Masterclass

Nr. 10
Augustus 2013
Jaargang 1
Meer inzicht in gezondheid en zieke
De Natuurcode is een E-letter voor leden van Circadian
welke 10 maal per jaar verschijnt. Het geeft informatie
als aanvulling op de cursussen van de Evocircadian-code.
LICHAAMSVETDOSSIER Nr.4
LICHAAMSVET EN KOOLHYDRATEN
Voeding is het centrale thema bij de aanmaak van lichaamsvet. We kijken in
het bijzonder naar de rol van koolhydraten welke het belangrijkste
macronutriënt is bij de aanmaak van lichaamsvet.
Maar eerst een stukje historie.
EVOLUTIE EN VOEDING
Bijna alle dieren op aarde hebben een manier gevonden om teveel aan energie
op een bepaald moment op te slaan in de vorm van vet, dus ook de mens.
Hogere voedselinname moest vroeger afgezet worden tegen een grotere kans
om een roofdier tegen te komen, parasitaire infectie, kosten van energie voor
het vinden van voedsel, vrije radicalen schade, inname van toxines e.d.
Voedsel verzamelen was dus niet alleen om zoveel mogelijk voedsel te
vinden maar om een balans te vinden tussen inname en de eventuele ‘kosten’
daarvan.
Onze oerouders aten meer zoals onze neven de apen: fruit, noten, wortels en
knollen. Aangezien de meeste wilde planten laag in calorieën waren, moest er
voldoende voedsel gevonden worden om te overleven. Fruit was een
geconcentreerde vorm van energie en het zoeken ervan door zoogdieren
begon lang voor dat de mens op aarde was. Fruit was niet het hele jaar door
‘verkrijgbaar’. Dit betekende dat diegene welke voldoende fruit vond en de
suikers als lichaamsvet konden opslaan een grotere kans maakten om te
overleven en hun genen doorgaven.
Dit hield ook in dat we een ‘zoete’ smaak ontwikkelden en daardoor een
liefdesaffaire ontwikkelde met suikers. De menselijke eetlust voor vlees
daarentegen is van recentere datum namelijk zo’n 2,5 miljoen jaar geleden.
www.circadian.nl
Nr. 10 Augustus 2013
Vlees zorgde ervoor dat we langer werden en dat we kleinere darmen en
grotere hersenen kregen. Vlees speelde een essentiële rol in de toename van
onze hersenen. Door het vlees eten was het voor onze oerouders niet meer
nodig om elke dag te eten om te overleven, net zoals voor tijgers en leeuwen.
Onze oerouders waren succesvol omdat ze verhoudingsgewijs makkelijk
konden overschakelen van een hoge vezel plantaardige voeding naar een meer
dierlijk voedingspatroon. Daarna kon men ook weer overgaan naar het eten
van granen. De uitvinding van het vuur en het koken van eten speelden daar
een belangrijke rol bij.
De nieuwe eetlust voor vlees betekende niet dat wij de passie voor zoet
verloren, integendeel door onze grotere hersenen, welke zich zo ontwikkelde
door meer dierlijk eiwit en vetzuren, hadden we meer glucose nodig , om de
hersenen van energie te voorzien. Onze hersenen drinken 24 uur per dag
glucose.
De wilde dieren welke werden gegeten hadden een gemiddeld vetpercentage
van 4-6%. Zet daartegenover het graan-gevoerde-supermarkt vlees van nu
welke rond de 28% aan vet heeft en dan ook nog in een andere
vetzuurverhouding.
Dieren in de vrije natuur hebben constant fluctuaties in lichaamsgewicht en
dan vooral van het lichaamsvet. Het is niet duidelijk in welke mate onze
oerouders deze lichaamsgewicht fluctuaties ook hebben ervaren door variaties
in de beschikbaarheid van voedsel. Aangenomen wordt dat er sterke
fluctuaties in gewicht waren als we bijvoorbeeld de zomer met de
winterperiode vergelijken.
Wilde dieren vangen met speren en naar huis brengen was vergelijkbaar met
de marathon lopen. In bomen klimmen om fruit, noten of honing te
bemachtigen was hard werk. Dit bleef zo tot de uitvinding van landbouw.
Hierdoor kregen we een regelmatiger aanbod van voedsel. Dit gebeurde 8 tot
10.000 jaar geleden.
Door het voedsel op één plaats te
verbouwen, gingen mensen meer bij elkaar wonen in dorpen en later in
steden. Hierdoor konden allerlei bacteriën en virussen zich sterker
manifesteren. Voor het eerst in het bestaan van de mens begonnen vanuit
steden epidemieën te ontstaan. Het voedsel van de mens veranderde in die
periode van wild vlees, fruit, wortels en knollen naar meer gecultiveerde
granen. Dit roofde aminozuren, vitamines en mineralen bij de mens. De
gemiddelde levenslengte werd langer door een grotere en zekerder
hoeveelheid voedsel, maar we werden kleiner. Calcium tekorten, anemie,
www.circadian.nl
www.circadian.nl
Nr. 10 Augustus 2013
slechte tanden en bacteriële infecties kwamen meer voor bij deze mensen dan
bij wat ze altijd geweest waren: jager/verzamelaars.
