21119 (18.19MB)

U/V 3 3 t i l l
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Directoraat-Ceneraal Rijkswaterstaat
Directie Oost-Nederland
Bibliotheek
Nr. IRN 3090-38 ON
Ovefiissel
K
1
Errata
Pagina 12; in figuur 2 zijn
de jaartallen verwisseld.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat
Directie Oost-Nederland
Postbus 9070
6800 ED Arnhem
Tel. 026 - 3688355
Bibliotheek
naam
afd.
retour
S.V.P. TIJDIG VERLENGEN
Tekeningen: N. Eilers, LD Overijssel.
Druk: J. Bos, LNO Overijssel.
Omslag: das op burcht (foto R.Krekels).
paraaf
RWS Dir. Oost-Nederland
BibliotheeKnr. TGV
- 3<5> a
DASSEN IN OVERIJSSEL
V o o r s t e l l e n voor de bescherming
van de das (Meles meles)
en z i j n leefomgeving
in Overijssel.
Door: Marieke Creemer, Rene Krekels
en Roel Hoeve.
D i r e c t i e Natuur, Bos, Landschap en Fauna
(Consulentschap O v e r i j s s e l )
Zwolle, September 1991.
i
Menigeen z a l achter de t i t e l 'Dassen i n O v e r i j s s e l ' een
vraagteken plaatsen. Er z i j n echter nog steeds dassen,
z i j het i n i n een gering aantal, i n O v e r i j s s e l te
vinden. Meerdere faktoren staan een h e r s t e l van de
populatie i n de weg. Zonder gerichte maatregelen l i j k t
een verdere groei u i t g e s l o t e n .
Een ontwikkeling d i e z i c h voordoet i n v e e l p r o v i n c i e s
waar dassen hun burchten hebben. Teneinde de populatieafname t o t staan te brengen en de groei van de
dassenstand te bevorderen, stelde het M i n i s t e r i e van
Landbouw en V i s s e r i j i n 1982 het 'Beheersoverleg dassen'
in.
Voor O v e r i j s s e l z i j n de beleidsvoornemens van d i t
overleg verder uitgewerkt
door
het
'Dassenberaad
Overijssel'.
Het
voor
U
liggende
Overijsselse
dassenbeheerplan geeft aan op welke w i j z e het beraad de
doestellingen w i l verwezenlijken. De maatregelen d i e
hiervoor nodig z i j n bestaan o.a. u i t het t r e f f e n van
voorzieningen aan wegen en kanalen en het v e i l i g s t e l l e n
van de leefgebieden van de dassen i n O v e r i j s s e l .
De voorgestelde maatregelen kunnen i n goed overleg
tussen de v e r s c h i l l e n d e o r g a n i s a t i e s i n het l a n d e l i j k
gebied en de v e r s c h i l l e n d e overheden t o t stand komen. Er
behoeft m.i. geen t w i j f e l over te bestaan dat er op deze
manier voor de grootste marterachtige van Nederland ook
i n O v e r i j s s e l een gunstig toekomstperspektief ontstaat.
Enige haast i s b i j een zo k l e i n e omvang van de
dassenstand zeker geboden. Het parool moet nu dan ook
luiden "Geen papier meer, maar concrete maatregelen t o t
u i t v o e r i n g brengen". Ik spreek de wens u i t dat h i e r met
voortvarendheid aan wordt gewerkt.
Drs. R.J. van de Wal,
V o o r z i t t e r Dassenberaad O v e r i j s s e l .
Ill
INHOUD
Voorwoord
Inhoud
IV
Samenvatting
VI
1
Dassenbescherming
1.1
1.2
Inleiding
Dassenbeschermingsplan
1.3
Dassenberaad O v e r i j s s e l
3
2
De das, ecologie, verspreiding en bedreiging
6
2.1
2.2
2.3
2.4
3
De ecologie van de das
Verspreiding i n Nederland
Verspreiding i n O v e r i j s s e l
Bedreigingen
B e l e i d en dassenbescherming
6
12
13
16
23
3.1
3.2
Internationaal b e l e i d
Nationaal b e l e i d
* N o t i t i e Dassenbeheersbeleid
* E v a l u a t i e n o t i t i e Dassenbeheersbeleid
* Natuurbeleidsplan
* Tweede Structuurschema verkeer en vervoer
Provinciaal beleid
* Natuurbeleidsplan O v e r i j s s e l
* Streekplannen
Gemeentelijk b e l e i d
* Bestemmingsplannen
* Landschapsplannen
Partikulier beleid
* Beheersplannen
* Wildbeheerplannen
* Bosbeheersplannen
23
24
4
Maatregelen en instrumentarium
32
4.1
Maatregelen
* Bescherming van de das a l s i n d i v i d u
* Bescherming van de burchten
* Bescherming van de leefgebieden
W e t t e l i j k instrumentarium
F i n a n c i e e l instrumentarium
32
3.3
3.4
3.5
4.2
4.3
IV
III
1
i n Nederland
1
2
27
28
29
40
43
5
Resume
46
6
Maatregelen i n O v e r i j s s e l
47
Inleiding
Bestaande fauna-voorzieningen
Het Reestdal (Gemeente Staphorst)
Overige knelpunten i n het Reestdal (Gem. Staphorst)
Het Reestdal (Gemeente Avereest)
U i t w i s s e l i n g met Drenthe
Verbinding Reestdal - O v e r i j s s e l s e Vechtgebied
Het O v e r i j s s e l s e Vechtgebied
De Sallandse Heuvelrug ( z u i d e l i j k deel)
De Lemelerberg en de Hellendoornseberg
Twente en de u i t w i s s e l i n g met Duitsland
U i t w i s s e l i n g met Gelderland
47
47
49
53
54
57
57
61
62
64
64
67
7
Herintroduktie van dassen
68
7 1
7 2
Herintroduktie algemeen
Herintroduktie i n O v e r i j s s e l
68
69
8
Aktieplan
70
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
Geraadpleegde
literatuur
72
Bijlagen
Bijlage
Bijlage
Bijlage
Bijlage
Bijlage
Bijlage
Duitse samenvatting
Samenstelling Dassenberaad O v e r i j s s e l
Knelpunten-overzicht Reestdal
Kostenschema dassenvoorzieningen
Koncept-model Algemene P o l i t i e Verordening
Streek- en bestemmingsplannen O v e r i j s s e l
74
81
83
84
85
88
V
SAMENVATTING
De dassenstand heeft het de l a a t s t e j a r e n zwaar te
verduren gehad. Aan het begin van deze eeuw kwamen
dassen i n grote delen van ons land nog algemeen voor. In
1960 werd hun aantal op slechts 2200 geschat en i n 1980
kwamen de t e l l i n g e n n i e t verder dan 1400 individuen.
In O v e r i j s s e l ging het de das n i e t v e e l beter af a l s i n
de r e s t van Nederland. Vroeger kwamen dassen algemeen
voor op o.a. de Sallandse heuvelrug, i n Twente en het
Reestdal. In 1980 was de das b i j n a uitgestorven i n
O v e r i j s s e l , a l l e e n i n het Reestdal waren nog enkele
belopen burchten aanwezig.
BEDREIGINGEN
De achteruitgang was t o t de j a r e n '60 voornamelijk te
w i j t e n aan s t r o p e r i j en het v e r n i e l e n van burchten
wegens vermeende schade aan eigendommen. Tegenwoordig
k r i j g e n andere problemen de overhand. Deze problemen
hangen samen met het f e i t dat voor het overleven van de
das n i e t a l l e e n de i n d i v i d u e l e das bescherming
nodig
heeft maar
ook
zijn
leefgebied.
Burchtlokaties,
fourageergebieden en de verbindingen h i e r t u s s e n z i j n van
wezenlijk belang. Een d i r e k t e bedreiging vormen de
verkeerswegen en, met name i n O v e r i j s s e l , de vaarwegen.
I n d i r e k t zorgen de wegen en kanalen voor versnippering
van de leefgebieden. Het verdwijnen van de huidige en
p o t e n t i e l e leefgebieden en de v e r s l e c h t e r i n g van de
k w a l i t e i t van het l e e f m i l i e u z i j n eveneens sterke,
i n d i r e k t e bedreigingen voor de dassen, nu en i n de
toekomst.
De slechte v o o r u i t z i c h t e n voor de dassenstand betekende
n i e t a l l e e n het mogelijke v e r l i e s van de grootste
vertegenwoordiger van de marterachtigen i n Nederland. De
afname i s tevens een i n d i k a t i e voor de achteruitgang van
het
leefgebied van
de
das:
het
kleinschalige
kultuurlandschap, met een grote v a r i a t i e aan andere
zoogdieren, vogels, amfibieen, insekten en planten.
BEHEERSOVERLEG DASSEN
Reden
genoeg voor het M i n i s t e r i e van Landbouw en
Visserij
om i n 1982 het Beheersoverleg Dassen te
s t a r t e n . De beleidsaanbevelingen van d i t overleg z i j n i n
de ' n o t i t i e inzake het dassenbeheersbeleid' verwerkt en
i n 1985 door de Tweede Kamer unaniem ondersteund.
Voor periodes van v i j f j a a r z i j n d o e l s t e l l i n g e n voor het
dassenbeheer geformuleerd:
1984 t o t 1989: afname van het dassenbestand t o t staan
brengen en i n i t i e r e n van h e r i n t r o d u k t i e .
1989 t o t 1994: p o p u l a t i e g r o e i , a r e a a l u i t b r e i d i n g en het
VI
met elkaar verbinden van deelpopulaties.
1994 t o t 1999: r e a l i s e r e n van een t o t a a l , samenhangend
areaal met optimale dichtheden en een
maximale bescherming.
Het i n 1990 verschenen Natuurbeleidsplan waarin de das
a l s aandachtssoort wordt genoemd, vormt het kader voor
het toekomstige dassenbeheersbeleid.
DASSENBERAAD OVERIJSSEL
De O v e r i j s s e l s e dassenstand kent sinds 1980 een l i c h t e
vooruitgang. De tweede f a s e - d o e l s t e l l i n g 'populatieg r o e i , a r e a a l - u i t b r e i d i n g en het onderling verbinden van
deelpopulaties'
lijkt
daarmee voor O v e r i j s s e l een
ambitieuze, maar te rechtvaardigen d o e l s t e l l i n g .
Het Dassenberaad O v e r i j s s e l werd i n 1987 opgericht en
onderzoekt de mogelijkheden om deze d o e l s t e l l i n g te
realiseren.
De
overleggroep bestaat u i t vertegenwoordigers van:
Ministerie
van
Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j
(Consulentschap Natuur, Bos, Landschap en Fauna, afd.
O v e r i j s s e l , v o o r z i t t e r s c h a p ) , Bosgroep Salland/Twente,
Koninklijke
Jagersvereniging ( a f d e l i n g O v e r i j s s e l ) ,
Landbouwschap
(Gewestelijke
Raad voor O v e r i j s s e l ) ,
Provincie
Overijssel,
Rijkswaterstaat
(directie
O v e r i j s s e l ) , Staatsbosbeheer (Terreinbeheer), S t i c h t i n g
Het O v e r i j s s e l s Landschap, Vereniging Das en Boom en
Vereniging t o t Behoud van Natuurmonumenten.
Een van de r e s u l t a t e n van het Dassenberaad i s het voor u
liggende dassenbeschermingsplan. In het p l a n worden
ontwikkelingen van de dassenpopulaties i n O v e r i j s s e l
aangegeven. Knelpunten met betrekking t o t de soort en
z i j n leefgebied worden
gesignaleerd en
mogelijke
oplossingen aangedragen voor behoud en h e r s t e l van een
sterke O v e r i j s s e l s e dassenpopulatie.
Het beschermingsplan heeft de volgende uitgangspunten:
1. Naast bescherming van de soort i s een goed beheer van
het
leefgebied
noodzakelijk.
Soortenbeheer
en
biotoopbeheer gaan samen!
2. In eerste i n s t a n t i e wordt de nadruk gelegd
op
bescherming van bestaande populaties en het scheppen
van mogelijkheden voor u i t b r e i d i n g .
3. Herintroduktie i s een maatregel om v e s t i g i n g i n
geschikte, n i e t door dassen bewoonde gebieden, te
bevorderen.
Hiervoor
komen
v e e l a l gebieden i n
aanmerking
die
van oudsher door dassen werden
bewoond. De oorzaken voor het verdwijnen van de das
u i t het gebied moeten eerst worden opgelost.
4. De huidige afwezigheid van de das i n een p o t e n t i e e l
leefgebied mag het t r e f f e n van voorzieningen n i e t b i j
VII
voorbaat u i t s l u i t e n .
namelijk op voorhand
voorzieningen!
Andere
diersoorten
kunnen
a l gebruik maken van deze
DASSEN EN BELEID
B e l e i d t e r ondersteuning van de dassenbescherming i s te
vinden op v e r s c h i l l e n d e niveau's. Op i n t e r n a t i o n a a l
niveau z i j n de Konventie van Bern en de EG-Habitatr i c h t l i j n van belang. De eerder genoemde N o t i t i e inzake
het
dassenbeheersbeleid, de
daaruit
voortkomende
evaluatienotitie's
en
het Natuurbeleidsplan, een
i n v u l l i n g van het natuur en soortenbeleid voor de
periode 1990-1998, bieden vanuit het nationale b e l e i d
p e r s p e c t i e f voor de dassenbescherming.
Het p r o v i n c i a a l b e l e i d kan met name i n de p r o v i n c i a l e
uitwerking van het Natuurbeleidsplan en de Streekplannen
een d a s v r i e n d e l i j k e i n v u l l i n g k r i j g e n . De uitwerking van
deze plannen i s o.a. mogelijk binnen het kader van
landinrichtingsprojekten.
Gemeenten
kunnen
i n hun bestemmingsplannen
en
landschapsplannen meewerken aan de bescherming
van
dassen en hun leefgebieden.
P a r t i k u l i e r e i n s t a n t i e s kunnen b i j de planvorming voor
gebieden eveneens rekening houden met de belangen van de
das.
I n s t a n t i e s zoals de S t i c h t i n g Het O v e r i j s s e l s Landschap,
de
Vereniging t o t Behoud
van Natuurmonumenten,
Staatsbosbeheer, wildbeheereenheden,
landgoedeigenaren
en p a r t i k u l i e r e n kunnen, en werken a l , d i r e k t mee aan de
bescherming van de das i n O v e r i j s s e l . B i j de uitwerking
van beheers-, wildbeheer- en bosbeheerplannen kan een
d i r e k t e i n v u l l i n g worden geven aan enerzijds de algemene
n a t u u r k w a l i t e i t en anderzijds de s p e c i f i e k e maatregelen
voor de dassenbescherming i n O v e r i j s s e l .
MAATREGELEN
Bescherming van dassen i s pas z i n v o l indien maatregelen
worden getroffen voor zowel de individuen, a l s de
burchten
en
de
leefgebieden. Naast planologische
maatregelen i s een breed draagvlak voor de u i t v o e r i n g
van de gewenste maatregelen van belang. V o o r l i c h t i n g en
overleg met ondermeer grondgebruikers, zoals landbouwers
en landgoedeigenaren, z a l het dassenbeleid dan ook ten
goede komen.
Voorz ieningen
S l a c h t o f f e r s en de aanwezigheid van dassenwissels i n de
n a b i j h e i d van wegen z i j n d u i d e l i j k e aanwijzingen voor
het t r e f f e n van maatregelen. S l a c h t o f f e r s kunnen worden
voorkomen door het aanleggen van voorzieningen zoals
tunnels
onder
wegen
en fauna-uittreedplaatsen i n
kanalen. Rasters en beplanting zorgen voor de g e l e i d i n g
naar deze fauna-voorzieningen.
Burchtlokaties
V e i l i g s t e l l i n g van burchten i s het meest gewaarborgd
door aankoop van de b u r c h t l o k a t i e of het a f s l u i t e n van
beheers- en gedoogovereenkomsten.
De
planologische
v e i l i g s t e l l i n g van de burchten kan i n gemeentelijke
bestemmingsplannen worden vastgelegd. A l s
aanvullende
mogelijkheid kan een gemeentelijke Algemene P o l i t i e
Verordening zorgen voor het behoud van de dassenburchten
i n de gemeente.
Huidige leefgebieden
De bescherming van de huidige leefgebieden z a l z i c h
moeten r i c h t e n op behoud, het j u i s t e beheer en het
tegengaan van versnippering.
Extensief graslandbeheer
brengt de nodige v a r i a t i e i n
het voedselaanbod. Kleine landschapselementen, zoals
houtsingels,
struweel
en
poelen,
vergroten
het
voedselaanbod en zorgen tevens voor g e l e i d i n g en dekking
i n het l a n d e l i j k gebied.
Het a f s l u i t e n van beheersovereenkomsten of het aankopen
van leefgebieden i s de beste manier om deze maatregelen
u i t te voeren. Een planologische v e i l i g s t e l l i n g i s
daarvoor een noodzakelijke b a s i s .
Versnippering van de huidige en p o t e n t i e l e leefgebieden
treedt op door de toenemende v e r s t e d e l i j k i n g en de
aanleg van wegen en kanalen. De gewenste u i t w i s s e l i n g
binnen
en
tussen
deelpopulaties
wordt
hierdoor
onmogelijk gemaakt. Sterftebeperkende voorzieningen
aan
wegen en kanalen kunnen h i e r eveneens v e r b e t e r i n g i n
brengen.
Nieuwe leefgebieden
Uitbreiding
van
leefgebieden
vindt
p l a a t s langs
verbindingszones. Het v r o e g t i j d i g signaleren van het
' d i c h t s l i b b e n ' van deze zones i n het l a n d e l i j k gebied,
door s t a d s u i t b r e i d i n g of de aanleg van wegen en kanalen,
is
noodzakelijk
om
de
d o e I s t e l l i n g e n van
het
dassenbeleid te verwezelijken.
U i t b r e i d i n g i s mogelijk naar oude leefgebieden. H i e r b i j
kunnen de landgoederen i n O v e r i j s s e l een b e l a n g r i j k e
p l a a t s innemen.
Herintroduktie i s daarbij een middel om de r e l a t i e f
trage v e r s p r e i d i n g van dassen te stimuleren i n k a n s r i j k e
gebieden.
Landinrichtingsprojekten vormen, door hun
integrale
karakter, een goed kader voor de
realisatie
van
bovengenoemde maatregelen,
die n i e t a l l e e n voor de das
maar ook voor andere dieren en planten van belang z i j n .
Aanvullende maatregelen bestaan u i t v o o r l i c h t i n g aan
mensen die i n hun d a g e l i j k s e werk te maken hebben met
IX
dassen en dassenbescherming. Kennisvermeerdering en de
vorming van een breed maatschappelijk draagvlak i s
mogelijk
door
het
opzetten van een netwerk van
informanten, die de dassenstand volgen en j a a r l i j k s
de
ontwikkelingen evalueren.
INSTRUMENTARIUM
De das i s momenteel ondergebracht b i j de Jachtwet.
Waarschijnlijk
wordt
h i j ondergebracht
bij
de
Natuurbeschermingswet. Daarnaast z i j n enkele
andere
wetten, zoals de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de
Landinrichtingswet,
van
belang
voor
de
dassenbescherming.
Het M i n i s t e r i e van Landbouw, Natuurbeheer een V i s s e r i j
heeft f i n a n c i e l e middelen beschikbaar gesteld voor de
u i t v o e r i n g van het Natuurbeleidsplan, waarin de das a l s
'aandachtssoort' wordt genoemd. Een gedeelte van deze
gelden z a l door de Provincie O v e r i j s s e l worden besteed
voor de p r o v i n c i a l e i n v u l l i n g van het Natuurbeleidsplan.
P a r t i k u l i e r e n kunnen subsidies v e r k r i j g e n voor
hun
aandeel i n de dassenbescherming. P a r t i k u l i e r e natuurbeschermingsorganisaties,
gebruikers van
gronden,
jachthouders, gemeenten en v r i j w i l l i g e r s g r o e p e n kunnen
hierop aanspraak maken.
OVERIJSSEL
De maatregelen voor de bescherming van de dassen i n
O v e r i j s s e l z i j n geprojekteerd op
de
verschillende
regio's. Het Reestgebied
(Gemeenten
Staphorst
en
Avereest) heeft b i j de nadere i n v u l l i n g
van
het
dassenbeheer eerste p r i o r i t e i t . De knelpunten i n d i t
gebied, met de grootste populatie i n O v e r i j s s e l ,
zijn
g e d e t a i l l e e r d i n kaart gebracht.
De
mogelijkheden
voor
uitwisseling
tussen
de
verschillende
(potentiele)
leefgebieden
binnnen
O v e r i j s s e l , z i j n eveneens uiteengezet.
U i t w i s s e l i n g met dassenpopulaties buiten de p r o v i n c i e
b i e d t eveneens mogelijkheden. De dassen aan de Drenthse
en O v e r i j s s e l s e z i j d e van de Reest z i j n a l s
een
populatie te beschouwen. Indien u i t w i s s e l i n g mogelijk
wordt en het gebied op de j u i s t e manier wordt beheerd,
kan z i c h h i e r een sterke populatie ontwikkelen. De
r e l a t i e f r i j k e dassengebieden i n het grensgebied met
Gelderland kunnen bijdragen aan de bevolking van oude
leefgebieden i n O v e r i j s s e l .
Bevolking van oude leefgebieden i n Twente i s mogelijk
vanuit Duitsland. In Twente z u l l e n de knelpunten, het
Twentekanaal en de verkeerswegen, dan wel s t r u k t u r e e l
moeten worden opgelost. Overleg met Duitse i n s t a n t i e s
z a l de weg moeten vrijmaken voor een v e i l i g e migratie
vanuit Duitsland.
AKTIEPLAN
Voor de u i t v o e r i n g van de voorgestelde maatregelen i s
een a k t i e p l a n opgesteld. Het Dassenberaad geeft daarin
aan op welke wijze
een verdere
groei
van de
dassenpopulatie i n O v e r i j s s e l te bereiken
i s . De
vroegere v e r s p r e i d i n g en 'Dassen i n O v e r i j s s e l ' gelden
daarbij a l s l e i d r a a d . De uitgangspunten voor het te
voeren b e l e i d z i j n :
-
bewoonde b u r c h t l o k a t i e s a k t i e f beschermen
bescherming van de huidige leefgebieden
u i t w i s s e l i n g en v e r s p r e i d i n g mogelijk maken
p o t e n t i e l e leefgebieden voor dassen geschikt maken
Het Dassenberaad O v e r i j s s e l z a l z i c h i n z e t t e n voor de
u i t v o e r i n g van de volgende aktiepunten:
1) De i n het beschermingsplan genoemde knelpunten nabij
de bestaande b u r c h t l o k a t i e s worden i n de periode
1991-1994 opgelost.
2) Een j a a r l i j k s e i n v e n t a r i s a t i e van de belopen burchten
geeft i n z i c h t i n de uitwerking van het gevoerde
beleid.
3) Nieuwe
burchtlokaties
worden
adequaat en snel
veiliggesteld
door
het a f s l u i t e n van beheersovereenkomsten
of
aankoop.
Knelpunten i n deze
leefgebieden worden door NBLF geinventariseerd.
4) Het belang van de das en de bescherming van z i j n
leefgebieden z a l b i j a l l e vormen van r u i m t e l i j k
b e l e i d naar voren worden gebracht.
5) V o o r l i c h t i n g z a l worden gegeven aan de p r o v i n c i a l e en
gemeentelijke overheden, waterschappen, boerenstandso r g a n i s a t i e s , wildbeheereenheden, grondeigenaren en
p a r t i k u l i e r e natuurbeschermingsorganisaties.
6) Herintroduktie z a l op korte termijn i n het Reggedal
plaatsvinden.
Onderzoek
wordt
gedaan
naar de
mogelijkheden voor h e r i n t r o d u k t i e van dassen i n het
DInkel- en Buursedal.
Het t o t u i t v o e r brengen van d i t a k t i e p l a n berust b i j
meerdere o r g a n i s a t i e s . In een o v e r z i c h t z i j n b i j de
v e r s c h i l l e n d e aktiepunten de meest betrokken i n s t a n t i e s
vermeld.
XI
1 DASSENBESCHERMING
1.1 I n l e i d i n g
De das (Meles meles) i s een van de meest bedreigde
zoogdieren i n ons land. Aan het begin van deze eeuw kwam
de das nog algemeen voor i n ons land. De dassenstand i s
echter
sterk
i n aantal
teruggelopen
en het
v e r s p r e i d i n g s a r e a a l i s afgenomen ( f i g u u r 1 ) . I n 1960
werd het a a n t a l dassen op s l e c h t s 2200 geschat en i n
1980 was d i t aantal afgenomen t o t 1400 i n d i v i d u e n
(Wiertz en Vink, 1983).
Figuur 1: de achteruitgang van de dassenstand tussen
1900 en 1960 (Dirkmaat, 1988).
De negatieve ontwikkelingen rond de das betekenen n i e t
a l l e e n de achteruitgang van een van de Nederlandse
zoogdieren. Ook z i j n leefomgeving, het k l e i n s c h a l i g
kultuurlandschap, wordt bedreigd. Hierdoor worden een
groot aantal andere d i e r - en plantesoorten die voorkomen
i n d i t type landschap eveneens bedreigd. De
bescherming
van het l e e f g e b i e d van de das z a l daarom n i e t a l l e e n t e n
goede komen aan de das maar ook aan andere zoogdieren
(o.a. wezel, h e r m e l i j n en vleermuizen), vogels (o.a.
patrijs,
o r t o l a a n , grasmus en k e r k u i l ) , r e p t i e l e n ,
amfibieen, insekten en planten.
1
De variatie in een kleinschalig landschap komt
vlinders zoals dit geelsprietdikkopje ten goede
(foto R. Krekels).
ook
1.2 Dassenbescherming In Nederland
In 1982
i s het Beheersoverleg Dassen i n g e s t e l d met a l s
doel de dassenpopulaties te behouden en te h e r s t e l l e n en
de onderlinge samenhang
tussen
deelpopulaties
te
verbeteren. De beleidsaanbevelingen z i j n
door
het
M i n i s t e r i e van Landbouw en V i s s e r i j (1984) verwerkt i n
een ' n o t i t i e inzake het dassenbeheersbeleid', waarmee
het dassenbeschermingsbeleid
werd vastgelegd. In 1985
werd
de
notitie
unaniem
door
de Tweede Kamer
ondersteund.
In deze n o t i t i e i s een meerjarenplan opgenomen voor de
praktische
uitwerking
van
het
dassenbeheer.
De
gefaseerde uitwerking kent periodes van v i j f j a a r met
een eigen d o e l s t e l l i n g :
1984 t o t 1989: afname van het dassenbestand
t o t staan
brengen en i n i t i e r e n van h e r i n t r o d u k t i e .
1989 t o t 1994: p o p u l a t i e g r o e i , a r e a a l u i t b r e i d i n g en het
met elkaar verbinden van deelpopulaties.
1994 t o t 1999: r e a l i s e r e n van een t o t a a l , samenhangend
areaal met optimale dichtheden en een
maximale bescherming.
De
eerste
planperiode
(1984-1989)
is
inmiddels
verstreken. Het M i n i s t e r i e van Landbouw, Natuurbeheer en
V i s s e r i j heeft het dassenbeheersbeleid geevalueerd. De
e v a l u a t i e n o t i t i e aan de Tweede Kamer geeft aan dat de
dassenstand
i n grote delen van het land sinds 1980 een
s t a b i l i s a t i e vertoont.
2
Voor een groei van de bestaande populaties en het met
elkaar verbinden van deelpopulaties, z a l de komende 5
jaar
het
dassenbeheersbeleid
intensief
worden
voortgezet.
Op v e r s c h i l l e n d e
beleidsniveau's i s
een
verdere
i n t e n s i v e r i n g mogelijk:
* De overheid kent een hoge p r i o r i t e i t toe aan het
behoud van de das i n Nederland. De das wordt a l s
aandachtssoort genoemd
i n het
Natuurbeleidsplan
(NBP)(Regeringsbeslissing deel d, 1990). Het NBP vormt
het kader voor het toekomstig dassenbeheersbeleid.
* Veel i n s t a n t i e s en p a r t i k u l i e r e n kunnen meewerken aan
het behoud van de das, vanuit r e g u l i e r e taken of
vanuit vernieuwend b e l e i d : r i j k s d i e n s t e n , p r o v i n c i e s ,
gemeenten,
natuurbeschermingsorganisaties
waterschappen, landbouworganisaties, l a n d i n r i c h t i n g s kommissies, wildbeheereenheden,
landgoedeigenaren en
agrariers.
* Het dassenbelang kan worden opgenomen i n b e s l i s s i n g e n
en besluitvormingsprocessen zoals i n de r u i m t e l i j k e
ordening en milieu-effektrapportages.
1.3 Dassenberaad O v e r i j s s e l
De praktische uitwerking van het dassenbeheersbeleid
v i n d t i n eerste i n s t a n t i e p l a a t s op p r o v i n c i a a l niveau.
Het p r o v i n c i a l e consulentschap Natuur, Bos, Landschap en
Fauna (NBLF)
van
het
Ministerie
van
Landbouw,
Natuurbeheer en V i s s e r i j neemt daarbij het voortouw.
In O v e r i j s s e l i s i n 1987 het Dassenberaad O v e r i j s s e l
opgericht. D i t beraad fungeert a l s een gespreksplatform
waarin
overheidsinstanties
en
partikuliere
belangengroepen
zitting
hebben
(zie
voor
de
samenstelling b i j l a g e 2).
Een van de r e s u l t a t e n van het Dassenberaad i s het voor u
liggende beschermingsplan 'Dassen i n O v e r i j s s e l ' .
