resultaten-onderzoek-bestrijding

ministerie van verkeer en waterstaat
rijkswaterstaat
directie flevoland
rninisterie van verkeer en waterstaat
Y
\
I
rijkswaterstaat
directie flevoland
intern rapport
5
i
resultaten onderzoek
bestrijding bosrank
-
door j. daling en j. meems
1990
- 10 liw
L
.,
t:
I
I
I
t
...
_
interne rapporten zijn in principe interne cornrnu.
nicatiemiddelen;hun inhoud varieert sterk en
kan zowel betrekking hebben op een weergave
van cijfeneeksen, als op een discussie van
onderzoeksresultaten.
postbus 600
8200 AP lelystad
smedinghuis
zuidemagenplein 2
lel. (03200) 99111
telex 40115
teleiax (03200) 34300.
REFERAAT
Resultaten onderzoek bestrijding bosrank / door J. Daling en J. Meems ;
Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, Directie Flevoland.
Lelystad : RWS, FL, 1990.
16 [3] p. : i l l ; 30 cm.
(Intern
rapport / Directie Flevoland ; 1990
10 Liw).
-
-
-
-
Het in 1987 en 1988 uitgevoerde onderzoek ter bestrijding van de bosrank
(Clematis vitalba) door de sektie Plantenteeltkundig Onderzoek van de
Direktie Flevoland wordt beschreven.
Het betreft onderzoek, dat een oplossing geeft tot een systematische,
doelgerichte bestrijding v a n d e bosrank. Met een goed gerichte inzet is
de bosrank effectief te bestrijden. Bij een zware besmetting met de
bosrank is het nodig om een dichte beplanting uit te dunnen. Daarnaast
is voor een goede uitvoering van de bosrankbestrijding een bestrijding
van andere onkruiden noodzakelijk. Hiervoor kan vroeg in het voorjaar,
voor de hergroei van het overige onkruid, een middel als Fydulan G
worden gebruikt.
Er zijn proeven genomen om de bosrank zowel chemisch als mechanisch te
bestrijden.
Chemisch is de bosrank met een 5% oplossing van het middel Roundup
(glyfosaat) uitstekend te bestrijden. Wechanische bestrijding is niet
mogelijk.
1.
Sarnenvatting
2.
Inleiding
3.
Biologie
4.
Probleemstelling
5.
Bestrijding
5.1.
Chemisch
5.1.1.
Onderzoek in 1987
5.1.2.
Onderzoek in 1988
5.2.
Mechanisch
In de bossen bij Almere werden van het in 1982 aangeplante gemengde
loofhout verschillende vakken volkomen overwoekerd door de bosrank,
waardoor jonge bomen tegen de grond werden gedrukt. Om verdere overwoekering van het boscomplex te voorkomen was bestrijding van de bosrank
noodzakelijk. In 1987 en 1988 is onderzoek verricht naar de mogelijkheden daarvan.
Het blijkt dat de bosrank (Clematis vitalba) chemisch goed te bestrijden
is, maar de bestrijding moet systematisch worden aangepakt. Door het
strooien van Fydulan G worden alle onkruiden bestreden met uitzondering
van de bosrank en vlier. Door deze selectieve werking komt de bosrank
"voor het voetlicht", waardoor een gerichte bestrijding mogelijk is.
Bovendien klimt de bosrank minder gemakkelijk in de beplanting.
Met het middel glyfosaat (Roundup) is de bosrank goed te bestrijden. De
2% concentratie van de spuitvloeistof geeft een goed resultaat, doch de
werking verloopt traag en er is iets meer hergroei dan bij de overige
concentraties. Hogere concentraties dan 5% zijn niet nodig.
Triclopyr (Garlon 4 E) bestrijdt de bosrank ook goed. De werking
verloopt trager dan van glyfosaat en de eenzaadlobbige onkruiden worden
niet bestreden.
