‘De burger aan het woord!’ Examen Nederlands Spreken-Gesprekken voeren 2F Inhoudsopgave Informatie voor alle betrokkenen 2 Examenboekje voor de kandidaat 3 Informatie voor de toetsleider 6 Informatie voor de gesprekspartner/-leider 7 Bijlage 1 8 Bijlage 2 10 Informatie voor de beoordelaar 13 Beoordelingsformulier 14 1/17 ‘De burger aan het woord! [Unieke code examen] Informatie voor alle betrokkenen Examen Nederlands – generiek Taalvaardigheden met Spreken – 2F referentieniveau Gesprekken voeren – 2F Examencode [unieke code] Versie 0.9 Mbo-niveau 2 en 3 Cohort 2013 Domein/Sector Alle Auteur CINOP Inhoud van het examen De toets bestaat uit een opdracht spreken en een opdracht gesprekken voeren. Dit examen geldt zowel voor Burgerschap als voor Nederlands. Toetstaak 1 De kandidaat geeft een presentatie over een van de dimensies Burgerschap. Toetstaak 2 De kandidaat voert een gesprek met de gespreksleider over zijn of haar portfolio Burgerschap. Tijdsduur Spreken: 5-7 minuten (per kandidaat) Gesprekken voeren: 15 minuten Benodigd materiaal Pc of laptop met beamer voor een presentatie Toegestane Een digitale presentatie die vooraf is voorbereid (geen hele zinnen, hulpmiddelen alleen afbeeldingen en losse woorden) Kaartjes, kladpapier, pen. Het eigen portfolio voor Burgerschap. Beoordeling en uitslag Beoordeling De beoordeling voor Nederlands vindt plaats conform de eisen voor 2F van het Referentiekader Taal. Hiervoor wordt standaard beoordelingsformulier 2F voor Spreken en Gesprekken voeren gebruikt. De beoordelingsformulieren zijn bijgevoegd. Maximale en minimale score 1. Voor Spreken kan maximaal 12 punten worden behaald. De kandidaat moet minimaal 6 punten halen voor een voldoende (6). 2. Voor Gesprekken voeren kan maximaal 12 punten worden behaald. De kandidaat moet minimaal 6 punten halen voor een voldoende (6). Uitslag en herkansing [Beschrijf wanneer de kandidaat de uitslag krijgt en wanneer hij kan herkansen] 2/17 ‘De burger aan het woord! [Unieke code examen] Examenboekje voor de kandidaat Examen Nederlands Spreken-Gesprekken voeren 2F Beste kandidaat, Vul eerst op deze pagina je gegevens in. Na afloop van het examen lever je het hele examenboekje in bij de toetsleider. Je wordt beoordeeld voor Nederlands en voor Burgerschap. Dit examen bestaat uit drie onderdelen die apart worden beoordeeld: 1. Een examen Spreken 2. Een examen Gesprekken voeren De onderdelen Spreken en Gesprekken voeren worden na elkaar afgenomen. Je wordt hiervoor beoordeeld voor Nederlands, maar ook voor Burgerschap. Veel succes! Naam kandidaat Klas/opleiding Datum Naam toetsleider [naam toetsleider] Unieke code examen [unieke code] 3/17 ‘De burger aan het woord! [Unieke code examen] Voorbereiding Lees eerst het hele toetsboekje door. Toetstaak 1. Spreken Situatie 1 Je bent in de laatste fase van je studie. Je sluit nu ook het portfolio van Loopbaan en Burgerschap af. Twee onderdelen die hierbij horen zijn een presentatie en een eindgesprek. Je houdt een presentatie over één van de dimensies van Burgerschap. In je presentatie vertel je hoe je aan deze dimensie hebt gewerkt. Ook leg je uit hoe je bent gegroeid. Je presentatie wordt ook beoordeeld op Nederlands. Opdracht 1 Kies één van de dimensies. Geef een presentatie over deze dimensie. Je geeft de presentatie voor je docent Burgerschap en de docent Nederlands. Vertel hoe je aan deze dimensie hebt gewerkt en beargumenteer hoe je bent gegroeid. Geef ook antwoord op vragen van de docent. Vertel in je presentatie: Inleiding - over welke dimensie je wat gaat vertellen - waarom je die dimensie hebt gekozen Kern - twee