bijlage Definitieve bestuurlijke reactie Deltaprogramma

DATUM
UW BRIEF VAN
CONTACTPERSOON
13 december 2014
DOORKIESNUMMER
UW KENMERK
ONS KENMERK
E-MAILADRES
U
Hans Waals
088 974 34 34
[email protected]
AANTAL BIJLAGEN
INGEKOMEN NR.
ONDERWERP
Definitieve bestuurlijke reactie Deltaprogramma
Aan de voorzitter Stuurgroep Rijnmond-Drechtsteden
Ing. A. Aboutaleb
Postbus 556
3000 AN Rotterdam
Geachte heer Aboutaleb,
Zoals reeds aangekondigd in onze brief van 25 februari 2014 willen wij u hierbij een
definitieve reactie geven op de concept Deltabeslissingen geven, zoals vastgesteld door de
Verenigde Vergadering van 27 maart 2014. Voor zover nodig hebben wij de punten uit onze
eerste brief aangevuld en aangepast aan de laatste inzichten, zoals deze in de afgelopen
periode naar aanleiding van de laatste, informele Stuurgroep Deltaprogramma zijn
verkregen. Daarbij zijn ook enkele nieuwe punten naar voren gekomen.
In de Deltabeslissing Waterveiligheid wordt de overstap naar de nieuwe overstromingskansen per dijktraject geconcretiseerd. Waterschap Hollandse Delta onderschrijft deze
stelselwijziging en ook de hoofdlijn voor de uitwerking daarvan. Echter in de verdere
detaillering blijken nog zodanige onvolkomenheden te zitten, dat een uitgebreide reactie
noodzakelijk is. In een bijlage is onze reactie per dijkring nader toegelicht. Voor sommige
dijktrajecten hebben wij een nadere onderbouwing gegeven om het normvoorstel aan te
passen. Dit geldt specifiek voor Pernis, Hoeksche Waard-Zuid, Dordrecht-Zuid en GoereeOverflakkee-Haringvliet (dijktraject 18-1, 21-2, 22-1 en 25-2). Bij de overige dijktrajecten
zijn er nog wel vragen of onduidelijkheden, maar leidt dit niet tot een ander normvoorstel.
Ook voor de Deltabeslissing Zoetwater zijn verschillende detailopmerkingen te maken, die in
de bijlage zijn opgenomen. Op deze plaats willen wij het belang van het Bernisse-Brielse
Meer systeem nogmaals onderstrepen. Vanwege het boven-regionaal belang mogen ingrepen
in het hoofdsysteem, zoals de verdieping van de Nieuwe Waterweg of het verzilten van het
Volkerak-Zoommeer, geen negatief effect hebben op de beschikbaarheid van het zoetwater.
Bij de Deltabeslissingen Ruimtelijke Adaptatie en Rijn-Maasmonding vormt het governance
vraagstuk een belangrijk bestuurlijk aandachtspunt. In de bijlage is dit aandachtspunt verder
uitgewerkt.
Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Een afschrift van deze brief zenden
wij aan de Stuurgroep Zuidwestelijke Delta en de Unie van Waterschappen.
Hoogachtend,
dijkgraaf en heemraden,
secretaris-directeur,
dijkgraaf,
drs. A.A. van Vliet
ing. J.M. Geluk
DATUM
ONDERWERP
PAGINA
Bijlage bij de brief : Definitieve bestuurlijke reactie Deltaprogramma
Inhoudelijke opmerkingen Concept Deltabeslissingen
2 van 6
BIJLAGE: INHOUDELIJKE OPMERKINGEN CONCEPT DELTABESLISSINGEN
Deltabeslissing Waterveiligheid
In deze reactie willen wij specifiek ingaan op de normvoorstellen, zoals deze naar aanleiding
van de Stuurgroep Deltaprogramma van 13 februari jl. worden gepresenteerd. Daarbij willen
we eerst ingaan op de algemene principes, waarna we specifiek willen ingaan op de normvoorstellen voor de dijktrajecten binnen ons beheergebied.
Algemeen
Tot de algemene principes behoren de volgende punten:
 Waterschap Hollandse Delta onderschrijft de overstap van de huidige overschrijdingsnormen per dijkring naar de nieuwe overstromingsnormen per dijktraject. De
afleiding van deze normen moet wel consistent gebeuren op basis van:

een individueel risico van maximaal 1:100.000 per jaar;

het voorkomen van grote economische schade en grote groepen slachtoffers
(groepsrisico);

het beschermen van vitale en kwetsbare functies.
Een consistente afleiding is nodig, zodat er een onderlinge vergelijkbaarheid ontstaat
tussen de verschillende normvoorstellen en het landelijk beeld goed uitlegbaar is.
 Voor een goede uitlegbaarheid is het ook nodig om een gevoeligheidsanalyse te hebben
van de verschillende uitgangspunten, aannamen en onzekerheden, die in de afleiding van
de verschillende normvoorstellen zijn gebruikt. Het gaat hierbij om de volgende zaken:
a) Binnen het beheergebied van Hollandse Delta liggen veel compartimenteringskeringen.
De gevoeligheid van de aanname van ‘standzekerheid’ voor de uiteindelijke normvoorstellen achten wij in de normvoorstellen nog onvoldoende uitgewerkt. Het verdient
aanbeveling om meer aandacht aan deze gevoeligheid te geven.
b) Ook de wijze waarop de overstromingsberekeningen zijn gebruikt bij het afleiden van
de verschillende normvoorstellen vertonen naar onze mening enige inconsistenties.
c) De wijze waarop het groepsrisico is verwerkt in de verschillende normvoorstellen verdient nog een verdere uitleg om dit aspect verder te kunnen duiden.
d) Ten aanzien van de duinen, de B- en de C-keringen zijn nu meer kwalitatieve afwegingen gebruikt om te komen tot de verschillende normvoorstellen. Daarbij is echter
niet duidelijk gemaakt met welke aannamen en uitgangspunten deze beschouwingen
zijn opgesteld. Zeker als de status van primaire waterkering voor sommige C-keringen
ter discussie wordt gesteld, is het van belang om een heldere redeneerlijn te hebben.
e) De wijze waarop een dijkring in één of meerdere dijktrajecten is opgedeeld is niet
helder beschreven. Wij zouden het op prijs stellen, als de overwegingen voor het
verdelen van een dijkring in één of meerdere dijktrajecten op een consistente wijze
wordt vastgelegd. Daarmee kan ook later, bijvoorbeeld bij de toetsing, nagegaan
worden of de verschillende aannamen en uitgangspunten gewijzigd zijn.
Bij de detailopmerkingen voor de verschillende dijkringen zal verder ingegaan worden op
deze aspecten.
 Daarnaast missen wij in de afleiding van de verschillende normvoorstellen een beschouwing over de verschillende governance-vraagstukken. Daarbij speelt niet alleen het
aspect van de financiering, maar ook de aanwijzing en normering van de regionale
keringen, de borging van de evacuatiefracties en de wijze waarop de governance van
‘meerlaagsveiligheid’ ingevuld wordt.
Specifieke normvoorstellen
Over de specifieke normvoorstellen voor de verschillende dijkringen binnen het beheergebied
van WSHD zijn de volgende opmerkingen te maken:
DATUM
ONDERWERP
PAGINA
Bijlage bij de brief : Definitieve bestuurlijke reactie Deltaprogramma
Inhoudelijke opmerkingen Concept Deltabeslissingen
3 van 6
Dijkring 17: IJsselmonde
Een specifiek vraagstuk in het benedenrivierengebied wordt gevormd door de erosie van
Dordtse Kil, Oude Maas en Spui. Onderzoek naar de morfologie in dit gebied is inmiddels
gestart. Het is belangrijk om de (eerste) uitkomsten te betrekken bij de Deltabeslissing
Waterveiligheid in dit gebied. Vooral bij Hoogvliet (dijktraject 17-2) speelt momenteel dit