Een
papieren plan i n de r i j van velen? En dan nog wel met
betrekking t o t een soort, i s dat nu nodig? Het antwoord
hierop i s bevestigend. Veel plante- en d i e r s o o r t e n
worden i n hun voortbestaan bedreigd. Direkte maatregelen
gericht op soorten
komen
grotendeels
voort u i t
( i n t e r ) n a t i o n a l e v e r p l i c h t i n g e n (o.a. de Konventie van
Bern). De d i r e k t e r e s u l t a t e n hiervan z i j n echter n i e t
toereikend. Het i s van belang dat naast bescherming van
de soort ook mogelijkheden worden geboden voor s p e c i f i e k
biotoopbeheer en het opheffen van konkrete knelpunten.
Het ontwikkelen van soortbeschermingsplannen kan een
manier z i j n om deze punten te evalueren en nader u i t te
werken voor een bepaalde
regio.
Een
provinciaal
soortbeschermingsplan kan a l s uitgangspunt dienen voor
3
het b e l e i d van regionale en lokale overheden en kan
tevens r i c h t i n g geven aan planologische ontwikkelingen.
Uitgangspunten
De dassenstand i n O v e r i j s s e l kent sinds 1980 een l i c h t e
vooruitgang.
De
tweede
fase-doelstelling
'populatiegroei, a r e a a l - u i t b r e i d i n g en het onderling
verbinden van deelpopulaties' l i j k t
daarmee
voor
Overijssel
een
ambitieuze,
maar
gerechtvaardigde
doelstelling.
In het beschermingsplan
worden ontwikkelingen van de
dassenpopulaties i n O v e r i j s s e l aangegeven. Knelpunten
met betrekking t o t de soort en z i j n leefgebied worden
gesignaleerd en mogelijke oplossingen aangedragen voor
behoud en
herstel
van
een
sterke O v e r i j s s e l s e
dassenpopulatie.
Het plan i s voor relevante delen van O v e r i j s s e l nader
uitgewerkt.
Het
accent
ligt
op
de b e l a n g r i j k e
dassenpopulatie i n het Reestgebied, i n de gemeenten
Staphorst en Avereest.
Het i s van het belang dat de uitwerking van het
dassenbeschermingsplan
geent
is
op
eenduidige
uitgangspunten. P r i o r i t e i t e n moeten i n het b e l e i d worden
gesteld en een konkreet plan i s nodig, waarmee de
betrokken i n s t a n t i e s , b e l e i d s u i t v o e r d e r s , eigenaren/
grondgebruikers en burgers u i t de voeten kunnen. Een
nauwe samenwerking, goed overleg en een d u i d e l i j k e
betrokkenheid ten aanzien van dassenaangelegenheden z a l
een p o s i t i e v e invloed hebben op het behoud van de das i n
Overij s s e l .
Het dassenbeschermingsplan
uitgangspunten:
stoelt
op
de
volgende
1. Naast bescherming van de soort i s een goed beheer van
het
leefgebied noodzakelijk.
Soortenbeheer
en
biotoopbeheer gaan samen! Het gevarieerde leefgebied
van de das, de woon- en
fourageergebieden
en
verplaatsingsroutes binnen het t e r r i t o r i u m z i j n a l s
en eenheid te beschouwen. Het i s tevens van belang de
routes voor u i t w i s s e l i n g tussen de deelpopulaties en
h e r k o l o n i s a t i e , op de j u i s t e manier i n te r i c h t e n en
te beheren.
2. Besluitvorming over het t r e f f e n van voorzieningen
(biotoopverbetering
en
sterftebeperking)
wordt
gekenmerkt door een afwegingsproces.
De
huidige
afwezigheid van de das i n een p o t e n t i e e l leefgebied
mag daarbij n i e t t o t een negatief oordeel l e i d e n .
Andere diersoorten kunnen op voorhand a l gebruik
maken van deze voorzieningen!
3. Gezien de f i n a n c i e l e beperkingen moeten er keuzes
worden gemaakt. In eerste i n s t a n t i e wordt de nadruk
gelegd op bescherming van bestaande populaties en het
scheppen van mogelijkheden voor u i t b r e i d i n g . Voor
deze
u i t b r e i d i n g heeft de d i r e k t e omgeving van
bestaande populaties p r i o r i t e i t boven geschikte, maar
g e i s o l e e r d gelegen gebieden.
4. Bestaande populaties verbreiden z i c h op n a t u u r l i j k e
w i j z e , mits de mogelijkheden hiervoor gunstig z i j n .
Een goed
leefgebied
en
ongestoorde
migratiemogelijkheden z i j n hiervoor bepalend. H e r i n t r o d u k t i e
i s een maatregel om v e s t i g i n g i n geschikte, n i e t door
dassen bewoonde gebieden, te bevorderen. Hiervoor
komen v e e l a l gebieden i n aanmerking d i e van oudsher
door dassen werden bewoond. De oorzaken voor het
verdwijnen van de das u i t het gebied moeten eerst
worden opgelost.
Na h e r i n t r o d u k t i e dient het gebied te funktioneren
a l s een schakel i n de v e r s p r e i d i n g van dassen tussen
bestaande en p o t e n t i e l e leefgebieden.
Een mannetjes das op zijn burcht (foto R.Krekels).
5
2 DE DAS. ECOLOGIE. VERSPREIDING EN BEDREIGING
2.1 De ecologie van de das
De das behoort t o t de orde der Carnivora (roofdieren) en
de
f a m i l i e der Mustelidae (marterachtigen). Andere
marterachtigen z i j n de o t t e r , boommarter, steenmarter,
bunzing, h e r m e l i j n en wezel.
Dassen hebben een dikke vacht, een wigvormig lichaam en
korte, maar krachtige poten, om o.a. mee te graven. Een
volwassen das b e r e i k t een lengte van ongeveer een meter,
i n k l u s i e f de s t a a r t . De v i j f tenen en de nagels van
vooral de voorvoet z i j n goed
zichtbaar
b i j een
pootafdruk.
Pootafdruk das
otter
vos
(Bron: Zoogdieren van de Benelux, Lange et al, 1986)
De g r i j z e vacht i s het r e s u l t a a t van de kenmerkende
opbouw i n de haarkleur; aan de basis en aan de top w i t ,
zwart i n het midden. Opvallend i s de w i t t e kop met de
zwarte strepen die doorlopen t o t v o o r b i j de ogen.
Op afstand i s het v e r s c h i l tussen de beide geslachten
m o e i l i j k te z i e n . Adulte mannetjes z i j n groter, hebben
een bredere kop, een dikkere nek en een dunnere s t a a r t
dan de vrouwtjes. Vrouwtjes z i j n k l e i n e r en hebben vaak
een kortere en minder w i t t e s t a a r t .
In het donker z i e n dassen s l e c h t , het gehoor i s beter,
maar de reukzin i s het s t e r k s t ontwikkeld. Vooral met de
neus verkennen ze de omgeving, herkennen soortgenoten en
speuren ermee naar voedsel.
Het i s o n d u i d e l i j k of de das van o r i g i n e een nachtdier
i s . W e l l i c h t heeft h i j z i c h i n een n a c h t e l i j k leven
geschikt, gedwongen door menselijke a k t i v i t e i t e n .
Voedselkeuze
De das i s een omnivoor, een a l l e s e t e r . Ongeveer 65 % van
z i j n voedsel bestaat u i t regenwormen. Verder eten de
dieren a l l e s wat met gemak te bemachtigen en te
verorberen i s . De keuze i s a f h a n k e l i j k van het seizoen
en van de streek. Een greep u i t het menu van de das:
granen (mais en rogge), e i k e l s , v a l f r u i t (appels, peren,
pruimen, kersen), bessen, slakken, wespenbroed, b i j e n nesten, insektenlarven, kevers,
amfibieen, vogels en
eieren. Soms vangt de das k l e i n e zoogdieren: muizen,
6
mollen, egels, konijnen. Het gaat dan wel om jonge of
zieke/dode oudere dieren, d i e makkelijk te vangen
zijn
(Dirkmaat, 1988).
Vroeger werd de das bestreden omdat h i j s c h a d e l i j k zou
z i j n voor de j a c h t en landbouw. U i t het genoemde menu
b l i j k t echter a l dat dassen geen jagers z i j n , maar
eerder
verzamelaars. De schade aan gewassen neemt
l o g i s c h e r w i j s toe naarmate de v a r i a t i e i n het landschap
en daarmee de mogelijke voedselbronnen afnemen.
Burchten
Overdag brengen dassen de meeste t i j d door i n een z e l f
gegraven burcht, ook wel bouw, wrang of eerde genoemd.
De v e r s c h i l l e n d e p i j p e n met een doorsnede van 30 a 40
centimeter vormen een ondergronds netwerk. Enkele gangen
komen u i t i n nestkamers, de k e t e l s , d i e g e s t o f f e e r d z i j n
met plantaardige materialen; meestal gras, soms ook
bladeren, s t r o of dennenaalden. De uitgegraven grond
direkt
voor
de
p i j p e n afgezet. Aan deze
wordt
stortbergen i s goed te z i e n of een burcht a l dan n i e t
bewoond i s . Andere dieren, vos, marter of k o n i j n , maken
ook gebruik van de holen van de das.
Dassenburcht (foto R.Hoeve).
7
Er z i j n v e r s c h i l l e n d e typen burchten.
(1983) geven v i e r typen aan:
Hoofdburcht:
Bijburcht:
Wiertz
en
Vink
zes of meer p i j p e n , minimaal d r i e a v i e r ,
met ieder een grote storthoop. Er z i j n
voor de p i j p e n ingeslepen wissels te z i e n
en
in
de
omgeving lopen d u i d e l i j k e
w i s s e l s . De burcht i s v r i j w e l het gehele
j a a r bewoond en de jongen worden h i e r
geboren. In dat geval spreken we van een
kraamburcht.
meestal twee t o t v i e r p i j p e n met enkele
storthopen
en
ingeslepen w i s s e l s . De
b i j b u r c h t i s maar een deel van het j a a r i n
gebruik en er worden geen jongen geboren.
Zomer- of
vluchtburcht: vaak k l e i n e r e storthopen. Niet meer dan
d r i e maanden i n gebruik. Vaak gelegen i n
of b i j een graan- of maisakker.
Vluchtpijp:
meestal slechts een p i j p . Geen storthopen
en hooguit een enkele w i s s e l . Vaak gelegen
tussen hoofdof
bijburcht
en
het
fourageergebied.
Enige terughoudendheid i s geboden b i j de typering van de
burchten. Het aantal p i j p e n i s n i e t a l t i j d bepalend.
Meerdere bezoeken aan de burcht geven pas u i t s l u i t s e l
over de status van de burcht (mond. med. Vereniging Das
en Boom, 1991).
Voortplanting
De paring kan plaatsvinden tussen f e b r u a r i en oktober.
Door een u i t g e s t e l d e e i - i n n e s t e l i n g komt de vrucht n i e t
voor december t o t ontwikkeling. Na een d r a a g t i j d van
acht weken i s meestal i n februari/maart een worp met
twee of d r i e jongen mogelijk. Vrouwelijke dassen k r i j g e n
n i e t ieder j a a r jongen.
Een dassenfamilie bestaat i n Nederland u i t gemiddeld 3,2
dassen (Wijngaarden en Van de Peppel, 1960). Na acht t o t
negen weken komen de jonge dassen voor het eerst boven
de grond, meestal i n gezelschap van de ouders. Enkele
weken l a t e r gaan ze z e l f s t a n d i g op onderzoek u i t . Soms
v e r h u i s t de f a m i l i e voor kortere of langere t i j d naar
een zgn. b i j b u r c h t . Deze burcht l i g t i n de d i r e k t e
omgeving van de hoofdburcht.
In de lente en zomer van het tweede levensjaar v e r l a t e n
de jongen d e f i n i t i e f de o u d e r l i j k e burcht (Dirkmaat,
1988) .
De das i s geen s n e l l e verbreider. Vaak vestigen jonge
dassen z i c h i n de buurt van de o u d e r l i j k e burcht.
Zwervende, vaak j u v e n i e l e dieren, op zoek naar een
nieuwe woonplaats, kunnen nog wel eens langere afstanden
afleggen. B i j nervestigingen i n gebieden die a l een
langere t i j d n i e t meer z i j n bewoond, worden vaak oude
burchten i n gebruik genomen. Bescherming van d e r g e l i j k e
burchtlokaties
kan daarom een b e l a n g r i j k e b i j d r a g e
leveren aan de h e r v e s t i g i n g van dassen.
Krabboom nabij een burcht (foto R.Hoeve).
Territorium
Dassen z i j n s o c i a l e dieren. Ze leven m
groepsverband,
i n zogeheten clans (ongeveer 6 t o t 12 dieren) en delen
een t e r r i t o r i u m en voedselgebied. Deze clanvorming i s
d u i d e l i j k i n G r o o t - B r i t t a n n i e (Kruuk, 1988). De s i t u a t i e
i n G r o o t - B r i t t a n n i e kan a l s r e f e r e n t i e k a d e r voor de
Nederlandse s i t u a t i e worden gezien.
In
Nederland
is
clanvorming
minder
duidelijk
aantoonbaar. Er i s w a a r s c h i j n l i j k te weinig ruimte voor
en het dassenleefgebied i s te zeer versnipperd. Een p r i l
begin
van clanvorming i s mogelijk aanwezig i n de
Boswachterij Staphorst. Hier z i j n koncentraties van
mestputjes
aangetroffen
als
teken
van
een
territorium-afbakening.
De omvang van een t e r r i t o r i u m i n G r o o t - B r i t t a n n i e i s
zo'n 40 t o t 325 ha (Kruuk, 1988). Het minimumareaal voor
een ideale s i t u a t i e bedraagt 40 ha. Dassen komen i n
Nederland i n te geringe dichtheden voor. De minimale
afstand tussen twee burchten i s i n Nederland vaak groter
dan twee kilometer, de home-range van de das. Hierdoor
hoeft meestal geen territoriumgedrag en -vorming p l a a t s
te vinden.
9
Optimale l e e f g e b i e d
Het t o t a l e leefgebied van de das bestaat u i t d r i e
onderdelen: de b u r c h t l o k a t i e , de voedselgebieden en de
gebieden d i e h i e r tussen z i j n gelegen. De l a a t s t e
gebieden z i j n i n de breedste z i n te omschrijven a l s
verspreidingsroutes.
Een optimale i n v u l l i n g van de deelgebieden bestaat u i t
een geschikte b u r c h t l o k a t i e , goede voedselgebieden en
v e i l i g e verspreidingsroutes.
Burchtlokatie
In het l e e f g e b i e d z i j n
hoger
gelegen
plaatsen
voorhanden, waar de das z i j n burcht
kan
graven.
Geschikte gebieden vertonen enige vorm van r e l i e f ;
natuurlijke
heuvels,
rivierduinen,
graften, d i j k lichamen,
oeverwallen en s t e i l r a n d e n of kunstmatig
aangelegde terpen. De l o k a t i e staat n i e t b l o o t aan
overstromingsgevaar en het grondwaterniveau i s laag. De
bodem moet waterdoorlatend z i j n en tevens het graven van
gangen mogelijk maken zonder instortingsgevaar. Het i s
van belang dat de burcht van z i j n omgeving wordt
afgeschermd door d i c h t , l i e f s t doornig struweel.
Een woon- en fourageergebied voor de das, aan de rand
van een rivierduin (foto R.Hoeve).
10
Voedselgebieden
In
de
nabije
omgeving van de woongebieden z i j n
geschikte voedselgebieden aanwezig. De meest optimale
s i t u a t i e i s een gevarieerd k l e i n s c h a l i g landschap rondom
de burcht. De das heeft hiermee gedurende het gehele
j a a r een gevarieerd menu. Naarmate
het
landschap
kleinschaliger
i s , neemt
de
voedselrijkdom toe
(Dirkmaat, 1988). Elementen i n zo'n landschap z i j n :
lager gelegen natte en wormrijke graslanden (vaak te
vinden i n beekdalen), graanvelden, maisakkers en ander
bouwland,
(hoogstam)boomgaarden ( v a l f r u i t ) ,
poeltjes
(drinkwater en amfibieen), houtwallen en heggen met
vruchtdragende bomen en s t r u i k e n . Ook op de burcht z e l f
kunnen vruchtdragende s t r u i k e n a l s voedselbron dienst
doen.
Kleine landschapselementen, zoals een poel, zorgen voor
variatie in het leefgebied van de das (foto R.Hoeve).
In n a t u u r l i j k e gebieden bestaat een p o s i t i e v e k o r r e l a t i e
tussen het aantal dassen en de biomassa aan regenwormen
per hectare (Kruuk & P a r i s h , 1982).
Minder voedselbronnen b i j de burcht en een lager aantal
regenwormen per hectare noodzaken de das tevens om
grotere afstanden af te leggen t i j d e n s het fourageren.
De kans op een f a t a a l ongeluk neemt hierdoor toe.
Verspreidingsroutes
In het gebied z i j n voldoende mogelijkheden aanwezig om
de
voedselgebieden v e i l i g te bereiken. Dekking en
geleiding
i s h i e r b i j gunstig. Houtwallen, heggen,
graften en met oeverbeplanting bezette waterlopen z i j n
elementen die hieraan kunnen bijdragen. Dat dassen deze
g e l e i d i n g gebruiken i s o.a. door Broekhuizen e t a l .
11
(1986) aangetoond. Voor g e l e i d i n g naar een dassentunnel
z i j n deze elementen bijzonder waardevol.
De elementen bestaan vaak u i t meerdere soorten bomen en
planten, d i e tevens een voedselbron kunnen z i j n of
h u i s v e s t i n g bieden aan p r o o i d i e r e n voor de das.
Dassen z i j n n i e t a l l e e n onderweg
t i j d e n s het
fourageren. Er v i n d t ook migratie
plaats
tussen
verschillende
dassenleefgebieden
en naar
nieuwe
gebieden. Het i s van belang dat de das ook op deze
tochten over v e i l i g e routes en r u s t p l a a t s e n b e s c h i k t .
Mogelijkheden voor de bouw van een burcht verbeteren de
k w a l i t e i t van de verbindingszone. I n een optimale
s i t u a t i e z i j n de v e r s c h i l l e n d e gebieden verbonden door
een
keten
van dassenburchten;
de daadwerkelijke
u i t w i s s e l i n g z a l hierdoor s n e l l e r t o t stand komen.
2.2 Verspreiding i n Nederland
Sinds 1900 i s het aantal dassen en de omvang van hun
leefgebieden sterk afgenomen. Aan het begin van deze
eeuw
waren naar schatting tienduizenden dassen i n
Nederland aanwezig. I n 1960 kwamen de t e l l i n g e n n i e t
verder dan 2200 dassen (Van Wijngaarden en Van Peppel,
1960). Met name i n Drenthe, O v e r i j s s e l , Gelderland en
Noord-Brabant was een sterke teruggang t e z i e n . Een
l a n d e l i j k e i n v e n t a r i s a t i e i n 1980 van Wiertz en Vink
(1983) l i 3 t i n v e r g e l i j k i n g met 1960 een verdere d a l i n g
van het aantal belopen burchten z i e n (figuur 2 ) .
Figuur 2: de verspreiding van de das in Nederland in
1960 en 1980 (Wiertz en Vink, 1983).
^2
In 1980 werd het aantal dassen geschat op ongeveer 1400.
De grootste d a l i n g deed z i c h voor i n het Montferland,
R i j k van Nijmegen, Meerlo-Wanssum e.o., het gebied
z u i d e l i j k van Roermond en zuid-Limburg.
Een r e l a t i e f grote vooruitgang werd gekonstateerd i n
Gaasterland, het Reestdal (mede dankzij het succesvol
introduceren van dassen i n de Boswachterij Staphorst) en
vooral de Veluwe.
In 1990 i s eveneens het aantal dassenburchten i n
Nederland geinventariseerd (Wiertz, i n voorbereiding).
Het aantal burchten l a a t l a n d e l i j k een geringe toename
zien. In midden-Limburg
en zuid-Limburg i s een l i c h t e
achteruitgang waargenomen en op de Veluwe i s opnieuw een
toename zichtbaar i n v e r g e l i j k i n g met 1980.
2.3 Verspreiding i n O v e r i j s s e l
Dassen kwamen tussen 1900 en 1960 voor i n Oost- en
Zuid-Twente, Salland, O v e r i j s s e l s e Vechtgebied en het
Reestdal. Twente i s vanouds een r i j k
dassengebied
dankzij de grote v a r i a t i e en k l e i n s c h a l i g h e i d van het
landschap. Aan de hand van kaarten u i t het begin van
deze eeuw, i s het aantal
mogelijke
burchten i n
O v e r i j s s e l op 375 geschat (mond. med. Das en Boom,
1991). Voor 1900 i s door met name s t r o p e r i j en de
v e r n i e l i n g van burchten de das a l sterk i n aantal
a c h t e r u i t gegaan. Van Wijngaarden en van de Peppel
(1960) geven, voor zover bekend i n 1960, voor O v e r i j s s e l
de volgende waarnemingen voor de periode vanaf 1900.
Bathmen: t o t c i r c a 1920 waren h i e r dassen aanwezig. A l l e
burchten z i j n uitgegraven en de dassen gevangen. In
1914 was een moeder met d r i e jongen s l a c h t o f f e r van
het verkeer.
Borne: er z i j n geen dassen meer aanwezig i n deze
periode, a l l e e n toponiemen
(boerderij Dashorst en
Dassenhaar) herinneren nog aan de vroegere bewoning
door dassen.
Dalfsen:
bewoonde
burchten z i j n te vinden op de
landgoederen Mataram en Den Berg, en vroeger ook
bewoning op landgoed Hessum.
Ambt Delden: op het landgoed Twickel werden tussen 1893
en 1919 ongeveer 25 dassen gevangen!
Denekamp: t o t 1921 kwamen h i e r dassen voor. Er werd v e e l
jachtschade gemeld i n d i t gebied. I n 1957 i s er op
Breckelenkamp een das doodgereden.
Deventer: na 1929 z i j n i n Deventer geen dassen meer
waargenomen.
Diepenheim: t o t 1956 was er een bewoonde burcht op
landgoed Nijenhuis.
Enschede: lange t i j d waren i n de omgeving van Enschede
dassen aanwezig, met name i n en nabij Lonnekerbos
(tot 1956), Haagse Bos, Rutbeek ( c i r c a 1870) en
13
Boekelo.
Gramsbergen: i n 1897 z i j n twee dassen gevangen.
Hardenberg:
i n de j a r e n '50 i s een das geschoten,
w a a r s c h i j n l i j k een zwervend d i e r .
Haaksbergen: t o t 1953 was een bewoonde burcht aanwezig
op het Buurserzand. Vroeger was ook een bewoonde
burcht van landgoed Lankheet bekend.
Heino: vangsten van dassen aan het eind van de 19e en
begin 20e eeuw. Het toponiem Dasschenbosch herinnert
h i e r nog aan. Op het nabij gelegen landgoed de
Kolkhof waren i n 1920 nog dassen aanwezig. Op Den
Alerdinck z i j n t o t 1962 dassen waargenomen.
Hellendoorn:
vanaf
1914
zijn
geen
dassen meer
waargenomen.
Hengelo: i n een h u i d i g stadspark b i j Driene was vroeger
een bewoonde burcht te vinden.
Kampen: i n 1939 werd een zwervend d i e r waargenomen.
Losser: i n deze omgeving kwamen v e e l dassen voor. De
onder druk staande populaties werden toen nog vanuit
Duitsland aangevuld. In 1956 i s b i j De Lutte een das
doodgeschoten, i n 1959 v i e l een verkeers- slachtoffer op de weg Oldenzaal-Denekamp.
01st:
i n 1938 werd een nest met jongen uitgegraven, i n
1949 werd een vrouwtje gedood.
Ommen: een oude burcht i s aanwezig op landgoed Eerde.
Raalte: h i e r komen geen burchten meer voor, i n 1912 werd
b i j huize 't Reelaer een das geschoten.
Tubbergen: a l l e e n
toponiemen
herinneren
aan
het
voorkomen van de das.
Vriezenveen: een zwervende das werd gedood i n 1949,
verder n i e t geschikt a l s leefgebied.
Weerselo: een burcht op landgoed Singraven was t o t 1959
bewoond.
Wierden en Wijhe: er z i j n a l l e e n nog toponiemen te
vinden
o.a.
Dasselershoek,
Dassenbosch
en
'Dasleverblok'.
Zwollerkerspel: een grote burcht i n het Erfgenamenbos
sinds 1927. In 1957 z i j n er nog jongen i n deze
burcht geboren. In 1960 i s
de
burcht
deels
afgegraven en na 1965 z i j n er geen dassen meer
waargenomen.
In 1960 z i j n slechts 15 burchten i n geheel O v e r i j s s e l
aanwezig (Wiertz en Vink, 1983). In de navolgende j a r e n
tot 1980 neemt de dassenstand verder af.
Dalfsen: de burchten op de landgoederen Mataram en
Hessum z i j n r e s p e k t i e v e l i j k i n 1963 en 1965 n i e t
meer bewoond. Op De Plaggenmars en Den Berg dateren
de l a a t s t e waarnemingen u i t r e s p e k t i e v e l i j k 1973 en
1980.
Ambt Delden:
t o t ongeveer 1964 was een burcht op
landgoed Twickel nog bewoond (mond.med. Hoekstra).
Heino: op landgoed Den Alerdinck z i j n i n 1962 voor het
l a a t s t dassen waargenomen.
Hengelo: op landgoed Twickel ( i n het F l i e r v e l d ) verdween
i n 1965 de l a a t s t e bewoonde burcht.
Losser: i n 1968 i s i n het D i n k e l d a l het l a a t s t een
burcht belopen geweest.
Lutterzand: de aanwezige burcht i s t o t 1963 belopen. In
de j a r e n '60 en '70 z i j n dassen i n d i t gebied
gesignaleerd, mogelijk afkomstig van populaties i n
Duitsland.
Paasloo: t o t 1969 was h i e r een bewoonde burcht aanwezig.
In 1970 werd een v e r k e e r s s l a c h t o f f e r gevonden.
Daarna i s u i t d i t gebied geen waameming meer
gemeld.
Zalk: t o t 1978 i s een burcht i n het Zalkerbosch bewoond
geweest.
Zwolle: sinds 1965 z i j n a l l e e n d r i e v e r v a l l e n burchten
i n het Erfgenamenbos aanwezig.
De dassenstand stond er i n O v e r i j s s e l rond 1980 n i e t zo
r o o s k l e u r i g voor. De das h i e l d a l l e e n stand i n het
Reestdal. De populatie groeide daar tussen 1960 en
1980
van twee naar acht burchten (Wiertz en Vink, 1983). D i t
was mede het gevolg van het u i t z e t t e n van twee vrouwtjes
i n de Boswachterij Staphorst i n 1959. Er was toen nog
maar een mannetje aanwezig i n de boswachterij (mond.med.
Blauw, 1990).
Van de andere 13 i n 1960 nog belopen burchten i n
O v e r i j s s e l , i s i n 1980 nog s l e c h t s een burcht op de
Sallandse Heuvelrug bewoond. Deze burcht i s vanaf 1982
eveneens n i e t meer belopen.
S t r o p e r i j , de v e r n i e l i n g van burchten en de v e r n i e t i g i n g
en achteruitgang van het leefgebied z i j n de aanwijsbare
oorzaken voor deze ontwikkeling.
Huidige s i t u a t i e i n O v e r i j s s e l
De l a a t s t e j a r e n i s de dassenstand i n O v e r i j s s e l l i c h t
toegenomen ( f i g u u r 3). Een d u i d e l i j k e kern i s het
Reestgebied (met de Boswachterij Staphorst); i n 1990
goed voor i n t o t a a l negen hoofdburchten. Vanaf 1986 i s
weer
een hoofdburcht aanwezig i n het O v e r i j s s e l s e
Vechtgebied. Op de Sallandse Heuvelrug i s i n 1989
opnieuw een hoofdburcht gevestigd. In Twente z i j n langs
de Duitse grens tussen '80 en '87 d r i e burchten belopen
geweest. Voorjaar '90 i s i n d i t gebied nog een belopen
burcht
aangetroffen. In de periode 1981-1990 z i j n
minstens v i j f dassen i n de Twentekanalen verdronken. Het
vermoeden bestaat dan ook dat z i c h i n Twente nog
onbekende burchten bevinden.
15
iiilil
MINIMI
tot 1960
1990
Figuur 3: de das in Overijssel; bewoonde gebieden
tot 1960 en in 1990.
2.4 Bedreigineen
In v o l l e d i g n a t u u r l i j k e omstandigheden kan een das een
leeftijd
bereiken van 15 t o t 19 j a a r . De das staat
bovenaan een voedselketen en heeft geen n a t u u r l i j k e
vijanden. Onder n a t u u r l i j k e omstandigheden z a l het
voedselaanbod de d i c h t h e i d aan dassen bepalen.
In
Nederland wordt een das echter vaak n i e t ouder dan een
j a a r of v i j f !
De problemen waar de dassen i n Nederland mee te mak-vi
hebben, bestaan u i t d i r e k t e en i n d i r e k t e bedrei^l.:gen.
Een d i r e k t e bedreiging heeft een d i r e k t gevolg voor de
das a l s i n d i v i d u (denk aan v e r k e e r s s l a c h t o f f e r s ) t e r w i j l
de i n d i r e k t e bedreiging zorgt voor een v e r s l e c h t e r i n
van de leefomstandigheden op een langere t e r m i j n (b.v.
0
16
de achteruitgang van het m i l i e u ) .
Direkte bedreigingen
Direkte
bedreigingen
kunnen
van
o p z e t t e l i j k e en
o n o p z e t t e l i j k e aard z i j n . Opzet i s aanwezig b i j i l l e g a l e
a k t i v i t e i t e n zoals stropen en de b e s t r i j d i n g van dassen
om
schade
aan
eigendommen
te
voorkomen.