De menselijke voedsel technologie heeft zich in een duizelingwekkende vaart
ontwikkelden dit betekent dat het moderne westerse voedingspatroon weinig
overeenkomst vertoont met de voeding waarmee ons maag-darmkanaal zich
gevormd heeft. We zijn nog wel steeds omnivoren, maar de macronutriënten,
hoeveelheden en de vertering daarvan is veel hoger dan van het voedsel wat
onze oerouders aten. Wat het plantaardig voedsel betreft hebben wij weinig
mogelijkheden om cellulose te verteren, bacteriën breken het af in de dikke
darm, maar we kunnen wel zeer efficiënt zetmeel verteren doordat we het
enzym amylase bezitten. De mens maakt 6 maal zoveel amylase aan als een
chimpansee.
In tegenstelling tot verschillende andere dieren welke een of maar een paar
voedingsmiddelen gebruiken, zoals koala´s (eucalyptus bladeren), panda´s
(bamboe) of miereneters (insecten), kan de mens een grote variëteit aan
planten en dieren eten.
De mens en andere dieren hadden seizoen gerelateerde opslagpatronen
van energie als vet om reproductie te maximaliseren.
Voordat de landbouw zijn intrede deed, at de homo/sapiens een voeding laag
in koolhydraten en hoog in vlees. Wild voedsel is rijk aan vezels en geeft
energie relatief langzaam af aan het lichaam.
EEN KLEINE TIJDLIJN VAN ONZE OEROUDERS EN HUN VOEDING:
-Primaten (oerang oetan, gorilla, chimpansee, bonoboo)
-Australopethicus africanus
-Homo erectus
-Homo neanderthalis
-Homo sapiens
OERANG OETAN
Zo’n 60%van de voeding bestaat uit fruit zoals mango’s, vijgen, lychees,
mangosteen e.d. De andere 40% bestaat uit jonge bladeren, wortels, insecten,
boomschors, mineraalrijke grond en af en toe eieren en kleine dieren. Het
grootste gedeelte van zijn nutriënten haalt de oerang oetan uit plantaardig
voedsel.
www.circadian.nl
www.circadian.nl
Nr. 10 Augustus 2013
GORILLA
De voeding van de gorilla hangt af van de plaats waar de gorilla zich bevindt,
Oost of West Afrika. In het oosten worden meer bladeren gegeten tot wel
85% van de totale voeding. Verder worden er nog kleine hoeveelheden fruit,
bloemen, wortels en larven gegeten.In West Afrika is fruit het belangrijkste
voedingsmiddel voor de gorilla, en daarnaast ook bladeren, stengels en
termieten.
CHIMPANSEE & BONOBOO
Beide soorten zijn omnivoren. Chimps eten meer insecten (termieten) en
andere dierlijk voedsel dan b.v. fruit ten opzichte van Bonobo’s. In droge
seizoenen, als fruit schaars is, worden zaden, bloemen en schors een
belangrijker deel van de voeding. Kleine zoogdieren als apen, zwijnen en
antilopen worden ook door chimps en Bonobo’s gegeten. Samen met
termieten is het echter een kleiner gedeelte van hun voeding.
AUSTRALOPETHICUS AFRICANUS
Leefden 4 – 1,2 miljoen jaar geleden. De grote kaken en tanden suggereren
dat ze voornamelijk plantaardig materiaal aten. Het voedingspatroon lijkt het
meest overeen te komen met chimpansees, voornamelijk planten eters en
daarnaast opportunistische jagers.
HOMO ERECTUS
Leefden 1,8- 1 miljoen jaar geleden. Overblijfselen van H. erectus zijn
gevonden in Afrika, Georgië, China en Indonesië. H. erectus was de eerste
soort welke zelf gereedschap maakten in het bijzonder voor bewerken van
vlees. Deze soort begon als eerste meer vlees te eten en dit zien we terug aan
de kaken en hoektanden structuur. Ook is het waarschijnlijk dat naast
gereedschap de H.erectus als eerste met vuur en koken van voedsel werkten.
Naast vleeseters was H. erectus ook nog steeds een verzamelaar van fruit,
wortels en groentes.
De meest geaccepteerde theorie is de ´dure weefsel hypothese´, dit betekent
dat door het eten van vlees en eventueel het verwarmen daarvan de darmen
van de H.erectus in grootte en complexiteit verminderde, zo dat de energie
gebruikt kon worden voor een groter brein. Dat was n.l. wat er met H.erectus
gebeurde, zijn hersenen waren groter dan van zijn voorganger.
HOMO NEANDERTHALIS
Leefden 350.000 – 30.000 jaar geleden. Ze kwamen voor in West-Azië en
Europa.
De voeding van de H. neanderthalis is de bron van het populaire Paleo-dieet.