Bij een zware ontwikkeling van de bosrank (zoals in de proeven) is het
nodig dat bij een dichte beplanting de laaggroeiende struiken worden
verwijderd. Bovendien moet de in de beplanting gegroeide bosrank bij de
grond worden afgeknipt en eveneens verwijderd. Dit geldt met name voor
nog jonge aanplant. Daarna is voorafgaand aan een goede uitvoering van
de bestrijding van de bosrank, een bestrijding van andere onkruiden
noodzakelijk. Hiervoor kan vroeq in het voorjaar, voor de hergroei van
het onkruid, een middel als ~ ~ d i l aG nworden-gebruikt.
Mechanische bestrijding van de bosrank is niet mogelijk.
2.
INLEIDING
In het voorjaar van 1987 kwam van de afdeling Beplantingen het verzoek
om een oplossing te zoeken voor een overwoekering van grote oppervlaktes
jonge bosaanplant door de bosrank. Naar aanleiding van dit verzoek werd
een studie gemaakt naar middelen waarvan vewacht mocht worden dat ze
deze houtige plant kunnen bestrijden. Nadat uit de middelen een keus was
gemaakt, werden in het voorjaar van 1987 twee proeven aangelegd in het
boscomplex Almere. Uit de resultaten van deze proeven bleek dat nog
verder onderzoek nodig was om tot een gerichte bestrijding te kunnen
komen. Het werd duidelijk dat met name meer onderzoek nodig was op
gedeelten waar vooral veel onderbegroeiing, zoals rozen, liguster en
vlier, aanweiig was. Daarom zijn de proeven, in 1987 aangelegd, voortgezet en is er in 1988 nieuw onderzoek aantoegevoegd.
3. B I O L W I E
Eerst een enkele opmerking over de biologie van de bosrank (Clematis
vitalba), zoals weergegeven in de NEDERLAIiDSE OECOLOGISCHE FLORA door
E.J. Weeda.
ClematisIClBmatis
Het geslacht Clematis neemt in de Ranonkelfamilie in twee opzichten een
uitzonderingspositie in: het omvat houtige planten en de bladeren staan
kruisgewijs tegenover elkaar. Veel soorten van dit grote geslacht zijn
lianen. Clematissen komen zowel in de tropische als in de gematigde
streken voor, een uitzondering binnen deze familie, die verder weinig
tropische vertegenwoordigers heeft. Verscheidene soorten en bastaarden
worden veel in tuinen gekweekt als klimplant of bodembedekker.
BosranklClematis vitalba
De bosrank is verreweg de meest forse liaan van de Nederlandse flora. De
bloei valt in de zomer. De plant heeft houtige, sterk vezelig geribde,
strobruine stengels, die polsdik en tientallen meters lang kunnen
worden. Deels liggen ze als reuzenslangen op de grond, deels klimmen ze
in de bomen en hangen soms met een boog van de ene boom naar de andere.
Wanneer de blad-assen of steeltjes van bladsegmenten een tak van een
ander houtgewas raken, winden ze zich daaromheen. De vruchten worden
door de wind verspreid.
De bosrank is een Zuid- en Middeneuropese plant, die oostwaarts tot aan
de Xaspische Zee en noordwaarts tot in Midden-Engeland voorkomt. Haar
noordgrens loopt door Nederland. In Nederland is zij algemeen in ZuidLimburg, minder algemeen langs de grote rivieren in de oosthelft van het
land. Anderzijds lijkt zij zich in de rivierdalen westwaarts uit te
breiden: zij komt tegenwoordig tot op het Eiland van Dordrecht voor.
Buiten de genoemde gebieden is de bosrank nergens met zekerheid als een
oorspronkelijk wilde plant te beschouwen. Na aanplanting breidt zij zich
gemakkelijk sterk uit, vooral in de kalkrijke duinen, waarbij zij in de
natuurlijke struweelvegetatie doordringt.
