Het ontwerp Masterplan Hertogensite door

Het ontwerp Masterplan Hertogensite doorgelicht - Van Gasthuishof tot Hertogenpark
Ten geleide.
Ramon Kenis & Paul Reekmans & Etienne Franckx
Het LHG bracht in 2005 als erfgoedvereniging, rond de nieuwe projecten van het Hertogeneiland, 12 aandachtpunten naar voor (zie nieuwsbrief jaargang II - feb 2005). In onze
vorige LHG-nieuwsbrieven 38 en 39 brachten we in twee delen ons diepgaander onderzoek naar de site door de eeuwen heen. Ook gaven we een korte voorzet van onze visie
over de herbestemming van de ziekenhuissite. In deze bijdrage geven we een evaluatie
van het recent voorgestelde ontwerpmasterplan, als klankbordlid zijnde.
Het LHG vindt alleszins dat het masterplan van de Hertogensite in de goede richting
gaat mits bijsturing. Het voorgelegde ontwerp masterplan heeft een betere kwaliteit
dan het vroegere afgevoerde masterplan van 2004, met een aantal sterke punten zoals
het voortzetten van een organische groei van de site en integratie van het bouwkundige
erfgoed. Het cultuur- en het natuurlandschappelijke luik vraagt echter om een ernstige
bijsturing.
De erfgoedinput is goed voelbaar en wordt gewaardeerd. Het LHG wil door zijn
medewerking aan de Klankbordgroep zowel de positieve punten verdedigen als een
kritische beoordeling geven aan tekorten in het plan om het geheel tot een aanvaardbaar
en kwaliteitsvol geheel op te tillen. We hopen dat het masterplan na afgewogen aanpassingen ook onze steun mag krijgen.
De inbreng van het LHG is naar thema’s gestructureerd, waarin het LHG wenst bij te
dragen, namelijk inspraak, historische context, archeologie, erfgoed, cultuur- en natuurlandschap. Andere invalshoeken zijn evenzeer belangrijk maar werden enkel behandeld
indien ze het erfgoed raken, en dit binnen de expertise van het LHG.
We weten ook dat een pleidooi vanuit één expertise niet altijd gehaald wordt gezien de
synthese vanuit verschillende invalshoeken. Door de talrijke contacten ervaren we nu
een breder draagvlak voor de inzichten die worden geïntegreerd en gebundeld in deze
hoofdzakelijk archeologische, cultuur- en natuurhistorische evaluatienota.
Fig. boven: Plan 1649 - Bleau , Plan perspectief 1899 – arch. V. Lenertz, Plan 1998 - M. Smets,
Plan 2014 Ontwerp Masterplan - stad , Plan 2014 Deel Sint-Pieter met voorstellen en aanbreng LHG
Fig. Onder: Prent Oud Gasthuis, Prent Sint-Pietersziekenhuis , foto Kankerinstituut – LHG, Perspec-
tief simulatie masterplan – ontwerper, Perspectief simulatie voorstel Hertogenpark - LHG
26
Het ontwerp Masterplan Hertogensite
Ontwerp Masterplan jan 2014 – Aanduiding nummers project – Info ontwerper/ stad
24
Het ontwerp Masterplan Hertogensite
doorgelicht - Met voorstellen van het LHG
Ontwerp Masterplan jan 2014 – Met ealuatie LHG met aanduiding voorstellen op nrs.
25
INSPRAAK - KLANKBORD - INFORMATIE
De informatiemarkt en klankbordformule zijn positieve stappen in de gewenste participatie die enkel zinvol zijn als echte inspraak veranderingen kan bewerkstelligen. Zo werd het overleg
met LHG met de stad in augustus 2013 geapprecieerd. Dit was
beter bij de start van het masterplan mee geïntegreerd, maar het
is een goed begin in een proces van integratie van expertise.
De pluspunten in het masterplan zijn in overwicht ten opzichte van de knelpunten, hier uitgewerkt om het plan bij te sturen.
De erfgoednota vanuit de stad opgemaakt, wordt gewaardeerd en positief ervaren. Er is een grote vooruitgang ten opzichte van het vorige masterplan van 2004 naar erfgoedzorg. Het
heeft de grote verdienste dat er niet wordt uitgegaan van het tabula rasa-principe, zoals in het vorige masterplan, maar erfgoed
te integreren in het project. De meeste gebouwen, opgenomen in
de Inventaris van Onroerend Erfgoed, worden behouden in het
ontwerpmasterplan en zullen gerenoveerd en herbestemd worden in het project. Enkele waardevolle gebouw(del)en worden te
licht naar waarde geschat zoals o.a. de Verpleegstersschool met
kapel, auditorium van het Kankerinstituut Dit vraagt om bijsturing.
Voor de visuele beoordeling van het masterplan is het overzichtsplan (fig) en de tijdelijk vertoonde maquette (fig.) (voor
één dag) onvoldoende. Het filmpje als info op de stadswebsite
heeft zijn verdienste maar is te vluchtig voor een gewone toeschouwer. Beter zou geweest zijn voldoende foto’s van de maquette ter beschikking te stellen. De foto’s in deze nota werden
zelf genomen tijdens de info-/klankborddag.