Ze waren jagers en geen aaseters en consumeerden vlees en planten. Er zijn
aanwijzingen dat ze veel vlees aten.
www.circadian.nl
www.circadian.nl
Nr. 10 Augustus 2013
De grootte en robuustheid van H. neaderthalis maakten dat jagen en doden
van dieren, door ze te overmeesteren, een belangrijke bron van voedsel was.
HOMO SAPIENS
Leven en leefden van 200.000 jaar geleden tot nu en zijn zo´n 60-80.000 jaar
geleden vanuit Afrika over de wereld uitgezwermd.
Homo sapiens heeft voor zo´n 190.000 jaar een jager/verzamelaar voeding
gehad welke in grote lijnen overeenkomt met de Homo neanderthalis.
Wel zijn er duidelijke aanwijzingen dat jager/verzamelaar in warme gebieden
rond de evenaar een meer plantaardige voeding consumeerden dan
jager/verzamelaars in koude gebieden b.v. eskimo’s deze leefden vooral van
dierlijke voeding, hoog eiwit/ hoog vet voeding.
De agriculturele revolutie zo´n 10.000 jaar geleden, bracht een enorme
verandering in de voeding van de Homo sapiens. Men begon met het
domesticeren en verbouwen van granen en het houden van dieren, schapen,
geiten, varkens, koeien e.d. Landbouw en veeteelt zorgden ervoor dat er
dorpen, steden en cultuur ontstonden.
Het voedsel wat de H.sapiens de laatste 100 jaar consumeert zowel kwalitatief
als kwantitatief is het meest veranderd in de hele evolutie van de voeding van
de H.sapiens en zijn voorgangers.
Enkele voorbeelden vanuit voedingswaarde, evolutie en de veranderingen ten
opzichte van onze gezondheid in de laatste 100 jaar:
- Sterk verhoogde consumptie van graan en suiker gebaseerde
koolhydraten. In het bijzonder variëteiten welke sterk bewerkt en
geraffineerd zijn.
- Landbouwdieren als koeien en varkens krijgen voornamelijk graan
gebaseerde voeding (b.v. mais-soja) in plaats van het nutritionele
rijkere groen en grasvoer. Dit geeft in het bijzonder een verschuiving in
het vetzuurpatroon van het dier en dus wat de mens eet.
- Afname van natuurlijke voeding als groenten en fruit en toename van
kunstmatig geproduceerde voeding.
- Gebruik van pesticiden, insecticiden en kunstmest en vermindering van
de kwaliteit van de aarde.
- Residuen van: Medicijnen, chemicaliën e.d. worden gevonden in ons
drinkwater.
Van het voedsel wat de moderne mens eet kwam 70% niet voor op het
jager/verzamelaars menu, hiertoe behoren:
- Graan producten
- Geraffineerde suikers
www.circadian.nl
www.circadian.nl
Nr. 10 Augustus 2013
- Melkproducten
- Plantaardige olieën (margarine e.d.)
SUIKERS OF VET
Er is nog altijd een discussie gaande over het feit of verzadigd vet ons dik
maakt of dat het toch de suikers (koolhydraten) zijn. We willen hier proberen
duidelijk te krijgen, dat met onze manier van leven, suikers (koolhydraten) de
belangrijkste boosdoener zijn.
De basis voor de foute gedachte dat vet in de voeding meer lichaamsvet geeft
is terug te voeren naar het begin van 50er jaren naar Amerika waar Ancel
Keys zijn kruistocht tegen vet in de voeding begon, met het gegeven dat
verzadigd vet de oorzaak was van hoog cholesterol en dus hart en vaatziekten
en obesitas. Daartegenover stond in Engeland Dr.John Yudkin, Professor of
Nutrition and Dietetics aan de Universiteit van Londen, deze gaf aan dat niet
vet maar suiker in overmaat verantwoordelijk was voor de voornaamste
westerse ziekten. Hij schreef het boek “Pure, white and deadly”
In Duitsland waren voor de 2e wereldoorlog veel wetenschappelijke artikelen
in vaktijdschriften verschenen waarin duidelijk werd dat insuline een
allesbepalende factor was bij de vorming van lichaamsvet. De referenties bij
deze artikelen waren voornamelijk van Duitse origine. Echter na de oorlog
zien we steeds meer referenties van Amerikaanse origine verschijnen bij
wetenschappelijke artikelen welke ook steeds vaker uit Amerika kwamen.
Deze referenties verwezen meer naar verzadigd vet als boosdoener. Het lijkt
erop dat Amerika een sterke stempel drukt op het feit dat er nog steeds een
aanname is dat verzadigd vet in de voeding meer lichaamsvet aanmaakt en het
cholesterol verhoogt. Commerciële belangen in Amerika (b.v. Coca-cola etc)
lijken een belangrijke rol te spelen in het feit dat we nog steeds denken dat vet
ons dik maakt. Het kapitalisme en de dominante rol van USA in medicijnen
en voedsel zijn de oorzaak van het feit dat de werkelijke dikmakers, suikers
en koolhydraten nog steeds worden ontzien als het om lichaamsgewicht gaat.
