Gemeenschappelijke Regeling Agenda voor de vergaderingen van het AB GGD-RR/Platform/PHO-J en RvBP Datum: 26 juni 2014 Locatie: Gemeente Maassluis, Koningshoek 93.050, Raadszaal Tijdstip: 9.30 – 14.00 uur AB GGD RR 09.30 – 00.00 01. Opening en vaststelling agenda 12.00- 09.35 02. Verslag vorige vergadering en mededelingen 09.35 – 09.55 03. Presentatie Burgemeester Lamers over spoedeisende zorg in de regio gevraagde beslissing: ter kennisname 09.55 – 10.00 04. Voorstel voorzitterschap gevraagde beslissing: Instemmen met voorstel 1 bijlage 10.00 - 10.05 05. Begroting 2015 inclusief zienswijze raden Gevraagde beslissing: vaststellen begroting 2015 1 bijlage 10.05 - 10.25 06. Presentatie over Hersenletselcentrum gevraagde beslissing: ter kennisname. 1 bijlage 10.25 - 10.30 07. Rondvraag en sluiting 10.30 - 10.40 1 bijlage Pauze en binnenkomst Jeugd wethouders PLATFORM 10.40 – 00.00 08. Opening en vaststelling agenda 12.00- 10.50 09. verslag vorige vergadering en mededelingen 10.50 – 11.10 10. Regionalisering en decentralisaties – presentatie G.J. van der Hout gevraagde beslissing: ter kennisname 11.10 – 11.15 11. Rondvraag en sluiting Stukken ter info meegestuurd en dus niet op agenda: • Presentatie JOGG van 24-04-2014 nazending conform afspraak (onder punt 11.) 1 bijlage Gemeenschappelijke Regeling 12.00 – 12.20 LUNCH 12.20 – 00.00 12. Opening en vaststellen agenda 00.00 – 00.00 13. Mededelingen • voortgang vaststellen GR 00.00 – 12.30 14. Verslagen a. verslag PHO Jeugdzorg 24 april 2014 b. verslag AB GR Jeugdhulp 22 mei 2014 2 bijlagen gevraagde beslissing: de verslagen vaststellen 12.30 – 12.45 15. Gemeenschappelijke regeling Jeugdhulp Rijnmond a. stand van zaken aanstelling leden AB gevraagde beslissing: kennisnemen b. aanwijzing DB, voorzitter en vice-voorzitter gevraagde beslissing: instemmen met voorstel bijlage wordt ter vergadering uitgereikt c. wijziging gemeenschappelijke regeling Jeugdhulp Rijnmond en aanwijzing gemeente Rotterdam als uitvoerende gemeente en tijdsplanning 2014 3 bijlagen gevraagde beslissing: 1. instemmen met de voorgestelde wijzigingen in de Gemeenschappelijke Regeling Jeugdhulp Rijnmond; 2. aanwijzen van de gemeente Rotterdam als uitvoerende gemeente in het kader van artikel 10 van de regeling; 3. verlenen van opdracht aan de secretaris om in de eerste vergadering na het zomerreces in het kader van artikel 10 van de regeling een voorstel ter besluitvorming voor te leggen waaruit blijkt wat de omvang van de inzet is van de uitvoerende gemeente (dienstverleningsovereenkomst) en hoe de hiermee gemoeide kosten worden doorberekend aan de gemeenten (de verrekeningssystematiek) voor de vaststelling van hun financiële bijdrage. 4. verlenen aan de secretaris c.q. de directeur Jeugd van cluster MO van Rotterdam van een voorlopig mandaat om de noodzakelijke besluiten te nemen t.b.v. de inkoop en subsidiëring als bedoeld in artikel 4, sub a, van de regeling, met inachtneming van de uitgangspunten van ‘Acht is meer dan duizend’ en het Regionaal Transitiearrangement; 12.45 – 12.55 16. Voortgang Regionaal TransitieArrangement gevraagde beslissing: kennisnemen 12.55 – 13.10 17. Samenwerking Bureau Jeugdzorg en William Schrikker Groep in het nieuwe jeugdstelsel gevraagde beslissing: instemmen met voorstel 1 bijlage 2 bijlagen Gemeenschappelijke Regeling 13.10 – 13.25 18. Stand van zaken BJZ ombouw Toelichting René Meuwissen, directeur BJZ gevraagde beslissing: kennisnemen 13.25 – 13.35 19. Meicirculaire gevraagde beslissing: kennisnemen 1 bijlage 13.35 – 13.45 20. Budget proeftuin professionalisering gevraagde beslissing: kennisnemen van professionaliseringsplan en instemmen met bestemming proeftuinmiddelen 1 bijlage 13.45 – 13.55 21. Inkoop gevraagde beslissing: instemmen met het voorgestelde inkooptraject 1 bijlage 13.55 – 14.00 22. Rondvraag en sluiting Behorend bij punt 09. Platform 26-06-2014 Gemeenschappelijke Regeling Verslag: I. van Soest [email protected] Staf directie Publieke Gezondheid en Zorg Cluster Maatschappelijke ontwikkeling 010-4339612 datum: 24 april 2014 concept verslag Aan: de leden van het PHO Jeugdzorg – Algemeen Bestuur Gemeenschappelijke regeling GGD Rotterdam-Rijnmond Naam overleg: PLATFORMOVERLEG van het overleg Portefeuillehouders Jeugdzorg– Algemeen Bestuur GGD RR Datum overleg: 24 april 2014 Aanwezige bestuurders dhr. P. Kromdijk dhr. W. Borgonjen dhr. M. van Dijk dhr. J. Grijzen dhr. L. Hofstra dhr. G. de Jong dhr. W. Kruikemeier dhr. C. Oosterom mw. M. Roza dhr. D. van der Schaaf dhr. C. Versendaal dhr. G. van der Wees Maassluis, voorzitter Brielle Lansingerland Schiedam Krimpen ad IJssel Goeree-Overflakkee Bernisse Vlaardingen Hellevoetsluis Spijkenisse Barendrecht Maassluis dhr. C. Quak mw. I. van Soest Jeugd & Onderwijs dhr. O. de Zwart directeur Afwezig dhr. H. Dokter Ridderkerk dhr. N. Groenewegen Westvoorne GGD Rotterdam-Rijnmond dhr. V. Roozen alg. directeur en secretaris uitvoerend secretaris notulist Genodigden Dhr. R. Meeuwissen AMHK Dhr. R. Oudkerk JOGG Dhr. A. van Schaveren JOGG Mw. C. Pieterse JOGG Afgemelde bestuurders dhr. M. Florijn Rotterdam mw. A. Hartnagel Capelle ad IJssel mw. M. Rombout Albrandswaard Platform (PHO jz en AB GGD RR) 07. Opening en vaststelling agenda De agenda wordt vastgesteld. 08. Mededelingen Dhr. Meeuwissen deelt mee dat het besluit is genomen dat er een zichtbaar aanwezig regionaal meldpunt AMHK komt samen met een decentrale werkorganisatie. Hierin wordt gebruik gemaakt van de regionale infrastructuur en netwerken. De wethouders van Vlaardingen en Spijkenisse hebben met de directeur GGD gesproken, de uitkomst was dat bestuurlijk commitment aanwezig is. Hierna is gezocht naar een kwartiermaker, deze is gevonden in de persoon van Shirley Davis. Het startdocument is opgesteld, de voorlopige planning gemaakt. Op 8 mei worden deze besproken met de betrokken ambtenaren van alle gemeentes en uitvoeringsorganisaties om tot een gezamenlijk startpunt te komen. Op 1 januari moet het regionaal meldpunt er zijn en is de basis gelegd voor achterliggende organisaties, met gestroomlijnde processen. Betr. de decentrale uitvoering; onderdeel van de planning is regionaal met bestuurders te overleggen en in te grijpen vóór eventuele kinken in de kabel. Verslag vorige vergadering wordt vastgesteld. 09. JOGG – presentatie door dhr. Rob Oudkerk, ambassadeur van de stichting Jongeren op Gezond Gewicht JOGG is bedoeld om volksgezondheid als maatschappelijk probleem op de kaart te zetten. Voor vragen kan Bureau JOGG benaderd worden. De presentatie wordt nagestuurd. 10. Regionale afspraken cliëntondersteuning Dhr. Versendaal heeft een mail ontvangen dat de afspraken achterhaald zijn, dat er meer lokaal dan regionaal gedaan moet worden. Bestuurlijk dus lastig. Er wordt gezocht naar drukopbouw richting MEE om mee te gaan met bestuurlijke omstandigheden / veranderingen. Niet zomaar één op één overgaan. Nu gaan we met 6,8% de zoveelste crisisopvang organiseren. Dhr. Oosterom vindt de 6,8% uitstekend. De 93,2% op lokale manier benaderen. MEE wordt niet gepasseerd, maar men wil ook verder kijken dan MEE. Voor mei wordt er uitsluitsel gegeven. Dhr. Van der Schaaf stemt in met dit pragmatische voorstel. Zij zitten in onderhandeling met MEE, op 6 mei worden de gesprekken afgerond. Niet het hele bedrag aan MEE besteden, 6,8% regionaal is prima. De voorzitter concludeert dat 6,8% inclusief takenpakket regionaal gedragen wordt. Er zit een niet dringende deadline aan van 1 mei, 1 oktober rond krijgen zodat drie organisaties van MEE cliëntondersteuning gestroomlijnd kunnen gaan vormgeven en ze weten waar ze aan toe zijn. Barendrecht gaat lokaal met MEE in gesprek. Niet het totale pakket aan MEE besteden, maar lokaal contracten aangaan met desbetreffende instellingen. Lokale vrijheid van invulling over een deel van financiën wordt 1 mei opengebroken met de kanttekening dat organisaties hun bedrijfsvoering op orde moeten krijgen. Deadlines zijn niet dwingend maar commitment naar MEE is belangrijk. We moeten zeker ook kijken naar dubbelingen in de crisisopvang. Er wordt aan de integratie gewerkt, aldus dhr. De Zwart. Het is goed om volgende keer stil te staan bij gezamenlijke inkoop (speciale groepen) nu de wmo doorgaat. Wat willen we wel en niet gezamenlijk. Hier agenderen; wat speelt er / waar is behoefte aan. Verslag overleg Platform PHOjz en AB GGD RR d.d 24 april 2014 pag. 2 Dhr. Kromdijk merkt op inzake het Rijk en de wens om tot stroomlijning te komen in regio’s: gedeelde verantwoording overhevelen naar gemeentes zonder extra eisen voor samenwerking. 11. Rondvraag en sluiting -De vergadering wordt gesloten. ACTIELIJST Datum afspraak 24 apr 2014 24 apr 2014 Actie Actie door: Presentatie JOGG – door Rob Oudkerk – wordt nagezonden Agenderen: gezamenlijke inkoop i.v.m. wmo K. Quak GGD Verslag overleg Platform PHOjz en AB GGD RR d.d 24 april 2014 pag. 3 Gemeenschappelijke Regeling Overleg: Portefeuillehoudersoverleg jeugdzorg Datum vergadering: 26 juni 2014 Agendapunt nr.: 14 a Onderwerp: Verslag van het PHO jz 24 april 2014 Gevraagde beslissing: het verslag vaststellen Verslag: aanwezig: dhr. L.J. Gebben dhr W.A.J. Borgonjen dhr C.J. Dijkman dhr C. Oosterom dhr A. Hofstra dhr G. de Jong voorzitter Brielle Spijkenisse Vlaardingen Krimpen ad IJssel Goeree-Overflakkee dhr W. Kruikemeier mw M. Roza dhr M. Stam dhr G. van der Wees Bernisse Hellevoetsluis Schiedam Maassluis 12. Opening en vaststelling agenda De voorzitter opent de vergadering en heet de aanwezigen welkom. De heer De Jonge is afwezig i.v.m. coalitiebesprekingen. De vice voorzitter, de heer Gebben, neemt zijn rol over. 13. - Mededelingen De heer Dokter en de heer De Jonge zijn afgemeld. Er wordt een kort rondje gedaan over de stand van zaken rond de collegevormingen in elke gemeente. De voorzitter meldt dat de jaarrekening 2013 van de stadsregio Rotterdam is goedgekeurd. Bij de behandeling in het DB waren er geen opmerkingen. Terugblik op werkveldoriëntatie raadsleden Jeugd met een beperking De heer Hofstra heeft deze bijeenkomst bezocht. Hij vond de werkveldoriëntatie aardig ingevuld. Hoewel raadsleden niet op individuele gevallen gaan reageren, zullen zij wel over het structurele geheel vragen aan hun wethouder stellen. Hij vindt het goed dat deze sessies - ook in de toekomst - georganiseerd blijven worden. - 14. Verslag PHOjz 13 februari 2014 De heer Kruikemeier wordt toegevoegd aan het overzicht van aanwezigen. Blad 2, punt 21 Rotterdamse Inkooporganisatie, laatste 2 regels: deze worden vervangen door: “De heer van Dijk is het niet eens met de verdeling op basis van het aantal jeugdigen omdat het budget dat over komt vanuit het Rijk is gebaseerd op historisch gebruik en niet op het aantal jeugdigen. Toegezegd wordt dat de verdeling van de kosten voor de inkooporganisatie wordt meegenomen in de evaluatie van de inkooporganisatie.” Voor het overige wordt het verslag ongewijzigd vastgesteld. ------------------------------------deel gezamenlijke gemeenten Jeugdhulp Rijnmond----------------------------15. Proces begroting 2015 AB Gemeenschappelijke Regeling Jeugdhulp Rijnmond De samenwerkende gemeenten stemmen in met het procesvoorstel. In de Gemeentewet is geregeld dat Gedeputeerde Staten toezicht houden op gemeenten en gemeenschappelijke regelingen. De begroting van de GR dient vóór 15 juli 2015 aan GS te zijn verslag PHOjz 24 april 2014 / Monique Comans / juni 2014 blad 1 Gemeenschappelijke Regeling toegezonden. Om deze planning te kunnen halen wordt voorgesteld op 22 mei een eerste AB van de GR Jeugdhulp Rijnmond te plannen, zodat de begroting voorafgaand aan toezending aan de GS ter inzage kan liggen bij de verschillende gemeenteraden. Uitgangspunt is een beleidsarme conceptbegroting op te stellen welke aan de door de provincie gestelde eisen voldoet. Op basis van de meicirculaire 2014 en de beleidskeuzes van de deelnemende gemeenten zal vervolgens in het najaar een definitieve begroting opgesteld worden welke ook aan de raden zal worden toegezonden. Aandachtspunt voor alle portefeuillehouders is heldere communicatie met de gemeenteraad. Vlaardingen heeft de stukken eerder nodig i.v.m. een raadswerkgroep op 15 mei. Er wordt besloten dat er naar een pragmatische oplossing zal worden gezocht. 16. Basisset prestatie-indicatoren De gezamenlijke gemeenten stemmen in met: 1. voorgestelde basisset prestatie-indicatoren t.b.v. sturing en verantwoording van de regionale inkoop jeugdhulp; 2. het geschetste ontwikkelperspectief waarin de tijd genomen wordt om de shift van output naar outcome te maken; 3. de vaststelling van de voorgestelde basisset prestatie-indicatoren als basisset voor de regio en voor de lokale hulp en zorginzet. Dit houdt in dat de samenwerkende gemeenten deze set in ieder geval gebruiken voor hun uitvraag. Coen Veldhuijzen verzorgt een presentatie. De sheets van deze presentatie zijn bij het verslag gevoegd. De voorzitter zegt dat onze regio voorloopt op de rest van het land. Daarom werd hij door de staatssecretaris uitgenodigd voor een diner pensant waarbij VWS ideeën ophaalde. De heer De Zwart zegt dat Arno Visser (rekenkamer) op werkbezoek was in onze regio.. De heer De Jong wil informatie op cliëntniveau. Zijn aandachtspunt zal worden meegenomen. 17. Vervolg afspraken Regionaal Transitie Arrangement in RTA-vervolgoverleg De gezamenlijke gemeenten: 1. hebben kennis genomen van de besprekingen in het RTA-vervolgoverleg; 2. delen de urgentie om te komen tot snelle duidelijkheid t.a.v. gemeentelijke acties; 3. besluiten de aanwijzing van een wethouder als deelnemer aan het RTA-vervolgoverleg te koppelen aan de aanwijzing van een DB Jeugdhulp Rijnmond. Dit zal waarschijnlijk op de extra vergadering van 22 mei aan de orde komen. Het RTA-vervolgoverleg is gestart in februari en er zijn nu 2 sessies geweest. Doel is om de vervolgagenda zoals in het RTA opgenomen, uit te werken met vertegenwoordigers van alle domeinen van jeugdhulp. Er ligt grote druk op het proces, zowel bij gemeenten als bij instellingen. Het gaat om transformatie, krimp en inkoopafspraken. Van gemeenten wordt gevraagd om inzicht te geven in hun lokale beleidsplannen en de daarbij behorende inkoopbudgetten voor (lokale en regionale) zorginkoop voor 2015, voor Jeugd en Opvoedhulp in april, voor JGGZ en JVB in juni. 18. Rondvraag en sluiting De heer Hofstra dankt alle aanwezigen voor de samenwerking van de afgelopen jaren. Hij vindt het een bijzonder gezelschap. De heer De Zwart zegt dat er op enig moment iets gezelligs ter afscheid zal worden georganiseerd. De voorzitter sluit de vergadering. verslag PHOjz 24 april 2014 / Monique Comans / juni 2014 blad 2 Prestatie-indicatoren PHOJ 24 april 2014 Proces en uitgangspunten 1. Aansluiten bij de rol van de gemeente in het nieuwe jeugdstelsel 2. Niet het wiel opnieuw uitvinden: kijken naar bestaande monitoren, data en indicatoren 3. Verschuiving naar sturen op outcome 4. Afstemmen van indicatoren binnen de werkgroep SVI van de samenwerkende gemeenten 5. Werksessie met samenwerkende gemeenten 6. Bijeenkomst Barendrecht: reflectie uit wetenschap, landelijke politiek, andere sectoren Reflectie in Barendrecht Mark van Twist: decentralisatie vraagt andere benadering en taal. Achterstand inlopen Risicoanalyses Garanties vragen Bestemming Kiezen Al doende ervaring krijgen Ruimte inbouwen Jeroen Frissen: maatschappelijke kosten baten analyse. Op zoek naar een toetsbaar causaal verband tussen inspanningen en effecten. Brigitte van der Burg: amendement op Jeugdwet, outcomecriteria om de kwaliteit van jeugdhulp zichtbaar te maken. Sturing en verantwoording: twee rollen De indicatoren hangen samen met twee verschillende rollen. 1. De regierol: deze rol is van belang om het maatschappelijk effect van beleid in beeld te krijgen. De hulp in wijkteams en de specialistische hulp hebben invloed op de maatschappelijke situatie. De uitdaging is om die in beeld te krijgen. 2. De opdrachtgeversrol: deze rol omvat de inkoopfunctie. Het gaat om toezicht op de rechtmatigheid en juistheid van de gedeclareerde hulp, en op de producten en prestaties van de aanbieders. Driedeling van prestatie-indicatoren: maatschappelijk effect, resultaten van hulp, output. Maatschappelijk effect Zelfredzaamheid ouders en jeugdigen: • Jeugdigen groeien op in een gezin • Jeugdigen gaan naar school of hebben werk • Jeugdigen zijn niet verslaafd • Jeugdigen plegen geen strafbare feiten Uitkomsten van hulp • Doelrealisatie • Afname/stabilisatie problematiek • Cliënttevredenheid • Tijdige zorg dichtbij a. b. c. d. Reden beëindiging hulp herhaald beroep op hulp Zwaarte ingezette jeugdhulp (duur en intensiteit) “Doorverwijzingen en terug verwijzingen” Output • Productiecijfers • Financiële verantwoording • Basiskwaliteit is op orde, garanderen kinderrechten mbt o.a. veiligheid, onderwijs en zorg. Richtlijnen en basiskwaliteitseisen IGZ zijn randvoorwaardelijk voor leveren van de zorg. • Zorg wordt tijdig geleverd Beleidsinformatie VWS Jeugdhulpaanbieders Gecertificeerde instellingen BSN (versleuteld) Geboortejaar Geslacht Postcode Culturele achtergrond Type jeugdhulp dat is ingezet Startdatum jeugdhulp Einddatum jeugdhulp Verwijzer Wijze van afsluiten jeugdhulp Type problematiek BSN (versleuteld) Geboortejaar Geslacht Postcode Culturele achtergrond Type maatregel JB en JR Startdatum maatregel JB en JR Einddatum maatregel JB en JR Datum eerste contact Datum uitspraak Reden beëindiging van de maatregel Wel/geen inzet verkende interventie Gevraagde beslissingen • Akkoord gaan met de set van prestatie-indicatoren ten behoeve van de sturing en verantwoording van de regionale inkoop jeugdhulp; • Akkoord gaan met het geschetste ontwikkelingsperspectief waarin de tijd wordt genomen om de shift van output naar outcome te maken; • Akkoord gaan met de vaststelling van deze set als basisset voor de regio voor de lokale hulp en zorginzet. Dit houdt in dat de samenwerkende gemeenten deze set in ieder geval gebruiken voor hun uitvraag. 10 Outcome sturing, een ontwikkeltraject Transparantie 2014 2015 Aanbieders zien: gemeente ziet: Eigen prestatie ten opzichte van anonieme benchmark Geanonimiseerde uitkomsten Eigen prestatie ten opzichte van best practices 2016-2017 Scores van individuele aanbieders Eigen prestatie ten opzichte van alle andere aanbieders 2016-2017 Bron: achmea KvZ 2011 Functie: 10 Spiegelinformatie voor aanbieders Voorwaarde voor contractering Keuze-informatie voor verzekerden 10 Gemeenschappelijke Regeling Overleg: Portefeuillehoudersoverleg jeugdzorg / AB Jeugdhulp Rijnmond Datum vergadering: 26 juni 2014 Agendapunt nr.: 14 b Onderwerp: e Verslag van het 1 AB Jeugdhulp Rijnmond / PHO jeugdzorg 22 mei 2014 Gevraagde beslissing: het verslag vaststellen Verslag: aanwezig: dhr H.M. de Jonge dhr W.A.J. Borgonjen dhr M. van Dijk dhr C.J. Dijkman dhr L.J. Gebben mw N. Gouweleeuw mw A. Hartnagel dhr G. de Jong voorzitter, Rotterdam Brielle Lansingerland Spijkenisse Barendrecht Schiedam Capelle ad IJssel Goeree-Overflakkee voorzitter dhr A.G.M. Keijzer mw T. Keuzenkamp dhr W. Kruikemeier dhr E.G. Mulder dhr C. Oosterom dhr M. Oosterwijk dhr J. van der Velde dhr J. van Wolfswinkel Maassluis Ridderkerk Bernisse Westvoorne Vlaardingen Krimpen ad IJssel Hellevoetsluis Albrandswaard 1. Opening en vaststelling agenda De voorzitter opent de vergadering en heet de aanwezigen van harte welkom. Agendapunt 2 en 3 zijn omgedraaid. Voor het overige wordt de agenda ongewijzigd vastgesteld. 3. Voorstelrondje wethouders en lunch De wethouders stellen zich voor. In Spijkenisse, Goeree-Overflakkee en Bernisse zijn geen verkiezingen geweest en zitten er dus dezelfde wethouders. De wethouders uit Rotterdam, Brielle, Barendrecht en Capelle aan den IJssel zijn herverkozen. In Lansingerland is de nieuwe wethouder volgende week bekend. De nieuwe wethouders uit Vlaardingen en Ridderkerk zijn in dit gremium geen onbekenden. De gemeenten Westvoorne, Hellevoetsluis, Maassluis, Schiedam, Krimpen ad IJssel en Albrandswaard worden vertegenwoordigd door geheel nieuwe gezichten. 