Er zijn te weinig of geen perspectiefvoorstellingen op ooghoogte die niet via een maquette kunnen worden ervaren (extra
door LHG gevraagd), onontbeerlijk om een finale beoordeling te
kunnen maken. Illustraties (fig.) spreken meer dan vele plannen.
Belangrijke info zoals de precieze bestemming van elk gebouw en gegevens rond bestaande en nieuwe vloeroppervlakten, bouwhoogten, bebouwingsdichtheid samen met doorsneden
ontbreken grotendeels en bemoeilijken zo een gedegen afweging
van bezonning, uitzicht, schaal enz. Ook de onduidelijkheid over
de juiste aanduiding en motivatie van de bestemmingen van de
vele gebouwen op alle verdiepingen maakt dat men onvoldoende
het project kan inschatten. Bijvoorbeeld is het niet duidelijk wat de
inhoud is van ‘woningen’ of in welk gebouw welke sociale of culturele voorzieningen gepland zijn. Het lijkt eerder op het aftasten
vanuit de projectontwikkelaar om een maximaal ingevuld massaplan te verkrijgen en dan in een tweede fase pas de bestemming
uit te werken.
De uitwerking van dit mega stadsproject door één private uitvoerder moet door de stad gestuurd en beheerd worden door
een ‘onafhankelijk’ masterplan om een projectontwikkelaaronafhankelijke organische ontwikkeling (fig.) te vrijwaren en om geen
monotonie te krijgen door herhaling van aanpak (fig). Door de
lange looptijd kunnen lang op voorhand gemaakte afspraken in
het programma een rem betekenen bij nieuwe ontwikkelingen en
elementen aangebracht via inspraakprocedures.
27
B. HISTORISCHE CONTEXT
B1. De verschillende historische lagen van de site moeten
meegenomen worden en herkenbaar blijven in de ontwikkeling ervan evenals de historische naamgeving. Het is aangewezen en voor de hand liggend (voormalige) historische patronen
van straten, pleinen, gangen, passages en gebouwen met hovingen, open ruimte, water- en natuurelementen, in hun structuur
te (her)kennen (Fig). Ook om via naamgeving de herinnering en
betekenis ervan mee te nemen.
B2. Materiële waardevolle historische elementen en relicten zoals o.a. het Kankerinstituut, Verpleegstersschool en immateriële (culturele) relicten moeten meegenomen worden, o.a.
sociaal en wetenschappelijk erfgoed rond zorgactiviteit, ingebed
in het museale opzet HistarUZ (Fig), maar ook relicten uit het
cultureel, religieus, economisch, onderwijsverleden (zie deel cultureel erfgoed).
C. ERFGOED – ARCHEOLOGISCH
C1. Het aangekondigde archeologisch vooronderzoek,
noodzakelijk voor de positiebepaling van de nieuwe gebouwen
en wegenis, is spijtig genoeg nog altijd niet gebeurd.
C2. De verdwenen historische bebouwing op deze site moet
dringend ondergronds steekproefsgewijze ingeschat worden. Er
zijn voldoende open ruimten waar vroegere historische bebouwing aanwezig was en nieuwe bebouwing voorzien en nu al een
vooronderzoek kan gebeuren, zoals rond de poorten, ringmuurtracé, oude rijbebouwing Brusselsestraat, Engelse Nonnen, enz.
om dit te integreren in het masterplan.
Het over elkaar leggen van de beschikbare plannen (Fig.) wijst
uit dat er onder de verharde omgeving van het huidige SintPietersgasthuis mogelijk nog restanten van de historische bebouwing aanwezig zijn, met de ringmuur, torens en poorten uit
de 12de eeuw en later de Pestgang, het Bomaelstraatje en het
Oud-Gasthuis.
Op de Kapucijnenvoer is omwille van het feit dat de kelderverdiepingen slechts half in de grond zitten (gezien het overstromingsgevaar werd een hogere aanzet genomen bij nieuwere
gebouwen) de kans ook groot dat met de ophogingen doorheen
de tijd de grondvesten van gebouwen nog onder de recentere
gebouwen liggen. (Fig.) Dit is het geval bij het achterin gelegen
‘Keijsers Hof’, met brouwerij en school (rood), het bouwblok van
de ‘Rinckhoren‘ (geel) van de adellijke familie Glavimans en verder het blok van de ‘Engelse Nonnen’ (lichtblauw).
C3. De aard van de relicten van de twee poorten van de
ringmuur bepalen de gevolgen van het zichtbaar maken (cfr.
masterplan nrs. 27 en 39). Door gebrek aan archeologisch vooronderzoek liggen in het nieuwe masterplan al nieuwe gebouwendelen op of tegen de relicten van de ringmuurpoorten (Fig.).
