Zienswijze - Stichting Behoud Stad, Natuur en Landschap Rijnland

Voorstel
Aan
: Burgemeester en Wethouders
Zaaknummer
: 2013-20518
Status
: Openbaar / Ter besluitvorming
Datum
: 6 mei 2014
Afdeling
: Ruimte en Veiligheid
Raad:
: Ja
Medewerk(st)er
: A. Rustenhoven
Paraaf
medewerk(st)er:
Telefoonnummer
: 071 406 5146
Or
: Nee
Portefeuillehouder
: K.J. van der Bent
Communicatie:
: Ja
Bijlage(n)
:8
Evaluatie
: Nee
Onderwerp:
Zienswijze ontwerp Tracébesluit RijnlandRoute (OTB).
Samenvatting:
Het Ministerie I&M heeft een ontwerp Tracébesluit opgesteld voor de RijnlandRoute. Het ontwerp ligt vanaf 9 mei t/m 19
juni ter inzage. Een ieder kan hierop een zienswijze indienen. Op het concept ontwerp hebben wij een reactie gegeven.
Het Ministerie I&M heeft hierop onvoldoende gereageerd. Een deel van onze reactie is overgenomen en een deel niet.
Daarnaast zijn er onderdelen gewijzigd waar wij niet mee kunnen instemmen. Dit betekent dat wij genoodzaakt zijn om
een zienswijze in te dienen om onze belangen veilig te stellen.
Gevraagde beslissing:
De raad voorstellen:
1.
Akkoord gaan met het verzenden van de bij dit voorstel gevoegde concept-zienswijze op het ontwerp Tracébesluit
RijnlandRoute.
Intern advies
Circuleren B&W
Akkoord:
Team beleid en Planvorming en
afdeling Projecten
Secr.
Burg.
Weth. I
Weth. II
Extern advies
Weth. III
Weth. IV
N.v.t.
Datum besluit B&W/Burgemeester
13-05-2014
Bespreken B&Wvergadering
Besluit:
Conform advies
6 mei 2014
Nr.
09
Aan de gemeenteraad
Zaaknummer
Programma
Onderwerp
: 2013-20518
: Wonen en ruimte
: Zienswijze ontwerp Tracébesluit
RijnlandRoute (OTB)
Katwijk, 13 mei 2014.
Inleiding
Het Ministerie I&M heeft een ontwerp Tracébesluit opgesteld voor de RijnlandRoute. Het ontwerp ligt vanaf 9 mei
t/m 19 juni ter inzage. Een ieder kan hierop een zienswijze indienen. Op het concept ontwerp hebben wij een reactie
gegeven. Het Ministerie I&M heeft hierop onvoldoende gereageerd. Een deel van onze reactie is overgenomen en een
deel niet. Daarnaast zijn er onderdelen gewijzigd waar wij niet mee kunnen instemmen. Dit betekent dat wij
genoodzaakt zijn om een zienswijze in te dienen om onze belangen veilig te stellen. De zienswijze van het OTB is
afgestemd op de zienswijze OPIP.
Beoogd resultaat
De belangen van de gemeente Katwijk m.b.t. de aanleg van de RijnlandRoute kenbaar maken door middel van het
indienen van een zienswijze op het ontwerp Tracébesluit RijnlandRoute.
Argumenten
1.
In het ontwerp Tracébesluit RijnlandRoute (OTB RLR) is een aantal voor de gemeente Katwijk
belangrijke aspecten niet goed opgenomen.
De gemeente Katwijk heeft meerdere opmerkingen gemaakt op het OTB RLR. Sommige opmerkingen zijn
overgenomen in het ontwerp Tracébesluit RijnlandRoute. De opmerkingen gaan onder andere over geluid en
geluidsvoorzieningen, bruggen Oude Rijn, fietsroute en eco-passage bij Maaldrift, inpassing A44 bij
Valkenburgse Meer en inpassing openbare vervoer. Daarnaast zijn er onderdelen gewijzigd waar we het niet mee
eens zijn. De opmerkingen die niet zijn overgenomen en sommige wijzigingen geven aanleiding tot het indienen
van een zienswijze op het ontwerp Tracébesluit, zodat de belangen van de gemeente Katwijk worden veilig
gesteld.
Kanttekeningen
De Crisis- en herstelwet (Chw) is van toepassing. Dit betekent dat het voor een gemeente niet mogelijk is om beroep
in te dienen op het door de minister vast te stellen Tracé Besluit (TB). Wel kunnen particulieren, bedrijven,
stichtingen, etc. beroep indienen tegen het TB.
Middelen
N.v.t.
Commissie
Indien van toepassing worden onder dit kopje de aanpassingen beschreven, die naar aanleiding van de
commissiebehandeling zijn doorgevoerd.
2
Uitvoering
De zienswijze dient voor 19 juni 2014 naar het Ministerie zijn gestuurd. Om dit te halen is een strakke planning
noodzakelijk (zie bijlage Planning OTB). Nadat de raad op 11 juni een besluit heeft genomen wordt de zienswijze in
de collegevergadering van 17 juni vastgesteld en vrijgegeven voor verzending. Over het ontwerp Tracébesluit zal
ergens eind 2014 definitief een besluit genomen worden. De Crisis- en herstelwet (Chw) is van toepassing. Dit
betekent dat het voor een overheidsinstantie (i.c. een gemeente) niet mogelijk is om beroep in te dienen. Wel kunnen
particulieren, bedrijven, Stichtingen, etc. beroep indienen tegen het TB.
De gemeente is verplicht om binnen een jaar nadat het Tracébesluit onherroepelijk is geworden, het
bestemmingsplan in overeenstemming te brengen met het TB. Dit betekent dat een nieuw bestemmingsplan vast
gesteld moet worden voor het gedeelte dat op het grondgebied van de gemeente Katwijk betrekking heeft.
Bijlage(n)