2. - Mededelingen lancering website jeugdhulprijnmond.nl Deze website wordt voor burgers, voor instellingen en voor gemeenten. Er wordt gewerkt met een algemeen deel en een deel met inlog. Alle bestuurlijke stukken (bv ook de lokale beleidsplannen) kunnen hier met elkaar gedeeld worden en zijn zo snel toegankelijk, daarnaast kan ook verwezen worden naar de individuele gemeentelijke sites. De heer De Zwart geeft een korte toelichting op het Jeugdbeschermingsplein. Medio april is het JB-plein uitgebreid met de NWN. Hiermee is de start gegeven voor de verdere uitrol van het JB-plein over de gehele regio. Een feestelijk moment om dit te vieren zal op een later moment nog worden ingepland. Op 28 mei verschijnt de meicirculaire met daarin het definitieve macrobudget jeugdhulp en de verdeling daarvan. De heer Gebben heeft zich de afgelopen tijd beziggehouden met het meedenken over hoe vorm en inhoud te geven aan outcome sturing. Hij verzoekt in een volgende vergadering het punt indicatoren te agenderen. De heer De Jong zal de vergadering wat eerder verlaten. - verslag PHOjz 22 mei 2014 / Monique Comans / juni 2014 blad 1 Gemeenschappelijke Regeling 4. Presentatie Onno de Zwart, directeur Jeugd, gemeente Rotterdam De voorzitter zegt dat de GR Jeugdhulp Rijnmond de grootste jeugdhulpregio van Nederland is en de langste traditie van intergemeentelijke samenwerking op het gebied van jeugdzorg heeft. Tot 2015 betrof de samenwerking ondermeer de jeugd- en opvoedhulp in het verband van de stadsregio Rotterdam. De heer De Zwart geeft een presentatie over de stand van zaken samenwerkende gemeenten. Alle gemeenten worden verantwoordelijk voor het jeugdstelsel per 2015 en ondanks dat wat de samenwerkende gemeenten samen doen, wordt elke individuele gemeente zelf verantwoordelijk. Wat hebben we tot nu toe gezamenlijk besloten en bereikt. Wat houdt het Regionaal TransitieArrangement in en wat betekent dat voor de komende jaren. De sheets van zijn presentatie worden bij dit verslag gevoegd. Mevrouw Gouweleeuw vraagt waarom er is gekozen voor het handhaven van de financieringssystematiek met het risico dat systemen de inhoud dicteren. De voorzitter antwoordt dat tijdsdruk en de wens voor een zachte landing leidde tot deze keuze; nu pas op de plaats, eerst de inhoud en ervaring opdoen en daarna de rest. De heer Wolfswinkel vraagt zich af hoe financiering is geregeld wanneer de zorgaanbieders minder cliënten krijgen als gevolg van effectieve lokale teams. De voorzitter antwoordt dat er wordt gewerkt met vlaktax en afrekening op basis van pxq. Instellingen worden afgerekend op hun werkelijke productie. Mevrouw Hartnagel vraagt naar de integrale wijkteams in Rotterdam. De heer De Zwart licht toe dat het nieuwe college heeft besloten tot versnelde vorming van integrale wijkteams, dus van 0-100 i.p.v. alleen voor jeugd. Dit heeft gevolgen voor de Rotterdamse opdracht aan het CJG Rijnmond. 5. Procedure start Gemeenschappelijke Regeling De voorzitter licht het agendapunt kort toe. De raden van alle gemeenten hebben ingestemd met de Gemeenschappelijke Regeling Jeugdhulp Rijnmond. Op dit moment heeft definitieve besluitvorming in de colleges plaatsgevonden of zal op korte termijn plaatsvinden. Dit betekent dat er formeel een DB en een voorzitter moeten worden aangewezen. Bij het vaststellen van de GR is afgesproken dat het DB vijf leden zal kennen, namelijk één vertegenwoordiger van elke subregio en Rotterdam. De voorzitter stelt voor dit op de volgende vergadering op 26 juni te regelen. De subregio’s hebben zo de tijd dit intern met elkaar af te stemmen. Zij worden verzocht de naam van hun kandidaat DB-lid vóór 6 juni aan te leveren De voorzitter stelt zich kandidaat voor voorzitter DB en ook de heer Gebben kandideert zich voor het DB. 6. Begroting Gemeenschappelijke Regeling Het AB Jeugdhulp Rijnmond stemt in met de conceptbegroting 2015 en de voorgestelde verdere procedure. De heer De Zwart geeft toelichting bij dit agendapunt. Om te voldoen aan de eisen die de provincie als toezichthouder stelt aan de (meerjaren)begroting 2015 – 2018 dient er vóór 1 augustus 2014 een vastgestelde begroting ingediend te worden bij de provincie ZuidHolland. Tegelijkertijd zijn er diverse onzekerheden waarmee gemeenten te maken hebben en waarover pas duidelijkheid zal zijn met de bekendmaking van de meicirculaire 2014. In dit spanningsveld is gekozen voor een begroting 2015 waarbij zoveel mogelijk recht wordt gedaan aan de situatie per 1 januari 2015 op basis van de voorliggende beschikbare informatie. Zowel de conceptbegroting als de definitieve begroting zullen aan de raden worden verzonden en de raden zullen de kans krijgen hierop een zienswijze te geven. Binnen de begroting is een aantal voorbehouden opgenomen ten aanzien van de beschikbaarheid van middelen. Concreet betekent dit dat er nooit meer toegezegd zal worden dan er vanuit het Rijk gedecentraliseerd wordt. Daarnaast zijn in deze begroting geen beleidskeuzes opgenomen. De beleidskeuzes worden verwerkt in de definitieve begroting die in oktober door het AB zal worden vastgesteld en vervolgens aan de gemeenteraden wordt verzonden. De heer Dijkman zegt dat er in het proces naar de totstandkoming van de GR toe kritische geluiden uit de raden zijn geweest. Hij vraagt het voorgenomen proces om te komen tot een definitieve begroting weer te geven in een notitie waarmee hij zijn raad op de hoogte kan brengen. Daarnaast wil hij inzicht wanneer verslag PHOjz 22 mei 2014 / Monique Comans / juni 2014 blad 2 Gemeenschappelijke Regeling bekend zal zijn of gemaakte voorbehouden van toepassing blijken te zijn of niet. De voorzitter antwoordt dat de oprichting van de GR goed is gegaan, maar inderdaad niet vanzelf. Het is belangrijk idereen weer op goed informatieniveau te krijgen. Daarom lijkt het een goed idee om de behoefte te peilen voor informatiebijeenkomsten voor gemeenteraden en een aanbod te doen vanuit de samenwerkende gemeenten. Daarnaast doet hij het voorstel dat iedere wethouder een brief aan zijn raad richt met daarin uitleg over de precieze positie van de raad op dit gebied. Hij biedt aan daarvoor tekstsuggesties centraal aan te leveren. De heer Wolfswinkel zegt dat de raad in Albrandswaard een motie heeft aangenomen omtrent een auditcommissie. Hij vraagt of we als GR gezamenlijk willen nadenken over het formaliseren van het meenemen van de raden. De voorzitter zegt dat we onszelf en elkaar helpen door centrale ondersteuning te geven die een wethouder zelf kan gebruiken in communicatie met zijn/haar raad. Voor Albrandswaard wordt dit op lokaal niveau uitgewerkt, aangezien in overige gemeenten deze wens niet is geuit. Volgens mevrouw Gouweleeuw zullen er volgend jaar andere regels gelden op het gebied van sturing. De heer De Zwart zegt dat we dat mee zullen nemen in de bijeenkomst voor de raden. De heer Keijzer verwacht een brief van de GR dat de GR de begroting heeft vastgesteld. De heer De Jong vraagt of de in de begroting opgenomen kosten inclusief de uitvoeringskosten zijn. Dit is niet het geval. De bedragen zoals omschreven in bijlage 1 van de begroting GR zijn middelen die gereserveerd worden voor de uitvoering van regionale zorgtaken. In bijlage 2 van de begroting zijn de uitvoeringskosten voor de organisatie opgenomen. In de GR is geregeld dat de grondslag voor de gemeentelijke bijdrage gebaseerd wordt op het aantal kinderen tot 18 jaar dat op 1 januari voorafgaande aan het begrotingsjaar conform de statistieken van het CBS in een gemeente wonen. De heer Mulder meldt dat er een gat in de bijdrage wordt geconstateerd wanneer het gezag over een jeugdige bij een jeugdhulpinstelling ligt i.p.v. bij de ouders. Westvoorne heeft hiermee te maken omdat zij een vestiging van Horizon binnen de gemeentegrenzen heeft. In eerste instantie moet de meicirculaire worden afgewacht of dit wordt gerepareerd. Mevrouw Den Outer geeft de volgende toelichting: In het historisch verdeelmodel hebben de onderzoekers rekening gehouden met het feit dat er (een concentratie van) zorginstelling(en) kan zijn binnen gemeentegrenzen. Daarbij registreren niet alle zorgorganisaties altijd op een zorgvuldige wijze de gemeente van herkomst van deze kinderen. Daarom is gebruik gemaakt van andere bronnen om de zorgkosten van deze instellingen om te slaan naar het woonplaatsbeginsel van de jeugdwet. De beschikbare middelen vanuit het Rijk in de meicirculaire zijn dus zo goed mogelijk en zorgvuldig mogelijk omgeslagen naar de kosten zoals die vanaf 1-1-2015 van toepassing zijn per gemeente. Omdat er een totaal ander financieel leidend principe van toepassing wordt vanaf 1-1-2015 (het woonplaatsbeginsel) is het niet mogelijk om 100% aansluiting te krijgen, maar de "vervuiling" in cijfers is teruggebracht tot een aanvaardbaar minimum. Naar aanleiding van een opmerking van de heer Dijkman zegt de heer De Zwart dat er gesprekken gaande zijn over het verschil tussen de Vektis-cijfers en de productiecijfers die door de zorgaanbieders worden geleverd. Er gaan geluiden op om de extra 60 miljoen uit het Zorgakkoord te gebruiken om dit te compenseren. Dhr. de Jong verlaat de vergadering. 7. Proeftuinen Het AB Jeugdhulp Rijnmond heeft kennisgenomen van het evaluatierapport en de opbrengsten zoals omschreven in de agendapost en toegelicht in de presentaties. De heer De Graaff geeft een korte inleiding over het proces. De heer Butte presenteert de resultaten uit het onderzoek en gaat met name in op de geleerde lessen. Naar aanleiding van les 1 (Het vergt tijd en gerichte training aan ‘de nieuwe professional’ om een werkelijke omslag te maken in een andere manier van werken. Er moet meer geïnvesteerd worden in het trainen en coachen van professionals om hen de competenties te leren die nodig zijn in de nieuwe rol. Hierbij moet rekening worden gehouden met verschillen in professie, organisatiecultuur, ervaring e.d. van verschillende organisaties. Teams moeten meer de eigen scholingsbehoefte gaan formuleren en organiseren. Opleiden en trainen van professionals bij de transformatie is bij uitstek een regionale aangelegenheid in nauwe samenwerking met instellingen en opleidingsinstituten) meldt de heer De Zwart dat het professionaliseringsplan regiobreed zal worden opgepakt, dit punt komt terug op het PHO van verslag PHOjz 22 mei 2014 / Monique Comans / juni 2014 blad 3 Gemeenschappelijke Regeling 26 juni. De heer Kadijk geeft een korte toelichting op de stand van zaken proeftuin NWN. 8. Rondvraag en sluiting Er wordt geen gebruik gemaakt van de rondvraag. De voorzitter bedankt de aanwezigen en sluit de vergadering. verslag PHOjz 22 mei 2014 / Monique Comans / juni 2014 blad 4 Voortgang regionaal programma decentralisatie Jeugdhulp samenwerking Jeugdhulp Rijnmond Regio: 16 gemeenten, 4 subregio’s – Capelle, Lansingerland, Krimpen – Barendrecht, Albrandswaard, Ridderkerk – Maassluis, Vlaardingen, Schiedam – Spijkenisse & Bernisse, Brielle, Hellevoetsluis, Westvoorne, Goeree Overflakkee – & Rotterdam Implementatieplan Mei 2013: plan van aanpak voor de implementatie van jeugdhulp bij de samenwerkende gemeenten Acht is meer dan duizend Functioneel Ontwerp wijknetwerk afschalen wijkteam en CDT lokale voorzieningen opschalen regionale voorzieningen drang en dwang Voortgang implementatie I Gezamenlijk in de afgelopen periode: - RTA (31 oktober 2013) - Instelling Gemeenschappelijke Regeling voor inkoop specialistische zorg (en Jeugd GGZ) met vlaktax en opdracht aan Rotterdam - Proeftuinen Voortgang implementatie II - Aanpak Jeugdbescherming en Jeugdreclassering en CIT - JB plein uitrol - Instelling regionaal AMHK - Prestatie indicatoren Werkgroepen Besluitvorming wordt voorbereid in regionale werkgroepen Overzicht in kerngroep jeugdhulp en programmacoördinatie Landelijk traject • Rijnmond 1 van 42 jeugdhulpregio’s • Afspraken in regioverband voor Regionaal Transitie Arrangement voor zachte landing verplicht (oktober 2013) Regionaal Transitiearrangement • • • • Garanderen continuïteit van de zorg Zorgdragen infrastructuur zorg per 2015 Beperken Frictiekosten Afstemming met huidige financiers en zorgaanbieders RTA afspraken (2015/2016) • Afspraken met zorgaanbieders in verschillende domeinen -J-GGZ -Jeugd en Opvoedhulp -Licht verstandelijk Beperkten • Meerjarig om frictiekosten te beperken • Sectoren leggen zich vast op opvangen bezuinigingen (variabel) en transformatie binnen de sector en sectoroverstijgend RTA gevolgen • • • • Verplichting zorginkoop huidige aanbieders Voorlopig geen nieuwe aanbieders Bestaande financieringssystemen blijven Forse transformatietaak voor bestaande aanbieders RTA gevolgen Actiepunten • Formuleren zorgportfolio met gemeenten, afstemming met zorgaanbieders. • Formuleren evaluatie criteria voor sturing. • Maandelijkse afstemming met vertegenwoordigers jeugdhulpaanbieders over voortgang Regionale agenda • RTA vervolgoverleg met zorgaanbieders • thema’s: – Transformatie en monitor, innovatie van jeugdhulp (wijkteamvulling/afbouw zware zorg/domeinoverstijgende jeugdhulp) – Beperken frictiekosten – Verlenging RTA, opstellen criteria Werkgroep actiepunten I Juridische zaken: • uitrol GR, taken en verantwoordelijkheden • Afstemming verordeningen en privacy JB/JR, AMHK • opzetten gecertificeerde instellling • inrichten regionaal AMHK • JB plein Werkgroep actiepunten II Zorgvernieuwing, zorgcontinuïteit en overgangsmaatregelen: • afstemmen toeleiding naar specialistische zorg en invulling van CD teams • verdeling schaarste • borging ervaringen proeftuinen, bv gezamenlijk professionaliseringskader. Werkgroep actiepunten III Regionale inkooptafels vanuit Rotterdam: vaststellen budgetten en afstemmen regionale inkoop Sturing, verantwoording en Informatiebeheer: • Indicatoren set operationaliseren • evaluatie criteria RTA Kerngroep: voorbereiding PHO/AB Lancering website Informatie op www.jeugdhulprijnmond.nl – Bestuurlijke info – Info voor zorgaanbieders Vragen? Gemeenschappelijke Regeling Overleg: AB Jeugdhulp Rijnmond / Portefeuillehoudersoverleg Jeugdzorg Datum vergadering: 26 juni 2014 Agendapunt nr.: 15 c Onderwerp: Wijziging gemeenschappelijke regeling Jeugdhulp Rijnmond en aanwijzing gemeente Rotterdam als uitvoerende gemeente en tijdsplanning 2014 Gevraagde beslissing: 1. In te stemmen met de voorgestelde wijzigingen in de Gemeenschappelijke Regeling Jeugdhulp Rijnmond; 2. De gemeente Rotterdam aan te wijzen als uitvoerende gemeente in het kader van artikel 10 van de regeling; 3. Opdracht aan de secretaris om in de eerste vergadering na het zomerreces in het kader van artikel 10 van de regeling een voorstel ter besluitvorming voor te leggen waaruit blijkt wat de omvang van de inzet is van de uitvoerende gemeente (dienstverleningsovereenkomst) en hoe de hiermee gemoeide kosten worden doorberekend aan de gemeenten (de verrekeningssystematiek) voor de vaststelling van hun financiële bijdrage. 4. De secretaris c.q. de directeur Jeugd van cluster MO van Rotterdam een voorlopig mandaat te verlenen om de noodzakelijke besluiten te nemen ten behoeve van de inkoop en subsidiëring als bedoeld in artikel 4, sub a, van de regeling, met inachtneming van de uitgangspunten van ‘Acht is meer dan duizend’ en het Regionaal Transitiearrangement; Financiële/personele consequenties: n.v.t. Verdere procedure: Het besluit tot wijziging van de regeling wordt voor instemming voorgelegd aan de colleges van de deelnemende gemeenten. Toelichting: Wijziging Gemeenschappelijke Regeling Conform de wens van alle gemeenten is nu ook de organisatie van het AMHK als taak in de regeling opgenomen. Voorts is op verzoek van de Rotterdamse ombudsman letterlijk de tekst van artikel 45 van de huidige regeling van de stadsregio opgenomen met betrekking tot extern klachtrecht. Overigens heeft tot op heden de Ombudsman nog nooit een klacht in dat kader ontvangen. Van belang hierbij is wel op te merken dat dit alleen aanbieders van jeugdzorg betreft en niet ouders en jeugdigen. Dat zou wellicht anders kunnen worden nu ook de organisatie van het AHMK als taak is opgenomen. Ten slotte is met het oog op de verplichtingen in de Archiefwet 1995 een en ander aangepast, waarbij nu een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds beheertaken (die bij de secretaris worden belegd) en toezichtstaken (die komen te liggen bij de archivaris van Rotterdams als uitvoerende gemeente). GR Jeugdhulp en uitvoeringsorganisatie/ Jonathan Houtman / 5 juni 2014 blad 1 Gemeenschappelijke Regeling Inkooporganisatie Om de beschikbaarheid van specialistische hulp in 2015 te kunnen garanderen is het noodzakelijk in de komende maanden stappen te zetten in de richting van inkoop en subsidiering van de aanbieders van jeugdhulp. In het PHO van 24 februari 2014 is besloten de gemeente Rotterdam aan te wijzen als uitvoerende gemeente voor de GR Jeugdhulp Rijnmond en de wijze waarop Rotterdam deze taken uit zal gaan voeren. Dit wordt nu bevestigd door een besluit van het AB. Deze afspraak behelst daarnaast een afspraak over de tarifering van de inkooporganisatie voor 2015 en een toezegging van de gemeente Rotterdam dat de kosten welke hieraan verbonden zijn voor 2014 vanuit de reeds beschikbaar gestelde middelen uit het Programma Decentralisatie Jeugdzorg van de Samenwerkende Gemeenten Rijnmond worden gefinancierd of voor rekening van de gemeente Rotterdam komen. Om deze afspraken nader uit te werken zal nog een dienstverleningsovereenkomst worden opgesteld welke ter vaststelling wordt voorgelegd aan het AB GR Jeugdhulp Rijnmond. Een en ander is een uitwerking van een hierover nog te nemen besluit van het AB in het kader van artikel 10 van de regeling. Binnen deze dienstverleningsovereenkomst zal een mandaat verleend worden aan de directeur Jeugd van het cluster MO van Rotterdam om besluiten te nemen ten behoeve van de inkoop en subsidiëring van specialistische jeugdhulp. Vooruitlopend op deze overeenkomst is het noodzakelijk een voorlopig mandaat te verlenen, zodat de zorgcontinuïteit per 1 januari niet in gevaar komt en alle noodzakelijke stappen gezet kunnen worden. Vanzelfsprekend zijn al deze stappen onder voorbehoud van het budgetrecht van de raad en de vaststelling van de definitieve begroting van de GR Jeugdhulp Rijnmond. Meerjarenuitvoeringsplan Conform artikel 23 van de GR Jeugdhulp Rijnmond dient het algemeen bestuur éénmaal per vier jaar een meerjarenuitvoeringsplan vast te stellen. Uitgangspunt voor dit uitvoeringsplan zijn de lokale beleidsplannen welke iedere vier jaar worden vastgesteld in de gemeenteraden. Na vaststelling van de beleidsplannen voor 1 november van dit jaar zal op basis van deze beleidsplannen een meerjarenuitvoeringsplan worden opgesteld welke in 2015 aan het algemeen bestuur zal worden voorgelegd. Hangende besluitvorming over dit meerjarenuitvoeringsplan wordt voorgesteld de regionale afspraken, zoals verwoord in ‘Acht is meer dan duizend’ en het Regionale Transitiearrangement als uitgangspunt te hanteren voor de inkoop in 2015. Bijlagen: 1. gewijzigde Gemeenschappelijke Regeling 2. archiefparagraaf GR Jeugdhulp en uitvoeringsorganisatie/ Jonathan Houtman / 5 juni 2014 blad 2 CONCEPT versie 131213 Gemeenteblad 2013 Gemeenschappelijke Regeling Jeugdhulp Rijnmond Gemeenteblad 2013 Nummer … pagina 1 CONCEPT versie 131213 INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK I Algemene Bepalingen - Begripsbepalingen - Het openbaar lichaam artikel 1 artikel 2 HOOFDSTUK II Doelstelling en taken - Doelstelling - Taken artikel 3 artikel 4 HOOFDSTUK III Het algemeen bestuur - Samenstelling - Werkwijze - Bevoegdheden - Inlichtingen en verantwoording artikelen 5 en 6 artikelen 7, 8 en 9 artikel 10 artikelen 11 en 12 HOOFDSTUK IV Het dagelijks bestuur - Samenstelling - Werkwijze - Bevoegdheden - Inlichtingen en verantwoording artikel 13 artikel 14 artikelen 15 en 16 artikel 17 HOOFDSTUK V De voorzitter - De voorzitter artikelen 18, 19 en 20 HOOFDSTUK VII Ondersteuning bestuur - De secretaris artikel 21 en 22 HOOFDSTUK VII Extern klachtrecht - Ombudsman artikel 23 HOOFDSTUK VIII Commissies - Commissies artikel 24 HOOFDSTUK IX Financiële bepalingen - Begroting van het lichaam - Rekening van het lichaam artikel 25 artikel 26 HOOFDSTUK X Geschillen - Geschillen artikel 27 Verwijderd: 2 Verwijderd: VIII Verwijderd: 3 Verwijderd: 4 Verwijderd: I Verwijderd: 5 HOOFDSTUK XI Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing - Toetreding artikel 28 - Uittreding artikel 29 - Wijziging artikel 30 - Opheffing artikel 31 Verwijderd: 6 Verwijderd: 7 Verwijderd: 28 Verwijderd: 29 HOOFDSTUK XII Overgangs- en slotbepalingen - Overgangsbepaling artikel 32 - Inwerkingtreding artikel 33 - Slotbepalingen artikelen 34 en 35 Verwijderd: 0 Verwijderd: 1 Verwijderd: 2 Verwijderd: 3 Gemeenteblad 2013 Nummer … pagina 2 CONCEPT versie 131213 HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN Begripsbepalingen Artikel 1 In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder: a.) ‘de regeling’: de Gemeenschappelijke regeling Jeugdhulp Rijnmond; b.) ‘het lichaam’: het openbaar lichaam bedoeld in artikel 2; c.) ‘de gemeente’: een aan deze regeling deelnemende gemeente; d.) ‘subregio’: cluster van twee of meer gemeenten; e.) ‘colleges’: de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten; f.) ‘bovenlokale taken’: gemeentelijke taken in het kader van de Jeugdwet waarvan de deelnemende colleges hebben vastgesteld dat deze in gezamenlijkheid worden uitgevoerd; g) ‘de uitvoerende gemeente’: de door het algemeen bestuur aangewezen gemeente die in opdracht van en namens het algemeen of dagelijks bestuur belast is met de uitvoering van bovenlokale taken. Het openbaar lichaam Artikel 2 1. Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam genaamd Openbaar Lichaam Jeugdhulp Rijnmond. Het is gevestigd te Rotterdam. 2. Het rechtsgebied van het lichaam omvat het grondgebied van de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Bernisse, Brielle, Capelle aan den IJssel, Goeree-Overflakkee, Hellevoetsluis, Krimpen aan den IJssel, Lansingerland, Maassluis, Ridderkerk, Rotterdam, Schiedam, Spijkenisse, Vlaardingen en Westvoorne. Met dien verstande dat met ingang van 1 januari 2015 de gemeenten Bernisse en Spijkenisse samengaan in de gemeente Nissewaard. HOOFDSTUK II DOELSTELLING EN TAKEN Doelstelling Artikel 3 Het lichaam heeft tot doel te zorgen voor een kwalitatief goede en efficiënte uitvoering van bovenlokale taken, met inachtneming van de bepalingen in de Jeugdwet. Taken Artikel 4 In het kader van de doelstelling heeft het lichaam de volgende taken: Gemeenteblad 2013 Nummer … pagina 3 a. b. CONCEPT versie 131213 het uitvoeren van de bovenlokale taken door middel van: - het contracteren en/of subsidiëren van aanbieders van jeugdhulp en uitvoerders jeugdreclassering en jeugdbeschermingsmaatregelen in het kader van de Jeugdwet; de jeugdhulp omvat de uitvoering van gesloten jeugdhulp, crisiszorg, pleegzorg, residentiële, intramurale zorg en/of specialistische zorg voor jeugdigen; de taken worden uitgevoerd met inachtneming van de afspraken die hierover op bovenregionaal of landelijk niveau zijn of worden gemaakt; - het organiseren van een advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling. het bevorderen van gezamenlijk overleg van de gemeenten inzake de uitvoering van de jeugdhulptaken, welke ingevolge de Jeugdwet aan de gemeenten zijn opgedragen. HOOFDSTUK III HET ALGEMEEN BESTUUR Samenstelling Artikel 5 1. Elk deelnemend college wijst uit zijn midden één lid en één plaatsvervangend lid aan voor het algemeen bestuur. 2. Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden het dagelijks bestuur aan. Artikel 6 1. De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen voor de duur van de zittingsperiode van het college. Bij de aanvang van elke zittingsperiode vindt de aanwijzing plaats in een van de eerste vergaderingen van de nieuwe benoemde colleges. 2. De leden van het algemeen bestuur treden af op de dag waarop de nieuw gekozen leden van het algemeen bestuur in functie treden. 3. De leden van het algemeen bestuur treden af op het moment van verlies van het wethouderschap of van het voorzitterschap van het college. 4. Het lid dat ter vervulling van een buiten de gewone tijd van aftreden opengevallen plaats tot lid van het algemeen bestuur is aangewezen, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden. 5. De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter van het algemeen bestuur, alsmede de voorzitter van het college dat hen heeft aangewezen, schriftelijk op de hoogte. Onverminderd het bepaalde in artikel 13, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, behouden leden van het algemeen bestuur, die ontslag hebben genomen, hun lidmaatschap totdat onherroepelijk in hun opvolging is voorzien. Werkwijze Gemeenteblad 2013 Nummer … pagina 4 Met opmaak: Inspringing: Verkeerd-om: 0,01 cm CONCEPT versie 131213 Artikel 7 Het algemeen bestuur vergadert ten minste twee maal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, dan wel ten minste drie leden van het algemeen bestuur dit, onder opgaaf van redenen, schriftelijk verzoeken. In het laatste geval vindt de vergadering plaats binnen twee weken. Artikel 8 1. Het algemeen bestuur vergadert in het openbaar. De deuren worden gesloten wanneer een vijfde van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt vergaderd. 2. Bij het nemen van besluiten door het algemeen bestuur wordt te allen tijde gestreefd naar consensus. Indien het op hoofdelijke stemming aankomt, brengen de leden voor de gemeente die zij vertegenwoordigen ieder één stem uit, met uitzondering van de leden die een gemeente vertegenwoordigen waarbij het aantal inwoners van onder de 18 jaar meer is dan 10.000. Zij brengen voor elk volgend 10.000-tal, of gedeelte daarvan, één stem meer uit tot een maximum van dertien stemmen per gemeente. 3. Voor de toepassing van het tweede lid gelden de bevolkingscijfers van de gemeenten per 1 januari van het voorgaande jaar. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers aangehouden. 4. In een besloten vergadering van het algemeen bestuur kan niet beraadslaagd worden noch een besluit worden genomen over: de vaststelling en wijziging van de begroting; de vaststelling van de rekening; het toetreden tot, het uittreden uit of het wijzigen of opheffen van de regeling; het oprichten van of deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperatieve en andere verenigingen dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van de deelname daaraan; benoeming en ontslag van leden van het dagelijks bestuur. a.) b.) c.) d.) e.) 5. In een besloten vergadering van het algemeen bestuur kan geen besluit worden genomen over het doen van een uitgave voordat de begroting of begrotingswijziging, waarbij deze uitgave is geraamd, is goedgekeurd. Artikel 9 1. Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast. 2. Dit reglement, alsmede een wijziging hiervan, wordt ter kennisneming aan de gemeenten toegezonden. Bevoegdheden Gemeenteblad 2013 Nummer … pagina 5 CONCEPT versie 131213 Artikel 10 1. Het algemeen bestuur wijst de uitvoerende gemeente aan, besluit over de omvang van de inzet door de uitvoerende gemeente en de wijze waarop de hiermee gemoeide kosten worden doorberekend aan de gemeenten (de verrekeningssystematiek) voor de vaststelling van hun financiële bijdrage. 2. Het algemeen bestuur besluit met unanimiteit van stemmen over de verrekeningssystematiek voor de vaststelling van de financiële bijdragen. 3. Het algemeen bestuur neemt een apart besluit met unanimiteit van stemmen over de omvang van de inzet door de uitvoerende gemeente (inclusief de inzet van de secretaris). Op basis hiervan wordt een overeenkomst met de uitvoerende gemeente aangegaan en worden bijbehorende mandaten en machtigingen verleend. Bij dit besluit heeft het lid dat namens de uitvoerende gemeente in het bestuur zit geen stemrecht. 4. Verder behoren alle andere bevoegdheden in het kader van deze regeling, die niet aan een ander orgaan zijn opgedragen, aan het algemeen bestuur. Inlichtingen en verantwoording Artikel 11 1. Een lid van het algemeen bestuur geeft aan de raad van de gemeente op de in die gemeente gebruikelijke wijze alle inlichtingen die door de raad, of een of meer leden daarvan, worden verlangd. Op gelijke wijze dient het lid aan het college van de desbetreffende gemeente inlichtingen te verschaffen. 2. Een lid van het algemeen bestuur kan door de raad van de gemeente op de in die gemeente gebruikelijke wijze ter verantwoording worden geroepen voor de wijze waarop het lid de gemeente in dat bestuur heeft vertegenwoordigd. Artikel 12 1. Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter geven aan de raden en de colleges van de gemeenten ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is. 2. Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter verstrekken aan de raden en de colleges van de gemeenten alle inlichtingen die door één of meer leden van die raden of colleges worden verlangd. 3. Het reglement van orde van het algemeen bestuur regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het in de twee vorige leden bepaalde. HOOFDSTUK IV Gemeenteblad 2013 Nummer … pagina 6 CONCEPT versie 131213 HET DAGELIJKS BESTUUR Samenstelling Artikel 13 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter van het algemeen bestuur en maximaal vier leden, door en uit het algemeen bestuur aangewezen, met dien verstande dat het lid van het algemeen bestuur dat door het college van de gemeente Rotterdam is aangewezen in ieder geval deel uitmaakt van het dagelijks bestuur en dat het dagelijks bestuur voor het overige een afspiegeling vormt van de verschillende subregio’s in het rechtsgebied van het openbaar lichaam. 2. De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur. 3. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 6, vierde lid, vindt het aanwijzen van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen, die door ontslag, overlijden of anderszins openvallen, plaats uiterlijk één maand na dat openvallen. 4. De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag van aftreden van de leden van het algemeen bestuur. Werkwijze Artikel 14 1. Het dagelijks bestuur vergadert ten minste vier maal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt, of ten minste één lid van het dagelijks bestuur zulks schriftelijk onder opgave van de te behandelen onderwerpen verzoekt. In het laatste geval vindt de vergadering plaats binnen twee weken. 2. Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast. Dit reglement, alsmede een wijziging hiervan, wordt aan het algemeen bestuur ter kennisneming overgelegd. Bevoegdheden Artikel 15 Het dagelijks bestuur is belast met: a. een voortdurend toezicht op al wat het lichaam aangaat; b. het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd; c. het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur; d. het voorstaan van de belangen van het lichaam bij andere overheden, instellingen of personen, waarmee contact voor het lichaam van belang is; e. het beheer van inkomsten en uitgaven van het lichaam; f. de zorg, voor zover deze niet aan anderen toekomt, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding; g. het nemen van alle conservatoire maatregelen zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit. Gemeenteblad 2013 Nummer … pagina 7 h. i. CONCEPT versie 131213 de zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, overeenkomstig de in het kader van artikel 40 van de Archiefwet 1995 geldende regeling (Archiefverordening) van de uitvoerende gemeente; de zorg voor de archiefbescheiden die worden gevormd krachtens de aan het bestuur van de regeling gedelegeerde taken. Met opmaak: Lettertype: 11 pt Met opmaak: Inspringing: Verkeerd-om: 1,27 cm, Genummerd + Niveau: 1 + Nummeringopmaakprofiel: a, b, c, … + Beginnen bij: 8 + Uitlijning: Links + Uitgelijnd op: 0,63 cm + Tab na: 1,27 cm + Inspringen op: 1,27 cm Met opmaak: Lettertype: 11 pt Artikel 16 1. Het dagelijks bestuur oefent, voor zover het algemeen bestuur daartoe besluit en naar door dat bestuur te stellen regels, de aan het algemeen bestuur wettelijk toegekende of krachtens de regeling hem toevallende bevoegdheden uit, met uitzondering van: a. het vaststellen en wijzigen van de begroting; b. het vaststellen van de rekening; c. het toetreden tot, het uittreden uit of het wijzigen van de gemeenschappelijke regeling overeenkomstig hoofdstuk XI van deze regeling; d. het oprichten van of deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperatieve en andere verenigingen dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van de deelname daaraan. 2. Van besluiten van het algemeen bestuur als bedoeld in het eerste lid doet het dagelijks bestuur onverwijld mededeling aan de gemeenten. Inlichtingen en verantwoording Artikel 17 1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur. 2. Zij geven gevraagd en ongevraagd aan het algemeen bestuur alle inlichtingen, die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig zijn, tenzij het algemeen belang zich daartegen verzet. 3. Zij geven, tezamen dan wel afzonderlijk, aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen, tenzij het algemeen belang zich daartegen verzet. 4. Het reglement van orde voor het algemeen bestuur regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het in de leden een, twee en drie bepaalde. HOOFDSTUK V DE VOORZITTER Artikel 18 1. Door en uit het algemeen bestuur wordt een voorzitter aangewezen. 2. De voorzitter van het algemeen bestuur is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur. Gemeenteblad 2013 Nummer … pagina 8 Met opmaak: Lettertype: 11 pt Met opmaak: Lettertype: 11 pt Met opmaak: Lettertype: 11 pt Met opmaak: Lettertype: 11 pt 3. CONCEPT versie 131213 Het algemeen bestuur beslist omtrent schorsing en ontslag van de voorzitter. Bevoegdheden Artikel 19 1. De voorzitter is belast met het bevorderen van een goede behartiging van de zaken van het gemeenschappelijk openbaar lichaam. 2. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen en van het dagelijks bestuur. 3. Hij tekent alle stukken die van het algemeen of van het dagelijks bestuur uitgaan. 4. Voorts is hij, naast het leiden van de vergaderingen van het algemeen en het dagelijks bestuur, belast met: het terstond ter tafel brengen van alle tot het algemeen en/of het dagelijks bestuur gerichte brieven en andere stukken in de vergadering van het orgaan tot welks bevoegdheid het nemen van een beslissing omtrent de daarin behandelde zaak behoort; het daadwerkelijk doen uitvoeren van de besluiten van het dagelijks bestuur; het zo nodig instellen van een onderzoek, voordat bepaalde zaken ter overweging en beslissing worden voorgelegd aan het algemeen en/of het dagelijks bestuur. a. b. c. Artikel 20 1. De voorzitter vertegenwoordigt het lichaam in en buiten rechte. 2. Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een gemeente die partij is in een rechtsgeding waarbij het lichaam is betrokken, wordt het lichaam door een ander, door het dagelijks bestuur aan te wijzen lid van dit bestuur, vertegenwoordigd. HOOFDSTUK VI AMBTELIJKE ONDERSTEUNING De secretaris Artikel 21 1. Het algemeen bestuur beslist op voordracht van het dagelijks bestuur en na afstemming met de uitvoerende gemeente omtrent de benoeming, de schorsing en het ontslag van de secretaris. Het dagelijks bestuur oefent de overige bevoegdheden uit ten aanzien van de secretaris. De secretaris is tevens werkzaam bij de uitvoerende gemeente. De secretaris treft met instemming van het dagelijks bestuur een regeling voor zijn vervanging bij zijn verhindering of ontstentenis. 2. De secretaris is secretaris van het algemeen en het dagelijks bestuur. Hij is in de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur aanwezig, tenzij het algemeen of het dagelijks bestuur anders beslist. Gemeenteblad 2013 Nummer … pagina 9 CONCEPT versie 131213 3. De stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan, worden door de secretaris mede ondertekend. 4. De secretaris wordt in zijn taakuitoefening ondersteund door ambtenaren van de uitvoerende gemeente. 6. Ten behoeve van de voorbereiding van de vergaderingen van het algemeen en dagelijks bestuur en eventueel ingestelde commissies, vindt onder leiding van de secretaris een ambtelijk overleg plaats waaraan wordt deelgenomen vanuit alle gemeenten. Een gemeente kan besluiten dat zij zich hiervoor laat vertegenwoordigen door een ambtenaar van een andere gemeente binnen een subregio. Artikel 22 1. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid en artikel 13 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van de in deze regeling genoemde bestuursorganen is aangewezen de archiefbewaarplaats van de uitvoerende gemeente. Verwijderd: Het dagelijks bestuur is zorgdrager in het kader van de Archiefwet 1995. ¶ In opdracht van het dagelijks bestuur is de secretaris belast met de zorg voor en het toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden. ¶ De bepalingen van de in het kader van de Archiefwet 1995 door de raad van de uitvoerende gemeente vastgestelde verordening zijn van overeenkomstige toepassing.¶ ¶ 5. Met opmaak: Lettertype: 11 pt Met opmaak: Inspringing: Links: 0 cm, Verkeerd-om: 1,25 cm Met opmaak: Lettertype: 11 pt 2. De archivaris van de uitvoerende gemeente is belast met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats. De secretaris is belast met het beheer van de archiefbescheiden, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats. Met opmaak: Inspringing: Links: 0 cm, Verkeerd-om: 1,24 cm Met opmaak: Lettertype: 11 pt Met opmaak: Lettertype: 11 pt HOOFDSTUK VII EXTERN KLACHTRECHT Artikel 23 De ombudsman van de gemeente Rotterdam is bevoegd tot behandeling van verzoekschriften als bedoeld in artikel 9:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Verwijderd: ¶ HOOFDSTUK VIII COMMISSIES Artikel 24 1. Het algemeen bestuur kan commissies van advies aan het algemeen bestuur instellen ten behoeve van de in artikel 4 genoemde taken. 2. Een lid van het dagelijks bestuur fungeert als voorzitter van de commissie. 3. De secretaris fungeert als secretaris van de commissie. 4. De leden van commissies van advies die geen burgemeester of wethouder zijn, kunnen een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie ontvangen. Gemeenteblad 2013 Nummer … pagina 10 Verwijderd: 2 CONCEPT versie 131213 HOOFDSTUK IX Verwijderd: VIII FINANCIELE BEPALINGEN Begroting van het lichaam Artikel 25 1. Het algemeen bestuur stelt één keer per vier jaar ten behoeve van de uitvoering van de taken als bedoeld in artikel 4, sub a, een meerjarenbegroting en -uitvoeringsplan vast, waarbij het eerste jaar samenvalt met het jaar dat volgt het op het jaar waarin de gemeenteverkiezingen worden gehouden. Voor dit besluit is ten minste een tweederde meerderheid van het aantal uit te brengen stemmen vereist. Bij deze begroting wordt dezelfde procedure gevolgd als bij de jaarlijkse in te dienen ontwerpbegrotingen. Uit de meerjarenbegroting blijkt welke systematiek ten grondslag ligt aan de jaarlijkse doorberekening van de kosten die verband houden met de inkoop van jeugdhulp per gemeente. 2. Het dagelijks bestuur stelt elk jaar een ontwerpbegroting en een toelichting van baten en lasten op voor het volgende kalenderjaar. De begroting is zodanig ingericht dat daaruit blijkt welke kosten verband houden met de uitvoering van de bovenlokale taken en de ondersteuning vanuit de uitvoerende gemeente en welk deel daarvan vervolgens aan elke gemeente wordt doorberekend. 3. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting acht weken voordat deze aan het algemeen bestuur ter vaststelling wordt aangeboden, doch uiterlijk vóór 1 mei, toe aan de raden van de gemeenten. 4. Indien het dagelijks bestuur een groei in het benodigd budget voorziet ten gevolge van veranderd beleid, dan wordt dit door het dagelijks bestuur in een separaat voorstel toegelicht. 5. Het dagelijks bestuur legt dit separaat voorstel acht weken voordat deze aan het algemeen bestuur ter vaststelling wordt aangeboden, voor aan de gemeenteraden. 6. Voor de groei in het budget als bedoeld in het vierde lid is een unaniem besluit nodig van het algemeen bestuur. 7. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor zij dient. 8. Het dagelijks bestuur zendt de begroting en de begrotingswijzigingen binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli, aan gedeputeerde staten. 9. Het dagelijks bestuur zendt begrotingswijzigingen acht weken voordat deze aan het algemeen bestuur ter vaststelling worden aangeboden, toe aan de raden van de gemeenten. Gemeenteblad 2013 Nummer … pagina 11 Verwijderd: 3 CONCEPT versie 131213 Rekening van het lichaam Artikel 26 1. Het dagelijks bestuur stelt elk jaar de rekening met een bijbehorend verslag van het voorgaande jaar op, waarbij per gemeente inzichtelijk wordt gemaakt welke jeugdhulp is geleverd en wat daarvan de kosten waren. 2.. Het algemeen bestuur stelt de rekening vast in het jaar volgend op het jaar waarop de rekening betrekking heeft. 3.. Het dagelijks bestuur zendt de rekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli, aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan gedeputeerde staten. HOOFDSTUK X Verwijderd: 4 Verwijderd: I GESCHILLEN Artikel 27 In geval van geschillen als bedoeld in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, zullen partijen trachten deze in eerste instantie op te lossen met behulp van mediation. Verwijderd: 5 HOOFDSTUK XI TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING Toetreding Artikel 28 1. Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van toetreding. Verwijderd: 6 2. Aan toetreding kunnen door het algemeen bestuur bepaalde voorwaarden worden verbonden. 3. Alle colleges van de gemeenten dienen in te stemmen met een besluit tot toetreding en de eventuele voorwaarden die hieraan worden verbonden. 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 30, derde lid, gaat toetreding in op de eerste dag van de maand volgend op de dag waarop alle colleges van de gemeenten hebben ingestemd met het besluit tot toetreding, tenzij het algemeen bestuur met instemming van de gemeenten anders bepaalt. Verwijderd: 28 Uittreding Artikel 29 Verwijderd: 7 Gemeenteblad 2013 Nummer … pagina 12 1. CONCEPT versie 131213 Te allen tijde kan een gemeente besluiten uit deze regeling te treden. Uittreding dient te geschieden bij besluit van het college. De uittreding treedt in werking aan het eind van het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin het uittredingsbesluit ter kennis is gebracht van het algemeen bestuur of eventueel op een later tijdstip indien een geschil over de uittreding aan de orde is. 2. Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de berekeningswijze van de aan een uittredende gemeente toe te rekenen kosten bij uittreding en de wijze waarop deze door de uittredende gemeente worden betaald. Deze toe te rekenen kosten dienen te worden vastgesteld op basis van een advies van een externe accountant en bevatten in ieder geval de volgende elementen: - eventueel nog te verrekenen bedragen, uitgaande van de bestaande systematiek voor berekening van financiële bijdrage per gemeente; - kosten van de uitvoerende gemeente die redelijkerwijs zijn toe te rekenen aan de uittreding; - kosten in verband met mogelijk doorlopende verplichtingen ten aanzien van aanbieders van jeugdhulp tot levering aan de uittredende gemeente; - overige frictiekosten die redelijkerwijs zijn toe te rekenen aan de uittreding. 3. Het algemeen bestuur stelt in overleg met de uittredende gemeente en in overeenstemming met de regels genoemd in het tweede lid van dit artikel, ten minste zes maanden voor het tijdstip van uittreding een regeling op met betrekking tot de gevolgen van de uittreding. Daarbij kan overeen gekomen worden dat de uittredende gemeente bepaalde verplichtingen ten opzichte van derden overneemt, ten einde de kosten van uittreding als bedoeld in het tweede lid te beperken. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt, wordt een geschil als bedoeld in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, geacht te bestaan. Wijziging Artikel 30 1. Een voorstel aan de gemeenten tot wijziging van deze regeling kan worden gedaan door het algemeen bestuur of door ten minste drie gemeenten. 