ministerie van verkeer en waterstaat rijkswaterstaat directie flevoland rninisterie van verkeer en waterstaat Y \ I rijkswaterstaat directie flevoland intern rapport 5 i resultaten onderzoek bestrijding bosrank - door j. daling en j. meems 1990 - 10 liw L ., t: I I I t ... _ interne rapporten zijn in principe interne cornrnu. nicatiemiddelen;hun inhoud varieert sterk en kan zowel betrekking hebben op een weergave van cijfeneeksen, als op een discussie van onderzoeksresultaten. postbus 600 8200 AP lelystad smedinghuis zuidemagenplein 2 lel. (03200) 99111 telex 40115 teleiax (03200) 34300. REFERAAT Resultaten onderzoek bestrijding bosrank / door J. Daling en J. Meems ; Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, Directie Flevoland. Lelystad : RWS, FL, 1990. 16 [3] p. : i l l ; 30 cm. (Intern rapport / Directie Flevoland ; 1990 10 Liw). - - - - Het in 1987 en 1988 uitgevoerde onderzoek ter bestrijding van de bosrank (Clematis vitalba) door de sektie Plantenteeltkundig Onderzoek van de Direktie Flevoland wordt beschreven. Het betreft onderzoek, dat een oplossing geeft tot een systematische, doelgerichte bestrijding v a n d e bosrank. Met een goed gerichte inzet is de bosrank effectief te bestrijden. Bij een zware besmetting met de bosrank is het nodig om een dichte beplanting uit te dunnen. Daarnaast is voor een goede uitvoering van de bosrankbestrijding een bestrijding van andere onkruiden noodzakelijk. Hiervoor kan vroeg in het voorjaar, voor de hergroei van het overige onkruid, een middel als Fydulan G worden gebruikt. Er zijn proeven genomen om de bosrank zowel chemisch als mechanisch te bestrijden. Chemisch is de bosrank met een 5% oplossing van het middel Roundup (glyfosaat) uitstekend te bestrijden. Wechanische bestrijding is niet mogelijk. 1. Sarnenvatting 2. Inleiding 3. Biologie 4. Probleemstelling 5. Bestrijding 5.1. Chemisch 5.1.1. Onderzoek in 1987 5.1.2. Onderzoek in 1988 5.2. Mechanisch In de bossen bij Almere werden van het in 1982 aangeplante gemengde loofhout verschillende vakken volkomen overwoekerd door de bosrank, waardoor jonge bomen tegen de grond werden gedrukt. Om verdere overwoekering van het boscomplex te voorkomen was bestrijding van de bosrank noodzakelijk. In 1987 en 1988 is onderzoek verricht naar de mogelijkheden daarvan. Het blijkt dat de bosrank (Clematis vitalba) chemisch goed te bestrijden is, maar de bestrijding moet systematisch worden aangepakt. Door het strooien van Fydulan G worden alle onkruiden bestreden met uitzondering van de bosrank en vlier. Door deze selectieve werking komt de bosrank "voor het voetlicht", waardoor een gerichte bestrijding mogelijk is. Bovendien klimt de bosrank minder gemakkelijk in de beplanting. Met het middel glyfosaat (Roundup) is de bosrank goed te bestrijden. De 2% concentratie van de spuitvloeistof geeft een goed resultaat, doch de werking verloopt traag en er is iets meer hergroei dan bij de overige concentraties. Hogere concentraties dan 5% zijn niet nodig. Triclopyr (Garlon 4 E) bestrijdt de bosrank ook goed. De werking verloopt trager dan van glyfosaat en de eenzaadlobbige onkruiden worden niet bestreden. Bij een zware ontwikkeling van de bosrank (zoals in de proeven) is het nodig dat bij een dichte beplanting de laaggroeiende struiken worden verwijderd. Bovendien moet de in de beplanting gegroeide bosrank bij de grond worden afgeknipt en eveneens verwijderd. Dit geldt met name voor nog jonge aanplant. Daarna is voorafgaand aan een goede uitvoering van de bestrijding van de bosrank, een bestrijding van andere onkruiden noodzakelijk. Hiervoor kan vroeq in het voorjaar, voor de hergroei van het onkruid, een middel als ~ ~ d i l aG nworden-gebruikt. Mechanische bestrijding van de bosrank is niet mogelijk. 