thema’s waaraan je binnen deze dimensie hebt gewerkt. - de manier waarop je aan de thema’s hebt gewerkt. Noem twee voorbeelden. - wat je leuk en minder leuk vond aan de dimensie. - wat je in de toekomst gaat doen aan deze dimensie. - een conclusie Slot De dimensies Burgerschap: 1. De politiek-juridische dimensie, 2. De economische dimensie 3. De sociaal-maatschappelijke dimensie, 4. De dimensie vitaal burgerschap. Beoordeling Voor Burgerschap word je beoordeeld Voor Nederlands word je beoordeeld op: op: De ingeleverde bewijsstukken De criteria Spreken 3F Je toont aan dat je op de dimensie Inhoudskenmerken van Burgerschap groei hebt Beurten nemen en bijdragen aan doorgemaakt. samenhang Afstemming op doel 4/17 ‘De burger aan het woord! [Unieke code examen] Afstemming op publiek Woordenschat en woordgebruik Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing. Toetstaak 2: Gesprekken voeren Voorbereiding Voordat je het eindgesprek Loopbaan en Burgerschap voert, moet je voldaan hebben aan deze drie punten: 1. Per dimensie heb je een aantal studieproducten gemaakt. Je spreekt met je docent (SLB of Burgerschap) af hoeveel je daarvan meeneemt naar het eindgesprek. Je kunt hierbij denken aan een uitdraai van het Digitaal Portfolio, de nu-metingen, reflectieverslagen (het ABCD-model), werkstukken etc. 2. Je levert een lijst met gesprekspunten in bij je docent. Dit zijn onderwerpen waar jij graag over wilt vertellen of iets van wil laten zien. De docent voegt die bij haar of zijn eigen punten. 3. Je geeft een presentatie over één dimensie van jouw eigen voorkeur. Situatie 2 Je hebt een presentatie gehouden over een dimensie Loopbaan en Burgerschap. Je gaat nu een eindgesprek voeren met je docent (SLB of Burgerschap) over alle dimensies van Burgerschap. In het gesprek krijg je vragen en vertel je zelf over je groei die je hebt doorgemaakt. Opdracht 2 Voer het gesprek. Vertel per dimensie aan welke thema’s je hebt gewerkt. Geef voorbeelden van de manier waarop je aan de dimensies hebt gewerkt. Leg uit wat je per dimensie hebt geleerd. Gebruik ‘bewijzen’ uit je portfolio om te argumenteren hoe je hebt gewerkt aan je burgerschapscompetenties. Geef antwoord op de vragen die je krijgt. Beoordeling Voor Burgerschap wordt je beoordeeld Voor Nederlands wordt je beoordeeld op: op: De ingeleverde bewijsstukken Inhoudskenmerken Je toont aan dat je op alle De criteria Gesprekken voeren 3F: dimensies van Loopbaan & Beurten nemen en bijdragen aan Burgerschap groei hebt samenhang doorgemaakt. Afstemming op doel Afstemming op publiek Woordenschat en woordgebruik Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing. 5/17 ‘De burger aan het woord! [Unieke code examen] Informatie voor de toetsleider Rol toetsleider De toetsleider zorgt ervoor dat alle kandidaten zich melden en op de juiste plek plaats nemen. Mobiele telefoons worden ingenomen, tassen en jassen mogen niet mee. Eisen inrichting locatie De toetsleider kijkt na of de werkplekken goed zijn ingericht: Zorg voor een pc en een beamer voor de PowerPointpresentatie. Creëer een rustige omgeving. Aandachtspunten Geef de kandidaat de gelegenheid vragen te stellen over de procedure. Pas op met het toelichten van de inhoud van de opdracht. Zorg dat u onbedoeld geen informatie weggeeft die getoetst wordt. Vat de opdrachten kort samen. Indien de prestaties worden opgenomen, zorgt u ervoor dat de filmpjes bij de juiste beoordelaar terecht komen. 