Vrouweneconomie, ontwikkelingen in het denken van Ina Praetorius

Vrouweneconomie – ‘geboortelijkheid’ –
Scheissethik
Ontwikkelingen in het denken van Ina Praetorius
‘In maart 1956 kwam ik als bloederige, slijmachtige,
krijsende en poepende nieuweling uit de buik
van mijn moeder.’ Zo begint een van de drie
versies van Ina Praetorius’ curriculum vitae.
Haar Weiberwirtschaft, na de Eerste Europese
Vrouwensynode (Gmunden 1997) in Nederland
geïntroduceerd, heeft zij verder ontwikkeld met
het concept van de ‘geboortelijkheid’ waarop deze
beschrijving geënt is.
Uitgangspunt is dat elk mens geboren wordt en tegelijk
afhankelijk èn vrij is. Economie – de wet van de huishouding – is echter in het patriarchaat verdeeld tussen de
primaire, verzorgende relaties en de secondaire relaties
die op de markt en door het rondpompen van geld worden
gereguleerd. De bevrediging van echte behoeften hoort bij
het ‘lage’ werk, doorgaans verricht door vrouwen, slaven
en werknemers met slechte arbeids­voorwaarden. De geldstromen zijn losgeraakt van de echte behoeften. Mensen
verdienen met geld meer geld en worden immens rijk,
terwijl anderen naar de rand van het bestaansminimum
worden geduwd.
We moeten ons opnieuw bezinnen op wat we werkelijk
nodig hebben, willen wij het goede leven voor allen bereiken.
Waarom poep een goed vertrekpunt is voor
feministische economie
Een volgende stap in Praetorius’ denken is de ontwikkeling
van het concept Scheissethik of Scheissologie (de ethiek of
wetenschap van poep) als uitgangspunt voor feministische
economie. Koken, schoonmaken, kinderen opvoeden en
andere activiteiten op het gebied van zorgarbeid vormen
al lang een belangrijk thema in feministische theorie en
economie. Wij hebben – dat is althans het voorstel – een
ethiek van de poep nodig, niet een ethiek die zich uitsluitend thuis voelt in de ‘hogere’ sferen van de geest, maar
die zich laat confronteren met de daadwerkelijke feiten en
vooral met de vraag wat er met al onze poep gebeurt en
hoe wij daarover dienen te denken.
4
Economie en ethiek van de
poep hebben tot doel dat wij
ons met de onderdelen van
de economie bezig houden
die nog met echte poep te
maken hebben. Het gaat
daarbij om drie terreinen:
het huishouden, de zorg en
de landbouw. De stelling
is, dat deze terreinen door
de hoofdstroom economie
systematisch worden genegeerd of ondergewaardeerd.
Het hogere geestelijke
wezen, de vrije burger,
wil immers niets te maken
hebben met stinkende uitwerpselen. Hij wil vooral niet
toegeven, dat hij is aangewezen op medemensen, die
zich met zijn excrementen
bezig houden.
Ina Praetorius en haar
mededenksters geloven dat
deze provocerende invalshoek veel in gang zal zetten.
Eindelijk wordt de verdrongen waarheid over onze
bestaanswijze uitgesproken
en worden verschillende
economische onderdelen bij
elkaar gebracht die tot nu
toe gescheiden waren: met
name landbouw, ecologie,
kringloop, energiewinning,
zorg, (post)-kolonialisme en
genderkwesties.
Hieraan gekoppeld is de
discussie rondom het
basisinkomen. Het schijn-
In maart 1956 kwam ik als bloederige, slijmachtige, krijsende en
poepende nieuweling uit de buik
van mijn moeder. Jarenlang hebben oudere mensen mij verzorgd
met voeding, veiligheid, warmte
en zingeving. Ik heb woorden
cadeau gekregen zoals ‘God’,
‘liefde’ of ‘Jezus Christus’, zodat ik
in de wereld mijn weg kon vinden
en aan mijn leven zin kon geven.
Sinds ik kan praten en zelfstandig
kan staan en lopen, geef ik datgene wat ik gekregen heb ook aan
anderen door. Bijna elke ochtend
sta ik op, en bijna elke avond ga ik
Ina Praetorius: über mich.
naar bed. Tussendoor eet, drink,
denk, poets, schrijf, lees, reis … ik, terwijl andere mensen voor mij wetten schrijven,
wegen bouwen, stallen uitmesten, groenten verbouwen, schilderijen maken, waterleidingen repareren ... Ooit zal ik sterven.
Ina Praetorius
baar vanzelfsprekende principe van ‘loon voor prestatie’ wordt in twijfel getrokken. In het
heersende systeem zijn immers niet alle prestaties aan loon gekoppeld, zoals onbetaalde
huishoudelijke arbeid of andere dienstverlening die overigens vaak met poep te maken
heeft. Dus het systeem is niet consistent. Met een basisinkomen worden we bevrijd van
bestaansangst en van de dwang alsmaar rendabel te moeten zijn. We kunnen zin produceren in plaats van geld.
De patriarchale tweedeling in de economie raakt geleidelijk in de problemen, omdat vrouwen en andere onderworpen mensen steeds meer weigeren onzichtbare en ‘lage’ diensten
te verlenen. Een tweede reden waarom het oude economiemodel niet meer werkt, is dat
de natuur niet eindeloos kan worden uitgebuit. De beperkte levensruimte op onze wereld
verdraagt niet langer de vernielende gevolgen van de scheiding tussen ‘hogere’, zogenaamd onafhankelijke sferen, en de realiteit.
In de politiek zullen de gescheiden terreinen van (door mannen gedomineerde) economie
en financiën moeten samengaan met sociale en gezinsvragen – op de desbetreffende
ministersposten zitten meestal vrouwen. Gezinskwesties zijn economische thema’s.
Waarom niet een Ministerie voor Markt en Huishouding met een onderafdeling Financiën?
Want geld ondersteunt ons samenleven alleen wanneer het dienstbaar is aan de bevrediging van onze reële behoeften.
Martina Heinrichs
Bronnen:
www.inapraetorius.ch
Ina Praetorius, ‘De economie van de geboortelijkheid of: goed handelen in het huishouden’, Wereldlezing tijdens de Generale Assemblee van het Oecumenisch Forum van
Christenvrouwen in Europa, Loccum 2010.
5