2. INLEIDING In het voorjaar van 1987 kwam van de afdeling Beplantingen het verzoek om een oplossing te zoeken voor een overwoekering van grote oppervlaktes jonge bosaanplant door de bosrank. Naar aanleiding van dit verzoek werd een studie gemaakt naar middelen waarvan vewacht mocht worden dat ze deze houtige plant kunnen bestrijden. Nadat uit de middelen een keus was gemaakt, werden in het voorjaar van 1987 twee proeven aangelegd in het boscomplex Almere. Uit de resultaten van deze proeven bleek dat nog verder onderzoek nodig was om tot een gerichte bestrijding te kunnen komen. Het werd duidelijk dat met name meer onderzoek nodig was op gedeelten waar vooral veel onderbegroeiing, zoals rozen, liguster en vlier, aanweiig was. Daarom zijn de proeven, in 1987 aangelegd, voortgezet en is er in 1988 nieuw onderzoek aantoegevoegd. 3. B I O L W I E Eerst een enkele opmerking over de biologie van de bosrank (Clematis vitalba), zoals weergegeven in de NEDERLAIiDSE OECOLOGISCHE FLORA door E.J. Weeda. ClematisIClBmatis Het geslacht Clematis neemt in de Ranonkelfamilie in twee opzichten een uitzonderingspositie in: het omvat houtige planten en de bladeren staan kruisgewijs tegenover elkaar. Veel soorten van dit grote geslacht zijn lianen. Clematissen komen zowel in de tropische als in de gematigde streken voor, een uitzondering binnen deze familie, die verder weinig tropische vertegenwoordigers heeft. Verscheidene soorten en bastaarden worden veel in tuinen gekweekt als klimplant of bodembedekker. BosranklClematis vitalba De bosrank is verreweg de meest forse liaan van de Nederlandse flora. De bloei valt in de zomer. De plant heeft houtige, sterk vezelig geribde, strobruine stengels, die polsdik en tientallen meters lang kunnen worden. Deels liggen ze als reuzenslangen op de grond, deels klimmen ze in de bomen en hangen soms met een boog van de ene boom naar de andere. Wanneer de blad-assen of steeltjes van bladsegmenten een tak van een ander houtgewas raken, winden ze zich daaromheen. De vruchten worden door de wind verspreid. De bosrank is een Zuid- en Middeneuropese plant, die oostwaarts tot aan de Xaspische Zee en noordwaarts tot in Midden-Engeland voorkomt. Haar noordgrens loopt door Nederland. In Nederland is zij algemeen in ZuidLimburg, minder algemeen langs de grote rivieren in de oosthelft van het land. Anderzijds lijkt zij zich in de rivierdalen westwaarts uit te breiden: zij komt tegenwoordig tot op het Eiland van Dordrecht voor. Buiten de genoemde gebieden is de bosrank nergens met zekerheid als een oorspronkelijk wilde plant te beschouwen. Na aanplanting breidt zij zich gemakkelijk sterk uit, vooral in de kalkrijke duinen, waarbij zij in de natuurlijke struweelvegetatie doordringt. Van nature oroeit de plant op zeer voedselriike, kalkhoudende en enigzins vochthoudend; grondl In Zuid-~imburb beheerst zij talrijke bosranden volledig: ze worden door het dichte bladerdek van de bosrank "afgedicht". ~ o o r a lop het onderste deel van hellingen, waar afgeschoven en afgespoelde humus en kalkmergel zich met elkaar vermengen, is deze liaan op lichte plekken alle anderen planten de baas. Zeer welig groeit zij in Zuid-Limburg langs de spoorwegen. In dicht bos boet zij aan vitaliteit in. Gewoonlijk zoekt de bosrank steun bij loofbomen, waarin zij haar stengel over zware zijtaken heen hangt of bij doornstruiken, waarover zij zich als een deken uitspreidt. Door de zware sluier van haar loof worden de "draagplanten" aan het oog onttrokken. Bij de hakhoutcultuur is de overvloedige groei van de bosrank vaak een probleem. 4. PROBLEEMSTELLINO In 1974 is de bosrank (Clematis vitalba) doelbewust aangeplant in een deel van de bossen bij Almere. Het doe1 was om het bos te verfraaien met deze klimplant, hoewel bekend was dat de bosrank van nature voorkomt op , kalkrijke klei- en lossgronden. Op slechts 1 ha werden op zes verschillende lokaties 10 planten geplant. De zes lokaties lagen enkele tientallen meters van elkaar. Zoals mocht worden verwacht, groeiden de aangeplante planten de eerste jaren nog niet uit tot een plaag, maar werd we1 het nodige zaad geproduceerd en verspreid. In 1986 was de verspreiding en groei zodanig dat verschillende vakken van het in 1982 aangeplante gemengde loofhout volkomen werd overwoekerd, waardoor