Deze
bedreigingen z i j n grotendeels verleden t i j d . De das i s
sinds 1947 beschermd middels de Jachtwet. T r a d i t i o n e l e
dassengevechten leken lange t i j d t o t het verleden te
behoren. Voorjaar 1991 z i j n er echter aanwijzingen dat
z i c h weer dassengevechten voordoen i n de omgeving van
Nijmegen en i n Limburg.
Zonder opzet, maar met steeds verdergaande gevolgen voor
de das, i s de bedreiging door het verkeer.
Verkeers- en vaarwegen
J a a r l i j k s worden zo'n 300 dassen aangereden; ongeveer
een kwart van de t o t a l e populatie en vermoedelijk de
h e l f t van de t o t a l e j a a r l i j k s e aanwas! Volgens prognoses
z a l het autoverkeer de komende j a r e n a l l e e n nog maar
toenemen.
Beschoeide waterwegen z i j n eveneens grote knelpunten;
eenmaal te water, kan een das of ander d i e r , n i e t meer
op de oever komen en v e r d r i n k t door u i t p u t t i n g .
Het w e r k e l i j k e aantal s l a c h t o f f e r s i s vermoedelijk nog
groter. N i e t a l l e s l a c h t o f f e r s worden gemeld en gewonde
dassen kunnen op onbereikbare plaatsen o v e r l i j d e n .
Een
dood, zogend moederdier l a a t vaak een nest hulpeloze
jongen achter, die zonder i n g r i j p e n een hongerdood
z u l l e n sterven.
In f i g u u r 4 i s het aantal en de l o k a t i e van de verkeersen v e r d r i n k i n g s s l a c h t o f f e r s tussen 1985 en 1990 i n
O v e r i j s s e l weergegeven. De tevens aangegeven burchten
l a t e n i n v e e l gevallen een d i r e k t e r e l a t i e z i e n tussen
de l o k a t i e en de woonplaats van het s l a c h t o f f e r .
In O v e r i j s s e l z i j n met name de beschoeide
kanalen
belangrijke
knelpunten;
het
Meppelerdiep,
de
Hoogeveensche Vaart, het Twente-kanaal/de z i j t a k naar
Almelo en het kanaal Almelo-De Haandrik.
Indirekte bedreigingen
Niet a l l e e n de i n d i v i d u e l e dassen worden bedreigd,
ook
hun leefgebieden ondergaan nadelige veranderingen. De
leefomgeving
wordt aangetast en v e r n i e t i g d . In de
resterende gebieden gaat de algehele k w a l i t e i t van het
m i l i e u s t e r k a c h t e r u i t . Op langere t e r m i j n kunnen de
gevolgen hiervan f a t a a l z i j n voor de i n d i v i d u e l e das,
maar ook voor de deelpopulaties en u i t e i n d e l i j k voor het
voorkomen van de das i n Nederland.
17
V e r l i e s , versnippering en verarming van het leefgebied
z i j n de b e l a n g r i j k s t e i n d i r e k t e bedreigingen.
Verlies
leefgebieden
Een grote bedreiging voor het voortbestaan van de das i n
Nederland i s de aantasting en v e r n i e t i g i n g van z i j n
leefgebieden.
Veel leefgebieden
z i j n a l verdwenen of
moeten
wijken
voor
wegen,
spoorwegen,
kanalen,
woonwijken,
i n d u s t r i e t e r r e i n e n en andere s t e d e l i j k e
aktiviteiten.
Geschikte
voedselgebieden
zijn
in
grootschalige,
intensieve landbouwgebieden veranderd.
Delfstofwinning
en
ontgrondingen
vernietigen
de
aanwezige en toekomstige leefgebieden.
o
o
O
•
•
•
onbewoonde burcht ^«
1 bewoonde hoofdburcht
> 1 bewoonde hoofdburcht
1 slachtoffer
2-3 slachtoffers
>3 slachtoffers
Figuur 4: verkeers- en verdrinkingsslachtoffers (tussen
1985 en 1990) en de lokaties van de burchten
in Overijssel (op uurhokbasis).
18
Beschoeide kanalen
vormen voor dassen
in Overijssel
een groot gevaar
(foto R.Hoeve).
Jaarlijks komt een
kwart van de
Nederlandse populatie
om in het verkeer.
De jonge dassen van
dit zogende vrouwtje
die verhongeren in de
burcht, zijn hierbij
niet meegeteld
(foto K.Campfens).
IS
In de s f e e r van r e k r e a t i e en toerisme z i j n grote
r e k r e a t i e p r o j e k t e n (o.a. g o l f t e r r e i n e n ) vaak n a d e l i g
de
aanwezige
leefgebieden. De bosbouw l e g t
voor
monokultures aan, waardoor gebieden ontstaan d i e de das
te weinig v a r i a t i e bieden (Dirkmaat, 1988).
Met het verdwijnen van het k l e i n s c h a l i g landschap moeten
dassen 's nachts meer en verder lopen om aan voldoende
voedsel te komen. Hierdoor i s de kans groter dat de
dieren meer wegen en kanalen moeten oversteken. Tevens
i s het gevaar groot dat kontakten tussen deelpopulaties
verminderen of wegvallen, waardoor er geen sprake meer
i s van genetische u i t w i s s e l i n g en l o k a l e populaties
kunnen
uitsterven.
Eveneens
z a l een
onbewoonde
dassenburcht m o e i l i j k e r te bereiken z i j n voor eventuele
h e r v e s t i g i n g . Hierdoor kunnen overal leemten i n het
landschap
ontstaan d i e steeds m o e i l i j k e r of z e l f s
helemaal n i e t meer gedicht kunnen worden.
Figuur 5: globale weergave van de belangrijkste
verbindingszones voor dassen in Overijssel.
Versnippering
Het wegenverkeersnet brengt naast d i r e k t e verkeerss l a c h t o f f e r s meer problemen met z i c h mee. De omvang van
het leefgebied neemt af door de aanleg van de weg.
Tevens ontstaat door de barriere-werking van de weg
een
a r e a a l v e r k l e i n i n g en/of i s o l a t i e van populaties. De
verstoring
door
geluid,
l i c h t en v e r o n t r e i n i g i n g
verlagen de leefbaarheid van het gebied nabij de
weg
(Van der F l u i t et a l . , 1990). A l s gevolg van
de
versnipperende werking van wegen kan u i t e i n d e l i j k
een
populatie u i t e e n v a l l e n en u i t s t e r v e n .
Waterwegen, met name beschoeide kanalen, hebben een
minstens even grote versnipperende werking a l s wegen.
Nadelige e f f e k t e n van waterwegen op de omgeving z i j n
geringer.
De
toenemende v e r s t e d e l i j k i n g heeft v o o r a l i n het
buitengebied
vergaande
gevolgen.
De
langs wegen
uitgesmeerde lintbebouwing i s een versteende b a r r i e r e
voor trekkende dieren en heeft een sterke versnipperende
werking.
Het onderling verbinden van leefgebieden en p o t e n t i e l e
gebieden i s e s s e n t i e e l voor de instandhouding van de
momenteel
slecht
verbreide
populaties.
Het
Natuurbeleidsplan ( M i n i s t e r i e van Landbouw, Natuurbeheer
en V i s s e r i j , 1990)
o n d e r s c h r i j f t het
belang
van
verbindingszones,
c o r r i d o r s of stepping-stones, en het
handhaven
van
landschapselementen
tussen
de
(kern)gebieden. V i a natuurontwikkeling kunnen duurzame
verbindingen ontstaan a l s stepping-stones naar een ander
gebied.
In f i g u u r 5 z i j n de b e l a n g r i j k s t e verbindingszones
voor
de dassen i n O v e r i j s s e l en de u i t w i s s e l i n g met andere
provincies en Duitsland globaal weergegeven.
Kwaliteit leefmilieu
Een algemene bedreiging voor de natuur l i g t i n de
afnemende k w a l i t e i t van
het
leefmilieu.
Verkeer,
landbouw, Industrie en huishoudens dragen a l i e n b i j t o t
v e r v u i l i n g van het n a t u u r l i j k l e e f m i l i e u .
Verontreinigende s t o f f e n , zoals zware metalen, worden
opgenomen door dieren die a l s voedsel dienen voor de
das. De das staat bovenaan een voedselketen
en hoopt
deze s t o f f e n u i t e i n d e l i j k op i n z i j n lichaam.
Verzuring
heeft
een
negatief
effekt
op
de
wormendichtheid (Butter, 1990). De dassen i n Nederland
komen, met uitzondering van Limburg, voor
op
de
verzurings-gevoelige, hogere zandgronden. De wormen die
i n de s t r o o i s e l l a a g en zode leven nemen door v e r z u r i n g
i n aantal af. De dieper i n de grond levende wormen z i j n
minder gevoelig, maar z i j n ook k l e i n e r en de das z a l
deze wormen n i e t uitgraven. Een laag aantal regenwormen
21
i n een gebied noodzaakt de das om meerdere t e r r e i n e n te
bezoeken t i j d e n s het fourageren. De kans op een ongeluk
neemt hiermee toe.
Niet a l l e e n de hoeveelheid maar ook de k w a l i t e i t van de
regenwormen a l s voedsel voor de das neemt a f . Lood,
cadmium en z i n k z i j n door verzuring eerder t o e g a n k e l i j k
en akkumuleren i n de regenwormen.
U i t een onderzoek van Ma en Broekhuizen (1989) b l i j k t
dat
dassen d i e i n de uiterwaarden (van de Maas)
fourageren, r e l a t i e f v e e l regenwormen eten. B i j oudere
dieren u i t d i t gebied z i j n verhoogde concentraties van
de zware metalen cadmium, lood, kwik en z i n k gevonden.
Voor cadmium was de concentratie z e l f s 4 t o t 5 maal
hoger dan normaal en l a g b i j een op de d r i e dassen boven
de k r i t i s c h e grenswaarde.
Er l i j k t momenteel een verbetering i n de omgang met de
natuur en het m i l i e u te ontstaan. Landbouwers en andere
grondgebruikers passen n a t u u r v r i e n d e l i j k e r e methoden toe
en de overheid s t e l t strengere m i l i e u - e i s e n . Het begin
van een lange weg met v e e l knelpunten!
Op plaatsen waar wegen houtsingels doorsnijden bestaat
een grotere kans op verkeersslachtoffers (foto R.Hoeve).
22
3 BELEID EN DASSENBESCHERMING
Soortenbeleid
is
te
vinden
op
verschillende
beleidsniveaus.
De
kracht
van
d i t beleid,
de
daadwerkelijke mogelijkheden om een soort te behouden of
het leefgebied van een soort te beschermen, v a r i e e r t
nogal. Naast de bescherming van de soort k r i j g t de
biotoop- of habitatbescherming steeds meer aandacht.
Daadkrachtige instrumenten voor biotoopbescherming z i j n
echter n i e t a l t i j d voorhanden.
In d i t hoofdstuk komt het b e l e i d , ten dienste van de
das, op v e r s c h i l l e n d e niveaus
aan
de
orde.
De
mogelijkheden en onmogelijkheden voor de bescherming van
de das en z i j n leefgebied z i j n nader t o e g e l i c h t .
3.1 I n t e r n a t i o n a a l b e l e i d
Nederland
is
inzake
het
soortenbeleid
en
de
habitat-bescherming
internationale
verplichtingen
aangegaan. Voor de das i s de Konventie van Bern van de
Raad
van
Europa
van
belang.
De
toekomstige
E G - H a b i t a t r i c h t l i j n van de Europese Gemeenschappen geeft
een nadere uitwerking voor de habitatbescherming van
bedreigde soorten (Koenders, 1990).
Konventie inzake het behoud van wilde planten
en
dieren en hun n a t u u r l i i k h a b i t a t i n Europa (Bern. 1979)
Deze konventie beoogt het beschermen van p o p u l a t i e s van
wilde f l o r a en fauna en geeft het v i t a a l belang aan van
het behoud van hun leefgebieden. Er i s een l i j s t met
plante- en diersoorten opgesteld waaraan de Konventie
van Bern p r i o r i t e i t verleent.
De das i s een appendix I I I - s o o r t ( a r t . 7). Dat houdt i n
dat
de
soort
bejaagbaar
i s binnen
ecologisch
verantwoorde
grenzen,
de
zogeheten
'gereguleerde
e x p l o i t a t i e ' . De ondertekenaars, waaronder Nederland,
v e r p l i c h t e n z i c h om
door
middel
van
effektieve
w e t t e l i j k e en administratieve maatregelen de bescherming
van de soort te verzekeren.
Voor O v e r i j s s e l heeft deze konventie weinig daadkracht.
B i j beroepsprocedures inzake het dassenbelang kan deze
konventie t e r pieit-ondersteuning op t a f e l komen.
R i c h t l i j n inzake de bescherming van n a t u u r l i j k e en
h a l f - n a t u u r l i i k e h a b i t a t s en de wilde f l o r a en fauna
( E G - H a b i t a t r i c h t l i i n . v o o r s t e l 1988)
Deze
richtlijn
i s nog i n de voorontwerpfase. De
doelstelling
van
deze
nieuwe
richtlijn
is
de
instandhouding van zowel plante- en d i e r s o o r t e n a l s hun
h a b i t a t s . Doel hiervan i s het
kreeren
van
een
aaneengesloten netwerk van beschermde
gebieden
en
23
kwetsbare h a b i t a t s (het zogeheten 'Natura 2000') en een
e f f i c i e n t e r e uitwerking van met name de Konventie van
tot
deze
Konventie
zijn
Bern. In t e g e n s t e l l i n g
v e r s c h i l l e n i n i n t e r p r e t a t i e voorkomen door d e f i n i t i e s
van v e r s c h i l l e n d e begrippen, a l s biootoop en h a b i t a t , op
te geven.
De r i c h t l i j n bevat l i j s t e n van kwetsbare en minder
kwetsbare
soorten.
De
das
geniet geen algehele
bescherming, er b l i j f t ruimte voor e x p l o i t a t i e . Deze
e x p l o i t a t i e moet samengaan met een beheersplan. Het
vermogen t o t h e r s t e l van de populatie mag n i e t worden
aangetast, de ontwikkeling van de populatie moet worden
bewaakt en geevalueerd. De das i s elders i n Europa n i e t
bedreigd en wordt daarom n i e t genoemd a l s soort waarvan
de h a b i t a t e x p l i c i e t beschermd dient te worden.
Indien de r i c h t l i j n van kracht wordt, i s er voor de
bescherming van de inheemse natuur een j u r i d i s c h e b a s i s .
Voorwaarde i s dan wel dat de r i c h t l i j n i n nationale
wetgeving wordt omgezet en uitgewerkt.
3.2 Nationaal b e l e i d
In 1984 i s door de M i n i s t e r van Landbouw en V i s s e r i j het
beschermingsbeleid ten aanzien van de das v a s t g e s t e l d i n
de ' n o t i t i e inzake het dassenbeheersbeleid' ( z i e ook
paragraaf 1.2). De e v a l u a t i e van de eerste planperiode
heeft geresulteerd i n een ' E v a l u a t i e n o t i t i e Dassenbeheersbeleid' aan de Tweede Kamer.
Het M i n i s t e r i e van Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j
heeft een Natuurbeleidsplan uitgebracht (regeringsb e s l i s s i n g , deel d, 1990). Voor de planperiode 1990-1998
z i j n h i e r i n het algemene natuurbeleid en het soortenb e l e i d uiteengezet.
De m i n i s t e r i e s van Verkeer en Waterstaat
en
van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
zetten i n het Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer
(1990) de beleidsvoornemens voor het verkeer en vervoer
uiteen.
N o t i t i e inzake het dassenbeheersbeleid.
Landbouw en V i s s e r i j . 1984
Ministerie
van
Het dassenbeheersbeleid van het m i n i s t e r i e i s t o t stand
gekomen naar aanleiding van de beleidsaanbevelingen van
het L a n d e l i j k Dassenbeheersoverleg en de uitkomsten van
de l a n d e l i j k e dassencensus 1980 (RIN).
D o e l s t e l l i n g van het b e l e i d i s het verbeteren van
overlevingskansen van de das, nu en i n de toekomst,
waarbij de toenemende versnippering van leefgebieden t o t
staan gebracht moet worden.
De n o t i t i e noemt enkele instrumenten en s p e c i f i e k e
maatregelen om het dassenbeheersbeleid te bekrachtigen:
a. het
veiligstellen
van
dassenburchten
middels
beheersovereenkomsten,
planologische
maatregelen,
24
l a n d i n r i c h t i n g s p r o j e k t e n en aankoop van gronden.
b. het inventariseren van trekroutes van dassen en te
t r e f f e n beheersmaatregelen.
c. h e r i n t r o d u k t i e van dassen.
d. uitwerken
van
het
dassenbeheersbeleid
in
de
provincies.
e. v o o r l i c h t i n g .
f. het w i j z i g e n van de Jachtwet waardoor n i e t a l l e e n de
das, maar ook z i j n burcht beschermd wordt.
Evaluatienotitie
Dassenbeheersbeleid
M i n i s t e r i e van Landbouw. Natuurbeheer en
prep.)
1984-1989 .
V i s s e r i j ("in
Deze n o t i t i e verwoordt de betekenis van de eerste
planperiode voor de das. In 1990
i s de l a n d e l i j k e
dassencensus van 1980 herhaald. Het r e s u l t a a t l a a t z i e n
dat het t o t a a l aantal belopen b e l a n g r i j k e burchten sinds
1980
i s toegenomen. In grote delen van het land i s de
dassenstand l i c h t vooruitgegaan.
De konklusie van de
evaluatie l u i d t dat een periode van v i j f j a a r te kort i s
om daadwerkelijke effekten van het
dassenbeheersbeleid
te meten. De indruk bestaat evenwel dat d i t b e l e i d i n
bepaalde delen van het land z i j n vruchten begint af te
werpen. Het huidige b e l e i d
zal
intensief
worden
voortgezet, ten einde een groei van bestaande populaties
en
het aaneengesloten raken van deelpopulaties te
bewerkstelligen. Een b e l a n g r i j k aandachtspunt vormt het
terugdringen
van
de
v e r k e e r s m o r t a l i t e i t en
de
'ontsnippering' van het leefgebied van de das.
Het
Natuurbeleidsplan, waarin de das a l s
aandachtssoort
wordt genoemd, moet het kader vormen voor het toekomstig
beheersbeleid.
Natuurbeleidsplan.
Ministerie
van
Landbouw.
Natuurbeheer en V i s s e r i j . r e g e r i n g s b e s l i s s i n g . 1990
In
d i t b e l e i d s p l a n wordt de aandacht g e r i c h t op
ecosystemen
en
op
specifieke
soorten.
In
het
Natuurbeleidsplan
is
daartoe
een
ecologische
hoofdstruktuur ontworpen, die bestaat u i t natuurgebieden
(kerngebieden),
natuurontwikkelingsgebieden
en
verbindingszones.
Buiten deze struktuur wordt gesteefd
naar een v e r s t e r k i n g van de r e l a t i e s tussen groenzones
binnen en buiten de stad. Een 'groene dooradering' en
een 'blauwe dooradering' van het s t e d e l i j k gebied kunnen
de natuurwaarden versterken.
De h o o f d l i j n van
het
soortenbeleid
bestaat
uit
maatregelen g e r i c h t op behoud, h e r s t e l en ontwikkeling
van i n het w i l d voorkomende plante- en diersoorten. Het
soortenbeleid r i c h t z i c h met name op kwetsbare en
bedreigde diersoorten (aandachtssoorten),
zowel binnen
a l s buiten de ecologische hoofdstruktuur. Voor
de
planperiode
(1990-1998) i s onder andere de das a l s
25
aandachtssoort geselekteerd. Onderstaande
een overzicht van de aandachtssoorten.
Aandachtssoorten
tabel
geeft
voor het natuurbeleid van 1990-1998
Zoogdieren:
Vleermuizen,
das,
otter,
b r u i n v i s , noordse woelmuis.
zeehond,
Vogels:
Lepelaar,
kerkuil,
ganzen,
patrijs,
kraanvogel,
kwartelkoning.
ijsvogel,
korhoen,
Amfibien
en r e p t i e l e n : Geelbuikvuurpad,
vroedmeesterpad, boomkikker,
kamsalamander,
muurhagedis,
ringslang.
Vissen:
Ongewervelde
dieren:
Planten:
Grote
en
k l e i n e modderkruiper, zalm,
z e e f o r e l , b e e k f o r e l , b i t t e r v o o r n , snoek,
rog, hondshaai.
Dagvlinders, l i b e l l e n , r i v i e r k r e e f t .
Akkerkruiden, dotterbloem,
krabbescheer,
kievitsbloem, slanke sleutelbloem, taxus,
linde,
orchideeen,
muurplanten,
echt
l e p e l b l a d , cantharel.
Door
gerichte
b e h e e r s a k t i v i t e i t e n , onderzoek
en
v o o r l i c h t i n g moet er gewerkt worden aan h e r s t e l en
ontwikkeling van de leefgebieden van deze soorten.
Bescherming van een leefgebied houdt het volgende i n :
* het waarborgen van minimale natuur-, m i l i e u en
waterkwaliteiten binnen het leefgebied van de genoemde
soorten.
* i n d i e n de aandachtssoorten n i e t aanwezig z i j n , i s het
zaak de algemene natuurwaarden te h e r s t e l l e n en nader
onderzoek te v e r r i c h t e n aan h a b i t a t e i s e n van de soort.
Gerichte i n r i c h t i n g en beheer kunnen w e l l i c h t een
a a n t r e k k e l i j k l e e f k l i m a a t voor soorten scheppen.
* lokatiekeuzes en tracebepalingen voor wegen en kanalen
moeten zodanig worden gemaakt, dat er rekening wordt
gehouden met verspreidings- of migratiepatronen
van
planten en dieren. In natuurontwikkelingsen/of
l a n d i n r i c h t i n g s p r o j e k t e n z i j n er mogelijkheden voor
het kreeren en h e r s t e l l e n van verbindingszones.
Het Natuurbeleidsplan geeft hiermee een basis voor het
b e l e i d , de te nemen maatregelen en
de
benodigde
middelen.
De das kan b i j r e a l i s a t i e van de ecologische
hoofdstruktuur en het soortenbeleid een betere toekomst
tegenmoet zien.
Tweede Structuurschema
Verkeer en Vervoer. M i n i s t e r i e s
van Verkeer en Waterstaat en van V o l k s h u i s v e s t i n g .
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. 1990.
De beide m i n i s t e r i e s gaan b i j het toekomstige verkeersDit
en vervoersbeleid u i t van een duurzame samenleving.
betekent dat er grenzen aan de externe e f f e k t e n van
verkeer en vervoer worden gesteld. Grenzen o.a. aan de
l u c h t v e r o n t r e i n i g i n g , de geluidshinder, het ruimtebeslag
en de aantasting van de natuur. De problemen die h i e r b i j
centraal staan z i j n te verwoorden i n de
begrippen
leefbaarheid en bereikbaarheid. Oplossingsstrategieen
voor deze problemen k r i j g e n
een r e s u l t a a t g e r i c h t e
v e r t a l i n g met een d u i d e l i j k e d o e l s t e l l i n g . Een onderdeel
van de d o e l s t e l l i n g e n aangaande de leefbaarheid i s het
voorkomen en terugdringen van de versnippering van
natuur en landschap. U i t het oogpunt van het voorkomen
van versnippering z a l b i j de
aanleg
van
nieuwe
i n f r a s t r u k t u u r , een grotere terughoudendheid i n acht
worden
genomen.
Een
bundeling
met
bestaande
i n f r a s t r u k t u u r wordt nagestreefd.
Voor de bestaande
infrastruktuur s t e l t
het
SW
mitigerende maatregelen voor, zoals w i l d t u n n e l s , om de
versnipperende werking te verminderen. De ecologische
hoofdstruktuur u i t het Natuurbeleidsplan i s de r i c h t l i j n
voor
het
opheffen van deze b a r r i e r e s . Z i j n deze
maatregelen
niet
mogelijk
dan z i j n compenserende
maatregelen toepasbaar door middel van
natuurtechnische
milieubouw.
Het kreeren van t o e r i s t i s c h e autoroutes wordt zoveel
mogelijk beperkt. In kwetsbare gebieden z a l worden
gestimuleerd dat autoroutes door f i e t s r o u t e s worden
vervangen.
3.3 P r o v i n c i a a l b e l e i d
Op
provinciaal
niveau
spelen de Nota N a t u u r l i j k
Overijssel
en
de streekplannen een r o l . De Nota
N a t u u r l i j k O v e r i j s s e l i s een p r o v i n c i a l e uitwerking van
het Nationale Natuurbeleidsplan en i n de streekplannen
i s de r u i m t e l i j k e hoofdstruktuur aangegeven voor de
v e r s c h i l l e n d e regio's i n de p r o v i n c i e . De mogelijkheden
voor bescherming van de das en z i j n leefgbieden i n deze
p r o v i n c i a l e plannen z i j n hierna uiteengezet.
Natuurbeleidsplan O v e r i j s s e l (NBPOUin voorbereiding)
De d o e l s t e l l i n g van het NBPO i s het geven van een
overzicht van de gebieden met natuurwaarden waar een
optimale inzet van het instrumentarium nodig i s . Hiertoe
wordt een ecologische hoofdstructuur voor O v e r i j s s e l
ontworpen, waarbij het l a n d e l i j k gebied verdeeld i s i n
aandachtszones
van v e r s c h i l l e n d e waarde. Inzet van
27
instrumentarium hangt af van deze waarden, van veranderd
beheer, externe bedreigingen
en ontwikkeling van
potentie natuurwaarden. A l s aanvullend k r i t e r i u m geldt
het voorkomen van bijzondere faunasoorten en de mate
waarin z i j worden bedreigd. De das wordt naast de
boomkikker gezien a l s bedreigde diersoort i n O v e r i j s s e l .
Maatregelen voor de fauna k r i j g e n vooral een accent i n
Twente (regio Haaksbergen-Oldenzaal). Het accent wordt
gelegd op de vele landgoederen die O v e r i j s s e l r i j k i s .
Het beheren van deze landgoederen a l s een eenheid wordt
sterk aanbevolen. De das kan van d i t b e l e i d p r o f i t e r e n ;
landgoederen vormen vaak ideale leefomgevingen
voor
soorten a l s de das.
Streekplannen
Op p r o v i n c i a a l niveau geven streekplannen een i n t e g r a l e
r u i m t e l i j k e v i s i e op de ontwikkelingen van een streek.
De
streekplannen
beschrijven de meest
gewenste
ontwikkelingen voor de streek i n hoofdlijnen. Daarnaast
vormt het streekplan de grondslag voor de beoordeling
van de gemeentelijke bestemmingsplannen waar de vaak
t e g e n s t r i j d i g e claims op ruimte tegen elkaar worden
afgewogen.
In O v e r i j s s e l z i j n streekplannen opgesteld voor v i e r
regio's: U s s e l v a l l e i , Noordwest-Overijssel, NoordoostO v e r i j s s e l en Twente. In b i j l a g e 6 z i j n de streekplannen
kort t o e g e l i c h t .
3.4 GemeentelUk b e l e i d
Gemeenten hebben mogelijkheden om het dassenbeleid meer
op l o k a a l niveau gestalte te geven. B i j de uitwerking
van hun bestemmingsplannen kunnen ze zorg dragen voor
het leefgebied van de das binnen de gemeenten.
Een landschapsplan i s een beleidsadviserend stuk voor de
landschapsstruktuur i n de gemeente, maar kan eveneens
het belang en de bescherming van de das d u i d e l i j k naar
voren brengen.
Bestemmingsplannen
Bij
de i n v u l l i n g van bestemmingsplannen kunnen de
leefgebieden van dassen op hun waarde worden ingeschat.
Een planologische bestemming
a l s natuurgebied
of
agrarisch gebied van hoge landschappelijke waarde kan
het leefgebied r u i m t e l i j k v e i l i g s t e l l e n . Tevens kunnen
ongewenste bestemmingen worden geweerd of afgezwakt.
Met name bestemmingsplannen buitengebied z i j n van belang
voor
de planologische
v e i l i g s t e l l i n g van dassenleefgebieden. De bekende hoofdburchten l i g g e n i n de
gemeenten Staphorst, Avereest, Ommen, Hellendoorn en
Losser.
In geen van de bestemmingsplannen wordt de das met name
28
genoemd. Het i s daarom van belang om na te gaan welke
bestemmingen er rusten op de woon- en fourageergebieden
van de dassen. Een bestemming natuur- of bosgebied met
natuurwaarden i s de meest zware bestemming en z a l het
leefgebied het meest v e i l i g s t e l l e n . Deze v e i l i g s t e l l i n g
is
niet
absoluut.
Een
bestemmingsplan
verbindt
planologische randvoorwaarden aan het grondgebruik, maar
doet geen uitspraken over de wijze van grondgebruik.
Middels v o o r s c h r i f t e n b i j de bestemmingen kunnen echter
nadere, vaak beperkende,
eisen aan het verwezenlijken
van bestemmingen gesteld worden en kunnen (aanleg)
vergunningplichtige handelingen worden vastgelegd.
Een bestemmingsplan weert dus ongewenste ontwikkelingen.
Daarnaast z a l door een adequate i n r i c h t i n g en beheer
daadwerkelijk de dassenbescherming en handhaving moeten
plaatsvinden.
Het i s van belang dat b i j het o p s t e l l e n van nieuwe of
gewijzigde plannen het dassenbelang voldoende mee- en
afgewogen wordt i n de procedure! U i t kroonjurisprudentie
b l i j k t dat d i t van l i e v e r l e d e steeds vaker wordt gedaan.
Lands chap sp1annen
Vanaf een j a n u a r i 1991 z i j n landschapsplannen opgenomen
i n de Regeling b i j d r a g e n bos- en landschapsbouw 1991 en
vervangen de landschapsbeleidsplannen en landschapss t ruktuurp1annen.