2. Alle colleges van de gemeenten dienen in te stemmen met een besluit tot wijziging van deze regeling. 3. De wijziging van de regeling treedt niet eerder in werking dan nadat deze door de gemeenten bekend is gemaakt op de in iedere gemeente gebruikelijke wijze. Verwijderd: 28 Opheffing Artikel 31 1. De regeling kan worden opgeheven bij daartoe strekkende besluiten van alle gemeenten. Gemeenteblad 2013 Nummer … pagina 13 Verwijderd: 29 CONCEPT versie 131213 2. Het algemeen bestuur stelt, de raden van de gemeenten gehoord, een liquidatieplan vast en regelt de vereffening van het vermogen. 3. De organen van het lichaam blijven, zo nodig, na het tijdstip van de beëindiging in functie totdat de liquidatie is beëindigd. HOOFDSTUK XII OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN Overgangsbepaling Artikel 32 Indien en voor zover dit noodzakelijk is met het oog op de invoering van de Jeugdwet en de uitvoering van de bovenlokale taken, heeft het algemeen bestuur de bevoegdheid om namens de gemeenten hiervoor voorbereidende besluiten te nemen. Verwijderd: 0 Inwerkingtreding Artikel 33 1. Deze regeling wordt getroffen voor onbepaalde tijd en treedt in werking op 1 mei 2014. 2. Verwijderd: 1 Het college van de uitvoerende gemeente zorgt voor verzending van de regeling aan gedeputeerde staten. Slotbepalingen Artikel 34 Twee jaar na de inwerkingtreding van deze regeling, wordt de uitvoering hiervan door het algemeen bestuur geëvalueerd en worden op basis hiervan zo nodig wijzigingen doorgevoerd. Het algemeen bestuur bepaalt welke punten in het bijzonder bij de evaluatie zullen worden betrokken. In ieder geval zal die evaluatie betrekking hebben op de ervaringen met de verrekeningssystematiek en de vereisten die in de regeling zijn opgenomen voor bestuurlijke besluitvorming. Verwijderd: 2 Artikel 35 De regeling wordt aangehaald als: Gemeenschappelijke Regeling Jeugdhulp Rijnmond. Verwijderd: 3 Gemeenteblad 2013 Nummer … pagina 14 CONCEPT versie 131213 Memorie van Toelichting bij de Gemeenschappelijke regeling Jeugdhulp Rijnmond Algemene toelichting De Gemeenschappelijke regeling Jeugdhulp Rijnmond, hierna te noemen: de regeling, regelt de samenwerking tussen de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Bernisse, Brielle, Capelle aan den IJssel, Goeree-Overflakkee, Hellevoetsluis, Krimpen aan den IJssel, Lansingerland, Maassluis, Ridderkerk, Rotterdam, Schiedam, Spijkenisse, Vlaardingen en Westvoorne inzake de uitvoering van een aantal collegetaken waarvoor de gemeenten verantwoordelijk zijn in het kader van de Jeugdwet. Met ingang van 1 januari 2015 gaan de gemeenten Spijkenisse en Bernisse samen in de gemeente Nissewaard. De regeling is congruent met twee andere regelingen, te weten de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (uitvoering van de taken in het kader van de Wet veiligheidsregio’s) en GGD Rotterdam-Rijnmond (uitvoering van de taken in het kader van de Wet publieke gezondheid). In vergelijking met Stadsregio Rotterdam, die voorheen onder meer verantwoordelijk was voor de taken in het kader van de Wet op de jeugdzorg, is het werkgebied van onderhavige regeling uitgebreid met de gemeente Goeree-Overflakkee. In artikel 2.6 van de Jeugdwet is een aantal verantwoordelijkheden van het college aangegeven. Zo is het college er verantwoordelijk voor dat ‘er een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod is’ om aan een aantal nader in de Jeugdwet genoemde taken te voldoen. Voorts is in artikel 2.8, eerste lid, Jeugdwet geregeld dat colleges met elkaar samenwerken, indien dat voor een doeltreffende en doelmatige uitvoering van de Jeugdwet aangewezen is. Onderhavige regeling is een uitwerking van deze bepaling. Dat komt tot uiting in de doelstelling, zoals verwoord in artikel 3 van de regeling: ‘zorgen voor een kwalitatief goede en efficiënte uitvoering van bovenlokale taken, met inachtneming van de bepalingen in de Jeugdwet’. De keuze voor een publiekrechtelijke vorm van samenwerking via de vorming van een openbaar lichaam in het kader van een gemeenschappelijke regeling, heeft te maken met het feit dat het hier om de uitvoering van taken gaat waarmee een groot publiek belang is gemoeid. Omdat met de uitvoering van deze taken veel geld is gemoeid, is er bewust gekozen voor een openbaar lichaam met rechtspersoonlijkheid, met de mogelijkheid om op eigen naam rechtshandelingen te verrichten en een afscheiden vermogen te creëren. Tegelijkertijd is het streven om onnodige bestuurlijke drukte te vermijden en de uitvoerende taken zo veel mogelijk uit te besteden. Hierin is voorzien door de bevoegdheid van het algemeen bestuur om een uitvoerende gemeente aan te wijzen, die tevens zorg draagt voor invulling van de secretarisfunctie en de daarmee samenhangende ambtelijke ondersteuning. Bestuurlijke drukte wordt dan in de praktijk beperkt door de vergaderingen van het algemeen te bestuur in de pas te laten lopen met de vergaderingen van het algemeen bestuur van GGD Rotterdam-Rijnmond, gelet op het feit dat het grotendeels om dezelfde personen gaat. Dit in aansluiting op de huidige praktijk, waarin de portefeuillehouders jeugdzorg dit al doen als adviescommissie (met tevens deelname vanuit Goeree-Overflakkee) ten behoeve van de Stadsregio Rotterdam. Gemeenteblad 2013 Nummer … pagina 15 CONCEPT versie 131213 De uitgangspunten voor de samenwerking zijn verwoord in een plan van aanpak voor de implementatie van jeugdhulp in de regio RotterdamRijnmond dat in medio 2012 is vastgesteld en de naam ‘Acht is meer dan duizend’ heeft gekregen. Deze titel verwijst naar een oud Nederlands spreekwoord waarmee wordt aangegeven dat een zorgvuldige behartiging van zaken belangrijker is dan het hebben van veel geld. Dit plan van aanpak is gefundeerd op het Programmaplan decentralisatie jeugdzorg 2012-1015, dat in februari 2012 door de samenwerkende gemeenten is vastgesteld. Regionale taken zijn volgens ‘Acht is meer dan duizend’ aangewezen voor bepaalde vormen van exclusieve individuele jeugdhulp en bij jeugdbescherming en jeugdreclassering. Over de uitwerking hiervan in de regeling: zie hierna de toelichting bij artikel 4. Deze regeling kent veel gelijkenis met de regeling van GGD RotterdamRijnmond. Het belangrijkste verschil is dat bij de GGD Rotterdam-Rijnmond in de regeling is vastgesteld dat de gemeente Rotterdam in het kader van de Wet publieke gezondheid alle ‘basistaken’ standaard uitvoert (met uitzondering van de taken op het gebied van de jeugdgezondheidszorg). Daar ligt echter geen overeenkomst aan ten grondslag: de gemeente Rotterdam draagt voor de uitvoering van die taken volledig het bedrijfsrisico, het openbaar lichaam is daarvoor als rechtspersoon juridisch gezien niet aansprakelijk. Bij de onderhavig regeling is echter een andere keuze gemaakt. Daarbij blijft, net als voorheen het geval was bij de uitbesteding van de jeugdzorgtaken door de Stadsregio Rotterdam, het bestuur van de regeling wel eindverantwoordelijk voor de uitvoering van taken. Wat betekent dat over de uitvoering van die taken een overeenkomst dient te worden afgesloten tussen het openbaar lichaam en de uitvoerende gemeente, waarbij het bestuur van het openbaar lichaam via het verlenen van mandaten/volmachten ervoor zorgt dat de uitvoerende gemeente voor de uitvoering van de taken ook de benodigde bevoegdheden krijgt. Aldus is sprake van een vorm van inbesteding, waardoor de door de uitvoerende gemeente geleverde prestaties vrijgesteld zijn van een eventuele verplichting om aan te besteden. Of voor alle prestaties dan ook geen BTW-heffing aan de orde is, staat nog te bezien. Deze regeling is sober opgezet. Nadrukkelijk is er voor gekozen om in de tekst niet datgene te regelen waarin de Wet gemeenschappelijke regelingen al voorziet. In de hiernavolgende toelichting zijn verwijzingen naar die wet wel opgenomen. Nadere regelgeving kan worden opgenomen in reglementen van orde, om qua werkwijze en procedures zo flexibel mogelijk te kunnen opereren. Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 en artikel 2 naamgeving, begripsbepalingen Met de naam Openbaar Lichaam Jeugdhulp Rijnmond, wordt iets afgeweken van de benamingen van de GGD en de Veiligheidsregio, waarbij de aanduiding ‘Rotterdam-Rijnmond’ is. Gemeenteblad 2013 Nummer … pagina 16 CONCEPT versie 131213 Zoals hierboven al aangegeven, is de relatie met Rotterdam als uitvoerende gemeente iets anders dan bij de GGD. Bij de GGD is al in de regeling vastgelegd dat de gemeente Rotterdam uitvoerende gemeente is, terwijl in de onderhavige regeling hiervoor een besluit van het algemeen bestuur nodig is, zoals blijkt het de artikel 1, sub g. Artikel 3 doelstelling Zoals hierboven al aangegeven, sluit de doelstelling aan bij hetgeen in artikel 2.8, eerste lid, van de Jeugdwet is verwoord: ’doeltreffende en doelmatige uitvoering van de Jeugdwet’ vertaalt zich in een streven naar een kwalitatief goede en efficiënte uitvoering van bovenlokale taken. Artikel 4 taken Deze taken zijn bovenlokaal, dat wil zeggen aanvullend en in aansluiting op het lokale aanbod, en hebben betrekking op de inkoop voor de uitvoering van jeugdbeschermingsmaatregelen, jeugdreclasssering en jeugdhulp. Om deze taken voldoende te omlijnen, is met name de uitvoering van jeugdhulp nader omschreven. Deze omvat de uitvoering van gesloten jeugdhulp, crisiszorg, pleegzorg, residentiële, intramurale zorg en/of specialistische zorg voor jeugdigen. Omdat deze taken deels ook bovenregionaal of landelijk worden geregeld, wordt voorts nog aangeven dat ter zake geldende bovenregionale of landelijke afspraken in acht worden genomen. Voorts is de organisatie van een advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (AHMK) eveneens als taak opgenomen. Door de invoering van de Jeugdwet dienen de functies van de advies- en meldpunten kindermishandeling en van de steunpunten huiselijk geweld te worden samengevoegd. Via deze bepaling voldoen nu alle 16 deelnemende gemeenten aan de verplichting om dit zo te regelen. Daarnaast is nog als taak opgenomen het bevorderen van gezamenlijk overleg van de gemeenten inzake de uitvoering van de jeugdhulptaken, welke ingevolge de Jeugdwet aan de gemeenten zijn opgedragen. Dit is conform de gegroeide praktijk van de wethouders Jeugd van de deelnemende gemeenten in het zogenaamde portefeuillehoudersoverleg van de Stadsregio Rotterdam. Hierbij wel de kanttekening dat met invoering van de Jeugdwet elke gemeente voortaan een eigen verantwoordelijkheid heeft voor de beleidsvorming in het kader van de Jeugdwet, waar deze voorheen in het kader van de Wet op de jeugdzorg bij de Stadsregio Rotterdam lag. Niettemin blijft behoefte aan afstemming, zoals ook bij de GGD waar dit wordt aangeduid als een ‘platformfunctie’. Artikel 5 het algemeen bestuur Artikel 13, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) bepaalt dat het algemeen bestuur van een openbaar lichaam, ingesteld bij een regeling die is getroffen of mede is getroffen door gemeenteraden, bestaat uit leden, die per deelnemende gemeente door de raad uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders worden aangewezen. Dit artikel is ook van toepassing als de regeling uitsluitend wordt getroffen door colleges van burgemeester en wethouders (art. 13, zesde lid, Wgr). Echter met dien verstande dat in dat geval men artikel 13, eerste lid tot en met vijfde lid, zo moet lezen dat waar ‘gemeenteraad’ staat ‘college van burgemeester en wethouders’ moet worden gelezen. Aangezien in onderhavige regeling uitsluitend collegebevoegdheden betreft, heeft dit tot gevolg dat de leden van het algemeen bestuur door en vanuit de colleges worden aangewezen. Gemeenteblad 2013 Nummer … pagina 17 Verwijderd: ¶ CONCEPT versie 131213 Artikelen 7, 8, 9 werkwijze van het algemeen bestuur In artikel 8 is expliciet opgenomen dat bij het nemen van besluiten wordt gestreefd naar consensus. Dit sluit aan bij de ervaringen van bestuurders tot dusver bij de GGD en het portefeuillehoudersoverleg Jeugdzorg, waarbij het nog nooit op stemmen aan is gekomen. De bepaling is opgenomen om enigszins tegenwicht te bieden aan een aantal bepalingen in de regeling die erop neer komen dat elke gemeente een vetorecht heeft als over bepaalde onderwerpen besloten moet worden. Dit vetorecht dient derhalve gezien te worden als een uiterst middel. Mocht het toch op een eventuele stemming uitdraaien, dan wordt uitgegaan van een bepaalde stemverhouding naar rato van het aantal jeugdigen in een gemeente Uitgaande van peildatum 1-1-2013, zou dit leiden tot de volgende verhoudingen (zie tabel op volgende pagina): Inwoners 0-18 jarigen Stemmen (1 per 10.000) Albrandswaard 2755 1 Barendrecht 11894 2 Gemeente Bernisse 2361 1 Brielle 3132 1 Capelle ad IJssel 13443 2 Goeree-Overflakkee 10409 2 Hellevoetsluis 7789 1 Krimpen ad IJssel 6303 1 Lansingerland 15000 2 Maassluis 6332 1 Ridderkerk 8218 1 Rotterdam 120838 13 Schiedam 15175 2 Spijkenisse 14063 2 Vlaardingen 13505 2 Westvoorne 2589 Totaal 253806 1 35 Dit betekent dat van 0 tot 10.000 jeugdigen een gemeente 1 stem heeft, van 10.000 tot 20.000 een gemeente 2 stemmen heeft, van 20.000 tot 30.000 een gemeente 3 stemmen heeft, etc. Verder is voor de werkwijze van het algemeen bestuur van belang art. 22, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, waarin diverse bepalingen in de Gemeentewet die betrekking hebben op de werkwijze van de raad (lees in dit geval: college) van overeenkomstige toepassing zijn verklaard. Zo regelt artikel 30 Gemeentewet dat voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming de volstrekte meerderheid vereist is van hen die een stem hebben uitgebracht. Voor bepaalde besluiten kan daarvan worden afgeweken, in welk geval dit in de regeling dient te worden vastgelegd. Dat is gebeurd in artikel 8, eerste, tweede en derde lid en in artikel 23, eerste en zesde lid. Gemeenteblad 2013 Nummer … pagina 18 CONCEPT versie 131213 Artikel 10 bevoegdheden van het algemeen bestuur Alle bevoegdheden komen toe aan het algemeen bestuur, tenzij deze expliciet aan een ander orgaan (lees: het dagelijks bestuur of de uitvoerende gemeente) zijn opgedragen. Voor een aantal expliciet genoemde besluiten van het algemeen bestuur is bepaald dat deze unaniem genomen dienen te worden, gelet op het grote belang hiervan voor elke afzonderlijke gemeente. Deze besluiten betreffen de omvang van de inzet van de uitvoerende gemeente en de verrekeningssystematiek die bepaalt hoe hoog de kosten per gemeente zijn die worden doorberekend in verband met de uitvoering van de taken van het openbaar lichaam. Om een ‘dubbele pet’ te voorkomen bij het besluit over de inzet van de uitvoerende gemeente, is bepaald dat de vertegenwoordiger van de uitvoerende gemeente in dat geval geen stemrecht heeft. Artikelen 11 en 12 inlichtingen en verantwoording Artikel 11 heeft betrekking op het geven van inlichtingen (aan college en raad) en het afleggen van verantwoording (aan de raad) door een lid van het algemeen bestuur, voor zover het zijn of haar gemeente betreft. Dit is een uitvloeisel van de verplichting genoemd in artikel 16 Wet gemeenschappelijke regelingen. De wijze waarop de inlichtingen dienen te worden verstrekt of de verantwoording dient te worden afgelegd, kan per gemeente verschillen. Artikel 12 gaat vervolgens over het verschaffen van inlichtingen door het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter aan de raden en colleges van de deelnemende gemeenten. Ongevraagd als dat voor een juiste beoordeling van het te voeren of gevoerde beleid nodig is. Daarnaast ook als dit door één of meer leden van de raden of colleges wordt verlangd. Artikel 13 samenstelling dagelijks bestuur Gelet op de belangen van de gemeente Rotterdam als grote (en uitvoerende) gemeente is, is geregeld dat de gemeente Rotterdam in ieder geval vertegenwoordigd is in het dagelijks bestuur. Daarnaast zouden de volgende vier subregio’s met elk één lid vertegenwoordigd kunnen worden: - Subregio met Albrandswaard, Barendrecht, Ridderkerk - subregio met Bernisse, Brielle, Goeree-Overflakkee, HellevoetsluitSpijkenisse, Westvoorne - subregio met Capelle aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel, Lansingerland - subregio met Maassluis,Schiedam, Vlaardingen. Artikel 14 werkwijze van het dagelijks bestuur In artikel 14 is een aantal bepalingen met betrekking tot de vergaderingen van het dagelijks bestuur opgenomen. Aangezien het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam belast is met bevoegdheden die aan het college van burgemeester en wethouders toekomen, zijn ook voor het college relevante artikelen uit de Gemeentewet in dit verband van toepassing (volgt uit artikel 33, eerste lid Wgr). Hierbij moet met name worden gedacht aan artikel 56 (vergaderquorum: ten minste de helft van de zittende bestuursleden dient aanwezig te zijn voor beraadslaging/besluitvorming), artikel 58 (van toepassing verklaring van artikel 28, eerste tot en met derde lid, artikel 29 en artikel 30 Gemeentewet: bepalingen m.b.t. stemming en besluitvorming) en artikel 59 (staking van stemming) van de Gemeentewet. Gemeenteblad 2013 Nummer … pagina 19 CONCEPT versie 131213 Het derde lid bepaalt dat het dagelijks bestuur voor zijn vergadering een reglement van orde vaststelt dat aan het algemeen bestuur ter kennisneming wordt overgelegd. In dit reglement kan het dagelijks bestuur nadere bepalingen opnemen ten aanzien van zijn vergaderingen. Hierbij moet gedacht worden aan bepalingen omtrent de openbaarheid van de vergaderingen en de mogelijkheid personen, al dan niet op uitnodiging, de vergadering te laten bijwonen en hen hierin een adviserende stem te geven. Artikel 19 voorzitter In artikel 19, tweede lid, is bepaald dat de voorzitter alle stukken tekent die van het algemeen of dagelijks bestuur uitgaan. Daarnaast dient ook altijd de secretaris mede te ondertekenen, zoals is vastgelegd in artikel 21, derde lid. Artikel 20 voorzitter, vertegenwoordiging Hoewel het eerste lid van artikel 20 bepaalt dat de voorzitter het lichaam in en buiten rechte vertegenwoordigt, kan hij de vertegenwoordiging ook opdragen aan een gemachtigde die hij in overleg met het dagelijks bestuur aanwijst. Op deze (schriftelijke) volmachtverlening zijn de daartoe strekkende bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (afdeling 10.1.1). Het tweede lid ziet op de situatie dat de voorzitter behoort tot het bestuur van een gemeente die partij is in een rechtsgeding waarbij het lichaam is betrokken. Het dagelijks bestuur wijst in dit geval een ander lid uit zijn midden aan om het lichaam te vertegenwoordigen. Deze bepaling vindt overigens ook onverkort toepassing indien de plaatsvervangend voorzitter behoort tot het bestuur van een gemeente die partij is in een rechtsgeding waarbij het lichaam is betrokken. Ook in dat geval wijst het dagelijks bestuur uit zijn midden een ander lid als plaatsvervangend voorzitter aan. Artikel 21 en 22 secretaris De secretaris wordt op voordracht van het dagelijks bestuur benoemd, geschorst en ontslagen door het algemeen bestuur. Hij is werkzaam bij de uitvoerende gemeente en kan met instemming van het dagelijks bestuur een regeling treffen voor vervanging bij afwezigheid. Als secretaris woont hij alle bestuursvergaderingen bij, tenzij het bestuur anders beslist. Hierbij moet men bijvoorbeeld denken aan beraadslagingen waarbij het persoonlijk functioneren van de secretaris aan de orde komt. Het is echter niet mogelijk om als algemeen of dagelijks bestuur besluiten te nemen in afwezigheid van de secretaris. Onder leiding van de secretaris of diens vervanger vindt ambtelijk overleg plaats waarbij alle deelnemende gemeenten vertegenwoordigd zijn, ten einde de bestuursvergaderingen voor te bereiden. Gemeenteblad 2013 Nummer … pagina 20 CONCEPT versie 131213 In artikel 22 is ook nog een taak opgenomen voor de secretaris wat betreft het archiefbeheer in het kader van de Archiefwet 1995. Toezicht hierop wordt uitgeoefend door de archivaris van de uitvoerende gemeente. Hierbij is tevens artikel 15 van belang, waarin is geregeld dat het dagelijks bestuur belast is met de zorg voor archiefbescheiden in het kader van genoemde wet binnen het kader van een door het algemeen bestuur vast te stellen Archiefverordening. Waarbij het voor de hand ligt dat de Archiefverordening van de uitvoerende gemeente wordt gevolgd, gelet op het feit dat het toezicht op het beheer wordt uitgevoerd door de archivaris van de uitvoerende gemeente. Artikel 23 Extern klachtrecht Via deze bepaling wordt geregeld dat personen bij de Rotterdamse ombudsman terecht kunnen als zij klachten hebben over de gedragingen van medewerkers bij de taakuitoefening in het kader van deze regeling. Dat is verder weer ingekaderd door de toepasselijke bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht. Met opmaak: Niet onderstrepen Artikel 24 commissies Artikel 24 betreft de instelling van (‘lichte’) adviescommissies, zoals bedoeld in artikel 24 Wet gemeenschappelijke regelingen. Verwijderd: 2 Met opmaak: Niet onderstrepen Verwijderd: 2 Genoemd artikel 24 regelt aanvullend nog het volgende. De instelling van vaste commissies van advies aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter en de regeling van haar samenstelling en bevoegdheden geschieden door het algemeen bestuur op voorstel van het dagelijks bestuur onderscheidenlijk van de voorzitter. Andere commissies van advies aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter worden door het dagelijks bestuur onderscheidenlijk