jonge bomen tegen de grond werden gedrukt. Voor een oppervlakte van ongeveer 5 ha was er nog slechts een remedie, namelijk totale vernietiging, om daarna een gerichte bestrijding van de bosrank te kunnen uitvoeren. Gm deze besmette grond weer vrij van bosrank te maken zullen enkele jaren nodig zijn. Dit betekent dus dat men door een besmetting met de bosrank in jonge bosaanplant het werk over een periode van zeven tot tien jaar opnieuw kan doen. Uit bovenstaande kan de conclusie worden getrokken dat alvorens bepaalde planten worden binnengehaald in een bestaande produktiecultuur, er vooraf een gedegen studie noodzakelijk is over de eventuele schadelijke gevolgen, die kunnen ontstaan. Duidelijk is gebleken dat niet alles overal kan worden geintroduceerd. 5.1. Chemische bestriidinq In het voorjaar van 1987 werd een studie gemaakt naar de middelen waarvan verwacht mocht worden dat ze deze houtige plant kunnen bestrijden. Nadat uit de middelen een keuze was gemaakt zijn proeven aangelegd in het boscomplex Almere. 5.1.1. Proeven in 1987 ODzet van de proeven In eerste instantie hadden de proeven een orienterend karakter en zijn in enkelvoud opgezet. Alaemene aeaevens Plantsoen: wilg en populier. Plantverband: 4 x 3 m. Jaar van aanplant: 1974. Grondsoort: klei, code 8. Proef 1. C1 1-87 Middel Fydulan G (dalapon/dichlobenil). Objecten 1. 2. 3. 4. Fydulan Fydulan Fydulan Fydulan G G G G 80 160 100 200 kg/ha kg/ha kg/ha kg/ha Oppervlakte Houtopstand 6 x 1 5 m 6x15111 12 x 15 m 12 x 15 m populier populier wilg wilg 2 rijen 2 rijen (zie ook schema bijlage I) Uitvoerins van Droef Op 24 april is proef 1 uitgevoerd. De bosrank had reeds nieuwe uitlopers ontwikkeld van soms 1 meter lengte, die in elkaar waren verstrengeld. Ook kwamen kleinere planten voor, die min of meer overdekt waren door de vele en goed ontwikkelde onkruiden als kweek, brandnetel, vlieropslag, kleefkruid en klein hoefblad. De Fydulan G is gestrooid op een droog gewas, tijdens zonnig weer. , Waarneminaen en resultaten Op 11 mei: Lichte vergeling van de kweek en de brandnetel. Geen reactie van de bosrank. Op 27 mei: Kweek en brandnetel afgestorven en in elkaar gezakt. Klein hoefblad en kleefkruid werden ook bestreden, behalve op object 1 ( 8 0 kg/ha). Daar stonden nog enkele kwijnende kleefkruidplanten. Bij alle doseringen was er geen zichtbaar effect op de bosrank. Ook op vlieropslag was er geen effect en er waren geen afwijkingen aan de beplanting te zien. Op 10 juni: Geen effecten zichtbaar op de bosrank en vlier. Voor het overige was de proef onkruidvrij. Op object 1 bleef nog iets kleefkruid over. Op 30 juni: Rondom de proeven is Roundup toegepast. Ook de proef was gespoten. Door deze bespuiting is de bosrank goed bestreden, zodat verder in het seizoen geen onkruid meer voor kwam en het proefveld tot in december vrij van onkruid bleef, inclusief de bosrank. Proef 2. C1 2-87 In proef 2 zijn de middelen Roundup (glyfosaat) en Garlon 4E (triclopyr) in verschillende concentraties toegepast. De middelen zijn verspoten in 300 liter water per ha. Beplanting: populier. Objecten 1. 2. 3. 4. 5. 6. Concentratie spuitvloeistof Roundup (glyfosaat) Roundup Roundup Roundup Garlon 4 E (triclopyr) Garlon 4 E 2 % 5 % 10 % 33 % 0.5 1 % % Hoeveelheid middel in liters per ha 6 15 30 100 1,s 3 De oppervlakte per veldje was ca. 75 ma (een strook tussen twee rijen bomen over-een lengte van ca. 25 meter, plantverband 4 x 3 meter). Zie bijlage 11. Uitvoerina van de ~ r o e f op 2 juni zijn de middelen toegepast met een AZO propaanrugspuit met spleetdoppen. De hoeveelheid spuitvloeistof was 300 l/ha. Er is net langs de bomen gespoten, zodat ook het onderste stamgedeelte van de bomen in aanraking is gekomen met de spuitvloeistof. Een klein gedeelte is zodanig gespoten dat aanraking van de spuitvloeistof met de bomen is voorkomen. De bosrank was fors ontwikkeld en veelal bodembedekkend. De hoogte was ca. 4 meter. Tiidens het s ~ u i t e nwas het drooa, wat bewolkt weer, met weinig. wind. 1n-de nacht ni de bespuiting heeft