets aan doen. Ook daar helpt Europa aan mee. Zo heeft de EU heel wat regels opgesteld waar elk land dat lid is zich aan moet houden. Al die regels zorgen ervoor dat de natuur terug een kans krijgt. Ze zorgen ervoor dat de zeeën niet worden leeggevist, de akkers niet worden bespoten met giftige stoffen, dat er geen vervuild water in rivieren terechtkomt en nog zoveel meer. Een aantal regels: - De uitstoot van CO2-gassen mag bij nieuwe wagens niet te hoog zijn. De EU probeert tegen 2020 de uitstoot van CO2-gassen met een vijfde te verminderen. Het is ook de bedoeling om meer energie te winnen uit hernieuwbare milieuvriendelijk energiebronnen zoals wind- en zonne-energie. - Er mag niet zomaar op elke vissoort gevist worden. - Heel wat diersoorten zijn beschermd en er mag dus niet op gejaagd worden. - Er worden natuurgebieden aangekocht zodat ze beschermd blijven. - Er mag in de EU alleen hout verkocht worden van bomen die men mocht omkappen. - Producten gemaakt van gedode zeehondjes mogen niet verkocht worden. - Er mogen geen make-upproducten uitgetest worden op dieren. - Dieren die vervoerd worden moeten op tijd te drinken krijgen (rustpauze na maximum 9 uur) en moeten tijdens het vervoer genoeg ruimte en frisse lucht hebben. Hulp voor mensen Wij leven in een rijk deel van Europa. De meesten onder ons zijn niet arm en hebben het goed. Dat is niet zo voor alle inwoners van Europa. In sommige streken van Europa zijn de mensen arm en hebben ze het heel moeilijk om voedsel en kleren te kopen. Dat zie je in steden, maar ook op het platteland. Dat heeft verschillende redenen. Soms gaan er fabrieken dicht, valt de oogst erg tegen door het klimaat of is er gewoon niet genoeg werk voor iedereen. De EU probeert dan een beetje te helpen door aan deze streken geld te geven dat ze bij alle lidstaten inzamelen. Dat geld wordt dan gebruikt om in die streken voor werk te zorgen. Ook mensen die het slachtoffer zijn geworden van een natuurramp of van een oorlog hebben het vaak moeilijk. De EU komt dan samen om te kijken hoeveel geld ze kunnen geven aan de slachtoffers. Europa heeft daarvoor een speciaal soort spaarpot aangelegd. Ze noemen dat het Europees rampenfonds. 604 5 Thema 6 Kopieerblad 9 Kopieerblad Veiligheid Ongelukjes zijn snel gebeurd. Toch kun je heel wat doen om een ongeluk te vermijden. Gelukkig zijn er heel wat Europese regels die ons kunnen beschermen. Een voorbeeld hiervan zijn de regels voor vrachtwagens. In Europa moet elke nieuwe vrachtwagen een dodehoekspiegel hebben. Door zo’n spiegel kan de chauffeur de fietsers en voetgangers veel beter zien en is de kans op een ongeluk minder groot. Een vrachtwagen moet ook een reflecterende strip hebben zodat hij in het donker of bij donker weer beter opvalt. En voor de chauffeurs zijn er ook strikte regels. Zij mogen maximum 9 uur per dag op de baan zijn, zodat ze niet te vermoeid geraken. Maar Europa beschermt ons nog op veel andere manieren. Zo kun je zien of je speelgoed wel veilig is en het aan de regels van de EU voldoet. Je merkt dat aan het CE-teken op de verpakking als je iets koopt. Ook aan je mama en papa heeft de EU gedacht. Alle bedrijven moeten ervoor zorgen dat het werk veilig kan gebeuren. Er zijn heel wat veiligheidsvoorschriften die ongelukken moeten vermijden. Denk maar aan het dragen van oorbeschermers, veiligheidsschoenen, handschoenen en helmen. Dat zijn allemaal Europese regels. Gezondheid Onze gezondheid is het belangrijkste waar we in ons leven op moeten letten. Dat is niet makkelijk, want er kan heel wat mislopen. Voor je het weet eet of drink je iets verkeerds of zijn er stoffen in de buurt die je ziek maken. Daarom is het goed dat de EU dat een beetje mee in de gaten houdt. Zo zijn er heel wat afspraken die ervoor moeten zorgen dat ons voedsel echt gezond is. Bij het maken, inpakken en vervoeren van voedsel moeten er strenge regels gevolgd worden. Ook moet op al onze voedingsproducten vermeld worden waar ze vandaan komen. Als er dan iets fout loopt, weet men snel waar