door de voorzitter ingesteld. Indien op enig moment instelling van (‘zware’) bestuurscommissies (taakcommissies), zoals bedoeld in artikel 25 Wet gemeenschappelijke regelingen wenselijk is, zal de onderhavige gemeenschappelijke regeling aangepast dienen te worden. Het eerste lid van genoemd artikel 25 bepaalt namelijk dat het algemeen bestuur van het openbaar lichaam commissies kan instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen indien de regeling in deze mogelijkheid voorziet. Artikel 25 begroting van het lichaam De begroting geeft elk jaar inzicht in de geplande uitvoering voor het begrotingsjaar (het uitvoeringsplan), waarbij bovendien om de vier jaar een meerjarenbegroting wordt vastgesteld. De meerjarencyclus voor de begroting loopt in de pas met de vierjarencyclus van de gemeenteraadsverkiezingen: het meerjarenplan vangt aan in het jaar dat volgt op het jaar waarin de verkiezingen worden gehouden. Voor het besluit over de meerjarenbegroting is een tweederde meerderheid vereist. Gemeenteblad 2013 Nummer … pagina 21 Verwijderd: 3 CONCEPT versie 131213 Tweede lid en achtste lid: Het dagelijks bestuur zendt de ontwerp begroting alsmede begrotingswijzigingen acht weken voordat zij ter vaststelling worden aangeboden aan het algemeen bestuur, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten. De raden kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijzen over de ontwerp begroting dan wel de begrotingswijziging(en) naar voren brengen (artikel 35, derde lid, Wet gemeenschappelijke regelingen). In artikel 25 van de onderhavige regeling is een termijn van 8 weken genoemd omdat de termijn van 6 weken zoals genoemd in artikel 35, derde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen meestal te kort is om de begroting(swijziging(en)) in de raad te behandelen. Verwijderd: 3 Derde tot en met vijfde lid: in aanvulling op de mogelijkheden die de Wet gemeenschappelijke regelingen geeft, is opgenomen dat een extra groei in het budget ten gevolge van veranderd beleid een unaniem besluit behoeft van het algemeen bestuur. Het gaat hierbij om groei als gevolg van endogene, door de regeling zelf te beïnvloeden, oorzaken. Een groei als gevolg van exogeen bepaalde volumewijzigingen, zoals de stijging van het aantal jeugdigen, wordt buiten beschouwing gelaten. Ook hierbij geldt dat de gemeenteraden ten minste acht weken van tevoren het voorstel toegezonden dienen te krijgen. Artikel 26 mediation Artikel 28 Wet gemeenschappelijke regelingen geeft gedeputeerde staten de bevoegdheid om te beslissen in geschillen over de toepassing, in de ruimste zin van het woord, van de regeling. Dit kunnen zijn geschillen tussen deelnemende gemeenten of tussen algemeen bestuur en een of meer deelnemende gemeenten. Gedeputeerde staten kunnen in dat geval het desbetreffende bestuur opdragen een besluit te nemen met inachtneming van het door gedeputeerde staten bepaalde en binnen een door gedeputeerde staten te stellen termijn. Indien het besluit niet binnen de termijn wordt genomen, nemen gedeputeerde staten zelf het besluit. Verwijderd: 5 Artikel 27 komt neer op een inspanningsverplichting van partijen om eerst te proberen er via mediation zelf uit te komen. Partijen dienen zich dan van te voren te onderwerpen aan de voorwaarden voor mediation. De gedachte achter mediation is dat partijen beter gebaat zijn bij een oplossing die zij gezamenlijk (onder begeleiding) hebben bereikt, dan bij een oplossing die ‘van bovenaf’ is opgelegd. Levert mediation niets op, of wensen partijen hier niet aan mee te werken, dan beslissen dus gedeputeerde staten zoals hiervoor beschreven. Dit is ook zo vastgelegd in de regeling van GGD Rotterdam-Rijnmond. Verwijderd: 5 Artikelen 28 t/m 31 toetreding, uittreding, wijziging en opheffing Voor uittreding geldt een opzegtermijn van één kalenderjaar, volgend op het uittredingsbesluit van het college van de deelnemende gemeente. Gelet op de risico’s die gemeenten lopen met de gezamenlijke uitvoering van bovenlokale taken, kan het algemeen bestuur regels vaststellen met betrekking tot de berekeningswijze van de aan een uittredende gemeente toe te rekenen kosten bij uittreding en de wijze waarop deze door de uittredende gemeente worden bepaald. In artikel 28, tweede lid, is dit nog nader uitgewerkt. In overeenstemming hiermee stelt het algemeen bestuur in overleg met de uittredende gemeente ten minste zes maanden voor uittreding een regeling op met betrekking tot de gevolgen van de uittreding. Verwijderd: 6 Gemeenteblad 2013 Nummer … pagina 22 Verwijderd: 29 Verwijderd: 7 CONCEPT versie 131213 Lukt dit niet in overleg, dan is sprake van geschil als bedoeld in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Artikel 30, derde lid, regelt dat een wijziging van de regeling pas intreedt nadat deze is bekend gemaakt. Dit sluit aan bij artikel 3:40 Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat een besluit niet in werking treedt voordat het is bekendgemaakt. Volgens artikel 3:42 Awb kan dat via een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. In de praktijk is het aan te bevelen dat het openbaar lichaam het initiatief neemt om te zorgen voor bekendmaking door alle gemeenten in het werkgebied van het openbaar lichaam. Verwijderd: 28 Artikel 31, tweede en derde lid, gaat over de liquidatie en de vereffening van het vermogen van het openbaar lichaam na opheffing. De organen van het lichaam, te weten de voorzitter, het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur, blijven voor zover dit voor de liquidatie nodig is nog in functie. Verwijderd: 29 Artikel 31 overgangsbepaling Deze regeling anticipeert op de inwerkingtreding van de Jeugdwet met ingang van 1 januari 2015. Te verwachten valt dat al in 2014, dus nog voor de inwerkingtreding, besluiten zullen moeten worden genomen over de uitvoering van bovenlokale taken, in navolging van het besluit dat reeds door alle gemeenten genomen is over het Transitie Arrangement. Artikel 32 biedt dan de mogelijkheid om het algemeen bestuur hierover te laten besluiten. Verwijderd: 0 Artikelen 33 en 34 inwerkingtreding, evaluatie De regeling is aangegaan voor onbepaalde tijd. Dit is in lijn is met de besluitvorming over het Transitie Arrangement waaruit een duidelijk bestuurlijk commitment blijkt voor langdurige samenwerking. Tegelijkertijd is het zo dat de ervaringen met de uitvoering van de regeling twee jaar na invoering geëvalueerd zullen worden en nog tot wijzigingen aanleiding kunnen geven. Dit is nader vastgelegd in artikel 34. De evaluatie heeft in ieder geval betrekking op de ervaringen met de verrekeningssystematiek en de vereisten die in de regeling zijn opgenomen voor bestuurlijke besluitvorming. De regeling treedt in werking op 1 mei 2014, waarbij rekening is gehouden met de tijd die nodig is om na de gemeenteraadsverkiezingen in maart nieuwe colleges te vormen. Ingevolge artikel 26, eerste lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen is het college van de uitvoerende gemeente aangewezen om de regeling, als deze eenmaal is vastgesteld, toe te zenden aan gedeputeerde staten. Verwijderd: 1 Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van De secretaris, De voorzitter, Gemeenteblad 2013 Nummer … pagina 23 Verwijderd: 0 Verwijderd: 2 Verwijderd: 3 CONCEPT versie 131213 Dit gemeenteblad is uitgegeven op .. Gemeenteblad 2013 Nummer … pagina 24 bijlage 2 bij agp 15 C AB Jeugdhulp Rijnmond 26 juni 2014 Gemeenschappelijke Regelingen Artikel 40 van de Archiefwet schrijft voor dat een regeling een voorziening in behoort te houden omtrent de zorg voor de archiefbescheiden, zoveel mogelijk in lijn met de wet. Concreet betekent dit dat er een Archiefverordening en een Besluit Informatiebeheer en/of een kwaliteitsmanagementsysteem door het algemeen en dagelijks bestuur wordt vastgesteld en een archiefbewaarplaats wordt aangewezen voor de te bewaren archieven van de GR. De te bewaren semi-statische dossiers moeten worden ondergebracht in een archiefruimte die voldoet aan de eisen uit de Archiefregeling. Voor de opslag van op termijn te vernietigen dossiers geldt dat deze dienen te worden bewaard in een ruimte die afdoende bescherming biedt tegen brand, wateroverlast en ongeoorloofde toegang. Als er sprake is van een volledig digitaal archief moet het DMS voldoen aan de eisen die de Archiefregeling stelt aan een digitaal archief. Model archiefparagraaf bij delegatie: Artikel 1 a. Het dagelijks bestuur is belast met de zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, overeenkomstig een door het algemeen bestuur, met inachtneming van artikel 40 van de Archiefwet 1995 vast te stellen regeling (Archiefverordening), die aan gedeputeerde staten moet worden medegedeeld. b. Het dagelijks bestuur is tevens belast met de zorg voor de archiefbescheiden die worden gevormd krachtens de aan de GR gedelegeerde taken. Artikel 2 a. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid en artikel 13 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van de in deze regeling genoemde bestuursorganen is aangewezen de archiefbewaarplaats van de uitvoerende gemeente. b. De archivaris is belast met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats. De secretaris is belast met het beheer van de archiefbescheiden, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats. Voorbeeld opgave kosten uit Dienstverleningsovereenkomst beheer en dienstverlening door het Stadsarchief Rotterdam: 1. Voor het beheer van de archieven en collecties en de beschikbaarstelling daarvan aan onderzoekers is … een vergoeding verschuldigd per strekkende meter materiaal van € 75,60 per jaar. 2. Voor het beheer van digitale documenten wordt de vergoeding nader vastgesteld. 3. De wettelijke inspectie van de informatiehuishouding wordt in een cyclus van drie jaar gehouden en bestaat uit een monitor (20 inspectie-uren) en een maatwerkinspectie (80 inspectie-uren). … is hiervoor een jaarlijkse vergoeding van € 2433,verschuldigd. 4. Met uitzondering van verpakkings- en verzendkosten zijn de uitleningen van archiefbescheiden aan … kosteloos voor zover die beperkt blijven tot minder dan 10 uitleningen per jaar. Een uitlening omvat maximaal 10 dossiers per keer. Boven het maximumaantal is … een vergoeding van € 29,70 per uitlening verschuldigd. 5. Overige door het Stadsarchief te verlenen diensten zoals het verstrekken van kopieën, conservering en restauratie worden per afzonderlijke opdracht tegen de bij de gemeente Rotterdam vastgestelde tarieven uitgevoerd. 6. De tarieven genoemd in lid 1 tot en met 5 van dit artikel zijn conform het prijspeil 2013. Deze tarieven kunnen jaarlijks door het gemeentebestuur van Rotterdam worden bijgesteld met het gemeentelijke prijsindexcijfer. Gemeenschappelijke Regeling Overleg: AB Jeugdhulp Rijnmond / Portefeuillehoudersoverleg jeugdzorg Datum vergadering: 26 juni 2014 Agendapunt nr.: 16 Onderwerp: Voortgang Regionaal Transitiearrangement Gevraagde beslissing: Kennisnemen Financiële/personele consequenties: n.v.t. Samenvatting: Door de samenwerkende gemeenten Jeugdhulp Rijnmond is in overleg met de zorgaanbieders een transitiearrangement opgesteld waarin de zachte landing van de jeugdhulp bij gemeenten is beschreven. Dit RTA is eind oktober 2013 vastgesteld en toegestuurd aan het rijk. Aan dit RTA zijn enkele ontwikkelpunten verbonden (de werkagenda), die in de werkgroepen van de samenwerkende gemeenten worden uitgewerkt. Het gaat hierbij ondermeer om de ombouw van BJZ, communicatiestrategie vanwege de transitie, personele invulling van wijk- en Consultatie en Diagnoseteams, stand van zaken t.a.v. gegevensoverdracht over zorgcontinuïteit, inkoop van zorg, kwaliteit en sturing en het overleg met zorgaanbieders in RTA-verband. In deze agendapost wordt de voortgang geschetst. Toelichting: Bij de totstandkoming van het regionaal transitiearrangement (RTA) is ook een werkagenda opgesteld met vervolgacties die in regionaal verband worden uitgevoerd. In deze agendapost wordt de voortgang op een aantal van deze onderwerpen geschetst. Inbedding medewerkers Bureau Jeugdzorg Door de transitie Jeugdhulp verdwijnt een deel van de taken van Bureau Jeugdzorg Rotterdam. BJZ-R ontwikkelt zich tot Gecertificeerde instelling. In het RTA is afgesproken dat gemeenten zoveel mogelijk boventallig personeel van BJZ gaan opnemen in de lokale teams. De gemeenten hebben inmiddels toezeggingen gedaan dat medewerkers een plek krijgen in de lokale teams. Er wordt een regionale inventarisatie gemaakt over de stand van zaken. Stand van zaken eenmalige gegevensoverdracht In het kader van de decentralisatie van de taken per 1-1-2015 is landelijk afgesproken dat er twee momenten zijn dat er een (eenmalige) gegevensoverdracht plaats vindt van zorgorganisaties naar gemeenten. Het eerste moment van een overdracht is in het najaar van 2014 (september). Het tweede moment van een overdracht is in januari 2015. Het eenmalig overdragen van cliëntgegevens is met behulp van een zogenaamde Privacy Impact Assessment (PIA) getoetst aan de privacyregelgeving. Een belangrijke bevinding van deze PIA is dat er geen complete dossiers en/of medisch-diagnostische gegevens mogen worden verstrekt. Dit geldt ook voor de exacte inhoud, de omvang en de kosten van de jeugdzorg die per cliënt wordt geleverd. Daarom wordt slechts een beperkt aantal gegevens aan gemeenten verstrekt. Daarnaast blijkt uit de PIA dat de eenmalige overdracht Voortgang regionaal transitiearrangement/ Marc Verkerk / 5 juni 2014 blad 1 Gemeenschappelijke Regeling niet voor andere doeleinden mag worden gebruikt dan voor jeugdigen voor wie een reëel probleem dreigt te ontstaan als zij niet tijdig bekend zijn bij gemeenten. De eenmalige gegevensoverdracht is in ieder geval nodig voor de onderstaande drie groepen jeugdigen: • Jeugdigen voor wie zorg wordt ingekocht via een persoonsgebonden budget (pgb); • Jeugdigen die op een wachtlijst voor jeugdhulp staan; • Jeugdigen die op 31 december 2014 nog een aanvraag voor jeugdhulp hebben lopen. Rotterdam gesteund door andere steden heeft op landelijk niveau aandacht gevraagd voor de beperkte groep waarvoor de gegevensoverdracht geldt. Hierover en over de precieze overdracht van gegevens van bovenstaande doelgroepen vindt nog overleg plaats. Zoals nu naar uitziet steunt het Rijk een voorstel om gemeenten dan zelf aan zorgaanbieders de gegevens van jeugdigen in zorg en met een maatregel te laten vragen bijv. via de bestekken. Zodra hierover meer duidelijk is worden de regiogemeenten geïnformeerd. Gemeenten dienen een contactpersoon aan te wijzen die de gegevens kan ontvangen. De voorwaarden hiervoor zijn vergelijkbaar als de functionaris die binnen gemeenten aangewezen is voor het beheer van identiteitsdocumenten. Het is nuttig om de gegevensoverdracht vanuit instellingen regionaal te organiseren. Instellingen en gemeenten kunnen dan voor de hele regio dezelfde afspraken maken. Communicatie Vanuit het Rijk zal er communicatie opgestart worden naar burgers over de komende veranderingen in de zorg. Naar verwachting vangt deze communicatie na de zomer aan. Het is van groot belang om in regionaal verband de communicatie richting burgers af te stemmen. Duidelijkheid bieden aan burgers kan langs twee lijnen: de burgers dienen goed geïnformeerd te worden en de zorgaanbieders. Als zorgaanbieders de vragen van cliënten goed kunnen beantwoorden, dan voorkomen we veel onrust en absorbeert het zorgveld veel vragen die anders bij gemeenten terecht zouden komen. Richting het AB zal na de zomer een notitie gezonden worden met een voorstel voor een communicatiestrategie op hoofdlijnen. De werkgroep ZOM zal deze strategie voorbereiden met communicatieadviseurs per regio. Overleg zorgaanbieders over transformatie (vulling lokale teams) en krimp In het Regionaal Transitiearrangement zijn afspraken gemaakt over de inkoop van zorg bij de huidige aanbieders, de budgetten en bezuinigingen, de continuïteit van zorg, het opvangen van de frictiekosten en de vernieuwing van het zorgportfolio. In februari is het RTA-vervolg overleg gestart. Doel van dit regionale overleg is om vanuit één regiepunt met alle partijen aan tafel te zitten en de RTA-afspraken in te vullen en te monitoren. Op dit niveau moet het overzicht ontstaan van de zestien gemeentelijke beleids- en inkoopplannen (waarin zowel de lokale als regionale inkoop is opgenomen) en de transformatie en bezuinigingen binnen de zorgdomeinen. In het overleg van mei is met aanbieders van de drie domeinen (J&O, VB, Jeugdggz) gesproken over de krimp en transformatie. Voor J&O is een scenario ontwikkeld dat voorziet in vulling van de lokale teams door sluiting van zwaardere zorgplekken. Voor de Jeugd GGZ en VB vinden nog besprekingen plaats. Wel is er bereidheid om de krimp op te vangen en de lokale teams aan te vullen met hun expertise. Van gemeenten wordt gevraagd om zo snel mogelijk aan te geven hoe hun wensen er uit zien t.a.v vulling van lokale teams en CD-teams. Dit is nodig om de voorbereiding op inkoop en ombouw van zorg zo snel mogelijk op te pakken. In de regionale werkgroep wordt deze informatie verzameld, zodat de zorgaanbieders zich kunnen richten op de gezamenlijke wensen van gemeenten. Op het PHO zal mondeling terugkoppeling plaats vinden van het overleg van 25 juni. Van de nieuwe bestuurders wordt gevraagd een afvaardiging voor dit overleg op bestuurlijk niveau te leveren (wethouder Jeugd van een regiogemeente en wethouder Jeugd Rotterdam). Het bestuurlijk overleg met de instellingen vindt plaats in dit najaar. Voortgang regionaal transitiearrangement/ Marc Verkerk / 5 juni 2014 blad 2 Gemeenschappelijke Regeling Overleg: AB Jeugdhulp Rijnmond / Portefeuillehoudersoverleg Jeugdzorg Datum vergadering: 26 juni 2014 Agendapunt nr.: 17 Onderwerp: Samenwerking Bureau Jeugdzorg en William Schrikker Groep in het nieuwe jeugdstelsel Gevraagde beslissing: Herbevestigen van het reeds genomen besluit ten aanzien van de wijze van samenwerking tussen WSG en BJZ Samenvatting & toelichting: Met de nieuwe Jeugdwet worden gemeenten (bestuurlijk en financieel) verantwoordelijk voor de uitvoering van Jeugdbeschermings- en Jeugdreclasseringsmaatregelen (hierna: JB en JR). Deze maatregelen mogen met ingang van de nieuwe wet alleen nog maar worden uitgevoerd door hiertoe 1 gecertificeerde instellingen (hierna: GI) om de zo kwaliteit te kunnen waarborgen. De inkoop van JB en JR is opgenomen in de Gemeenschappelijke Regeling Jeugdhulp Rijnmond en wordt regionaal uitgevoerd. De staatssecretaris stelt in de nadere Memorie van Antwoord dat gemeenten moeten voorzien in een toereikend aanbod. Dit betekent niet dat gemeenten met alle gecertificeerde instellingen een contract zouden moeten afsluiten. Het kunnen meerdere gecertificeerde instellingen zijn, of bijvoorbeeld één gecertificeerde instelling die voor de uitvoering van bepaalde specialistische zaken een andere gecertificeerde instelling mandateert. In de regio Rijnmond is besloten (PHO juni 2013) het scenario waarbij zo veel mogelijk taken bij één Gecertificeerde Instelling worden belegd uit te werken. Argumenten hiervoor zijn o.a.: • • • • • 1 GI is een uitwerking van ontschotting (zo veel mogelijk integratie van en helderheid over verantwoordelijkheden) en is waarschijnlijk goedkoper door schaalvoordelen; Door één GI worden veel kennis en expertise gebundeld in één organisatie. Medewerkers uit verschillende ‘oude’ organisaties kunnen zo veel van elkaar leren en het biedt gelegenheid tot eventueel opzetten van een sterk regionaal expertisecentrum waarin kennis van de vakgebieden, maar ook van de lokale situatie, centraal staan; Een van de eisen aan de nieuwe GI is ‘gebiedsgericht werken’ en een goede aansluiting op het voorveld. Dit is eenvoudiger en duidelijker te realiseren met 1 GI voor de regio; 1 GI werkt efficiënter door centrale aansturing (ook in capaciteitsbeheer) en draagt bij aan een slanke organisatie; De toezicht- en regiefunctie van de samenwerkende gemeenten worden krachtiger bij meer organisatorische eenvoud. Concreet betekent het besluit van het PHO in juni 2013 dat BJZ en WSG een intensieve samenwerking zouden aangaan waarin slechts één partij verantwoordelijk is voor de kwaliteit van uitvoering en daarop aanspreekbaar is. De samenwerkende gemeenten hebben voor de uitwerking hiervan door uitvoerend partijen een aantal 1 Een instelling krijgt een certificaat indien deze voldoet aan een door het Ministerie van Veiligheid en Justitie, in samenwerking met het veld en gemeenten, opgesteld normenkader. De toetsing ten behoeve van certificering gebeurt door een onafhankelijke partij: het Keurmerkinstituut. Samenwerking BJZ en WSG in nieuwe stelsel / Lisanne van Eck, Jonathan Houtman / 12 juni 2014 blad 1 Gemeenschappelijke Regeling 2 randvoorwaarden meegegeven, waaronder het borgen van expertise voor bijzondere doelgroepen, zoals inzake de doelgroep (licht) verstandelijk beperkten die op dit moment voornamelijk wordt bediend door de William Schrikker Groep (hierna: WSG). Belangrijke andere speler is Bureau Jeugdzorg (hierna: BJZ), de grootste uitvoerder van JB- en JR- maatregelen in de regio. Na het PHO van juni 2013 hebben diverse gesprekken plaatsgevonden tussen samenwerkende gemeenten, BJZ en WSG op zowel ambtelijk als bestuurlijk niveau om de uitwerking verder vorm te geven. BJZ en WSG hebben in het najaar 2013 gezamenlijk een voorstel gedaan, dat uitvoerig is besproken in twee bijeenkomsten tussen bestuurders van beide organisaties en een afvaardiging van bestuurders uit de regio. Alle partijen hadden vertrouwen in de uitvoerbaarheid én het voorstel kwam voldoende tegemoet aan de wensen en eisen die alle partijen op tafel hadden gelegd. Het voorstel is dan ook geaccordeerd door het PHO in december 2012. Inhoud voorstel • De gemeenten subsidiëren één Gecertificeerde Instelling (hierna: GI), namelijk rechtsopvolger huidig BJZ, en deze GI verrekent de personele kosten van de medewerker en van de inzet van de gedragswetenschappers WSG; • De gebiedsmanager BJZ bepaalt wie welke casus gaat doen binnen het team waarbinnen altijd een medewerker WSG met kennis (L)VB zit; • (De rechtsopvolger van) BJZ wordt aanspreekpunt voor álle door het gebiedsteam uitgevoerde maatregelen, dus ook voor de kwaliteit van uitvoering door de WSG-medewerkers; • De inspectie zal zich richten op de gebiedsteams en uiteindelijk is de bestuurder van BJZ verantwoordelijk voor de uitvoering van de maatregelen in de gebiedsgebonden teams; • Het inhoudelijke beleid en de kernbeslissingen van alle casussen in een gebied wordt in het gebiedsteam besproken en bepaald onder leiding van de gebiedsmanager BJZ. Bij kernbeslissingen (L)VB sluit de gedragswetenschapper WSG aan. De eindverantwoordelijkheid komt te liggen bij BJZ, waarbij de WSG een zwaarwegende adviesrol heeft bij (L)VB casussen; • De functionele aansturing gebeurt door de gebiedsmanager van BJZ en de hiërarchische door de WSG. De gebiedsmanager van BJZ kan wel een zwaarwegend advies geven aan de WSG bij de beoordeling van het inhoudelijk functioneren van de WSG medewerker; • De partijen werken volgens een geïntegreerd werkproces, met door BJZ en WSG gedeelde uitgangspunten. Met betrekking tot de doelgroep van het Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: LdH) is geconcludeerd dat dit in veel gevallen specifiek de ‘niet honkvaste’ doelgroep betreft. Deze niet-honkvaste doelgroep is niet gebaat bij een sterk gebiedsgerichte aanpak, omdat deze gezinnen vaak verhuizen zou hun dossier namelijk erg vaak overgedragen moeten worden. Deze doelgroep wordt dan ook vanaf 2015 bediend door het LdH. Reden hiervoor is de infrastructuur die het LdH biedt om deze gezinnen goed te blijven volgen, ook als zij verhuizen naar de andere kant van het land. Tijdens het PHO van 13 februari 2014 is dan ook akkoord gegeven op het maken van een onderscheid tussen de honkvaste doelgroep (BJZ/WSG) en niet-honkvaste doelgroep (LdH/SGJ). 