het licht geregend. Waarneminaen en resultaten Op 10 juni was bij object 1 (Roundup 2% concentratie van de spuitvloeistof) een begin van groeiremming waarneembaar. Bij object 2 (Roundup 5%) een begin van afsterving van het groeipunt en de bovenste bladeren. Bij object 3 (Roundup 10%) als bij object 2, alleen het effect is wat duidelijker. Bij object 4 (Roundup 33%) waren het groeipunt en de bovenste bladeren afgestorven. Op de onderste'bladeren was nog geen effect zichtbaar. Bij object 5 (Garlon 4 E, 0,5% concentratie van de spuitvoeistof) was groeistoornis van stengel en blad zichtbaar. Bij object 6 (Garlon 4 E 1%) als bij object 5, alleen het effect is duidelijker. De aanwezige brandnetels zijn geheel afgestorven. Op 17 juni was er bij object 1 (Roundup 2%) een langzame afsterving van de bosrank zichtbaar. Bij object 2 (Roundup 5%) was de bosrank wat meer afgestorven. Bij object 3 en 4 (Roundup 10% en 33%) was de bosrank vrijwel geheel afgestorven. Bij de objecten 5 en 6 (Garlon 4 E 0,s en 1%) was het resultaat vrijwel gelijk en was de bosrankvegetatie in elkaar gezakt Op 29 juni bleek bij object 1 de afsterving van de bosrank duidelijk langzamer te verlopen dan bij de objecten 2, 3 en 4, waar de bosrank geheel was afgestorven. . Bij de objecten 5 en 6 (Garlon 4 E, 0,5- en 1%) verliep de bestrijding langzaarn. De bosrank was sterk gekruld en zakte verder in elkaar. Garlon werkt niet tegen kweek en riet. Vooral kweek begon zelfs flink te groeien. Op de beplanting was geen reactie van de middelen zichtbaar. Waar de Roundup niet tot aan de boomstam is gespoten, is de bosrank tussen de bomen onvoldoende bestreden. We1 is een reactie te zien door vergeelde bladeren. op 18 augustus was op alle Roundup objecten de bosrank voor 100% afgestorven. Ook door Garlon 4 E is de bosrank bestreden. Doordat deze proef op 30 juni per ongelijk is meegespoten, toen rondom de proefvelden Roundup is toegepast, is het uiteindelijke effect van Garlon 4 E niet meer zuiver te beoordelen. Op 28 oktober kwam er vanuit het wortelstelael hier en daar wat nieuwe uitloop van de bosrank. De hergroei is beoordeeld ten opzichte van de bezetting van de bosrank voor de bespuiting. De resultaten van de bestrijding zijn samengevat weergegeven in tabel 1. Tabel 1 Bestrijdingsresultaten van de middelen op de bosrank I 1I Objecten 1. 2. 3. 4. Roundup Roundup Roundup Roundup 5. Garlon4E 6. Garlon 4 E 2 % 5 % 10 % 33 % 0.5 1 % 0 = geen effect % 10-6 17-6 2 3.5 4 6 2 2 4 6 9 9.8 4 4 Datum 29-6 6 ~ 5 10 10 10 7.5 8 18-8 28-10 10 10 10 10 9.5 9.8 9.8 9.8 - A - 10 = volledig bestreden Conclusie Wit proef 1 is gebleken dat door toepassing van Fydulan G alle onkruiden worden bestreden, met uitzondering van de bosrank en vlier.Door deze selectieve werking komt de bosrank "voor het voetlicht", waardoor een gerichte bestrijding kan worden uigevoerd. Bovendien klimt de bosrank minder gemakkelijk in de beplanting. Uit proef 2 blijkt dat Roundup de bosrank goed kan bestrijden. De 2% oplossing geeft een goed resultaat, maar de werking verloopt traag en er is iets meer hergroei dan bij de overige concentraties. Tussen de objecten 2, 3 en-4 was weinig verschil-in werking, zodat hogere concentraties dan 5% niet nodig zijn. Garlon 4 E lijkt eveneens de bosrank goed te kunnen bestrijden, doch kon in deze proef onvoldoende lang worden gevolgd. De werking verloopt trager dan die van glyfosaat en de eenzaadlobbige onkruiden worden niet bestreden, zodat in een forse kweekgrasontwikkeling de bosrank in het voorjaar moeilijk "voor het voetlicht" komt. 5.1.2. Proeven in 1988 In 1988 is proef 1 voortgezet door dwars over de objecten van 1987 een herbehandeling te geven met 40 en 80 kg Fydulan G per ha. Op het gedeelte van de proef, waar in 1987 100 en 200 kg Fydulan G per ha was toegepast (object 3 en 4) is eveneens een strook onbehandeld gelaten (zie bijlage I). Deze toepassing is uitgevoerd op 30 maart 1988. Het proefveld was toen nog vrijwel onkruidvrij. Zowel bij 40, als bij 80 kg Fydulan G/ha als herbehandeling