Zelfportret van de kunstenaar als jonge man

Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5_Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5 16-05-14 13:00 Pagina 1
Zelfportret van de kunstenaar als jonge man
Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5_Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5 16-05-14 13:00 Pagina 2
Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5_Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5 16-05-14 13:00 Pagina 3
James Joyce
Zelfportret van
de kunstenaar als
jonge man
Vertaald en toegelicht door
Erik Bindervoet &
Robbert-Jan Henkes
Athenaeum—Polak & Van Gennep
Amsterdam 2014
Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5_Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5 16-05-14 13:00 Pagina 4
De vertalers ontvingen voor deze vertaling
een projectwerkbeurs van het Nederlands Letterenfonds.
Oorspronkelijke titel A Portrait of the Artist as a Young Man
Copyright vertaling en aantekeningen
© Erik Bindervoet & Robbert-Jan Henkes /
Athenaeum—Polak & Van Gennep,
Singel 262, 1016 ac Amsterdam
Omslag Piet Gerards Ontwerpers
Omslagbeeld Joyce in Parijs, 1902 © Beinecke Rare Book
and Maunuscript Library, Yale University
Binnenwerk Hannie Pijnappels
isbn 978 90 253 3000 2
nur 302
www.uitgeverijathenaeum.nl
Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5_Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5 16-05-14 13:00 Pagina 5
Et ignotas animum dimittit in artes.
Ovidius, Metamorfosen, viii, 188
Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5_Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5 16-05-14 13:00 Pagina 6
Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5_Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5 16-05-14 13:00 Pagina 7
i
Er was eens lang geleden in die goeie beste ouwe tijd een kakoetjeboe dat de weg af kwam en dat kakoetjeboe dat de weg
af kwam, kwam een fijnfijn knulletje tegen dat baby broekmans heette. . . .
Zijn vader vertelde hem dat verhaal zijn vader keek naar
hem door een glas: hij had haar op zijn gezicht.
Hij was baby broekmans. Het kakoetjeboe kwam de weg
af waar Betty Byrne woonde: zij verkocht citroenbrokken.
O, de wilde rozebloesems
Op het kleine groene pad
Hij zong dat liedje. Dat was zijn liedje.
O, de goene woze bwoewef.
Als je in je bed plast is het eerst warm en dan wordt het
koud. Zijn moeder legde er het zeiltje op. Dat zo raar rook.
Zijn moeder rook lekkerder dan zijn vader. Ze speelde op
de piano de zeemanshorlepiep om hem te laten dansen. Hij
danste:
Tralala lala
Tralala tralaloebas
Tralala lala
Tralala lala.
Ome Charles en Dante klapten. Die waren ouder dan zijn
vader en moeder maar ome Charles was ouder dan Dante.
Dante had twee borstels in haar kast. De borstel met de
kastanjebruine fluwelen rug was voor Michael Davitt en de
borstel met de groene fluwelen rug was voor Parnell. Dante
7
Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5_Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5 16-05-14 13:00 Pagina 8
gaf hem een cachoudropje elke keer dat hij haar een papieren
zakdoekje bracht.
De Vances woonden op nummer zeven. Die hadden een
andere vader en moeder. Dat waren Eileens vader en moeder.
Als ze later groot waren ging hij trouwen met Eileen.
Hij verstopte zich onder tafel. Zijn moeder zei:
– O, Stephen zal zeggen dat het hem spijt.
Dante zei:
– O, anders komt de arend die z’n ogen uitrijt.
Zijn ogen uitrijt,
Dat het hem spijt
Dat het hem spijt
Zijn ogen uitrijt.
Dat het hem spijt,
Zijn ogen uitrijt,
Zijn ogen uitrijt,
Dat het hem spijt.
***
Op de uitgestrekte sportvelden krioelde het van de jongens.
Allemaal schreeuwden ze en de prefecten moedigden ze met
luide kreten aan. De avondlucht was bleek en kil en na iedere
aanval en loei van de voetballers vloog de glibberige leren bol
als een zware vogel door het grijze licht. Hij bleef aan de rand
van zijn lijn, buiten het zicht van de prefect, buiten bereik van
de lompe voeten, en deed af en toe alsof hij rende. Zijn lichaam voelde klein en zwak te midden van de kluwen spelers
en zijn ogen waren zwak en waterig. Rody Kickham was niet
zo: hij werd de aanvoerder van de derde lijn zeiden alle jongens.
Rody Kickham was een nette gast maar Rotzak Roche was
een smeerkees. Rody Kickham had scheenbeschermers in
8
Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5_Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5 16-05-14 13:00 Pagina 9
zijn kluisje en een pakmand in de refter. Rotzak Roche had
grote handen. Hij noemde de vrijdagse pudding hond-in-dedeken. En op een dag had hij gevraagd:
– Hoe heet jij?