C4. Naast de twee zichtbare torens moeten ook de verdwenen twee tussenliggende ondergrondse torens en muurzones zichtbaar worden. Een louter behoud van enkel de twee bovengrondse ringmuurrelicten geeft een verkeerd beeld van de
28
voormalige aaneengesloten opstelling van de vier torens tussen
de twee poorten (Fig.). De reminiscentie van de (mogelijk) vier
torenrelicten moet ook landschappelijk aangepakt worden, refererend naar de voormalige aarden wal met begroeiing, walgang als
voetgangerszone (recent bij toren in het stadspark voorgesteld).
C5. Een globale visie voor de middeleeuwse ringmuur
ontbreekt tot nu toe? Een simulatie (Fig.) van de voormalige ringmuur ter hoogte van de Biestpoort toont de grootsheid van dit voormalige middeleeuws stedelijk project.
D. BOUWKUNDIG ERFGOED
Deel Sint-Rafaëlsite vanaf de Dijlegracht Brusselsestraat tot aan Minderbroederspoort
D-01. De eigendom Blauwe Oyevaer. Het behoud van dit pand,
vermeld op de Inventaris van Onroerend Erfgoed, is positief.
De toevoeging van het nieuwe bouwblok (Fig.) als vervanging
van het vroeger tussengewrongen en tijdelijke prefabgebouw in
deze zone wordt in vraag gesteld om tal van redenen. De impact op de omringende historische bebouwing van de Cuythoek is te dominant (Fig). In de voormalige studie van Prof.
Smets was de opstelling met een grotere tuin als open ruimte
veel sterker (Fig.). Er moet rekening gehouden worden met
de schaal, bezonning, uitzicht en aansluiting naar de Dijle en
het reeds hoge aanpalende gebouw van Pediatrie. Als omsluiting van het bouwblok is het af te wegen de vroegere opstelling
van het ‘brugske van het Keizershof’ over de Dijle te hernemen.
D-02a. Tandheelkunde: Nieuwbouw is (opnieuw) te hoog
t.o.v. omgeving en historische bebouwing o.a. overzijde en
achterliggend binnengebied. De recente nieuwbouw aan de overzijde van arch. Pol Van Aerschot geeft stedenbouwkundig de
hoogtemaat aan (vier bouwlagen) en mogelijke typologie voor
de hedendaagse bebouwing met een voldoende hoog gelijkvloers en drie verdiepingen met verticale geleding. De kop van de
nieuwbouw moet als gevel naar het plein toe uitstraling hebben.
D-02b. Materniteit & Pediatrie & Inwendige Heelkunde: Het
behoud als waardevolle gebouwen, opgenomen in de inventaris van Onroerend Erfgoed, is duidelijk. De typologie van deze
(verhoogde) gebouwen, aansluitend en dicht op elkaar, (volgens
de ziekenhuisbouwlogica), maakt echter dat deze gebouwen,
indien de gebouwenvolumes, hoogtes en ingeslotenheid behouden blijven, niet zonder problemen herbestemd kunnen worden
tot levensvatbare woongelegenheden (zelfs niet voor studenten).
Dit omwille van de hedendaagse eisen rond bezonning, lucht,
licht, ruimtegevoel, uitzicht op groen en (als extra troef) de nabije aantrekkelijke Dijle. Dit geldt voor de twee binnenkoeren.
Oplossingen om de leefbaarheid te garanderen kunnen op
verschillende manieren bedacht (Fig.).
In de studie van Prof. Smets (Fig.) is de ontpitting van deze zone
in de Rafaëlsite aangepakt door een deel van de bestaande gebouwen zelfs te ontmantelen. Als alternatief voor het plan Smets,
maar met dezelfde visie, kan men de bestaande gebouwen ook
29
verticaal of horizontaal openbreken. Een voorbeeld (Fig). Ook de
hoger voorziene nieuwe bebouwing in het masterplan op de Kapucijnenvoer moet daarom op terug normale proporties gebracht
worden (maximum vier bouwlagen) om het canyoneffect.
D-03 & 04. De centrale zorgtoren: De vrijgemaakte voorzone
met een meer open opstelling is een pluspunt. Dit nieuwste gebouw (1972), is naar technische duurzaamheid nog jaren bruikbaar. Het bestendigt als recentste baken samen met het oudste
gebouw het Kankerinstituut, de evolutie en maatschappelijke
betekenis van de site.
De oevers aan de Dijle (Fig.) bij de zorgtoren moeten zo ver
mogelijk publiek gehouden worden en dus ook ter hoogte van
het terras aan de zorgtoren. Op sommige plaatsen is het nuttig
om een binnenhof af te schermen.
D0-08. Het bouwblok Neurologie: De nieuwbouw kan, maar
alleen op maat van de omgeving. De hogere hoek, accent voor
de toegang tot de zorgtoren, moet beperkt blijven (Fig.) - beter
een beperkt accent aan beide zijden. Met enkel een woonfunctie kan dit niet, wel als het een maatschappelijke functie heeft
of aangeeft. Dit om te beletten dat iedereen een baken op een
hoek of naar een achterliggend pand wil bouwen als accent. Hier
is de verhoging op één hoek met drie of vier bouwlagen onaanvaardbaar!
D-09. Het Kankerinstituut (Fig.): Het behoud een evidentie.