Een goed voorbeeld is het feit dat de WHO (Wereld gezondheid organisatie)
in het begin van deze eeuw ‘om’ ging en het standpunt aan wou nemen dat
suikers een belangrijke rol spelen bij obesitas. Echter de Amerikaanse “Sugar
association” liet weten dat als dit standpunt door de WHO zou worden
ingenomen, dat ze hun jaarlijkse subsidie van 400 miljoen dollar zouden
intrekken. Daarmee werd de WHO gedwongen om dit standpunt in te trekken.
Natuurlijke selectie heeft vetopslag en metabolische spaarzaamheid in de
mens voorrang gegeven.
Het gaat in de natuur niet om vet eten maar om vet maken en dat doe je met
koolhydraten.
www.circadian.nl
www.circadian.nl
Nr. 10 Augustus 2013
Koolhydraten zijn voor de zomer (licht, warmte) om insulineresistentie te
verkrijgen, zodat lichaamsvet opgebouwd kan worden voor de winter. In de
natuurlijke wereld waren in dit deel van de wereld voor jager/verzamelaars in
de winter weinig of geen koolhydraten voorhanden. Koolhydraten zijn nu het
hele jaar voorhanden , dit maakt dat we met een constant “zomersyndroom”
rondlopen, of wel we kunnen het hele jaar door lichaamsvet aanmaken. Het is
geen probleem om in de zomermaanden insulineresistent te zijn en vet op te
bouwen, als vanaf oktober de winterslaap (weinig koolhydraten) wordt
ingezet.
Calorieën zijn niet gelijk. Een studie met in totaal 154 landen welke plaats
vond tussen 2000 en 2010 laat dit ondubbelzinnig zien. In deze periode
ging het aantal mensen in de wereld met diabetes type 2 van 5,5% naar
7%. Tot de verbazing van de onderzoekers had het totaal aantal
calorieën welke werden geconsumeerd geen relatie met de toename van
diabetes. Echter werd er gekeken naar de calorieën uit (geraffineerde)
suikers dan was de correlatie enorm. Voor elke 100 calorieën uit suikers
steeg het aantal diabetes mensen met 0,9%. De hoeveelheid geraffineerde
suikers verklaart meer dan 50% van de toename van diabetes in deze 154
landen, gedurende de laatste 10 jaar (2000-2010).
We kijken wat koolhydraten betreft naar de 2 belangrijkste dikmakers in de
westerse wereld namelijk:
- Geraffineerde suikers
- Granen, tarwe in het bijzonder
Sucrose
Sucrose (half glucose, half fructose) ,wat we voornamelijk terug vinden in riet
en bietsuiker, en fructose zijn belangrijke koolhydraten als het om toename
lichaamsvet gaat. Ondanks dat voeding met een hoog vetgehalte voor meer
lichaamsgewicht kan zorgen is het duidelijk dat koolhydraten (sucrosefructose) makkelijker voor een toename in lichaamsvet en gewicht kunnen
zorgen dan voedingsvet.
De ene koolhydraat is de andere niet. De meest gebruikte suiker is sucrose,
sucrose bestaat uit glucose en fructose. Hieronder geven we het proces van
metabolisering in het lichaam weer van zowel glucose als fructose. Wat
duidelijk te zien is dat deze 2 verschillende koolhydraten geheel verschillend
worden gemetaboliseerd.
Glucose
Het glucose metabolisme is insuline afhankelijk. Het eten of drinken van
glucose verhoogt de glucose spiegel in het bloed, waardoor insuline wordt
geproduceerd welke energie geeft en energie opslag in vetcellen promoot wat
www.circadian.nl
www.circadian.nl
Nr. 10 Augustus 2013
tot gewichtstoename kan leiden. Het grootste gedeelte van glucose in de lever
wordt omgezet in glycogeen (leverzetmeel) welke niet schadelijk is voor
levercellen. Een klein gedeelte van glucose wordt gemetaboliseerd door de
mitochondriën in de lever voor energie. Als er nog glucose in de lever over is
dan wordt dit omgezet naar triglyceriden. Glucose kan zich binden aan
eiwitten in de cel, welke tot problemen kunnen leiden, de eiwitten worden
minder flexibel, wat bijdraagt aan het verouderingsproces en orgaan
ontregeling.
Van origine (oerouders) draaide het lichaam zomers (licht, warm) op glucose
en in de winter (donker, koud) op vetzuren. Dit is hetzelfde voor dag
(glucose) en nacht (vetzuren).
De opslag van lichaamsvet en daardoor de productie en onderhoud van
obesitas kan niet plaats vinden als glucose niet wordt gemetaboliseerd.
De consumptie van suiker in de wereld is de laatste 50 jaar
verdriedubbeld terwijl het aantal mensen verdubbeld is.
Fructose
Fructose komt nooit alleen voor in de natuur, het is altijd gebonden met zijn
goedaardiger zuster glucose. Fructose is een slechtere suiker voor onze
gezondheid dan glucose. Fructose wordt niet naar glycogeen omgezet.