Stephen had geantwoord:
– Stephen Dedalus.
– Wat is dat nou voor naam?
En toen Stephen geen antwoord kon geven had Rotzak gevraagd:
– Wat is je vader?
Stephen had geantwoord:
– Een heer.
Toen had Rotzak Roche gevraagd:
– Is hij magistraat?
Hij sloop heen en weer van punt naar punt langs de rand
van zijn lijn en rende af en toe een stukje. Maar zijn handen
zagen blauwig van de kou. Hij hield zijn handen in de zijzakken van zijn geriemde grijze uniform. Dat was een riem rond
zijn zakken. Je kon ook iemand van de riem geven, dat was
hetzelfde als een pak slaag. Op een dag had een jongen tegen
Cantwell gezegd:
– Ik ga je zometeen zo ongelofelijk van de riem geven.
Cantwell had teruggezegd:
– Zoek iemand van je eigen leeftijd. Geef Cecil Thunder
maar van de riem. Als je durft. Die geeft jou meteen zo’n ongelofelijke schop onder je hol.
Dat was geen fijne uitdrukking. Zijn moeder had hem gezegd niet te praten met de ruwe jongens op de kostschool.
Fijne moeder! De eerste dag in de hal van het kasteel toen ze
afscheid had genomen, had ze haar sluier dubbelgeklapt tot
aan haar neus om hem een zoen te geven: en haar neus en
ogen waren rood. Maar hij had gedaan alsof hij niet zag dat
ze bijna moest huilen. Ze was een fijne moeder maar als ze
huilde was ze niet zo fijn. En zijn vader had hem twee munt9
Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5_Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5 16-05-14 13:00 Pagina 10
stukken van vijf shilling gegeven als zakgeld. En zijn vader
had hem gezegd om naar huis te schrijven naar hem als hij
iets nodig had en wat hij ook deed, nooit een jongen te verklikken. Toen had de rector bij de deur van het kasteel de
handen geschud van zijn vader en moeder terwijl zijn soutane wapperde in de wind, en de koets was weggereden met
zijn vader en moeder erin. Ze hadden uit de koets naar hem
gezwaaid en geroepen:
– Dag, Stephen, da-ag!
– Dag, Stephen, da-ag!
Hij raakte verstrikt in de de mêlee van een scrimmage
en bukte, bang voor de vuurspuwende ogen en modderige
kiksen, om onder de benen door te kijken. De jongens worstelden en kreunden en hun benen wreven tegen elkaar en
schopten en stampten. Toen werkten de gele kiksen van Jack
Lawton de bal naar buiten en alle andere kiksen en benen
renden erachteraan. Hij rende ze een kort stukje achterna en
stopte toen. Het had geen zin om door te rennen. Al gauw
zouden ze naar huis gaan voor de vakantie. Na het avondeten
zou hij in de studiezaal het cijfer dat aan de binnenkant van
zijn schoolbank geplakt zat veranderen van zevenenzeventig
naar zesenzeventig.
Het was beter om in de leszaal te zijn dan daarbuiten in de
kou. De hemel was bleek en koud maar er brandden lichtjes
in het kasteel. Hij vroeg zich af uit welk raam Hamilton
Rowan zijn pet in de grebbe had gegooid en of er in die tijd al
bloembedden waren geweest onder de ramen. Op een dag
toen hij op het kasteel moest komen had de butler hem de
gaten laten zien die de kogels van de soldaten hadden achtergelaten in het hout van de deur en hem een zandkoekje gegeven dat de gemeenschap at. Het was fijn en warm om de
lichtjes in het kasteel te zien. Het was net iets uit een boek.
Misschien was de abdij van Leicester wel zo. En er stonden
fijne zinnen in het spellingsboek van Doctor Cornwall. Het
10
Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5_Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5 16-05-14 13:00 Pagina 11
was net poëzie maar het waren maar zinnetjes om te leren
spellen.
Wolsey stierf in Leicester Abbey
Waar de abten hem begroeven.
Kanker is een ziekte der natuur,
Cancer is een sterrenbeeld.