De uitstraling en frontaal zicht op de langsgevel naar de trappeningang moet gerespecteerd blijven. Het grote auditorium behouden! Het behoud van het Kankerinstituut is een evidentie door
de kwaliteit en symboolwaarde van dit patrimonium op deze plek
en is een positieve aanpak. Het was het eerste gebouw in de
20ste eeuw op deze belangrijkste zorgsite in Leuven (1925) De
argumentatie dat dit (grootste inpandig) auditorium van het Kankerinstituut niet weerhouden kan worden, omdat er nog twee
auditoriums aanwezig zijn op de site, is geen argument. Ze zijn
verschillend en hebben elk hun waarde. Dit unieke auditorium
(Fig.), ruimer dan de andere, wordt best (zoals eerst voorzien Figuren) mee ingeschakeld in de nodige culturele infrastructuur
van de site ( o.a. Podiumkunsten).
D-11. Verpleegstersschool: Geen afbraak van dit icoon!
De Verpleegstersschool (Fig.) heeft een onmiskenbare erfgoedwaarde. Het gebouw is opgenomen in de lijst van de Inventaris van Onroerend Erfgoed. Het is gekend dat dit gebouw voor
zijn tijd een unieke bouwtechnologie heeft (metalen structuur
en dakconstructie samen met de koperen dakbedekking). Ook
zijn er de statige gevels met art deco getint schrijnwerk. De neogotische kapel heeft een specifieke stijl, duurzame structuur en
unieke glasramen, De sociaalculturele symbolische betekenis
van dit ensemble in de ziekenhuissite, waar vele duizenden hun
opleiding kregen, blijft van belang. Het geheel gaat in het ontwerpmasterplan echter voor de bijl en wordt afgebroken om allerlei redenen, die weinig overtuigend overkomen en waarop we
verder ingaan.
Als eerste punt in de erfgoednota haalt men aan dat het blok
van de Verpleegstersschool stabiliteitsproblemen heeft en een
30
herbestemming niet haalbaar is. Het is echter de regel in de erfgoedzorg dat men de functie aanpast aan het gebouw en niet het
gebouw aan de functie. Bij een technisch onderzoek zijn geen
ernstige sporen van stabiliteitsproblemen gevonden of zettingen
in het gebouw, tenzij enkel kleine scheurtjes in het overkragende
gedeelte van de buitengang van de kapel (Fig.), die naar stabiliteit altijd opgevangen kunnen worden. Graag zouden we het
opgemaakte rapport hierover willen inzien.
Ook wordt de brandveiligheid in dit gebouw met een staalskelet
opgegeven. Het is geverifieerd dat bijna alle stalen delen bekleed zijn met uitzondering van enkele verbindingen in de gangstructuur onder het zolderdak na, die eveneens extra kunnen
beschermd worden, zodat de brandveiligheid volledig wordt. Een
niet normale renovatieingreep. ‘Manhattan’ staat vol van gebouwen met een staalskelet! Ook het lijvige artikel dat in de jaren
dertig verscheen in het tijdschrift L’Ossature Métallique (van de
Belgisch-Luxemburgse staalindustrie, 1932-1954) over de Verpleegstersschool getuigt van een degelijke ingenieursaanpak
van het gebouw (Figuren).
Een tweede reden zou het mobiliteitsprobleem zijn tengevolge van het knelpunt van de draaicirkel van de bussen op de
hoek Kapucijnenvoer-Biezenstraat. Een ingreep met het naar
binnen trekken van de rooilijn maakt dat de Verpleegstersschool
niet kan blijven. Normaal is er het principe dat ruimtelijke ordening zich dient aan te passen aan een waardevol gebouw en niet
het gebouw aan de ruimtelijke ordening (Fig.) Vandaar dat een
waardevol gebouw niet zomaar kan worden gesloopt om meer
ruimte te voorzien zodat grotere bussen een bocht kunnen nemen (Fig.). Zo werd indertijd op de Vismarkt ook de unieke metalen Vishal gesloopt omdat de toenmalige mobiliteitsvereisten
meer ruimte vroegen voor parkeerplaatsen. Er zijn alternatieven
te onderzoeken o.a. kleinere bussenruimte, zone overzijde, alternatief tracé.
Een derde argument tot de sloop zou de (mogelijk) geplande
doorgang van een tram zijn op de plaats van de Verpleegstersschool. De tram op deze site inbrengen, vraagt de nodige ruimte,
die er niet is voor voetgangers, fietsers, ringmuurtraject, Dijlebedding In bepaalde steden en/of op bepaalde plaatsen met voldoende ruimte is dit echter het overwegen waard. Het openbaar
vervoer (busvervoer of tram) en haltes blijven onduidelijk.
Een vierde punt is dat er plaats gezocht wordt om op de
site om een groter aandeel nieuwbouw te realiseren en tegelijkertijd ook ondergrondse parkings er samen mee te realiseren.
Dit is ook geen reden om een waardevol gebouw af te breken.
De voorziene ondergrondse parking voor de bewoners op die
plaats, in het lussensysteem ingepast, moet anders opgelost
worden gezien de risico’s van overstroming (zie mobiliteit).