Het
doel
van
gemeentelijke
landschapsplannen i s
basisinformatie te leveren over de opbouw van het
landschap, waarbij de nadruk l i g t op onderhoud en
ontwikkeling van landschapselementen. Het p l a n heeft
geen j u r i d i s c h e status en wordt op v r i j w i l l i g e basis
door een gemeente opgesteld. Het dient meer a l s een
beleidsadviserend stuk en n i e t iedere gemeente heeft een
landschapsplan opgesteld.
Voor het dassenplan i s het landschapsplan van Avereest
interessant.
De
visie
met
betrekking
tot
de
landschappelijke hoofdstruktuur van Avereest i s geent op
differentiatie
van
het
landschapsbeeld,
waarin
ecologische
r e l a t i e s een grote r o l spelen. Hogere
gronden worden v e r d i c h t met boskomplexen en middels
beplantingsstroken
worden
bosgebieden
met
elkaar
verbonden, zoals b i j v o o r b e e l d i n het gebied tussen de
Boswachterij
Staphorst
en
de
Haardennen.
Deze
maatregelen kunnen gunstig z i j n voor de dassen i n d i t
gebied.
3.5 P a r t i k u l i e r b e l e i d
Partikuliere
instanties
kunnen b i j de planvorming
rekening houden met de belangen van de das. I n s t a n t i e s
zoals de S t i c h t i n g Het O v e r i j s s e l s
Landschap,
de
Vereniging
tot
Behoud
van
Natuurmonumenten,
wildbeheereenheden, landgoedeigenaren e.d. kunnen d i r e k t
29
meewerken aan de bescherming van de das i n O v e r i j s s e l .
Beheers-, wildbeheer- en bosbeheerplannen kunnen een
direkte i n v u l l i n g geven aan enerzijds de
algemene
natuurkwaliteit en anderzijds de s p e c i f i e k e maatregelen
voor de dassenbescherming i n O v e r i j s s e l .
Beheersplannen
Beheersplannen staan op het kruispunt van b e l e i d en
maatregelen. In beheersplannen die betrekking hebben op
gebieden
waar
dassen
leven,
kunnen
maatregelen
aangegeven
worden
die gunstig z i j n voor de das.
Voorbeelden van b e h e e r a k t i v i t e i t e n z i j n het i n s t e l l e n
van rust- en fourageergebieden en biotoopverbetering
(o.a. h e r s t e l en beheer van poelen en andere k l e i n e
landschapselementen).
In de aktuele leefgebieden van de das z i j n van belang
het Beheersplan voor de Boswachterij Staphorst (SBB) en
het Beheersplan Haardennen-Reestdal
(Stichting
Het
O v e r i j s s e l s Landschap).
Wildbeheerplannen
In O v e r i j s s e l werken steeds meer jachthouders samen i n
zogeheten wildbeheereenheden. Deze eenheden s t e l l e n voor
hun t o t a l e werkgebied wildbeheerplannen op. H i e r i n z i j n
de
maatregelen
omschreven
die
zorgen
voor
de
ontwikkeling en de instandhouding van een goede stand
van het bejaagbare w i l d en tevens een bijdrage leveren
aan de algemene natuurkwaliteit i n het l a n d e l i j k gebied.
Jachthouders kunnen hiermee een bijdrage leveren aan de
instandhouding van algemene natuurwaarden.
De das kan i n deze p r o f i j t hebben van o.a. het aanleggen
van poelen, het
herstellen
van
houtwallen, het
aanplanten van struiken op burchten en het i n s t e l l e n van
rustgebieden. In het kader van het doelgroepenbeleid van
het NBP z u l l e n i n i t i a t i e v e n worden ondersteund door
voorlichting,
edukatie, onderzoek
en
financiele
bijdragen
(Aktie
40
u i t het
NBP:
Ecologische
k w a l i t e i t s v e r b e t e r i n g jachtgebieden en viswater).
Een voorbeeld voor de mogelijkheden van wildbeheer i s te
vinden i n een uitwerking voor het 'Landgoed Twickel'
(Groene onsult, 1990). In opdracht van de d i s c i p l i n e
Wildbeheer van de KNJV regio O v e r i j s s e l z i j n h i e r de
mogelijkheden onderzocht voor het i n r i c h t e n van een
'Leerveld',
als
praktijkveld
voor
effektieve
( b i j ) s c h o l i n g van jagers, jachtopzieners en overige i n
het wildbeheer geinteresseerden. In d i t plan komt ook
het bevorderen van de levensmogelijkheden voor dassen
nadrukkelijk aan de orde.
Bosbeheersplannnen
Vanuit de Regeling bijdragen bos- en landschapsbouw 1991
worden subsidies v e r s t r e k t voor de instandhouding en het
beheer van bossen. Bijdragen z i j n mogelijk voor het
duurzaam beheer van bos, de aanleg van beplanting,
werkzaamheden voor instandhouding en ontwikkeling van
bos
(jeugdverzorging,
toekomstbomen
aanwijzing,
opsnoeien
e.d.).
In een v e r p l i c h t op te s t e l l e n
beheersplan i s voor een termijn van v i j f j a a r het beheer
opgenomen en i s de wijze van o p e n s t e l l i n g voor het
publiek
aangegeven.
B i j het
opstellen
van
de
beheersplannen kan rekening worden gehouden met de
(toekomstige) aanwezigheid van dassen i n het bosgebied
en de daarvoor gewenste i n r i c h t i n g en beheer.
Een boseigenaar komt i n eerste i n s t a n t i e a l l e e n i n
aanmerking voor een bijdrage i n d i e n a l l e wegen en paden
z i j n opengesteld en v r i j toegankelijk z i j n voor het
publiek. Het s l e c h t s g e d e e l t e l i j k openstellen van een
bosterrein
i s mogelijk b i j het i n s t e l l e n van een
rustgebied voor i n het bos levende dieren, b.v. rond een
dassenburcht. B i j een d u i d e l i j k e motivatie en vermelding
van het natuurbelang i n het beheersplan v i n d t dan geen
v e r l a g i n g van de vaste bosbijdrage p l a a t s ( z i e ook 4.3;
F i n a n c i e e l instrumentarium).
Het i s z i n v o l om b i j het o p s t e l l e n van de plannen
vooroverleg te plegen met de d i r e k t i e Natuur, Bos,
Landschap en Fauna (consulentschap O v e r i j s s e l ) van het
M i n i s t e r i e van Landbouw, V i s s e r i j en Natuurbeheer, over
de omvang van het rustgebied en het a f s l u i t e n van wegen
en paden.
31
4 MAATREGELEN EN INSTRUMENTARIUM
Het i s voor de dassenbescherming van belang dat het
leefgebied van de das a l s een geheel wordt beschouwd.
Voor het behoud van de das i n O v e r i j s s e l z i j n dan ook
v e r s c h i l l e n d e niveau's te onderscheiden; de bescherming
van de das a l s i n d i v i d u , de burcht en het t o t a l e
leefgebied.
Maatregelen om t o t een duurzame bescherming te komen
z i j n opgenomen i n de volgende paragraaf. De w e t t e l i j k e
basis en de benodigde financien voor deze maatregelen
komen daarna aan de orde.
4.1 Maatregelen
Bescherming van de das a l s i n d i v i d u
De das heeft
bedreigingen:
i n Nederland
te maken met twee d i r e k t e
1. S t r o p e r i j en b e s t r i j d i n g
2. Verkeers- en waterwegen
1. S t r o p e r i j en b e s t r i j d i n g wegens vermeende schade aan
eigendommen moeten worden voorkomen. Vermoedelijk
z i j n i n het voorjaar van 1991 i n Limburg en Gelderland
weer dassengevechten gehouden. Een e f f e k t i e f optreden
z a l d e f i n i t i e f aan deze ' t r a d i t i e '
een einde moeten
maken.
P o t e n t i e e l goede gebieden,
die
voornamelijk
door
illegale
a k t i v i t e i t e n ( s t r o p e r i j ) z i j n v e r l a t e n , zouden
i n p r i n c i p e weer toegankelijk gemaakt kunnen worden door
het
opheffen
van
knelpunten
en
een
eventuele
h e r i n t r o d u k t i e van dassen.
2. Zoals a l eerder genoemd vormen wegen i n het
leefgebied van de das de b e l a n g r i j k s t e , d i r e k t e
doodsoorzaken.
Migrerende
dieren
s t u i t e n vaak op
primaire en sekundaire wegen i n bewoond (agrarisch)
gebied. In O v e r i j s s e l z i j n tevens de vele beschoeide
kanalen een grote bedreiging. Een te water geraakte das
kan n i e t op de oever klimmen en v e r d r i n k t u i t e i n d e l i j k
door u i t p u t t i n g .
Sterftebeperkende
maatregelen aan wegen en kanalen
brengen vaak hoge kosten met z i c h mee. Gerichte en
doeltreffende maatregelen z i j n dan ook noodzakelijk voor
een e f f i c i e n t dassenbeleid.
Het t r e f f e n van maatregelen i s i n eerste i n s t a n t i e nodig
op l o k a t i e s waar:
A) s l a c h t o f f e r s v a l l e n en
B) dassenwissels uitkomen op wegen en kanalen
Voor deze b a r r i e r e s i n het leefgebied van de das, kunnen
32
vanuit
twee
aangedragen:
I.
gezichtspunten
oplossingen
worden
Zoveel mogelijk voorkomen dat dassen de b a r r i e r e
nemen
t i j d e n s hun zoektocht naar voedsel. Dat
i m p l i c e e r t het kreeren van een voedselgebied i n de
nabije omgeving van de burcht, waarbij de b a r r i e r e
vermijdbaar i s . Te denken v a l t aan een ekologische
bufferzone rond de burcht, waarin biotoopverbetering
door de aanleg van voedselakkers en drinkpoelen
p l a a t s v i n d t . H i e r b i j kan ingespeeld worden op de
reeds aanwezige struktuur van landschapselementen of
kunnen geleidende elementen worden aangelegd.
I I . Indien de bovenstaande maatregelen n i e t mogelijk
z i j n , of de dassen het oude gebied prefereren, z i j n
voorzieningen
zoals
tunnels,
rasters
en
fauna-uittreedplaatsen nodig.
Indien
wegen
of
kanalen een b a r r i e r e vormen voor migratie-routes
andere
(potentiele)
leefgebieden, moeten
naar
eveneens fauna-voorzieningen worden aangelegd. Deze
zogeheten mitigerende maatregelen verminderen
of
verzachten de e f f e k t e n van verkeers- en waterwegen.
Voorzieningen z i j n n i e t a l t i j d r e a l i s e e r b a a r ; dan
kan men denken aan het a f s l u i t e n van wegen voor
(doorgaand) gemotoriseerd verkeer, het a f s l u i t e n van
wegen tussen zonsondergang en zonsopkomst voor a l l e
verkeer en snelheidsbeperking v i a verkeersdrempels.
Mitigerende maatregelen aan verkeers- en waterwegen, die
een b a r r i e r e vormen voor de das.
wegen
beschoeide
kanalen
tunnels onder wegen
geleidende r a s t e r s
dassenpoortjes
ekoducten
fauna-uittreedplaatsen
gordingen a l s l o o p r i c h e l s
onder bruggen
n a t u u r v r i e n d e l i j k e oevers
Naast
mitigerende
maatregelen
zijn
compenserende
maatregelen nodig. De negatieve gevolgen van de aanleg
van een weg,
spoorweg of kanaal op de natuur en
landschapswaarden moeten worden gekompenseerd. D i t kan
door het aanleggen van houtwallen, fourageergebieden
en
het geschikt maken van leefgebieden met natuurwaarden
die v e r g e l i j k b a a r z i j n met het v e r l o r e n gegane gebied.
Bij
de
aanleg
van
nieuwe
wegen of b i j de
rekonstruktie van oude wegen, kan de aanwezigheid
van
burchten i n de nabije omgeving het aanleggen
van
voorzieningen rechtvaardigen.
33
Rasters zorgen voor geleiding naar
een tunnel onder een weg (foto R.Hoeve)
Dassen die zich aan de wegzijde van het raster
bevinden kunnen via een 'reddingspoortje' een
veiliger oord opzoeken (foto R.Hoeve).
34
Plasbermen zijn geschikt als uittreedplaats
indien er voldoende openingen in de damwand
zijn aangebracht (foto R.Hoeve).
Looprichels onder brug (Bron: Natuur en Milieu Federatie, 1990).
35
De kosten voor deze preventieve voorzieningen z i j n
t i j d e n s wegwerkzaamheden geringer dan b i j een bestaande
weg.
Het
verdient
de voorkeur om b i j bestaande wegen
voorzieningen te kombineren met b i j v o o r b e e l d veetunnels.
Het i s bekend dat dassen gebruik maken van f i e t s t u n n e l s ,
alhoewel die n i e t a l t i j d ideaal z i j n vanwege onrust en
lawaai.
Het i s b e l a n g r i j k dat de voorzieningen regelmatig worden
gekontroleerd. S l a c h t o f f e r s v a l l e n vaak op plaatsen waar
b i j v o o r b e e l d de rasters z i j n v e r n i e l d .
Niet onvermeld mag
van oude burchten
h e r v e s t i g i n g van
ook mogelijk moet
b l i j v e n dat knelpunten i n de omgeving
eveneens aandacht verdienen omdat de
dassen n i e t a l l e e n mogelijk i s , maar
blijven.
Bescherming van de burchten
Het v e i l i g s t e l l e n van burchten en het garanderen van
rust rondom burchten i s van w e z e n l i j k belang voor een
duurzame v e s t i g i n g van dassen i n een gebied.
Rust rond de burcht door het a f s l u i t e n van paden geeft
dassen de mogelijkheid eerder op de avond de burcht te
v e r l a t e n . Vegetatie rond de burcht b i e d t meer dekking en
voorkomt v e r s t o r i n g door b i j v o o r b e e l d spelende kinderen.
Bij
nieuwe aanplant genieten doornige s t r u i k e n de
voorkeur.
De v e i l i g s t e l l i n g van b u r c h t l o k a t i e s i s op v e r s c h i l l e n d e
manieren te r e a l i s e r e n .
1. Aankoop van burchten of het a f s l u i t e n van beheers- en
gedoogovereenkomsten.
2. Planologische v e i l i g s t e l l i n g .
3. Algemene P o l i t i e Verordening.
1. Aankoop van burchten of het a f s l u i t e n van beheers- en
gedoogovereenkomsten
Aankoop van een b u r c h t l o k a t i e i s een goede manier om de
burcht
v e i l i g te s t e l l e n . Terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties a l s Vereniging t o t Behoud van
Natuurmonumenten en S t i c h t i n g Het O v e r i j s s e l s Landschap
kunnen de burcht i n beheer nemen en zorgdragen voor een
langdurige bescherming.
Tevens kunnen op v r i j w i l l i g e b a s i s grondeigenaren en
grondgebruikers met een dassenburcht op hun
grondgebied
een overeenkomst met het Jachtfonds a f s l u i t e n . Er wordt
voorzien i n een vergoeding voor iedere hoofdburcht en
voor het t r e f f e n van beheersmaatregelen; zoals de aanleg
van houtwallen, heggen en struweel b i j de burcht en het
u i t r a s t e r e n van aanplant om betreding te voorkomen. De
overeenkomsten hebben een beperkte l o o p t i j d van 5 j a a r .
In wildbeheerplannen
kunnen
wildbeheereenheden
v e i l i g s t e l l i n g eveneens s t r u k t u r e e l mede vormgeven.
de
2. Planologische v e i l i g s t e l l i n g
De Wet op de Ruimtelijke Ordening maakt planologische
veiligstelling
van voedselgebieden, woongebieden en
verbindingszones mogelijk. In streek- en bestemmingsplannen kan het dassenbelang een r o l spelen. De huidige
burchten
zijn
i n Overijssel planologisch r e d e l i j k
v e i l i g g e s t e l d . Een burcht l i g t op een bouwperceel maar
i s door een beheersovereenkomst v e i l i g g e s t e l d , op a l l e
andere b u r c h t l o k a t i e s rust een bestemming van natuur-,
bosgebied of agrarisch gebied met n a t u u r l i j k e en/of
landschappelijke waarde. A n t i c i p e r e n op de u i t b r e i d i n g
van het dassenareaal i n de toekomst i s i n de planvorming
gewenst.
V o o r l i c h t i n g s m en overleg met grondgebruikers, zoals
landbouwers,
i s h i e r b i j van w e z e n l i j k belang. Een breed
draagvlak z a l de u i t v o e r i n g van het b e l e i d ten goede
komen.
3. Algemene P o l i t i e Verordening
Een aanvullend instrument i s de
Algemene
Politie
Verordening (APV). In deze verordening kunnen gemeenten
regels o p s t e l l e n voor het behoud van dassenburchten i n
de gemeente. De sankties bestaan u i t het h e r s t e l l e n van
de veroorzaakte schade aan de burcht. In b i j l a g e 5 i s
een koncept modelverordening opgenomen.
Bescherming van de leefgebieden
Het leefgebied van de das kan op v e r s c h i l l e n d e manieren
worden beschermd:
1. Behoud en beheer van het huidige l e e f g e b i e d .
2. Tegengaan van versnippering van het l e e f g e b i e d .
3. U i t b r e i d i n g van het leefgebied.
1. Behoud en beheer van het huidige l e e f g e b i e d
Voor de leefgebieden van de das geldt i n f e i t e h e t z e l f d e
als voor de burchten. Het j u i s t e
beheer
in
de
voedselgebieden i s van groot belang. In deze gebieden
moet
verzuring,
verdroging
en
vermesting worden
voorkomen. Extensief graslandbeheer brengt de nodige
v a r i a t i e i n het voedselaanbod. Begrazing en bemesting
met
stalmest
kunnen
een
goede
regenwormenstand
bewerkstelligen.
Het
goed
onderhouden
en
aanleggen
van
kleine
landschapselementen
draagt
eveneens
bij
aan een
dasvriendelijk
leefgebied.
Bossages,
houtwallen,
s i n g e l s , struweel en poelen zorgen n i e t a l l e e n voor
geleiding
en dekking, maar geven ook een grotere
variatie
i n het
voedselaanbod.
Goede fourageermogelijkheden ontstaan ook i n graanakkers (voerakkers)
37
en (hoogstam-) boomgaarden.
Het a f s l u i t e n van beheersovereenkomsten of het aankopen
van leefgebieden van de das zorgt voor de v e i l i g s t e l l i n g
van deze leefgebieden. Een planologische v e i l i g s t e l l i n g
van de huidige en toekomstige leefgebieden i s daarvoor
een noodzakelijke b a s i s .
Ook voor de bescherming van leefgebieden i s , naast een
planologische v e i l i g s t e l l i n g , een breed draagvlak
van
belang voor de r e a l i s a t i e van het beoogde b e l e i d .
V o o r l i c h t i n g aan en overleg met grondgebruikers,
zoals
landgoedeigenaren en landbouwers, kan hieraan bijdragen.
2. Tegengaan van versnippering
De v e r s t e d e l i j k i n g en de i n f r a s t r u k t u u r v e r k l e i n t n i e t
a l l e e n het leefgebied, maar vormt ook b a r r i e r e s i n de
leefomgeving
van de das. De bereikbaarheid van ie
voedselgebieden
en
de
uitwisseling
met
andere
leefgebieden worden hierdoor beperkt. De optredende
versnippering zorgt voor de i s o l a t i e van de
(deel)
populaties, met a l s gevolg een langzame maar zekere
sterftebeperkende
achteruitgang van de dassenstand. De
maatregelen die b i j de bescherming van de i n d i v i d u e l e
das
zijn
genoemd,
zoals
tunnels
en
faunau i t t r e e d p l a a t s e n , z i j n daarom 66k voor het tegengaan van
de versnippering van het leefgebied van groot belang.
3. U i t b r e i d i n g van het leefgebied
Verbindingszones
De u i t b r e i d i n g van het leefgebied i s i n eerste i n s t a n t i e
mogelijk door goede verbindingszones te r e a l i s e r e n . Het
kreeren van 'stepping stones', zoals terpen en k l e i n e
bossages op d u i d e l i j k e migratieroutes vergroot de kans
op een succesvolle v e r s p r e i d i n g . De 'stepping stones'
voorzien i n rustplaatsen en verruimen het voedselaanbod
t i j d e n s de migratie.
In een d e r g e l i j k e stepping-stone kan een oude burcht
z i j n opgenomen. Dassen hebben het vermogen om deze
burchten terug te vinden. Een aaneengesloten zone van
p o t e n t i e l e b u r c h t l o k a t i e s op regelmatige afstand i s
noodzakelijk om twee gebieden met elkaar te verbinden.
B i j kunstmatig aan te leggen stepping-stones v a l t te
denken aan het opwerpen van terpen en het aanleggen van
bossages en houtsingels. De k w a l i t e i t van een houtsingel
wordt mede bepaald door de breedte. B i j een breedte van
c i r c a 30 meter ontstaat een geschikt biotoop voor t a l
van diersoorten (Ruiter, 1991). Dassen en andere soorten
kunnen h i e r een v e i l i g e tussenstop maken, w e l l i c h t voor
sommige soorten van b l i j v e n d e aard.
Smallere houtsingels z i j n eveneens van belang t i j d e n s de
migratie van dassen.
De v e r s t e d e l i j k i n g en de toename aan i n f r a s t r u k t u u r
maakt
het
vinden
van
een
lokatie
voor
een
verbindingszone
steeds m o e i l i j k e r . Een v r o e g t i j d i g e
s i g n a l e r i n g van een vaak onomkeerbare ' d i c h t s l i b b i n g ' i n
het
landelijk
gebied
is
noodzakelijk
om
de
d o e l s t e l l i n g e n van het dassenbeleid te verwezelijken.
Landgoederen
De oude leefgebieden kunnen weer geschikt worden gemaakt
voor
dassen.
Zowel
de
burchtlokaties
als
de
voedselgebieden moeten daarvoor weer op een goed p e i l
worden gebracht. In O v e r i j s s e l z i j n de landgoederen
b e l a n g r i j k e ( p o t e n t i e l e ) leefgebieden voor de das;
het
versterken van de kontakten met landgoedeigenaren en het
polsen van hun b e r e i d w i l l i g h e i d t o t het s l u i t e n van
beheersovereenkomsten kan r e s u l t e r e n i n een
groter
p o t e n t i e e l leefgebied voor de dassen i n O v e r i j s s e l . De
Bosgroep
kan
als
vertegenwoordiger
van
de
landgoedeigenaren h i e r b i j een b e l a n g r i j k e r o l spelen.
Herintroduktie
Het u i t z e t t e n van dassen i n geschikte
leefgebieden
brengt een d i r e k t e u i t b r e i d i n g van het leefgebied
met
z i c h mee. De Landelijke Werkgroep Herintroduktie Dassen
heeft twee p r o v i n c i e s geselekteerd die A p r i o r i i n
aanmerking komen voor eventuele h e r i n t r o d u k t i e
van
dassen; F r i e s l a n d en O v e r i j s s e l . Het Reggedal i s i n
O v e r i j s s e l gekozen a l s u i t z e t l o k a t i e . Meer hierover i s
te vinden i n hoofstuk 6.
Een andere mogelijkheid i s het ' b i j z e t t e n ' van dassen i n
bestaande maar, door hun geringe aantal individuen,
bedreigde populaties. Onderzoek naar de effekten en
mogelijkheden hiervan z i j n v e r e i s t !
vormen, door hun i n t e g r a l e
Landinrichtingsprojekten
karakter,
een
goed kader voor de r e a l i s a t i e
van
bovengenoemde maatregelen, die n i e t a l l e e n voor de
das
maar ook voor andere dieren en planten van belang z i j n .
Aanvullende maatregelen
Een breed maatschappelijk draagvlak vormt de basis van
de
dassenbescherming. Met gerichte v o o r l i c h t i n g en
edukatie kunnen de d o e l s t e l l i n g e n van het
dassenbeleid
worden t o e g e l i c h t .
Voorlichting
V o o r l i c h t i n g aan mensen die i n hun d a g e l i j k s e werk te
maken hebben met dassen en het dassenbeheersbeleid i s
zinvol.
Goed
ingelichte
ambtenaren,
jagers,
terreinbeheerders
en p a r t i k u l i e r e n komen de u i t v o e r i n g
van het dassenbeheersbeleid ten goede.
Het melden van s l a c h t o f f e r s i s b i j v o o r b e e l d b e l a n g r i j k .
Weg- en waterbeheerders, p o l i t i e k o r p s e n en p a r t i k u l i e r e n
39
dienen nauwkeurig aan te geven waar dode dieren z i j n
gevonden. Knelpunten worden hierdoor i n een
vroeg
stadium onderkend en opgelost. Het melden van a l l e
s l a c h t o f f e r s dient te gebeuren b i j de Vereniging Das en
Boom. In geval van een zogende moeder ( i n het voorjaar)
i s extra snelheid geboden om de jongen i n de burcht nog
te kunnen redden.
Kennis
Kennis i s van wezenlijk belang voor de bescherming van
de O v e r i j s s e l s e dassen. Een vergroting van deze kennis
i s mogelijk door het opzetten van een netwerk van
informanten. Daardoor ontstaat een beter i n z i c h t i n de
aard, l e e f w i j z e en verspreiding
van
de
das
in
O v e r i j s s e l . De
van
vele
groeperingen
afkomstige
informatie over de das i n O v e r i j s s e l geeft tevens een
groter maatschappelijk draagvlak voor het behoud van de
das.
Een j a a r l i j k s e evaluatie van deze kennis geeft een goed
overzicht van de ontwikkelingen i n O v e r i j s s e l . Problemen
en de oplossingen hiervoor kunnen i n een breed kader
worden besproken.
4.2 W e t t e l i l k e instrumentarium
De w e t t e l i j k e basis voor de dassenbescherming
i s niet
a l t i j d even doeltreffend. B i j de genoemde wetten i s
aangegeven op welke wijze de dassenbescherming
er z i j n
voordeel mee kan doen.
* De Wet Ruimtelijke Ordening: de wet maakt i n p r i n c i p e
planologische
veiligstelling
van voedselgebieden,
woongebieden en verbindingszones mogelijk. Het geven van
zware
bestemmingen
aan
deze
gebieden
in
bestemmingsplannen met i n de v o o r s c h r i f t e n vastgelegde
aanlegvergunningplichtige
activiteiten
en
verbodsbepalingen vormen een basis voor v e i l i g s t e l l i n g .
* Landinrichtingswet: het landinrichtingsinstrumentarium
kan worden gebruikt voor de vorming van natuurontwikkelingsgebieden en verbindingszones. Daarnaast kan
een bijdrage worden geleverd aan de v e i l i g s t e l l i n g en
een doelmatig beheer van kerngebieden. De Tweede Kamer
heeft b i j de behandeling van het Natuurbeleids- plan
aangedrongen
om
ook
in
lopende l a n d i n r i c h t i n g s projekten de d o e l s t e l l i n g e n van het NBP tegemoet te
komen. In de ' n o t i t i e inzake het dassenbeheersbeleid'
van het M i n i s t e r i e van Landbouw en V i s s e r i j
(1984),
wordt
aangegeven
dat
b i j het
uitvoeren
van
landinrichtingsplannen en andere inrichtingsplannen met
de aanwezigheid van dassenburchten rekening dient te
worden gehouden.
Speciaal
voor de das i s een mededeling van de
landinrichtingsdienst
verschenen (Herwaarden,
1987).
40
H i e r i n worden de natuurtechnische mogelijkheden binnen
landinrichtingsprojekten
beschreven,
voor
de
de
instandhouding,
verbetering
en u i t b r e i d i n g van de
dassenbiotopen i n Nederland.
* Natuurbeschermingswet (NBW): het i s de bedoeling dat
de das b i j de herziening van de wet h i e r wordt
ondergebracht.
Nu heeft deze wet a l l e e n nog maar
betekenis
wanneer
een dassengebied a l s beschermd
natuurmonument wordt aangewezen.
* Jachtwet: deze wet beschermt de das middels een
jachtverbod en een verbod op het onder z i c h hebben van
dassen. De r e g e l i n g kent echter geen bescherming van de
leefgebieden van de das. Verder
regelt
de wet
a k t i v i t e i t e n van het Jachtfonds zoals het verstrekken
van subsidies b i j beheersovereenkomsten.
W a a r s c h i j n l i j k wordt de das b i j de Natuurbeschermingswet ondergebracht. De Vereniging Das en Boom z i e t meer
mogelijkheden voor bescherming i n d i e n de das onder de
jachtwet b l i j f t , mede gezien de mogelijkheden d i e z i c h
voordoen
door de samenwerking van jachthouders i n
wildbeheereenheden.
De
hieruit
voortkomende
wildbeheerplannen
kunnen
voor
de
das een p o s i t i e v e
uitwerking hebben.
* Flora- en faunawet: de b e k r a c h t i g i n g van deze wet
heeft nog n i e t plaats gevonden. Z i j beoogt
de
i n s t e l l i n g van beschermde leefgebieden voor soorten en
verleent vergaande bevoegdheden aan het c o l l e g e van
Gedeputeerde Staten. Het i s de bedoeling om u i t e i n d e l i j k
alle
wetgeving
met betrekking
tot floraen
fauna-aangelegenheden te bundelen i n deze wet. De
Konventie van Bern en de E G - H a b i t a t r i c h t l i j n moeten
eveneens v i a deze wet een nationale i n v u l l i n g k r i j g e n .
* Natuurschoonwet: een f i s c a l e wet d i e het mogelijk
maakt de e x p l o i t a t i e van landgoederen t e v e r l i c h t e n .
De
landgoederen
worden
aangewezen
indien
het
voortbestaan van d i e t e r r e i n e n voor het behoud van het
natuurschoon gewenst i s . Aanwijzing v i n d t p l a a t s b i j een
gezamelijke beschikking van de M i n i s t e r i e s van Financien
en Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j .