Het zou fijn zijn om voor het vuur op het haardkleedje te liggen, met zijn hoofd op zijn handen, en na te denken over die
zinnen. Hij rilde alsof hij koud slijmerig water op zijn huid
had. Dat was gemeen van Wells om hem met een schouderduw in de afvoergeul te duwen, omdat hij zijn snuifdoosje
niet wou ruilen voor Wells z’n geharde kampioenskastanje,
de kraker van veertig andere. En koud en slijmerig dat het
water was geweest! Een jongen had een keer een grote rat het
drekschuim in zien springen. Hij rilde en wilde huilen. Het
zou zo fijn zijn om weer thuis te zijn. Moeder zat bij het vuur
met Dante te wachten tot Brigid zou komen met de thee. Ze
had haar voeten op het haardhekje en haar met juwelen versierde pantoffels waren zo gloeiend heet en ze roken zo heerlijk warm! Dante wist een heleboel dingen. Ze had hem geleerd waar Straat Mozambique lag en wat de langste rivier
van Amerika was en hoe de hoogste berg op de maan heette.
Pater Arnall wist meer dan Dante want hij was een priester
maar zijn vader en ome Charles zeiden allebei dat Dante een
slimme vrouw was en een belezen vrouw. En als Dante dat
geluid maakte na het eten en dan haar hand voor haar mond
deed: dat was brandend maagzuur.
Er riep een stem ver weg op het sportveld:
– Iedereen naar binnen!
Toen riepen er andere stemmen uit de lagere en derde lijn:
– Naar binnen! Naar binnen!
De spelers dromden samen, rood aangelopen en bemod11
Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5_Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5 16-05-14 13:00 Pagina 12
derd, en hij liep tussen ze in, blij om naar binnen te gaan.
Rody Kickham hield de bal vast aan de vettige veter. Een jongen vroeg om de bal nog een laatste te geven: maar hij liep
door zonder hem zelfs maar te antwoorden. Simon Moonan
zei niet doen want de prefect stond te kijken. De jongen draaide zich om naar Simon Moonan en zei:
– We weten allemaal waarom jij je mond opentrekt. Je bent
McGlade’s zuigerd.
Zuigerd was een raar woord. De jongen noemde Simon
Moonan zo omdat Simon Moonan altijd de valse mouwen
van de prefect achter zijn rug aan elkaar knoopte en de prefect altijd deed alsof hij boos was. Maar het klonk lelijk. Een
keer had hij zijn handen gewassen in de wasgelegenheid van
het Wicklow Hotel en zijn vader trok daarna de stop eruit
aan de ketting en het vieze water liep door het gat in de wasbak weg. En toen het allemaal langzaam door het gat was
weggelopen had de wasbak net zo geklonken: zuig. Maar dan
harder.
Terugdenken daaraan en de witte aanblik van de wasgelegenheid maakten dat hij het eerst koud en dan warm kreeg.
Er waren twee kranen waar je aan draaide en waar water uit
kwam: koud en warm. Hij werd koud en toen een beetje
warm: en hij kon de namen op de knoppen van de kranen gedrukt zien staan. Heel raar was dat.
En van de lucht in de gang kreeg hij het ook koud. Die was
raar en nattig. Maar al gauw zouden ze het gas aansteken en
als het brandde maakte het een zacht geluid net als een liedje. Altijd hetzelfde: en als de jongens in de recreatieruimte
ophielden met praten kon je het horen.
Het was tijd voor rekenen. Pater Arnall schreef een moeilijke som op het bord en zei toen:
– Hopla, wie gaat er winnen? Voorwaarts, York! Voorwaarts, Lancaster!
Stephen deed hard zijn best maar de som was te moeilijk
12
Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5_Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5 16-05-14 13:00 Pagina 13
en hij was in de war. Het kleine zijden insigne met daarop de
witte roos dat op de borst van zijn jasje was geprikt begon te
trillen. Hij was niet goed in rekenen maar hij deed zijn best
om York niet te laten verliezen. Pater Arnalls gezicht stond
heel nors maar hij was niet uit zijn vel gesprongen: hij lachte.
Toen liet Jack Lawton zijn vingers knakken en pater Arnall
keek in zijn schrift en zei:
– Goed zo. Bravo Lancaster! De rode roos wint. Kom op,
York! Doe voort!
Jack Lawton wierp een blik vanaf zijn kant. Het kleine zijden insigne met daarop de rode roos zag er erg duur uit
omdat hij een blauwe matrozenkiel aanhad. Stephen voelde
dat zijn eigen gezicht ook rood was, toen hij dacht aan alle
weddenschappen over wie er de beste van de elementenklas
zou worden, Jack Lawton of hij. De ene week kreeg Jack Lawton het kaartje voor de beste en de andere week kreeg hij het
kaartje voor de beste. Zijn witte zijden insigne bleef maar
trillen terwijl hij aan de volgende som werkte en de stem van
pater Arnall hoorde. Toen stierf al zijn gretigheid weg en
voelde zijn gezicht heel koel aan. Hij dacht dat zijn gezicht
wel wit moest zijn omdat het zo koel aanvoelde. Hij kwam
niet uit het antwoord van de som maar dat gaf niet. Witte rozen en rode rozen: dat waren mooie kleuren om aan te denken. En de kaartjes voor de eerste en de tweede plaats en
derde plaats waren ook mooie kleuren: roze en crème en lavendel. Lavendelkleurige en crème en roze rozen waren mooi
om aan te denken. Misschien was een wilde roos wel als die
kleuren en hij dacht aan het liedje over de wilde rozenbloesems op het kleine groene pad. Maar je had geen groene
rozen. Maar misschien ergens op de wereld toch wel.