Van nature oroeit de plant op zeer voedselriike, kalkhoudende en
enigzins vochthoudend; grondl In Zuid-~imburb beheerst zij talrijke
bosranden volledig: ze worden door het dichte bladerdek van de bosrank
"afgedicht". ~ o o r a lop het onderste deel van hellingen, waar afgeschoven
en afgespoelde humus en kalkmergel zich met elkaar vermengen, is deze
liaan op lichte plekken alle anderen planten de baas. Zeer welig groeit
zij in Zuid-Limburg langs de spoorwegen. In dicht bos boet zij aan
vitaliteit in.
Gewoonlijk zoekt de bosrank steun bij loofbomen, waarin zij haar stengel
over zware zijtaken heen hangt of bij doornstruiken, waarover zij zich
als een deken uitspreidt. Door de zware sluier van haar loof worden de
"draagplanten" aan het oog onttrokken.
Bij de hakhoutcultuur is de overvloedige groei van de bosrank vaak een
probleem.
4. PROBLEEMSTELLINO
In 1974 is de bosrank (Clematis vitalba) doelbewust aangeplant in een
deel van de bossen bij Almere. Het doe1 was om het bos te verfraaien met
deze klimplant, hoewel bekend was dat de bosrank van nature voorkomt op ,
kalkrijke klei- en lossgronden. Op slechts 1 ha werden op zes verschillende lokaties 10 planten geplant. De zes lokaties lagen enkele tientallen meters van elkaar.
Zoals mocht worden verwacht, groeiden de aangeplante planten de eerste
jaren nog niet uit tot een plaag, maar werd we1 het nodige zaad geproduceerd en verspreid. In 1986 was de verspreiding en groei zodanig dat
verschillende vakken van het in 1982 aangeplante gemengde loofhout
volkomen werd overwoekerd, waardoor jonge bomen tegen de grond werden
gedrukt. Voor een oppervlakte van ongeveer 5 ha was er nog slechts een
remedie, namelijk totale vernietiging, om daarna een gerichte bestrijding van de bosrank te kunnen uitvoeren. Gm deze besmette grond weer
vrij van bosrank te maken zullen enkele jaren nodig zijn. Dit betekent
dus dat men door een besmetting met de bosrank in jonge bosaanplant het
werk over een periode van zeven tot tien jaar opnieuw kan doen.
Uit bovenstaande kan de conclusie worden getrokken dat alvorens bepaalde
planten worden binnengehaald in een bestaande produktiecultuur, er
vooraf een gedegen studie noodzakelijk is over de eventuele schadelijke
gevolgen, die kunnen ontstaan. Duidelijk is gebleken dat niet alles
overal kan worden geintroduceerd.
5.1. Chemische bestriidinq
In het voorjaar van 1987 werd een studie gemaakt naar de middelen
waarvan verwacht mocht worden dat ze deze houtige plant kunnen bestrijden. Nadat uit de middelen een keuze was gemaakt zijn proeven aangelegd
in het boscomplex Almere.
5.1.1.
Proeven in 1987
ODzet van de proeven
In eerste instantie hadden de proeven een orienterend karakter en zijn
in enkelvoud opgezet.
Alaemene aeaevens
Plantsoen: wilg en populier.
Plantverband: 4 x 3 m.
Jaar van aanplant: 1974.
Grondsoort: klei, code 8.
Proef 1. C1 1-87
Middel Fydulan G (dalapon/dichlobenil).
Objecten
1.
2.
3.
4.
Fydulan
Fydulan
Fydulan
Fydulan
G
G
G
G
80
160
100
200
kg/ha
kg/ha
kg/ha
kg/ha
Oppervlakte
Houtopstand
6 x 1 5 m
6x15111
12 x 15 m
12 x 15 m
populier
populier
wilg
wilg
2 rijen
2 rijen
(zie ook schema bijlage I)
Uitvoerins van Droef
Op 24 april is proef 1 uitgevoerd. De bosrank had reeds nieuwe uitlopers
ontwikkeld van soms 1 meter lengte, die in elkaar waren verstrengeld.