Fructose activeert een leverenzym, deze inactiveert een belangrijke
boodschapper voor insuline wat tot insuline resistentie (IR) in de lever kan
leiden. Het verminderde effect van insuline in de lever laat de bloedsuiker
(glucose) omhoog gaan. De lever IR betekent dat de alvleesklier extra insuline
produceert wat de extra energie de vetcellen injaagt. Deze vetcellen zijn
voornamelijk viscerale vetcellen. Het hoge insuline niveau blokkeert het
leptine signaal, waardoor de hypothalamus het verkeerde signaal van honger
krijgt, wat weer leidt tot het eten van meer koolhydraten. Fructose zorgt 7
maal sneller dan glucose voor de Maillard reactie (bruinen) welke cellen
direct kunnen beschadigen. De hersenen kunnen fructose niet metaboliseren.
Fructose is vele malen meer dan glucose betrokken bij het vastleggen van
lichaamsvet.
Fructose is een belangrijk bestanddeel van fruit. Fruit is echter geen probleem
als het om fructose gaat aangezien er verschillende andere ingrediënten, b.v.
vezels, in fruit voorkomen. Echter fruitsappen bevatten geen vezels en b.v.
100% sinaasappelsap bevat meer fructose dan de meeste gezoete
koolzuurhoudende dranken. Sucrose en fructose bevattende dranken worden
o.a. gelinkt aan obesitas en in het bijzonder bij kinderen. Een van de
argumenten is dat energie uit vloeistoffen een beduidend minder
verzadigingsgevoel geven dan vaste voeding, waardoor een risico van
overconsumptie ontstaat. Ook vruchtensappen met hoofdbestanddeel fructose,
behoren tot deze energie rijke dranken.
www.circadian.nl
www.circadian.nl
Nr. 10 Augustus 2013
Ghrelin is een peptide hormoon welke wordt geproduceerd in de cellen van de
maag en is het ‘honger’ signaal voor het lichaam. Het gaat omhoog als we
honger krijgen en gaat omlaag als we gegeten hebben. Echter fructose
verlaagt ghrelin niet, waardoor de calorie inname niet onderdrukt wordt. Er is
dus geen natuurlijke regulering bij de consumptie van fructose.
Tot de calorie rijke zoetmakers behoren o.a.:
Witte suiker, Basterd suiker, Rietsuiker, Maisstroop, Fruitsuiker,
Honing, Agave siroop, Ahornsiroop.
Geraffineerde suikers zijn gevaarlijker dan calorieën, suiker is een gif.
Daarnaast heeft suiker net als sigaretten een verslavende werking.
GRASZADEN
De meeste culturen op deze wereld hebben een voeding gebaseerd op granen
en zetmeel zoals tarwe, rijst, gierst, mais of aardappelen. Andere voeding als
vis, groente, fruit, noten, olie en kruiden geven smaak, structuur en zorgen
voor nutriënten, maar een centrale koolhydraat basis is universeel in de
wereld.
Er zijn zo’n 195.000 plantensoorten welke de mens kan eten, er worden
minder dan 300 soorten gebruikt. Echter maar 17 plantsoorten zorgen voor
90% van het voedsel van de westerse mens. Van deze 17 plantsoorten zorgen
4 graansoorten (tarwe, mais, rijst, gerst), 1 peulvrucht (soja) en de
suikerplanten (riet en biet) voor meer dan 75% van het totale westerse dieet.
Door dat de mens zo afhankelijk is geworden van granen (graszaden) worden
we ook wel ‘kanariepietjes’ genoemd. Granen zijn een dubbelzijdig zwaard,
aan de ene kant voorzien ze ons makkelijk van energie en vezels, maar aan de
andere kant bevatten ze verhoudingsgewijs weinig micronutriënten en meer
antinutriënten die de opname van micronutriënten in het lichaam tegen
kunnen gaan.
Alleen mensen consumeren op regelmatige basis granen. Andere vrij
levende primaten of zoogdieren doen dit niet.
Het eten van granen is evolutionair gezien een recent fenomeen. In het
grootste gedeelte van de wereld vond de introductie van granen plaats tussen
10.000 en 5500 jaar geleden.
Er zijn echter aanwijzingen dat granen langer dan 10.000 jaar geleden gegeten
werden. Er zijn op archeologische plaatsen in Italië, Rusland en Tsjechië van
Neanderthalers vondsten gedaan van zetmeel granen welke meer dan 30.000
jaar teruggaan.
Er is echter geen algemene jager/verzamelaars voeding. Groepen welke rond
www.circadian.nl
www.circadian.nl
Nr. 10 Augustus 2013
de evenaar leefden aten in het algemeen een meer plantaardige voeding
terwijl meer noordelijk in koudere klimaten een meer dierlijke voeding (vis
en vlees) werd gegeten.