De bel ging en toen begonnen de klassen in rijen de lokalen te verlaten over de gangen naar de refter. Hij zat te kijken
naar de twee klontjes boter op zijn bord maar kon het kleffe
klamme brood niet eten. Het tafellaken was klam en slap.
13
Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5_Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5 16-05-14 13:00 Pagina 14
Maar hij dronk van de warme slappe thee die de stuntelige
keukenjongen, met een wit schort om, in zijn mok goot. Hij
vroeg zich af of het schort van de keukenjongen ook klam
was en of alle witte dingen koud en klam waren. Rotzak
Roche en Saurin dronken cacao die hun ouders naar ze opstuurden in blikjes. Ze zeiden dat ze de thee niet konden
drinken; dat het afwaswater was. Hun vaders waren magistraten, zeiden de jongens.
Alle jongens kwamen hem heel vreemd voor. Allemaal
hadden ze vaders en moeders en andere kleren en stemmen.
Hij wilde weer thuis zijn en zijn hoofd op zijn moeders
schoot leggen. Maar dat kon niet: en daarom wilde hij dat de
recreatie en lessen en gebeden voorbij waren en dat hij naar
bed kon.
Hij dronk nog een kop warme thee en Fleming zei:
– Wat is er aan de hand? Heb je pijn of zo of wat is er aan
de hand?
– Ik weet het niet, zei Stephen.
– Ziek in je mik zeker, zei Fleming, want je ziet helemaal
wit. Gaat wel weer over.
– O ja, zei Stephen.
Maar daar was hij niet ziek. Hij geloofde dat hij ziek in zijn
hart was als je daar ziek kon zijn. Het was heel netjes van Fleming om het hem te vragen. Hij wilde huilen. Hij leunde met
zijn ellebogen op de tafel en sloot en opende de flappen van
zijn oren. Dan hoorde hij het rumoer van de refter telkens als
hij de flappen van zijn oren opendeed. Het bulderde als een
trein in de nacht. En als hij de flappen dichtdeed ging het gebulder uit als een trein die een tunnel binnengaat. Die nacht
in Dalkey had de trein zo gebulderd en toen hij de tunnel in
ging stopte het gebulder. Hij sloot zijn ogen en de trein reed
verder, bulderend en stopte toen; bulderde weer, stopte. Het
was fijn om het te horen bulderen en stoppen en dan weer de
tunnel uit te horen bulderen en dan stoppen.
14
Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5_Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5 16-05-14 13:00 Pagina 15
Toen begonnen de jongens uit de hoge lijn over de matten
in het midden van de refter binnen te komen, Paddy Rath en
Jimmy Magee en de Spanjaard die sigaren mocht roken en de
kleine Portugees met de wollen pet. En daarna de tafels van
de lagere lijn en de tafels van de derde lijn. En iedere jongen
had zijn eigen manier van lopen.
Hij zat in een hoekje van de recreatieruimte en deed alsof
hij naar een partijtje domino keek en een paar keer kon hij
heel even het kleine liedje van het gas horen. De prefect stond
bij de deur met een paar jongens en Simon Moonan was zijn
valse mouwen aan elkaar aan het knopen. Hij was ze iets aan
het vertellen over Tullabeg.
Toen liep hij weg van de deur en Wells kwam naar Stephen
toe en zei:
– Zeg eens, Dedalus, geef jij je moeder een zoen voor het
slapen gaan?
Stephen antwoordde:
– Ja.
Wells richtte zich tot de andere jongens en zei:
– Hé, moet je horen, hier heb je d’r eentje die zegt dat hij
iedere avond voor het slapen gaan zijn moeder een zoen
geeft.
De andere jongens stopten met hun spelletje en draaiden
zich lachend om. Stephen bloosde onder hun blikken en
zei:
– Nee, dat doe ik niet.
– Hé, moet je horen, hier heb je d’r eentje die zegt dat hij
iedere avond voor het slapen gaan zijn moeder geen zoen
geeft.