6/17 ‘De burger aan het woord! [Unieke code examen] Informatie voor de gesprekspartner/-leider Rol gesprekspartner Als gespreksleider voert u het gesprek met de kandidaat over de dimensies Burgerschap. Het gaat in het gesprek over de ervaringen van de kandidaat. Als gespreksleider stelt u vragen en zorgt u dat niveau 2F voldoende wordt uitgelokt. Eisen gesprekspartner De gespreksleider kan de docent Burgerschap of de SLB’ er zijn. De gespreksleider is bekend met het Referentiekader Taal. Hij kent de eisen van gesprekken voeren 2F. Voorbereiding Verdiep u goed in de eisen van niveau 2F. Lees de richtvragen per dimensie door. Lees het document Loopbaan en Burgerschap goed door. Luister naar de presentatie van de kandidaat. Aandachtspunten De vaardigheden spreken en gesprekken voeren moet u duidelijk scheiden. Dit zijn aparte examen onderdelen. Het gesprek mag niet het karakter hebben van een interview (vraagantwoord). Geef de kandidaat voldoende ruimte om te spreken. Vraag door wanneer de kandidaat wat vertelt. Vermijd de ‘waarom-vraag’, stel liever een ‘hoe-vraag’ Zorg voor een actieve luisterhouding Hanteer LSD: Luisteren, Samenvatten, Doorvragen Gespreksleidraad Om het juiste niveau uit te lokken en het gelijkheidsprincipe te garanderen (dat iedere kandidaat een examen van eenzelfde niveau aflegt) volgt de gespreksleider een gespreksleidraad. ROC A12 heeft een aantal richtvragen opgesteld die kunnen dienen als gespreksleidraad (bijlage 1). Niet alle vragen lenen zich voor een gesprek op niveau 2F, een aantal vragen is daarvoor te abstract. Bekijk de vragen kritisch aan de hand van het Referentiekader Taal. In bijlage 2 is het document Loopbaan en Burgerschap (vanaf 2012) opgenomen. De dimensies die hierin zijn opgenomen komen voor een groot deel overeen met de ‘oude’ kerntaken. 7/17 ‘De burger aan het woord! [Unieke code examen] Bijlage 1 Voorbeeldvragen per dimensie: Loopbaan 1. Wat was je beroepsbeeld? Is jouw beroepsbeeld veranderd? 2. Wat is jouw motivatie voor het werkveld en waaruit blijkt die? Politiek-juridische dimensie 1. Vraag de kandidaat om minstens twee competenties te noemen waar hij of zij aan heeft gewerkt binnen deze leertaak. 2. Noem eens 1 politieke partij waarvan jij lid zou kunnen worden en geef aan waarom. 3. Noem eens 1 maatschappelijke organisatie waarvan jij lid zou kunnen worden en geef aan waarom. 4. Vraag om zoveel mogelijk “bewijsmateriaal” te tonen uit het portfolio en vervolgens te beargumenteren hoe gewerkt is aan de betreffende competenties. Economische dimensie 1. Vraag de kandidaat om minstens twee competenties te noemen waar hij of zij aan heeft gewerkt binnen deze leertaak. 2. Bij welk BPV-bedrijf heb je het laatst stage gelopen en hoe ben je daar omgegaan met kwaliteit leveren, kritiek krijgen en kwaliteit leveren in je werk? 3. Hoe heb je ervoor gezorgd dat je een goede collega was in je BPV-bedrijf? 4. Wat ben je aan de weet gekomen over werknemersrechten? 5. Hoe ga jij te werk bij de aankoop van een product? Kun je een eigen voorbeeld uit je eigen leven geven? Houd je rekening met prijs, kwaliteit, duurzaamheid enz.? 6. Heb je wel eens een miskoop gedaan? Hoe ben je daarmee omgegaan? 7. Heb je wel eens gebruik gemaakt van een klachtenprocedure n.a.v. een verkeerde aankoop? Hoe ging dat in zijn werk? 8. Vraag om zoveel mogelijk “bewijsmateriaal” te tonen uit het portfolio en vervolgens te beargumenteren hoe gewerkt is aan de betreffende competenties. 8/17 ‘De burger aan het woord! [Unieke code examen] Sociaal-maatschappelijke dimensie 1. Vraag de kandidaat om minstens twee competenties te noemen waar hij of zij aan heeft gewerkt binnen deze leertaak. 2. Ben jij lid van een vereniging of organisatie? Waarom ben je lid geworden? Wat wil je er mee bereiken? 