Er is niet één algemene voeding waar onze tanden en kaken zich op
ontwikkeld hebben er is geen enkelvoudige ‘paleo’ voeding. We moeten
echter onderkennen dat onze tanden nooit een bad hebben genomen in
milkshakes of cola.
Granen kunnen in beperkte hoeveelheden een goede aanvulling zijn op het
voedsel van de mens, echter de hoeveelheden welke de westerse mens op het
moment gebruikt kan een basis zijn voor obesitas.
De koolhydraat consumptie is van gemiddeld 23% bij jager/verzamelaars
naar zo’n 49% in de hedendaagse westerse voeding gegaan.
Graan consumptie geeft de mens 56% van zijn totale voedingsenergie en
50% van zijn totale eiwit inname.
Tarwe
Van alle granen wordt tarwe in de westerse wereld door de mens veruit het
meest gebruikt. Het eerste uit het gecultiveerde tarwe heet einkorn, de
overgroot vader van ons huidige tarwe. Zo’n 5300 jaar geleden was einkorn
een koude tolerante tarwe, een populair graan in Europa. Einkorn heeft de
simpelste genetische code van alle tarwe met 14 chromosomen. Kort na de
cultivatie van de eerste einkorn planten ontstond er de eerste einkorn variëteit
genaamd emmer, doordat een ander wilde grassoort genaamd geitengras
(aegilops speltoides) zijn genetische code inbracht bij de einkorn. Dit
resulteerde in een 28 chromosoom tellende emmer soort. Einkorn (emmer)
bleef voor enkele duizenden jaren in Europa en andere delen van de wereld
een populaire tarwesoort.
Ergens in die jaren kruisten emmer tarwe (Triticum turgidum) zich met een
ander gras Triticum tauschii waardoor het 42 chromosomige Triticum
aestivum ontstond. Deze Triticum aestivum komt het dichtst bij wat we nu
tarwe noemen. Door de tijd heen begonnen de betere bak eigenschappen van
Triticum aestivum de andere einkorn soorten te overschaduwen en verdwenen
de einkorn soorten naar de achtergrond.
Rond het midden van de 18e eeuw waren er 5 verschillende variëteiten welke
onder de naam Tricitum vielen. Op de dag van vandaag zijn einkorn, emmer
en de eerste orgineel gecultiveerde Triticum aestrivum vervangen door
duizenden door mensen gekweekte nakomelingen van Tricicum aestrivum
zoals b.v. Triticum durum (pasta) en Triticum compactum (voor fijne bloem
voor cupcakes e.d.). De Triticum soorten van vandaag zijn het product van
het kweken van soorten welke een grotere ziekte, droogte en hitte resistentie
hebben. Ze zijn zo door de mens aangepast dat ze in het wild niet kunnen
www.circadian.nl
www.circadian.nl
Nr. 10 Augustus 2013
overleven. De Triticum soorten van vandaag zijn honderden misschien wel
duizenden genen verwijderd van de orginele Einkorn soort.
De moderne tarwe bestaan uit 70% koolhydraten, 10-15% eiwitten, 10-15%
vezel en de rest is een kleine hoeveelheid vet bestaande uit fosfolipiden en
meervoudig onverzadigde vetzuren.
Tarwe bevat alle essentiële aminozuren, echter om voldoende binnen te
krijgen zou een man van 80 kilo elke dag 1,5 kilo (2 broden) op moeten eten.
Daartegenover heb je voor dezelfde hoeveelheid aminozuren maar 340 gram
vlees nodig.
Amylopectine en amylose zijn de complexe koolhydraten van tarwe, ze
bestaan uit een keten van glucose eenheden. 75% is amylopectine en 25% is
amylose. In het maag-darmkanaal worden beiden verteerd door het enzym
amylase. Amylopectine wordt zeer efficiënt door amylase verteerd tot
glucose, terwijl amylase minder efficiënt wordt verteerd, een gedeelte kan
onverteerd in de dikke darm terecht komen. Het is amylopectine welke
verantwoordelijk is voor het bloedsuiker verhogende effect. Andere
voedingsmiddelen bevatten ook amylopectine, maar niet dezelfde soort.
Amylopectine A zit in tarwe en is het makkelijkst verteerbar.
Amylopectine B in o.a. bananen en aardappelen zijn goed verteerbaar maar
minder goed dan A.
Amylopectine C bevindt zich o.a. in peulvruchten en is het minst goed
verteerbaar.
De aard van tarwe, de geraffineerdheid en in het bijzonder de hoeveelheid in
de westerse wereld, zorgen ervoor dat naast de suikers, tarwe een belangrijke
rol speelt bij de aanmaak van lichaamsvet.
De top 10 van meest geteelde voedingsgewassen inde wereld:
1. Tarwe
2. Mais
3. Rijst
4. Gerst
5. Soja
6. Rietsuiker
7. Sorghum
8. Aardappels
9. Haver
10.Cassave
Al deze gewassen zijn zeer koolhydraat rijk.
www.circadian.nl
www.circadian.nl
Nr. 10 Augustus 2013
INSULINE, GLYCEROLFOSFAAT, LIPASE EN VETZUREN
INSULINE
Insuline is het belangrijkste hormoon als het gaat om het vastleggen van
lichaamsvet. Hieronder volgen korte anekdotes van onderzoeken welke
gedaan zijn naar overgewicht en obesitas:
- Voedingsvetten, verzadigd of niet zijn niet de oorzaak van overgewicht of
andere welvaartsziekten.