D-11/12/14. Het nieuw geplande bouwblok als vervanging van
de Verpleegstersschool. Elk nieuw of herbestemd bouwblok van
de Verpleegstersschool moet het weinige waardevol bestaand
groen (o.a. grootste boom in het ruime binnenhof) respecteren.
Er is te weinig rekening gehouden met de uitstraling (Fig.) van
het Kankerinstituut! Of de Verpleegstersschool al dan niet ver-
31
dwijnt (?), het ooit ontworpen frontaal aanzicht van het Kankerinstituut moet blijven, door desgevallend oordeelkundig de blokken
ter herschikken.
D-13. Het plein aan de Dijle met verhoogde toren. Ter hoogte
van het plein is de verhoogde (toren)bebouwing, als baken erg
arbitrair (Fig.). Er zijn andere bestaande bakens zoals het Kankerinstituut, het auditorium, enz. die betere accenten zijn. De
opstelling van het nieuwe bouwblok en torenvolume (nr. 13) zijn
trouwens nefast voor de zuidwestbezonning op het plein aan de
Dijle.
D-15/16 Gemeenteschool 3 (Fig.): Behoud is evident. De verhoging (Fig.) van bestaande klassenzone (nu één bouwlaag) kan
afgewogen worden aan een alternatieve invulling van (grondgebonden) sociale woongelegenheden.
De Gemeenteschool 3 is ‘exemplarisch’ vermits ze de enige
stadsschool in het lijstje is met een eclectische en art-decostijl en
opbouw tegenover de classicistisch stijl bij de andere bewaarde
scholen. Naast het behoud en renovatie van de voorbouw met
een meer maatschappelijke functie, kunnen de voormalige klassen mee herbestemd worden tot woongelegenheden met het
behoud van de karakteristieke opbouw van het gelijkvloers en
gangstructuur van de klassen.
D-19. Het behoud en renovatie van het aparte schoolgebouw
van stadarchitect Frische (Fig. ) kan bijdragen in de herbestemming van het geheel met een deels maatschappelijke of culturele
functie. Hier dient vooral ook de aansluiting met de bestaande
waardevolle gebouwen van de Minderbroedersstraat verzorgd te
worden zoals o.a. de ateliers van beeldhouwer C. Meunier en
anderen, enz.
Deel Sint-Pieterssite:
D-37-38. De kopbebouwing van Sint-Pieter: Afbraak torens en
een nieuw complex met podiumkunstenzaal, met commerciële
ruimten en woongelegenheden, enz. (Fig.)
Het geheel is met zijn voornaamste functie, en daardoor met de
beperking van woongelegenheden in dit deel van de site, een
aanvaardbare invulling. Over de uitwerking spreken we ons nu
niet uit. Deze opstelling met een nieuwbouw heeft een bijkomend
voordeel dat de vroegere historische schaalbreuk met de torens
(Fig.) in de historische Brusselsestraat kan hersteld worden.
De nieuwe cultuurinvulling kan als trekker van de benedenstad fungeren, de financiële repercussies van de afbraak van
een nieuw torengebouw buiten beschouwing gelaten. Het heeft
echter zijn consequenties op het vroeger vooropgesteld woningbouwprogramma van de site. Het vormt een hypotheek op de
rest van het programma om, zoals nu blijkt uit het masterplan,
compensatie te zoeken in de lege binnenzone van de Sint-Pieterssite, door deze vol te bouwen met een reeks grotere blokken
(Fig.)
Bij een grootschalige culturele functie is een grote culturele buitenruimte voor de opstelling van openluchtpodia en evenementen onontbeerlijk. Deze culturele buitenruimte kan samen met de
32
nodige publieke recreatieve parkruimte het tegengewicht vormen
voor de erg dense voorziene bebouwing van de Rafaëlsite en
omgeving om zo samen een nieuw park voor de benedenstad
te vormen.
Naast het voorgestelde complex met voornamelijk een centrum
voor Podiumkunsten zijn er varianten zoals een herwerkte bestaande torenopstelling waarin het centrum van podiumkunsten
dan extra wordt ingeschoven of toegevoegd. Bij het afhaken van
de functie van podiumkunsten en het ten alle prijze afbreken van
de torens is een nieuwe bebouwing volgens de footprint van de
voormalige historische bebouwing ook mogelijk.
Eén van deze af te wegen alternatieven op het voorgestelde
nieuwbouw Podiumkunstencomplex vertrekt van het plan van
prof. M. Smets uit 1998 Fig.), met de herwerking van de torenblokken in Z-vorm, met aansluitend een open ruimte (of kleiner
park) en met verder een aantal ééngezinswoningen tot aan de
achterliggende Minderbroedersstraat, inbegrepen de Rega-zone.
De variante van dit voorstel van prof. Smets is het behoud met
interpretatie van de nooit gebruikte voorbouw met afbraak van de
achterbouw (gele olifant) en het inschuiven van het Podiumkunstencomplex (Fig.) hoofdzakelijk in de zone van de af te breken
achtertoren (gele olifant) met een ECHT GROTER PARK om het
tegengewicht te vormen tegen de hoge dichtheid van de toren en
het andere deel van Sint-Rafaël. (Fig.) De voorziene eengezinswoningen zouden grotendeels elders als sociale woongelegenheden kunnen voorzien worden bv. in de te herbestemmen en
verhoogde klassenvleugels en omgeving.