Concept- zienswijze OTB RijnlandRoute.
Economische analyse vast of beweegbaar maken bruggen Oude Rijn Eindrapport def 29 november 2013
Planning OTB (versie 30 april 2014)
OTB A44 Kaartbladen KB1-2
OTB A44 Kaartbladen KB2-2
Besluit OTB A44 RijnlandRoute definitief 0.3
Toelichting OTB A44 RijnlandRoute definitief 0.3
Overzicht opmerkingen OTB
Burgemeester en wethouders van Katwijk,
De secretaris
De burgemeester
3
Raadsbesluit
Zaaknummer
Programma
Onderwerp
: 2013-20518
: Wonen en ruimte
: Zienswijze ontwerp inpassingsplan
RijnlandRoute (OPIP
De raad van de gemeente Katwijk;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Katwijk van 13 mei 2014.;
gelet op artikel 3.26, 1e en 2e lid Wet ruimtelijke ordening en artikel 147, 2e lid Gemeentewet;
BESLUIT:
Akkoord gaan met het verzenden van de bij dit voorstel gevoegde concept-zienswijze op het ontwerp
inpassingsplan RijnlandRoute.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Katwijk
in zijn openbare vergadering van
De griffier
De voorzitter
4
Gemeente KatwijkKoningin Julianalaan 32224 EWKatwijk
Postbus 589 – 2220 AN Katwijk
AANTEKENEN
Centrum Publieksparticipatie
Postbus 30316
2500 GH Den Haag
Contactpersoon
De heer A. Rustenhoven
Ruimte en Veiligheid
Te bereiken op
071-4065146
[email protected]
Burgerservicenummer
Zaaknummer
Katwijk, 17 juni 2014
2013-20518
met 1 bijlage
Uw referentie
Verzenddatum
Zienswijze OTB A44/A4 RijnlandRoute.
Geachte heer, mevrouw,
Met deze brief geven wij onze zienswijze op het Ontwerp Tracé Besluit A44/A4 RijnlandRoute (hierna
genoemd OTB RLR) dat u op 9 mei 2014 openbaar heeft gemaakt.
De gemeente Katwijk is zeer verheugd over de komst van de RijnlandRoute. Wij spreken dan ook onze
waardering uit voor uw bestuurlijke inzet en voor het vele werk dat tot nu toe verricht is om te komen tot
een majeure verbetering van de bereikbaarheid naar ons achterland.
Het is juist Katwijk die zich al gedurende lange tijd heeft ingezet voor een goede oost-west verbinding tussen
de A4 en de kust. Met de realisatie van de RijnlandRoute wordt een belangrijke wens vervuld.
De huidige oost-west verbinding tussen de A4, via de gemeente Leiden, naar Katwijk en de Duin- en
Bollenstreek voldoet al jaren niet meer. De nieuwe oost-west verbinding levert een fors positieve bijdrage
aan het oplossen van leefbaarheids- en bereikbaarheidsproblemen, de robuustheid van het wegennet en het
economisch belang voor Katwijk, de Duin- en Bollenstreek en de regio Holland Rijnland. De forse financiële
bijdragen van zowel het Rijk, de provincie Zuid-Holland, evenals van de regio Holland Rijnland, waaronder
Katwijk, onderschrijven het grote belang voor onze regio.
Helaas hebben wij echter moeten constateren dat een aantal voor onze gemeente belangrijke aspecten met
betrekking tot een goede inpassing niet tot onvoldoende zijn verwerkt in het nu voorliggende OTB RLR.
Verder hebben wij geconstateerd dat een aantal onderdelen niet of onjuist in het OTB zijn verwerkt en dat
een verslechtering heeft plaats gevonden ten opzicht van het eerder ambtelijk besproken concept OTB RLR.
Wij zijn daarom genoodzaakt om gebruik te maken van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen op
het nu ter visie liggende OTB RLR.
Deze zienswijze heeft ons college opgesteld na het horen van de gemeenteraad.
Algemeen
Ten aanzien van de veiligheidsaspecten van de RijnlandRoute en omgeving attenderen wij u op de
klanteisen die de Veiligheidsregio Hollands Midden heeft ingebracht op het ontwerp.
Wij gaan er van uit dat met artikel 1.8 alle maatregelen die niet apart zijn benoemd in het besluit zijn
opgenomen. Hierbij denken wij aan maatregelen als het verleggen van de parallelweg en fietspad langs de
www.katwijk.nl
T 071 - 406 5000
Rabobank11.00.33.000
BIC: RABONL2U
F 071 - 406 5065
IBAN: NL04RABO0110033000
KvK-nummer: 27.37.09.56
Op alle opdrachten zijn onze algemene voorwaarden van toepassing, die zijn gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel te Leiden
2/4
Ons kenmerk
A44 en het realiseren van opstelvakken. Indien dit niet het geval is, verzoeken wij u om dit in het
Tracébesluit alsnog mee te nemen.
Geluid
De bestaande brug over de Oude Rijn veroorzaakt ernstige geluidhinder. In het OTB RLR kunnen wij niet
terugvinden welke maatregelen daartegen worden genomen. Dit geluidsaspect is niet meegenomen in de
berekeningen omdat het Reken- en meetvoorschrift 2012 daarin niet voorziet. Geluidhinder is echter een
RO-aspect dat ook buiten de wettelijke regelingen verantwoording behoeft. Die verantwoording ontbreekt.
Wij verzoeken u om alsnog deze verantwoording op te nemen in het Tracébesluit RLR en maatregelen te
treffen die ernstige geluidhinder ten gevolge van de brug voorkomt.
Langs de Voorschoterweg staan meerdere woningen die zijn opgenomen in het landelijk programma
sanering wegverkeerslawaai, de zgn. A-lijst. Die woningen worden belast door het geluid van twee wegen, te
weten de A44 en de Voorschoterweg. Deze samenloop van geluid wordt in dit plan niet besproken. Wij
verzoeken u om hierover een verantwoording op te nemen in het Tracébesluit RLR en in samenwerking met
de eigenaren/bewoners en ons te komen tot een volledige aanpak van de saneringswoningen.
Geluidscherm t.h.v. Valkenburgse Meer
De A44 wordt ter hoogte van het recreatiegebied Valkenburgse Meer in westelijke richting verbreed. Nu de
weg dichterbij komt en het geluid sterker wordt is belangrijk om hier wel een geluidsvoorziening te treffen
en zo een goede kwaliteit van de recreatiefunctie te behouden. Wij verzoeken u om een geluidscherm ter
hoogte van het recreatiegebied Valkenburgse Meer en het Smalspoormuseum op te nemen in het
Tracébesluit.
Tevens verzoeken wij u om de, als gevolg van de verbreding van de A44, ontstane geluidseffecten en andere
milieueffecten op de nieuwbouwlocatie Valkenburg, een ontwikkeling die wij samen met het Rijk
voorbereiden, in beeld te breng en hiervoor de passende maatregelen te treffen.
Geluidsrapport
In het geluidsrapport ontbreken de volgende rekenpunten:
a. Voorschoterweg 74 is kennelijk niet als woning beoordeeld, want op dit pand zijn geen rekenpunten
geplaatst. Op het naastgelegen perceel nr. 74A zijn wel rekenpunten geplaatst, maar dat is een
paardenstal en derhalve geen geluidsgevoelig object.
b. Woningen Voorschoterweg 73 en 81 hebben geen rekenpunt op de zijgevel, terwijl die gevel wel is
georiënteerd op de A44.
c. De woning Voorschoterweg 83 krijgt een vrije zijgevel omdat de naastgelegen woning wordt
geamoveerd. Die zijgevel en het dakvlak erboven zijn niet beoordeeld op de toekomstige
geluidsbelasting.
De plaatsing van de (extra) rekenpunten is relevant, omdat kort na de Voorschoterweg/ Valkenburgseweg
het geluidscherm langs de A44 eindigt. Daarnaast hebben de rekenresultaten invloed op de resultaten die
zijn vermeld in bijlage A.
Wij verzoeken u om de bovengenoemde rekenpunten op te nemen in het geluidsrapport van het
Tracébesluit RLR.
Bruggen over de Oude Rijn
In het ambtelijke concept OTB RLR van februari 2014 onder het hoofdstuk “Brug over de Oude Rijn” werd
gesteld: “Uitgangspunt bij het Ontwerp Tracébesluit is dat de brug over de Oude Rijn beweegbaar blijft”. U
gaf aan een onderzoek uit te voeren naar de mogelijkheid om de beweegbare brug te vervangen door een
vaste brug en indien dit tot wijziging leidt te verwerken in het TB. Met teleurstelling constateren wij nu in
het OTB dat er wel sprake is van het vast zetten van de bruggen. In de toelichting van het ontwerp
Tracébesluit staat dat de bruggen A44 over de Oude Rijn als vaste brug wordt uitgevoerd, terwijl dit nu
beweegbare bruggen zijn. Hierover heeft u geen overleg gevoerd met belanghebbenden zoals de gemeente
3/4
Ons kenmerk
Katwijk. De gemeente Katwijk kan niet instemmen met het vastzetten van de brug. Het vastzetten van de
bruggen schaadt de belangen en de economische ontwikkelingen in onze gemeente en in de regio. Omzetten
naar een vaste brug heeft een groot negatief effect op de bedrijven gelegen in Katwijk, zoals Oostingh
Staalbouw , Haasnoot Bruggen, overige binnenvaartschepen, ESA-ESTEC (gelegen in Noordwijk), en het
recreatieve vaarverkeer. Het onderliggende rapport van 29 november 2013 (zie bijlage), op basis waarvan de
beslissing door Gedeputeerde Staten om de bruggen vast te zetten is genomen, is naar onze mening te
globaal en kent te veel aannames en is met te weinig direct betrokkenen voorbereid. Op basis van dit rapport
mag geen besluit genomen worden. Het effect op deze bedrijven is naar onze mening niet voldoende
onderzocht. Daarnaast zijn er bedrijven die plannen hebben om de Oude Rijn als transportmodaliteit te
gaan gebruiken en dat wordt hiermee onmogelijk gemaakt.
Wij verzoeken u om in het Tracébesluit RLR op te nemen dat de brug A44 beweegbaar blijft en niet
vastgezet wordt. Daarbij moet de doorvaarthoogte in gesloten toestand gelijk zijn aan de doorvaarthoogte
van de Torenvlietbrug in gesloten toestand.
Recreatieve fietsroute en eco-passage
Wij zien graag de recreatieve route van het Groene Hart naar de kust ter hoogte van Maaldrift gerealiseerd.
Dit is een belangrijke kwaliteitsdrager voor de beleving en verbinding van verschillende landschappen. Deze
fietsverbinding is op dit moment niet in het OTB RLR opgenomen en dat is een gemiste kans. Het wel
opnemen van deze verbinding maakt het ook mogelijk om de eco-passage tussen het Groene Hart en de
duinen beter vorm te geven. De nu opgenomen duikers zijn erg summier.
Wij vragen u daarom om een recreatieve (fiets)route in het Tracébesluit op te nemen ter hoogte van
Maaldrift en dit te combineren met een degelijke ecologische verbinding.
HOV corridor Leiden-Katwijk-Noordwijk
In samenwerking tussen de provincie Zuid-Holland en de gemeenten langs de HOV corridor LeidenKatwijk-Noordwijk vinden thans de voorbereiding plaats voor de realisatie van een hoogwaardige
busverbinding op basis van het R-net principe. De corridor zal vanaf 2018 operationeel zijn.
De inpassing van de HOV busbaan is niet goed in het OTB RLR verwerkt. Het is van essentieel belang dat
ook de HOV-busbaan goed gerealiseerd kan worden. Het huidige ontwerp maakt dit niet mogelijk. Als
voorbeeld noemen wij dat er geen ruimte is bij de afrit in de Knoop Leiden West (KLW) in het noordwestkwadrant om de busbaan te realiseren, de opstelvakken en stopstreep voor de VRI liggen op de plek van de
toekomstige busbaan. Een ander voorbeeld is dat het viaduct in de westelijke baan van de A44 bij de Knoop
Leiden West niet over de busbaan is doorgetrokken.
Wij verzoeken u om de inpassing van de HOV busbaan zodanig in het Tracébesluit op te nemen dat de
ongestoorde realisatie van het HOV mogelijk blijft.
Voorziening voor overstapfuncties openbaar vervoer en auto
In het OTB ontbreekt waar en hoe het TransFerium terug komt. Ten behoeve van de RijnlandRoute kan het
TransFerium niet op de huidige locatie blijven bestaan. Het huidige TransFerium is een belangrijk
overstappunt voor busreizigers van en naar Den Haag en een overstappunt van auto naar openbaar vervoer.
Deze voorziening moet behouden blijven. Wij verzoeken u om in het Tracébesluit een
voorziening/transferium op te nemen waarin de overstapfuncties, op een voor de reiziger comfortabele en
makkelijke manier, mogelijk worden gemaakt.
Busbaan Oude Rijn
In het plan verdwijnt de busbaan op de brug over de Oude Rijn. Deze busbaan heeft een belangrijke functie
voor het openbaar vervoer waaronder Qliner 385 Noordwijk-Katwijk-Den Haag. Doordat de bus via de
busbaan op de parallelweg langs de A44 reed, vermijdt de bus de wachtrij voor de verkeerslichten A44-N44Rozenweg (bij Wassenaar). De wachttijd voor deze verkeerslichten is vaak, zeker in de spits, lang. Er moet
een goed alternatief komen voor het openbaar vervoer om een goede doorstroming vanaf het TransFerium
4/4
Ons kenmerk
(vanaf de N206) naar de N44 en naar Den Haag te realiseren met vergelijkbare reistijd als de huidige
verbinding.
Wij verzoeken u om een busbaan over de Oude Rijn te handhaven en dit op te nemen in het Tracébesluit.
Afschermend groen
De bestaande houtopstanden ter hoogte van het recreatiegebied Valkenburgse Meer en het
Smalspoormuseum bieden bescherming en beslotenheid van het recreatiegebied langs de A44. Wij hechten
grote waarde aan het behoud van een afschermend groen ‘decor’ waarin de A44 is ingepast ten oosten van
het Valkenburgse Meer en project Locatie Valkenburg. Dit is onzes inziens in het Ontwerp Tracébesluit
onvoldoende geborgd. Wij verzoeken u ons nauw te betrekken bij de concrete uitwerking van de
inpassingsmaatregelen zoals opgenomen in bijlage 11 van de Toelichting (Inpassingvisie en
Landschapsplan). Voor deze inpassingsmaatregelen is tevens een grotere flexibiliteit gewenst dan geboden
in het Ontwerp Tracébesluit (Besluit Artikel 16), mede gelet op de mogelijk grotere uitbuiging van de
Ommedijkseweg vanwege het nieuwe viaduct in de A44 en de door ons gewenste compensatie van de
houtopstanden langs de westzijde van de A44.
Overige aspecten
Wij verzoeken u om tijdens de bouw van het viaduct over de Voorschoterweg/Valkenburgseweg te
voorkomen dat de openbare weg volledig en voor lange tijd wordt afgesloten en dit ook zo op te nemen in
het Tracébesluit. Deze verbinding is van groot belang voor de aanliggende bedrijven en bewoners.
Op de bij het OTB RLR behorende kaart staat een werkterrein over de woningen Voorschoterweg 81-83
heen geprojecteerd, terwijl deze woningen niet zijn aangemerkt als te verwijderen opstallen. Wij verzoeken
u om in goed overleg met de bewoners tot een goede oplossing te komen.
Een aantal panden bij het smalspoormuseum ontbreken op de bij het OTB behorende kaarten.
Op detailkaart 1 (kaartdeel G17) staat Valkenbrugseweg, dat moet zijn Valkenburgseweg.
Conclusie
Wij zijn verheugd dat de RijnlandRoute er gaat komen! Wij vertrouwen er op dat u bij het vaststellen van
het Tracébesluit RijnlandRoute onze gemaakte opmerkingen zult meenemen en behouden ons het recht
voor om in een later stadium met een aanvullende motivatie te komen indien dat onze zienswijze kan
verduidelijken.
Voor nadere informatie over deze zienswijze kunt u contact opnemen met de heer A. Rustenhoven van de
afdeling Ruimte en Veiligheid, telefoon 071-4065146.
Hoogachtend,
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN KATWIJK,
de secretaris,
de burgemeester,
drs. E. Stolk
Kopie aan
Jan Kreuger, Wethouder Klaas Jan van der Bent
Griffie, Simon van Beveren en
Aad Rustenhoven
drs. J. Wienen
Vast of beweegbaar?
Economische analyse vast of beweegbaar
realiseren Torenvlietbrug en A44-brug Oude Rijn
Eindrapportage
DEFINITIEF
OPDRACHTGEVER:
Provincie Zuid-Holland
DATUM:
29 november 2013
OPGESTELD DOOR:
Decisio
Valkenburgerstraat 212
1011 ND Amsterdam
T 020 - 6700562
E [email protected]
I www.decisio.nl
Inhoud
Samenvatting
i
1
Inleiding
1
2
Situatieschets
4
3
Kosten
6
4
Effecten wegverkeer
8
5
Effecten waterrecreatie
9
6
Effecten bedrijvigheid
15
7
Woningbouwplannen
19
8
Woonboten
21
Bijlage 1. Bronnen
22
Bijlage 2. Nadere uitleg berekening netto contante waarde
25
Bijlage 3. Infrastructurele eisen vaarweg Katwijk-Voorschoten
26
Samenvatting
Opdracht
In dit rapport wordt verslag gedaan van een analyse van de positieve en negatieve effecten van het
vast in plaats van beweegbaar realiseren van de bruggen in de RijnlandRoute over de Oude Rijn. Dit
betreft de Torenvlietbrug en de A44-brug. Aanleiding hiervoor is het voorstel van Rijkswaterstaat om
de A44-brug tijdelijk vast te maken. Hierbij rees de vraag of de brug niet definitief vastgemaakt kon
worden. Aangezien de A44-brug onderdeel is van de RijnlandRoute is vervolgens ook de Torenvlietbrug in de discussie betrokken. Decisio heeft het onderzoek uitgevoerd in opdracht van de provincie
Zuid-Holland. Gekeken is naar de kosten en naar de effecten voor het wegverkeer, de waterrecreatie, de jachthavens, de passagiersvaart en de bedrijvigheid. Daarnaast zijn de effecten voor de woningbouwplannen en de huidige woonboten beschouwd.
Overzicht beoordeling kosten en effecten
Er zijn drie alternatieven onderzocht: 1) beweegbare bruggen, 2) vaste bruggen en 3) vaste bruggen
die incidenteel open kunnen door een uitneembaar dek. Daarbij is het wel of niet ontwikkelen van
een zeejachthaven met overtoom (verbinding tussen Noordzee en Oude Rijn) in Katwijk als variant
beschouwd. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de beoordeling van de geraamde kosten en
de verwachte effecten in de verschillende planalternatieven. De alternatieven zijn afgezet tegen de
huidige situatie (referentiealternatief), namelijk beweegbare bruggen zonder zeejachthaven. NB. De
plussen en minnen hebben verschillende grootheden en zijn dus niet bij elkaar op te tellen of af te
trekken. In de navolgende tekst wordt de beoordeling nader toegelicht.
Overzicht beoordeling alternatieven
Alternatief
1A
Effecten waterrecre-
Effecten wegver-
(NCW)
keer (NCW)
0
0
0
0
0
0/-
0/−
+
0
0
++
0/+
0/−
−−
0/−
++
0/+
−
−−
0/−
++
0/+
Idem 2A en 2B
0
0/−
atie en gerelateerde
bedrijven
Effecten
Woningbouw-
Kosten
bedrijvigheid
plannen/
woonboten
Beweegbare bruggen zonder
zeejachthaven/overtoom
(Referentiealternatief)
1B
Beweegbare bruggen met
zeejachthaven/overtoom
2A
Vaste bruggen zonder zeejachthaven/overtoom
2B
Vaste bruggen met zeejachthaven/overtoom
3
Vaste bruggen met uitneembaar dek
− − = negatief effect/score; − = beperkt negatief effect/score; 0/− = geen tot (zeer) beperkt negatief effect; 0 = geen effect; 0/+ = geen tot (zeer) beperkt positief effect; + = beperkt positief effect/score; + + = positief effect/score
Analyse vast/beweegbaar Torenvlietbrug en A44-brug; Eindrapportage
i
Kosten
Het vast in plaats van beweegbaar realiseren van de Torenvlietbrug en de A44-brug levert een kostenbesparing op (investering, beheer & onderhoud en bediening) van circa 47,1 miljoen euro netto
contante waarde (NCW). De kosten voor de beweegbare bruggen zijn 53,4 miljoen euro NCW en 6,3
miljoen euro NCW voor vaste bruggen. Met een vaste brug die incidenteel open kan met behulp van
een uitneembaar dek kan in voorkomende gevallen een doorvaarmogelijkheid voor grote transporten worden geboden. De investeringskosten van dit alternatief zijn 0,6 miljoen euro hoger dan die
van reguliere vaste bruggen (namelijk 5,9 miljoen euro ten opzichte van 5,3 miljoen euro). De totale
meerkosten ten opzichte van reguliere vaste bruggen lopen uiteen van € 1,7 miljoen euro NCW (1
keer per 10 jaar open) tot 4,1 miljoen euro (1 keer per jaar open).
Wegverkeer
Het geringe aantal keren dat de bruggen momenteel open gaan, betekent dat het vast realiseren
een beperkt positief effect heeft voor het wegverkeer (circa 410.000 euro NCW). Dit geldt ook voor
het alternatief met uitneembaar dek. Echter, omdat in dit alternatief sprake is van incidenteel oponthoud zijn de positieve effecten voor het wegverkeer kleiner, afhankelijk van het aantal brugopeningen.
Waterrecreatie
Op de huidige recreatievaart heeft het vast maken van de bruggen weinig effect. Voor een van de
jachthavens geldt dat minder toekomstige omzet wordt verwacht als de bruggen vast worden gerealiseerd, doordat er mogelijk minder eigenaren van zeilschepen zullen kiezen voor Katwijk voor de
winterstalling. Dit negatieve effect van het vast realiseren bruggen op minder behaalde omzet uit
winterstalling wordt geraamd op tussen € 0,35 en € 0,9 mln NCW.
Nog afgezien van de afweging tussen vaste of beweegbare bruggen, geldt dat het huidige brugbedieningsregime
op de Oude Rijn tussen Katwijk en Leiden een beperking vormt voor het gebruik en de toekomstige ontwikkelmogelijkheden. Zeilschepen met een vaste mast en beroepsvaart met een strijkhoogte van meer dan 5.40
meter moeten zich 24 uur van te voren melden voor de A44-brug en kunnen alleen op bepaalde momenten
door deze brug (spitssluiting) en de Spoorbrug (‘slots’ van 3 minuten om de twee uur). De Oude Rijn is mede als
gevolg hiervan primair een motorboten- en sloepengebied, met Katwijk als voornaamste bestemming. Het zeilkarakter is (zeer) beperkt. De binnenvaartschepen nemen als antwoord op de beperkte brugopeningen water in,
om dieper in het water te liggen en zo onder de genoemde bruggen door te kunnen.
Zeejachthaven met overtoom
De plannen voor realisatie van een zeejachthaven met overtoom in Katwijk bieden in potentie kansen voor versterking van de waterrecreatie op en rond de Oude Rijn tussen Leiden en Katwijk, en om
de zoet- en zoutwaterrecreatie met elkaar te verbinden. Het is niet duidelijk hoeveel gebruik zal worden gemaakt van de mogelijkheid om van buiten naar binnen en/of vice versa te varen. De verwachting is dat dit om bescheiden aantallen gaat. Bij een overtoom zonder zeejachthaven is dit nog minder. Het negatieve effect van het vast in plaats van beweegbaar realiseren bruggen door minder
Analyse vast/beweegbaar Torenvlietbrug en A44-brug; Eindrapportage
ii
toekomstige bestedingen van waterrecreanten in de regio die van zee komen of naar zee gaan
schatten wij in op maximaal € 2 mln NCW.
Bedrijven met transporten over water
Bedrijven die voor hun bedrijfsvoering afhankelijk zijn van het vervoer over water zijn Haasnoot
Bruggen, ESA-ESTEC, Oostingh Staalbouw, en Mebin en Guyt voor de aanvoer van zand en grind door
binnenvaartschepen:

Voor Haasnoot Bruggen is de breedte van de transporten de reden dat ze over het water transporteren, de huidige doorvaarhoogte van de betreffende bruggen is voldoende.

Voor ESA-ESTEC en Oostingh Staalbouw geldt dat ze niet frequent over water transporten hebben en dat ze niet met zekerheid kunnen zeggen wanneer dat weer aan de orde zal zijn. Het
over de weg vervoeren van de grote transporten waar het hier om gaat, is niet mogelijk. Bij
ESTEC betrof het 6 jaar geleden een container van 8,0 bij 5,6 bij 5,5 meter waarvoor de Torenvlietbrug en de A44-brug open moesten. Ook de transporten van Oostingh zijn te breed en te
hoog om over de weg te kunnen. Het in kleinere delen vervoeren is niet (altijd) mogelijk of wenselijk. Als het nodig is, wordt het over water kunnen vervoeren van strategisch belang geacht om
orders binnen te kunnen halen. Daarbij moet tevens in acht worden genomen dat Oostingh momenteel door de crisis in de bouw (tijdelijk) minder grote constructies maakt die over het water
gaan. Als de economie weer aantrekt en/of het bedrijf zich gaat richten op andere markten zal
het transport over water mogelijk gaan toenemen.
De negatieve effecten van het vast maken van de bruggen voor Oostingh en ESTEC zijn niet op
betrouwbare wijze te kwantificeren vanwege de onzekerheid of en zo ja wanneer zij weer grote
transporten over het water zullen hebben en wat dan het economisch belang is dat de bruggen
dan open kunnen. Dit belang kan echter aanzienlijk zijn.

Als gevolg van het huidige bedieningsregime van met name de A44-brug gaan de binnenvaartschepen die zand en grind naar Mebin en Guyt vervoeren, over tot het ballasten met water. Dit
kost tijd en geld en zorgt voor minder veiligheid. Bij het vast realiseren van de bruggen blijft dat
zo, waarbij het risico komt dat de schepen worden ‘opgesloten’ als er om een bepaalde reden
geen water kan worden geballast, waardoor ze onbeladen te hoog blijven onder de bruggen door
te kunnen.
Plannen transport over water
Uit onderzoek uit 2011 voor de gemeente Katwijk blijkt dat een aantal andere bedrijven plannen
heeft om mogelijk van de Oude Rijn als transportmodaliteit gebruik te gaan maken. Deze plannen
zijn (nog) niet concreet; de verwachting is dat dit niet in de nabije toekomst zal gebeuren.
Passagiersvaart
Voor het huidige gebruik van de Oude Rijn door rondvaart-, cruise- en partyschepen is het eventueel
vast maken van de twee bruggen geen knelpunt. Er zijn geen plannen bekend om met grote passagiers- of partyschepen te gaan varen. Voor de passagiersvaart in het kader van verdere ontwikkeling
van de Limes is de verwachting dat het onbeweegbaar maken van de bruggen geen of zeer beperkt
negatieve effecten zal hebben. Als de plannen in het kader van Limes en de toeristisch-recreatieve
ontwikkeling van het Groene Hart voor het inzetten en/of aantrekken van schepen hoger dan 5,60
Analyse vast/beweegbaar Torenvlietbrug en A44-brug; Eindrapportage
iii
meter vastomlijnder worden, dan kan het vast realiseren van de bruggen negatieve gevolgen hebben
voor de verdere waterrecreatieve ontwikkeling van de Oude Rijn.
Woningbouw
Het vast realiseren van de bruggen kan een beperking zijn voor de woningbouwplannen in de regio
doordat een deel van de doelgroep wordt gemist, namelijk de bewoners met een zeilboot met vaste/moeilijk strijkbare mast. Deze groep is in omvang bescheiden. Het ‘wonen aan het water’ in de
plannen richt zich primair op kleine zeilschepen, motorboten en sloepen. De plannen zelf voorzien
verder in lage bruggen en vanuit Valkenburg moet via een kleine vaarroute de Oude Rijn worden
bereikt.
Woonboten
Er ligt in Katwijk een gering aantal woonboten (3 à 4) die bij het vast realiseren van de bruggen worden ‘opgesloten’. Voor een aantal daarvan zal een oplossing moeten worden gevonden als deze voor
groot onderhoud moeten worden weggesleept.
Externe effecten
De externe effecten (geluid, uitstoot) van het vast in plaats van beweegbaar realiseren van de bruggen zijn beperkt. Deze zijn met name gelegen in het feit dat vaste bruggen (ook in de uitvoering met
uitneembaar dek) minder geluidhinder veroorzaken. Er zullen naar verwachting geen of in beperkte
mate extra vrachtwagenritten moeten worden gemaakt. De positieve effecten door minder uitstoot
door het verkeer van het vast realiseren zijn eveneens beperkt, als gevolg van het geringe aantal
huidige brugopeningen per jaar.
Conclusie
De kostenbesparing van het vast in plaats van beweegbaar realiseren van de bruggen in de RijnlandRoute zijn aanzienlijk. De effecten voor het huidige gebruik van de Oude Rijn zijn beperkt. Om de
(meer) incidentele transporten door ESA-ESTEC en Oostingh Staalbouw te faciliteren kan worden
voorzien in bruggen met een uitneembaar dek. De meerkosten van de investeringen ten opzichte
van reguliere vaste bruggen zijn beperkt. De extra kosten zijn met name gelegen in het uitnemen van
het dek. Deze nemen uiteraard toe naarmate het dek er vaker moet worden uitgenomen.
Er zijn diverse plannen in de regio voor woningbouw, (zee)jachthavens, een overtoom, de Limes en
de verdere ontwikkeling van het spacecluster. Hoewel de plannen niet allemaal even uitvoeringsgereed zijn, is duidelijk dat de Oude Rijn en haar oevers een dynamisch gebied vormen met veel potentie waarin volop wordt geïnvesteerd, ook als het gaat om bereikbaarheid. Nut en noodzaak van het
beweegbaar houden van de Torenvlietbrug en de brug in de A44 voor deze plannen zijn in economisch opzicht echter beperkt. De baten van het beweegbaar houden van de bruggen wegen niet op
tegen de kosten.
Analyse vast/beweegbaar Torenvlietbrug en A44-brug; Eindrapportage
iv
1 Inleiding
Achtergrond
De RijnlandRoute moet zorgen voor een bereikbaarheidsimpuls in de regio Holland Rijnland, met
name in de regio Leiden en Katwijk. Op twee plaatsen zal de route de Oude Rijn kruisen via de bestaande bruggen in de A44 (inclusief busbrug) en de ToTorenvlietbrug
renvlietbrug (N206). Naast de bestaande Torenvlietbrug
komt een nieuwe, tweede brug. De huidige brug in de A44
wordt aangepast, daarnaast wordt een nieuwe brug gerealiseerd. Afgelopen zomer is er discussie ontstaan of deze
nieuwe bruggen uitgevoerd zouden kunnen worden als
vaste in plaats van beweegbare brug. Dit levert een kostenbesparing op voor de RijnlandRoute en is positief voor
de doorstroming van het autoverkeer. Aan de andere kant
zijn er negatieve effecten voor bedrijven die van de vaarweg gebruik maken en voor de waterrecreatiesector.
Brug in de A44
In de afgelopen maanden is door de betrokkenen bij de
provincie Zuid-Holland informatie verzameld over de belangen van bestaande bedrijven en de plannen voor een zeejachthaven met overtoom in Katwijk, cultuurhistorische plannen voor de Limes
(inclusief activiteiten op het water) en de gehele Oude Rijn. Om de discussie evenwichtiger te kunnen voeren, was er behoefte aan ‘hardere’ informatie over de gevolgen voor bedrijfsvoering en ambities van bedrijven, recreatievaart en jachthavens als de bruggen niet meer open kunnen.
Opdracht
De provincie Zuid-Holland heeft tegen deze achtergrond aan Decisio opdracht verstrekt voor een
nadere onderbouwing voor de besluitvorming over het al dan niet vast realiseren van de betreffende
bruggen. Het doel is om op beknopte, maar zorgvuldige wijze informatie aan te leveren voor de
besluitvorming in GS over het al dan niet vast uitvoeren van de bruggen over de Oude Rijn in de
RijnlandRoute. Het voorliggende rapport is daarvan het resultaat. In de analyse is aandacht besteed
aan:

Kosten (investering, beheer en onderhoud, bediening).