Ook kwamen kleinere planten voor, die min of meer overdekt waren door de
vele en goed ontwikkelde onkruiden als kweek, brandnetel, vlieropslag,
kleefkruid en klein hoefblad. De Fydulan G is gestrooid op een droog
gewas, tijdens zonnig weer.
, Waarneminaen en resultaten
Op 11 mei:
Lichte vergeling van de kweek en de brandnetel. Geen reactie
van de bosrank.
Op 27 mei: Kweek en brandnetel afgestorven en in elkaar gezakt.
Klein hoefblad en kleefkruid werden ook bestreden, behalve
op object 1 ( 8 0 kg/ha). Daar stonden nog enkele kwijnende
kleefkruidplanten.
Bij alle doseringen was er geen zichtbaar effect op de
bosrank. Ook op vlieropslag was er geen effect en er
waren geen afwijkingen aan de beplanting te zien.
Op 10 juni: Geen effecten zichtbaar op de bosrank en vlier. Voor het
overige was de proef onkruidvrij. Op object 1 bleef nog iets
kleefkruid over.
Op 30 juni: Rondom de proeven is Roundup toegepast. Ook de proef was
gespoten. Door deze bespuiting is de bosrank goed bestreden,
zodat verder in het seizoen geen onkruid meer voor kwam en
het proefveld tot in december vrij van onkruid bleef,
inclusief de bosrank.
Proef 2. C1 2-87
In proef 2 zijn de middelen Roundup (glyfosaat) en Garlon 4E (triclopyr)
in verschillende concentraties toegepast. De middelen zijn verspoten in
300 liter water per ha. Beplanting: populier.
Objecten
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Concentratie
spuitvloeistof
Roundup (glyfosaat)
Roundup
Roundup
Roundup
Garlon 4 E (triclopyr)
Garlon 4 E
2 %
5 %
10 %
33 %
0.5
1 %
%
Hoeveelheid middel
in liters per ha
6
15
30
100
1,s
3
De oppervlakte per veldje was ca. 75 ma (een strook tussen twee rijen
bomen over-een lengte van ca. 25 meter, plantverband 4 x 3 meter).
Zie bijlage 11.
Uitvoerina van de ~ r o e f
op 2 juni zijn de middelen toegepast met een AZO propaanrugspuit met
spleetdoppen. De hoeveelheid spuitvloeistof was 300 l/ha. Er is net
langs de bomen gespoten, zodat ook het onderste stamgedeelte van de
bomen in aanraking is gekomen met de spuitvloeistof. Een klein gedeelte
is zodanig gespoten dat aanraking van de spuitvloeistof met de bomen is
voorkomen.
De bosrank was fors ontwikkeld en veelal bodembedekkend. De hoogte was
ca. 4 meter.
Tiidens het s ~ u i t e nwas het drooa, wat bewolkt weer, met weinig. wind.
1n-de nacht ni de bespuiting heeft het licht geregend.
Waarneminaen en resultaten
Op 10 juni was bij object 1 (Roundup 2% concentratie van de spuitvloeistof) een begin van groeiremming waarneembaar. Bij object 2
(Roundup 5%) een begin van afsterving van het groeipunt en
de bovenste bladeren.
Bij object 3 (Roundup 10%) als bij object 2, alleen het
effect is wat duidelijker.
Bij object 4 (Roundup 33%) waren het groeipunt en de bovenste bladeren afgestorven. Op de onderste'bladeren was nog
geen effect zichtbaar.
Bij object 5 (Garlon 4 E, 0,5% concentratie van de spuitvoeistof) was groeistoornis van stengel en blad zichtbaar.
Bij object 6 (Garlon 4 E 1%) als bij object 5, alleen het
effect is duidelijker. De aanwezige brandnetels zijn geheel
afgestorven.