is het hele proefveld ook in 1988 vrijwel onkruidvrij gebleven. Alleen op het in 1988 onbehandelde gedeelte kwam een geringe hergroei van kweek voor. Wellicht is de groei van onkruid ook wat geremd door minder lichtinval vanwege de ontwikkeling van de beplanting (bomen). Ook proef 2 heeft in het voorjaar op 28 maart 1988 een behandeling gehad met 80 kg Fydulan G per ha. Ook dit proefveld was toen nog vrijwel onkruidvrij en is evenals proef 1 in 1988 vrij van onkruid gebleven. In beide proeven kwam ook vrijwel geen bosrank meer voor. Op 7 juni 1988 zijn nog slechts enkele bosrank planten behandeld met een 5% oplossing Roundup (glyfosaat). Tot slot kan nog worden opgemerkt dat bij beide proeven op geen enkel object enige schade aan de beplanting (bomen) is geconstateerd. Proef 3. C1 1-88 In 1988 is een (nieuwe) proef aangelegd in een zeven jaar oud, zeer zwaar met bosrank bezet, bosperceel. Het doe1 van deze proef was na te gaan of in een gemengde aanplant met zeer veel bosrank nog een goede bestrijding mogelijk is met behoud van het bos. De volgende objecten zijn aangelegd: a. Onbehandeld b. De beplanting enigszins vrij maken van de bosrank door de ranken bij de grond af t e knippen c. Als b en uit de beplanting verwijderen. De proef is aangelegd in tweevoud, met een veldjesgrootte van 10 bij 10 meter. Om de andere onkruidgroei tegen te gaan is op de objecten b en c 80 kg/ha Fydulan G toegepast. Uitvoerina van de uroef Op 28 maart 1988 is in samenwerking met proefbedrijf "De Schreef" de beplanting gezuiverd, zoals in de beschrijving van de objecten is aangegeven. Een erg duidelijk verschil in de objecten b en c was er daarna niet meer. De meeste bosrank is afgeknipt en uit de beplanting verwijderd. De bosrank alleen maar afknippen en niet verwijderen, zoals bij object b de bedoeling was, bleek niet uitvoerbaar. De bosrank gaf teveel hinder bii de verdere uitvoerinq. - Na deze zuivering- is 80 kg. Fydulan G per ha-gestrooid. De bestrijdinq van de onkruiden door Fydulan G vie1 tegen. Naarmate de bomen mee; in-het blad kwamen en de bosrank meer uitgroeide, werd duidelijk dat voor een goede gerichte bestrijding van de bosrank vooral de onderbegroeiing zoals rozen, liguster, vlier en dergelijke verwijderd moesten worden. Dit soort struikgewas tussen de (nog jonge) bomen maakte het bosperceel ontoegankelijk en verhinderde een gerichte bestrijding van de bosrank. Ook kon de bosrank zich in dit soort struikgewas gemakkelijk verborgen ontwikkelen. Op 3 juni 1988 is daarom in samenwerking met het bedrijf FZ 58 met behulp van een kettingzaag de onderbegroeiing als liguster, roos en enkele vlierbomen verwijderd, zodat een voldoende open beplanting ontstond. Het onbehandelde object is teruggebracht naar een stuk van 8 bij 8 meter. De andere objecten zijn op dezelfde manier behandeld, zodat deze ongeveer gelijk zijn geworden.(zie bijlage 111). Op 14 juni 1988, nadat de bosrank voldoende was uitgegroeid (hersteld), is het grootste gedeelte behandeld met Roundup en een kleiner gedeelte met Garlon 4 E. De doseringen waren respectievelijk 5% en 1% spuitoplossing (zie bijlage 111). Deze bespuiting is uitgevoerd met een AZOpropaan rugspuit. Op 18 juli 1988 is door het bedrijf FZ 58 het onbehandeld object gezuiverd van de bosrank. Hierbij zijn van enkele bomen de toppen en/of zijtakken afgebroken, vanwege de zeer zwaar ontwikkelde bosrank. Op 6 September 1988 zijn enkele opnieuw uitgelopen, door de eerste bespuiting waarschijnlijk onvoldoende geraakte bosrankplanten bespoten met een 5% Roundup-oplossing. Het waren compacte planten met geringe uitlopers. Resultaten De bosrank is zeer goed bestreden met glyfosaat (Roundup). Ook met triclopyr (Garlon 4 E) werd een goed resultaat bereikt. De werking ver- loopt echter langzamer en het werkt selectief. De grasachtige onkruiden ale kweek worden niet bestreden. Er was een tweede bespuiting met Roundup nodig om ook de enkele overgebleven of opnieuw uitgelopen bosrankplanten alsnog te bestrijden. De toepassing van 80 kg Fydulan