3. Help je mee met organisatie van activiteiten? Heb je daar voorbeelden van? 4. Hoe ga je om met de medeleden van de vereniging en/of organisatie? 5. Vraag om zoveel mogelijk “bewijsmateriaal” te tonen uit het portfolio en vervolgens te beargumenteren hoe gewerkt is aan de betreffende competenties. Vitaal burgerschap 1. Vraag de kandidaat om minstens twee competenties te noemen waar hij of zij aan heeft gewerkt binnen deze leertaak. 2. Hoe zorg jij ervoor dat je gezond blijft? 3. Kun je ons vertellen over jouw leefpatroon? Voedsel? Sport en bewegen? Geestelijke gezondheid? 4. Vraag om zoveel mogelijk “bewijsmateriaal” te tonen uit het portfolio en vervolgens te beargumenteren hoe gewerkt is aan de betreffende competenties. 9/17 ‘De burger aan het woord! [Unieke code examen] Bijlage 2 Kwalificatie-eisen loopbaan en burgerschap (vanaf 2012-2013) 1 Loopbaan Loopbaanoriëntatie en -ontwikkeling draagt maatschappelijk gezien bij aan employability en ondernemerschap. Daarnaast draagt de loopbaanoriëntatie en -ontwikkeling bij aan de persoonlijke ontplooiing. Het gaat hierbij om het sturing geven aan het vinden van betekenisvol werk of vervolgonderwijs dat aansluit op de eigen kwaliteiten, mogelijkheden, waarden en motieven. Daarvoor is nodig dat een deelnemer inzicht heeft in de eigen kwaliteiten, mogelijkheden, waarden en motieven. Maar het vereist ook oriëntatie op en inzicht in de mogelijkheden die de arbeidsmarkt biedt. De deelnemer is in staat de eigen kwaliteiten, mogelijkheden, waarden en motieven te vergelijken met gevraagde waarden en kwaliteiten van verschillende soorten werk. Ook oriëntatie op mogelijke doorstroomtrajecten in het vervolgonderwijs (hbo, een volgend niveau in het mbo of andere scholingsmogelijkheden) en op ondersteuningsmogelijkheden ten behoeve van de loopbaanontwikkeling zijn hierbij van belang. Op basis van de vergelijking komt de deelnemer tot weloverwogen keuzes en vervolgstappen om gemaakte keuzes te realiseren. De elementen die bij loopbaanoriëntatie en -begeleiding aan bod komen zijn - capaciteitenreflectie: beschouwing van de capaciteiten die van belang zijn voor de loopbaan, - motievenreflectie: beschouwing van de wensen en waarden van belang voor de loopbaan, - werkexploratie: onderzoek naar werk en mobiliteit in de loopbaan, - loopbaansturing: loopbaangerichte planning en beïnvloeding van het leer- en werkproces, - netwerken: contacten opbouwen en onderhouden op de arbeidsmarkt, gericht op loopbaanontwikkeling. 2 Burgerschap 2.1 De politiek-juridische dimensie De politiek-juridische dimensie betreft de bereidheid en het vermogen om deel te nemen aan politieke besluitvorming. Hierbij gaat het om de participatie in formele zin (stemmen bij officiële verkiezingen) en meer (inter)actieve vormen van betrokkenheid bij besluitvorming op verschillende politieke niveaus (Europees, landelijk, regionaal, gemeentelijk, buurt). Maar ook om actuele, meer op issues gerichte vormen van politieke participatie, zoals duurzaamheid, veiligheid, internationalisering, ondernemerschap, interculturaliteit en levensbeschouwing. 