Effecten op het wegverkeer.

Effecten voor de bedrijven die van het water gebruik maken (inclusief rondvaart/riviercruise/
bedrijfsuitjes en jacht- en scheepsbouw en -onderhoud).

Effecten op de waterrecreatie en jachthavens.

Effecten woningbouw en woonboten
Hierbij is zoveel mogelijk de methodiek van een (maatschappelijke) kosten-batenanalyse gevolgd.
Waar mogelijk en zinvol zijn de effecten gekwantificeerd.
Analyse vast/beweegbaar Torenvlietbrug en A44-brug; Eindrapportage
1
Onderzoeksvragen
KOSTEN

Welke kostenverschillen zijn er tussen de alternatieven (investering, beheer en onderhoud, bediening)?
EFFECTEN WEGVERKEER

Reistijdverlies als gevolg van openstaande bruggen?

Bertrouwbaarheidsverlies als gevolg van openstaande bruggen
EFFECTEN BEROEPSVAART

Hoeveel beroepsvaart maakt gebruik van de Oude Rijn waarbij de bruggen open moeten?

Frequentie (hoeveel bewegingen van de scheepvaart onder de bruggen door?)

Aantal brugopeningen A44 en Torenvlietbrug en hoeveel schepen varen er dan doorheen?

Tonnages, soort goederenstromen en bedrijven (bouw, logistiek, industrie, jachtbouw e.d.)?

Op welke wijze en in welke mate zijn deze bedrijven afhankelijk van brugopenstelling? Welke directe en indirecte werkgelegenheid is hiermee gemoeid?

Welke extra traffic verwacht de binnenvaart en scheeps-/jachtbouw en -onderhoud waarvoor de bruggen open moeten?

Gaan deze bedrijven gebruik maken van de eventuele mogelijkheid om op zee te komen?

Welke gevolgen heeft het niet meer open kunnen van de bruggen voor bedrijven die voor hun beroepsvaart van de Oude
Rijn gebruik maken? In termen van gemiste omzet, extra kosten, werkgelegenheid, ook bij toeleveranciers en klanten?

Gaan bedrijven op een andere manier vervoeren? En/of gaan bedrijven hun activiteiten beëindigen of verplaatsen?
EFFECTEN RECREATIEVAART (incl. bruine vloot, riviercruise, partyboten) EN OVERIG

Wat is belang, positie en perspectief van de Rijnland als waterrecreatieregio? Welke rol speelt de Oude Rijn daarin?

Hoeveel jachthavens met hoeveel ligplaatsen en onderhoudswerven zijn er aan de Oude Rijn?

Wat is het economische belang van deze jachthavens? Wat zijn de plannen en perspectieven van deze jachthavens?

Welke (andere) plannen en perspectieven spelen voor en rond de Oude Rijn, waaronder die mbt de Limes?

Hoeveel recreatievaart is er op dit deel van de Oude Rijn, welk soort schepen? Voor welk deel moeten de bruggen open?

Welke jachthavens in de regio hebben belang bij openstelling? Op welke wijze?

Zijn er schepen en woonarken die worden ‘opgesloten’ als de bruggen niet open kunnen?

Wat betekent het niet meer open kunnen van de bruggen voor de perspectieven van Rijnland als waterrecreatiegebied?
En in termen van minder passanten, verblijvers, bestedingen en banen (jachthavens, horeca, detailhandel, leisure)?

Wat zijn de mogelijke gevolgen voor de woningbouwplannen, in het bijzonder voor Valkenburg?
PLANNEN ZEEJACHTHAVEN

Welke plannen zijn er voor een zeejachthaven met overtoom in Katwijk?

Op welke termijn spelen ze? Wat is het economisch belang?

Wat is de relatie tussen de zeejachthaven en de zoetwaterrecreatie?

Hoeveel extra en welk soort schepen wordt verwacht over de achterlandverbinding door aanleg van een zeejachthaven?

Hoe belangrijk is openstelling van de bruggen op de Oude Rijn voor de plannen?

Heeft het zin om een overtoom te realiseren zonder zeejachthaven: nut, noodzaak, meerwaarde?

In hoeverre biedt het realiseren van een overtoom soelaas als alternatieve route via zee en wat is daarvan het effect?
EXTERNE EFFECTEN

Zal het vast maken van de bruggen effecten hebben op het aantal vrachtwagenbewegingen?

Minder uitstoot auto's door het niet meer open kunnen van de brug?

