‘IT LIBBEN JOUT SYN STEAN EN FALLEN’ “We kunnen het hebben over moeilijkheden en kwalen, maar daar heb ik geen zin in, moeilijke dingen verwerk je voor jezelf en vertrouw daarbij op God.” En op de muziek, zou je haast willen toevoegen, want het is direct duidelijk dat Ina Boersma (1924) daar houvast aan heeft. Als ze opstaat om een oude foto te pakken, dan neuriet ze al de kamer door. Zacht zegt ze: “De lamp hangt út ’t lood, mien laptop is stuk, niemand heeft ’t meer an tijd, maar soms moet je tijd nemen, dat weten ze niet. Kijk, hier, zo zag ik er vroeger uit.” En ze toont een portret uit haar gloriejaren. Prachtig. Ze had er zo tien jaar vanaf kunnen praten zegt ze, wanneer haar gevraagd wordt naar haar leeftijd. Een knipoog, “1934”, zegt ze. En ze heeft gelijk; het had gekund. En de stem die door de kleine knusse huiskamer klinkt, zou je met de ogen dicht aan die van een dertigjarige toedichten. Muziek heeft haar jong gehouden, zoveel is duidelijk. En muziek, dat is haar lust en haar leven. Als ze een bandje opzet en haar zoete voice de kamer doorklinkt, gelijk aan die van Vera Lynn (1917) van wie de langspeelplaat pal naast haar accordeon staat, dan is haar talent hoorbaar. Ze heeft dan ook op vele podia haar kunsten vertoond. Tegelijkertijd bracht ze ook een gezin groot. Haar kinderen vlogen uit. De foto’s van de kleinkinderen hangen aan de wand. Al zestig jaar woont ze aan de oever van het Van Harinxmakanaal in Franeker. “Zestig jaar 30 te lang”, zegt ze terwijl ze naar de vaart kijkt. “Ik had naar Wenen moeten verhuizen, of naar het Westen, naar Haarlem of Amsterdam. Ik had dichter bij de muziek moeten zitten, en niet alleen hier op dit hoekje, want ik zit hier te verpieteren.” Elke avond dankt ze God dat ze gezond de dag is doorgekomen en kijkt ze nog even naar de foto’s van de mensen die er niet meer zijn. Van jong tot oud: het gaat allemaal voorbij. Elke ochtend als ze ontwaakt, vouwt ze haar handen in dank voor de rust, de warmte en de slaap van de afgelopen nacht. Het geloof heeft haar kracht gegeven in moeilijke tijden. “Geloof me maar kind. Vertrouw op God en heb een rijke fantasie. Dat heeft ook mij het leven doorgeholpen.” 31 VERTELLER De zwart-witfoto’s van vroeger liggen op haar bed. Ina slaapt beneden. Met een beetje hulp van de thuiszorg redt ze zich verder prima. Het huis komt ze niet vaak meer uit, want lopen lukt haar maar moeilijk. “En dat gehannes met die taxi’s, dat vind ik maar niks.” In de zomer gaat ze nog wel buiten zitten voor een dosis vitamine D. De schepen die langs varen, laten vaak hun scheepshoorn klinken als ze aan Ina’s huis voorbij gaan. optrad met het levenslied. Maar het moet gezegd: de weemoed klinkt niet alleen door in die specifieke liedteksten van Tante Leen, ook de stille bijzinnen van Ina laten blijken dat het leven niet altijd brengt wat je ervan had verwacht. “Ja,” zegt ze tussen een paar slokken koffie door: “It libben jout syn stean en fallen, it jout driuwerkes, en stivebollen. Wat dat laatste betekent, dat weet ik eigenlijk niet,” lacht ze, “maar enfin.” MUZIEK Als Ina de koffiepot pakt neuriet ze. Eigenlijk neuriet ze de ganse dag. Ze is al zingend het leven doorgegaan. De koffie wordt geschonken in een mooi kopje dat op een mooie schotel staat. “Ja, ze komen hier nog wel eens een kopje koffie drinken, ook de dames die me voorheen hielpen in het huishouden. Ze luisteren graag naar mijn verhalen van vroeger. Ik zeg altijd: “Kind, weet waar je aan begint! Als ik namelijk