aspect.
De afleiding van de normvoorstellen voor de drie dijktrajecten in deze dijkring is
consistent en leveren voor ons geen aanleiding tot het maken van aanvullende
opmerkingen.
Dijkring 18: Pernis
Zoals hierboven bij de algemene opmerking bij 2.b) is opgemerkt, is bij de afleiding van
het normvoorstel een cirkelredenering toegepast. Het gevolg daarvan is, dat het hooggelegen voorliggende industrie- en havengebied wel gebruikt wordt in de overstromingsberekeningen, maar niet wordt meegenomen in het normvoorstel.
De huidige overstromingskans is berekend op een waarde kleiner dan 1:100.000 per jaar.
Daarom kunnen wij het toekomstig normvoorstel van 1:3.000 per jaar niet verklaren. Een
dergelijk normvoorstel biedt ons als waterkeringbeheerder ook onvoldoende juridische
mogelijkheid om eisen te kunnen stellen aan het voorliggende industrie- en havengebied
ter bescherming van het achterliggende gebied.
Vanuit WSHD wordt voorgesteld om de overstromingskans te bepalen op 1:30.000 per
jaar zodat het vergelijkbaar wordt met het normvoorstel van dijkring 19. Gezien de
huidige situatie heeft deze aanpassing geen financiële gevolgen.
Dijkring 19: Rozenburg
Deze dijkring ligt voor een deel in de directe invloedssfeer van de Noordzee en voor een
deel ‘achter’ de Maeslantkering. Gezien de geringe grootte van de dijkring levert dat o.i.
geen aanleiding om de dijkring te splitsen in twee dijktrajecten.
WSHD kan dan ook instemmen met het normvoorstel van 1:30.000 per jaar voor deze
dijkring.
Dijkring 20: Voorne-Putten
Bij de afleiding van de normvoorstellen voor de vier dijktrajecten in deze dijkring worden
de duinen (dijktraject 20-1) anders afgeleid dan de dijken langs de Oude Maas, Spui en
Haringvliet. Voor de duinen is gebruik gemaakt van de ‘directe methode’. Daarbij zijn
specifieke aannamen gedaan, waarvan de gevoeligheden niet verder zijn onderzocht (zie
ook de algemene opmerking 2.d).
Bij het dijktraject nabij Spijkenisse langs de Oude Maas en Spui (20-3) speelt het
groepsrisico een rol (zie algemene opmerking 2.c) In de afleiding van het normvoorstel
valt dit samen met de hoge LIR-waarde.
Voor het dijktraject langs het Haringvliet (20-4) verdient de aanname van ‘standzekerheid’ van de compartimenteringskering nog een nadere beschouwing (zie algemene
opmerking 2.a).
Dijkring 21: Hoeksche Waard
Deze dijkring is verdeeld in twee dijktrajecten met normvoorstellen, waarbij de ‘standzekerheid’ van de compartimenteringskeringen een belangrijke aanname is bij de
afleiding van het normvoorstel (zie algemene opmerking 2.a).
Vooral langs het Haringvliet (21-2) levert dit een normvoorstel op, dat voor ons niet
uitlegbaar is. Gezien de onzekerheid over deze aanname stellen wij voor om voor 21-2
een normvoorstel aan te passen naar tenminste 1:1.000 per jaar.
Dijkring 22: Eiland van Dordrecht
De wijze waarop deze dijkring in verschillende dijktrajecten wordt verdeeld is niet helder
beschreven en roept daarom vragen op (zie algemene opmerking 2.e).
Voor het dijktraject 22-1 in het zuiden hebben wij verschillende opmerkingen:
DATUM
ONDERWERP
PAGINA
Bijlage bij de brief : Definitieve bestuurlijke reactie Deltaprogramma
Inhoudelijke opmerkingen Concept Deltabeslissingen
4 van 6