het probleem zit. Zo hebben de eieren die je koopt in de winkel allemaal een unieke code. Je kunt die in rode inkt op het ei zien staan. Die code vertelt heel wat over waar het ei vandaan komt. In het verleden liep er soms wel iets fout en dan was het moeilijk om terug te vinden waar het besmette voedsel vandaan kwam. Zolang men dat niet wist, konden nog meer mensen ziek worden. Europa beschermt ons niet alleen tegen slecht voedsel. Men probeert er ook voor te zorgen dat we zoveel mogelijk gezond voedsel eten. Er zijn allerlei campagnes om ons gezonder te doen eten en meer te doen bewegen. Er zijn maatregels tegen tabak, zwaarlijvigheid, het gebruik van bewaarmiddelen in ons voedsel, enz. Ook aan de gezondheid van kinderen in de basisschool wordt gedacht. Je wekelijkse portie fruit op school (tutti frutti) wordt mee door de EU betaald. 605 urieuzeneuzen 5 Kopieerblad Thema 6 Kopieerblad 10 606 5 Kopieerblad Thema 6 Kopieerblad 11 frank ilie, Liefste Fam NO ITA T TLE SDNIE SSA H 607 urieuzeneuzen 5 Kopieerblad Thema 6 Kopieerblad 12 GROET OMSCHRIJVING CATEGORIE GROET OMSCHRIJVING CATEGORIE GROET OMSCHRIJVING CATEGORIE GROET OMSCHRIJVING CATEGORIE GROET OMSCHRIJVING CATEGORIE GROET OMSCHRIJVING CATEGORIE GROET OMSCHRIJVING CATEGORIE GROET OMSCHRIJVING CATEGORIE buongiorno buenos dias guten Morgen bom dia dobré ráno god morgon good morning 608 5 Thema 7 Kopieerblad 1 Kopieerblad Webquest: Hoe cool is mijn jeans? 1. INLEIDING Iedereen draagt wel eens jeans: een vest, rok, broek, ... Jongeren vinden jeans cool. Op een jaar tijd worden er in Europa meer dan 400 miljoen jeansbroeken verkocht. Net zoals andere kleding, is jeans niet altijd zo goed voor de mens en het milieu. 2. OPDRACHT Jullie zijn onderzoekers in het studiebureau van een milieubeweging. Jullie gaan op zoek naar zoveel mogelijk argumenten waarom een jeansbroek niet zo 'cool' is voor de mens en het milieu. Maak een folder waarin je mensen informatie geeft over de impact van het dragen van jeans op de mens en het milieu. 3. VERWERKING STAP 1 Om de folder te kunnen maken, moet je zelf natuurlijk veel leren over de jeansbroek. Zoek informatie over de volgende zaken: - de manier waarop jeans wordt gemaakt - de materialen die je nodig hebt om jeans te maken - de mensen die jeans maken en de plaats waar jeans wordt gemaakt - de manier waarop jeans in de winkel terechtkomt - de manier om jeans proper te maken STAP 2 Beantwoord aan de hand van deze informatie de volgende vragen: - Waarom is jeans niet zo goed voor het milieu? - Waarom is jeans niet zo goed voor de mens? STAP 3 Zoek prenten, tekeningen, foto's, cartoons, enz. die je kunt gebruiken voor je folder. STAP 4 Maak de folder. Je mag kiezen of je dat op de computer doet (in Word) of in een papieren versie. In het laatste geval mag je een aantal prenten afdrukken. Je folder moet bestaan uit een combinatie van beelden en woorden. STAP 5 Bereid een korte presentatie voor waarin je de folder voorstelt aan de kinderen van de klas. 4. INFORMATIEBRONNEN Jullie kunnen op websites informatie zoeken over jeans. Tik ook eens de woorden ‘spijkerbroek’, ‘jeans’ of ‘(biologisch) katoen’ in bij een zoekmachine. Jullie kunnen ook informatie vinden in het bronnenboek. Jullie mogen natuurlijk ook zelf in de bibliotheek boeken zoeken waarin jullie meer informatie vinden over dit onderwerp. Breng de boeken een van de volgende dagen mee naar de klas. 609 urieuzeneuzen 5 Kopieerblad Thema 7 Kopieerblad 2 5. BEOORDELING Jullie kunnen in totaal 100 punten verdienen. Om te weten hoeveel punten jullie uiteindelijk zullen krijgen, vullen jullie en de leerkracht dit schema in (je vindt het invulschema op de volgende pagina).. Eerst duiden jullie aan of jullie in fase 1, 2, 3 of 4 zitten. Daarna geven jullie punten. Natuurlijk zul je minder punten krijgen als je in fase 1 zit dan wanneer je in fase 4 zit. OPDRACHT 1 Folder maken Maximaal 70 punten OPDRACHT 2 Folder presenteren Maximaal 30 punten Fase 1 Fase 2 Fase 3 Fase 4 Wij zijn op de goede weg We