De synthese van het Podiumkunstencomplex met een deels behouden torengebouw met een mix van functies waaronder ook
wonen, maken dat de appartementsblokken (nr. 31) in het gebied
achter de torens tussen de twee Dijlearmen kunnen geschrapt
worden ten voordele van een (Hertogen)park. Het is een landschappelijke valorisatie van de voormalige parkzone van het
Sint-Pietersgasthuis uit 1840.(Figuren)
In elk van de concepten van de herwerking van de Sint-Pietersvoorzone zullen een aantal randvoorwaarden rond de opstelling
mee moeten worden ingebouwd. Zoals de betere integratie van
het voorplein in de historische omgeving, de aansluiting met de
zijkant van het kloosterpand en CC, het behoud en integreren
van de resterende relicten met amfitheater en rotonde (Fig.) van
het voormalige Sint-Pietersgasthuis als tijdsfragment uit de vorige eeuw, opnieuw deel uitmakend van het voornamelijk cultureel
complex, gelegen aan een groot park.
F. ERFGOED - CULTUURLANDSCHAP
F-31.-01. Relatie met omgeving in plan brengen: Sint-Jakob,
Cultureel Centrum, Kruidtuin, handel Brusselsestraat, enz.
Er zijn nog te weinig inzichten in het masterplan te vinden die de
dialoog met de ruimere omgeving van de site expliciteren, zowel
naar programmatorische aansluiting en als naar vormelijke integratie in de omgeving.
33
Rond de groenstructuur zet het wandelpad met de opengelegde
Dijle vooral in op de smalle groene verbinding met het Janseniushof en het noordelijke Handbooghof. Het is een pluspunt voor
de realisatie van het Dijlepad doorheen de stad.
De vooropgestelde verbinding van de Kruidtuin met groene vinger
naar de Dijlearm, via het binnengebied van de Gemeenteschool 3,
is weinig overtuigend (Fig). Deze verbinding loopt via een kronkelpad langs de voormalige binnenkoer ervan naar de Dijle.
In de culturele link met de omgeving blijft de relatie met de wijk
rond de Sint-Jakobskerk en het Sint-Jakobsplein als nabije site
grotendeels achterwege (Fig.). Er is altijd gepleit vanuit de stad
om de herbestemming van de Sint-Jakobskerk en omgeving
mee in het kader van de plannen van de ziekenhuissite te bekijken. Geen gegevens zijn hierover te vinden.
E-02. Versterken van het historische cultuurlandschap op en
rond de site.
De visie rond het academische erfgoed, met voornamelijk het
immateriele en roerende erfgoed van HistarUZ, in relatie tot de
waardevolle gebouwen, ontbreekt.
De inrichting van deze site is een uitgelezen gelegenheid om met
de universiteit een initiatief rond academische erfgoed definitief
te verankeren. De verankering van vooral het bestaande ziekenhuismuseum met HistarUZ (Fig.), de Leuvense versie van het
Gentse Museum Guislain, is in de plannen niet concreet genoeg.
E.03. stadsgezichten als cultuurlandschap op en rond de site
Stadsgezichten spreken mensen aan en authentieke elementen
helpen in de oriëntatie. Een aantal bestaande waardevolle stadsgezichten zijn te vrijwaren en te versterken. Perspectieven vanuit
publieke ruimten, gebouwen en straten moeten als stadsgezichten getoetst worden zoals rond de ringmuurdelen, Dijlearmen,
waardevolle gebouwen op en rond de site zoals CC (Fig.), enz..
Een echt park in plaats van de te lange en hoge lintbebouwing
langs de Dijlegracht, als sterke noord-zuid groenverbinding, uitgangspunt van de stad.
F. ERFGOED - NATUURLANDSCHAP
F-31. Een echt park in plaats van de te lange hoge lintbebouwing langs de Dijlegracht, als sterke noord-zuid groenverbinding, uitgangspunt van de stad.
Gedurende de voorbije eeuwen is het deel tussen de Dijlegracht
en Aa-Dijlearm altijd open gebleven (Figuren - plannen) en als
park/hof/onbebouwd gebruikt aansluitend aan het bebouwde
deel van de Brusselsestraat. De uitwerking van het masterplan in
deze zone toont de verleiding tot maximalisatie van de beschikbare bouwgrond om ook de steeds opengebleven open ruimte
tussen de twee Dijlearmen naast de vroegere ringmuur ook als
bouwzone te gebruiken.
De voorziene nieuwe gebouwen met vier en halve bouwlagen
(Fig.) in het nieuwe masterplan (31), gelegen langs de ringmuur,
geven samen met de herbestemde gebouwenwand met vier en
34
half bouwlagen aan de overzijde, een benauwende canyonervaring.
Een berekening is nodig om de vereiste groenbehoefte, in functie van de nieuwe activiteiten, in hoofdzaak wonen, uitwerking te
geven (cfr. Natuurpunt en VHM).