De voorwaarden dat het landgoed gedurende 25 j a a r i n
stand wordt gehouden en er s l e c h t s i n het kader van
een normaal bosbeheer hout gekapt mag worden, kan voor
de das betekenen dat een leefgebied duurzaam i n stand
wordt gehouden.
* De Wegenverkeerswet: op grond van deze wet i s het
(nog) n i e t mogelijk wegen i n het buitengebied a f te
s l u i t e n en snelheidsbeperkende maatregelen te t r e f f e n .
De v e r k e e r s v e i l i g h e i d i s momenteel het b e l a n g r i j k s t e
motief om wegen af te s l u i t e n . Belangen van natuur en
41
landschap spelen h i e r i n geen r o l . Het l i g t i n de l i j n
der verwachting dat h i e r verandering i n komt b i j het i n
werking treden van de nieuwe Wegenverkeerswet (november
1991).
Toch bestaat er a l een wet, u i t 1981, waarin een
beperkt gebruik van wegen opgelegd kan worden op grond
van natuur- en landschapsmotieven. B e s l u i t e n hieromtrent
worden gemaakt door
de
m i n i s t e r s van
Landbouw,
Natuurbeheer
en V i s s e r i j en van Verkeer en Waterstaat.
Dit betekent een zware procedure, die n i e t snel wordt
opgestart.
Een andere mogelijkheid i s de Wet geluidhinder, die
het mogelijk maakt om i n s t i l t e g e b i e d e n wegen v o l l e d i g
of voor bepaalde t i j d e n af te s l u i t e n .
* De Wet geluidhinder b i e d t aan P r o v i n c i a l e Staten de
mogelijkheid bepaalde gebieden t o t s t i l t e g e b i e d aan te
wijzen. V e r p l i c h t e s t i l t e g e b i e d e n z i j n de beschermde
natuur- en staatsnatuurmonumenten, de watergebieden
van
i n t e r n a t i o n a l e betekenis (Conventie van Ramsar)
en
Nationale Parken. Het b e l e i d i n de s t i l t e g e b i e d e n r i c h t
z i c h op de volgende maatregelen:
- het
weren
van
ontwikkelingen
in
en
nabij
s t i l t e g e b i e d e n die het karakter van het gebied
verstoren.
- het
weren
van
(mobiele)
toestellen
en
motervoertuigen of -vaartuigen.
- het v o l l e d i g of voor bepaalde t i j d e n a f s l u i t e n van
wegen.
- het
beperken
van
v l i e g v e r k e e r boven
het
stiltegebied.
- toegankelijk maken van r e c r e a t i e f a a n t r e k k e l i j k e
gebieden.
* Ontgrondingswet
/ ontgrondingsverordening O v e r i j s s e l
1985:
voor
elke
ontgronding i s een zogenaamde
ontgrondingsvergunning
nodig. Hiermee poogt men
de
belangen van de landbouw en natuur en landschap b i j ontg r o n d i n g s a k t i v i t e i t e n te reguleren
en kontroleren.
Aanvragen moeten worden gedaan b i j Gedeputeerde Staten
van de p r o v i n c i e .
Voor de u i t v o e r i n g van een bestemmingsplan of een
l a n d i n r i c h t i n g z i j n geen vergunningen v e r e i s t .
Het
aanleggen van poelen met een maximaal grondverzet van
500 m3 i s eveneens v r i j g e s t e l d .
* Algemene P o l i t i e v e r o r d e n i n g (APV): middels een
APV,
een aanvullend instrument kunnen gemeenten regels
o p s t e l l e n voor het behoud van dassenburchten i n de
gemeente. Zo kan een verbod worden ingesteld op het
verstoren, v e r v u i l e n en v e r n i e l e n van dassenburchten. In
b i j l a g e 5 i s een modelverordening opgenomen.
4.3 F i n a n c i e e l Instrumentarium
F i n a n c i e r i n g van de maatregelen d i e nodig z i j n voor het
behoud en beheer van de das en z i j n leefgebied i s op
v e r s c h i l l e n d e manieren mogelijk.
Het M i n i s t e r i e van Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j
heeft f i n a n c i e l e middelen beschikbaar g e s t e l d voor de
u i t v o e r i n g van het Natuurbeleidsplan.
Voor
grondverwerving, beheer, inrichtingswerken, en s u s i d i e r i n g
van
onderzoek,
projekten
en
(internationale)
organisaties i s een i n t e n s i v e r i n g
voorgenomen
van
41 miljoen gulden i n 1990 oplopend naar 155 m i l j o e n i n
1994. Een deel van deze gelden komt t e r beschikking van
provinciale
de provincie voor de u i t v o e r van het
Natuurbeleidsplan.
Voor het t o t a l e soortenbeleid z a l l a n d e l i j k i n 1991
ongeveer 4 miljoen worden besteed.
Partikulieren
kunnen subsidies v e r k r i j g e n voor hun
aandeel i n de dassenbescherming. Aanvragen hiervoor z i j n
mogelijk b i j het M i n i s t e r i e van Landbouw, Natuurbeheer
en V i s s e r i j , de Provincie O v e r i j s s e l of het Jachtfonds.
In een korte opsomming wordt het belang
van
de
v e r s c h i l l e n d e r e g e l i n g voor de bescherming van de das
aangegeven. Door wie de r e g e l i n g wordt g e f i n a n c i e r d en
voor wie de r e g e l i n g van belang kan z i j n , wordt eveneens
vermeld.
Meer
informatie
is
te vinden i n de Praktijkmap
Natuurontwikkeling van de Natuur en M i l i e u Federatie
O v e r i j s s e l (1990).
* Aankoop en verwerving van gronden door
terreinbeherende natuurbeschermingsinstanties: gebieden met
burchten en aangrenzende b e l a n g r i j k e fourageergebieden
kunnen worden aangekocht.
Het r i j k en de provincie subsidieren ieder voor 50 % de
aankoop
van
natuurgebieden
door
partikuliere
natuurbeschermingsorganisaties.
Van: M i n i s t e r i e van Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j
Voor: p a r t i k u l i e r e natuurbeschermingsorganisaties.
* Natuurschoonwet: deze f i s c a l e wet maakt het mogelijk
de e x p l o i t a t i e van landgoederen te v e r l i c h t e n . De
eigenaren of erfgenamen van landgoederen kunnen onder
bepaalde voorwaarden (instandhouding gedurende 25 j a a r ,
houtkap
volgens een normaal bosbeheer en publieke
openstelling) o.a. vermindering van vermogensbelasting
en successierechten k r i j g e n . Aanwijzing v i n d t p l a a t s b i j
een gezamelijke beschikking van de M i n i s t e r i e s van
Financien en Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j .
43
* Relatienota: op grond van de R e l a t i e n o t a i s het
mogelijk om beheersgebieden en reservaatsgebieden i n
te s t e l l e n .
In een beheersgebied kan de gebruiker, op v r i j w i l l i g e
b a s i s , het agrarisch beheer tegen een vergoeding r i c h t e n
op natuur- en landschapswaarden. De voorwaarden voor het
te voeren beheer en de daaraan gekoppelde vergoeding
z i j n opgenomen i n een beheersovereenkomst.
De d o e l s t e l l i n g b i j de a l s reservaat aangewezen gebieden
is
de
uiteindelijke
aankoop
door Bureau Beheer
Landbouwgronden. De reservaten worden na aankoop i n
beheer en eigendom gegeven aan een terreinbeherende
natuurbeschermingsorganisatie.
In
reservaten buiten
landinrichtingsprojekten,
kunnen
de
partikuliere
natuurbeschermingsorganisaties
ook
zelf
gronden
aankopen.
De r e l a t i e n o t a i s vooral van belang i n fourageergebieden
vereist
van
dassen.
Een
regenwormrijk
grasland
b i j v o o r b e e l d een extensief, n i e t te schraal beheer en
het i s van belang dat de grondwaterstand op p e i l b l i j f t .
Van: M i n i s t e r i e van Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j
(Bureau Beheer Landbouwgronden).
Voor: gebruikers
(eigenaar
of
pachter)
van
landbouwgronden.
* Regeling aanwijzing landschapselementen en Regeling
onderhoudsovereenkomsten
landschapselementen
(RAL/
ROL): v i a onderhoudsovereenkomsten kunnen p a r t i k u l i e r e n ,
op v r i j w i l l i g e b a s i s , een vergoeding k r i j g e n
voor
h e r s t e l , behoud en a c h t e r s t a l l i g onderhoud van en aan
landschapselementen. De das i s bijzonder gebaat b i j
aanleg en onderhoud van deze landschapselementen. De
hiervoor i n aanmerking komende gebieden z i j n aangewezen
i n de RAL. De RAL-gebieden voor O v e r i j s s e l
zijn:
I J s s e l d a l , Vechtstreek, Reestdal, Reggegebied, Twente en
Noordwest-Overij s s e l .
Van: M i n i s t e r i e van Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j .
Voor: gebruikers (eigenaar of pachter) van gronden.
* Bijdrageregeling
voor
het
veiligstellen
van
dassenburchten.
Op
vrijwillige
basis
kunnen
grondeigenaren en -gebruikers met een dassenburcht op
hun grondgebied een overeenkomst met het Jachtfonds
a f s l u i t e n , met tussenkomst van de consulent NBLF. Er
wordt voorzien i n
gedoogvergoedingen
voor
iedere
bewoonde hoofdburcht ( f 300,-) en een vergoeding voor
inkomstenderving door het n i e t kunnen gebruiken van
gronden. Ook voor het t r e f f e n van beheersmaatregelen kan
subsidie worden v e r s t r e k t . In 1990 z i j n i n O v e r i j s s e l
acht Dassenbeheerovereenkomsten afgesloten.
Vanaf j a n u a r i 1991 z i j n er
nieuwe
overeenkomsten
opgesteld
voor
grondgebruikers
en
-eigenaren.
Van: M i n i s t e r i e van Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j .
Voor: grondgebruikers en jachthouders.
* Regeling bijdragen bos en landschapsbouw 1991.
Een
vaste j a a r l i j k s e subsidie van f 90,per ha
is
het
behoud
en
onderhoud
van
v e r k r i j g b a a r voor
houtops tanden.
Een boseigenaar komt i n eerste i n s t a n t i e a l l e e n i n
aanmerking voor een bijdrage indien a l l e wegen en paden
z i j n opengesteld en v r i j toegankelijk z i j n voor het
publiek. Wel kan i n het belang van de instandhouding van
het bos, het natuurbehoud en een doelmatig wildbeheer de
toegankelijkheid worden beperkt. De subsidie i s dan
f 65,- per ha per j a a r .
De r e g e l i n g maakt een uitzondering mogelijk. D i t i s het
geval indien de gewenste o n t s l u i t i n g het i n s t e l l e n van
een rustgebied noodzakelijk maakt, voor de i n het bos
levende dieren. In deze s i t u a t i e v i n d t geen k o r t i n g op
de bijdrage p l a a t s . Voor een belopen dassenburcht i s
mogelijk
b i j v o o r b e e l d het i n s t e l l e n van een rustgebied
zonder dat er een v e r l a g i n g van de s u s i d i e p l a a t s v i n d t .
Van: M i n i s t e r i e van Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j .
Voor: gebruikers (eigenaar of pachter) van gronden.
* Subsidieregeling onderhoud k l e i n e landschapselementen.
Deze
regeling
stimuleert
het
wegwerken
van
achterstallig
onderhoud
aan
waardevolle,
kleine
p a r t i k u l i e r e landschapselementen. Houtwallen, struwelen,
hagen, poelen en vennen kunnen middels een subsidie van
de gemeente worden opgeknapt. De werkzaamheden moeten
wel passen i n een gemeentelijk Landschapsbeleidsplan.
Per
gemeente
is
jaarlijks
ongeveer
f 20.000,beschikbaar.
Van: Provincie O v e r i j s s e l .
Voor: gemeenten i n O v e r i j s s e l .
* Subsidieregeling H e r s t e l en Bouw van
natuur
en
landschap. Subsidie i s
beschikbaar
voor
kleine
projekten natuur- en landschapsbouw zoals de aanleg van
poelen,
houtwallen,
vleermuisverblijven,
faunau i t t r e e d p l a a t s e n en het h e r s t e l l e n van oude beeklopen.
Voor zowel projekten van p a r t i k u l i e r e n a l s schappen en
gemeenten i s s u b s i d i e r i n g mogelijk, t o t een maximum van
f 10.000,- per projekt ( i n 1990).
Van: Provincie O v e r i j s s e l .
Voor: p a r t i k u l i e r e n , v r i j w i l l i g e r s g r o e p e n , gemeenten en
waterschappen.
* Bijdrageregeling biotoopverbeterende maatregelen. De
r e g e l i n g i s bestemd voor jachthouders. Doel van
de
regeling
is
het
instandhouden
van
een
aantal
wildsoorten. Maatregelen zoals
het
aanleggen
van
houtwallen komen ook de das ten goede.
Van
het
begrotingsbedrag komt 50 % i n aanmerking voor subsidie
door het jachtfonds.
Van: Jachtfonds.
Voor: jachthouders.
45
Het l i j k t beter te gaan met de dassen i n O v e r i j s s e l . De
achteruitgang i s t o t s t i l s t a n d gekomen, op een plaats
groeit
de
populatie z e l f s
en
er
z i j n elders
mogelijkheden voor een groeiende dassenstand. Om het
gestelde doel te bereiken heeft de das de komende
periode extra aandacht nodig. Daarmee wordt u i t v o e r i n g
gegeven aan de ' n o t i t i e inzake het dassenbeheersbeleid'
van het M i n i s t e r i e van Landbouw en V i s s e r i j (1984). Het
meerjarenplan u i t deze n o t i t i e kent voor de periode
1989-1994
de
doelstelling
'populatiegroei,
a r e a a l u i t b r e i d i n g en het met elkaar verbinden
van
populaties'.
De huidige bedreigingen z i j n bekend ( z i e paragraaf 2.4)
en het gevoerde b e l e i d ten aanzien van de dassenbescherming b i e d t perspektieven voor oplossingen i n de
nabije toekomst. De uitwerking van de voornemens zoals
omschreven
in
het
Natuurbeleidsplan z u l l e n
de
'aandachtssoort das' ten goede komen. Ook het b e l e i d van
de gemeenten en de p a r t i k u l i e r e Instanties i n het
landelijk
gebied
dragen
steeds meer b i j aan de
dassenbescherming.
In hoofdstuk v i e r z i j n de maatregelen en de daarvoor
beschikbare w e t t e l i j k e en finananciele
instrumenten
aangegeven die t o t een daadwerkelijke bescherming van de
das en z i j n leefgebied moeten l e i d e n . In de hierna
volgende
hoofdstukken
zijn
deze
maatregelen
geprojekteerd op de v e r s c h i l l e n d e regio's i n O v e r i j s s e l ,
die nu en i n de toekomst van belang z i j n voor de
O v e r i j s s e l s e dassen. In
hoofdstuk
acht
zijn
de
aktiepunten voor deze uitwerking i n een
aktieplan
opgenomen en i s aangegeven welke i n s t a n t i e s daarbij
d i r e k t betrokken z i j n .
6 MAATREGELEN IN OVERIJSSEL
6.1 I n l e i d i n g
De meeste dassenburchten i n O v e r i j s s e l z i j n r e d e l i j k
v e i l i g g e s t e l d . Ze z i j n gelegen i n t e r r e i n e n die eigendom
z i j n van natuurbeschermingsorganisaties, landgoederen en
partikulieren
waarmee
een
beheersovereenkomst
is
afgesloten. Het beheer i s daarbij g e r i c h t op het i n takt
houden van de burcht en het creeren van r u s t rondom de
burcht.
Knelpunten i n de d i r e k t e omgeving van de burchten z i j n
geinventariseerd en i n d i t hoofdstuk worden v o o r s t e l l e n
voor
maatregelen
gegeven.
De
maatregelen
zijn
grotendeels korte termijn-oplossingen, voor de das a l s
i n d i v i d u en voor z i j n leefgebied.
Bij
de
nadere i n v u l l i n g van het dassenbeheer i n
Overijssel
zijn
prioriteiten
gesteld
voor
het
Reestgebied, waar de grootste
dassenpopulatie
van
O v e r i j s s e l te vinden i s . Voor d i t gebied z i j n de
aanwezige knelpunten g e d e t a i l l e e r d i n kaart gebracht.
Van andere deelgebieden, i n k l u s i e f de aan de p r o v i n c i e
grenzende gebieden, z i j n de knelpunten en mogelijkheden
aangeduid en globaal uitgewerkt.
Op langere t e r m i j n moeten de maatregelen z i c h r i c h t e n op
voorzieningen voor de u i t w i s s e l i n g van populaties binnen
O v e r i j s s e l en de populaties i n de omringende gebieden.
De
mogelijkheden
hiertoe
zijn
eveneens voor de
v e r s c h i l l e n d e deelgebieden i n kaart gebracht.
Een nadere uitwerking van de aangegeven knelpunten, de
meest geschikte l o k a t i e s voor voorzieningen en het
aanleggen van houtwallen en andere landschapselementen,
z a l per knelpunt worden bekeken. Het Consulentschap
Natuur Bos Landschap Fauna (NBLF), van het M i n i s t e r i e
van Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j , te Zwolle,
fungeert daarbij a l s steunpunt.
6.2 Bestaande fauna-voorzieningen
Fauna-voorzieningen z i j n op meerdere p l a a t s e n aangelegd.
Niet a l l e e n voor de bescherming van de dassenstand maar
ook voor andere diersoorten. Werkzaamheden z i j n o.a.
uitgevoerd
i n het
kader
van
het
'Herstelplan
leefgebieden o t t e r '
(Ministerie
van
Landbouw
en
V i s s e r i j , 1989) . In deze paragraaf v o l g t een overzicht
van deze voorzieningen.
Rijkswaterstaat
direktie
O v e r i j s s e l heeft s t e r f t e beperkende
voorzieningen aangebracht aan wegen en
kanalen, andere maatregelen z i j n i n voorbereiding.
47
Voor de rijkswegen z i j n o.a.
voorzien of reeds uitgevoerd:
RW
RW
RW
RW
RW
de
volgende
maatregelen
1: 27 tunnels met rasters z i j n aangelegd over het
gehele t r a j e k t , een ekoduct wordt aangelegd
nabij landgoed Boerskotten en aanpassingen aan
d r i e duikers z i j n v o l t o o i d b i j de Deurningerbeek, de Snoeijinksbeek en de Teusinkbeek.
32: acht dassentunnels met r a s t e r s z i j n b i j deze weg
aangebracht.
35: nabij Enschede z i j n v i j f tunnels met r a s t e r s
aangelegd.
835: op het t r a j e k t Zwolle-Almelo (Raalte) z i j n v i j f
tunnels met rasters gepland.
50: tussen Hattem en Kampen z i j n v i j f tunnels met
rasters geplaatst.
Aan vaarwegen z i j n door waterwegbeheerders
eveneens
voorzieningen gerealiseerd. Het gaat daarbij om de
volgende vaarwegen:
O v e r i j s s e l s e Vecht: n a t u u r v r i e n d e l i j k e
oevers
zijn
aangelegd nabij Langekampen, Hardenberg, de monding
van de Vecht/Zwarte Water en de stuw b i j Marienberg.
Almelo-De Hendrik: d i t kanaal i s van enkele faunau i t t r e e d p l a a t s e n en oeveraanpassingen voorzien.
Dedemsvaart: de u i t t r e e d p l a a t s e n z i j n h i e r i n een te
lage
d i c h t h e i d aangelegd, gezien de nog steeds
voorkomende v e r d r i n k i n g s s l a c h t o f f e r s .
Verlegde Hoogeveensche Vaart: i n d i t beschoeide kanaal
z i j n tussen de Reest en het Meppelerdiep een t i e n t a l
u i t t r e e d p l a a t s e n aangelegd.
Meppelerdiep: de voorzieningen langs het Meppelerdiep
bestaan
uit
natuurvriendelijke
oevers
en
fauna-uittreedplaatsen. Een
uitbreiding
van
de
voorzieningen i s ook h i e r gewenst.
Twentekanaal
(Hoofdkanaal): langs het
kanaal
zijn
fauna-uitreedplaatsen aangelegd. Gezien de nog steeds
voorkomende v e r d r i n k i n g s s l a c h t o f f e r s i s de d i c h t h e i d
van de u i t t r e e d p l a a t s e n te laag.
Twentekanaal ( z i j t a k naar Almelo): over een lengte van
3,5
kilometer
zijn
aan
beide z i j d e n natuurvriendelijke-oevers
aangelegd
en
elders faunauittreedplaatsen .
Een kombinatie van rasters langs een weg en aanpassingen
aan bruggen i s gerealiseerd nabij Ommen. Hier i s de N48
tussen de Regge en de Vecht van r a s t e r s voorzien. Dieren
worden daarmee onder de bruggen door g e l e i d .
De Provincie en het Waterschap Regge en Dinkel hebben
onder meerdere bruggen gordingen aangebracht
waardoor
landdieren ook b i j hoog water onder deze bruggen door
kunnen lopen.
Voorzieningen z i j n of worden eveneens g e r e a l i s e e r d i n
het kader van v e r s c h i l l e n d e l a n d i n r i c h t i n g s p r o j e k t e n .
Per
landinrichting
zijn
de
faunapassages
en de
voorzieningen aan waterwegen weergegeven i n onderstaande
tabel. In de meeste gevallen z i j n b i j deze voorzieningen
geleidende groenvoorzieningen opgenomen.
Fauna-voorzieningen i n l a n d i n r i c h t i n g s p r o j e k t e n .
Landinrichting
Faunapassages
Den Ham - Lemele
Eschmarke
Giethoorn - Wanneperveen
Marshoek - Hoonhorst
Raarhoek - Veldhoek
Salland-West
6.3 Het Reestdal (Gemeente Staphorst)
Voorzieningen
aan waterwegen
36
49
20
6
23
3
1
.
De Reest vormt van Dedemsvaart t o t Meppel de grens
tussen de p r o v i n c i e s Drenthe en O v e r i j s s e l . Het t o t a l e
stroomdalgebied l i g t i n de gemeenten Meppel, De Wijk,
Zuidwolde (Drenthe), Staphorst en Avereest ( O v e r i j s s e l ) .
De middenloop heeft nog een o o r s p r o n k e l i j k , meanderend
karakter. Veel van de aanliggende vochtige en kruidenr i j k e graslanden worden e x t e n s i e f gebruikt a l s hooiland
en op de hoger gelegen gronden worden aardappelen, mais
en andere granen verbouwd.
Vooral rond Avereest en I J h o r s t komt het parkachtig
karakter van het Reestdal naar voren. Daar z i j n naast de
elders ook aanwezige jonge, droge eikehakhoutbosjes,
enige oudere loof- en naaldhoutpercelen gelegen.
De Vledder- en L e i j e r - h o o i l a n d e n , een z i j d a l van de
Reest, bestaan u i t door bos omgeven graslanden. De
beperkte o n t s l u i t i n g geeft het gebied
een
rustig
karakter. De graslanden worden echter zwaar bemest en
v e e l a l ontwaterd.
Delen van het Reestdal z i j n i n eigendom van of i n beheer
b i j S t i c h t i n g Het Drenths Landschap en S t i c h t i n g Het
O v e r i j s s e l s Landschap.
Het gebied i s bijzonder geschikt voor een duurzame
v e s t i g i n g en v e r s p r e i d i n g van dassen. De momenteel
aanwezige knelpunten i n het gebied z i j n per l o k a t i e
uitgewerkt. Een o v e r z i c h t van de huidige knelpunten i s
weergegeven i n figuur 6.
49
Figuur 6: overzicht van de knelpunten in het Reestdal
(Gemeente Staphorst). De nummers komen overeen
met de lokaties in de tekst.
Lokatie 1: De Heerenweg
Een dassenburcht l i g t op enige afstand van deze weg.
Op
de hoek nabij de Schotsweg z i j n a l twee s l a c h t o f f e r s
gevallen. Een tunnel en dassenraster aan beide z i j d e n
van de Heerenweg moet voorkomen dat dassen de weg
oversteken.
Lokatie 2: De Schotsweg
De dassen u i t de omgeving van de Heerenweg kunnen zonder
b a r r i e r e s i n de Vledder en L e i j e r Hooilanden komen om te
fourageren.
Hierbij
staat
hen
een
netwerk van
bospercelen en greppels ten dienste.
B i j v e r p l a a t s i n g naar het westen k r u i s e n de
dassen
echter de Schotsweg. Evenals de Heerenweg i s d i t een
drukke weg Tunnels onder deze weg moeten ^ r g e n voor
het behoud van de dassen i n de nabijgelegen burcht.
Een s o o r t g e l i j k e s i t u a t i e doet z i c h voor i n z u i d e l i j k e
r i c h t i n g , t e r hoogte van de Koolhaar en Het Schot.
Lokatie 3: De Burgemeester van Wijngaardenstraat
De
Burg.
van Wijngaardenstraat i s een d u i d e l i j k e
b a r r i e r e voor dassen u i t de Boswachterij en de Witte
Bergen. De dassen steken de weg over om te fourageren i n
de Vledder en L e i j e r Hooilanden. Daarbij z i j n i n de
afgelopen d r i e j a a r zeker v i e r v e r k e e r s s l a c h t o f f e r s
gevallen, v o o r a l op het noord-zuid lopende deel r i c h t i n g
IJhorst. Naast dassen steken op deze l o k a t i e s ook v e e l
reeen en vossen de weg over.
Op minimaal d r i e l o k a t i e s z i j n tunnels en r a s t e r s
gewenst om verdere s l a c h t o f f e r s te voorkomen.
Lokatie 4: Gorterlaan
Dassen u i t de
Boswachterij
Staphorst
steken
de
Gorterlaan over om te fourageren. Meerdere dassen z i j n
daarbij
het s l a c h t o f f e r geworden van het verkeer.
Tunnels en geleidende r a s t e r s z i j n nodig om verdere
s l a c h t o f f e r s te voorkomen.
In een bosperceel, grenzend aan deze weg i s een m i l i t a i r
terrein
gelegen,
waarvoor u i t b r e i d i n g i s gepland.
U i t b r e i d i n g gaat ten koste van woon- en voedselgebieden
voor de das. Het naaldhout op het t e r r e i n wordt i n
verband met brandgevaar vervangen door loofhout. D i t kan
het v e r l i e s aan fourageergebied ten dele goed maken,
mits
het
terrein
toegankelijk i s
voor
dassen
(dassenpoortjes).
Lokatie 5: Mr JB Kanlaan
De Mr JB Kanlaan i s een druk bereden weg i n de omgeving
van de Boswachterij Staphorst. Meerdere dassen z i j n a l
51
aangereden t e r hoogte van boerderij 'Foklust'.
Een tunnel, met r a s t e r s aan weerszijden van deze weg,
kan d i t knelpunt voor de toekomst oplossen.
Een extra mogelijkheid i s de i n r i c h t i n g en beheer van
akkers die d i r e k t grenzen aan de Boswachterij en hiervan
n i e t gescheiden worden door een verharde weg. Door
aankoop of een voor dassen a a n t r e k k e l i j k i n r i c h t i n g van
deze akkers kan een ekologische bufferzone
worden
gevormd tussen het bos en de weg. Het verbouwen van
granen en het aanleggen van poelen kan de dassen er van
weerhouden de weg over te steken.
Lokatie 6: de Rijksweg 28 tussen Staphorst en Meppel
Verspreiding van dassen u i t het Reestgebied i s mogelijk
r i c h c i n g Heidehoogte (Achthoevenslag), ten westen van
Staphorst. D i t e b i e d kende begin j a r e n
'80
een
hoofdburcht en was i n de j a r e n '60 t o t '70 eveneens door
dassen bevolkt. In de dassencensus van 1990 werd a l l e e n
een v e r v a l l e n burcht gevonden. HerbevoIking middels
natuurlijke
dispersie
behoort
echter
tot
de
mogelijkheden. In 1991 i s deze burcht weer bewoond
geraakt!
Het
belang van de bescherming van oude
burchtlokaties i s hiermee nogmaals aangetoond.
Eventuele
verplaatsingen naar Achthoevenslag worden
sterk g e r i c h t door de aanwezige i n f r a s t r u k t u u r . Deze
struktuur i s n i e t optimaal voor de das; aan de zuidkant
l i g t de lintvormige bebouwing van de gemeente Staphorst
en aan de noordzijde schermen de Verlegde Hoogeveensche
Vaart en de bebouwing van Meppel het gebied af. Het
tussenliggende gebied wordt doorsneden door de RW 28, de
parallelweg RW 833 en de s p o o r l i j n Zwolle-Meppel.
Rijkswaterstaat O v e r i j s s e l i s i n p r i n c i p e b e r e i d een
dassentunnel aan te leggen onder de RW 28. Oord en
Molenaar
(1991)
geven
een
uitwerking van
de
mogelijkheden voor een optimale s i t u e r i n g
van
de
tunnels. R e a l i s a t i e i s a f h a n k e l i j k van de f i n a n c i e r i n g
u i t de l a n d e l i j k e RWS middelen voor het oplossen van
knelpunten.
In de Verlegde Hoogeveensche Vaart z i j n reeds meerdere
dassen
verdronken.
Aanpassingen
in
de vorm van
oeververlagingen en fauna-uittreedplaatsen z i j n nodig om
de gebieden rond Meppel en westwaarts r i c h t i n g het Land
van Vollenhove bereikbaar te maken. Een aantal van deze
voorzieningen z i j n inmiddels aangelegd.
c
Het i s tevens van belang dat de doorgang
tussen
Staphorst en Halfweg n i e t v o l l e d i g wordt bebouwd. B i j
een eventuele u i t b r e i d i n g van de bebouwing kan deze
doorgang snel 'dichtslibben' en a l s een massieve b a r i e r e
de v e r s p r e i d i n g van dassen onmogelijk maken.