2 Deze randvoorwaarden zijn o.a.: o Uitgangspunt is zoveel mogelijk integratie van en helderheid over verantwoordelijkheden o Meer organisatorische eenvoud o Zoveel mogelijk werken in gebiedsteams o Goede aansluiting op het voorveld o Efficiënte, kostenbesparende structuur o Borging deskundigheid (l)vb-expertise Samenwerking BJZ en WSG in nieuwe stelsel / Lisanne van Eck, Jonathan Houtman / 12 juni 2014 blad 2 Gemeenschappelijke Regeling Tijdens het proces (vormgeven JB en JR in het nieuwe jeugdstelsel) werd duidelijk dat het LdH en de Stichting 3 Gereformeerd Jeugdwelzijn (hierna: SGJ) een vergaande samenwerking nastreven per 2015. Gelet hierop zullen LdH en SGJ als één organisatie worden beschouwd. Bovendien betreft de SGJ-doelgroep zeer geringe aantallen. Het uitgangspunt blijft dat alle honkvaste doelgroepen bij de ene gecertificeerde instelling terecht moeten kunnen. Aantal JB- en JR-maatregelen per organisatie in 2012 (regio Rotterdam-Rijnmond) Organisatie JB-maatregelen JR-maatregelen Bureau Jeugdzorg 3.088 930 William Schrikker Groep (1-1-2013) 819 251 Leger des Heils 251 5 Stichting Gereformeerd Jeugdwelzijn 59 nvt N.B. Aantal maatregelen ≠ aantal personen (één persoon kan meerdere maatregelen hebben gehad) Na definitieve besluitvorming in het PHO van afgelopen februari was er nog een aantal punten inzake de samenwerking BJZ/WSG dat nog nader uitgewerkt dienden te worden. Het betrof voornamelijk de werkwijze omtrent het nemen van kernbeslissingen (en meer in het bijzonder de rol van de WSG-gedragsdeskundige hierbinnen) en exacte afbakening van verantwoordelijkheden en de verdeling van FTE’s. Op 21 mei jl. heeft over deze nadere uitwerking een gesprek plaatsgevonden tussen Onno de Zwart (gemeente Rotterdam / samenwerkende gemeenten), Erik Heydelberg (bestuurder WSG) en René Meuwissen (bestuurder BJZ). Uit dit gesprek kan geconcludeerd worden dat BJZ en WSG onoverkomelijke verschillen hebben in hun standpunten waardoor de uitwerking van de eerder voorgestelde samenwerking niet tot stand is gekomen. Uit dit gesprek is wel de als bijlage opgenomen notitie met vijf mogelijke scenario’s voortgekomen. Deze notitie is in afstemming met BJZ en WSG tot stand gekomen. Nadere toelichting op de in deze notitie beschreven scenario’s vindt in de agendapost plaats. In het bestuurlijk overleg van 10 juni jl. is het gesprek gevoerd met WSG en BJZ over de ontstane situatie en de notitie met de vijf scenario’s. In dit overleg zijn de standpunten van de verschillende partijen voor het voetlicht gebracht. De voorzitter heeft de WSG nogmaals verzocht te overwegen mee te doen in de ontwikkeling van het tweede scenario, omdat dit scenario de beste mogelijkheden biedt voor transformatie enerzijds en een “zachte landing” anderzijds. Afgesproken is dat de WSG dit zal doen en voorafgaand aan de vergadering van 26 juni uitsluitsel zal geven over haar positie. Toelichting op de vijf mogelijke scenario’s Deze scenario’s betreffen mogelijke scenario’s waarbij de meest voor de hand liggende mogelijkheden zijn bekeken. Onderstaand een korte toelichting op ieder van deze scenario’s aan de hand van de eerder geformuleerde randvoorwaarden: 1) Borging deskundigheid (l)vb-expertise. 2) Meer organisatorische eenvoud; 3) Goede aansluiting op het voorveld; 4) Zoveel mogelijk werken in gebiedsteams; 5) Uitgangspunt is zoveel mogelijk integratie van en helderheid over verantwoordelijkheden; 6) Efficiënte, kostenbesparende structuur; 3 Voor de uitvoering van JB- én JR- maatregelen bestaan op dit moment een aantal organisaties: BJZ, WSG en LdH. SGJ is een aanbieder van alleen JB-maatregelen. Samenwerking BJZ en WSG in nieuwe stelsel / Lisanne van Eck, Jonathan Houtman / 12 juni 2014 blad 3 Gemeenschappelijke Regeling 1) Voorstel WSG: BJZ en WSG nemen ieder hun eigen kernbeslissingen In dit scenario zitten jeugdbeschermers en jeugdreclasseerders van zowel BJZ als WSG samen in gebiedsteams, maar is geen sprake van ontschotting op de werkvloer: uitvoerders nemen kernbeslissingen onder verantwoordelijkheid van hun moederorganisatie en overleg vindt plaats binnen het team van de moederorganisatie en niet integraal tussen de organisaties. Conclusie Dit voorstel scoort alleen ten aanzien van de borging van deskundigheid positief, maar er vindt geen uitwisseling tussen de organisaties plaats, omdat de kernbeslissingen niet in gezamenlijke overleggen worden genomen. Het onderling van elkaar leren is dan ook laag in dit scenario. Daarnaast geldt dat de organisatorische eenvoud welke wordt nagestreefd niet wordt bereikt en daarmee ook niet de gewenste integratie. De verantwoordelijkheden op casusniveau zijn in dit scenario weliswaar helder, maar de gemeenten behouden een extra verantwoordingslijn naar de WSG en niet de gewenste lijn naar 1 GI. 2) Voorstel BJZ: BJZ neemt ook kernbeslissingen als het WSG-zaken betreft Dit scenario is identiek aan het scenario waar het PHO op 13 februari jl. mee heeft ingestemd en wordt uitgebreid beschreven in het tekstvak op pagina 3. Conclusie Er is sprake van ontschotting op de werkvloer (BJZ-werkers en WSG-werkers werken nauw samen en leren hierin van elkaar) en verantwoordelijkheden zijn helder en eenduidig belegd. In dit scenario wordt dan ook per 1 januari 2015 aan de verschillende randvoorwaarden die door de gemeenten zijn gesteld voldaan en er is sprake van borging van de specifieke kennis van WSG door middel van inbreng van expertise uit de eigen organisatie. 3) Doorgaan met huidige werkwijze met twee afzonderlijke GI's In dit scenario verandert er (naast decentralisatie van verantwoordelijkheden naar gemeenten) niets ten opzichte van de manier waarop de uitvoering van JB en JR op dit moment is georganiseerd: wel een transitie, maar geen transformatie. Conclusie Dit scenario is voor zowel BJZ als WSG niet wenselijk. Ook voor de samenwerkende gemeenten is dit een onwenselijk scenario: de opdracht voor 1 GI is o.a. gestoeld op de dringende wens tot ontschotting en sterk gebiedsgericht werken, met name voor de grote (honkvaste) groep die BJZ en WSG bedienen. In dit scenario wordt hieraan onvoldoende tegemoet gekomen en dit geldt ook voor de overige randvoorwaarden. 4) Zo snel mogelijk afbouw WSG en overdracht taken aan de rechtsopvolger van BJZ Dit scenario houdt in dat de WSG in deze regio in 2015 alleen nog maar de maatregelen uitvoert zoals in het kader van zorgcontinuïteit wettelijk is verplicht. Er wordt voor 2015 alleen voor deze groepen cliënten een subsidierelatie aangegaan tussen de samenwerkende gemeenten in de regio Rijnmond en de WSG. Alle nieuwe casussen voor de honkvaste doelgroep, dus ook waar het (l)vb-problematiek betreft, zullen uitgevoerd worden door BJZ-medewerkers. Conclusie De specifieke deskundigheid zoals de WSG die heeft voor de (l)vb-doelgroep is op dit moment niet in dezelfde mate aanwezig bij de BJZ-medewerkers en de vraag is of hier in korte tijd aan kan worden voldaan. Een mogelijkheid zou kunnen zijn de medewerkers van WSG over te laten gaan naar (de rechtsopvolger van) BJZ, maar voor dit moment biedt dit onvoldoende zekerheid. Samenwerking BJZ en WSG in nieuwe stelsel / Lisanne van Eck, Jonathan Houtman / 12 juni 2014 blad 4 Gemeenschappelijke Regeling Hoewel in dit scenario voldaan wordt aan een groot aantal van de randvoorwaarden is dit voor geen van de betrokken partijen een wenselijk scenario, omdat de mogelijkheid bestaat dat de specifieke (l)vb-expertise verloren zou kunnen gaan. 5) Geleidelijke afbouw WSG conform Regionaal TransitieArrangement Ten slotte kan een scenario worden geschetst dat een geleidelijke afbouw van de inzet van de WSG in deze regio behelst. In 2015 en 2016 blijven WSG en BJZ afzonderlijk verantwoordelijk voor de eigen kernbeslissingen en kwaliteit van uitvoering van de maatregelen. De samenwerkende gemeenten subsidiëren gedurende deze periode direct de rechtsopvolger van BJZ en direct WSG. In deze jaren zorgt de rechtsopvolger van BJZ voor een opbouw van deskundigheid met betrekking tot de (l)vbdoelgroep bij de eigen medewerkers, met eventuele overname van medewerkers van WSG door (de rechtsopvolger van) BJZ. Vanaf 2017 zal voor de uitvoering van JB- en JR-maatregelen voor de brede honkvaste doelgroep alleen een subsidierelatie worden aangegaan met de rechtsopvolger van BJZ. Conclusie Grootste nadeel van dit scenario is enerzijds het feit dat de werkelijke transformatie pas na afloop van de eerste twee jaar tot stand kan komen, omdat tot die tijd in een niet optimale situatie wordt gewerkt. Wel is het zo dat na afloop van deze twee jaar de verwachting is dat er voldaan kan worden aan de door de gemeenten gestelde randvoorwaarden. Conclusie Met de scenario’s 1 en 3 wordt niet (voldoende) tegemoet gekomen aan de door de samenwerkende gemeenten geformuleerde doelstellingen en randvoorwaarden. Bij scenario 4 bestaan twijfels over een verantwoorde overdracht gezien de tijdsdruk. Scenario 5 is geen wenselijk scenario, omdat dit een vertraging betekent in de transformatie naar een nieuw stelsel. Scenario 2 beschrijft de afspraken zoals die eerder door het PHO en in gesprekken met BJZ en WSG zijn gemaakt. Dit scenario sluit het beste aan bij de wensen van de samenwerkende gemeenten. Juist vanwege het feit dat enerzijds een “zachte landing” wordt bewerkstelligd en anderzijds wel de transformatie per 1 januari 2015 ter hand wordt genomen. WSG maakt hierin echter, zoals eerder toegelicht, een terugtrekkende beweging die voor de gemeenten niet verklaarbaar is. Mede in het licht van de conclusie dat scenario 2 het meest wenselijk is en dat zowel BJZ als WSG hier in een eerder stadium mee hebben ingestemd heeft de voorzitter de WSG verzocht nogmaals te overwegen mee te doen in de ontwikkeling van het tweede scenario. Afgesproken is dat de WSG dit zal doen en voorafgaand aan de vergadering van 26 juni uitsluitsel zal geven over haar positie. Bijlage: notitie d.d. 6 juni 2014 scenario’s samenwerking BJZ / WSG Samenwerking BJZ en WSG in nieuwe stelsel / Lisanne van Eck, Jonathan Houtman / 12 juni 2014 blad 5 bijlage bij agp 17 AB Jeugdhulp Rijnmond 26 juni 2014 Aan : Algemeen Bestuur Gemeenschappelijke Regeling Jeugdhulp Rijnmond Kopie aan : dhr. Meuwissen en dhr. Heydelberg Datum : 6 juni 2014 Betreft : BJZ en WSG in het nieuwe Jeugdstelsel regio Rotterdam Rijnmond Aanleiding De samenwerkende gemeenten Rijnmond hebben besloten één Gecertificeerde Instelling te willen subsidiëren waar de eindverantwoordelijkheid voor de kwaliteit van uitvoering van Jeugdbeschermingsen Jeugdreclasseringsmaatregelen (hierna: JB en JR) voor de honkvaste doelgroep ligt. Dit betreft de doelgroep van het huidige Bureau Jeugdzorg (hierna: BJZ) en William Schrikker Groep (hierna: WSG). Hierover hebben eind 2013 verscheidene gesprekken plaatsgevonden tussen bestuurders van de samenwerkende gemeenten en o.a. BJZ en WSG. Laatstgenoemde partijen hebben op basis van door de samenwerkende gemeenten gegeven randvoorwaarden een voorstel gemaakt voor nauwe samenwerking in gebiedsteams in het nieuwe jeugdstelsel. Een voorstel waarvan alle betrokken partijen vertrouwen hadden in de uitvoerbaarheid én dat voldoende tegemoet leek te komen aan de wensen en eisen die alle partijen op tafel hadden gelegd. De belangrijkste punten uit dit voorstel (zie bijlage 1 voor het gehele voorstel) zijn als volgt: • De gemeenten subsidiëren één Gecertificeerde Instelling (hierna: GI), namelijk rechtsopvolger huidige BJZ (hierna: BJZ), en deze GI verrekent de personele kosten van de medewerker en van de inzet van de gedragswetenschappers WSG • WSG en BJZ maken onderling afspraken over de tariefstructuur; de gecontracteerde instelling voor drang- en dwangmaatregelen (BJZ) is de cont(r)actpersoon voor de samenwerkende gemeenten (huidige stadsregio) • De eindverantwoordelijkheid komt te liggen bij BJZ, waarbij de WSG een zwaarwegende adviesrol heeft bij (L)VB casussen • De gebiedsmanager BJZ bepaalt wie welke casus gaat doen binnen het team waarbinnen altijd een medewerker WSG met kennis (L)VB zit • De inspectie zal zich richten op de gebiedsteams en uiteindelijk is de bestuurder van BJZ verantwoordelijk voor de uitvoering van de maatregelen in de gebiedsgebonden teams • Het inhoudelijke beleid en de kernbeslissingen van alle casussen in een gebied wordt in het gebiedsteam besproken en bepaald onder leiding van de gebiedsmanager BJZ (bij kernbeslissingen (L)VB sluit de gedragswetenschapper WSG aan) • De functionele aansturing gebeurt door de gebiedsmanager van BJZ en de hiërarchische door de WSG. De gebiedsmanager geeft een zwaarwegend advies aan de WSG bij de beoordeling van het inhoudelijk functioneren van de WSG medewerker • De partijen werken volgens een geïntegreerd werkproces, met door BJZ en WSG gedeelde uitgangspunten Een aantal punten, zoals de werkwijze omtrent het nemen van kernbeslissingen (en meer in het bijzonder de rol van de WSG-gedragsdeskundige hierbinnen), exacte afbakening van verantwoordelijkheden en de verdeling van FTE’s, verdiende nadere uitwerking door BJZ en WSG. Op 21 mei jl. heeft hierover een gesprek plaatsgevonden tussen Onno de Zwart (gemeente Rotterdam/samenwerkende gemeenten), Erik Heydelberg (bestuurder WSG) en René Meuwissen (bestuurder BJZ). Uit dit gesprek kan geconcludeerd worden dat BJZ en WSG onoverkomelijke verschillen hebben in hun standpunten waardoor de uitwerking van de eerder voorgestelde samenwerking niet tot stand lijkt te kunnen komen. Scenario’s BJZ en WSG hebben ieder een voorstel gemaakt waaruit deze standpunten blijken. Op basis daarvan is een aantal scenario’s mogelijk. Bij de totstandkoming van deze scenario’s is rekening gehouden met de mogelijkheden welke de jeugdwet biedt ten aanzien van de uitvoering van jeugdbeschermingsmaatregelen en van de jeugdreclasseringsmaatregelen, zoals ondermeer geregeld 1 in artikel 2.4 lid 3 . 1. Voorstel WSG: BJZ en WSG nemen ieder hun eigen kernbeslissingen WSG wil graag meegaan in de ontwikkelingen in de regio Rijnmond en ook deelnemen aan de gebiedsgerichte inrichting. Tegelijkertijd wil zij zorgen dat de specialistische inbreng geborgd is die voortkomt uit hun kennis voor de specifieke doelgroep kinderen en ouders met een beperking, ca 1 op de 3 gezinnen in het kader van dwang & drang. WSG ziet zichzelf als “franchise-concept”: WSG wil haar werkzaamheden in samenwerking met anderen uitvoeren, maar vasthouden aan een eigen casusbespreking en eigen verantwoordelijkheid over kernbeslissingen, ook om verantwoordelijkheid te kunnen afleggen aan de Inspectie Jeugdzorg. WSG stelt voor deze werkwijze halverwege 2016 (of eerder indien wenselijk) te evalueren (zie bijlagen 2 en 3 voor het gehele voorstel). Afhankelijk van de uitkomsten van een dergelijke evaluatie is WSG bereid tot eventueel verdergaande integratie. In dit scenario zitten jeugdbeschermers en jeugdreclasseerders van zowel BJZ als WSG samen in gebiedsteam en blijven specialismes gehandhaafd. De uitvoerders nemen kernbeslissingen onder verantwoordelijkheid van de eigen moederorganisatie. Gevolg is dat de nagestreefde ontschotting op de werkvloer niet tot stand komt (onvoldoende inhoudelijke kennisoverdracht). Dit voorstel is niet aanvaardbaar voor BJZ, gezien het feit dat BJZ op deze manier niet voldoende kan sturen op inhoud en kwaliteit, maar wel eindverantwoordelijk wordt gehouden (door de samenwerkende gemeenten en mogelijk ook door Inspectie JeugdZorg). Daarnaast is het punt van ontschotting op de werkvloer één van de belangrijkste randvoorwaarden die de samenwerkende gemeenten hebben gesteld en komt de inhoudelijke synergie niet tot stand als gevolg van het scheiden van ondermeer de kernbeslissingen. 2. Voorstel BJZ: BJZ neemt ook kernbeslissingen als het WSG-zaken betreft Bureau Jeugdzorg wil, als partij die volgens het voorstel van de samenwerkende gemeenten hét aanspreekpunt voor de uitvoering van jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringsmaatregelen zou worden, deze verantwoordelijkheid goed kunnen nemen. BJZ wordt in het voorstel dat zij doen aanspreekpunt voor álle door het gebiedsteam uitgevoerde maatregelen, dus ook voor de kwaliteit van uitvoering door de WSG-medewerkers. Dit betekent dat BJZ ook verantwoordelijk wil zijn voor kernbeslissingen betreffende een maatregel die wordt uitgevoerd door deze WSG-medewerker waarbij altijd een gedragswetenschapper van de WSG wordt betrokken die een zwaarwegend advies geeft (zie bijlage 4 voor het gehele voorstel). Dit scenario sluit aan bij de eerder uitgesproken wens van de samenwerkende gemeenten: er is sprake van ontschotting op de werkvloer (BJZ-werkers en WSG-werkers werken nauw samen en leren hierin van elkaar) en verantwoordelijkheden zijn helder en eenduidig belegd. Ook voor BJZ is dit scenario uitvoerbaar en wenselijk. Voor WSG is dit geen optie gelet op de borging van inhoudelijke specialisatie en de eigen verantwoordelijkheid t.o.v. de inspectie. 1 Artikel 2.4 lid 3 verplicht het college om rekening te houden met specifieke doelgroepen bij de uitvoering van jeugdbeschermingsmaatregelen en jeugdreclasseringsmaatregelen. “Het college draagt er zorg voor dat bij de uitvoering van de jeugdbeschermingsmaatregelen en van de jeugdreclasseringsmaatregelen redelijkerwijs rekening wordt gehouden met: a. behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige en zijn ouders, en b. de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders. Gemeenten dienen daartoe gecertificeerde instellingen te contracteren (art 2.4 lid 3). Uit de Nadere Memorie van Antwoord blijkt het volgende antwoord van de staatssecretaris: “Het voorgestelde artikel 2.4, tweede lid, onderdeel a, bepaalt dat de gemeente een toereikend aanbod moet hebben. Dit kunnen één of meerdere gecertificeerde instellingen zijn, of één gecertificeerde instelling die voor de uitvoering van bepaalde specialistische zaken een andere gecertificeerde instelling mandateert. Het wetsvoorstel verbiedt dit niet. Artikel 1:254, lid 5, BW brengt geenszins met zich dat de gemeenten met alle gecertificeerde instellingen een contract zouden moeten afsluiten. Ook hier zou een mandateringsconstructie een uitkomst kunnen bieden”. Concluderend kan worden gesteld dat de constructie in de regio Rotterdam-Rijnmond, namelijk 1 GI, volgens de wet mogelijk is. Evaluatie Een afspraak kan zijn gedurende 2015 en 2016 te werken volgens scenario 2. Hierbij zal aandacht uit moeten gaan naar de uitwerking van hoe de benodigde inhoudelijke kennisoverdracht inzake (l)vbproblematiek plaats zal vinden. Halverwege 2016 kan deze werkwijze worden geëvalueerd en een besluit worden genomen over continuering. 3. Doorgaan met huidige werkwijze met twee afzonderlijke GI's In dit scenario verandert er (naast decentralisatie van verantwoordelijkheden naar gemeenten) niets ten opzichte van de manier waarop de uitvoering van JB en JR op dit moment is georganiseerd: wel een transitie, maar geen transformatie. Dit scenario is voor zowel BJZ als WSG niet wenselijk. Ook voor de samenwerkende gemeenten is dit een onwenselijk scenario: de opdracht voor 1 GI is o.a. gestoeld op de dringende wens tot ontschotting en sterk gebiedsgericht werken, met name voor de grote (honkvaste) groep die BJZ en WSG bedienen. In dit scenario wordt hieraan onvoldoende tegemoet gekomen. 