Geluidhinder bruggen (m.n. A44) voor omwonenden?
Analyse vast/beweegbaar Torenvlietbrug en A44-brug; Eindrapportage
2
Alternatieven/varianten
De onderzochte alternatieven en varianten zijn:
zonder zeejachthaven en overtoom in Katwijk
1. Beweegbare bruggen
met zeejachthaven en overtoom in Katwijk
zonder zeejachthaven en overtoom in Katwijk
2. Vaste bruggen
met zeejachthaven en overtoom in Katwijk
3. Vaste bruggen die incidenteel open kunnen door een uitneembaar dek
De alternatieven zijn helder: bruggen vast of beweegbaar. We zijn daarbij uitgegaan van een permanente situatie, niet van een tijdelijke. Daarnaast zijn we uitgegaan van het huidige brugbedieningsregime. Mogelijk dat dit op een gegeven moment zal veranderen, maar dat is nu nog niet te overzien.
Ook andere mogelijkheden, zoals het maken van bruggen op 6.60 meter doorvaarthoogte of het
realiseren van aquaducten zijn niet in de analyse beschouwd.
De varianten zonder of met zeejachthaven met overtoom (dwz een manier om schepen vanaf zeer
naar de Oude Rijn over te zetten en vice versa) zijn opgenomen omdat dit mogelijk een impuls kan
geven aan het gebruik van de Oude Rijn door grotere zeewaardige zeilschepen die van buiten
(Noordzee) naar binnen (Hollandse Plassen en verder) of van binnen naar buiten gaan. De vraag
hierbij in de eerste plaats is of daarvoor de bruggen beweegbaar moeten blijven en zo ja, wat het
economisch belang is wat daar dan mee is gemoeid.
Daarnaast is verzocht om te kijken of een overtoom zonder zeejachthaven zinvol is en of het realiseren van de bruggen op 5.60 meter verschil maakt ten opzichte van 5.40 meter.
Tijdens het onderzoek kwam een mogelijk derde alternatief naar voren, namelijk het realiseren van
bruggen met een uitneembaar deel.1 Deze door Haasnoot Bruggen gesuggereerde optie kan een
oplossing bieden voor incidentele grote transporten over water. In die gevallen kan met groot materieel (kraan of ponton) een deel van de brug eruit worden gelift. Dit kan binnen enkele uren, maar
brengt ook kosten met zich (menskracht, materieel, verzekering, afsluiten weg/omleiding). In de
overwegingen zijn deze kosten samen met de investerings- en beheers- en onderhoudskosten meegewogen.
1 Een andere mogelijkheid is om een brug te bouwen die in principe vast is, maar indien gewenst beweegbaar
kan worden gemaakt. Deze is net zo duur als een beweegbare brug, dus geen passend alternatief.
Analyse vast/beweegbaar Torenvlietbrug en A44-brug; Eindrapportage
3
2 Situatieschets
De bruggen waar dit onderzoek over gaat liggen in het traject van de Oude Rijn vanaf de aftakking
Korte Vliet/Oude Rijn aan de zuidkant bij Leiden tot Katwijk (zie kaart). De Oude Rijn hier valt in
CEMT-klasse III. Het provinciale vaarwegenbesluit gaat voor dit deel van de Oude Rijn uit van de
scheepsafmetingen: lengte 75 m (voor schepen zonder boegschroef is de max. lengte 70 m), breedte 8,50 m en diepgang 2,50 m (zie ook bijlage 3). In Katwijk eindigt de Oude Rijn, er is geen verbinding met zee. Er zijn tussen Katwijk en de genoemde aftakking geen volwaardige alternatieve verbindingen voor de beroepsvaart en grotere recreatievaart. Het Oegstgeesterkanaal tussen Katwijk en
Leiden is een luwe vaarweg met vaste bruggen van 2.50 meter doorvaarthoogte.
Bruggen Oude Rijn
Koningin Julianabrug (4.50 m)
Bediening op afroep, 24 uur van
te voren
Oude Rijn (blauw)
Nieuwe Roversbrug (4.60 m)
Bediening: ma-vr 8-16.30 uur
Sandtlaanbrug (2.50 m)
Bediening: ma-vr 8-20 uur, za
9-14u
Torenvlietbrug (5.60 m)
Bediening: ma-vr 6-22 uur, op
afstand
Brug A44 (5.40 m)
Bediening: spitssluiting
(alleen bediening 6-7u, 1011u, 14-15u en 19-21.30u),
za 8-13 u
24 uur van te voren bellen
Stevensbrug (2.80 m)
Bediening: ma-vr 6-21
uur, za 8-13u
Haagse Schouwbrug (2.80 m)
Bediening: ma-vr 6-21 uur, za
9-12u
Spoorbrug de Vink (5.60 m)
Bediening: ma-vr 8.008.03u/10.00-10.03u/12.0012.03u/14.00-14.03u/
16.00-16.03u/19.55-19.58u
Het brugbedieningsregime op dit deel van de Oude Rijn betekent voor de vaarweggebruiker met een
schip hoger dan 5.40 meter dat de reis zorgvuldig gepland moet worden vanwege de A44-brug en de
Koningin Julianabrug waarvoor 24 uur van te voren moet worden gebeld. Daarnaast is er de spoorbrug (de Vink) die 6 keer per dag om de twee uur gedurende 3 minuten wordt bediend.
Analyse vast/beweegbaar Torenvlietbrug en A44-brug; Eindrapportage
4
De Torenvlietbrug in de N206 en de brug in de A44 worden onderdeel van de toekomstige RijnlandRoute (zie kaart). Naast de Torenvlietburg komt een tweede
brug te liggen. De huidige brug in de A44 en de naastliggende
busbrug worden aangepast op de gewenste situatie, daarnaast
komt een nieuwe brug. Voor de onderhavige analyse wordt dus
uitgegaan van twee nieuwe bruggen. Rijkswaterstaat heeft op
basis van kostenefficiëntie, technische levensduur en geluidsproblematiek voorgesteld om de brug tijdelijk (vanaf 2015 tot
de aanleg van de RijnlandRoute) vast te zetten. RWS geeft
hierbij overigens aan dat de provincie Zuid-Holland als vaarwegbeheerder leidend is. Bij het beweegbaar houden zijn de
onderhoudskosten hoger, mede omdat er anders binnen afzienbare tijd moet worden geïnvesteerd in vernieuwing van de
bedieningsapparatuur. Daarnaast wordt door de bewoners van
de onder/naastliggende woningen geklaagd over het geluid
van de brug. Dit kan worden verholpen door het beweegbare
deel met bouten strakker vast te maken. Hoewel de normen
niet worden overschreden wil Rijkswaterstaat de bewoners hiermee wel tegemoet komen.
Het aantal brugopeningen van de brug in de A44 in de periode 2009-augustus 2011 is 40, dit komt
neer op circa 15 per jaar. Per opening passeert er gemiddeld één schip. Van de 40 brugopeningen is
circa 40 procent voor recreatievaart, 40 procent voor de beroepsvaart en 20 procent ‘technisch’ (onderhoud). Dit betekent dat in deze periode per jaar 6 recreatieschepen en 6 beroepsschepen door
de open brug zijn gegaan. Er zijn geen cijfers van het aantal schepen dat onder de gesloten bruggen
door vaart.
Vanaf september 2011 is de bediening van de brug in de A44 in handen van de provincie ZuidHolland, in opdracht van Rijkswaterstaat. De cijfers van Bediencentrale De Waard over het aantal
openingen tussen september 2011 en medio 2013 geven hetzelfde beeld, zij het iets meer dan in
de periode daarvoor (totaal 50 in bijna 3 jaar). Per maand gaat de brug dus gemiddeld 2 á 3 keer
open, soms ook 4 keer, soms blijft de brug ook een maand dicht, zoals in juni 2012. Er is geen patroon te zien van meer of minder openingen in bepaalde seizoenen.
De Torenvlietbrug gaat vaker open (gemiddeld 39 keer per jaar in periode 2011-2013) hetgeen de
betrokkenen verklaren door het intensievere onderhoud en dat een deel van de zand- en grindschepen tussen de Torenvlietbrug en de A44-brug (meer) water ballasten, zodat de A44-brug (en de
spoorbrug) niet open hoeft.
Analyse vast/beweegbaar Torenvlietbrug en A44-brug; Eindrapportage
5
3 Kosten
In onderstaand overzicht zijn de investeringskosten en de jaarlijkse kosten van de bruggen opgenomen, waarbij onderscheid is gemaakt tussen beweegbare en vaste bruggen en vaste bruggen met
uitneembaar dek. De bestaande A44-brug en Torenvlietbrug worden aangepast. Naast de bestaande
bruggen komen twee nieuwe bruggen te liggen.
Tabel 3.1. Kostenoverzicht, nominale bedragen 2013
3.1A Bestaande A44-brug
Investeringskosten
B&O kosten (jaarlijks)
Bedieningskosten2
Beweegbaar
Vast
Vast met
uitneembaar deel
€ 8,5 mln
€ 2 mln
€ 2,2 mln
€ 300.000
€ 15.000
€ 8.000 p/jr
€ 27.500
€ 20.000 per keer
3.1B Nieuwe A44-brug
Investeringskosten
B&O kosten (jaarlijks)
Beweegbaar
Vast
Vast met
uitneembaar deel
€ 17 mln
€ 2 mln
€ 2,2 mln
€ 300.000
€ 15.000
€ 27.500
Bedieningskosten
€ 50.000 per keer
3.1C Bestaande Torenvlietbrug
Beweegbaar
Investeringskosten
B&O kosten (jaarlijks)
Bedieningskosten
Vast
Vast met
uitneembaar deel
Nvt
Nvt
Nvt
€ 125.000
€ 10.000
€ 18.200
€ 8.000 p/jr
€ 20.000 per keer
3.1D Nieuwe Torenvlietbrug
Beweegbaar
Vast
Vast met
uitneembaar deel
Investeringskosten
€ 11,3 mln
€ 1,3 mln
€ 1,5 mln
B&O kosten (jaarlijks)
€ 125.000
€ 10.000
€ 18.200
Bedieningskosten
€ 50.000 per keer
Bron kostenramingen: Provincie Zuid-Holland
Zowel de eenmalige investeringskosten als de jaarlijkse beheer- en onderhouds- en de bedieningskosten zijn in de tabel opgenomen. Om een goede vergelijking te kunnen maken zijn in navolgende
tabel de eenmalige en jaarlijks terugkerende kosten uitgedrukt in de netto contante waarde (NCW).
Hierbij is uitgegaan van een periode van 100 jaar. Zie bijlage 2 voor een nadere uitleg. De onder-
2 Er is van uitgegaan dat de tweede brug over de A44 zonder extra kosten kan worden bediend en dat de kosten van bediening van de Torenvlietbrug gelijk zijn aan die van de A44. Voor de vaste brug met uitneembaar
deel betreft het kosten van het uitnemen van het dek per keer.
Analyse vast/beweegbaar Torenvlietbrug en A44-brug; Eindrapportage
6
staande tabellen laat het kostenoverzicht zien voor de bruggen gezamenlijk, uitgedrukt in de netto
contante waarde. Hierbij zijn drie varianten onderscheiden, namelijk dat het uitneembare dek 1 keer
per jaar, 1 keer per 5 jaar en 1 keer per 10 jaar wordt uitgenomen. De NCW van de kosten van de
vaste brug met uitneembaar dek lopen in die varianten respectievelijk terug van € 10,4 (1 keer per
jaar) naar € 8,0 mln (1 keer per 10 jaar).
Tabel 3.2. Kostenoverzicht van de bruggen gezamenlijk, NCW, prijspeil 2013
3.2A Uitgaande van jaarlijks 1x uitnemen dek
Beweegbaar
Vast
Vast met uitneembaar dek
Investeringskosten
€ 36,8 mln
€ 5,3 mln
€ 5,9 mln
B&O
€ 16,3 mln
€ 1,0 mln
€ 1,8 mln
Bedieningskosten
€ 0,3 mln
Nvt
€ 2,7 mln
Totaal
€ 53,4 mln
€ 6,3 mln
€ 10,4 mln
Vast
Vast met uitneembaar dek
3.2B Uitgaande van 1x uitnemen dek per 5 jaar
Beweegbaar
Investeringskosten
€ 36,8 mln
€ 5,3 mln
€ 5,9 mln
B&O
€ 16,3 mln
€ 1,0 mln
€ 1,8 mln
Bedieningskosten
€ 0,3 mln
Nvt
€ 0,5 mln
Totaal
€ 53,4 mln
€ 6,3 mln
€ 8,2 mln
Vast
Vast met uitneembaar dek
3.2C Uitgaande van 1x uitnemen dek per 10 jaar
Beweegbaar
Investeringskosten
€ 36,8 mln
€ 5,3 mln
€ 5,9 mln
B&O
€ 16,3 mln
€ 1,0 mln
€ 1,8 mln
Bedieningskosten
€ 0,3 mln
Nvt
€ 0,3 mln
Totaal
€ 53,4 mln
€ 6,3 mln
€ 8,0 mln
Analyse vast/beweegbaar Torenvlietbrug en A44-brug; Eindrapportage
7
4 Effecten wegverkeer
De openingen van de Torenvlietbrug en de brug in de A44 zorgen voor wachttijd en onbetrouwbaarheid van de reistijd voor het wegverkeer op de A44 en de N206. Het effect van het vast maken van
de bruggen op het wegverkeer is beperkt. Omgerekend naar de netto contante waarde (over honderd jaar) komt het effect op de wachttijden neer op € 260.000,-. De waarde van de betrouwbaarheidswinst wordt geraamd op € 150.000 (netto contante waarde).3
De onderstaande tabel toont de berekening van de economische waarde van de wachttijden voor
het wegverkeer voor beide bruggen, in de jaren 2012 en 2030. Op basis van de verkeersintensiteiten die door de provincie zijn aangeleverd is een schatting gemaakt van het aantal voertuigen dat in
een daluur overdag de bruggen passeert4. Vervolgens is, op basis van de gemiddelde openingstijden5 de totale wachttijd van alle wachtende auto’s per opening berekend. Via de gemiddelde tijdwaardering6 en het totale aantal openingen per jaar is het totale effect per jaar berekend 7.
Brug A44
Aantal voertuigen buiten de spits
Dal/uurfactor
Uurintensiteit dal overdag
Torenvlietbrug
2012
2030
2012
2030
34.259
74.000
21.500
43.000
12
12
2.389
4.778
2.855
6.167
2.389
4.778
Gemiddelde openingstijd (minuten)
4,1
4,1
4,1
4,1
Verkeer dat voor open brug wacht in uur van opening
7%
7%
7%
7%
Gemiddelde wachttijd in minuten
2
2
2
2
Totale wachtminuten per opening
403
871
337
675
Aantal openingen per jaar
15
15
39
39
Totale wachttijd per jaar in minuten (max)
6048
13063
13157
26315
Gemiddelde waardering
€21
€26
€ 21
€ 26
€ 2.109
€ 5.647
€ 4.589
€ 11.375
Totaal effect per jaar
3 In een recente studie van het KiM (De maatschappelijke waarde van kortere en betrouwbaardere reistijden,
2013) wordt de economische waarde van betrouwbare reistijd geschat op respectievelijk 60 procent van de
(gemiddelde) spreiding in vertragingen voor personenauto’s en 37 procent voor vrachtverkeer. In een studie
van SEO (2006) wordt specifiek ingegaan op incidentele vertragingen, de ‘straffactor’ daarvoor is 75 procent
op de daadwerkelijke vertraging.
4 Van de etmaalintensiteiten zijn twee keer de 2-uurs avondspitsintensiteiten afgetrokken (uitgangspunt is dus
dat intensiteit ochtendspits even hoog is als in avondspits. Dit is een onderschatting omdat ochtendspits gemiddeld intensiever is dan de avondspits). Het restant is gedeeld door 12 uur, waarmee een schatting resulteert van het aantal auto's overdag in de daluren.
5 Omdat de openingstijden van de brug over de A44 (nog) niet bekend zijn, is de gemiddelde openingstijd van
de Torenvlietbrug in beide gevallen aangehouden, zoals deze was in de periode 2011-2013.
6 Uitgangspunt hierbij was dat 10% van het verkeer vrachtverkeer is en dat de gemiddelde bezetting in een
personenauto in 2012 1,28 en in 2030 1,22 is.
7 Voorlopig is voor 2030 uitgegaan van hetzelfde aantal openingen als in 2012.
Analyse vast/beweegbaar Torenvlietbrug en A44-brug; Eindrapportage
8
5 Effecten waterrecreatie
Economisch belang recreatievaart in Katwijk en de regio
Het huidige economische belang van recreatievaart in Katwijk wordt geraamd op € 1,6 miljoen per
jaar aan bestedingen van passanten en vaste ligplaatsenhouders 8. De bestedingen in de regio worden geschat op € 10 miljoen per jaar 9.
Het bijzondere van Katwijk is dat het een van de weinige plaatsen is waar vanuit het Hollandse binnenwater tot vlak onder de Noordzeekust gevaren kan worden. Dit leidt tot relatief veel passanten
en bootovernachtingen te Katwijk. De aantrekkelijkheid van Katwijk als vaarbestemming blijkt ook
uit het feit dat in Katwijk gemiddeld 2,5 nacht wordt overnacht ten opzichte van 1,3 nacht gemiddeld
(voor passanten). Katwijk is een eindpuntverbinding in het vaarnetwerk (geen doorgaande verbinding binnen een vaarnetwerk) en heeft geen directe vaarverbinding met de Noordzee.
Katwijk heeft een jachthaven met 300 ligplaatsen (met een wachtlijst). Daarnaast bevindt zich een
jachthaven bij Rijnsburg met circa 250 ligplaatsen. In beide havens liggen overwegend motorboten.
De regio Katwijk heeft bijna 5.300 ligplaatsen (bezettingsgraad bijna 99%). De meeste boten in de
regio zijn eveneens motorboten (77 procent), de rest zijn zeilschepen en een klein deel roeiboten.
Het vermoeden is dat het aandeel motorboten op de Oude Rijn hoger is dan voor de regio als geheel.
Trends en ontwikkelingen voor de recreatievaart en watersport

Omvang van boten neemt toe; evenals de luxe/voorzieningen aan boord.

Toenemend combinatiebezoek (met caravan/camper) aan jachthavens.

Transformatie van jachthaven als stallingsgebied naar meer verblijfsgebied (met aanvullende wensen voor
wifi-verbinding, camerabewaking, horeca, vermaak).

Vergrijzing van de recreatievaart.

Overstap van met name ouderen van zeilboot naar motorboot of sloepvaren.

Markt voor fluistervaren neemt toe.

Markt voor zeecruisevaart, riviercruisevaart en chartervaart groeit.

Toenemend belang van kitesurfen, extremere surfvormen (waaronder ook bijvoorbeeld wakeboarden,
jetski, blowcarten etc.).

Door stijgende temperaturen neemt de besmetting van zwemwater met blauwalg toe.

Groeiende behoefte aan kabelskicentra.