Op 17 juni was er bij object 1 (Roundup 2%) een langzame afsterving van
de bosrank zichtbaar.
Bij object 2 (Roundup 5%) was de bosrank wat meer afgestorven.
Bij object 3 en 4 (Roundup 10% en 33%) was de bosrank
vrijwel geheel afgestorven.
Bij de objecten 5 en 6 (Garlon 4 E 0,s en 1%) was het resultaat vrijwel gelijk en was de bosrankvegetatie in elkaar
gezakt
Op 29 juni bleek bij object 1 de afsterving van de bosrank duidelijk
langzamer te verlopen dan bij de objecten 2, 3 en 4, waar de
bosrank geheel was afgestorven.
.
Bij de objecten 5 en 6 (Garlon 4 E, 0,5- en 1%) verliep de
bestrijding langzaarn. De bosrank was sterk gekruld en zakte
verder in elkaar. Garlon werkt niet tegen kweek en riet.
Vooral kweek begon zelfs flink te groeien.
Op de beplanting was geen reactie van de middelen zichtbaar.
Waar de Roundup niet tot aan de boomstam is gespoten, is de
bosrank tussen de bomen onvoldoende bestreden. We1 is een
reactie te zien door vergeelde bladeren.
op 18 augustus was op alle Roundup objecten de bosrank voor 100%
afgestorven. Ook door Garlon 4 E is de bosrank bestreden.
Doordat deze proef op 30 juni per ongelijk is meegespoten,
toen rondom de proefvelden Roundup is toegepast, is het
uiteindelijke effect van Garlon 4 E niet meer zuiver te
beoordelen.
Op 28 oktober kwam er vanuit het wortelstelael hier en daar wat nieuwe
uitloop van de bosrank. De hergroei is beoordeeld ten
opzichte van de bezetting van de bosrank voor de bespuiting.
De resultaten van de bestrijding zijn samengevat weergegeven
in tabel 1.
Tabel 1
Bestrijdingsresultaten van de middelen op de bosrank
I
1I
Objecten
1.
2.
3.
4.
Roundup
Roundup
Roundup
Roundup
5. Garlon4E
6. Garlon 4 E
2 %
5 %
10 %
33 %
0.5
1 %
0 = geen effect
%
10-6
17-6
2
3.5
4
6
2
2
4
6
9
9.8
4
4
Datum
29-6
6 ~ 5
10
10
10
7.5
8
18-8
28-10
10
10
10
10
9.5
9.8
9.8
9.8
-
A
-
10 = volledig bestreden
Conclusie
Wit proef 1 is gebleken dat door toepassing van Fydulan G alle onkruiden
worden bestreden, met uitzondering van de bosrank en vlier.Door deze
selectieve werking komt de bosrank "voor het voetlicht", waardoor een
gerichte bestrijding kan worden uigevoerd. Bovendien klimt de bosrank
minder gemakkelijk in de beplanting.
Uit proef 2 blijkt dat Roundup de bosrank goed kan bestrijden. De 2%
oplossing geeft een goed resultaat, maar de werking verloopt traag en er
is iets meer hergroei dan bij de overige concentraties. Tussen de
objecten 2, 3 en-4 was weinig verschil-in werking, zodat hogere concentraties dan 5% niet nodig zijn.
Garlon 4 E lijkt eveneens de bosrank goed te kunnen bestrijden, doch kon
in deze proef onvoldoende lang worden gevolgd. De werking verloopt
trager dan die van glyfosaat en de eenzaadlobbige onkruiden worden niet
bestreden, zodat in een forse kweekgrasontwikkeling de bosrank in het
voorjaar moeilijk "voor het voetlicht" komt.
5.1.2.