4. Zo snel mogelijk afbouw WSG en overdracht taken aan de rechtsopvolger van BJZ Dit scenario houdt in dat de WSG in deze regio in 2015 alleen nog maar de maatregelen uitvoert zoals in het kader van zorgcontinuïteit wettelijk is verplicht. Er wordt voor 2015 alleen voor deze groepen cliënten een subsidierelatie aangegaan tussen de samenwerkende gemeenten Rotterdam-Rijnond en de WSG. Alle nieuwe casussen voor de honkvaste doelgroep, dus ook waar het (l)vb-problematiek betreft, zullen uitgevoerd worden door BJZ-medewerkers. De specifieke deskundigheid zoals de WSG die heeft voor de (l)vb-doelgroep is op dit moment niet in dezelfde mate aanwezig bij de BJZ-medewerkers. In de nieuwe Jeugdwet is het volgende opgenomen: “Het college draagt er zorg voor dat bij de uitvoering van de jeugdbeschermingsmaatregelen en van de jeugdreclasseringsmaatregelen redelijkerwijs rekening wordt gehouden met: a. behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige en zijn ouders, en b. de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders. Gemeenten dienen daartoe gecertificeerde instellingen te contracteren (art 2.4 lid 3). De vraag is of hieraan in dit scenario door de samenwerkende gemeenten (op een verantwoorde wijze) kan worden voldaan. Een mogelijkheid zou kunnen zijn de medewerkers van WSG over te laten gaan naar (de rechtsopvolger van) BJZ. 5. Geleidelijke afbouw WSG Ten slotte kan een scenario worden geschetst dat een geleidelijke afbouw van de inzet van de WSG in deze regio behelst. In 2015 en 2016 zullen WSG en BJZ samen in gebiedsteams werken, maar blijven de afzonderlijke organisaties verantwoordelijk voor de eigen kernbeslissingen en kwaliteit van uitvoering van de maatregelen. De samenwerkende gemeenten subsidiëren gedurende deze periode direct de rechtsopvolger van BJZ en direct WSG. Uitgangspunt hierbij is dat de gemeenten de afspraken uit het Regionale Tansitiearrangement ten aanzien van continuïteit en beperking van frictiekosten ook op de uitvoering van maatregelen JB/JR van toepassing verklaren. In deze jaren zorgt de rechtsopvolger van BJZ voor een opbouw van deskundigheid met betrekking tot de (l)vb-doelgroep bij de eigen medewerkers, met eventuele overname van medewerkers van WSG door (de rechtsopvolger van) BJZ. Vanaf 2017 zal voor de uitvoering van JB- en JR-maatregelen voor de brede honkvaste doelgroep alleen een subsidierelatie worden aangegaan met de rechtsopvolger van BJZ. De verwachting is dat dan op een verantwoorde wijze aan het genoemde art 2.4 lid 3 van de Jeugdwet kan worden voldaan. Vervolgproces Op verzoek van dhr. Meuwissen en dhr. Heydelberg kunnen de standpunten van resp. BJZ en WSG worden toegelicht aan de wethouders in de bestuurlijke werkgroep d.d. 10 juni a.s. De scenario’s inclusief een advies zullen vervolgens ter besluitvorming worden voorgelegd aan het PHO van 26 juni a.s. De stukken voor het PHO dienen op 12 juni gereed te zijn en zullen tevens aan de bestuurders van BJZ en WSG worden toegestuurd. Bijlage 1. Gezamenlijke uitgangspunten Bureau jeugdzorg Rotterdam en de William Schrikker Groep d.d. 12 november 2013 12/11/2013 Inleiding De verantwoordelijkheid voor een positief opvoed- en opgroeiklimaat, preventie, vroeg-signalering en gespecialiseerde zorg wordt per 1 januari 2015 bij 42 zorgregio’s gelegd, één van de regio’s is Rotterdam Rijnmond. Voor dwang en drang gaan zorgregio’s werken met één of meer gecertificeerde instellingen, in de regio Rotterdam Rijnmond is door de politiek verantwoordelijke wethouders de sterke voorkeur uitgesproken voor één gecertificeerde instelling. In periode tot 2015 zijn er verschillende instellingen die jeugdbeschermingsmaatregelen (Onder Toezichtstelling en Voogdij) uitvoeren in de regio Rotterdam Rijnmond, te weten BJZ Rotterdam, de WSG, en drie kleine instellingen (SGJ, Nidos en het Leger des Heils). Om te zorgen voor zorgcontinuïteit en behoud van het specialisme na 2015 willen BJZ Rotterdam en de WSG gezamenlijk optrekken naar de regio en ons aanbod gezamenlijk aanbieden. Wij sluiten nauw aan bij het beleid van de regio, participeren daar waar nodig is en onze werkwijze is op elkaar afgestemd en eenduidig. In deze notitie wordt kort uiteengezet wat onze visie is, onze gezamenlijk uitgangspunten van de werkwijze, uitsplitsing van de doelgroep en de daarbij behorende organisatie structuur. Belangrijk uitgangspunt daarbij is dat de regio Rotterdam Rijnmond bij ons terecht kan voor de uitvoering van alle drang en dwang maatregelen voor die kinderen en gezinnen waar dat bij nodig is. Tevens willen wij daar waar nodig adviseren over de doelgroep waarbij de veiligheid van kinderen in het geding, is ter voorkoming van erger. Visie BJZ Stadsregio Rotterdam Rijnmond en de WSG willen alle gezinnen met kinderen (inclusief kinderen en/of ouders met een beperking (verstandelijk en lichamelijk)) beschermen en ze ondersteunen om zo veel mogelijk vanuit eigen kracht volwaardig deel te nemen aan het maatschappelijk en sociaal leven. Uitgangspunten uitvoering van drang en dwang BJZ SRR en de WSG hechten er aan dat de werkwijze van de verschillende uitvoerders gebaseerd is op dezelfde uitgangspunten. Wij hanteren de volgende uitgangspunten: • De kerntaak van de gecertificeerde organisatie is het organiseren van bescherming voor kinderen van wie de veiligheid en ontwikkeling wordt bedreigd. Het gaat hierbij zowel om dwang (de maatregelen van kinderbescherming en de jeugdreclasseringmaatregelen), als om drang. Onder drang wordt verstaan de ongevraagde bemoeienis met een gezin nog voor er sprake is van een justitiële maatregel. Het uitoefenen van drang is er op gericht te voorkomen dat de inzet van een dwangmaatregel nodig is. • De uitvoering van drang- en dwanghulpverlening moet aansluiten bij de ontwikkeling van de wijknetwerken (c.q. de lokaal gekozen werkvorm) zoals die in Rotterdam en regiogemeenten plaatsvindt. Dit betekent dat de uitvoering van deze drang- en dwanghulpverlening in de wijken plaatsvindt, gebruik makend van de voorzieningen in de wijk en zoveel mogelijk in samenwerking met netwerkpartners van het wijknetwerk en het wijkteam. • Er wordt door de drang- en dwangorganisatie gewerkt met gebiedsgebonden teams die een directe verbinding hebben met de wijken en wijkteams in het betreffende gebied. Er is binnen de drang- en dwangorganisatie sprake van multidisciplinaire teams waarin drang- en dwang alsmede jeugdreclassering wordt uitgevoerd. Er wordt gestreefd naar één primair proces zonder schotten. In dit primaire proces zijn ‘één gezin, één plan, een regisseur’ belangrijke uitgangspunten. • • • De werkwijze is gebaseerd op een combinatie van de uitgangspunten van de Delta-methode, methode voogdij, methoden jeugdreclassering en schoolverzuim, en Eigen Kracht of sociale netwerk strategieën. Belangrijke samenwerkingspartners zijn de Raad voor de Kinderbescherming, burgerorganisaties en zorgaanbieders in de Jeugd- en AWBZ zorg en de Jeugd GGZ. We organiseren een permanente ontwikkeling van de werkwijze door middel van de reflectieve praktijk, we hebben gecertificeerde professionals die continu worden bijgeschoold. Verschillende doelgroepen voor drang en dwang Sinds de invoering van de vorige Wet op de Jeugdzorg, waarin de uitvoering van maatregelhulp werd ondergebracht bij de Provinciale Bureaus Jeugdzorg, werkt de William Schrikker Groep onder hun mandaat voor deze specifieke doelgroep cliënten. De opsomming van doelgroepen van de WSG :is in bijlage 1 opgenomen. Op die manier heeft de landelijke overheid gezorgd voor borging en behoud van specialistische expertise waar het de lvb-doelgroep betreft. In de regio Rotterdam Rijnmond heeft de WSG de afgelopen jaren onder mandaat van BJZ gewerkt. Een groot deel van de drang- en dwangmaatregelen wordt momenteel uitgevoerd door BJZ (80%) en een kleiner, maar substantieel deel (20%) door de WSG. Organisatiestructuur drang en dwang vanaf 2015 BJZ en de WSG dragen er zorg voor dat elk kind in de regio dat begeleiding nodig heeft van een gecertificeerde instelling die dwang/drang trajecten kan uitvoeren, vanaf 2015 zonder lasnaad wordt opgepakt. Dit betekent dat BJZ en de WSG gezamenlijk gaan zorgen voor een goede organisatie van de uitvoering en sluiten hiertoe een samenwerkingsconvenant. Hierbij willen we recht doen aan het principe van de uitvoering in een gebiedsgebonden team enerzijds en de borging van de kwaliteit van een doelgroepgerichte benadering anderzijds. - De gebiedsgebonden teams moeten in staat zijn alle drang- en dwangzaken in een gebied alsmede de uitvoering van jeugdreclasseringszaken conform de visie uit te voeren, dus in aansluiting op de wijknetwerken en de wijkteams. - Er wordt gewerkt met één voordeur voor bovengenoemde zaken per gebied. In het gebiedsteam wordt onder verantwoordelijkheid van de gebiedsmanager bepaald welke medewerker de casus gaat uitvoeren. Daarbij wordt de specialistische kennis van de individuele medewerkers (waaronder kennis van de LVB problematiek) optimaal benut. - In elk gebiedsteam zit minimaal één vaste uitvoerend medewerker met specialistische kennis van de LVB problematiek. Deze medewerker maakt actief deel uit van het gebiedsteam. - De medewerker gebiedsteam met specialistisch kennis van LVB is in dienst van de WSG. De WSG is verantwoordelijk voor de hiërarchische aansturing van de medewerker. - De gebiedsmanager van de gecertificeerde instelling stuurt alle uitvoerend medewerkers uit het gebiedsteam aan, inclusief de WSG medewerkers. De gebiedsmanager heeft een beslissende stem bij de beoordeling van het inhoudelijk functioneren van de WSG medewerker. - Alle casussen worden in het gebiedsteam uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de gebiedsmanager. - Het inhoudelijk beleid en de kernbeslissingen van alle casussen in een gebied wordt in het gebiedsteam besproken en bepaald. - Alle kernbeslissingen worden multidisciplinair, dus samen met een gedragdeskundige, genomen. Kernbeslissingen van casussen die belegd zijn bij de WSG medewerker in het gebiedsteam worden altijd samen met een gedragwetenschapper met kennis van de specifieke LVB problematiek genomen onder eindverantwoordelijkheid van de gebiedsmanager. - Dit betekent dat in het geval van een incident of calamiteit de IJZ zich dient te richten op het gebiedsteam waar het incident of calamiteit heeft plaatsgevonden. De bestuurder van de gecertificeerde instelling is de uiteindelijk verantwoordelijke voor de uitvoering van de maatregelen in het gebiedsgebonden team. - Op verzoek van het gebiedsteam levert de WSG kennis en adviezen over LVB problematiek. - De gecertificeerde instelling faciliteert de WSG medewerker voor de uitvoering van het werk in de gebiedsteams, met uitzondering van de specifieke (bij)scholing voor LVB problematiek. De WSG is verantwoordelijk voor de (bij)scholing van de WSG medewerker ten aanzien van de kennis en kunde van de LVB problematiek. De gemeenten contracteren en financieren de gecertificeerde instelling voor uitvoering van drang en dwang zaken inclusief LVB casussen. Deze gecontracteerde gecertificeerde instelling verrekent de personele kosten van de medewerker LVB met de WSG. Bijlage 2. Voorstel WSG d.d. 14 mei 2014 Memo: Grenzen voor een verantwoorde overgang - bijdrage WSG in Rotterdam 2014 - 2015 Datum: 14 mei 2014 Van: Erik Heijdelberg Kinderen en ouders met een beperking en met opvoed- en opgroeiproblematiek krijgen de dwang- en/of drangondersteuning die zij nodig hebben. Ook in Rotterdam hebben kinderen en ouders recht op specialistische zorg van de werkers van de William Schrikker Groep nu en in de toekomst! Uitgangspunt Wij sluiten volledig aan bij de wijkgerichte aanpak van de gemeente Rotterdam en de wensen vanuit het jeugdbeschermingsplein en Veiligheidshuis om de transitie van de jeugdzorg succesvol te laten verlopen. Hiervoor zetten we maximaal in op samenwerking en wederzijds kennisuitwisseling. Functionele aansturing vanuit de nieuwe gecertificeerde instelling is geen probleem. Om de kwaliteit van ons werk te kunnen borgen en ook na 1 januari 2015 een veilige situatie voor kinderen en ouders met een beperking te kunnen bieden, stellen we een aantal grenzen ten dienste van een verantwoordde overgang. Zie ons uitgebreide voorstel in de Bijlage.. 1. De gemeente erkent dat de WSG een doelgroep bedient waarvoor specialistische kennis en kunde nodig is, zoals zij dat ook doet met de doelgroep van het Leger des Heils. We bedienen alleen onze doelgroep zoals aangegeven in eerdere memo’s. Afgelopen jaren bleek dat circa een op de drie gezinnen die vanuit het gedwongen kader geholpen wordt, tot onze doelgroep behoort. 2. De William Schrikker Groep is als gecertificeerde instelling zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van onze mensen, de casuistiekbesprekingen en de inhoudelijke besluiten die wij nemen 3. Dat betekent eigen kernbeslissingen door onze werkers en eigen managers die kennis en kunde van de doelgroep hebben. 4. Aan de inzet en betrokkenheid van de WSG in het Veiligheidshuis en uitwerking van het Adolescentenstrafrecht wordt niet getornd 5. De WSG blijft onverminderd inzetten op het bedienen van de doelgroep die besproken wordt op het Jeugdbeschermingsplein om bij te dragen aan de doelstelling van minder onder toezichtstelling en dwang en meer drang. Onze inzet zal door uitbreiding van het plein in heel Rotterdam en de Regio vergroot worden. 6. Gemeente en BJZ zorgen dat de WSG in 2015 'proportioneel krimpt', maximaal de in het RTA afgesproken bezuiniging van 4 procent in 2015. Dit betekent dat in 2015 de middelen van de WSG beschikbaar zijn voor uitvoering van het overgangsjaar 2015. 7. Onze inzet is het minimaliseren van de frictiekosten. Daarvoor is een zachte overgang naar nieuwe modaliteiten nodig en een faire verdeling van baten en lasten van de transitie tussen BJZ en de WSG in 2015. Bijlage 3. Voorstel WSG d.d. 6 mei 2014 MEMO SAMENWERKING WSG ROTTERDAM – RIJNMOND 6 mei 2014 1. Ons doel en inzet Kinderen en ouders met een beperking en met opvoed- en opgroeiproblematiek krijgen de dwang- en/of drangondersteuning die zij nodig hebben. De WSG heeft met het bieden hiervan meer dan 70 jaar ervaring en is met haar medewerkers geworteld in kennis en diensten voor mensen met een beperking. Door voortdurende scholing en methodiekontwikkeling is die kennis beschikbaar als een vanzelfsprekend en laagdrempelig specialisme. Van oudsher aan de keukentafel van de cliënt. In 2014 en 2015 blijven we dit doen, verantwoordelijk zijn en blijven voor de kwaliteit van ons werk vanuit onze expertise en eigen inhoudelijke kernbeslissingen, waarbij we ruimhartig meewerken in de gebiedsteams en bereid zijn expertise te delen op terreinen waarin onze zorg die van de andere gecertificeerde instellingen overlapt of ondersteunt. We zullen nog scherper worden op de grenzen van onze doelgroep en evalueren eind 2015 of de werkwijze goed verloopt en onze hulp aan onze doelgroep (kennis en expertise, doorlooptijden) voldoende geborgd blijft in het Nieuw Rotterdamse Jeugdstelsel. Een nulmeting voor 1 september 2014 geeft een beschrijving van onze doelgroep en kennis in het Rotterdamse, de resultaten van Doorontwikkeling Delta en onze huidige inzet en samenwerking van jeugdreclassering en jeugdbescherming binnen het Jeugdbeschermingsplein en het Veiligheidshuis . Tevens wordt de brede keten ten behoeve van onze doelgroep in beeld gebracht, die immers het veld van de gehandicaptenzorg beslaat en veel minder die van de jeugdzorg. 2. Waar staan we? Voor Rotterdam dragen wij zorg voor 514 kinderen met een jeugdbeschermingsmaatregel, 171 kinderen/ jongeren met een jeugdreclasseringsmaatregel en 64 kinderen die begeleiding krijgen in een specialistisch pleeggezin. In het Jeugdbeschermingsplein en Veiligheidshuis laten we zien dat we strategisch en operationeel goed kunnen samenwerken met behoud van eigen expertise. En dat met Doorontwikkeling van de Delta maatschappelijke winst is geboekt. De WSG heeft in het afgelopen jaar meegedraaid in het Jeugdbeschermingsplein als onderdeel van de aanpak van drang. Zodra een melding van de Raad voor de Kinderbescherming binnenkomt, wordt gekeken of de hulp aan het gezin direct kan starten. Voor 63 kinderen uit 35 gezinnen heeft de WSG in 2013 casusregie gevoerd. Deze aanpak van drang heeft geleid tot 24 minder onder toezicht stellingen. Gezien de doelgroep die aangemeld wordt, constateren we dat er vaak een beroep wordt gedaan op de deskundigheid van onze gezinsvoogden. Jeugdreclassering van de WSG is actief in het Veiligheidshuis Rotterdam, waar we op alle dagen van de week aanwezig zijn en participeren in diverse overleggen (oa. Overlastgevende jongeren, ZSM tafel). We oriënteren ons sterk op het adolescentenstrafrecht (tussen 16 en 23 jaar) en in samenwerking met de drie Reclasseringsorganisaties en BJZ willen we daarvoor een sluitend aanbod realiseren om ook na 1 januari 2015 jeugdreclassering maatregelen voor de doelgroep jeugdigen en jongvolwassenen met een beperking te kunnen uitvoeren. Dankzij het Vliegwiel 1 project Door Ontwikkeling Delta (DOD) is de effectiviteit van de uitvoering van de OTS bij kinderen en ouders met een beperking vergroot. De duur van de OTS is met 1 jaar verminderd en het aantal uithuisplaatsingen is afgenomen. Kern van het project is het verrijken van de huidige Deltamethode voor gezinsvoogden met effectieve elementen van Signs of Safety. Op 28 januari 2014 sturen de WSG en BJZ aan het portefeuillehouderoverleg een gezamenlijke memo over de samenwerking BJZ en WSG. Hierin wordt behoud van expertise nadrukkelijk genoemd. De intercollegiale en multidisciplinaire bespreking van casuïstiek vindt in eerste instantie plaats in de basisteams. Een basisteam bestaat in de huidige situatie uit ongeveer 46 medewerkers (34 fte). Gelet op de formatie WSG, houdt dit in dat in elk gebiedsgebonden team ten minste één apart ‘WSG basisteam’ gevormd zou kunnen worden. 3. Onze uitgangspunten 1. Ruimhartig samenwerken in gebiedsteams Wij verdelen onze mensen in de 20 gebiedsteams dat betekent ongeveer 2 tot 4 uitvoerend werkers (JB en JR). Daarop dient opgemerkt worden dat er nog geen concrete afspraken zijn gemaakt over de uitvoering van het adolescentenstrafrecht samen met BJZ en de drie RO's. Onze uitvoerend werkers bedienen alleen onze doelgroep zoals verwoord in een eerdere notitie aan de gemeente en sluiten volledig aan bij de wensen van de gemeenten zoals de jeugdbeschermingstafel en inzet Veiligheidshuis. 2. Eigen casuïstiekbesprekingen en kernbeslissingen Wij houden onze eigen casuïstiekbesprekingen (CB) onder voorzitterschap van onze managers en zijn bereid een vorm van gezamenlijk leren hierbij aan te laten sluiten, denk aan uitwisseling over en weer met een gedragswetenschapper van Bjz. Wij hechten erg aan dit overleg. In de CB worden alle zaken interdisciplinair besproken en elke kernbeslissing voorbereid in een team. Door het interdisciplinaire karakter voorkom je tunnelvisie. Het afgelopen jaar hebben wij veel geïnvesteerd in ons risicomanagement en het CB. Wij willen dat in 2014 en 2015 borgen. De CB bespreking kan gebiedsoverstijgend zijn. Een CB bestaat uit 5 uitvoerend werkers en voorgezeten door onze eigen managers. Wij weten en ervaren dagelijks dat de kracht van het specialisme wordt versterkt door dit voortdurend voeden in deze CB’s. 4. Kennisoverdracht Gedragswetenschappers WSG sluiten aan bij de pool van BJZ en zullen gevraagd en ongevraagd adviseren op inhoudelijke items die over de doelgroep kinderen en ouders met een beperking gaan. Dit wil de gemeente ook graag. Brief 6 december 2013 Hugo de Jonge aan de gemeenteraad: “ De WSG blijft een landelijke gecertificeerde instelling met haar eigen landelijke expertisecentrum. Op verzoek van het gebiedsteam levert de WSG advies over LVB-problematiek op casusniveau. Tevens biedt de WSG op verzoek scholing/deskundigheidsbevordering aan de Gl” 5. Evaluatie en toekomst Wij willen deze intensieve vorm van samenwerking voor 2014 en 2015 uitvoeren en in het najaar 2015 evalueren. Daarvoor willen we met gemeente en andere gecertificeerde instellingen samen een evaluatieopdracht geven aan een klein team van externe academische en praktijk onderzoekers. Op basis van de uitkomsten daarvan kunnen we bezien of de expertise ten dienste van onze doelgroep voldoende behouden blijft en hoe verdere samenwerking vorm te geven. Ons doel is steeds met de juiste kennis bijdragen aan de kansen en mogelijkheden van ouders en kinderen met een beperking. Wij zullen op basis van de evaluatie afspraken maken over brede aanwezigheid en toegang tot kennis over de doelgroep voor alle werkers in de jeugdbescherming. Wij voorzien voor onze mensen een dubbele taak: als consulent en drager van specialistische kennis ten dienste van de gehele jeugdbescherming in Rotterdam; als begeleider en ondersteuner van die ouders en kinderen met een beperking die gebaat zijn bij begeleiding door gespecialiseerde jeugdbeschermers. Die taken willen wij volledig uitvoeren binnen de in Rotterdam in te stellen integrale gebiedsteams voor jeugdbescherming drang en dwang. Bijlage 4. Voorstel BJZ: samenwerking WSG/ GI Rijnmond in de gebiedsteams d.d. 15 mei 2014 15 mei 2014, BJZ Stadsregio Rotterdam Rijnmond Uitgangspunten De gemeenten regio Rijnmond contracteren en financieren één gecertificeerde instelling (GI Rijnmond) voor uitvoering van drang en dwang zaken inclusief LVB casussen. Er is geen sprake van overname van de WSG (medewerkers) door de GI Rijnmond maar van intensieve samenwerking tussen GI Rijnmond en de WSG. Het nemen van kernbeslissingen gebeurt door professionals met kennis van de specifieke doelgroep. Behoud van expertise ten aanzien van de huidige WSG doelgroep is hiervoor noodzakelijk. 