Bij de afleiding van het normvoorstel is naar onze mening afgeweken van de consistente toepassing van de overstromingsberekeningen ten aanzien van het Lokaal
Individueel Risico (zie algemene opmerking 2.b). Wij kunnen niet verklaren, dat de LIR
een zo lage normvoorstel oplevert.
 In het verlengde van dezelfde opmerking over de overstromingsberekening (2.b) lijkt
in het normvoorstel géén rekening te zijn gehouden met de kwetsbare en vitale
infrastructuur van de A-16 en HSL-spoorlijn. Daarmee lijkt nu bewust een situatie
geaccepteerd te worden, die voor de A2 bij Den Bosch na 1995 niet als acceptabel
werd getypeerd.
 Ten derde speelt bij dit dijktraject ook de aanname van standzekerheid van de
compartimenteringskering (de Wieldrechtse Zeedijk) een prominente rol. Conform de
algemene opmerking 2.a) zijn wij van mening, dat deze aanname meer onderzoek
vereist. Vooralsnog willen wij dan ook voorstellen om het normvoorstel tenminste één
normklasse hoger (1:1.000 per jaar) te nemen.
Bij dijktraject 22-2 aan de noordzijde zijn ook verschillende aspecten, die aandacht
vragen:
 Voor dit dijktraject loopt nog een onderzoek naar de mogelijkheid en wenselijkheid om
het dijktraject eventueel te splitsen. Dit onderschrijft het belang om ook de indeling
van een dijkring in verschillende dijktrajecten op een consistente wijze af te leiden (zie
algemene opmerking 2.e).
 Daarnaast speelt bij dit dijktraject ook het groepsrisico (zie algemene opmerking 2.c),
waarbij ook de mogelijkheid van een ‘Deltadijk’ wordt genoemd. Een transparante
afleiding van het normvoorstel is noodzakelijk om de consequenties van de
verschillende mogelijkheden inzichtelijk te maken.
 Tenslotte geeft het normvoorstel voor dit dijktraject ook aanleiding voor een aanpak
volgens de ‘meerlaagsveiligheid’ (MLV). Wij zijn van mening, dat in de Deltabeslissing
Waterveiligheid moet worden uitgegaan van de preventie-strategie, die landelijk wordt
gehanteerd en dat de overstromingsnormen voor de primaire waterkeringen gebaseerd
moeten worden op de consistente redeneerlijn van LIR, MKBA en groepsrisico’s.
Bij een MLV-variant voor het Eiland van Dordrecht spelen niet alleen technische en
financiële vragen. Ook de verantwoordelijkheden, bevoegdheden en andere
governance-vraagstukken vereisen duidelijkheid, voordat een concreet voorstel kan
worden behandeld.
Dijkring 25: Goeree-Overflakkee
De dijkring 25 is verdeeld in vier dijktrajecten.
Bij de afleiding van de normvoorstellen voor de vier dijktrajecten in deze dijkring worden
de duinen (dijktraject 25-1) en de C-keringen langs Volkerak-Zoommeer (25-3) en
Grevelingen (25-4) niet op de standaard-wijze afgeleid.
Het dijktraject 25-1 langs de Noordzee wordt gevormd door de duinen (‘zachte’ kering) en
de dijk bij het Flaauwe Werk (‘harde’ kering). De wijze waarop het normvoorstel voor dit
hybride traject wijkt af van de andere afleidingen. Daarbij zijn specifieke aannamen
gedaan, waarvan de gevoeligheden niet verder zijn onderzocht (zie ook de algemene
opmerking 2.d).
Het normvoorstel voor dijktraject 25-2 langs het Haringvliet wordt vooral bepaald door de
ligging en de aanname van standzekere compartimenteringskeringen. Nader onderzoek
naar de gevoeligheid van deze aanname geeft aanleiding om het normvoorstel tenminste
één normklasse hoger (1:1.000 per jaar) te nemen.
Bij de afleiding van dijktraject 25-3 (langs het Volkerak-Zoommeer) en 25-4 (langs de
Grevelingen) is ook de status van primaire waterkering aan de orde gesteld. Gezien de
ligging langs de Deltawateren en de ontwikkelingen t.a.v. de inzet van deze wateren als
bergingsgebieden van hoge rivierafvoeren, zijn wij van mening, dat deze dijktrajecten als
primaire waterkering gehandhaafd moeten blijven. Conform de algemene opmerking 2.d)
verdient de afleiding van het normvoorstel nog wel een transparante onderbouwing.
DATUM
ONDERWERP
PAGINA
Bijlage bij de brief : Definitieve bestuurlijke reactie Deltaprogramma
Inhoudelijke opmerkingen Concept Deltabeslissingen
5 van 6
Conclusie
De overstap naar de nieuwe overstromingskansen per dijktraject wordt onderschreven, maar
in detaillering zitten nog veel aandachtspunten. Deze aandachtspunten betreffen voor een
deel een nadere uitleg en onderbouwing van de normvoorstellen. Deze onderbouwing kan
aanleiding zijn tot het aanpassen van het normvoorstel. Voor sommige dijktrajecten wordt
nu al een andere norm voorgesteld. Dit is in onderstaande tabel samengevat:
Nr.
Naam
18-1
21-2
22-1
25-1
Pernis
Hoeksche Waard-Zuid
Eiland van Dordrecht-Zuid
Goeree-Overflakkee -Haringvliet
Normvoorstel
Deltaprogramma
1:3.000
1:300
1:300
1:300
Voorstel WSHD
1:30.000
1:1.000
1:1.000
1:1.000
Deltabeslissing Zoetwater
In de Deltabeslissing Zoetwater wordt ingegaan op de toekomstige verdeling van het beschikbare zoetwater. Daarbij speelt in ons beheergebied vooral de strijd tegen de verzilting.
In de voorlopige reactie zijn daarbij reeds de volgende bestuurlijke aandachtspunten
genoemd:

In de Deltabeslissing wordt de rol van de regionale waterbeheerder niet helder geformuleerd. Naar onze mening is de rol van het waterschap cruciaal tussen enerzijds de
beheerder van het hoofdsysteem (RWS) en anderzijds de verschillende functies en
gebruikers van het regionale watersysteem. Het waterschap vervult een spilfunctie in de
afstemming tussen het hoofdsysteem en het regionale systeem. In de beschrijving van
Deltabeslissing verdient dit aspect meer aandacht.

Hoewel tot 2050 geen grootschalige maatregelen in het hoofdsysteem uit oogpunt van de
zoetwatervoorziening worden voorzien, zullen er altijd maatregelen in het hoofdsysteem
om andere redenen worden uitgevoerd. WSHD is van mening dat dergelijke maatregelen
altijd getoetst moeten worden op het eventuele verziltingseffect voor het regionale
watersysteem. Deze verziltingseffecten moeten gecompenseerd te worden volgens het
‘veroorzaker betaalt’-principe.

Klimaatveranderingen en zeespiegelstijgingen zullen daarnaast een autonome druk op de
regionale zoetwatervoorziening leggen. WSHD onderschrijft het belang voor een landelijk
afwegingskader, waarmee duidelijkheid wordt te geven over de voorziening, waarop
gebruikers in de toekomst onder de diverse omstandigheden kunnen rekenen.
Dit landelijke kader wordt vervolgens regionaal vertaald in afspraken over het voorzieningenniveau via het Waterbeheerprogramma. Het is daarbij van belang dat dit landelijk
afwegingskader helder en consistent kan worden toegepast in de verschillende regio’s.
Uitlegbaarheid is daarbij een belangrijk aspect.