G op 28 maart, was bij deze zeer zware onkruidbezetting ontoereikend. Conclusie Wet een goede gerichte inzet is de bosrank effectief te bestrijden. Roundup is het meest doeltreffende middel. Bij een zware bosrankbezetting (zoala in de proeven) is het nodig om een dichte beplanting uit te dunnen. Dit betreft de verwijdering van de laag groeiende struiken. Ook de reeds fore uitaearoeide ranken van de bosrank moeten worden afaekni~t en verwijderd. ~aarAaastis voor een goede uitvoering van de bosrankbe: striidina. een bestriidina van andere onkruiden noodzakeliik. Hiervoor kan ;roe& in het voorjaari voor de hergroei van het overige onkruid, 'een middel als Fydulan G worden gebruikt. Bij een goed uitgevoerde bespuiting, waarbij alle planten goed worden geraakt wordt de bosrank voor 100% bestreden, wat niet wil zeggen dat een zeer zware besmetting in een jaar voor 100% is opgeruimd. Enkele jaren controle blijft noodzakelijk om een enkele nieuwe uitloop nog te bestrijden. 5.2. Mechanische bestriidinq Op verzoek van de afdeling Bedrijfskunde werd ook nagegaan of de bosrank op de in 1986 reeds kaal gefreesde gedeelten mechanisch kon worden bestreden. Er werden daarvoor drie objecten aangelegd. a. b. c. 1 keer maaien: in de maand juni 2 keer maaien: in de maanden juni en augustus 3 keer maaien: in de maanden juni, augustus en oktober Deze objecten zijn uitgevoerd door medewerkers van het bedrijf FZ 58. A1 spoedig bleek dat mechanische bestrijding niet mogelijk was. In de gemaaide objecten verspreidde de bosrank zich over de gehele oppervlakte. In de tweede plaats werd veelal over de bosrankplanten heen gemaaid, omdat de uitlopers over de grond "kruipen". Er was immers geen opstand meer om te kunnen klimen. En ten derde is in zo'n situatie ook geen gerichte chemische bestrijding meer mogelijk, omdat veel planten zich verschuilen tussen een overvloedige groei van ander onkruid, zoals distels, kleinhoefblad, brandnetels en kweek. Mechanisch'bestrijden (maaien) in een situatie ale beschreven in proef 3 in 1988 moet tot de onmogelijkheden worden gerekend, omdat elk werktuig er totaal in vast zal lopen. Conclusie Wechanische bestrijding van de bosrank behoort niet tot de praktisch uitvoerbare mogelijkheden. Dit geldt zowel voor een situatie in een bosopstand als zonder inplant. Bijlage I Schema proef 1 C1 1-87 (voortgezet in 1988) POPULIER ...... ...... ...... ...... ...... In 1988 FYDULAN G 40 kgjha In 1988 FYDULAN G 80 kgjha Het tussen gedeelte is in 1988 onbehandeld gebleven. Bijlage I1 Schema proef 2 A I Cl 2-87 B I .. .. .. .. .. ;. .. . . . . C I D I E I F I C11 DII EII . ............................................................................................................ i i i i i i l i i i i i i i i i . G ~ ~ ~ i E .ggig j G i i iii2 ............................................................................................................ ............................................................................................................ ............................................................................................................ ............................................................................................................ ............................................................................................................ = i : a ! i i i i : i i i i E , * E j g @ Giii iiiiiiiiiiii Egg; ................. ............................................................................................................ ............................................................................................................ ............................................................................................................ ............................................................................................................ ............................................................................................................ ............................................................................................................ =::::::::::"':' .;;;:; z:"' ::::: : ; :::.; ...; ...; ......................... ... ; ... ; ..; .. ,:. :; :. ::. ::: . : :: . :: . ::. ; :..: ;:j;j;.i ifij;;;;:; 'E!! ............................................................................................................ ................................................................................................ ................................................................................................ ................................................................................................ ................................................................................................ .1"::::::::::::::w:::::::::~::::::w::::::: ................................................................!!!!!!!!!!!! !!!!!!!!!!!! ............................................................................................ ................................................................................................ ................................................................................................ ................................................................................................ ................................................................................................ ................................................................................................ ................................................................................................ w:::::::::::::::w,::::::::::::::::=::::::::::::::: ............................................................................ y::::::::: iiii?iiii ................................................................................ ................................................................................................ ................................................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ r..".."' ...............~ i f f i j f f i j j i j j j i w ~ ~ ~ ~ f i ................ .................................. ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ ........................................................................ p.iii!!!!!!!~;j;j:;j:/iiij:j.[iijj;ji;;jjj;jjjj~:~:j ................. ........................................................................ ....... ............................................. " OBJECTEN Tot tegen de de stam van de bomen gespoten. A I. B I. C I. D I. E I. F I. Garlon 4E Garlon 4E Roundup Roundup Roundup Roundup 0.5 1 % % 33 % 10 % 5 % 2 % Bomen niet geraakt met spuitvloeistof. A 11. B 11. C 11. D 11. E 11. Garlon 4E Garlon 4E Roundup Roundup Roundup 0,5 % 1 % 33 % 10 % 5 % Bijlage I11 Schema proef 3 C1 1-88 Gemengde vrij dichte loofhoutopstand ROUNDUP 5 Onbehandeld Gemengde vrij dichte loofhoutopstand ROUNDUP 5% % Gemengde vrij dichte loofhoutopstand ROUNDUP 5 % Gemengde vrij dichte loofhoutopstand ROUNDUP 5 % -..................... .......................................... .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............. ................................................ ::::::::z:::::::::::::::::::z:::>::x>: .................................... .................................... .................................... GARLON 4E 1 $ ,,,iiiiiiiiiiiiiii;j;;j;;;j;;jj;j;jjj;jjj; .................................... ................................................ .................... ......................... ;::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::x::::::::::::::::::::::::::: ............................................................................................................................. .............................................................................................................................. ......I..... ..................... _ t,...................................................................... Grote populieren in een plantverband van 4 x 3 m ROUNDUP 5 % met geen onderbeplanting
© Copyright 2024 ExpyDoc