1. De organisatie De gebiedsteams zijn het hart van de nieuwe organisatie. Een gebiedsteam bestaat uit gemiddeld 15 fte uitvoerend professionals. Voor deze zelfstandige HBO professional is het basisteam een belangrijke werkvorm. Een basisteam heeft de verantwoordelijkheid voor de casuïstiek in een bepaalde wijk/postcodegebied in het gebied. In elk basisteam is brede kennis en ervaring aanwezig. Het is niet nodig dat elke professional specialist is op elk terrein. Samen heeft het basisteam de noodzakelijke kennis. De professional weet welke besluiten hij zelfstandig kan nemen, wat hij moet bespreken met het basisteam en wanneer overleg met de gedragwetenschapper nodig is. Een basisteam bestaat uit 5 á 6 medewerkers. Enkele ervaren en deskundige professionals krijgen vrijstelling van uren om voor de collega’s in het gebiedsteam seniortaken uit te voeren, waaronder het voorzitten van het basisteam. Het betreffen géén coördinerende of organiserende taken, er komt geen tussenlaag tussen de gebiedsmanager en professional. De gedragswetenschapper biedt vraaggericht ondersteuning aan de professional, waaronder ook de verplichte consultering en advisering zoals geformuleerd in het normenkader en in de nieuwe jeugdwet. De professional heeft de verantwoordelijkheid hiervoor het initiatief te nemen. Het advies van de gedragdeskundige is niet vrijblijvend, maar leidend voor de koers die de professional gaat volgen. De gedragswetenschapper is echter niet verantwoordelijk voor de uitvoering van het advies. Die verantwoordelijkheid ligt bij de professional. 2. Borging kwaliteit en expertise Alle drang/ dwang zaken waarbij de casusregie belegd is bij de gecertificeerde instelling worden uitgevoerd door de gebiedsgebonden teams. De gebiedsgebonden teams voeren de casusregie uit in aansluiting op de wijknetwerken en de wijkteams. Het inhoudelijk beleid en de kernbeslissingen van alle casussen in een gebied wordt in het gebiedsteam besproken en bepaald. In elk gebiedsteam zit minimaal twee vaste uitvoerend medewerkers van de WSG (afhankelijk van de huidige productie WSG in de gebieden). Deze medewerkers met specialistische kennis van (oa) de LVB problematiek maken actief deel uit van een basisteam samen met collega’s van de GI Rijnmond. De WSG medewerkers zitten altijd met twee medewerkers in een basisteam. De WSG medewerker neemt deel aan een (bovenregionale) intervisiegroep van de WSG . In het gebiedsteam wordt onder verantwoordelijkheid van de gebiedsmanager bepaald welke medewerker de casus gaat uitvoeren. Uitgangspunt is dat casussen die onder de huidige WSG doelgroep vallen worden belegd bij de WSG medewerker(s). Alle kernbeslissingen worden multidisciplinair, dus samen met een gedragdeskundige, in de basisteams genomen. Kernbeslissingen van casussen die belegd zijn bij de WSG medewerker worden altijd samen met een gedragwetenschapper van de WSG genomen. Deze gedragswetenschapper sluit daarvoor aan bij het basisteamoverleg van het gebiedsteam. 3. Verantwoordelijkheden WSG De medewerker gebiedsteam met specialistisch kennis van LVB is in dienst van de WSG. De WSG is verantwoordelijk voor de hiërarchische aansturing van de medewerker. De WSG is verantwoordelijk voor de (bij)scholing van de WSG medewerker ten aanzien van de specifieke kennis en kunde en het bieden van intervisie. De WSG heeft altijd een niet- vrijblijvende en zwaarwegende adviesrol wanneer het kernbeslissingen van de WSG doelgroepen betreffen. GI Rijnmond De gebiedsmanager van de gecertificeerde instelling stuurt alle uitvoerend medewerkers uit het gebiedsteam aan, inclusief de WSG medewerkers. De gebiedsmanager en de WSG manager beoordelen in gezamenlijkheid het inhoudelijk functioneren van de WSG medewerker. Alle casussen worden in het gebiedsteam uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de gebiedsmanager. De bestuurder van de gecertificeerde instelling is de uiteindelijk verantwoordelijke voor de uitvoering van de maatregelen in het gebiedsgebonden team. Dit betekent dat in het geval van een incident of calamiteit de IJZ zich dient te richten op het gebiedsteam waar het incident of calamiteit heeft plaatsgevonden. Elke drie maanden wordt de samenwerking tussen de organisaties op management niveau geëvalueerd. In gezamenlijkheid worden korte escalatie lijnen ontwikkeld. Gemeenschappelijke Regeling Overleg: AB Jeugdhulp Rijnmond / Portefeuillehoudersoverleg jeugdzorg Datum vergadering: 26 juni 2014 Agendapunt nr.: 19 Onderwerp: Meicirculaire Gevraagde beslissing: Kennisnemen Financiële/personele consequenties: n.v.t. Toelichting: Zoals bekend is de meicirculaire voor het gemeentefonds verschenen m.b.t. de verdeling van de middelen voor jeugdhulp. In dit memo wordt kort op een rij gezet wat de belangrijkste bijstellingen zijn en ingegaan op de uitvoeringskosten. Daarna wordt ingegaan op de verschuivingen voor Rotterdam en de regio. De belangrijkste bijstellingen macro Als bijlage is bijgevoegd het document van SCP en Cebeon waarin de bijstelling wordt toegelicht. Op bladzijde 2 worden de belangrijkste verhogingen voor het macrobudget genoemd: • De JGGZ: 138,4 miljoen • De AWBZ: 169,3 miljoen • Begrotingsgefinancierd: 26,7 miljoen Dit leidt tot een verhoging van het macrobudget van in totaal 334,4 miljoen of wel 9,5% tot een budget van 3868,4 miljoen. Bij dit macrobudget zijn de volgende mutaties van belang. • In dit bedrag is een uitname van 45,7 miljoen verwerkt bij de Jeugdzorgplus. Een mutatie van 25 miljoen (frictiekosten) en 12 miljoen (verevening kapitaallasten), dus in totaal 37 miljoen was verwacht. VNG zoekt dit nog nader uit • In dit budget is 20 van de 60 miljoen (eenmalig) uit het begrotingsakkoord verwerkt en is er kennelijk nog 40 miljoen beschikbaar. VWS denkt daarbij overigens vooral aan het verstrekken van budgetgaranties aan landelijk werkende instellingen. Meicirculaire / Jan Smid / 5 juni 2014 blad 1 Gemeenschappelijke Regeling De uitvoeringskosten Het document is niet transparant welk niveau van uitvoeringskosten nu verwerkt is in de meicirculaire, maar uit de stukken van het bestuurlijk overleg van 15 mei jl. is te lezen dat de volgende bedragen zijn opgenomen in het macrobudget: Uitvoeringskosten CIZ Zorgkantoren Zorgverzekeraars Provincies/stadsregio’s (buiten doeluitkering) Bestuursafspraken Totaal 2015 2,4 8,0 20,4 0 2016 2,4 8,0 26,4 2,7 2017 en verder 2,4 8,0 33,4 2,7 16,0 46,8 26,0 65,5 26,0 72,5 De enige post waarover nog discussie loopt is die van de zorgkantoren. De VNG meent dat deze zou moeten oplopen tot 20 miljoen terwijl VWS van mening is dat het 8 miljoen structureel is. Bij de invoeringskosten was sprake van een aparte verdeelsleutel, de uitvoeringskosten worden volgens de algemene verdeelsleutel mee verdeeld met het macrobudget. Het beeld is als volgt: Gemeenten Budget 2015 Rotterdam 153.032.042 9,6 4.181.309 3,5 Albrandswaard Barendrecht Mei -circl % verschil Dec 10.244.878 0,0 Bernisse 1.575.377 17,2 Brielle -.285.307 -3,2 Capelle aan den IJssel 17.633.503 -4,0 Goeree-Overflakkee 9.434.038 29,7 Hellevoetsluis 9.787.747 8,8 Krimpen aan den IJssel 7.444.111 4,9 Lansingerland 8.645.690 14,2 Maassluis 6.838.312 13,5 Ridderkerk 6.608.044 -1,4 Schiedam 16.868.905 13,2 Spijkenisse 20.721.530 16,4 Vlaardingen 16.401.503 17,3 Westvoorne 3.078.958 -5,0 294.781.254 9,3 Totaal Regio Meicirculaire / Jan Smid / 5 juni 2014 blad 2 Gemeenschappelijke Regeling Vervolgafspraken vanuit BO van 15 mei In het bestuurlijk overleg van 15 mei is afgesproken dat over een aantal mutaties nog een toets zal plaatsvinden door de Algemene Rekenkamer omdat deze mutaties last minute zijn gebeurd en nog niet zijn gecontroleerd. Het gaat om de volgende lijst mutaties: • • • • • • • • • • • MTFC, KB-wetgeving en huisverboden (+3 mln) CORV-bijdrage, GCOS/LIJ, toezicht IVenJ (-1.2 mln) Asielzoekerskinderen (waar nog geen bedrag voor is vastgesteld) Invoering NHC kapitaallasten voor gesloten jeugdzorg (-12 mln) Waardering overloop DBC’s (-5 mln) Overgangsregeling kapitaallasten J-GGZ (-0.3 mln) Overgangsregeling kapitaallasten J-AWBZ (-48 mln) MCG-kinderen (-13 mln) Intensieve kindzorg (-34 mln) Onjuiste toedeling prestatiecode aan Wlz (+27 mln) Respijtzorg (+8 mln) Procesvoorstel Met betrekking tot de vervolgstappen kunnen twee aanvullende sporen worden onderscheiden. Het ene spoor is er op gericht om meer duidelijkheid te krijgen op een aantal punten. Bij het tweede spoor wordt verder uitgewerkt wat de huidige stand van zaken betekent voor inkoop in 2015. Het eerste spoor houdt in dat navraag is gedaan bij in eerste instantie de VNG die deze vragen vervolgens heeft doorgespeeld aan VWS: a. Is de uitname JZ+ niet te hoog? b. Kan VWS transparant maken hoe de uitvoeringskosten zijn verwerkt in het macrobudget? Het tweede spoor houdt in dat een definitieve begroting zal worden opgesteld voor de besteding van de 153 miljoen. Op basis van het begrotingsbeeld wordt gekeken of de afspraken uit het RTA kunnen worden nagekomen en of ook alle bijkomende kosten zijn gedekt. Ten opzichte van de decembercirculaire ontvangen gemeenten landelijk 9,5% meer budget. Dat is een forse aanpassing van het percentage maar hierin zitten wel extra taken in verdisconteerd die vanuit AWBZ overgeheveld worden en die in december 2013 nog niet meegenomen waren. Het Rijk heeft een budgetgarantie afgegeven voor alle gemeenten in NL van 95%. Door de nieuwste berekeningen zakten zo'n 70 gemeenten door het ijs; zij zijn gecompenseerd tot 95% door bij alle gemeenten een 0,5% budget af te romen. Regio: Als regio ontvangen we 9,3% meer budget. Er is een aantal gemeenten die fors bij kunnen plussen (bijvoorbeeld Goeree-Overflakkee, Spijkenisse) en een aantal gemeenten die "nadeel"gemeente zijn ten opzichte van de decembercirculaire. Dit zijn de gemeenten Brielle, Capelle aan den IJssel, Ridderkerk en Westvoorne. Historisch verdeelmodel: j-GGZ Per gemeente zijn eerst de werkelijke historische kosten per zorgvorm bepaald. Toen zijn de historische kosten per zorgvorm afgestemd op het macrobudget dat hiervoor in 2015 per zorgvorm is vastgesteld. Voor de j-GGZ is het niet mogelijk gebleken om gebruik te maken van de cijfers van 2012. Daarom zijn de cijfers van 2011 gebruikt bij de totstandkoming van de budgetten voor dit domein. In 2011 was er sprake van een overfinanciering van 11%. Dat is een overfinanciering op macroniveau; hoe dit uitwerkt op instellingsniveau zullen we moeten onderzoeken. De budgetten voor gemeenten zijn op basis van gedeclareerde zorg van instellingen en vrijgevestigde zorgaanbieders vastgesteld. Daarbij is de opbrengstverrekening op cliëntniveau niet meegenomen. Meicirculaire / Jan Smid / 5 juni 2014 blad 3 Gemeenschappelijke Regeling AWBZ In de AWBZ is gebruik gemaakt van indicaties in combinatie van zorgkosten. Door de indicaties als basis te nemen en deze te combineren met de zorgkosten is het mogelijk om beter in de buurt van het woonplaatsbeginsel te komen. Er is gebruik gemaakt van de gegevens van 2012. J&O Wat betreft J&O heeft CBS op basis van het algoritme van het geoperationaliseerde woonplaatsbeginsel onderzocht wat de effecten zijn van het woonplaatsbeginsel. Gebleken is dat 25% van de kinderen een ander adres (= woonplaatsbeginsel) heeft en 75% op het "gewone" adres van de ouders staat. Dat betekent dat het belangrijk is dat we onze J&O aanbieders hierover informeren en afspraken maken over de toepassing van het woonplaatsbeginsel. Meicirculaire / Jan Smid / 5 juni 2014 blad 4 Gemeenschappelijke Regeling Overleg: AB Jeugdhulp Rijnmond / Portefeuillehoudersoverleg Jeugdzorg Datum vergadering: 26 juni 2014 Agendapunt nr.: 20 Onderwerp: Proeftuin Professionalisering Gevraagde beslissing: Kennisnemen van professionaliseringsplan en instemmen met bestemming proeftuinmiddelen Financiële/personele consequenties: Instemmen met herbestemming van door de Stadsregio Rotterdam ter beschikking gesteld proeftuinbudget ter hoogte van € 400.000,=. Samenvatting: In de evaluatie van de proeftuinen is geconstateerd dat er behoefte is regionale professionalisering. Duidelijk werd dat er behoefte is aan ontwikkeling van gedeeld taalgebruik en dat er behoefte is aan scholing in zake een veranderende attitude van professionals. Door regionale zorgaanbieders is een plan opgesteld om als zorgaanbieders gezamenlijk professionalisering vorm te geven. Aan de bestuurders wordt voorgesteld om een eenmalige startsubsidie ter beschikking te stellen om dit plan uit te werken. Het voorstel voorziet in maatwerk op lokaal niveau en zal ook nieuwe aanbieders opnemen in de organisatie. De verantwoordelijkheid voor opleiding en scholing zal na de startfase tot de financiele verantwoordelijkheid van zorginstellingen blijven worden gerekend. Toelichting: Aanleiding Een aantal jeugdhulporganisaties heeft onder voorzitterschap van het CJG Rijnmond een opleidingsplan voor de jeugd- en gezinscoaches in de wijkteams Jeugd en Gezin opgesteld. Dit plan heeft de instemming gekregen van de jeugdhulpaanbieders en wordt nu uitgewerkt. Leerhuis Onderdeel van het plan is het voorstel voor de inrichting van een Leerhuis. Dit is een samenwerkingsverband van organisaties die in het jeugddomein werkzaam zijn en die zelf een (bij)scholingsaanbod voor professionals bieden. Door dit samenwerkingsverband kan men gezamenlijk inspelen op scholingsvragen van professionals en kwaliteitseisen van opdrachtgevers. Vanuit de gemeente Rotterdam is positief gereageerd op dit voorstel voor een leerhuis waarbij de opmerking is gemaakt dat het goed zou zijn als de expertise zo breed mogelijk in het leerhuis is vertegenwoordigd (b.v. ook met betrekking tot verstandelijk beperkte jongeren en veiligheid) en het leerhuis ook een regionale functie heeft. Professionalisering / Michiel Eldering / 6 juni 2014 blad 1 Gemeenschappelijke Regeling Proeftuin 2014 Het leerhuis zou regionaal vorm kunnen worden gegeven omdat de meeste organisaties ook regionaal werken. Alle organisaties in het jeugddomein uit de regio met een scholingsaanbod kunnen aan het leerhuis deelnemen. Het voorstel is om het leerhuis met een regionale functie nog voor dit jaar aan te merken als proeftuin. De nog beschikbare middelen kunnen dan worden ingezet voor een basismodule als introductieprogramma voor professionals in de wijkteams (korte termijn) en nader onderzoek nog dit jaar naar het invoeren van het leerhuis dit jaar en daarna (langere termijn). Het CJG Rijnmond is gevraagd om met jeugdhulpaanbieders een voorstel te maken voor een nadere uitwerking van het leerhuis en een globale begroting op te stellen voor stappen daarin: o opstellen van een basismodule introductieprogramma professionals in stadsregionale gemeenten en eventuele extra modules voor aanpassing wensen afzonderlijke gemeenten zodat dat v.a. september uitgevoerd kan worden: o uitwerking van de onderdelen in het introductieprogramma inclusief indicatoren (eindtermen); o accreditatie van de programma onderdelen; o planning van de onderdelen van het introductieprogramma; o een businesscase ´Leerhuis stadsregionale gemeenten o harmoniseren beschikbare werkwijzen, procedures, protocollen (kortom: de toe te passen middelen en technieken) in het licht van de ambities van de opdrachtgevers (stadregio gemeenten) en digitaal toegankelijk maken voor professionals. Professionalisering / Michiel Eldering / 6 juni 2014 blad 2 Gemeenschappelijke Regeling Overleg: AB Jeugdhulp Rijnmond / Portefeuillehoudersoverleg Jeugdzorg Datum vergadering: 26 juni 2014 Agendapunt nr.: 21 Onderwerp: Inkoop GR Jeugdhulp Rijnmond Gevraagde beslissing: instemmen met het voorgestelde inkooptraject in het kader van de decentralisatie Jeugdzorg Financiële/personele consequenties: zie agendapost meicirculaire (agendapunt 19) Verdere procedure: Publicatie van bestekken, verder zie bij planning Samenvatting: In de afgelopen maanden is door de inkooporganisatie van de gemeente Rotterdam gewerkt aan het opstellen van subsidievoorwaarden en bestekken voor onderdelen van Jeugdhulp die vallen onder de gemeenschappelijke inkoop. Door middel van regionale inkooptafels is vijf keer intensief met regioambtenaren het traject doorlopen en is besloten over de gemeenschappelijke inkoopstrategie. Belangrijk kader voor de vormgeving van de inkoop is het Regionaal Transitie Arrangement (RTA) dat op 31 oktober 2013 tussen regio en aanbieders van jeugdhulp is gesloten. Daarin is afgesproken dat de aanbieders de bezuinigingen opvangen én eventuele frictiekosten. Daar tegenover staat de belofte van de regio om de jeugdhulp af te nemen bij de bestaande aanbieders en het verstrekken van een omzetgarantie voor zover de middelen daar toereikend voor zijn. Het RTA geldt voor 2015 en 2016 en kan eventueel met een jaar worden verlengd. Door het verschaffen van meerjarige financiële duidelijkheid is met dit RTA bewerkstelligd dat de wettelijk vereiste zorgcontinuïteit is geborgd en dat de frictiekosten worden beperkt. Voor de korte termijn is gekozen de veranderingen minimaal te houden zodat maximaal aandacht kan worden gegeven aan de zorgcontinuïteit en het voorbereiden van een zorgvuldige uitvoering. Daarnaast betekent de introductie van de wijkteams op zich al een majeure wijziging van de werkwijze. In de huidige bestekken is dan ook te zien dat de huidige productstructuur ongewijzigd is overgenomen, bij de JGGZ is dat overigens ook landelijk zo afgesproken. Overigens is in de bestekken ruimte gehouden voor innovatie, aanbieders die dat willen kunnen initiatieven melden bij de gemeente binnen de inkoop 2015-16. Voor de wijze van de inkoop heeft het kader van het RTA uiteraard gevolgen. De aanbesteding zal enkelvoudig onderhands zijn: bestaande aanbieders wordt gevraagd om een offerte in te dienen binnen de voorwaarden geschetst in de bestekken. De bestekken gaan vergezeld van een budgetbrief per aanbieder waarin het maximaal te offreren bedrag is genoemd. Conform de inkoopstrategie is bij de inkoop van jeugdhulp gekozen voor een methode van enkelvoudige onderhandse gunning. Deze procedure is juridisch houdbaar binnen de Europese, landelijke en gemeentelijke aanbestedingsrechtelijke kaders. inkoop GR Jeugdhulp Rijnmond / Jan Smid / juni 2014 blad 1 Gemeenschappelijke Regeling Toelichting: Bezuinigingen De decentralisatie van de jeugdzorg gaat gepaard met een bezuiniging van in totaal 7,4% in 2015 oplopend tot ruim 15,5% in 2017. Bij de bepaling van de budgetten maakt het kabinet onderscheid tussen drie domeinen, waarbij naar de herkomst van de middelen wordt gekeken: de middelen die overkomen vanuit respectievelijk de AWBZ, de ZvW en de rijksbegroting. Het rijk heeft bij de bezuinigingen dat onderscheid ook gehanteerd: bij de middelen uit de ZvW zijn de bezuinigingen verzacht, bij de AWBZ zijn er juist stevige aanvullende bezuinigingen ingeboekt. Bij de vormgeving van het RTA is dan ook onderscheid gemaakt naar die drie domeinen waarbij de budgetgaranties zijn afgestemd op het te bezuinigen bedrag waarbij de bezuinigingsbedragen in 2015 en 2016 zijn verhoogd met respectievelijk 1 en 2 procentpunt zodat er ruimte is om risico’s op te vangen en/of innovatie te stimuleren. Hieronder is weergegeven wat de kortingspercentages per domein zijn conform het RTA in 2015 en 2016: het bedrag dat resteert na korting wordt als budget 2015/16 gegarandeerd mits er voldoende middelen zijn. Domein AWBZ ZvW Jeugd- en opvoedingshulp 2015 14,5% 3,3% 5% 2016 20,5% 6,7% 12% De budgetgarantie uit het RTA is afgegeven onder het voorbehoud van voldoende middelen zoals beschikbaar gesteld door het Rijk. Het lukt met de beschikbare middelen niet om te voldoen aan de gestelde budgetgarantie uit het RTA. Bij de JGGZ kan dat nog niet worden bepaald omdat het beeld m.b.t. de zorgproductie 2012 nog niet helder is vanwege een nog niet afgeronde uitvraag al daar. Tarieven inkoop In het domein Jeugd met een beperking is sprake van een forse bezuiniging: in 2015 is er al sprake van een korting van 14,5%. Daarom is besloten een korting door te voeren van 10 procentpunt op de tarieven. Aangezien de zorgkantoren momenteel gemiddeld op 95% van de NZA tarieven inkopen, komt dat neer op het NZA-tarief x 0,95 x 0,90. Planning De planning van de inkoop ziet er als volgt uit: Vaststelling in AB: Verzending naar Raad/Publicatie Vragenronde: Beantwoording: Indiening offertes uiterlijk: Beoordeling offertes: Eventuele gesprekken over open vragen in offertes: Evaluatie, opstellen gunningsbrieven: Voornemen tot gunning: Alcatel termijn: Definitieve gunning, ondertekening: 26/6 26/6 1/7 – 16/7 17/7 – 25/7 31/7 1/8 – 29/8 25/8 – 26/9 29/9 – 24/10 28/10 28/10 – 17/11 17/11 – 30/11 Omdat met het bestek JGGZ later begonnen kon worden, zal dit 2 a 3 weken later worden gepubliceerd, die tijd zal in de maanden daarna worden ingelopen zodat uiterlijk eind november er ondertekend kan worden. Bijlage: n.v.t. inkoop GR Jeugdhulp Rijnmond / Jan Smid / juni 2014 blad 2
© Copyright 2024 ExpyDoc