F-40a De Dijle “levend” door Leuven, in plaats van enkel de
Dijle door Leuven.
Door het terug openleggen van de Dijlegracht maakt Leuven
stapsgewijs het verlies van natuurlijke open waterelementen terug goed. In de geschiedenis van Leuven werden nog waterlopen en straten herwerkt en als een recreatieve levensader zichtbaar gemaakt met vrije publieke oevers zoals o.a. bij het grotere
stedenbouwkundige project in 1910 rond de sanering van de
Slachthuiswijk. Hierbij werd de aan twee zijden ingebouwde Dijleoever publiek omsloten.
De unieke positie van de nabije Dijlegracht en Aa-arm, die elkaar
versterken, moet aangegrepen worden om resoluut te kiezen
voor een “Dijle Levend door Leuven” zoals het project van Natuurpunt te kennen gaf, met een waterrijke natuurzone omringd
door stedelijke bebouwing. Zie streefbeeld (Fig. ).
De uitwerking van de openlegging van de Dijle is de grootste
verdienste van dit masterplan samen met de organische herbestemming van de Sint-Rafaëlsite. De kwaliteiten van de ecologische aanpak in het plan zijn hoopvol.
Het water mag echter niet beperkt blijven tot louter een doorstromende rivier met een oeversituatie vergelijkbaar met het
Handbogenhof. Het alternatief voor de geplande lintbebouwing,
een park met een unieke waterpartij tussen de twee Dijle-armen,
moet eveneens als waterbeheersing van dit grote project ingezet
worden. Dit voor de enorme oppervlaktes van daken en verhardingen van wegen, waarbij het regenwater gebufferd wordt in
poelen of open waterpartijen, aansluitend op de Aa-arm, in de
plaats van dure ondergrondse opslag.
Er zijn genoeg voorbeelden van duurzame opstellingen waarbij een hedendaagse ecologische aanpak met waterbuffering in
een bekken, recreatie, buffer voor brandbestrijding, groenbeleving en hittebescherming, enz. gecombineerd worden tot totaalplaatje, waar elke stedeling naar uitkijkt. In het buitenland, zoals
in Maastricht (Fig.), maar ook in eigen stad kennen we dit zoals
bijvoorbeeld bij het UZ Gasthuisberg (Fig.), KBC-Cera (Fig.) ,
Diest (Fig.), bij de Abdij van Park, en het Zoet Water. Ook andere
steden zoals Vilvoorde (Fig. 8), Genk, Hasselt, Mechelen, .. kiezen resoluut voor meer water in de stad.
F-35. De Aa-arm - een verzorgde publieke opwaardering. (Fig.)
De Aa-arm is naar alle waarschijnlijkheid een gegraven aftakking van de Dijle, naar aanleiding van de afbakening van het
(echte) Hertogeneiland, tussen de echte Dijlearm en de gegraven Aa-arm, als voormalige woonplaats van de graaf en hertog.
Archeologisch onderzoek zou dit kunnen bevestigen. We volgen
35
de aanpak rond Aa-arm vanaf de Brusselsestraat tot aan de Minderbroedersstraat (Fig.).
Het deel van de Aa binnen de ziekenhuissite krijgt nu wel de nodige aandacht naar zichtbaarheid en publieke ontsluiting. Dit is
een grote stap vooruit. Het deel vanaf de Brusselsestraat tot begin Martins-Kloosterhotel krijgt een betere inkadering in het aansluitende voorplein en doorgang dan vandaag het geval is. Het
verdere gedeelte van de Aa-arm langs grotendeels een bestaand
pad, wordt publiek beter en volledig toegankelijk gemaakt door
het pad over het gehele traject tot aan de Minderbroedersstraat
door te trekken door het ontmantelen van het lage gebouwendeel van het Regainstituut. Een voorbeeld van het inzetten van de
vergeten Aa-arm als publieke beleving. Het tegenovergelegen private perceel van de stadsvilla (Fig.) in de O.-L.-Vrouwstraat is een
voorbeeld van een natuurlijke groene zone met grotere bomen en
een zichtbare toegankelijke oever.
De herwerking van het voormalige bloedtransfusiecentrum (deels
waardevol gebouw)(Fig.) in het masterplan met afbraak en het
nieuwe concept met inpandige woongelegenheden, dwars tot aan
de Aa-arm, bestendigt de nefaste inbreiding van de enige achteruitbouwzone van de rij huizen hier. Het vormt een precedent
voor eenieder die een reeks van rijwoningen samenvoegt tot een
gelijkaardig geheel ook inpandig te ontwikkelen en het langzaam
dicht te bouwen rond de waterlopen van de oevers met inbreidingen, studentenstudios en bijgebouwtjes zoals nu al gebeurd in de
achterste tuindelen van de rijhuizen in de O.-L.-Vrouwstraat. De
referentie blijft de rijbebouwing in de O.L.Vrouwstrraat (Fig.)