Weer moesten ze allemaal lachen. Stephen probeerde met
ze mee te lachen. Hij voelde zijn hele lichaam in één ogenblik
warm en verward tegelijk worden. Wat was nou het goede
antwoord op de vraag? Hij had er twee gegeven en nog steeds
lachte Wells. Maar Wells moest het goede antwoord weten
15
Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5_Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5 16-05-14 13:00 Pagina 16
want hij zat in de derde grammatica. Hij probeerde te denken
aan de moeder van Wells maar hij durfde zijn ogen niet op te
slaan naar het gezicht van Wells. Wells’ gezicht stond hem
niet aan. Het was Wells die hem gisteren met een schouderduw in de afvoergeul had geduwd omdat hij zijn snuifdoosje
niet wou ruilen voor Wells z’n geharde kampioenkastanje, de
kraker van veertig andere. Het was gemeen van hem: alle jongens zeiden het. En koud en slijmerig dat het water was geweest! En een jongen had ooit een grote rat plop het drekschuim in zien springen.
Het koude slijm van de afvoergeul bedekte zijn hele lichaam; en toen de bel ging voor de les en de lijnen in rijen uit
de recreatieruimte kwamen, voelde hij de koude lucht van de
gang en het trappenhuis binnen in zijn kleren. Hij probeerde
nog steeds te bedenken wat het goede antwoord was. Was
het goed om z’n moeder een zoen te geven of verkeerd om z’n
moeder een zoen te geven? Wat wilde dat zeggen, een zoen
geven? Je deed je gezicht zo naar boven om welterusten te
zeggen en dan deed z’n moeder haar gezicht naar beneden.
Dat was een zoen geven. Zijn moeder deed haar lippen op
zijn wang; haar lippen waren zacht en ze maakten zijn wang
nat; en ze maakten een piepklein geluidje: zoen. Waarom
deden mensen dat met hun twee gezichten?
Toen hij in de studiezaal zat deed hij de klep van zijn
schoolbank open en veranderde het cijfer dat aan de binnenkant geplakt zat van zevenenzeventig in zesenzeventig. Maar
de kerstvakantie was nog erg ver weg: maar ooit zou die komen want de aarde draaide altijd rond.
Er stond een plaatje van de aarde op de eerste bladzijde
van zijn aardrijkskunde: een grote bal omringd door wolken.
Fleming had een doos kleurpotloden en op een avond tijdens
vrij leren had hij de aarde groen gekleurd en de wolken kastanjebruin. Dat was net als de twee borstels in Dantes kast,
de borstel met de groene fluwelen rug voor Parnell en de bor16
Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5_Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5 16-05-14 13:00 Pagina 17
stel met de kastanjebruine fluwelen rug voor Michael Davitt.
Maar hij had Fleming niet gezegd om ze in die kleuren te
kleuren. Dat had Fleming zelf gedaan.
Hij deed zijn aardrijkskunde open om de les te gaan leren; maar hij kreeg de plaatsnamen in Amerika niet geleerd.
Toch waren het allemaal verschillende plaatsen die al die verschillende namen hadden. Ze waren allemaal in verschillende landen en die landen waren in continenten en de continenten waren in de wereld en de wereld was in het heelal.
Hij sloeg het schutblad van zijn aardrijkskunde op en las
wat hij daar had geschreven: zichzelf, zijn naam en waar hij
was.
Stephen Dedalus
Elementen
Clongowes Wood College
Sallins
Graafschap Kildare
Ierland
Europa
De Wereld
Het Heelal
Dat stond er in zijn handschrift: en Fleming had op een avond
voor de lol op de bladzijde ernaast geschreven:
Stephen Dedalus is mijn naam,
Ierland is mijn natie.
Clongowes is waar ik verblijf
En de hemel mijn destinatie.
Hij las de versregels achterstevoren maar dan was het geen
poëzie. Toen las hij het schutblad van onder naar boven tot
hij uitkwam bij zijn eigen naam. Dat was hij: en hij las de
17
Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5_Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5 16-05-14 13:00 Pagina 18
bladzijde weer van boven naar beneden. Wat kwam er na het
heelal? Niets. Maar was er iets rondom het heelal om te zeggen waar het ophield voordat de nietsplaats begon? Het kon
geen muur zijn maar er kon daar een dun dun lijntje zijn helemaal om alles heen. Het was heel groot om over alles en
overal na te denken. Alleen God kon dat. Hij probeerde te
denken wat voor een grote gedachte dat moest zijn maar hij
kon alleen maar aan God denken. God was Gods naam net
zoals zijn naam Stephen was. Dieu was het Franse woord
voor God en dat was ook Gods naam; en als iemand bad tot
God en Dieu zei dan wist God meteen dat het een Frans iemand was die aan het bidden was. Maar al waren er verschillende namen voor God in alle verschillende talen van de wereld en al begreep God wat alle mensen die aan het bidden
waren zeiden in hun verschillende talen toch bleef God altijd
dezelfde God en was Gods echte naam God.