- Koolhydraten daarentegen zijn het grote probleem door hun effect op de
insuline secretie en daardoor op hormonale regulatie van homeostase. Hoe
meer geraffineerd en verfijnder de koolhydraten des te groter het negatieve
effect op gezondheid, gewicht en goed voelen.
- In het bijzonder suiker (sucrose) en andere producten waarin evenveel
glucose als fructose zit, zijn slecht aangezien zij aan de ene kant insuline
verhogen (glucose) en andere kant de lever overladen met koolhydraten
(fructose).
- Door hun directe effect op insuline en bloedsuiker zijn suikers, zetmeel en
geraffineerde koolhydraten een belangrijke oorzaak in van diabetes,
overgewicht/obesitas, hart en vaatziekten, kanker, alzheimer en andere
welvaartsziekten.
- Insuline zet teveel glucose als vet weg in het lichaam en gaat vervolgens het
gebruik van vet voor energie tegen.
- Het is belangrijk om te weten dat vetcellen extreem gevoelig zijn voor
insuline, veel meer dan ander weefsel in het lichaam. Dit betekent dat lage
insuline niveaus, zelfs lager dan hyperinsulinemie (chronisch hoog insuline)
de afbraak van vet uit vetcellen al tegengaat.
- Het is de orkestratie van insuline en de sekshormonen dat bepaalt waarom
vet zich meer op slaat in een bepaalde plaats van het lichaam ten opzichte van
een andere plaats.
- Het reguleren van insuline via voeding en het op peil houden van 17-boestradiol is voor de vrouw een basisgegeven om haar gewicht onder controle
te houden.
- De gevoeligheid van insuline in de dag volgt die van cortisol. Dit betekent
dat de insuline gevoeligheid ’s morgens het hoogst is net als cortisol en dat
deze in de loop van de dag afneemt. Er zijn sterke aanwijzingen dat onze
biologische klok zo afgesteld staat dat we efficiënt voeding als lichaamsvet op
kunnen slaan. De biologische klok zorgt ervoor dat we aan het einde van de
middag en s’avonds extra trek hebben en daardoor meer lichaamsvet opslaan.
Het slaap/waak ritme helpt om voedsel efficiënt op te slaan. Dit was
gedurende de evolutie misschien waardevol, maar tegenwoordig kan het
bijdragen aan teveel lichaamsvet.
- Er zijn ook duidelijke aanwijzingen dat niet alleen suikers maar zoet in het
algemeen de afgifte van insuline stimuleert.
www.circadian.nl
www.circadian.nl
Nr. 10 Augustus 2013
- Meer energie verbranden dan dat we eten leidt op lange termijn niet tot
gewichtsverlies maar tot honger.
- Overgewicht en aankomen wordt veroorzaakt door een onbalans in de
hormonale regulatie van vetmetabolisme en vetweefsel.
- Insuline is de belangrijkste regulator van vet opslag. Wanneer
insulineniveaus hoog zijn, chronisch of na een maaltijd, wordt vet opgeslagen
in vetweefsel. Als insuline zakt wordt vet (vetzuren) vrijgemaakt en voor
energie gebruikt.
- Door insuline-secretie te stimuleren maken koolhydraten ons dik en zorgen
uiteindelijk voor obesitas. Minder koolhydraten zullen ons slanker maken.
- Door vetopbouw te vergroten, zorgen koolhydraten voor het toenemen van
het hongergevoel en vermindering van de hoeveelheid energie welke we
verbruiken in metabolisatie en fysieke activiteit.
- Een lage eiwit-voeding (koolhydraatrijk) is een promotor van overeten
doordat de verzadiging later optreedt. Een hoge eiwit voeding bereikt eerder
een punt van verzadiging en beperkt daardoor de inname van energierijke
voeding.
- Sommige triglyceriden in ons vetweefsel komen van voedingsvet, de rest
komt van koolhydraten in het bijzonder van fructose. De aanmaak van
enzymen welke nodig zijn om koolhydraten om te zetten naar vet verhogen en
verlagen naar de hoeveelheid koolhydraten in de voeding.
Hoe slanker de persoon (met een normaal voedingspatroon), des te lager
zijn basale insuline en visa-versa.
Hieronder volgt een iets technischer uitleg van 2 belangrijke lichaamsstoffen
welke een belangrijke rol spelen in het insuline- glucose-vetzuur
metabolisme.