eenmaal aan het verhaal ben, dan houdt het nooit meer op!” Maar we houden het altijd prettig. Want, de moeilijke dingen, die verwerk je voor jezelf.” En voor je het weet duikelt Ina alweer een mooi verhaal op uit het verleden: “Ik heb op het podium gestaan met vertolkingen van Tante Leen moet je weten.” Ja, Ina wist de harten van Amsterdammers snel te stelen, toen ze daar 32 Haar opa, haar vader, haar dochter en haar kleindochter: de muziek stroomt door alle generaties van deze familie. Ze trad in Duitsland op, een zaal met vierduizend mensen. Ze trok naar Hilversum en Zaandam, om daar op de planken te staan en onlangs nog, deed ze mee aan het Ouderen Songfestival. Het bloed kruipt dus waar het niet gaan kan. Ina staat op. “Ho ho, voorzichtig moeder, niet vallen”, zegt ze zacht als ze voor haar eigen glazenkast langs loopt die vol staat met porselein. Ze pakt een cassettebandje. Drukt ‘m in de recorder. “Ja, dit is nog van vroeger”, lacht ze erbij. “Let op,” en de vinger gaat even omhoog alvorens ze op ‘play’ drukt, “gewoon in de huiskamer opgenomen!” En daar is het. Ondanks dat Franeker haar niet bracht wat ze van het leven had verwacht, klinkt de ode liefdevol door de kamer. Prachtig. “Er zit gevoel in hè?”, spreekt ze half vragend, half bevestigend. “Ja, misschien bied ik het toch nog eens aan de burgemeester aan.” Dat stemgeluid. Het is alsof een engel zingt. ‘Franker ik kon het niet laten Ik kwam altied weer terug Om te boddelen deur die straten Koopmanshús, Elfstedenbrug Franker, sist yn myn genen, Met dyn PC Kaatspartij Verre Frysk en dit op ’t heden Mut er as it half kin by En hoog in de Martinitoren Zingen klokken ver in ’t rond Dat as muzyk klinkt in de oren Voor wie geluk hier vond Franeker do stad der steden Ik hou fan dy Myn Franeker grûn Bim bam, bim bam, bim bam...’ 33 Nee, onlogisch is het niet, dat de hulpen van thuiszorg nog wel eens willen aanwaaien bij deze eigenzinnige dame. “Eigenzinnig?”, ze spreekt terwijl ze voor zich uit kijkt. Slechts af en toe werpt ze even een blik naar de bank. Of naar een foto. Of naar haar instrument dat ze al een tijdje niet heeft bespeeld omdat het zo zwaar aan de schouders hangt. “Ja. Eigenzinnig. Dat zeggen ze. Maar ik zie dat zelf anders hoor. Kijk, ze kunnen mij geen knollen voor citroenen verkopen, dat is ’t. Ik laat me de wetten niet stellen. Nog koffie?” ‘Vertrouw op God en heb een rijke fantasie, dat helpt je het leven wel door’ is ’t.” Als ze opstaat om de koffiepot terug te zetten, zingt ze: “Tanze mit mir in in den Morgen.” KLEINE MOEITE “Ze komen altijd weer terug”, vertelt Ina. En dan heeft ze het over haar hulpen. “We doen in alle gevallen een bakje koffie, want je moet ook eens even praten nou?” Ze lijkt wijs met de dames, want ze vertelt over de kaartjes die ze krijgt op verjaardagen en over de vrouw die met kerst nog altijd even de kerststal komt helpen opzetten. “Een zelfgemaakte stal met echte porseleinen beeldjes.” Muziek en het geloof, dat zijn de twee stabiele factoren in het leven van Ina Boersma. “Geloof mij maar kind, er zijn geen grenzen aan Jezus. Je moet niet klagen, maar dragen, en vragen om kracht.” En ze schenkt opnieuw in. Haar eigen koffie is koud geworden, want Ina heeft gelijk: als ze eenmaal aan ’t verhaal is, dan houdt ze niet meer op. Niet gek misschien, want de dagen zijn vast lang daar aan de vaart. “Niemand heeft het meer an tijd. Druk, druk, druk. Maar de mensen vergeten dat je soms tijd moet maken. Zo simpel 34 35
© Copyright 2024 ExpyDoc