Groeiende belangstelling voor de onderwatersport in Nederland, met name in Zeeland.
Bron: Decisio (2012), Inventarisatie waterrecreatie en watertoerisme in Noord-Holland
8 Bron van de cijfers in deze paragraaf: Waterrecreatie Advies (februari 2013), Quick scan Kansen watersport
en zeejachthaven Katwijk. Gebaseerd op 13.000 bootovernachtingen van passanten (á € 90 per dag) en €
400.000 bestedingen van vaste ligplaatshouders.
9 Regio: gemeenten Katwijk, Noordwijk, Wassenaar, Den Haag, Teylingen, Oegstgeest, Leiden, LeidschendamVoorburg en Leiderdorp.
Analyse vast/beweegbaar Torenvlietbrug en A44-brug; Eindrapportage
9
Uit de gesprekken met recreatie(vaart)ondernemers in de regio Katwijk blijkt ten aanzien van de
huidige vaarrecreatie het volgende:

De regio Katwijk-Oude Rijn-Hollandse Plassengebied is een levendig watersportgebied met een
gemixt watersportgebruik: zeilboten, motorboten en sloepen.

Katwijk is in dit regionale vaarnetwerk een aantrekkelijke vaarattractie, gezien bijvoorbeeld het
hoge aantal gemiddelde overnachtingen per passant.

Het merendeel van de vaarrecreatie van en naar Katwijk via de Oude Rijn heeft betrekking op
motorboten en sloepen; het zeilbotenverkeer van, naar en in Katwijk is zeer beperkt.

Bijna alle vaarrecreatie van en naar Katwijk behoeft geen openingen van de bruggen in de A44
en N206 om haar bestemming te bereiken. Dit blijkt ook uit tellingen van brugopeningen.

Vooral voor het gebruik van de beschikbare winterstallingsmogelijkheden in Katwijk voor boten
met staande mast zijn brugopeningen op de A44 en N206 op dit moment noodzakelijk. Het gaat
hierbij jaarlijks om een winterstallingaccommodatie voor 15 à 20 boten met staande mast in
Katwijk/Rijnsburg.
Rol Oude Rijn in de recreatievaart van en naar Katwijk
De Oude Rijn is dé verbinding tussen Katwijk, Leiden, het BRTN-netwerk en het achterland. Het directe achterland bestaat overwegend uit het Hollandse Plassengebied (Kagerplassen, Westeinderplassen, Nieuwkoopse Plassen etc.).
Gelet op het eerder beschreven (beperkte) aantal brugopeningen per jaar van de Torenvlietbrug en
de brug in de A44 is het aannemelijk dat de motor- en zeilboten die de jachthavens in Katwijk en
Rijnsburg bezoeken (of voor winterstaling benutten) overwegend boten zijn die lager zijn dan 5.40
meter of die op een eenvoudige wijze mast en tuigage kunnen strijken. Het ‘motorboot-karakter’ van
de vaste ligplaatsen in de jachthavens Katwijk en Rijnsburg ondersteunen dit beeld. Navraag bij
jachthavens/werven in de omgeving Katwijk leert inderdaad dat het gebied op dit moment grotendeels alleen gebruikt wordt door motorboten waarvoor de huidige brughoogte afdoende is.
Plannen en perspectieven voor en rond de Oude Rijn
Winterstalling
Sluiting van de huidige bruggen in de A44 en N206 biedt naar alle waarschijnlijk niet meer de mogelijkheid om de winterstalling in Katwijk voor boten met staande mast in de toekomst uit te breiden.
Analyse vast/beweegbaar Torenvlietbrug en A44-brug; Eindrapportage
10
De gemiste toekomstige omzet (geen derving huidige omzet) zal uitgaande van 10 á 25 ‘gemiste’
boten en gemiddeld € 2.000 omzet per jaar per boot in de winterstalling in de orde van grootte liggen van € 350.000 á € 900.000 netto contante waarde.10
Zeejachthaven Katwijk
Al geruime tijd wordt gesproken over een zeejachthaven in Katwijk. Hoewel het nog geen sinecure is
om de plannen daadwerkelijk tot realisatie te brengen, is er wel brede consensus dat een zeejachthaven inclusief bijbehorende voorzieningen als een hotel, winkels, congrescentrum, jeugdherberg
e.d. een belangrijke impuls kan geven aan de kustregio Katwijk-Noordwijk en achterland.
Tijdens een bestuurlijke bijeenkomst op 20 juni 2013 hebben de direct betrokken overheden aangegeven dat de aanleg van een zeejachthaven kansen biedt. Zij hebben unaniem aangegeven dat
het idee de moeite waard is om gezamenlijk verder te brengen. Gemeente Katwijk en regio Holland
Rijnland hebben aangegeven te samen met de provincie een voorzet te doen voor gezamenlijke
belangen, randvoorwaarden en te zien hoe gezamenlijk gestuurd kan worden op een kansrijke ontwikkeling. Gemeente Noordwijk en Hoogheemraadschap zijn ook nauw betrokken. Hierbij wordt ook
gekeken naar het sturen op andere economische dragers dan woningbouw.
Overtoom
In relatie tot de ontwikkeling van een buitengaatse zeejachthaven bij Katwijk speelt ook de realisatie
van een zout-zoetwatervaarverbinding als plan/perspectief. Het gaat hierbij om een zogeheten overtoom/overhaal of om een sluis. Een eerste quick scan van de technische haalbaarheid en globale
kosten komt uit op ramingen van € 5 miljoen voor een overtoom tot 68 miljoen voor een sluis.
Impressie gesprekken stakeholders waterrecreatie regio Katwijk over de toekomst

De betrokkenen juichen het per definitie niet toe dat in een watersportgebied beweegbare bruggen vast
worden gemaakt, ongeacht het huidige beperkte gebruik van de bruggen door de recreatievaart.

Zij zien de route vanaf zee bij Katwijk via de Oude Rijn naar het Hollandse Plassengebied als een unieke
achterlandverbinding in relatie tot hetgeen Scheveningen of IJmuiden op dit punt kan bieden.

De betrokkenen zien economische kansen en potenties voor de regio met de realisatie van een zeejachthaven met overtoom in Katwijk. Deze kansen liggen op het gebied van het genereren van extra bestedingen, service en onderhoud in het gebied.