Hij werd er erg moe van om zo na te denken. Hij voelde
zijn hoofd er heel groot van worden. Hij sloeg het schutblad
om en keek vermoeid naar de groene ronde aarde omringd
door de kastanjebruine wolken. Hij vroeg zich af wat goed
was, voor het groen zijn of voor het kastanjebruin, want
Dante had het groene fluweel dat voor Parnell was op een
dag met een schaar losgereten en had hem gezegd dat Parnell
een slecht mens was. Hij vroeg zich af of ze daarover thuis
aan het ruziemaken waren. Dat heette politiek. Je had er twee
kanten in: Dante stond aan de ene kant en zijn vader en
meneer Casey stonden aan de andere kant maar zijn moeder
en ome Charles stonden aan geen enkele kant. Iedere dag
stond er wel iets over in de krant.
Het deed hem pijn dat hij niet goed wist wat politiek betekende en dat hij niet wist waar het heelal ophield. Hij voelde
zich klein en zwak. Wanneer zou hij zijn zoals de jongens in
poëzie en retorica? Die hadden zware stemmen en zware
schoenen en ze leerden goniometrie. Dat was nog heel ver
18
Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5_Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5 16-05-14 13:00 Pagina 19
weg. Eerst kwam de vakantie en dan het volgende trimester
en dan weer vakantie en dan nog een trimester en dan weer
vakantie. Het was als een trein die tunnels in en uit reed en
dat was als het rumoer van de jongens die in de refter aan het
eten waren als je de flappen van je oren open en dicht deed.
Trimester, vakantie; tunnel, uit; rumoer, stop. Wat was het
nog ver weg! Het was beter om naar bed te gaan en te gaan
slapen. Alleen nog het gebed in de kapel en dan naar bed. Hij
rilde en geeuwde. Het zou heerlijk zijn in bed als de lakens
een beetje warm waren geworden. Eerst waren ze zo koud als
je ertussen ging liggen. Hij rilde als hij eraan dacht hoe koud
ze waren eerst. Maar dan werden ze warm en dan kon hij slapen. Het was heerlijk om moe te zijn. Hij geeuwde weer.
Avondgebed en dan naar bed: hij rilde en wilde geeuwen.
Over een paar minuten zou het heerlijk zijn. Hij voelde een
warme gloed vanuit de koude rillende lakens omhoog kruipen, steeds warmer tot hij helemaal overal warm was, zo
warm als wat; zo warm als wat en toch rilde hij een beetje en
wilde hij nog steeds geeuwen.
De bel luidde voor het avondgebed en hij liep achter de anderen aan in de rij de studiezaal uit en de trap af en door de
gangen naar de kapel. De gangen waren donker verlicht en de
kapel was donker verlicht. Al gauw zou alles donker zijn en
in slaap. Er hing een koude nachtlucht in de kapel en het gemarmerde had de kleur van de zee bij nacht. De zee was dag
en nacht koud: maar ’s nachts was hij kouder. Het was koud
en donker onderaan de zeewering bij zijn vaders huis. Maar
de ketel zou op het vuur staan om punch te maken.
De prefect van de kapel zei het gebed boven zijn hoofd en
zijn geheugen wist de antwoorden:
O Heer, open onze lippen
En onze mond zal Uw lof verkondigen.
19
Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5_Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5 16-05-14 13:00 Pagina 20
Wees tot onze redding gereed, o God!
O Heer, haast u tot mijn hulp!
Er hing een koude nachtgeur in de kapel. Maar het was een
vrome geur. Het was niet zoiets als de geur van oude boeren
die achterin de kapel knielden tijdens de zondagmis. Dat was
de geur van lucht en regen en turf en ribfluweel. Maar het
waren heel vrome boeren. Ze ademden achter hem in zijn
nek en zuchtten tijdens het bidden. Ze kwamen uit Clane, zei
een jongen: daar had je boerenhutjes en hij had een vrouw
aan een onderdeur van een van de hutjes zien staan met een
kind in haar armen toen de koetsen uit Sallins erlangs kwamen. Het zou heerlijk zijn om één nachtje in dat hutje te slapen voor het vuur van rokende turf, in het donker verlicht
door het vuur, in het warme donker, en de geur van de boeren in te ademen, lucht en regen en turf en ribfluweel. Maar,
o, de weg tussen de bomen daar was donker! Je zou verdwalen in het donker. Hij werd er bang van als hij eraan dacht hoe
dat was.