10/17 ‘De burger aan het woord! [Unieke code examen] Hiervoor is nodig dat een deelnemer inzicht heeft in de onderwerpen die voor hem van belang zijn en waarover politieke besluiten worden genomen, in de verschillende meningen en opvattingen die erover bestaan en in de verschillende belangen die daarbij een rol spelen. De deelnemer (h)erkent de basiswaarden van onze samenleving, leert omgaan met waardendilemma’s (zoals seksuele diversiteit) en hanteert de basiswaarden als richtlijn en uitgangspunt in zijn meningsvorming en bij zijn handelen. De deelnemer heeft kennis over en inzicht in de volgende onderwerpen die bij de politiek-juridische dimensie aan bod komen: de kenmerken en het functioneren van een parlementaire democratie, de rechtsstaat en het rechtssysteem, de rol van de overheid, de belangrijkste politieke stromingen en hun maatschappelijke agenda’s, de rol en de invloed op de politieke besluitvorming van belangengroeperingen en maatschappelijke organisaties, de invloed van de Europese Unie op het Nederlandse overheidsbeleid en daarmee op de Nederlandse samenleving, en de rol en de invloed van de (massa)media. 2.2 De economische dimensie De economische dimensie is in twee deelgebieden uitgesplitst en heeft betrekking op - de bereidheid en het vermogen om een bijdrage te leveren aan het arbeidsproces en aan de arbeidsgemeenschap waar men deel van uitmaakt; - de bereidheid en het vermogen om op adequate en verantwoorde wijze als consument deel te nemen aan de maatschappij. Hierbij gaat het om het adequaat functioneren op de arbeidsmarkt en binnen een bedrijf en om het verantwoord handelen op de consumptiemarkt. Voor het adequaat functioneren op de arbeidsmarkt en binnen een bedrijf is nodig dat een deelnemer zich algemeen aanvaarde regels en standaard (bedrijfs)procedures eigen maakt en zich daaraan houdt. De deelnemer kent de rechten en plichten van de beroepsbeoefenaar en stelt zich collegiaal op. Voor het functioneren als kritisch consument is nodig dat een deelnemer weet hoe hij informatie over producten en diensten kan verzamelen om een weloverwogen keuze te kunnen maken. Hij heeft inzicht in zijn eigen wensen in relatie met zijn financiële speelruimte. En het is nodig dat hij bij de aanschaf van producten en diensten afwegingen kan maken met betrekking tot maatschappelijke belangen zoals duurzaamheid en gezondheidsaspecten. De deelnemer heeft kennis over en inzicht in de volgende onderwerpen die bij de economische dimensie aan bod komen: de maatschappelijke functies en waardering van arbeid, de factoren die van invloed zijn op de bedrijfscultuur, de arbeidsverhoudingen in Nederland, de rol en de invloed van branche- of vakorganisaties, de rol van de overheid op het gebied van arbeid, de verzorgingsstaat en de consumentenmarkt, de belangrijkste principes van budgettering, kenmerken van duurzame consumptie en productie, de rol en de invloed van consumentenorganisaties, de invloed van de media op het bestedingspatroon van consumenten. 2.3 De sociaal-maatschappelijke dimensie De sociaal-maatschappelijke dimensie heeft betrekking op de bereidheid en het vermogen om deel uit te maken van de gemeenschap en daar een actieve bijdrage aan te leveren. Het gaat hier om het adequaat functioneren in de eigen woon- en leefomgeving, in 11/17 ‘De burger aan het woord! [Unieke code examen] zorgsituaties en in de school; om de acceptatie van verschillen en culturele verscheidenheid. Om adequaat te kunnen functioneren in de sociale omgeving is het nodig dat de deelnemer de aspecten van breed geaccepteerde sociale omgangsvormen kent en deze kan toepassen in verschillende situaties. De deelnemer heeft inzicht in de kenmerken van verschillende culturen. In zijn opvattingen en gedrag toont hij respect voor culturele verscheidenheid. De deelnemer heeft kennis over en inzicht in de volgende onderwerpen die bij de sociaalmaatschappelijke dimensie aan bod komen: de grondrechten en plichten in Nederland, kenmerken van de verschillende (sub)culturen in Nederland, kenmerken van – en oorzaken van spanningen tussen – verschillende (sub)culturen en bevolkingsgroepen in Nederland, kenmerken van ethisch en integer handelen, en het doel en de invloed van sociale en professionele netwerken. 