De gesproken personen kunnen geen kwantitatieve inschatting geven van het verwachte gebruik van een
jachthaven of overtoom en ook niet van de economische impact (bijvoorbeeld, in euro’s of in werkgelegenheid) van een dergelijke achterlandverbinding.
Aantakking op BRTN-netwerk / Staande Mast Route
De Oude Rijn tussen Katwijk en Leiden is geen Staande Mastroute. Katwijk is aangesloten op het
BRTN-netwerk via de Oude Rijn, als zijnde een ontsluitingswater en motorbootroute. Via de Oude Rijn
10 Vanwege de vergelijkbaarheid is het jaar 2013 genomen, in de praktijk zal dit lager zijn, omdat de gemiste
omzet niet het jaar 2013 betreft. Dit geldt ook voor de te maken realisatiekosten voor de bruggen.
Analyse vast/beweegbaar Torenvlietbrug en A44-brug; Eindrapportage
11
is de Staande Mastroute Delfzijl-Vlissingen via Amsterdam bij Alphen a/d Rijn te bereiken. In de relatie zeejachthaven-overtoom wordt gedacht aan een nieuwe aftakking van deze Staande Mastroute,
van Katwijk naar Alphen a/d Rijn in de vorm van een verbindingswater en zeil- en motorbootroute.
Relatie vaste bruggen en toekomst Oude Rijn als waterrecreatiegebied
Zoals eerder gesteld nodigt het huidige brugbedieningsregime op de Oude Rijn tussen Katwijk en
Leiden niet uit om met zeilschepen met een vaste mast of vaartuigen met een strijkhoogte van meer
dan 5.40 meter te gaan varen. Het vast maken van de bruggen zal dit verder ontmoedigen, of beter
gezegd, onmogelijk maken. De laatste jaren wordt daarbij ook met nadruk gekeken naar optimale
benutting van vaarwegen zowel in hun functie als infrastructuur als in de mogelijk die ze bieden om
te vertieren en te beleven11. Beweegbare bruggen dragen logischerwijze meer bij aan deze functionaliteiten dan bruggen die niet open kunnen.
Een voorname vraag is of het vast of beweegbaar maken van de bruggen van invloed is op de plannen voor een zeejachthaven en zo ja op welke wijze. Dit betreft het vraagstuk van de relatie tussen
de zeejachthaven als zoutwaterfaciliteit en Katwijk en de Oude Rijn als zoetwaterrecreatiegebied,
waarvandaan tevens de Hollandse Plassen zijn te bereiken. Betrokkenen zien het realiseren van een
overtoom als een belangrijke kans (“is dan de enige entree naar de Randstad waar geen grote zeeen binnenschepen varen”), maar geven aan niet te weten om welke aantallen het zal gaan. Uit onderzoeken uit 2003 en 2008 blijkt dat een “zeer beperkt deel” van de ligplaatshouders in het Groene Hart en Zuid-Holland de zee op gaat12.
Het gebruik van de overtoom moet vooral komen van zeeboten die in de winter in Katwijk gestald en
onderhouden worden. SRN en Waterrecreatie Advies stellen in dit kader: “Extra ‘traffic’ vanaf zee via
de “overtoom” (zeezeiljachten en sportvissers) zal gericht zijn op de winterstalling- en onderhoudsmogelijkheden binnendijks in Katwijk (mogelijk 200-400 extra schepen) en voor sommige schepen
het varen van ‘nieuwe rondjes’ die ontstaan door de verbinding met zee.” 13 Zoals eerder aangegeven is de laatste groep beperkt. Uitgaande van een maximumscenario dat er 200 boten met gemiddeld twee mensen aan boord zijn die van buiten naar binnen gaan (of vv) die met staande mast door
de bruggen moeten, en dat deze drie dagen in de regio blijven, dan gaat het om een jaarlijks bestedingseffect in de orde van grootte van € 108.000,- (bijna 2 miljoen euro NCW). Daarbij geldt dat het
gebruik van een overtoom zonder zeejachthaven kleiner is, omdat er dan minder ‘traffic’ is in de
nabijheid, je moet dan speciaal naar Katwijk varen om van deze overtoom gebruik te gaan maken.
Conclusie waterrecreatie, zeejachthaven en overtoom
Het vast in plaats van beweegbaar realiseren van de bruggen in de Oude Rijn heeft voor de huidige
waterrecreatie en de huidige jachthavens beperkte negatieve invloed. Mede door het karakter van
11 Zo wordt onder meer door provincies en gemeenten bestuurlijk samengewerkt in de Stuurgroep Groene Hart
om de waterrecreatie in het Groene Hart te versterken.
12 Zie Waterrecreatie Advies (2013), Kansen watersport en zeejachthaven Katwijk, p. 4.
13 Zie SRN en Waterrecreatie Advies (juli 2013), Memo beantwoording vragen, p. 6.
Analyse vast/beweegbaar Torenvlietbrug en A44-brug; Eindrapportage
12
een rivier (niet van een plas of meer) en het huidige brugbedieningsregime is de Oude Rijn tussen
Katwijk en Leiden vooral een motorboten- en sloepengebied. Als er een zeejachthaven in Katwijk
komt is de verwachting dat het primair een bestemming zal zijn voor zeezeilers (en zeevissersboten)
die in beperkte mate naar binnen gaan en dat ook het gebruik door zeilers die van binnen (Hollandse Plassen) via de Oude Rijn de zee op gaan, beperkt is. De negatieve effecten van het vast in plaats
van beweegbaar maken van de bruggen in het geval er een jachthaven met overtoom komt in Katwijk, ramen we op maximaal € 2,8 miljoen netto contante waarde (2013).
Riviercruises, rondvaart, partyboot
Het eventueel vast maken van de bruggen zal geen problemen voor de huidige rondvaartboot Prinsess van Triton opleveren. Hun boten liggen aan de prins Hendrikkade in Katwijk. Om daar te komen
of te vertrekken moeten ze onder een vaste verbinding door (de Industrieweg) met een doorvaarhoogte van 5,30 meter. Verder is partyboot Orca gelegen bij Marina Rijnsburg. Uit de website van de
organisatie blijkt dat deze boot in staat is om onder de meeste bruggen door te varen die haar doorgaande routes kruisen. De boot biedt veelal dagtochten aan naar De Kaag, Leiden en Delft.
Princess van Triton
Partyboot Orca
Limes / bruine vloot
De Limes is de grens van het oude Romeinse Rijk. Vanwege de archeologische betekenis is de Limes
voorgedragen om benoemd te worden tot UNESCO Werelderfgoed. De provincie Zuid-Holland werkt
in een landelijk samenwerkingsverband aan bescherming, beleving en benutting van de Limes.
De Limes bestond uit een militaire zone opgebouwd uit een weg, langs de grens ontstond een belangrijke transportroute met forten, wachttorens en burgernederzettingen. Het nationale erftraject
van de Limes loopt over de Oude Rijn en sluit bij Nieuwerbrug aan op het tracé in Zuid-Holland,
waarna de Oude Rijn en daarmee de Limes doorlopen tot Katwijk. Enkele delen van de Limes zijn
zichtbaar; vaak is de Limes opgegaan in het huidige landschap of verborgen onder onze moderne
steden en infrastructuur. De provincie Zuid-Holland zet niet alleen in op bescherming van het erfgoed, maar ook op het zichtbaar maken en zorgen voor een inspiratiebron voor ruimtelijke ontwikkelingen. Daarom heeft ze samen met de Zuid-Hollandse Limesgemeenten een streefbeeld ontwikkeld
als leidraad bij ruimtelijke planvorming, recreatie en toerisme.
Analyse vast/beweegbaar Torenvlietbrug en A44-brug; Eindrapportage
13
Passagiersvaart in kader van de Limes
Een belangrijk onderdeel is de Romeinse waterbaan, die als toeristische trekker kan dienen. Het
plan is om met Romeinse replica’s over de Oude Rijn te varen en plekken te bezoeken waar de Romeinse tijd weer zichtbaar is gemaakt. Het gaat hierbij om replica’s, lage boten die onder de bruggen
door kunnen. Een voorbeeld hiervan is
de Per Mare ad Laurium (foto).
Doel van de provincie is om meer toeristen te trekken die met hun eigen
boot de Limes afzakken. De verwachting is dat dit vooral particulieren zijn met een sloep of motorboot die zich aangetrokken voelen door
het project.
Er is een initiatiefgroep om de oevers van de Oude Rijn aantrekkelijk te maken door daar de Romeinse tijd zichtbaar en beleefbaar te maken, om een impuls te geven aan recreatie en toerisme op
en langs de Oude Rijn. Er zijn plannen om met diverse typen schepen regelmatige lijndiensten over
de Oude Rijn te gaan varen. Vooralsnog zal dit met kleinere vletten, pramen en andere lagere schepen gebeuren. Voor de toekomst wordt gedacht aan de mogelijkheid van grote rondvaartboten
waarmee bijvoorbeeld Avifauna tochten organiseert’. Voor de boten waar de initiatiefgroep tot nu toe
mee gevaren hebben hoefden de A44 brug en Torenvlietbrug niet geopend te worden, de andere,
lagere bruggen wel.
Conclusie passagiersvaart Limes
Voor de komende vijf jaar is de verwachting dat het onbeweegbaar maken van de bruggen geen of
zeer beperkt negatieve effecten zal hebben. Als de nu nog niet vastomlijnde plannen verder tot ontwikkeling komen in de zin dat er historische zeilschepen en grotere rondvaartboten ingezet gaan
worden en/of er een aantrekkende werking zal uitgaan op particuliere boten die hoger zijn dan 5,60
meter kan het vast realiseren van de bruggen negatieve gevolgen hebben op de verdere toeristischrecreatieve ontwikkeling van de Oude Rijn.
Analyse vast/beweegbaar Torenvlietbrug en A44-brug; Eindrapportage
14
6 Effecten bedrijvigheid
Bedrijvigheid
Haasnoot Bruggen
Haasnoot Bruggenbouw vervoert soms constructies over het water. Het levert echter geen problemen op als de betreffende bruggen niet meer beweegbaar zijn. De bruggen zijn met 5,40/5,60
meter hoog genoeg. De reden dat Haasnoot over het water moet vervoeren is de breedte, als het
breder wordt dan 5 meter kan het niet meer over de weg (5 meter is al problematisch). Dan gaat
eerst de constructie over de weg naar ’t Heen (bij Guyt/Mebin) waar het op een schip wordt gezet.
Oostingh Staalbouw
Oostingh Staalbouw maakt af en toe gebruik van de Oude Rijn voor grote transporten die niet over
de weg kunnen. Het gaat dan zowel om hoogte als breedte. Een brug van 5.60 meter is te laag voor
deze transporten. De laatste keer dat er een dergelijk transport over water was, was 2012. Het is
niet te zeggen wanneer het weer zal gebeuren, maar het is wel van wezenlijk belang om orders te
kunnen uitvoeren. Als ze niet over het water kunnen afvoeren mist het bedrijf ‘een stuk markt’. Over
de weg transporteren is volgens Van Oostingh geen optie vanwege de viaducten.
Vroeger was Oostingh Staalbouw gevestigd aan de Oude Rijn (Lageweg). Dat terrein is destijds verkocht aan Van Gansewinkel die inmiddels ook weer vertrokken is. Wanneer het gaat om grote constructies die over water moeten, bouwt Oostingh op de Van Gansewinkel-locatie modules op, waarna
het op pontons over de Oude Rijn wordt afgevoerd naar Rotterdam. Oostingh Staalbouw is zich nu
meer aan het oriënteren op de offshore (platforms), mede vanwege de slechte markt in de bouwsector. Mogelijk dat ze hun voormalige terrein gaan terugkopen van Van Gansewinkel (als productielocatie) zodat ze weer direct aan het water zitten.
ESA-ESTEC
ESTEC (European Space Research and Technology Centre) is de grootste vestiging van het European
Space Agency (ESA). Bij ESA-ESTEC zijn 2.700 à 3.000 wetenschappelijk opgeleide mensen werkzaam. Provincie en gemeente zetten in, onder meer met het SpaceBusinespark in Noordwijk, op
verdere ontwikkeling van het ruimtevaartcluster. ESTEC is hierin het centrale vliegwiel.
ESTEC heeft in 2007 voor de laatste keer over het water getransporteerd. Dit betrof een ATV-satelliet
voor ISS, die in Noordwijk is getest. Deze werd vervoerd in een container van 8.0 bij 5.6 bij 5.5 meter, waarvoor zowel de Torenvlietbrug als de A44-brug open moesten. De waarde van een dergelijke
satelliet is circa 250 miljoen euro, veilig transport is daarmee essentieel; het met een kraan oppakken en over een brug tillen is daarmee geen optie.
Momenteel wordt intern nagegaan of er projecten aankomen met vergelijkbare of grotere containers
die over het water vervoerd zullen moeten worden naar Amsterdam/Rotterdam. Nu is nog niet te
overzien of dat op afzienbare termijn zo zal zijn. Voor Galileo zal het waarschijnlijk gaan om kleinere
ruimtevaartuigen. ESTEC stelt dat de mogelijkheid van vervoer over water doorslaggevend kan zijn
om orders als het testen van satellieten binnen te halen, met het oog op de genoemde veiligheid.
Analyse vast/beweegbaar Torenvlietbrug en A44-brug; Eindrapportage
15
Het belang van, en de concurrentie om dergelijke kennisintensieve en prestigieuze projecten is zeer
groot.
Jachtwerf Royal van Lent
Shipyard Royal van Lent is gevestigd aan de Kaagse Plassen. Royal Van Lent bouwt zeewaardige
luxe motorjachten tussen de 40 en 90 meter. Zij transporteren schepen van Rotterdam naar de werf
om af te bouwen, schepen die zijn afgebouwd worden naar Rotterdam getransporteerd. Zij maken
hierbij gebruik van de route via Alphen a/d Rijn en Gouda. Voor
deze grote transporten is de doorvaarbreedte van de bruggen
van 10 à 10,5 meter onvoldoende. De Julianasluis in Gouda
(smalste deel in traject Kaag-Rotterdam) wordt uitgebreid, om de
transporten op dit traject beter te laten verlopen. Van Lent heeft
hieraan meebetaald, te weten aan de meerkosten om de nieuwe
kolk twee meter breder te maken. De jachtbouwer acht een overtoom niet geschikt en risicovol als middel om de grote en dure jachten naar de zeezijde over te zetten. De overtoomvariant uit het onderzoek van Grontmij (2011) kan de superjachten van Royal van
Lent niet handelen. Grontmij is in haar onderzoek uitgegaan van boten van 15 meter lang, 4,5 meter
breed en een diepgang van 2,5 meter.
Conclusie bedrijvigheid
Voor Haasnoot Bruggen en voor Royal Van Lent heeft een eventueel vast realiseren van de bruggen
over de Oude Rijn geen gevolgen. De Oude Rijn Katwijk-Leiden is door de smalle doorvaarbreedte bij
de bruggen en de kenmerken van de overtoom geen geschikte route voor Van Lent om hun jachten
van en/of naar zee te transporteren.
Voor Oostingh Staalbouw en ESA-ESTEC is wel de verwachting dat het vast realiseren effecten zal
hebben. Ze kunnen niet zeggen wanneer ze weer een grootschalig transport zullen hebben dat om
fysieke en of veiligheidsredenen over het water moet. In het verleden kwam dit bij Oostingh vrij regelmatig voor, bij ESTEC was het zes jaar geleden voor het laatst. Echter, als het nodig is om over
water te vervoeren, is het belang voor de twee betrokken partijen groot, zo niet cruciaal om de betreffende orders binnen te kunnen halen. Dit effect kan niet op betrouwbare wijze worden gekwantificeerd vanwege de onzekerheden omtrent 1) het of en wanneer van het transport over water nodig
zal zijn en 2) het effect dat een vaste brug dan zal hebben op de betreffende opdracht: gaat die dan
helemaal niet door of kan het wel maar moeten hogere kosten worden gemaakt?
Binnenvaart
Mebin en Guyt, die aan het water zijn gevestigd op bedrijventerrein ’t Heen in Katwijk (kaart) - krijgen met binnenvaarschepen (vul)zand en grind aangevoerd. Er zijn geen exacte (meet)cijfers over
aantallen schepen en tonnages voorhanden; de inschatting is dat het 7 schepen per week betreft,
die gemiddeld 800 ton vervoeren. Het gaat daarmee om 5.600 ton per week = circa 290.000 ton
Analyse vast/beweegbaar Torenvlietbrug en A44-brug; Eindrapportage
16
per jaar dat naar ’t Heen wordt aangevoerd over het water 14. Dat zijn ter illustrate jaarlijks ruim
23.000 bewegingen van 25-tonsvrachtwagens.
Grootste probleem in de huidige situatie is de A44-brug omdat daarvoor 24 uur van te voren moet
worden gebeld. Daarop kunnen de schippers vrijwel niet anticiperen, mede omdat ze afhankelijk
zijn van de planning van het lossen bij Mebin en Guyt. Daarnaast vormt de spoorbrug een knelpunt,
omdat die maar één keer in de twee uur gedurende drie
minuten wordt bediend. Als die net wordt gemist, loopt het
schip twee uur vertraging op.
Katwijk
Bedrijventerrein ‘t Heen
Mebin
Guyt
Om dit op te lossen, ‘zetten’ de schippers water in het achterste
deel van het schip zodat dat lager komt te liggen en ze (net)
onder de brug in de A44 (5.40 meter) door kunnen. Alle
schepen moeten water innemen, het hangt af van het schip
hoeveel water nodig is. De ene is vrij hoog, en moet veel water
zetten, de ander is veel lager waarvoor het een minder groot
probleem is. Als dat kan, laten ze tevens hun stuurhut zakken.
Een doorvaarthoogteverschil van 20 cm (5.60 ipv 5.40 meter)
Torenvlietbrug
Brug in de A44
Leiden
wordt als ‘veel’ bestempeld. De schippers geven aan dat als de
Spoorbrug
bruggen op 6.60 meter hoogte worden gebracht het probleem is opgelost. Zoals gezegd zijn de A44brug en de spoorbrug de grootste bottlnenecks, maar omdat ze toch ‘ballasten’, melden ze zich ook
niet aan voor de Torenvlietbrug.
Hoogteverschil van een beladen en niet-beladen binnenvaartschip (op de foto’s een van de schepen
die op de Oude Rijn naar Katwijk varen)
Het water zetten kost in het algemeen 1 á 2 uur, de beunschepen kunnen eerst het achterste deel
lossen, en terwijl het voorste deel wordt gelost, water achter in gaan nemen. Hierdoor wordt geen
tijd verloren bij het water innemen. Andere schepen die geen aparte ruimen hebben, verliezen wel
tijd. De extra brandstofkosten schatten we in op circa 21 euro per keer (uitgaande van 30 liter dat
extra verstookt moet worden á 70 cent per liter).
14 Dit is in lijn met de raming van 270.000 ton uit een onderzoek voor de gemeente Katwijk uit 2011.
Analyse vast/beweegbaar Torenvlietbrug en A44-brug; Eindrapportage
17
Doordat de schepen na het ballasten achter dieper komen te liggen ontstaat meer zuiging rond het
schip, waardoor er meer golfslag is en er rustiger gevaren moet worden. Een leeg schip mag op de
Oude Rijn 12 km per uur, geballast met water kan net als bij een geladen schip hooguit 9 km
worden gevaren. Al met al kost het dus tijd, waardoor er soms een volgende opdracht wordt gemist.
In overleg met Schuttevaer nemen we als uitgangspunt dat dit een op de tien keer voorkomt en dat
dat er dan € 1.000 omzetverlies wordt geleden.
Daarnaast is het veiligheidsaspect relevant. Door het verslechterde zicht als gevolg van het
achtover hellen van het schip doen zich eerder onveilige situaties voor. Dit speelt met name in het
zomerseizoen als er veel recreanten op het water zijn. Er staat een camera op de boeg, maar dit
kan niet voorkomen dat bijna-ongelukken zich vaker voordoen. De schippers beginnen om de
verschillende bovenstaande redenen het water dan ook direct na de spoorbrug uit de ruimen te
pompen, zodat het zo kort mogelijk duurt.
Conclusie binnenvaart
Het huidige bedieningsregime van met name de brug in A44 noopt schippers tot het ballasten met
water, zodat ze daar niet afhankelijk van zijn. De negatieve effecten hiervan schatten wij in op
7.500 á 8.000 euro aan extra brandstofkosten en 35.000 á 40.000 euro aan gemiste inkomsten.
Daarnaast kleven er negatieve veiligheidseffecten aan deze situatie. De beschreven negatieve
effecten van het huidige bedieningsregime blijven in de toekomstige situatie ook optreden. Echter,
als de bruggen zijn vast gemaakt is er geen keuze meer voor de schippers. Hieraan kleven risico’s,
zowel ten aanzien van de veiligheid als wanneer er om een technische reden geen water in de
ruimen kan worden ingenomen.
Analyse vast/beweegbaar Torenvlietbrug en A44-brug; Eindrapportage
18
7 Woningbouwplannen
Er zijn in de omgeving van de Oude Rijn vier locaties
waar woningbouwplannen zijn: ’t Duyfrak, Oegstgeest
Katwijk
aan de Rijn, Valkenburg en Waterklaver (kaart).
’t Duyfrak
Een deel van de woningen in ’t Duyfrak is reeds gerealiseerd, waar in totaal ongeveer 500 woningen komen.
Waterklaver
In de wijk lopen kleine kanalen waar bewoners met
Oegstgeest
aan de Rijn
boten kunnen komen. De bruggen in de wijk zijn laag
(ongeveer 1,20 meter), het zal dus voornamelijk gaan
’t Duyfrak
om kleinere motorboten of roeiboten. Het onbeweegbaar maken van de bruggen zal voor de meeste bewo-
Valkenburg
ners in de wijk geen invloed hebben. Er zijn verder
kavels die aan het open water van de Oude Rijn gelegen zijn. De betrokken makelaars zeggen dat het om
Torenvlietbrug
Brug in de A44
ongeveer 5 reeds verkochte kavels gaat, waarbij men
niet weet wat voor boten deze bewoners bezitten en bij
Leiden
Spoorbrug
het huis hebben liggen. Het gaat waarschijnlijk om
tenminste één zeilboot, onbekend is of deze zijn mast
eenvoudig kan strijken. Ligging aan open water lijkt geen specifiek verkoopargument voor de woningen in ’t Duyfrak. Het onbeweegbaar maken van de bruggen heeft daarmee voor de toekomstige
woningbouw in ’t Duyfrak beperkte invloed. Op de huidige situatie heeft het een mogelijk effect,
doordat er dan geen mogelijkheid meer is voor de bewoners van de betreffende vijf kavels om met
een zeilboot zonder gestreken mast onder de bruggen door te varen.
Vliegbasis Valkenburg:
Een ambitieus plan is het realiseren van een geheel nieuwe wijk op voormalig vliegbasis Valkenburg,
met een mix aan wonen, werken en recreëren.
Analyse vast/beweegbaar Torenvlietbrug en A44-brug; Eindrapportage
19
Het plan is om ongeveer 5.000 woningen te bouwen. Deze woningen zullen niet allemaal aan het
water gelegen zijn, maar water speelt wel een grote rol in de nieuwe wijk, zo blijkt uit het definitieve
Masterplan Locatie Valkenburg (2013) dat in opdracht van de gemeente Katwijk en het Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf ROB) is opgesteld. Het gebied is vlakbij het Valkenburgse meer gelegen en in de wijk zelf komt een waterplas waaraan woningen worden gebouwd. Belangrijkste aspect
in het kader van de bruggen over de Oude Rijn is de planning van een kleine haven en de mogelijkheid om via de Wassenaarse Watering de Oude Rijn te bereiken. Een passage uit het Masterplan:
“De korte landingsbaan is in het plan vormgegeven als openbaar toegankelijke kade en is bij het uiteinde omgeven door water. Het woongebied is opgehoogd tot NAP +0,60 meter met lager gelegen oevers. Dit biedt de
kans om ten zuiden van de korte landingsbaan een haven aan te leggen en dit deel van de woonwijk bevaarbaar te maken voor kleine zeilboten en sloepen. Het gebied is via de Wassenaarse Watering verbonden met de
Oude Rijn en verder gelegen vaargebieden zoals de Kagerplassen.”
Bron: Masterplan Locatie Valkenburg
Het Masterplan geeft dus aan dat het om kleine zeilboten en sloepen gaat. Echter om de Oude Rijn
te bereiken zullen zij onder een brug in de Voorschoterweg (de weg tussen de A44- en Torenvlietbrug) moeten, deze brug is een stuk lager dan 5.60 meter. Toekomstige bewoners die een zeilboot
hebben zullen hun mast moeten strijken als ze de Oude Rijn willen bereiken. Het vast maken van de
bruggen zal daarmee op de plannen in deze woonwijk geen invloed hebben.
Oegstgeest aan de Rijn
In het in ontwikkeling zijnde plan Oegstgeest aan de Rijn (1.100 woningen) kunnen woningen aan
het water gekocht worden met de mogelijkheid bij de woning een eigen aanlegplaats te huren. Meer
informatie is hierover (nog) niet beschikbaar. Het lijkt niet aannemelijk dat hier boten komen te liggen die een doorvaarhoogte van meer dan 5.40 meter of een beweegbare brug nodig hebben. Het
zal hier ook met name gaan om sloepen, motorboten en kleine zeilboten. In het woningbouwplan zelf
zijn ook bruggen voorzien als ontsluiting van de woonwijk, die naar alle waarschijnlijkheid lager zijn
dan 5.40 m en niet beweegbaar. In de woonwijk zijn 15 overgangen weg/water.
Rijnsburg: Waterklaver (Ouverture)
In Rijnsburg aan het Additioneel Kanaal (een korte aftakking van de Oude Rijn in Katwijk) is een
nieuw appartementencomplex gebouwd met ongeveer 70
appartementen (Waterklaver). Naast dit appartementencomplex worden 12 watervilla’s gerealiseerd onder de noemer Ouverture. Deze villa’s zullen een kleine aanlegsteiger
aan het kanaal krijgen. De plannen zijn nog niet verder uitgewerkt. Om die reden is het nog onbekend of het mogelijk is
een zeilboot aan deze steiger te leggen en of er bewoners
gaan komen die dat zullen gaan doen.
Analyse vast/beweegbaar Torenvlietbrug en A44-brug; Eindrapportage
20
8 Woonboten
Alleen met ontheffing van de gemeente Katwijk kan een woonboot die hoger dan 3 meter is een
ligplaats krijgen. Uit de Algemene Plaatselijke Verordening blijkt dat het verboden is “zonder ontheffing van het college een woonschip in het water te hebben liggen, dat gemeten vanaf de waterlijn,
meer dan 3 meter daarboven uitsteekt of aan een woonschip in de lengte of in de breedte een uitbouw te hebben”.
De Oude Rijn is in beheer bij de provincie Zuid-Holland. De provincie stelt op dit punt in de Beleidsnota Vaarwegen en scheepvaart 2006: “Voor woonarken geldt dat zij alleen worden toegestaan
zoveel mogelijk buiten het vaarwegprofiel van vaarwegen die niet druk bevaren worden door de beroepsvaart. Zo nodig wordt daar een snelheidsbeperking voor passerende schepen ingesteld.”
Uit het nieuwe ligplaatsenbeleid van de provincie (december 2012) blijkt het volgende: “ligplaatsen
voor woonboten/schepen beperken de bruikbaarheid voor vlot en veilig scheepvaartverkeer. Daardoor zijn ze nadelig voor de economische functie van de provinciale vaarwegen. Dit type ligplaatsen
wordt daarom tegengegaan. Dit betekent dat er bij een nieuwe aanvraag geen ontheffing wordt
verleend.’ Huidige ontheffingen zullen wel blijven bestaan. Dat neemt niet weg dat de provincie ‘de
ambitie om op termijn alle drijvende woningen uit de provinciale vaarwegen te verwijderen’ heeft.
Uit informatie van het Hoogheemraadschap van Rijnland dat gaat over vergunningverlening voor
woonboten in de provinciale wateren) blijkt dat zij geen criteria
stellen aan de hoogte van woonboten/schepen. Het is bij het
Hoogheemraadschap niet bekend hoeveel woonboten er precies
op de Oude Rijn tussen de bruggen en Katwijk liggen, of wat de
hoogte van deze woonboten/schepen is. Eigen onderzoek van de
provincie geeft aan dat er ongeveer 4 woonarken/schepen met
verdieping in het achterland van de twee bruggen gelegen zijn
(één in Valkenburg, zie foto, en drie in Katwijk).
Ten aanzien van het onderhoud van woonboten blijkt uit meerdere bronnen (woonbotenland.nl en
Van Scheppingen Arkenbouw) dat woonboten met een betonnen casco geen onderhoud op de werf
nodig hebben. Zij hoeven dus niet getransporteerd te worden, wat overigens ook niet zou kunnen
omdat het beton grote kans zou lopen om te scheuren als de woonboot uit het water gehaald zou
worden.
Analyse vast/beweegbaar Torenvlietbrug en A44-brug; Eindrapportage
21
Bijlage 1. Bronnen
Geïnterviewden (telefonisch / face to face)