6.4 Overige knelpunten i n het Reestdal (Gemeente Staphorst)
Een u i t b r e i d i n g van de populatie i n het Reestdal z a l
nieuwe knelpunten met z i c h meebrengen. Enkele, nu a l
aanwijsbare, toekomstige knelpunten z i j n h i e r n a k o r t
weergegeven. De knelpunten z i j n verdeeld
over
de
v e r s c h i l l e n d e vervoerswegen; auto-, vaar- en spoorwegen.
Autowegen
* De Evenboersweg (Boswachterij Staphorst): t e r hoogte
van Bovenhaar v i e l e n op de Evenboersweg i n de j a r e n
'60 v e r k e e r s s l a c h t o f f e r s . Een snelheidsbeperking op de
Evenboersweg voorkomt mogelijk s l a c h t o f f e r s onder de
fouragerende dassen die r i c h t i n g Vierbergen gaan.
* Aan weerszijden van de Keppelweg (Boswachterij
Staphorst) l i g t i n het Westhuizingerveld een n i e t
ontgonnen t e r r e i n . Op deze hoogte i s t r e k waargenomen
van meerdere diersoorten naar de aanwezige maisakkers.
De moerassige gronden kunnen eveneens goede fourageergebieden z i j n . Maatregelen om toekomstige
slachtoffers
te voorkomen z i j n h i e r gewenst.
Ter hoogte van K i e v i t s h a a r i s h i e r een tunnel met
rasters nodig. Hetzelfde geldt voor de Sterkensweg t e r
hoogte van Heideroosje.
Vaarwegen
* De Hoogeveensche Vaart, de Dedemsvaart en het
Meppelerdiep: voor deze waterwegen i s de aanleg en/of
uitbreiding
van
fauna-uittreedplaatsen,
oeveraanpassingen en brugaanpassingen gewenst. Langs kanalen
lopen vaak wegen die eveneens een knelpunt vormen voor
migrerende fauna.
Voor het Meppelerdiep wordt momenteel een studie
v e r r i c h t onder de
naam
'Groene
Kruispunt',
een
verbindingszone tussen De Wieden en de Olde Maten. De
mogelijkheden voor natuurontwikkeling, de aanleg van
fauna-uittreedplaatsen
langs
het
Meppelerdiep
en
oplossingen voor de p r o v i n c i a l e weg tussen Zwartsluis en
Meppel
worden
onderzocht
(NBLF-Overijssel).
De
voorzieningen z i j n n i e t a l l e e n op dassen g e r i c h t , z i j
kunnen a l s een van de soorten van de
maatregelen
p r o f i t e r e n . Het Land van Vollenhove i s een p o t e n t i e e l
leefgebied voor dassen. Met met deze verbinding wordt
het beter bereikbaar.
Spoorwegen
* De s p o o r l i j n Zwolle-Steenwijk: treinverkeer i s minder
frequent a l s autoverkeer en veroorzaakt minder knelpunten. Het b l i j f t echter een b a r r i e r e die versnipperend
versnipperend werkt i n het leefgebied van de dassen.
53
* In het Tweede Struktuurschema Verkeer en Vervoer
(1990) i s een b o c h t a f s n i j d i n g van het spoortrajekt
Zwolle-Meppel-Hoogeveen
opgenomen.
De
verbinding
Zwolle-Hoogeveen i s i n studie a l s 'verbinding die n i e t
onmogelijk mag worden gemaakt'. De a f s n i j d i n g zou de
v e r p l a a t s i n g naar het noorden moeten v e r s n e l l e n . Het
voorgestelde t r a j e k t loopt echter door de Vledder- en
Leijer-Hooilanden
i n het
w e s t e l i j k deel van het
Reestdal. De gevolgen voor de aanwezige dassenpopulatie
z u l l e n b i j r e a l i s a t i e bijzonder groot z i j n . Niet a l l e e n
het v e r l i e s aan leefgebied maar ook de optredende
versnippering z u l l e n hun t o l eisen.
6.5 Het Reestdal (Gemeente Avereest)
In de omgeving van Den Huizen (Gemeente Avereest) i s een
belopen burcht aanwezig. De l i g g i n g l i j k t i d e a a l , aan de
rand van het beekdal. In de n a b i j h e i d van deze l o k a t i e
l i g t een bruggetje over de Reest, het Oude Kerkpad,
waarmee een eenvoudige verbinding met het Drenthse deel
van het Reestdal mogelijk i s . De Reest z e l f vormt geen
harde b a r r i e r e voor de dassen.
De i n f r a s t r u k t u u r , met name het wegennet, zorgt op
meerdere plaatsen voor problemen voor de
aanwezige
dassen. Een overzicht van de huidige knelpunten i s
weergegeven i n figuur 7.
Lokatie 1: De Meppelerweg nabij Den Huizen
Meppelerweg i s een b a r r i e r e tussen het gebied
De
Haardennen en de Reest. Met de aanleg van tunnels en
rasters b i j deze weg, wordt een bijdrage geleverd aan
een optimale verbinding tussen deze gebieden.
B i j Den Westerhuis i s een v e r k e e r s s l a c h t o f f e r gevallen.
De aanleg van een tunnel en r a s t e r s op deze l o k a t i e i s
nodig om ook h i e r toekomstige s l a c h t o f f e r s te voorkomen.
Lokatie 2: De p r o v i n c i a l e weg (PW 11) nabij Balkbrug
Dassen steken deze weg vanuit het Reestdal over t i j d e n s
het fourageren. Enkele dassen z i j n a l
slachtoffer
geworden van het verkeer; recent werd een das aangereden
i n december 1990. Sterftebeperkende maatregelen z i j n dan
ook nodig. Het dassengebied grenst, aan de overzijde van
de
p r o v i n c i a l e weg, aan het r u i l v e r k a v e l i n g s g e b i e d
Dedemsvaart-Noord.
Maatregelen
voor
een
betere
i n f r a s t r u k t u u r , zoals een houtwal vanaf de tunnel naar
een bestaande houtwal, kunnen worden opgenomen i n het
landschapsplan van deze r u i l v e r k a v e l i n g .
Inmiddels i s bekend dat i n 1991 een tunnel wordt
aangelegd en i n het najaar z u l l e n rasters en beplanting
worden aangebracht i.k.v. het landschapsplan.
54
Een onder de weg gelegen veetunnel, d i e i n de winter
droog s t a a t , kan ook worden gebruikt a l s een v e i l i g e
tunnel voor dassen. Een goede r a s t e r g e l e i d i n g kan het
gebruik van deze tunnel stimuleren.
Figuur 7: overzicht van de knelpunten in het Reestdal
(Gemeente Avereest). De nummers komen overeen
met de lokaties in de tekst.
55
Lokatie 3: De Zwolseweg (PW 12) tussen Balkbrug en
De Pol
Onder deze druk bereden weg z i j n tenminste twee tunnels
nodig. Ten westen van het kruispunt met de PW 11 l i g t
aan de zuidkant van de Zwolseweg een mooie houtwal. Deze
houtwal s l u i t aan op een bosje dat i n b e z i t i s van de
S t i c h t i n g Het O v e r i j s s e l s Landschap. Aan de noordzijde
moet de tunnel a a n s l u i t e n op
een
te
realiseren
houtsingel i n het Katingerveld.
Ten oosten van het kruispunt i s b i j de Pol een g e l i j k e
s i t u a t i e voorhanden. Hier z i j n dassen doodgereden en
z i j n eveneens voorzieningen gewenst.
Lokatie 4: De
Westerhuizingerweg
Tussen
Haardennen
en
Kievitshaar
ligt
de
Westerhuizingerweg.
Een s l a c h t o f f e r i s a l gemeld van
deze l o k a t i e . Om de u i t w i s s e l i n g tussen de dassen u i t de
boswachterij en het Reestdal v e i l i g te l a t e n verlopen
z i j n h i e r voorzieningen (tunnels en r a s t e r s ) nodig.
Tussen beide gebieden l i g t een bosje waar vroeger een
burcht i n was gevestigd. Een das i s eveneens waargenomen
i n een bosje ten zuiden van de Trambaan, langs de
Westerhuizingerweg.
Deze bosjes zouden a l s 'stepping
stone' kunnen werken indien er een g e l e i d i n g s s t r o o k
wordt aangelegd, mogelijk a l s beplanting langs een
f i e t s p a d tussen K i e v i t s h a a r en Balkbrug.
Lokatie 5: De Meppelerweg n a b i j Lutten-Oever
De houtsingels i n d i t gebied l e i d e n i n d i r e k t naar de
Meppelerweg. De dassen u i t de nabij gelegen burcht
verplaatsen z i c h door en langs deze s i n g e l s . Een tunnel
en rasters i n het verlengde van deze houtwallen z i j n
h i e r dan ook nodig om s l a c h t o f f e r s te voorkomen.
De Meppelerweg nabij Groot-Oever vormt een onderbreking
van twee houtwallen. Een verbinding van deze houtwallen
middels een tunnel en r a s t e r s i s een oplossing voor d i t
knelpunt. Voor een optimaal gebruik moet de h o u t s i n g e l
vanaf Boshoeve worden h e r s t e l d .
Lokatie 6: Brug over Reest nabij Groot-Oever
Het aanbrengen van gordingen (loopplanken) en r a s t e r s
langs deze brug voorkomt e n e r z i j d s dat dassen de weg op
lopen en bevordert anderzijds dat dassen en andere
dieren aan beide z i j d e n van de Reest het beekdal i n
kunnen.
6.6 U i t w i s s e l i n g met Drenthe
Aan de Drenthse z i j d e van de Reest bevinden z i c h
eveneens bewoonde dassenburchten.
Een
uitwisseling
tussen deze populaties en de populaties i n O v e r i j s s e l i s
mogelijk en noodzakelijk voor een goede dassenstand i n
beide p r o v i n c i e s .
Tot 1980 waren
dassen
aanwezig
nabij
Dikninge,
Dunningen, Wildenberg en Holtberg. Een herbevoIking van
deze oude burchten vanuit O v e r i j s s e l behoort t o t de
mogelijkheden.
Dat er u i t w i s s e l i n g tussen de p r o v i n c i e s p l a a t s v i n d t ,
b l i j k t u i t waarnemingen aan gemerkte dassen. Een jonge
das die j u n i 1989 i n de Boswachterij Staphorst gemerkt
was, werd i n September 1990 doodgereden op de
Linderweg
i n de Drenthse gemeente Zuidwolde; hemelsbreed een
v e r p l a a t s i n g van 10,5 km. Een eveneens In j u n i
1989
gemerkte jonge das u i t de Boswachterij Staphorst werd
doodgereden b i j Avereest i n maart 1990
(gegevens u i t
Pauwels en Broekhuizen, 1990). Een i n het Drenthse
Wildenberg u i t g e z e t t e das werd een dag l a t e r langs de
Westerhuizingerweg waargenomen.
Het l i j k t erop dat het gebied tussen Staphorst,
Dedemsvaart en Zuidwolde a l s een populatie kan worden
beschouwd. U i t w i s s e l i n g tussen deelpopulaties moet i n
ieder geval worden bevorderd. Overleg tussen beide
provincies inzake het dassenbeleid i s dan ook z i n v o l .
Aandachtspunten voor het bevorderen van de u i t w i s s e l i n g
van
dassen
zijn
o.a.
de knelpunten RW 28, de
Hoogeveensche Vaart en het d a s v r i e n d e l i j k beheren van
het gehele Reestdal.
6.7 Verbinding Reestdal - O v e r i j s s e l s e Vechtgebied
Voor de u i t b r e i d i n g van de populatie i n het Reestdal
z i j n langs de Vecht eveneens goede
leefomstandigheden
aanwezig. De b u r c h t l o k a t i e i n de omgeving van Stegeren
i s daar een voorbeeld van. Een v e r s t e r k i n g van de
dassenstand langs de Vecht i s e s s e n t i e e l voor het
voortbestaan
van deze subpopulatie. Een verbinding
tussen de populaties i n het Reestdal en het Vechtdal i s
dan ook van groot belang.
De R u i t e r (1991) geeft i n z i j n studie 'De das van Reest
naar Vecht' een uitwerking voor een c o r r i d o r i n het
gebied tussen Balkbrug en Ommen. In een gefaseerde opzet
worden, middels houtsingels van 3-6 en 30 meter breedte,
de v e r s c h i l l e n d e bosgebieden en bestaande houtsingels i n
het gebied met elkaar verbonden. De l a a t s t e fase moet
r e s u l t e r e n i n een verbindingszone die eveneens geschikt
i s a l s leefgebied voor de das.
De voorgestelde verbinding i s gesitueerd aan de westkant
het
van de N48, vanaf Balkbrug (Haardennen) naar
Ommerveld ( z i e figuur 8). B i j Witharen verloopt de
c o r r i d o r i n zuidwestelijke r i c h t i n g naar o.a.
landgoed
57
V l i e r b e l t e n . In z u i d o o s t e l i j k e r i c h t i n g
verbinding gemaakt met het Ommerbosch.
wordt
een
Knelpunten kunnen b i j deze i n v u l l i n g op v e r s c h i l l e n d e
plaatsen ontstaan.
Ten zuiden van Haardennen i s de Zwolseweg (PW 12) een
knelpunt; b i j S l u i s 5 en de k r u i s i n g met de N48 ( z i e 6.5
Lokatie 3).
De noord-zuid lopende houtsingels z u l l e n voor problemen
zorgen op de kruispunten met wegen. In o o s t - w e s t e l i j k e
richting
zal
de Ommerweg/Balkerweg voor problemen
zorgen. Tunnels en geleidende rasters kunnen op deze
l o k a t i e s s l a c h t o f f e r s voorkomen.
De verbinding tussen Witharen
en
het
Ommerbosch
ondervindt problemen met de weg N48 en het beschoeide
Omm^rkanaal.
Tunnels onder de N48 zorgen voor een v e i l i g e verbinding.
Aanpassingen aan 1 et beschoeide Ommerkanaal daarnaast
z i j n nodig om v e r d r i n k i n g s s l a c h t o f f e r s te voorkomen.
Tevens kunnen plas-dras zone's worden aangelegd, die
n i e t a l l e e n de das maar ook andere marterachtigen,
amfibieen
en
insekten de nodige v a r i a t i e i n het
landschap verschaffen.
De RW 834 i s op een d r i e t a l l o k a t i e s een knelpunt: i n de
omgeving van V l i e r b e l t e n , tussen A r r i e n en Hoogengraven
en nabij het Stegerveld.
Veranderingen i n de v e r k e e r s s i t u a t i e rond Ommen kunnen
eveneens voor knelpunten zorgen. In het Streekplan
I J s s e l v a l l e i z i j n v e r s c h i l l e n d e varianten opgenomen om
te komen t o t een vermindering van de verkeershinder door
met name het oost-west verkeer op de RW 834 (figuur 9).
Variant A
doorsnijdt
een
natuurwetenschappelijk
waardevol
gebied
en wordt ook i n het streekplan
afgewezen. De varianten B en C v e r k l e i n e n beide het
leefgebied van de das en lopen tevens
door
het
bosgebied. Variant D spaart het bos en een p o t e n t i e e l
leefgebied van de dassen. Tevens i s v a r i a n t D inpasbaar
i n de verbinding 'Twente-noorden des
lands',
als
verlenging van de RW 36. Indien de keuze v a l t op deze
v a r i a n t , wordt een b a r r i e r e aangebracht
tussen het
A r r i e r v e l d en de Ommerschans. U i t w i s s e l i n g met
de
populatie i n het Reestdal wordt hiermee b e m o e i l i j k t .
Tunnels kunnen r e l a t i e f goedkoop worden aangelegd b i j
deze weguitbreidingen om d i t probleem te voorkomen.
Figuur 8: overzicht van de knelpunten in het gebied
tussen Reest en Vecht en de situering van een
verbindingszone
(gewijzigd naar de Ruiter, 1991).
59
Zuidwolde
Trace-varianten
doortrekking RW36
—
bestaande wegen
• • • varianten
gemeentegrens
provinciegrens
4km.
Figuur
60
9: varianten in de verkeerssituatie
(Streekplan
IJsselvallei).
rond
Ummen
6.8 Het O v e r i l s s e l s e Vechtgebied
De burcht i n de omgeving van Stegeren ondervindt i n de
d i r e k t e omgeving momenteel weinig problemen. De dassen
kunnen
vrij
ongestoord
naar het D i f f e l e r v e l d en
Stegerveld. Problemen z i j n mogelijk gelegen i n de RW 834
en RW 36 ( z i e f i g u u r 10). Voor een nadere u i t w e r k i n g van
de knelpunten i n het gehele Vechtgebied wordt verwezen
naar 'De Otter i n de Vecht' (Hoeve en Zoon, 1988).
Figuur 10: overzicht van de huidige knelpunten in het
Overijsselse Vechtgebied nabij Ommen.
61
De verwachting i s dat dassen u i t Stegeren binnen enkele
j a r e n de
Vecht
oversteken.
De
Vecht
is
geen
onoverkomelijke b a r r i e r e en r i c h t i n g de Regge z i j n
geschikte gebieden voor de das aanwezig. Mogelijkheden
voor de u i t w i s s e l i n g met de populatie langs de Reest, en
de
daaruit
voortkomende
knelpunten,
z i j n i n de
voorgaande paragraaf besproken. De verspreiding langs de
n o o r d e l i j k e bebouwing van Ommen v i a het Ommerbosch, i n
de r i c h t i n g van o.a. V l i e r b e l t e n , z a l eveneens problemen
met z i c h meebrengen op het kruispunt met de N48 en het
Ommerkanaal ( z i e figuur 8).
Vroeger kwamen eveneens dassen voor op landgoed Mataram
(Dalfsen), i n Varsen, het Erfgenamenbos en te V i l s t e r e n .
Het i s z i n v o l om rekening te houden met een eventuele
terugkeer van dassen op deze l o k a t i e s . Mogelijkheden die
z i c h voordoen voor de aanleg van voorzieningen i n deze
gebieden, die aan deze herbevolking kunnen bijdragen,
moeten dan ook worden benut.
Maatregelen t e r verbetering van het leefgebied en de
verspreidingsmogelijkheden van dassen aan de zuidkant
van de Vecht z i j n inpasbaar i n de r u i l v e r k a v e l i n g
Den Ham-Lemele ( z i e ook 6.10). Niet a l l e e n i n deze
ruilverkaveling,
maar
a l l e mogelijkheden die z i c h
voordoen voor de verbetering van het leefgebied van de
das, i n het gehele Vechtdal, moeten worden benut.
Bijvoorbeeld
b i j herstelwerkzaamheden aan wegen en
kanalen.
6.9 De Sallandse Heuvelrug ( z u i d e l U k deel)
De dassen u i t de h i e r v r i j recent gevestigde hoofdburcht
ondervinden
momenteel
weinig
problemen
met
de
i n f r a s t r u k t u u r van het gebied. De mogelijke knelpunten
z i j n gelegen i n de wegen i n en rond het leefgebied
(figuur 11).
Ten
westen van de burcht kunnen de
Poggenbeltweg
(A) en de Oude Deventerweg (B) voor
problemen zorgen. De Vagevuurseweg (C), de Helhuizerweg
(D) en de Raalterweg (E) kunnen eveneens toekomstige
knelpunten z i j n .
De Nijverdalse- en Holterbergweg (F/G) kunnen problemen
veroorzaken doordat deze wegen het gehele leefgebied
doorsnijden.
Aan de noordkant i s de RW 835 een d u i d e l i j k e r knelpunt.
B i j de ombouw van deze weg t o t een autoweg z i j n
maatregelen voor de das en andere dieren noodzakelijk.
Maatregelen die n i e t a l l e e n v e r k e e r s s l a c h t o f f e r s helpen
voorkomen maar tevens het v e r l i e s
aan
leefgebied
compenseren. De doorsnijding van de Sallandse heuvelrug
i s gebaat met een verhoogde d i c h t h e i d aan tunnels, om
u i t w i s s e l i n g van dassen en andere diersoorten tussen de
Sprengenberg en met name het Vechtdal mogelijk te maken.
De i n de volgende paragraaf genoemde v o o r s t e l l e n voor
62
een
verbinding
tussen
de
Lemelerberg
en
de
Hellendoornseberg z a l hiermee eveneens aan e f f e k t i v i t e i t
winnen.
Figuur 11: overzicht van de mogelijke knelpunten voor
dassen op de Sallandse heuvelrug (zuidelijk
deel). De letters komen overeen met de
lokaties in de tekst.
63
6.10 De Lemelerberg en de Hellendoornseberg
In het Natuurbeleidsplan z i j n de Lemelerberg en de
Hellendoornseberg aangewezen a l s kerngebied. Eveneens i s
een verbindingszone aangegeven tussen deze gebieden en
de landgoederen nabij Heino.
De r u i l v e r k a v e l i n g Den Ham-Lemele biedt mogelijkheden om
aan deze wensen tegemoet te komen.
De
Werkgroep
Natuurtechniek heeft hiervoor een v i s i e opgesteld. Men
gaat
u i t van
het 'kralensnoer'-principe; op een
onderlinge afstand van 0.5 t o t 1 km l i g g e n natuurgebiedjes van 10 a 25 ha. die verbonden z i j n middels
beplantingsstroken
en houtwallen (Werkgroep
Natuurtechniek R u i l v e r k a v e l i n g Den Ham-Lemele e.o., 1991).
Gezien de landbouwbelangen i n het gebied i s er op korte
termijn s l e c h t s beperkte
ruimte
voor
natuurbouw.
Voorgesteld wordt om middels houtwallen en plas-dras
oevers een doorlopende verbinding te kreeren. Problemen
die z i c h voordoen b i j verkeerswegen dienen middels
faunapassages en met droge passages over watergangen te
worden beslecht.
De hierboven
vermelde
maatregelen
bevorderen
de
migratiemogelijkheden i n het gebied. De verbindingszone
maakt u i t w i s s e l i n g tussen populaties van de Sallandse
Heuvelrug en het Vechtdal mogelijk. De aanzet voor een
verbinding r i c h t i n g de landgoederen, waaronder landgoed
't Reelaer, b i e d t mogelijkheden voor een herbevoIking
van d i t p o t e n t i e e l dassengebied.
Tevens
is
een
verbetering
te verwachten i n de
migratie-mogelijkheden langs de l i j n Vechtgebied - Regge
(natuurontwikkelingsgebied) - Twente - Duitsland.
6.11 Twente en de u i t w i s s e l i n g met Duitsland
Vroeger werden i n de omgeving van
Enschede,
het
Roderveld, Rutbeek, Buurserzand, Lutterzand en
de
Twentse landgoederen nog bewoonde burchten gevonden. De
gebieden
waren en z i j n nog steeds een uitstekend
leefgebied voor dassen. Tegenwoordig komt de das a l l e e n
nog voor langs de Dinkel (Losser). Net over de grens i n
Duitsland
zijn
burchten
aanwezig nabij Syenvenn,
Bentheimerwald, Gildehauservenn en Brandlecht.
Waarom vanuit Duitsland (nog) geen permanente v e s t i g i n g
i n Twente p l a a t s v i n d t i s n i e t d u i d e l i j k . Voor de das
z i j n de omstandigheden
aan weerszijden van de grens
vrijwel gelijk.
Dassen z i j n weliswaar geen
snelle
verspreiders maar z u l l e n i n het verleden regelmatig de
Twentse populatie hebben aangevuld. Deze u i t w i s s e l i n g
l i j k t nu ook nog wel plaats te vinden, getuige de
vrouwelijke das die nabij Hardenberg i n het O v e r i j s s e l s
kanaal werd gevonden (maart 1991) en het regelmatig
aantreffen van dode dassen i n het Twentekanaal. Voor het
64
momenteel
achterwege
blijven
van
een
duurzame
u i t w i s s e l i n g , z i j n enkele mogelijkheden te noemen.
De wegen i n het Duitse grensgebied kunnen f a t a a l z i j n
voor de v e s t i g i n g van dassen i n O v e r i j s s e l . Op de wegen
i n het grensgebied z i j n meerdere v e r k e e r s s l a c h t o f f e r s
gevallen. Sterftebeperkende maatregelen z i j n dan ook
noodzakelijk aan beide z i j d e n van de grens. In Duitsland
i s de A l tussen De Poppe en Schuttorf een d e f i n i t i e v e
barriere
die
de
dassenpopulatie i n tweeen d e e l t
(Syenvenn en Bentheimerwald).
Rasters langs deze weg
z i j n aangelegd u i t oogpunt van
verkeersveiligheid.
Fauna-voorzieningen zoals tunnels z i j n n i e t voorhanden.
Voor met name de wegen Nordhorn-Gronau, de A l tussen De
Poppe en Schuttorf en de geplande Emslandlinie B31, z i j n
voorzieningen dringend nodig.
De j a c h t i n Duitsland zou een andere v e r k l a r i n g kunnen
z i j n voor het u i t b l i j v e n van migratie van dassen naar
Nederland. De das v a l t i n Duitsland onder de jachtwet.
De j a c h t i s geopend voor dassen van 1 augustus t o t en
met 31 oktober. In D u i t s l a n d staat de jachtwet boven de
natuurbeschermingswet;
het jachtbelang p r e v a l e e r t boven
het
natuurbelang.
In
Gelderland
en
Zuid-Limburg
resulteerde een verminderde j a c h t i n D u i t s l a n d i n een
verhoogde immigratie (Wiertz en
Vink,
1983).
De
regeringen van de deelstaten i n het
Overijsselse
grensgebied,
Niedersachsen
en
Nordrhein-Westfalen,
hebben begrip voor de Nederlandse s i t u a t i e maar z u l l e n
vanuit
de
plaatselijke
overheid
vooralsnog geen
maatregelen t r e f f e n . Jagersverenigingen i n NordrheinWestfalen en Niedersachsen vragen
hun
leden,
op
v r i j w i l l i g e b a s i s , n i e t op dassen te jagen. In het
grensgebied wordt h i e r gehoor aan gegeven.
Voorzieningen en maatregelen i n Twente z u l l e n z i c h
moeten r i c h t e n op migratie van dassen u i t Duitsland.
Onderzoek z a l moeten plaatsvinden naar de oorzaken van
het achterwege b l i j v e n van m i g r a t i e . Samenwerking en
overleg met Duitse i n s t a n t i e s kan een s n e l l e oplossing
van de knelpunten bewerkstelligen. Herintroduktie i s een
andere mogelijkheid ( z i e hoofdstuk 7). Het grote aantal
landgoederen en het k l e i n s c h a l i g e landschap i n Twente
bieden
goede
vooruitzichten.
Overleg
met
de
landgoedeigenaren kan daarom goede r e s u l t a t e n opleveren.
Er
zijn
mogelijkheden
voor
het
afsluiten
van
beheersovereenkomsten i n leefgebieden van de das die a l s
relatienotagebied
zijn
aangewezen.
Dit
geldt
bijvoorbeeld voor het gehele Dinkeldal.
De problemen i n p o t e n t i e l e leefgebieden verdienen i n d i t
l i c h t bezien nu a l onze aandacht. De aanleg en het
doortrekken van de autosnelweg A l vormt b i j voorbaat een
knelpunt voor v e e l diersoorten, daar deze weg i s gelegen
65
i n een verbindingszone. Voorzieningen voor de landfauna
zoals de ongeveer 30 tunnels voor het gehele t r a j e k t en
een ekodukt (fauna-viadukt) nabij Oldenzaal op het
landgoed Boerskotten vormen een van de oplossingen.
Hiermee b l i j f t
uitwisseling
mogelijk
tussen
het
D i n k e l d a l , het aangrenzende
Bentheimerwald
en
de
landgoederen i n Twente en Salland. De achter het ekodukt
gelegen Postweg i s van v i e r tunnels voorzien. Tevens
z i j n i n duikers b i j de Deurningerbeek, Snoeijinksbeek en
Teusinkbeek
passagemogelijkheden
aangebracht
voor
landdieren.
Het Twentekanaal i s tevens een groot knelpunt i n het
gebied; i n 1990 werden d r i e dassen i n d i t kanaal dood
aangetroffen. De problemen van het Twentehoofdkanaal, en
de z i j t a k r i c h t i n g Almelo, z i j n te voorkomen door de
aanleg en u i t b r e i d i n g van fauna-uittreedplaatsen en
natuurvriendelijke-oevers.
Daarnaast
is
er
een
mogelijkheid om buiskonstrukties onder
bruggen
te
hangen. Een sluitende g e l e i d i n g naar deze buizen zorgt
voor een v e i l i g e passage-mogelijkheid.
De voorgenomen e l e k t r i f i k a t i e en de u i t b r e i d i n g t o t twee
sporen van de s p o o r l i j n Zutphen-Hengelo ( R a i l 21 en R a i l
21 Cargo) vormt eveneens een toekomstig knelpunt
(NV
Nederlandse
Spoorwegen, 1988 en 1990). Ter hoogte van
Goor/Diepenheim
doorsnijdt
deze
spoorlijn
de
verbindingszone tussen de Sallandse Heuvelrug en de
gebieden rond Haaksbergen en de grensstreek. Tezamen met
het Twentekanaal onstaat daarmee een groot knelpunt.
Onder Delden zou een u i t b r e i d i n g van het baanvak moeten
plaatsvinden op grondgebied van het Landgoed Twickel;
een onderdeel van de ecologische hoofdstruktuur en een
p o t e n t i e e l leefgebied voor de das. In een analyse van
knelpunten tussen het Natuurbeleidsplan en de RAIL 21
plannen
z i j n deze l o k a t i e s a l s zodanig aangegeven
(Koomen, 1991). Mitigerende maatregelen op deze l o k a t i e s
z i j n nodig om s l a c h t o f f e r s te voorkomen en versnippering
gaan.
Naast dassentunnels z i j n grotere
tegen
te
wildtunnels
nodig.
In d i t kader moet ook worden
voorkomen dat de huidige, i n gebruik zijnde afwateringsduikers, b i j verbeteringswerkzaamheden verdwijnen.
Compenserende maatregelen voor het v e r l i e s van
de
leefgebieden, dienen eveneens te worden g e r e a l i s e e r d .