2.4 De dimensie vitaal burgerschap De dimensie vitaal burgerschap heeft betrekking op de bereidheid en het vermogen om te reflecteren op de eigen leefstijl en zorg te dragen voor de eigen vitaliteit als burger en werknemer. Hierbij gaat het om de zorg voor de eigen vitaliteit en fitheid. Daarbij is een belangrijke taak om de juiste afstemming te vinden tussen werken, zorgen (voor jezelf en voor anderen), leren en ontspannen. De deelnemer heeft kennis over en inzicht in de volgende onderwerpen die bij de dimensie vitaal burgerschap aan bod komen: de kenmerken van een gezonde leefwijze waaronder de nationale norm gezond bewegen en de aard, plaats en organisatie van gezondheidsbevorderende activiteiten in de samenleving en het arbeidsproces. Om zorg te kunnen dragen voor de eigen gezondheid is het nodig dat de deelnemer zich bewust is van zijn eigen leefstijl, gezondheidsrisico’s van leefstijl en werk in kan schatten, op basis daarvan verantwoorde keuzes kan maken en activiteiten onderneemt die bijdragen aan een gezonde leefstijl. Het gaat naast bewegen en sport ook om aspecten als voeding, roken, alcohol, drugs en seksualiteit. 12/17 ‘De burger aan het woord! [Unieke code examen] Informatie voor de beoordelaar Rol beoordelaar Er zijn bij dit examen twee beoordelaars aanwezig. Één beoordelaar die het onderdeel burgerschap beoordeelt. De andere beoordelaar (een taalassessor of docent Nederlands) beoordeelt de gespreksvaardigheid aan de hand van het referentiekader Taal en Rekenen. Eisen beoordelaar Om dit examen te kunnen beoordelen, moet u aantoonbaar competent zijn als beoordelaar Nederlands op basis van het Referentiekader Taal. Duur beoordeling Per examen heeft u ongeveer 15 minuten nodig om dit te beoordelen. Voorbereiding Verdiep u vooraf in de examenopgaven en in de prestatie-indicatoren van het Referentiekader Taal voor Gesprekken voeren. Bekijk de beoordelingsformulieren goed. Benodigd materiaal Een beoordelingsformulier Spreken 2F. Een beoordelingsformulier Gesprekken voeren 2F. Aandachtspunten U beoordeelt taalvaardigheid. Houdt u zich goed aan de beoordelingscriteria gesprekken voeren. Het functioneren van de kandidaat op het gebied van burgerschap, kunt u niet meenemen in de beoordeling van gesprekvaardigheid. 13/17 ‘De burger aan het woord! [Unieke code examen] Beoordelingsformulier Beoordelingsformulier Spreken 2F Beoordeling van toetsopdracht Naam kandidaat Naam beoordelaar Datum Uitwerking van stap 1 Het spreekproduct is voldoende verstaanbaar. Ja > ga verder naar stap 2 Nee > product niet verder beoordelen Uitwerking van stap 2 Het spreekproduct is voldoende adequaat. Ja > ga verder naar stap 3 Nee > product niet verder beoordelen Uitwerking van stap 3 0 1 1 2 Opdrachtspecifieke inhoudskenmerken De kandidaat legt uit over welke dimensie hij wat gaat vertellen De kandidaat legt uit waarom hij die dimensie heeft gekozen De kandidaat vertelt over twee competenties waaraan hij binnen deze dimensie heeft gewerkt. De kandidaat legt uit op welke manier hij aan de competenties heeft gewerkt. Hij geeft daarbij twee voorbeelden. De kandidaat vertelt wat hij leuk en minder leuk vond aan het werken aan de dimensie. De kandidaat vertelt wat hij in de toekomst gaat doen aan deze dimensie De kandidaat geeft een conclusie. 2 Samenhang Kan een duidelijk verhaal houden met een samenhangende opsomming van punten en kan daarbij het belangrijkste punt duidelijk maken. Gebruikt korte eenvoudige zinnen en verbindt deze door de juiste, eenvoudige voegwoorden en verbindingswoorden. 