Hij hoorde de stem van de prefect van de kapel het laatste
gebed zeggen. Hij bad het mee tegen het donker buiten onder
de bomen.
Bezoek, smeken wij U, o Heer, deze woonplaats en verjaag ervan
alle bekoringen van de vijand. Mogen Uw heilige engelen erin
wonen en ons in vrede bewaren en moge uw zegen altijd op ons
rusten, door Jezus Christus onze Heer. Amen.
Zijn vingers beefden toen hij zich uitkleedde in de slaapzaal.
Hij zei tegen zijn vingers dat ze moesten opschieten. Hij
moest zich uitkleden en dan knielen en dan zijn eigen gebed
opzeggen en dan in bed liggen voordat het gas werd laag
werd gedraaid zodat hij niet naar de hel hoefde als hij doodging. Hij rolde zijn kousen af en trok snel zijn nachthemd aan
20
Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5_Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5 16-05-14 13:00 Pagina 21
en knielde bevend naast zijn bed en zei zijn gebeden snelsnel
op, bang dat het gas zou uitgaan. Hij voelde zijn schouders
sidderen terwijl hij mompelde:
God zegen mijn vader en mijn moeder en spaar ze om mij!
God zegen mijn broertjes en zusjes en spaar ze om mij!
God zegen Dante en ome Charles en spaar ze om mij!
Hij bekruiste zich en klom snel in bed, stopte zijn voeten in
onder de zoom van zijn nachthemd en rolde zich op tussen
de koude witte lakens, sidderend en bevend. Maar hij hoefde
niet naar de hel als hij doodging; en het sidderen zou ophouden. Een stem wenste de jongens in de slaapzaal welterusten.
Hij gluurde een ogenblik onder de sprei vandaan en zag de
gele gordijnen rond en voor zijn bed die hem aan alle kanten
afsloten. Het licht werd zachtjes laag gedraaid.
De schoenen van de prefect verwijderden zich. Waarheen?
De trap af en de gangen door of naar zijn kamer achterin? Hij
zag het donker. Was het waar over die zwarte hond die daar
’s nachts rondliep met ogen zo groot als koetslantaarns? Ze
zeiden dat het de geest van een moordenaar was. Een lange
rilling van angst rolde over zijn lijf. Hij zag de donkere ontvangsthal van het kasteel. In de strijkkamer boven de trap
waren oude bedienden in oud kostuum. Het was lang geleden. De oude bedienden zwegen. De haard brandde maar de
hal bleef donker. Er kwam een gestalte uit de hal de trap op.
Hij droeg de witte mantel van een maarschalk; zijn gezicht
was bleek en vreemd; hij hield zijn hand tegen zijn zij gedrukt. Hij keek met vreemde ogen naar de oude bedienden.
Zij keken naar hem en zagen het gezicht en de mantel van
hun meester en wisten dat hij zijn doodsteek had gekregen.
Maar er was alleen donker waar ze keken: alleen donkere stille lucht. Hun meester had zijn doodsteek gekregen op het
slagveld van Praag ver weg overzee. Hij stond op het veld;
21
Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5_Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5 16-05-14 13:00 Pagina 22
zijn hand was tegen zijn zij gedrukt; zijn gezicht was bleek en
vreemd en hij droeg de witte mantel van een maarschalk.
O wat was het koud en vreemd om daaraan te denken! Al
het donker was koud en vreemd. Je had er bleke vreemde gezichten, ogen zo groot als koetslantaarns. Het waren de geesten van moordenaars, de gestaltes van maarschalken die hun
doodsteek hadden gekregen op slagvelden ver weg overzee.
Wat wilden ze zeggen dat hun gezicht zo vreemd stond?
Bezoek, smeken wij U, o Heer, deze woonplaats en verjaag ervan
alle . . .
Naar huis voor de vakantie! Dat zou heerlijk zijn: de jongens
hadden het hem verteld. In de wagens te klimmen op de vroege wintermorgen buiten voor de poort van het kasteel. De
wagens rolden over het grint. Leve de rector!
Hoera! Hoera! Hoera!
De wagens reden langs de kapel en alle petten werden afgezet. Ze reden vrolijk over de landweggetjes. De koetsiers
wezen met hun zweep naar Bodenstown. De jongens juichten. Ze passeerden de boerderij van de Blije Boerenman. Ze
juichten en juichten en juichten. Door Clane reden ze, juichend en toegejuicht. De boerenvrouwen stonden aan de onderdeuren, de mannen stonden her en der. De heerlijke geur
die je had in de winterlucht: de geur van Clane: regen en winterlucht en turf die smeulde en ribfluweel.