6.12 U i t w i s s e l i n g met populaties i n Gelderland
In Gelderland z i j n o.a. dassen aanwezig i n de omgeving
van Epe, Woldberg, Elspeet, Nunspeet, Staverden en
Leuvenum. Deze populaties z i j n b e l a n g r i j k voor een
eventuele u i t w i s s e l i n g met of bevolking van O v e r i j s s e l .
De verspreiding zou kunnen plaatsvinden langs d r i e
p o t e n t i e l e routes ( z i e ook figuur 5):
I)
v i a het gebied rond Windesheim of
II) v i a de landgoederen b i j Diepenveen of
I I I ) i n noordelijke r i c h t i n g naar de omgeving van Zalk
I)
Vanuit Windesheim i s migratie mogelijk r i c h t i n g de
landgoederen
b i j Heino
en vervolgens v i a
't Reelaer,
b i j Raalte,
naar
het Vechtdal.
Noord-oostwaarts kunnen de dassen vanaf Windesheim
r i c h t i n g het Rechterensche Veld trekken.
II) De
verspreiding
vanaf
de
Veluwe
naar
de
landgoederen i n de omgeving van Diepenveen kan
doorlopen
naar de Sallandse heuvelrug of v i a
verschillende
Sallandse
landgoederen
naar
't Reelaer en het Vechtdal.
I I I ) V i a de omgeving Wezep i s een herbevolking mogelijk
van het Zalkerbos langs de I J s s e l .
De geplande ombouw/nieuwbouw van de RW 835 t o t een
g e d e e l t e l i j k e auto- en/of autosnelweg ( M i n i s t e r i e van
Verkeer en Waterstaat, 1990) doorbreekt enkele l i j n e n
van
deze
verbindingsroutes. Problemen d i e h i e r u i t
voortkomen
voor
de aanwezige fauna kunnen worden
voorkomen door u i t v o e r i n g van de v o o r s t e l l e n d i e worden
gedaan i n de
milieu-effekt-rapportage
RW 35 ( i n
voorbereiding). Er z i j n voorzieningen voor k l e i n e en
grote zoogdieren opgenomen voor het gehele t r a j e k t . Een
afdoende d i c h t h e i d aan voorzieningen i s nodig op de te
verwachten verspreidingsroutes nabij Windesheim, Heino
en N i j v e r d a l .
67
7 HERINTRODUKTIE VAN DASSEN
7.1 Herintroduktie algemeen
De ' n o t i t i e inzake het dassenbeheersbeleid' ( M i n i s t e r i e
van Landbouw en V i s s e r i j , 1984), beoogt behoud en
herstel
van
de
dassenpopulaties
i n Nederland.
Herintroduktie i s daarbij een van de aanbevelingen.
In O v e r i j s s e l z i j n a l s p r i o r i t a i r gebied genoemd: het
Dinkeldal
(Losser-Oldenzaal-Denekamp)
en
het
O v e r i j s s e l s e Vecht- en Reggegebied.
De n o t i t i e heeft voor
k r i t e r i a opgesteld:
herintroduktie
de
volgende
* h e r i n t r o d u k t i e mag n i e t ten koste gaan van bestaande
populaties.
* een zorgvuldige voorbereiding middels een door het
M i n i s t e r i e van Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j
goedgekeurd draaiboek i s v e r e i s t .
* het gebied moet i n het oorspronkelijk verspreidingsgebied l i g g e n .
* het gebied moet aan de biotoopeisen voldoen.
* u i t w i s s e l i n g met andere dassen moet mogelijk z i j n .
Tevens z i j n er randvoorwaarden d i e bepalend z i j n voor
het slagen van de h e r i n t r o d u k t i e .
* De
acceptatie
door
de bevolking, met name de
grondeigenaren,
-gebruikers
en jachthouders moet
aanwezig
z i j n . Herintroduktie i s dan ook a l l e e n
mogelijk middels een aanvraag vanuit het betreffende
gebied.
* De u i t z e t l o k a t i e dient van een r a s t e r voorzien te
z i j n . V r o e g t i j d i g uitzwerven
en v e r s t o r i n g van de
l o k a t i e worden hiermee voorkomen.
* P o t e n t i e l e b a r r i e r e s tussen met name de woon- en
fourageergebieden
moeten zoveel
mogelijk worden
opgeheven.
* Verbetering van het biotoop door het aanleggen van
wildweiden, wildakkers, heggen, poelen e.d., vergroten
de kans op een succesvolle h e r i n t r o d u k t i e .
* Introduktie van meerdere dieren, van beide geslachten,
beperkt het uitzwermen. Dassen u i t andere populaties
in
Nederland
of het buitenland bevorderen de
genetische u i t w i s s e l i n g .
68
7.2 Herintroduktie i n O v e r i j s s e l
Natuurlijke
verspreiding
verloopt i n het algemeen
langzaam, zo ook i n O v e r i j s s e l . De barriere-werking van
het
Twentehoofdkanaal en de z i j t a k naar Almelo maakt
introduktie i n zowel het Reggedal a l s i n oost-Twente
gewenst. De a a n s l u i t i n g van deze gebieden op voor dassen
bereikbare leefgebieden betekent een v e r s t e r k i n g van de
(deel)populaties en leefgebieden.
Gebieden die voor h e r i n t r o d u k t i e i n aanmerking komen
z i j n o.a. het Reggedal, het Dinkeldal en het Buursedal:
1) Het
Reggedal heeft een b e l a n g r i j k e funktie a l s
migratiegebied
tussen
het Vechtdal, Salland en
Twente. Vroeger kwamen dassen i n het Reggedal voor.
Herintroduktie z a l op korte termijn i n het Reggedal
plaastsvinden. Hiermee wordt u i t v o e r i n g gegeven aan
de aanbevelingen u i t de
'notitie
inzake
het
dassenbeheersbeleid' van het M i n i s t e r i e van Landbouw
en V i s s e r i j (1984).
2) Het Dinkeldal s l u i t aan op populaties i n het Duitse
Niedersachsen en kan een b e l a n g r i j k e schakel vormen
tussen de Twentse landgoederen. Er z i j n r e l a t i e f
weinig i n f r a s t r u k t u r e l e knelpunten i n het gebied
aanwezig. De te verwachten problemen b i j de aanleg
van de A l z i j n v r o e g t i j d i g onderkent en worden o.a.
opgelost door de aanleg van een ekodukt b i j landgoed
Boerskotten. Herintroduktie l i j k t daarmee z i n v o l en
reeel i n het Dinkeldal.
3) Het
Buursedal,
van
de
grensoverschrijdende
Buurserbeek, i s vanouds een b e l a n g r i j k l e e f - en
migratiegebied
voor dassen. D i t gebied kan een
belangrijke schakel vormen tussen landgoederen.
69
8 AKTIEPLAN
De achteruitgang van de dassenstand i n O v e r i j s s e l i s t o t
s t i l s t a n d gekoraen. Het Dassenberaad O v e r i j s s e l s t e l t
z i c h een verdere groei van de dassenpopulatie ten doel.
Het
beschermingsplan 'Dassen i n O v e r i j s s e l ' en de
vroegere v e r s p r e i d i n g i n O v e r i j s s e l (figuur 5) gelden
daarvoor a l s l e i d r a a d voor het toekomstige b e l e i d .
De uitgangspunten voor d i t b e l e i d z i j n :
-
bewoonde b u r c h t l o k a t i e s a k t i e f beschermen
bescherming van de huidige leefgebieden
u i t w i s s e l i n g en verspreiding mogelijk maken
p o t e n t i e l e leefgebieden voor dassen geschikt maken
Het Dassenberaad O v e r i j s s e l z a l z i c h i n z e t t e n voor de
u i t v o e r i n g van de volgende aktiepunten:
1) De i n het beschermingsplan genoemde knelpunten nabij
de bestaande b u r c h t l o k a t i e s worden i n de periode
1991-1994 opgelost.
2) Een j a a r l i j k s e i n v e n t a r i s a t i e van de belopen burchten
geeft i n z i c h t i n de uitwerking van het gevoerde
beleid.
3) N ieuwe
burchtlokaties
worden
adequaat en snel
veiliggesteld
door
het
a f s l u i t e n van beheersovereenkomsten
of
aankoop.
Knelpunten i n deze
leefgebieden worden door NBLF geinventariseerd.
4) Het belang van de das en de bescherming van z i j n
leefgebieden z a l b i j a l l e vormen van r u i m t e l i j k
b e l e i d naar voren worden gebracht.
5) V o o r l i c h t i n g z a l worden gegeven aan de p r o v i n c i a l e en
gemeentelijke overheden, waterschappen, boerenstandsorganisaties, wildbeheereenheden, grondeigenaren en
p a r t i k u l i e r e natuurbeschermingsorganisaties.
6) Herintroduktie z a l op korte termijn i n het Reggedal
plaatsvinden.
Onderzoek
wordt
gedaan
naar de
mogelijkheden voor h e r i n t r o d u k t i e van dassen i n het
Dinkel- en Buursedal.
70
Het t o t u i t v o e r brengen van d i t a k t i e p l a n berust b i j
meerdere o r g a n i s a t i e s . P a r t i k u l i e r e n kunnen daarbij
eveneens een bijdrage leveren. I n onderstaand overzicht
z i j n b i j de v e r s c h i l l e n d e aktiepunten de meest betrokken
i n s t a n t i e s vermeld.
Aktiepunt
Aktie door
* Burchtbescherming
Natuurbeschermingsorganisaties,
grondeigenaren, jachthouders.
Weg- en waterbeheerders,
partikulieren.
Beheerders ( P r o v i n c i e , gemeenten,
Rijkswaterstaat, Nederlandse
Spoorwegen, waterschappen).
R i j k , P r o v i n c i e , gemeenten,
grondeigenaren.
NBLF.
Natuurbeschermingsorganisaties,
partikulieren.
NBLF.
Aanvrager i n p r o v i n c i e , NBLF,
Das & Boom.
NBLF, P r o v i n c i e , Das & Boom,
Jachtfonds, Wildbeheereenheden,
Boerenstandsorg., Bosgroep.
* Melden s l a c h t o f f e r s
( b i j Das & Boom)
* Voorzieningen aan verkeerswegen,
vaarwegen en spoorwegen
* Bescherming leefgebieden
* I n v e n t a r i s a t i e burchten
* Melden bewoonde burchten
( b i j NBLF)
* A f s l u i t e n beheersovereenkomsten
* Herintroduktie
* Voorlichting
71
GERAADPLEEGDE LITERATUUR
A l b e r t s , W. & H.D. van Bohemen, 1990. Verslag tweede workshop
versnippering. Den Haag.
Berendsen, G., 1986. De das (Meles meles L.) a l s
v e r k e e r s s l a c h t o f f e r . Studentenverslag RIN, Arnhem.
Broekhuizen, S., C.A. van 't Hoff, F. Maaskamp & T. Pauwels,
1986. Het belang van heggen a l s g e l e i d i n g voor migrerende
dassen Meles meles (L., 1758). Lutra, v o l 29, pp 54-65.
Butter, M., 1990. Dassen, verzuring en regenwormen.
R i j k s u n i v e r s i t e i t Groningen, Rapport 28.
Dirkmaat, J . , 1988. De das i n Nederland. U i t g e v e r i j
Stubeg bv, Hoogezand.
F l u i t , N. van der, R. Cuperus & K.J. Canters, 1990.
Mitigerende en compenserende maatregelen aan het
hoofdwegennet voor het bevorderen van natuurwaarden.
CML mededelingen 65, Leiden.
Groenconsult & J . Oosterbaan, 1990. Landgoed Twickel, deel 1,
Biotoopontwikkeling en faunabeheer. Groenconsult,
Oosterbeek.
Herwaarden, G.J. van, 1987. Natuurtechnische mogelijkheden
voor l a n d i n r i c h t i n g s p r o j e k t e n , deel 3: De das.
Mededelingen Landinrichtingsdienst no. 178, Utrecht.
Hoeve, R., 1989. De das i n het O v e r i j s s e l s e Landschap.
O v e r i j s s e l s Landschap, 1-1989, pp 6-9.
Hoeve, R., 1989a. N o t i t i e h e r i n t r o d u k t i e das (Meles meles) i n
O v e r i j s s e l . Consulentschap Natuur-, M i l i e u - en Faunabeheer
(Consulentschap O v e r i j s s e l ) , Zwolle.
Hoeve, R. & C.P.M. Zoon, 1988. De o t t e r (Lutra l u t r a L.) i n
de Vecht. D i r e c t i e Natuur, M i l i e u en Faunabeheer
(Consulentschap O v e r i j s s e l ) , Zwolle.
Koenders, P., 1990. Grenzen open, dassen weg?.
D o k t o r a a l s k r i p t i e Planologie, F a k u l t e i t der
Beleidswetenschappen, KU Nijmegen, Nijmegen.
Koomen, R., 1991. Knelpunten tussen het Natuurbeleidsplan en
RAIL 21/RAIL 21 Cargo. Stageverslag Internationale
Agrarische Hogeschool Larenstein.
Kruuk, H., 1988. The S o c i a l Badger. Oxford U n i v e r s i t y Press,
Oxford.
Kruuk, H. & T. Parish, 1982. Factors a f f e c t i n g population
density, group s i z e and t e r r i t o r y s i z e of the European
Badger (Meles meles). J . Zool. 196, 31-39. London.
Lange, R. , A. van Winden, P. Twisk, J . de Laender 6k C. Speer,
1986. Zoogdieren van de Benelux, herkenning en onderzoek.
Uitgave Jeugdbondsuitgeverij, s Graveland.
Ma, W.-C. 6c S. Broekhuizen, 1989. Belasting van dassen Meles
meles met zware metalen: invloed van de verontreinigde
Maasuiterwaarden. Lutra v o l 32, pp 139-151.
M i n i s t e r i e van Landbouw en V i s s e r i j , 1984. N o t i t i e inzake het
dassenbeheersbeleid. s'Gravenhage.
M i n i s t e r i e van Landbouw en V i s s e r i j , 1989. De o t t e r i n
perspectief; een perspectief voor de o t t e r . H e r s t e l p l a n
leefgebieden o t t e r , s'Gravenhage.
72
M i n i s t e r i e van Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j , 1990.
Natuurbeleidsplan, deel d: r e g e r i n g s b e s l i s s i n g .
s'Gravenhage.
M i n i s t e r i e van Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j , i n prep.
E v a l u a t i e n o t i t i e Dassenbeheersbeleid 1984-1989.
s'Gravenhage.
M i n i s t e r i e van Verkeer en Waterstaat, 1990. Tweede
Structuurschema Verkeer en Vervoer, deel d:
r e g e r i n g s b e s l i s s i n g . s'Gravenhage.
Natuur en M i l i e u Federatie O v e r i j s s e l , 1990. Praktijkmap
Natuurontwikkeling. Zwolle.
Nederlandse Spoorwegen, 1988. R a i l 21, Sporen naar een nieuwe
eeuw. Utrecht.
Nederlandse Spoorwegen, 1990. R a i l 21 Cargo, Sporen naar een
nieuwe eeuw. Utrecht.
Oord, J . , 1990. D i e r v r i e n d e l i j k e kunstwerken en oevers langs
Rijkswegen en -kanalen i n Drenthe. Rijkswaterstaat
d i r e k t i e Drenthe, Assen.
Oord, J . & J . Molenaar, 1991. Aanbevolen dassenvoorzieningen
langs de rijksweg 28 ten noorden van Staphorst. Intern
rapport Rijkswaterstaat O v e r i j s s e l en NMF O v e r i j s s e l ,
Wateren.
Pauwels, T. & S. Broekhuizen, 1990. Tatoeages van jonge
dassen i n Drenthe en O v e r i j s s e l i n 1990 en een overzicht
van de bewoning van de burchten. Intern rapport RIN,
Arnhem.
R u i t e r , E. de, 1991. De das van Reest naar Vecht, een studie
over de te ontwikkelen verbindingszone voor marterachtigen
( i n het bijzonder voor de das) tussen Reest en Vecht.
Afstudeeropdracht MO-biologie, Ommen.
Werkgroep Natuurtechniek R u i l v e r k a v e l i n g Den Ham-Lemele e.o.,
1991. Verbindingszone Ecologische Hoofdstructuur
R u i l v e r k a v e l i n g Den Ham-Lemele en omgeving. Zwolle.
Wiertz, J . & H. Vink, 1983. Inventarisatierapport over de das
i n Nederland 1960-1980. Deel 1: methode en r e s u l t a t e n ,
Deel 2: basisgegevens. Intern rapport R i j k s i n s t i t u u t voor
Natuurbeheer, Leersum.
Wijngaarden, A. van, & J . van de Peppel, 1960. Rapport over
de verspreiding van de das i n Nederland. Intern rapport
RIVON, Z e i s t .
73
BIJLAGE 1: ZUSAMMENFAS SUNG
Der Dachs i s t hierzulande i n den l e t z t e n Jahren starken
Bedrohungen
ausgesetzt
gewesen.
Anfang
dieses
Jahrhunderts kam er i n grofien T e i l e n der Niederlande
noch allgemein vor. Im Jahre 1960 war d i e Population
schatzungsweise auf 2200 Tiere zuruckgegangen, und 1980
zahlte man nur noch 1400 Exemplare. In O v e r i j s s e l ging
es dem Dachs n i c h t v i e l besser a l s i n den anderen
Provinzen. Frtiher gab es h i e r ganz ordentliche Bestande,
u.a. auf dem Sallandse Heuvelrug, In Twente und im
R e e s t t a l . 1980 war der Dachs i n O v e r i j s s e l nahezu
ausgestorben. Nur im R e e s t t a l gab es noch
einige
aufgesuchte Baue.
BEDROHUNGEN
Der Bestandsruckgang wurde b i s i n die sechziger Jahre
hauptsachlich
durch
Wilderei
und Zerstorung von
Dachsbauen verursacht, l e t z t e r e s wegen vermeintlicher
Schaden an Eigentumern. Heute sind das gro&te Problem
eher andere Bedrohungen. Sie hangen damit zusammen, da&
fur das Uberleben der A r t n i c h t nur Ma&nahmen zum
Schutze der Individuen vonnoten sind: Auch die Standorte
der Baue, die Nahrungssuchgebiete und die Verbindungen
dazwischen sind von wesentlicher Bedeutung. Eine d i r e k t e
Bedrohung sind heute der Strafienverkehr und sehr sicher
auch i n O v e r i j s s e l die WasserstraEen. Straiten und Kanale
b i l d e n auch eine i n d i r e k t e Bedrohung, w e i l s i e d i e
Lebensraume z e r s p l i t t e r n . Hinzu kommt, da& vorhandene
und p o t e n t i e l l e Habitate verlorengehen und die Q u a l i t a t
der Umwelt verschlechtert. Auch das s i n d f u r den Dachs
starke i n d i r e k t e Bedrohungen, j e t z t und i n Zukunft.
Die schlechten Perspektiven f u r den
Dachsbestand
bedeuten n i c h t nur den moglichen V e r l u s t des gro&ten
V e r t r e t e r s der Marder i n den Niederlanden. Der Ruckgang
des Dachses i s t auch e i n Anzeichen dafur, daS, es mit
seinem Lebensraum bergab geht, also e i n Indiz f u r eine
Beeintrachtigung
der kleinraumigen V i e l f a l t
der
Kulturlandschaft mit v i e l e n Arten anderen Saugetieren,
Vogeln, Amphibien, Insekten und Pflanzen.
DACHSSCHUTZRAT
Deswegen s t a r t e t e das Ministerium f u r Landwirtschaft und
Fischerei
1982
Beratungen
zum
Schutze
des
Dachsbestandes. Die daraus resultierenden Empfehlungen
sind i n einem Dachsschutzkonzept v e r a r b e i t e t und 1985
von der Zweiten Kammer e i n h e l l i g u n t e r s t u t z t worden.
74
Es sind j e w e i l s i n Perioden von fiinf
erreichende Z i e l e f o r m u l i e r t worden:
Jahren
zu
1984 - 1989: Stoppen des Bestandsruckgangs und erste
S c h r i t t e zu einer Wiedereinbtirgerung.
1989 - 1994: Populationswachstum, Arealerweiterung und
Verbindung von Teilpopulationen.
1994 - 1999: R e a l i s i e r u n g eines zusammenhangenden
Gesamtareals mit optimalen
Populationsdichten und maximalem Schutz.
Der Rahmen f u r den kunftigen Dachsschutz i s t das
Nationale MaEnahmenprogramm Naturschutz, i n dem der
Dachs a l s eine der Arten genannt wird, denen besondere
Aufmerksamkeit gegeben wird.
DACHSSCHUTZRAT OVERIJSSEL
Bei der Dachspopulation i n O v e r i j s s e l i s t s e i t 1980 eine
l e i c h t e Besserung zu beobachten. Das z e i g t , da& das
hochgesteckte
Z i e l f u r d i e zweite
Phase,
namlich
Populationswachstum, Arealerweiterung und Verbindung von
Teilpopulationen,
f u r diese Region n i c h t zu hoch
gesteckt war.
1987 wurde der Dachsschutzrat O v e r i j s s e l gegrundet, der
untersucht, wie dieses Z i e l e r r e i c h t werden konnte. I n
diesem Gremium s i t z e n V e r t r e t e r des Ministeriums f u r
Landwirtschaft,
Naturschutz
und
Fischerei
(Beratungsstelle f u r Natur, Forsten, Landschaft und
Fauna,
Abteilung
Overijssel,
Vorsitz),
des
Waldbesitzervereins Salland/Twente,
des Koniglichen
Jagervereins (Abteilung O v e r i j s s e l ) , der Landbouwschap
(Regionalrat O v e r i j s s e l ) , der Provinz O v e r i j s s e l , des
staatlichen
Wasserwirtschaftsamtes
Rijkswaterstaat
( D i r e k t i o n O v e r i j s s e l ) , der S t a a t l i c h e n Forstverwaltung
(Gelandeverwaltung),
der Landschaftsschutzorganisation
Stichting
Overijssels
Landschap,
der
Dachsaufzuchtstation (Vereniging Das en Boom) und des
Vereins zur Naturdenkmalpflege i n den Niederlanden.
Zu den Ergebnissen der Beratungen gehort der Ihnen
hiermit vorliegende Dachsschutzplan.
I n diesem Plan
werden
d i e Entwicklungen
der Dachspopulationen i n
O v e r i j s s e l s k i z z i e r t , sind die Probleme f u r die A r t und
deren
Lebensraum
angegeben
und werden
Losungen
vorgeschlagen,
durch die bewirkt werden konnte, dafi die
Dachspopulation i n O v e r i j s s e l erhalten b l e i b t und s i c h
erholt.
75
Dieser Plan b a s i e r t auf folgenden Ausgangspunkten:
1. Geschutzt werden s o i l n i c h t nur die A r t , sondern auch
deren Lebensraum. Artenschutz und Biotopschutz gehen
Hand i n Hand!
2. In e r s t e r L i n i e l i e g t der Nachdruck auf dem Schutz
der
bestehenden Vorkommen und dem Schaffen von
Moglichkeiten f u r deren VergroEerung.
3. Die
Verbreitung der Population s o i l auch durch
Wiedereinburgerung gefordert werden, und zwar i n die
Gebiete, wo der Dachs friiher vorkam. A l l e r d i n g s
mussen dann vorher die Ursachen f u r das Verschwinden
der Dachse b e s e i t i g t werden.
4. Das Nichtvorkommen des Dachses darf an s i c h k e i n
Grund s e i n , um keine Schutzma&nahmen zu t r e f f e n , wenn
es s i c h um e i n p o t e n t i e l l e s Habitat handelt, zumal
zunachst andere T i e r a r t e n davon p r o f i t i e r e n konnen.
DIE DACHSSCHUTZPOLITIK
Eine P o l i t i k zur Untersttitzung des Dachsschutzes g i b t es
auf verschiedenen Verwaltungsebenen. Auf i n t e r n a t i o n a l e r
Ebene
sind
da
die
Berner
Konvention
und die
E G - H a b i t a t r i c h t l i n i e von Bedeutung. Die niederlandische
P o l i t i k b i e t e t Perspektiven f u r den Schutz des Dachses
in
dem
bereits
erwahnten Dachsschutzkonzept, den
nachfolgenden
Erfolgsbewertungen und dem Nationalen
Mafinahmenprogramm Naturschutz, i n dem die Natur- und
Artenschutzpoltik f u r die Jahre 1990-1998 vorgezeichnet
i s t . Die p r o v i n z i a l e P o l i t i k kann namentlich durch ihre
Konkretisierung
des
Nationalen Mafinahmenprogramms
Naturschutz und die Regionalplane den Schutz des Dachses
fordern. Kommunen
konnen durch Berucksichtigung der Interessen des Artenund
Habitatschutzes i n ihren Flachennutzungs- und
Landschaftsplanen
direkt
zur
Erhaltung
des
Dachsbestandes beitragen.
Auch
private
Organisationen konnen einen B e i t r a g
l e i s t e n , indem s i e b e i der Planung die Interessen des
Dachses
berucksichtigen.
Der
Verein
zur
Naturdenkmalpflege i n den Niederlanden, die S t a a t l i c h e
Forstverwaltung, Hegegemeinschaften, Gutsbesitzer und
andere Privatpersonen konnen beim Schutz des Dachses i n
O v e r i j s s e l d i r e k t mitarbeiten, und t e i l w e i s e machen s i e
das auch schon. Bei der Ausarbeitung von Management-,
Wildhege- und Forstverwaltungsplanen konnen konkrete
MaEnahmen getroffen werden, die e i n e r s e i t s der Q u a l i t a t
der Natur generell und andererseits s p e z i f i s c h
dem
Schutze des Dachses dienen.
MASSNAHMEN
Dachsschutz i s t e r s t s i n n v o l l , wenn die e r g r i f f e n e n
MaEnahmen n i c h t nur dem Schutz der Tiere s e l b s t , sondern
auch dem Schutz von Bauen und Lebensraumen dienen.
Schutzanlagen
Verkehrsopfer und die Anwesenheit von Dachswechseln i n
der Nahe von VerkehrsstraEen sind deutliche Anzeichen
dafur, daE MaEnahmen e r f o r d e r l i c h sind. Verkehrsopfer
lassen s i c h vermeiden durch den Bau von Schutzanlagen
b e i StraEen und Gewassern. StraEenbegleitende G i t t e r und
Bepflanzungen sorgen dafur,
daE
die
Tiere
nach
Wildunterftihrungen und Wildstegen an Kanalen hingefiihrt
werden.
Standorte der Baue
Die Sicherung von Bauen i s t am besten gewahrleistet,
wenn das Gelande, wo s i e s i c h befinden, angekauft w i r d
oder dafur e i n Bewirtschaftungs- oder Duldungsvertrag
abgeschlossen wird. Die Sicherung
der
Baue
kann
raumordnerisch i n Regional- und Flachennutzungsplanen
festgeschrieben werden. Wenn es keine andere M o g l i c h k e i t
g i b t , kann die Erhaltung der Baue durch eine kommunale
Polizeiordnung durchgesetzt werden.
Bestehende Lebensraume
Der Schutz der bestehenden Lebensraume s o l i auf deren
Erhaltung,
dachsfreundliche Bewirtschaftungsund
PflegemaEnahmen und GegenmaEnahmen gegen Z e r s p l i t t e r u n g
gerichtet sein. Extensive Grunlandwirtschaft v e r s c h a f f t
dem Dachs die notige Abwechslung im Nahrungsangebot.
Kleinteilige
Landschaftselemente
wie
Feldhecken,
Kleinwaldflachen
und
Tumpel
vergroEern
das
Nahrungsangebot und sorgen auch f u r die Fuhrung
und
Deckung der Tiere im l a n d l i c h e n Raum.
Verwirklichen l a E t s i c h das am besten durch AbschluE von
Bewirtschaftungsvertragen oder Ankauf der betreffenden
Flachen. Dazu braucht es eine raumordnerische Grundlage.
Bestehendende und p o t e n t i e l l e Habitate werden durch die
zunehmende Verstadterung und den Bau von StraEen und
Kanalen z e r s p l i t t e r t . Dadurch w i r d
der
erwtinschte
Austausch innerhalb von und zwischen Teilpopulationen
unmoglich. Auch dieses Problem kann durch Schutzanlagen
b e i StraEen und Kanalen entscharft werden, w e i l dadurch
das Dachssterben beschrankt wird.
77
Neue Lebensraume
Chancen f u r Arealerweiterung l i e g e n i n Gebieten langs
Verbindungszonen. Friihzeitiges Erkennen, da& diese Zonen
im
landlichen
Raum
durch
stadte-, stra&en- und
wasserbauliche
Ma&nahmen b e e i n t r a c h t i g t werden, i s t
erforderlich,
um
die Ziele
der Dachspolitik zu
verwirklichen.
Die Erweiterung des Areals kann durch Neubesiedlung
fruherer Habitate r e a l i s i e r t werden, wobei i n O v e r i j s s e l
Landsitze eine wichtige S t e l l e einnehmen konnen. Um d i e
verhaltnisma&ig langsame Verbreitung i n Gebieten mit
guten Perspektiven zu fordern, kann von dem M i t t e l der
Wiedereinburgerung Gebrauch gemacht werden.
Flankierende Mafinahmen bestehen i n der Beratung von
Leuten, d i e i n i h r e r A r b e i t mit Dachsen und dem Schutz
von
Dachsen zu tun haben. Es konnte e i n Netz von
Informanten geschaffen werden, die Beobachtungen machen
und
alljahrlich
die Entwicklungen
der Bestande
evaluieren. So konnen Daten gesamraelt und kann z u g l e i c h
eine
gro&e Beteiligung der O f f e n t l i c h k e i t e r r e i c h t
werden.