krijgen het onder de knie We doen dit al goed Dit heeft nauwelijks nog geheimen voor ons We maakten een folder met informatie en beelden. We werkten goed samen aan een verzorgde folder met informatie en beelden. We werkten goed samen aan een originele folder met interessante info en leuke beelden. We werkten heel goed samen aan een originele folder met interessante info, mooie beelden en goede tips. We vertelden de informatie uit onze folder aan de klas. We vertelden de informatie uit onze folder op een leuke manier aan de klas. We stelden onze folder op een boeiende manier voor aan de klas. We stelden onze folder op een overtuigende en originele manier voor aan de klas. De informatie was duidelijk en gestructureerd. SCORE 6. AFSLUITING Je hebt heel wat geleerd over jeans. Je zocht veel informatie op en bracht die samen in een mooie folder. Deze folder stelde je voor aan de kinderen van de klas. Misschien kun je de folder ook aan andere mensen laten zien? Ter afsluiting kopieer je de folder een paar keer. Deel de folders uit aan je ouders, familie en vrienden zoals je met een echte folder zou doen. 610 5 Kopieerblad Thema 7 Kopieerblad 3 Vul het schema in. OPDRACHT 1 Folder maken Maximaal 70 punten OPDRACHT 2 Folder presenteren Fase 1 Fase 2 Fase 3 Fase 4 Wij zijn op de goede weg We krijgen het onder de knie We doen dit al goed Dit heeft nauwelijks nog geheimen voor ons We maakten een folder met informatie en beelden. We werkten goed samen aan een verzorgde folder met informatie en beelden. We werkten goed samen aan een originele folder met interessante info en leuke beelden. We werkten heel goed samen aan een originele folder met interessante info, mooie beelden en goede tips. We vertelden de informatie uit onze folder aan de klas. We vertelden de informatie uit onze folder op een leuke manier aan de klas. We stelden onze folder op een boeiende manier voor aan de klas. We stelden onze folder op een overtuigende en originele manier voor aan de klas. De informatie was duidelijk en gestructureerd. Maximaal 30 punten SCORE Heb je nog opmerkingen? 611 urieuzeneuzen 5 Thema 7 Kopieerblad 4 Kopieerblad Opdrachtkaart Fase 1: Modeontwerper kiezen Elk groepslid leest in het bronnenboek een infokaart over een Belgische ontwerper. Spreek goed af wie welke kaart leest. Fase 2: Ons bureau Kies een ontwerper voor wie je een bureau wilt oprichten of voor wiens bureau je wilt werken. Geef het bureau een originele naam. Schrijf het in het werkboek. Fase 3: Kleding ontwerpen Teken kledingstukken op de modepoppen in het werkboek. Hou daarbij rekening met de stijl van de ontwerper die je hebt gekozen. Je mag op zoek gaan naar ideeën in tijdschriften, boeken, op het internet, enz. Fase 4: Kleding maken Verschillende mensen zullen je technieken tonen om kleding te maken. Kijk goed, want straks is het aan jou! Kies in jullie groep een aantal kledingstukken uit die jullie willen maken voor jullie collectie en kies een techniek die je daarvoor wilt gebruiken. Schrijf het bij de modepoppen in het werkboek. Probeer samen met de ‘experts’ je kledingstukken te maken. Fase 5: Prijs bepalen Ga op zoek naar de prijzen van grondstoffen. Vul ze in op het volgende kopieerblad. Probeer zo in te schatten hoeveel je kledingstuk zal kosten. Reken daarbij ook nog je werkuren en je winst. Je wilt immers nog een centje overhouden aan de verkoop! Fase 6: Reclame maken Bespreek met je groep van het ontwerpbureau hoe jullie reclame gaan maken. Je kunt een folder of reclameblad maken, een poster ontwerpen, enz. Verdeel de taken en ga aan de slag! Fase 7: Verkopen Probeer jullie kledingstukken te verkopen. 612 5 Thema 7 Kopieerblad 5 Kopieerblad Zoek de prijzen op! PRIJS 1 meter stof 1 knoop 1 bol wol 1 bobijn garen 1 meter jeans 1 meter vilt 1 uur werk voor 1 arbeider percentage winst Zoek de prijzen op! PRIJS 1 meter stof 1 knoop 1 bol wol 1 bobijn garen 1 meter jeans 1 meter vilt 1 uur werk voor 1 arbeider percentage winst 613 Kopieerblad urieuzeneuzen 5 614
© Copyright 2024 ExpyDoc