Naast deze algemene aandachtspunten gelden de volgende concrete opmerkingen:
o De beslissing over de Structuurvisie Grevelingen - Volkerak-Zoommeer is van groot
belang op de strategische zoetwaterroute via Biesbosch  Hollands Diep  Haringvliet, zoals in het Deltaprogramma wordt verwoord. Daarbij dient een goede afstemming tussen de besluitvorming over het Deltaprogramma en over de Structuurvisie
gewaarborgd te worden.
o Een beslissing over het eventueel verzilten van het Volkerak-Zoommeer kan pas
geëffectueerd worden, mits de verziltingseffecten op het Hollands-Diep - Haringvliet Spui niet groter zijn dan in de huidige situatie én de zoetwatervoorziening langs het
Volkerak-Zoommeer gewaarborgd blijft (onder het motto: ‘eerst het zoet, dan het
zout’). De financiële gevolgen van deze compensatie dienen door het Rijk gedragen te
worden.
DATUM
ONDERWERP
PAGINA
Bijlage bij de brief : Definitieve bestuurlijke reactie Deltaprogramma
Inhoudelijke opmerkingen Concept Deltabeslissingen
6 van 6
o Het Bernisse-Brielse Meer systeem is van een bovenregionaal belang. Onderzoek heeft
aangetoond, dat de autonome klimaatontwikkelingen tot 2050 geen invloed hebben
voor dit zoetwatersysteem. Ingrepen in het hoofdsysteem kunnen echter wel een grote
invloed hebben.
Conform de Deltabeslissing zullen wij ons inzetten om het gebruik van dit zoetwatersysteem in de toekomst verder te optimaliseren.
o Een eventuele verdieping van de Nieuwe Waterweg om de bereikbaarheid van de
Rotterdamse haven te verbeteren, mag niet ten koste gaan van de zoetwatervoorziening en het bovenregionale belang van het Bernisse-Brielse Meer
systeem.
Recent is informatie verkregen gekomen over de maatregelenpakketten voor een duurzame
zoetwatervoorziening, die een plek kunnen krijgen in het Deltaprogramma. Daarover zijn de
volgende opmerkingen te maken:

Vanuit de deltacommissaris is de vraag gesteld voor een samenhangend pakket van
zoetwatermaatregelen, waarvoor een bijdrage uit het Deltafonds nodig is. Daarbij zijn
voor WSHD de maatregelen van belang voor de zoetwateraanvoer op Oostflakkee en voor
het Bernisse-Brielse Meer systeem.
o Indien besloten wordt om het Volkerak-Zoommeer te verzilten, moeten de
compenserende maatregelen voor de zoetwateraanvoer op Oostflakkee volledig vanuit
het Rijk gefinancierd worden. Dit deel van het maatregelenpakket mag dan ook geen
financiële gevolgen voor WSHD hebben;
o Het pakket van maatregelen voor het Bernisse-Brielse Meer systeem is gericht op het
vergroten van de robuustheid van het systeem. Samen met andere partners is daarbij
gekeken naar mogelijkheden om deze robuustheid te vergroten. Een eventuele
financiële bijdrage vanuit WSHD vereist evenwel nog aanvullende besluitvorming op
basis van een nut-noodzaak afweging.
Deltabeslissingen over Ruimtelijke Adaptatie en Rijn-Maasmonding
De Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie gaat vooral over de klimaatbestendige en
waterrobuuste stad van de toekomst. Bij de Deltabeslissing Rijn-Maasmonding gaat het
vooral over de verdeling van het rivierwater over de verschillende riviertakken en de
mogelijke inzet van de Grevelingen voor extra berging.
Vanuit het waterschap zijn daarbij reeds (in de voorlopige reactie) eerder de volgende
aandachtspunten meegegeven:

Het instrument van de watertoets geeft het waterschap een formele adviseursrol in het
voorbereiden van ruimtelijke plannen. Het verdient aanbeveling om enerzijds dit
instrument wettelijk te verankeren in de nieuwe Omgevingswet en anderzijds landelijke
richtlijnen te ontwikkelen voor de toepassing daarvan.

Ten aanzien van de Meer-Laags-Veiligheid dienen de verschillende governance-vraagstukken nader uitgewerkt te worden. Daarbij spelen vragen zoals:
o wie heeft welke rol, taak en bevoegdheid;
o wie is verantwoordelijk voor de kaders, de uitvoering, de financiering of de risico’s;
o wie neemt nu wanneer, welke beslissingen.

Er dient een goede afstemming te zijn tussen de besluitvorming over het Deltaprogramma
en de besluitvorming over de Structuurvisie Grevelingen - Volkerak-Zoommeer. Vooral de
besluitvorming over een zilt Volkerak-Zoommeer vereist een zorgvuldige en gecoördineerde besluitvorming.