GLYCEROLFOSFAAT
Glycerolfosfaat is een simpel molecuul. Dit molecuul wordt geproduceerd uit
glucose om gebruikt te worden voor energie in de vetcellen en in de lever en
het kan ook verbrand worden in de cellen. Echter glycerol fosfaat is ook een
essentieel onderdeel van het proces welke drie vetzuren samenbindt tot
triglyceriden. Met andere woorden een product van het koolhydraat
metabolisme is een essentieel element in de regulatie van het vetmetabolisme
opslag van vet in vetweefsel. De snelheid waarmee vetzuren in triglyceriden
wordt omgezet is voor het grootste gedeelte afhankelijk van de hoeveelheid
glycerolfosfaat en hoe meer glycerolfosfaat uit glucose er wordt geproduceerd
hoe meer vetzuren worden gebonden tot triglyceriden. Dus alles wat er voor
zorgt dat er meer glucose in de vetcellen komt zorgt er voor dat er meer
lichaamsvet ontstaat en insuline is daarvoor verantwoordelijk.
Als er minder glucose is en er dus ook minder glycerol fosfaat betekent dit dat
er meer vrije vetzuren overblijven doordat ze niet naar triglyceriden kunnen
www.circadian.nl
www.circadian.nl
Nr. 10 Augustus 2013
worden omgezet. De vetzuren gaan dan omhoog in het bloed. Dus als het
bloedsuikergehalte in het bloed afneemt neemt het vrije vetzuurgehalte als
compensatie toe. En andersom zorgt een hoog glucose gehalte in het bloed
voor een afname van vrije vetzuren doordat deze als triglyceriden worden
vastgelegd in vetcellen.
Een ander mechanisme voor het reguleren van de bloedsuikerspiegel wordt de
glucose/vetzuren cyclus genoemd. Als de bloedsuiker naar beneden gaat, als
de maaltijd verteerd is, gaan de vetzuren omhoog, zoals net besproken is. Dit
leidt tot een serie reacties in de spiercellen welke de opname van glucose
tegengaat en daar in plaats vetzuren als energie gebruiken, en het bloedsuiker
stabiliseert. Als de vetzuren concentratie in het bloed vermindert dan
compenseert de cel door meer glucose te verbranden. Dus verhoogde
bloedsuikerniveaus verminderen vetzuren in de bloedstroom (deze worden als
triglyceriden vastgelegd) en verhogen de glucose opname in de cel, op deze
manier wordt de bloedsuikerspiegel op niveau gehouden zodat de hersenen
over een constante stroom aan glucose kunnen beschikken.
LIPASE (Lipo Proteïne Lipase)
Een belangrijk enzym in de vet vastlegging en distributie is LPL. Elke cel
welke vetzuren voor opslag of energie gebruikt hiervoor LPL. LPL breekt
triglyceriden af tot vetzuren, dit verhoogt lokaal de vrije vetzuren
concentratie, welke daarop de cel in kan gaan om weer als triglyceriden te
worden opgeslagen of om geoxideerd te worden voor energie. Hoe hoger de
LPL activiteit op een bepaald celtype, des te meer vetzuren het absorbeert.
Daarom staat LPL bekend als de poortwachter. Insuline is de belangrijkste
regulator van de LPL activiteit, echter insuline is niet de enigste. Deze
regulerende functie kan verschillen van weefsel tot weefsel of van orgaan tot
orgaan, zoals dat is met alle hormonen. In vetweefsel verhoogt insuline de
LPL activiteit, terwijl in spierweefsel het de LPL activiteit verlaagt.
Als insuline wordt geproduceerd, wordt vet in het vetweefsel vastgelegd en
dan moeten de spieren glucose verbranden voor energie. Als insuline niveaus
naar beneden gaan dan vermindert de activiteit van LPL op de vetcellen en de
LPL activiteit op de spieren gaat omhoog. De vetcellen geven de vetzuren vrij
en de spieren verbranden ze. Vrouwen hebben in hun vetweefsel een grotere
LPL activiteit dan mannen. In mannen is de LPL activiteit groter in de
buikregio. Vrouwen hebben een hogere LPL activiteit op dijen en billen dan
in de buikregio, echter na de menopauze wordt de LPL activiteit in de
buikregio groter. Progesteron verhoogt de activiteit van LPL vooral op de
billen en dijen.
Oestradiol verlaagt echter de LPL activiteit. Het is de afname van oestradiol
in de menopauze welke voor een toename van de activiteit van LPL zorgt. Dit
kan een verklaring zijn voor de toename van gewicht na de menopauze of het
moeilijk gewicht kwijt raken. De verandering in de hormonale regulatie van
www.circadian.nl
www.circadian.nl
Nr. 10 Augustus 2013
de LPL activiteit kan ook verklaren waarom na verwijdering van eierstokken
en baarmoeder zij vaak in aankomen. Daarnaast is het ook een verklaring
waarom lichaamsvet distributie verandert tijdens zwangerschap en
borstvoeding en waarom veel vrouwen na een zwangerschap moeilijker hun
lichaamsvet kunnen kwijtraken.
Volgende maand volgt het laatste deel van het LICHAAMSVET DOSSIER
www.circadian.nl
www.circadian.nl