Proeven in 1988
In 1988 is proef 1 voortgezet door dwars over de objecten van 1987 een
herbehandeling te geven met 40 en 80 kg Fydulan G per ha. Op het
gedeelte van de proef, waar in 1987 100 en 200 kg Fydulan G per ha was
toegepast (object 3 en 4) is eveneens een strook onbehandeld gelaten
(zie bijlage I). Deze toepassing is uitgevoerd op 30 maart 1988. Het
proefveld was toen nog vrijwel onkruidvrij. Zowel bij 40, als bij 80 kg
Fydulan G/ha als herbehandeling is het hele proefveld ook in 1988
vrijwel onkruidvrij gebleven. Alleen op het in 1988 onbehandelde
gedeelte kwam een geringe hergroei van kweek voor. Wellicht is de groei
van onkruid ook wat geremd door minder lichtinval vanwege de ontwikkeling van de beplanting (bomen).
Ook proef 2 heeft in het voorjaar op 28 maart 1988 een behandeling gehad
met 80 kg Fydulan G per ha. Ook dit proefveld was toen nog vrijwel onkruidvrij en is evenals proef 1 in 1988 vrij van onkruid gebleven.
In beide proeven kwam ook vrijwel geen bosrank meer voor. Op 7 juni 1988
zijn nog slechts enkele bosrank planten behandeld met een 5% oplossing
Roundup (glyfosaat).
Tot slot kan nog worden opgemerkt dat bij beide proeven op geen enkel
object enige schade aan de beplanting (bomen) is geconstateerd.
Proef 3. C1 1-88
In 1988 is een (nieuwe) proef aangelegd in een zeven jaar oud, zeer
zwaar met bosrank bezet, bosperceel.
Het doe1 van deze proef was na te gaan of in een gemengde aanplant met
zeer veel bosrank nog een goede bestrijding mogelijk is met behoud van
het bos.
De volgende objecten zijn aangelegd:
a. Onbehandeld
b. De beplanting enigszins vrij maken van de bosrank door de ranken
bij de grond af t e knippen
c. Als b en uit de beplanting verwijderen.
De proef is aangelegd in tweevoud, met een veldjesgrootte van 10 bij 10
meter. Om de andere onkruidgroei tegen te gaan is op de objecten b en c
80 kg/ha Fydulan G toegepast.
Uitvoerina van de uroef
Op 28 maart 1988 is in samenwerking met proefbedrijf "De Schreef" de
beplanting gezuiverd, zoals in de beschrijving van de objecten is
aangegeven. Een erg duidelijk verschil in de objecten b en c was er
daarna niet meer. De meeste bosrank is afgeknipt en uit de beplanting
verwijderd. De bosrank alleen maar afknippen en niet verwijderen, zoals
bij object b de bedoeling was, bleek niet uitvoerbaar. De bosrank gaf
teveel hinder bii de verdere uitvoerinq.
- Na deze zuivering- is 80 kg.
Fydulan G per ha-gestrooid.
De bestrijdinq van de onkruiden door Fydulan G vie1 tegen. Naarmate de
bomen mee; in-het blad kwamen en de bosrank meer uitgroeide, werd duidelijk dat voor een goede gerichte bestrijding van de bosrank vooral de
onderbegroeiing zoals rozen, liguster, vlier en dergelijke verwijderd
moesten worden. Dit soort struikgewas tussen de (nog jonge) bomen maakte
het bosperceel ontoegankelijk en verhinderde een gerichte bestrijding
van de bosrank. Ook kon de bosrank zich in dit soort struikgewas
gemakkelijk verborgen ontwikkelen.
Op 3 juni 1988 is daarom in samenwerking met het bedrijf FZ 58 met
behulp van een kettingzaag de onderbegroeiing als liguster, roos en
enkele vlierbomen verwijderd, zodat een voldoende open beplanting
ontstond. Het onbehandelde object is teruggebracht naar een stuk van 8
bij 8 meter. De andere objecten zijn op dezelfde manier behandeld, zodat
deze ongeveer gelijk zijn geworden.(zie bijlage 111).