INSTRUMENTARIUM
Die gesetzliche Grundlage f u r den Dachsschutz i s t zur
Z e i t das Jagdgesetz. K i i n f t i g wird das wahrscheinlich das
Naturschutzgesetz sein. Daneben g i b t es auch noch andere
Gesetze, d i e fiir den Schutz des Dachses von Bedeutung
sind, zum B e i s p i e l das Raumordnungsgesetz.
Fur die Ausfuhrung des Nationalen Ma&nahmenprogramms
Naturschutz, i n dem der Dachs a l s eine der Arten genannt
wird, denen Aufmerksamkeit gewidmet werden s o l i , hat das
Ministerium
f u r Landwirtschaft,
Naturschutz
und
F i s c h e r e i Gelder zur Verfiigung g e s t e l l t . E i n T e i l davon
steht der Provinz O v e r i j s s e l fiir
die provinziale
Konkretisierung
dieses
Naturschutzprogramms
zur
Verfiigung.
Aus
diesem
Topf konnen Privatpersonen
Zuschiisse fiir ihren A n t e i l im Dachsschutz bekommen.
Entsprechende
Antrage
konnen
von
privaten
Naturschutzorganisationen,
Nutzungsberechtigten von
Grundflachen, Jagdausubungsberechtigten, Kommunen und
B i i r g e r i n i t i a t i v e n g e s t e l l t werden.
OVERIJSSEL
Die
Ma&nahmen zum Schutze des Dachses sind f u r d i e
verschiedenen
Regionen
i n O v e r i j s s e l ausgearbeitet
worden. Dabei sind P r i o r i t a t e n gesetzt worden, und zwar
fiir das Gebiet der Reest (Gemeinden Staphorst und
Avereest). Die Probleme i n diesem Gebiet mit der gro&ten
Population i n O v e r i j s s e l sind im D e t a i l k a r t i e r t worden.
Auch
d i e Moglichkeiten zum Austausch zwischen den
verschiedenen ( p o t e n t i e l l l e n ) Lebensraumen i n O v e r i j s s e l
sind angegeben worden.
Perspektiven
bietet
auch
der
Austausch mit
Dachspopulationen
auEerhalb der Provinz O v e r i j s s e l .
Ubrigens sind die Dachse an beiden Seiten der Reest,
also i n Drenthe und O v e r i j s s e l , a l s eine Population zu
betrachten. Wenn Austausch moglich gemacht w i r d und das
Management i n dem Gebiet stimmt, kann s i c h h i e r eine
starke Population entwickeln. Zur Wiedereinburgerung des
Dachses i n friihere Lebensraume i n O v e r i j s s e l konnen auch
die verhaltnisma&ig dachsreichen Gebiete i n Gelderland
beitragen.
In Twente i s t Wiederansiedlung von A l t h a b i t a t e n durch
Zuwanderung aus Deutschland moglich. Hindernisse i n
diesem Gebiet, d i e h i e r vom Twentekanal
und von
Verkehrsstrafien gebildet werden, werden behoben. Durch
Beratungen mit deutschen S t e l l e n s o i l bewirkt werden,
da& Gefahren f u r aus Deutschland zuwandernde Tiere aus
dem Wege geschafft werden.
AKTIONSPLAN
Fiir die Ausfuhrung der vorgeschlagenen MaEnahmen i s t e i n
Aktionsplan a u f g e s t e l l t worden. Der Dachsschutzrat g i b t
d a r i n an, wie e i n weiteres Wachstum der Dachspopulation
i n O v e r i j s s e l e r r e i c h t werden s o i l . A l s Richtschnur
dienen
dabei
d i e fruhere
Verbreitung
und der
Dachsschutzplan O v e r i j s s e l . Die Ausgangspunkte f u r d i e
P o l i t i k sind:
-
A k t i v e r Schutz von bewohnten Bauen und deren Umgebung.
Schutz der heutigen Lebensraume.
Ermoglichen von Austausch und Verbreitung.
Dachsfreundliche MaEnahmen i n p o t e n t i e l l e n Habitaten.
Fur die Ausarbeitung dieser Ausgangspunkte s i n d folgende
MaEnahmen vorgesehen:
1. Die im Dachsschutzplan aufgefuhrten Hindernisse i n
der Nahe bestehender Bauanlagen werden i n der Periode
1991 - 1994 behoben.
2. Eine
j a h r l i c h e Bestandsaufnahme von aufgesuchten
Bauen, um den E r f o l g der P o l i t i k bewerten zu konnen.
3. Flachen mit neuen Bauen werden angemessen und s c h n e l l
durch AbschluE von Bewirtschaftungsvertragen oder
Ankauf gesichert. Die Hindernisse i n den betreffenden
Gebieten werden von der D i r e k t i o n f u r Natur, Forsten,
Landschaft und Fauna i n v e n t a r i s i e r t .
4. Die Bedeutung von Dachs- und Habitatschutz w i r d b e i
a l i e n Formen der Raumpolitik vorgebracht werden.
79
5. Beratung wird e r t e i l t an Provinzen und Kommunen,
Wasserverbande, Bauernverbande, Hegegemeinschaften,
Grundeigentumer
und
private
Naturschutzorganisationen.
6. In Kurze
wird
im
Tal
der
Regge
ein
Wiedereinburgerungsprogramm durchgefuhrt. Untersucht
werden die Moglichkeiten f u r Wiedereinbiirgerung von
Dachsen im Tal der Dinkel und der Buurse.
Fur d i e Ausfuhrung dieses Aktionsplans sind mehrere
Organisationen zustandig. In einer Ubersicht sind b e i
den verschiedenen MaEnahmen die am meisten b e t e i l i g t e n
Organisationen erwahnt.
(Vertaling:
Drs. A.J. Jansma, Vertaalburo (Duits);
D i r e k t i e V o o r l i c h t i n g en Externe Betrekkingen van het
M i n i s t e r i e van Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j te
's-Gravenhage).
BIJLAGE 2: SAMENSTELLING DASSENBERAAD OVERIJSSEL
* M i n i s t e r i e van Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j ,
Consulentschap Natuur, Bos, Landschap en Fauna.
Dhr. drs. R. van der Wal ( v o o r z i t t e r ) en dhr. R. Hoeve
(secretaris)
Postbus 10051
8000 GB Zwolle
Tel: 038-271999
* Bosgroep Salland/Twente.
Mevr. drs. E. Cremers.
Rozendaelseweg 3
8141 NC Heino
Tel: 05729-1227
* K o n i n k l i j k e Nederlandse Jagersvereniging, a f d e l i n g
Overij s s e l .
Dhr. H. Slatman.
Rondweg 37
7787 ES Holtheme
Tel: 05246-2526
* Landbouwschap, Gewestelijke Raad voor O v e r i j s s e l .
Dhr. i r . F. Groot Nibbelink.
Eekwal 2
8011 LD Zwolle
Tel: 038-212725
* Provincie O v e r i j s s e l .
Dhr. G. Gerritsen.
Postbus 10078
8000 GB Zwolle
Tel: 038-252525
* Rijkswaterstaat, d i r e c t i e O v e r i j s s e l .
Dhr. i n g . B. Stegehuis.
Postbus 10006
8000 GA Zwolle
Tel: 038-273201
* Staatsbosbeheer, Terreinbeheer.
Dhr. J . Kleuver.
Ninaberlaan 83
7447 AC Hellendoorn
Tel: 05486-59100
* S t i c h t i n g Het O v e r i j s s e l s Landschap.
Dhr. drs. F. Naber.
Poppenallee 39
7722 KW Dalfsen
Tel: 05290-1731
81
Vereniging Das en Boom.
Dhr. J . Dirkmaat en dhr. drs. T. Cooijmans
Rijksstraatweg 174
6573 DG Beek-Ubbergen
T e l : 08895-42294
Vereniging t o t Behoud van Natuurmonumenten
Dhr. drs. 0. de B r u i j n .
Morshoekweg 39
7552 PE Hengelo (Ov)
Tel: 074-432452
BIJLAGE 3: KNELPUNTEN-OVERZICHT REESTDAL
Knelpunt
dassentunnels
( i n c l . rasters)
prioriteit
Gemeente Staphorst
Heerenweg (nabij Schotsweg)
Schotsweg (nabij Schotsdwarsweg)
Burg, van Wijgaardenstraat
Gorterlaan (nabij M i l l , t e r r e i n )
Mr. JB. Kanlaan (boerderij Foklust)
Keppelweg (BW Staphorst)
Evenboersweg: snelheidsbeperking
Hoogeveense Vaart: oeveraanpassingen
Dedemsvaart: oeveraanpassingen
Meppelerdiep: oeveraanpassingen
S p o o r l i j n Zwolle-Steenwijk: tunnels
1
2
3
1
1
1
*
*
*
*
*
*
*
*
Gemeente Avereest
Meppelerweg (Den Huizen)
(Westerhuizingerweg)
Prov. weg 11 (Katingerveld)
(Haardennen)
Westerhuizingerweg (Kievitshaar)
Zwolseweg (Balkbrug)
Meppelerweg (Lutten-Oever)
Reest (Groot-Oever): gordingen
en r a s t e r s
3
1
1
1
1
1
1
*
*
*
*
*
*
*
83
BIJLAGE 4: KOSTENSCHEMA DASSENVOORZIENINGEN
De
kosten
voor voorzieningen z i j n a f h a n k e l i j k van de
aanwezige omstandigheden. De breedte van de weg, de lengte
van het r a s t e r en het aantal voorzieningen bepalen de
uiteindelijke
kosten. Op welke wijze een tunnel wordt
aangelegd hangt af van de s i t u a t i e . B i j nieuwe wegen z i j n de
kosten nauwelijks hoger dan de p r i j s van de duiker. Het
opbreken van de weg i s het goedkoopste a l t e r n a t i e f b i j
bestaande wegen. Daarvoor moet
de
weg
gedurende
de
werkzaamheden (1 dag) worden afgesloten. Is dat n i e t mogelijk
dan z a l het r e l a t i e f dure persen (of trekken) noodzakelijk
z i j n . Boren kan t o t een afstand van 12 meter plaatsvinden,
indien de weg n i e t druk bereden wordt.
De aanwezigheid van kabels en l e i d i n g e n langs wegen, voor
gas, water, e l e k t r a en PTT, kunnen de kosten voor het
aanleggen van een tunnel verhogen.
indikatie
voor
de kosten i s per voorziening i n
Een
onderstaand overzicht opgenomen.
Voorziening
Kosten (ex. BTW)
Dassentunnel (40 cm), weg opbreken, per meter
, boren (max 12m), per meter
, persen, per meter
Dassenraster, per meter
Werkpoorten
Gording onder brug, 30 cm breed(tweezijdig), p.m.
Dam met duiker (60 cm), per meter
Fauna-uittreedplaats, per meter
Steenoever, per meter
Terp, op een oppervlak van 6 are, per stuk
Beplanting, per hectare
84
f
250, f
180, f
500, f
20,f 1500,f
30,f
130, f 3000,f 1000,f 10000,f
85,-
BIJLAGE 5: KONCEPT-MODEL ALGEMENE POLITIEVERORDENING
(Opgesteld door Vereniging Das en Boom, 1991)
Koncept-modelverordening t o t instandhouding van binnen
de grenzen der gemeenten voorkomende dassen (Meles meles
L.) en dassenburchten.
A.
Het i s verboden de binnen
dassen te verontrusten.
de
gemeente
voorkomende
B l . Het i s verboden de binnen de gemeente voorkomende
dassenburcht(en) en/of hol(en) te verstoren, te
vergraven en/of oop e n i g e r l e i andere manieren te
beschadigen.
B2. Onder
verstoren
wordt
ondermeer verstaan het
aanbrengen van veranderingen i n de vegetatie t e r
plaatse en/of i n de nabije omgeving van enige
dassenburcht en/of hoi, behoudens u i t oogpunt van
natuurbeheer.
C.
Het i s verboden voorzieningen, die z i j n aangebracht
om te komen t o t instandhouding en/of verbetering van
het
leefgebied van de das te verwijderen en/of te
v e r n i e t i g e n en/of anderszins te beschadigen en/of i n
het ongerede te brengen.
DI. Ten aanzien van het i n a r t i k e l B, l i d 2 gestelde
verbod geldt dat: i n zoverre er sprake i s van
houtopstanden en begroeiingen waaromtrent i n verband
met het bepaalde b i j a r t i k e l 57 van de Jachtwet zou
kunnen worden aangevoerd dat deze door onvoldoende
toegankelijkheid een belemmering vormen voor het
d o e l t r e f f e n d beteugelen van schade door konijnen,
wordt bepaald dat de i n het eerste l i d van a r t i k e l
57 bedoelde maatregelen n i e t z u l l e n worden getroffen
alvorens a l l e i n het tweede l i d van a r t i k e l 57
bedoelde maatregelen z i j n uitgevoerd.
D2. De i n a r t i k e l e n A, B en C gestelde verboden gelden
n i e t indien de i n die a r t i k e l e n genoemde handelingen
worden v e r r i c h t u i t het oogpunt van natuurbeheer.
E.
Burgemeester
verlenen van
verboden.
en
de
Wethouders
kunnen
ontheffing
i n a r t i k e l e n A, B en C gestelde
Alvorens een b e s l i s s i n g omtrent een ontheffing te
nemen winnen Burgemeester en Wethouders advies i n
bij
de
Directeur
Landbouw,
Natuur
en
Openluchtrecreatie (LNO) van het M i n i s t e r i e van
Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j .
85
T o e l i c h t i n g nota:
Met de a r t i k e l e n A en B wordt beoogd te komen t o t een
s t e l s e l van beschermingsmaatregels, dat de bescherming
van individuen van de soort, geboden i n de Jachtwet,
aanvult.
Naar de tegenwoordige i n z i c h t e n en ervaringen i s immers
een bescherming van l o u t e r individuen n i e t afdoende. B i j
voortgaande
aantasting
en
vernietiging
van
hun
leefgebieden i s er voor de individuen van de soort geen
kans t o t overleven, ondanks hun beschermde s t a t u s .
Een meer uitgebreide habitatbescherming i s binnen het
kader van de gemeentelijke verordening n i e t mogelijk.
Hiervoor z i j n maatregelen nodig i n de sfeer van de
r u i m t e l i j k e ordening.
Wel mogelijk i s om i n het kader van de gemeentelijke
verordeningssfeer burcht of h o i een beschermde status te
verlenen. Daarbij moet de onmiddellijke naaste omgeving
tot b i j de burcht z e l f behorend worden gerekend. Immers
de omgevingsfactoren
z i j n bepalend geweest voor de
v e s t i g i n g van de burcht op die bepaalde plek. Het
systeem van de a r t i k e l e n A, B en E i s het bedingen van
een algemeen verbod om hoe dan ook om welke reden dan
ook h o i of burcht of de onmiddelijke naaste omgeving te
verontrusten, behoudens ontheffingen. Deze o n t h e f f i n g
wordt gekoppeld aan nadere v o o r s c h r i f t e n .
De bedoeling hiervan i s om te verzekeren dat s l e c h t s dan
ingrepen worden toegelaten, a l s de mogelijkheden t o t het
t r e f f e n van vervangende maatregelen teneinde zo mogelijk
het h a b i t a t te behouden, z i j n bekeken en i s bepaald wat
op d i t t e r r e i n moet gebeuren. H i e r b i j wordt gedacht aan
b i j v o o r b e e l d het maken van vervangende b u r c h t l o k a t i e s ,
het aanbrengen van heggen en andere
landschapselementen
b i j r u i l v e r k a v e l i n g e n , het aanbrengen van dassentunnels
b i j wegenaanleg, etc. Tijdrovend hoeft de ontheffingsprocedure n i e t te z i j n .
Doordat
de
beslissingsbevoegdheid op decentraal niveau l i g t , i s f l e x i b i l i t e i t
i n de besluitvorming mogelijk en kan op basis van het
advies van de Dienst Faunabeheer snel worden b e s l i s t . De
Dienst Faunabeheer beschikt over de deskundigheid om met
verstandige ontheffingsvoorschriften te komen.
De voordelen van d i t systeem z i j n dat te a l i e n t i j d e b i j
voorgenomen
aantasting
van
de
d i r e k t e woon- en
rustplaatsen van dassen naar vervangende oplossingen
wordt gezocht, t e r w i j l een en ander procedureel geen
aanleiding hoeft te geven t o t grote vertragingen.
De kosten verbonden aan de u i t v o e r i n g van de door middel
van de gegeven v o o r s c h r i f t e n opgelegde
vervangende
maatregelen,
moeten
gerekend
worden
tot
de
uitvoeringskosten
van die voorgenomen werken (b.v.
wegenaanleg, r u i l v e r k a v e l i n g , e t c . ) . Voorzover
hierin
n i e t langs deze weg kan worden voorzien, zou het
Jachtfonds donaties kunnen verlenen.
A r t i k e l e n A en B l .
Anders dan i n a r t . 24 l i d 3 Natuurbeschermingswet,
waaraan d i t a r t i k e l i s ontleend, i s h i e r de formulering
'zonder noodzaak' achterwege gelaten. Dat i s immers
j u r i d i s c h gesproken een u i t e r s t vage omschrijving.
Belangrijker reden i s echter dat i n het voorgestelde
samenstel van bepalingen een d e r g e l i j k e formulering n i e t
meer op z i j n plaats i s , aangezien nu het toetsingsmoment
l i g t b i j de i n a r t . E genoemde
ontheffingsprocedure,
welke snel kan verlopen.
In de tekst van d i t a r t i k e l l i d
is
uitdrukkelijk
opgenomen een verbod t o t vergraven. Het e x p l i c i e t noemen
van
het
verbod t o t vergraven dient ertoe om te
stipeleren
dat
ook
voor
a l dan n i e t vermeende
vossenjacht
geen
dassenburchten meer mogen worden
verstoord.
L i d B2.
Welke factoren precies de das ertoe brengen om op
een
bepaalde plaats z i j n h o i of burcht te maken, i s nooit
precies met zekerheid te zeggen.
Wij kunnen deze keuze dan ook a l l e e n maar respecteren en
hoogstens ertoe overgaan om i n het kader van beheer die
elementen te versterken, waarvan wij met zekerheid weten
dat z i j het d i e r ten goede komen.
Elke andere ingreep kan s c h a d e l i j k z i j n . Daarom dient de
vegetatie t e r plaatse en i n de onmiddelijke naaste
omgeving verder met rust te worden gelaten.
A r t i k e l C.
Dit verbod spreekt voor z i c h z e l f . Hetgeen i s v e r r i c h t om
een h a b i t a t te behouden of te versterken, mag u i t e r a a r d
n i e t ongedaan worden gemaakt of anderzins weer worden
aangetast, behoudens ontheffing.
A r t i k e l D.
Als dichte vegetatie i n de p r a k t i j k een belemmering
b l i j k t te z i j n voor het d o e l t r e f f e n d beteugelen van
konijnenschade, dan i s de eigenaar v e r p l i c h t i e t s
aan
deze belemmering te doen, aldus a r t . 57 l i d 1 Jachtwet.
Voorkomen moet worden dat eigenaars en jachtopzieners
met onzuivere motieven z i c h op d i t a r t i k e l beroepen om
de vegetatie op en rond een dassenburcht te kunnen
aanpakken en daarmee de burcht z e l f schade toe te
brengen. A r t . 57 l i d 2 Jachtwet s l u i t deze mogelijkheid
vrijwel u i t .
87
BIJLAGE 6: STREEKPLANNEN EN BESTEMMINGSPLANNEN OVERIJSSEL
STREEKPLANNEN
A l l e streekplannen kennen i n het l a n d e l i j k gebied eenzelfde
zonering. Deze zonering loopt van I t o t en met IV, van
a g r a r i s c h kultuurlandschap (agrarische ontwikkeling) t o t
natuurgebied (natuur- en landschapsontwikkeling). Voor de das
z i j n met name zone I I I en IV van belang. Over het algemeen
z i j n woongebieden van de das gelegen i n zone I I I , IV of i n
bos. Fourageergebieden van de das v a l l e n vaak onder zone I I
of I I I ; k l e i n s c h a l i g a g r a r i s c h landschap met ruimte voor
agrarische
ontwikkeling en handhaven
van natuur- en
landschapswaarden, r e s p e k t i e v e l i j k met ruimte voor natuur- en
landschapsontwikkeling en een agrarische ontwikkeling d i e
n i e t i n s t r i j d i s met natuur- en landschapsdoelstellingen.
Deze zonering i s overigens n i e t e x p l i c i e t op de das g e r i c h t ,
maar duidt op de t o t a l e waarde van een gebied.
+ Streekplan Usselvallei (15-10-1986)
De das wordt n i e t e x p l i c i e t genoemd. Wel v a l l e n b e l a n g r i j k e
gebieden voor de das onder een gunstige zonering.
De
Boswachterij Staphorst v a l t grotendeels i n zone I I I , evenals
het Reestdal, het Vechtdal, Staphorsterveld, ' t Reelaer
(Raalte-Heino) en de Sallandse Heuvelrug. D i t heuvelgebied i s
tezamen met de Lemelerberg en de Luttenberg ook ten dele i n
zone IV ingedeeld.
Het streekplan w i j s t verder op varianten binnen de t r i t s van
de autowegen A35, A36, A48. Uitwerking hiervan kan gevolgen
hebben voor de das en andere diersoorten.
+ Streekplan Noordwest-Overijssel (25-2-1987)
Het streekplangebied kent geen evidente dassenbewoning. De
das wordt ook n i e t genoemd. De das i s h i e r echter wel i n het
verleden gesignaleerd (Paasloo). Potentiele leefgebieden a l s
De Woldberg, het houtwallenlandschap Paasloo-Kerkbuurt en het
stuwwalgebied
rond Vollenhove v a l l e n onder zone I I en I I I .
Van
belang
i s i n d i t geval w e l l i c h t nog de zone
Zwartsluis-Kalenberg, een natuurontwikkelingszone r i c h t i n g
F r i e s l a n d , waaraan zones I I I en IV z i j n toebedeeld.
+ Streekplan Noordoost-Overijssel (20-12-1984)
De nadruk i n d i t streekplan wordt gelegd op behoud van het
Reestdal en het Vechtdal. De das wordt e x p l i c i e t genoemd a l s
bijzonder fauna-element
i n het Reestdal. Voor het Reestdal
(voornamelijk zone I I I ) k i e s t men voor ontwikkeling van
natuur en landschap. De agrarische ontwikkeling i s mogelijk
binnen randvoorwaarden waarmee een aantasting van natuur- en
landschapswaarden
wordt
voorkomen (Relatienotagebied).
liggen voornamelijk i n zone I I I of IV.
Dassenburchten
Fourageergebieden en verbindingsgebieden l i g g e n voornamelijk
88
i n zone I I en I I I . Ook grote stukken van het Vechtdal z i j n
ingedeeld i n zone I I I , met name de overgangsgebieden
tussen
de hoger gelegen bossen en de lager gelegen uiterwaarden. De
h i e r aanwezige burcht l i g t i n zone I I en wordt omgeven door
zone I I I .
Binnen zone IV v a l l e n enkele Vechtmeanders en de Haardennen,
een dassenleefgebied.
+ Streekplan Twente (12-12-1990)
De h o o f d l i j n e n van het b e l e i d i n het l a n d e l i j k gebied z i j n :
*
*
*
*
een duurzame landbouw.
nieuwe bossen r e a l i s e r e n .
h e r s t e l , behoud en ontwikkeling van natuur en landschap.
h e r s t e l , behoud en verbetering van de k w a l i t e i t van bodem
en water.
* tegengaan van ontwikkelingen van funkties d i e n i e t
s p e c i f i e k aan het l a n d e l i j k gebied z i j n gebonden.
De ekologische hoofdstruktuur u i t het NBP vormt een wezenlijk
onderdeel van de r u i m t e l i j k e hoofdstruktuur. Aktiepunten z i j n
hierop g e r i c h t , zoals een optimale inzet van instrumenten op
het gebied van natuur en landschapsbouw. P r i o r i t e i t k r i j g e n
de beeksystemen (brongebied/bovenloop) i n Twente.
Het m i l i e u (bodem en water) k r i j g t meer aandacht i n de
zonering van het gebied. De nadruk l i g t op het k l e i n s c h a l i g
landschap, de landgoederen, de bossen, beekdalen en het
r e l i e f (zone I I I / I V ) .
Een groot deel van Twente v a l t onder l a n d e l i j k gebied zone I I
en I I I . De zonering van de bossen
i s gesplitst
in
m u l t i f u n k t i o n e e l bos en bos met accent op natuur. Zo bestaan
de Holterberg, de bosontwikkeling tussen Almelo en Borne,
Delden en het Buurserzand u i t zone I I I en V.
A l l e gebieden d i e z i j n aangemerkt a l s kerngebieden z i j n
geschikt a l s leefgebied voor dassen. Belangrijke schakels i n
de ekologische verbindingen vormen een aantal landgoederen
b i j Diepenheim, Elzenerveld en een gebied z u i d e l i j k van
Enschede.
In de t o e l i c h t i n g wordt de das genoemd a l s fauna-element dat
in
Twente
sterk
i s a c h t e r u i t gegaan, mogelijk z e l f s
verdwenen. Men w i j t d i t aan de afname van het k l e i n s c h a l i g
landschap i n Twente. Het plan l e g t de nadruk op de rust en
s t i l t e i n het o o s t e l i j k deel van Twente (Lankheet-Hoge
Boekel-Denekamp) voor a l l e marterachtigen!
BESTEMMINGSPLANNEN
In bestemmingsplannen worden concrete
bestemmingen aan
gebieden gegeven. Dassenleefgebieden l i g g e n voornamelijk i n
bestemmingsplannen buitengebied. Door zware bestenu-ingen te
geven (natuurgebied of a g r a r i s c h gebied met n a t u u r l i j k e of
landschappelijke waarde) i s het mogelijk voedselgebieden en
b u r c h t l o k a t i e s planologisch v e i l i g te s t e l l e n .
89
De hieronder genoemde bestemmingsplannen buitengebied z i j n
v e e l a l verouderd. De p r o v i n c i e i s b e z i g met een a k t u a l i s e r i n g
van de bestemmingsplannen l a n d e l i j k gebied. Vroeger speelde
de aanwezigheid van f l o r a en fauna nauwelijks een r o l . Aan de
nieuwe plannen z i j n uitgebreidere i n v e n t a r i s a t i e s (vaak op
soortsniveau) voorafgegaan. De nieuwe plannen houden meer
rekening met de h a b i t a t - e i s e n van v e r s c h i l l e n d e soorten.
Minder wenselijke a k t i v i t e i t e n of werken die i n s t r i j d z i j n
met
de
bestemming kunnen worden verboden of aan een
aanlegvergunningsstelsel worden gebonden. Het dassenbelang
kan b i j afwegingen hieromtrent
een r o l spelen. U i t
j u r i s p r u d e n t i e b l i j k t dat het belang van de das en andere
soorten steeds vaker onderkend wordt. In het Kroonberoep
Grave prevaleerde het dassenbelang ten koste
van een
ontgronding. In het Kroonberoep Brederwiede kwam het belang
van de aanwezige vleermuizen i n het gebied naar voren.
Hierna v o l g t een opsomming van de bestemmingsplannen i n de
relevante dassengebieden.
Naast
een k o r t ,
inhoudelijk
overzicht i s de l e e f t i j d van de plannen aangegeven.
+ Bestemmingsplan Staphorst (oud plan)
Het plan v o o r z i e t i n uitgebreide beplantingsstroken rond
werken a l s r e k r e a t i e t e r r e i n e n .
Het Reestdal en het z i j d a l b i j IJhorst z i j n voornamelijk
agrarisch
gebied
van grote
landschappelijke waarde.
K i e v i t s h a a r i s een natuurmonument. A l l e b u r c h t l o k a t i e s v a l l e n
onder a g r a r i s c h gebied van grote landschappelijke waarde
en/of natuurgebied/ natuurmonument, op een burcht na. Die
v a l t onder een a g r a r i s c h bouwblok, maar i s v e i l i g g e s t e l d door
een beheersovereenkomst met de desbetreffende landbouwer.
+ Bestemmingsplan Hellendoorn (oud plan)
De Sprengenberg en omstreken worden met name aangeduid a l s
natuurgebied en natuurmonument.
+ Bestemmingsplan Avereest (nieuw)
Nadruk i n d i t recente plan wordt gelegd op het Reestdal. Het
heeft de bestemming natuurgebied en a g r a r i s c h gebied met
landschappelijke en/of n a t u u r l i j k e waarde. Het i s i n gebieden
met deze bestemmingen ondermeer verboden om graslanden te
scheuren.
Als natuurgebied worden tevens aangeduid: Haardennen, Den
Kaat, Katingerveld en de Solkohoeve, a l i e n gebieden van
belang voor de das.
+ Bestemmingsplan Ommen (voorontwerp)
Een groot deel van het buitengebied van Ommen i s aangeduid
als a g r a r i s c h gebied met (hoge) landschappelijke
en/of
n a t u u r l i j k e waarden. Het plan i s gericht op het verbeteren
van externe produktie-omstandigheden, waarbij men a l dan n i e t
i n hoge mate rekening houdt met natuur- en landschapwaarden
(aanlegvergunningen). D i t l a a t s t e geldt v o o r a l i n het Vechten Reggedal en rond Eerde/Eerder Achterbroek. Het gebied rond
Stegeren
heeft
de
bestemming
agrarisch
gebied
met
landschappelijke waarde, waarbij het landschap besloten moet
b l i j v e n (herplantplicht).
+ Bestemmingsplan Losser (nieuw)
In d i t recente bestemmingsplan wordt de nadruk gelegd op het
gevarieerde kampenlandschap en de b o s r i j k e landgoederen. I n
de gemeente komen minstens d e r t i g zoogdiersoorten voor,
waaronder de boom- en de steenmarter. De das wordt n i e t
genoemd. Dassen- gebieden i n de gemeente kennen de bestemming
natuurgebied
(Lutterzand)
en
agrarisch
gebied
met
natuurwetenschappelijke waarde.
91