14/17 ‘De burger aan het woord! [Unieke code examen] 3 Afstemming op doel Geeft spreekdoel duidelijk vorm (instruerend, informatief, onderhoudend et cetera), zodat het voor de luisteraar herkenbaar is. 4 Afstemming op publiek Kan het verschil tussen formele en informele situaties hanteren. Maakt de juiste keuze voor het register en het al dan niet hanteren van taalvariatie (dialect, jongerentaal). Kan de luisteraar(s) boeien door middel van concrete voorbeelden en ervaringen. 5 Woordgebruik en woordenschat Beschikt over voldoende woorden om zich te uiten. Het kan soms nodig zijn om een omschrijving te geven van een onbekend woord. 6 Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing De uitspraak is duidelijk verstaanbaar, ondanks een eventueel accent, af en toe een verkeerd uitgesproken woord en/of haperingen. Vertoont een redelijke grammaticale beheersing. Aarzelingen en fouten in zinsbouw zijn eigen aan gesproken taal en komen dus voor, maar worden zo nodig hersteld. Is goed te volgen en kan zich makkelijk uitdrukken. Vloeiendheid kan minder zijn als er nagedacht moet worden over de grammaticale vorm, de te kiezen woorden en herstel van fouten. Subtotalen kolommen 0 – 1 – 2 Totaalscore toetsopdracht Eindcijfer □ Beoordeling gestopt na Beoordeling stap 1-2-3 stap 1 □ Beoordeling gestopt na stap 2 □ Totaalscore stap 3: Eindcijfer 15/17 ‘De burger aan het woord! [Unieke code examen] Beoordelingsformulier Gesprekken voeren 2F Beoordeling van toetsopdracht Naam kandidaat Naam beoordelaar Datum Uitwerking van stap 1 Het gespreksproduct is voldoende verstaanbaar. Ja > ga verder naar stap 2 Nee > product niet verder beoordelen Uitwerking van stap 2 Het gespreksproduct is voldoende adequaat. Ja > ga verder naar stap 3 Nee > product niet verder beoordelen Uitwerking van stap 3 0 1. 1 2 Opdrachtspecifieke inhoudskenmerken De kandidaat vertelt per dimensie aan welke competenties hij heeft gewerkt. De kandidaat geeft voorbeelden van de manier waarop hij aan de competenties heeft gewerkt. De kandidaat legt uit wat hij per dimensie heeft geleerd. De kandidaat gebruikt ‘bewijzen’ uit het portfolio om te argumenteren hoe hij heeft gewerkt aan de beroepscompetentie. De kandidaat geeft antwoord op de vragen. 2. Beurten nemen en bijdragen aan samenhang Kan de juiste frase gebruiken om aan het woord te komen. Kan een reactie uitstellen totdat hij de bijdrage van de ander geïnterpreteerd en beoordeeld heeft. 3. Afstemming op doel Kan het eigen gespreksdoel tot uitdrukking brengen. Kan doelgericht doorvragen om de gewenste informatie te verwerven. 4. Afstemming op gesprekspartner(s) Kan het spreekdoel van anderen herkennen en reacties schatten. 16/17 ‘De burger aan het woord! [Unieke code examen] Kan het verschil tussen formele en informele situaties hanteren. 5. Woordgebruik en woordenschat Beschikt over voldoende woorden om zich te uiten. Het kan soms nodig zijn om een omschrijving te geven van een onbekend woord. 6. Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing De uitspraak is duidelijk verstaanbaar, ondanks een eventueel accent, af en toe een verkeerd uitgesproken woord en/of haperingen. Vertoont een redelijke grammaticale beheersing. Aarzelingen en fouten in zinsbouw zijn eigen aan gesproken taal en komen dus voor, maar worden zo nodig hersteld. Subtotalen kolommen 0 – 1 - 2 Totaalscore toetsopdracht Eindcijfer □ Beoordeling gestopt na Beoordeling stap 1-2-3 stap 1 □ Beoordeling gestopt na stap 2 □ Totaalscore stap 3: Eindcijfer 17/17 ‘De burger aan het woord! [Unieke code examen]
© Copyright 2024 ExpyDoc