Op 14 juni 1988, nadat de bosrank voldoende was uitgegroeid (hersteld),
is het grootste gedeelte behandeld met Roundup en een kleiner gedeelte
met Garlon 4 E. De doseringen waren respectievelijk 5% en 1% spuitoplossing (zie bijlage 111). Deze bespuiting is uitgevoerd met een AZOpropaan rugspuit.
Op 18 juli 1988 is door het bedrijf FZ 58 het onbehandeld object
gezuiverd van de bosrank. Hierbij zijn van enkele bomen de toppen en/of
zijtakken afgebroken, vanwege de zeer zwaar ontwikkelde bosrank.
Op 6 September 1988 zijn enkele opnieuw uitgelopen, door de eerste
bespuiting waarschijnlijk onvoldoende geraakte bosrankplanten bespoten
met een 5% Roundup-oplossing. Het waren compacte planten met geringe
uitlopers.
Resultaten
De bosrank is zeer goed bestreden met glyfosaat (Roundup). Ook met
triclopyr (Garlon 4 E) werd een goed resultaat bereikt. De werking ver-
loopt echter langzamer en het werkt selectief. De grasachtige onkruiden
ale kweek worden niet bestreden.
Er was een tweede bespuiting met Roundup nodig om ook de enkele overgebleven of opnieuw uitgelopen bosrankplanten alsnog te bestrijden.
De toepassing van 80 kg Fydulan G op 28 maart, was bij deze zeer zware
onkruidbezetting ontoereikend.
Conclusie
Wet een goede gerichte inzet is de bosrank effectief te bestrijden.
Roundup is het meest doeltreffende middel. Bij een zware bosrankbezetting (zoala in de proeven) is het nodig om een dichte beplanting uit te
dunnen. Dit betreft de verwijdering van de laag groeiende struiken. Ook
de reeds fore uitaearoeide ranken van de bosrank moeten worden afaekni~t
en verwijderd. ~aarAaastis voor een goede uitvoering van de bosrankbe:
striidina. een bestriidina van andere onkruiden noodzakeliik. Hiervoor
kan ;roe& in het voorjaari voor de hergroei van het overige onkruid, 'een
middel als Fydulan G worden gebruikt.
Bij een goed uitgevoerde bespuiting, waarbij alle planten goed worden
geraakt wordt de bosrank voor 100% bestreden, wat niet wil zeggen dat
een zeer zware besmetting in een jaar voor 100% is opgeruimd. Enkele
jaren controle blijft noodzakelijk om een enkele nieuwe uitloop nog te
bestrijden.
5.2.
Mechanische bestriidinq
Op verzoek van de afdeling Bedrijfskunde werd ook nagegaan of de bosrank
op de in 1986 reeds kaal gefreesde gedeelten mechanisch kon worden
bestreden. Er werden daarvoor drie objecten aangelegd.
a.
b.
c.
1 keer maaien: in de maand juni
2 keer maaien: in de maanden juni en augustus
3 keer maaien: in de maanden juni, augustus en oktober
Deze objecten zijn uitgevoerd door medewerkers van het bedrijf FZ 58.
A1 spoedig bleek dat mechanische bestrijding niet mogelijk was.
In de gemaaide objecten verspreidde de bosrank zich over de gehele
oppervlakte. In de tweede plaats werd veelal over de bosrankplanten heen
gemaaid, omdat de uitlopers over de grond "kruipen". Er was immers geen
opstand meer om te kunnen klimen. En ten derde is in zo'n situatie ook
geen gerichte chemische bestrijding meer mogelijk, omdat veel planten
zich verschuilen tussen een overvloedige groei van ander onkruid, zoals
distels, kleinhoefblad, brandnetels en kweek.
Mechanisch'bestrijden (maaien) in een situatie ale beschreven in proef 3
in 1988 moet tot de onmogelijkheden worden gerekend, omdat elk werktuig
er totaal in vast zal lopen.