De trein zat vol jongens: een lange lange chocoladetrein afgebiesd met room. De conducteurs liepen heen en weer om
de deuren te openen, sluiten, vergrendelen, ontgrendelen.
Dat waren mannen in donkerblauw en zilver; ze hadden zilveren fluitjes en hun sleutels maakten een kwiek muziekje:
klik, klik: klik, klik.
En de trein joeg voort over het vlakke land en langs de
Heuvel van Allen. De telegraafpalen kwamen voorbij, voor22
Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5_Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5 16-05-14 13:00 Pagina 23
bij. De trein reed alsmaar door. Die wist het. Er hingen gekleurde lantaarns in de hal van zijn vaders huis en strengen
groene takken. Er hingen hulst en klimop rond de penantspiegel en hulst en klimop, groen en rood, gevlochten rond de
kroonluchters. Er hingen rode hulst en groene klimop rond
de oude portretten aan de muren. Hulst en klimop voor hem
en voor Kerstmis.
Heerlijk . . .
Al die mensen. Welkom thuis, Stephen! Geluiden van welkom. Zijn moeder gaf hem een zoen. Was dat goed? Zijn vader was nu marshal, maarschalk: hoger dan magistraat. Welkom thuis, Stephen!
Geluiden . . .
Er was geluid van gordijnringen die terugliepen over de
roeden, van water dat in de wasbakken werd gespetterd. Er
was geluid van opstaan en aankleden en wassen in de slaapzaal: geluid van handenklappen toen de prefect heen en weer
liep en zei dat de jongens moesten opschieten. Een bleek
zonlicht toonde de gele opengetrokken gordijnen, de omgewoelde bedden. Zijn bed was heel erg warm en zijn gezicht
en lijf waren heel erg warm.
Hij stond op en ging op de rand van zijn bed zitten. Hij
voelde zich zwak. Hij probeerde zijn kous aan te trekken. Die
gaf een akelig ruw gevoel. Het zonlicht was raar en koud.
Fleming zei:
– Ben je niet lekker?
Hij wist het niet: en Fleming zei:
– Ga je bed maar weer in. Ik zal tegen McGlade zeggen dat
je niet lekker bent.
– Hij is ziek.
– Wie?
– Zeg het tegen McGlade.
– Ga je bed weer in.
– Is ie ziek?
23
Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5_Joyce_Zelfportet 135x215 pr.5 16-05-14 13:00 Pagina 24
Een jongen hield zijn armen vast terwijl hij de kous losmaakte die aan zijn voet hing en terug in het warme bed
kroop.
Hij rolde zich op tussen de lakens, blij met hun lauwe
gloed. Hij hoorde de jongens over hem praten onder elkaar
terwijl ze zich aankleedden voor de mis. Het was gemeen,
om hem met een schouderduw in de afvoergeul te duwen,
zeiden ze.
Toen hielden hun stemmen op; ze waren weg. Een stem bij
zijn bed zei:
– Dedalus, je gaat ons niet verraaien, hè, dat doe je niet,
hè?
Daar was Wells z’n gezicht. Hij keek ernaar en zag dat
Wells bang was.
– Ik deed het niet expres. Je doet het niet, hè?
Zijn vader had hem gezegd om, wat hij ook deed, nooit
een jongen te verklikken. Hij schudde zijn hoofd en zei nee
en was daar blij om. Wells zei:
– Ik deed het niet expres, zweres. Het was alleen maar voor
de lol. Het spijt me.
Het gezicht en de stem gingen weg. Spijt omdat hij bang
was. Bang dat het een of andere ziekte was. Kanker was een
ziekte der natuur en Cancer is een sterrenbeeld: of zoiets dergelijks. Dat was lang geleden toen op de sportvelden in het
avondlicht, en hij van punt naar punt langs de rand van zijn
lijn sluipen, en een zware vogel die laag door het grijze licht
vloog. Leicester Abbey lichtte op. Wolsey stierf daar. De
abten hebben hem zelf begraven.
Het was niet Wells z’n gezicht maar dat van de prefect. Het
was geen aanstelleritis. Nee, nee: hij was echt ziek. Het was
geen aanstelleritis. En hij voelde de hand van de prefect op
zijn voorhoofd; en zijn voorhoofd voelde warm en klam aan
tegen de koude klamme hand van de prefect. Zo voelde een
rat aan, slijmerig en klam en koud. Een rat had twee ogen
24