F.36 Een ‘open’ Voer (in gefaseerde uitvoering) - samen met
openbaar vervoer
Niet alleen de Dijle en de Aa-arm maar ook de vergeten stadswaterloop de Voer (Fig.), moet dezelfde aandacht en uitwerking
krijgen op termijn. In een globaal masterplan voor (de Leuvense)
waterlopen moeten nieuwe ontwikkelingen zich inpassen en niet
omgekeerd.
In een project van dergelijke omvang dient, in de context van het
steeds meer openleggen van natuurlijke waterlopen in de binnensteden, ook rekening gehouden te worden met het plannen van het
verder openleggen van de Voer, in navolging van het eerste deel
aan ingang van de Kapucijnenvoer, dat nu opengelegd wordt (Fig.).
Door de vergelijking van de situatie van de Voer rond 1600 (Fig.)
met de situatie van vandaag kunnen we alleen maar constateren
dat we de landschappelijke authenticiteit en natuurbeleving rond
deze waterloop volledig zijn kwijtgeraakt. De inplanting van nieuwe bouwblokken op de Kapucijnenvoer met een achteruitgeschoven bouwlijn wordt aangewend voor het opvangen van toekomstige ontwikkelingen voor het belangrijke openbaar vervoerstracé,
maar moet ook met de optie van de verdere openlegging van de
waterloop Voer op termijn rekening houden.
F.99 Overstromingsrisico’s bij de Dijle en Voer en de impact
op ondergronds parkeren en ruimten in deze valleizone.
36
Het langzaam volledig dichtbouwen van dit laagstgelegen gebied
in Leuven, aangeduid door de overheid als potentieel overstromingsgebied (zie overstromingskaarten 1891 en recenter 1906,
(Fig. 1 & 2) wordt nog verdergezet!!!
Het voorzien van ondergrondse ruimten gaat in tegen de beleidslijn waarin er rekening moet gehouden worden met dit overstromingsrisico (cfr. recent rapport voor Leuven).
De huidige projectvorming zal, indien ze een iets langere periode van duurzaamheid beoogt, binnen de tijdsperiode van maximum 100 jaar, volgens het statistisch aanvaard rampenscenario,
evengoed één overstroming van Dijle en Voer kennen (zie recent
rapport en studie richtlijnen Waterwegen). Ondergrondse parkings, gebouwendelen maar ook bergingen en garages vormen
daarbij een groot risico en vereisen daarom alternatieve oplossingen. Er kan bijvoorbeeld geopteerd worden voor het compact
bovengronds parkeren, al dan niet geïntegreerd in een bovengronds stedelijk bouwblok en met gedegen architectuur. zoals
bijvoorbeeld Gasthuiusberg of andere voorbeelden. ( Fig.) Op of
aansluitend aan de site zijn zeker twee parkeerlocaties met bovengrondse parkeergebouwen te vinden.
Er zijn genoeg voorbeelden van lichte demonteerbare bovengrondse parkings, met architectuurkwaliteit, om bij de veranderende parkeerbehoefte in de toekomst deze te kunnen herbekijken en ze te kunnen demonteren en te verplaatsen (Fig.) Bron
Grondmij – medeontwerper Hertogensite).
Ook de coëfficient voor parkeerplaatsen op deze site houdt te
weinig rekening met invulling voor senioren en studenten en
moet in het programma aangepast worden
Vooral moet gedacht aan de reversibiliteit met oplossingen om
het parkeren in een historisch stadscentrum te herschikken en/
of op termijn af te bouwen ten gunste van multimodaal verkeer
en openbaar vervoer en een leefbaarder stad. Het wordt een realiteit in historische steden zoals Lyon, Tilburg, Perugia, Luca,...
Het fixeren op oplossingen van omonkeerbare ondergrondse
parkings op de site, in het lussensysteem passend, voor de bewoners op de site, moet herbekeken worden naar andere uitwerkingen, en zeker in deze watergevoelige plek, willen we niet
opnieuw in de situatie van 1891 belanden.
De prent van tekenaar Luc Schuiten legt het roekeloos omspringen met natuur door de mens ook voor Leuven met een knipoog
vast door te verwijzen naar onze verdwenen beschaving in ..?
Het Leuvens Historisch Genootschap Redactie:
Paul Reekmans, lic. kunsthistoricus - voorzitter LHG
Ramon Kenis, ir. architect - secretaris LHG
Maarten Smeets, archeoloog - bestuurder LHG
Etienne Franckx, medewerker LHG
Foto’s /Illustraties/plannen:
LHG-archief en medewerkers tenzij anders vermeld
Archief van Johan Bakker, Panoramio
Plannen:
LHG-achief
Website stad Leuven Info klankbordgroep
Leuven, 1 april 2014 - samenvatting van de bijdrage voor klankbordgroep 2
VOORDRACHT
met WANDELING
LEUVEN HISTORISCH
VAN GASTHUIS
tot HERTOGENSITE
De geschiedenis,
evaluatie en voorstellen rond
project
zaterdag 19 april 2014
om 14u tot 17u
HISTARUZ AUDITORIUM AZC
Kapucijnenvoer 35 Blok J,
3000 Leuven
(Zie achterkaft)
37