Conclusie
Wechanische bestrijding van de bosrank behoort niet tot de praktisch
uitvoerbare mogelijkheden. Dit geldt zowel voor een situatie in een
bosopstand als zonder inplant.
Bijlage I
Schema proef 1
C1 1-87 (voortgezet in 1988)
POPULIER
......
......
......
......
......
In 1988
FYDULAN G
40 kgjha
In 1988
FYDULAN G
80 kgjha
Het tussen gedeelte is in 1988 onbehandeld gebleven.
Bijlage
I1
Schema proef 2
A I
Cl 2-87
B I
.. .. .. .. ..
;. .. . . . .
C I
D I
E I
F I
C11
DII
EII
. ............................................................................................................
i i i i i i l i i i i i i i i i . G ~ ~ ~ i E .ggig
j G i i
iii2
............................................................................................................
............................................................................................................
............................................................................................................
............................................................................................................
............................................................................................................
= i : a ! i i i i : i i i i E , * E j g @
Giii
iiiiiiiiiiii
Egg;
.................
............................................................................................................
............................................................................................................
............................................................................................................
............................................................................................................
............................................................................................................
............................................................................................................
=::::::::::"':'
.;;;:;
z:"' :::::
:
;
:::.;
...;
...;
.........................
...
;
...
;
..;
..
,:.
:;
:.
::.
:::
.
:
::
.
::
.
::.
;
:..:
;:j;j;.i ifij;;;;:;
'E!!
............................................................................................................
................................................................................................
................................................................................................
................................................................................................
................................................................................................
.1"::::::::::::::w:::::::::~::::::w:::::::
................................................................!!!!!!!!!!!! !!!!!!!!!!!!
............................................................................................
................................................................................................
................................................................................................
................................................................................................
................................................................................................
................................................................................................
................................................................................................
w:::::::::::::::w,::::::::::::::::=:::::::::::::::
............................................................................
y:::::::::
iiii?iiii
................................................................................
................................................................................................
................................................................................................
........................................................................
........................................................................
........................................................................
r..".."'
...............~ i f f i j f f i j j i j j j i w ~ ~ ~ ~ f i
................
..................................
........................................................................
........................................................................
........................................................................
........................................................................
........................................................................
........................................................................
p.iii!!!!!!!~;j;j:;j:/iiij:j.[iijj;ji;;jjj;jjjj~:~:j
.................
........................................................................
....... .............................................
"
OBJECTEN
Tot tegen de de stam van
de bomen gespoten.
A I.
B I.
C I.
D I.
E I.
F I.
Garlon 4E
Garlon 4E
Roundup
Roundup
Roundup
Roundup
0.5
1
%
%
33 %
10 %
5 %
2 %
Bomen niet geraakt met
spuitvloeistof.
A 11.
B 11.
C 11.
D 11.
E 11.
Garlon 4E
Garlon 4E
Roundup
Roundup
Roundup
0,5 %
1 %
33 %
10 %
5 %
Bijlage
I11
Schema proef 3
C1 1-88
Gemengde vrij
dichte loofhoutopstand
ROUNDUP 5
Onbehandeld
Gemengde vrij
dichte loofhoutopstand
ROUNDUP 5%
%
Gemengde vrij
dichte loofhoutopstand
ROUNDUP 5
%
Gemengde vrij dichte loofhoutopstand
ROUNDUP 5
%
-.....................
..........................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............
................................................
::::::::z:::::::::::::::::::z:::>::x>:
....................................
....................................
....................................
GARLON 4E 1 $ ,,,iiiiiiiiiiiiiii;j;;j;;;j;;jj;j;jjj;jjj;
....................................
................................................
....................
.........................
;::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::x:::::::::::::::::::::::::::
.............................................................................................................................
..............................................................................................................................
......I.....
.....................
_
t,......................................................................
Grote populieren in een plantverband
van 4 x 3 m
ROUNDUP 5
%
met geen onderbeplanting