Bureau Hazenberg Archeologie - Tom Hazenberg

De Leeuw Makelaardij – Jaap van Oostrum

ESA-ESTEC - Piet Voorzaat

Gemeente Katwijk - Jaap Jonker

Gemeente Leiden - Jeroen Traudes

Gemeente Noordwijk - Wim Crama

Haasnoot Bruggen - Arjan Bakker

HISWA - Geert Dijks

Jachtbouw Zwaan - Arie Zwaan

Jachthaven Poelgeest - Martin Loo

Kamer van Koophandel Den Haag - Ben Schuttenbeld

KNRM - Koos van der Bent

Koninklijke Schuttevaer Rijnstreek - Marc Renssen

Koninklijke Schuttevaer Rijnstreek - Paul Groenen

Marina Rijnsburg - Peter Jongejan

Marina Seaport IJmuiden - Gerlof Funke Küpper

Ms Mutare - M. Heuvelman

Ms Union - W. de Jong

Ms Cotrans 9 - Marijn van de Geer

Ms Merwede - mevrouw N. Smitsman

Ms Shalom - H. van den Heuvel

Oostingh Staalbouw - Henk Oostingh

OPHP - Onno Laarhoven

Programmabureau Groene Hart - Peter van Steensel

Pro Kwadraat - Frank van Leeuwen

Provincie Zuid-Holland - Lilian Froitzheim

Provincie Zuid-Holland - Linde Gispen

Provincie Zuid-Holland - Ronald de Bruijn

Rijkswaterstaat - Lizette Hemmen

Royal van Lent - Peter van Mil

Stichting Recreatietoervaart Nederland (SRN) - Marleen van Maarleveld

Van der Meer makelaars & Taxateurs – Mevrouw Van der Meer

Waterrecreatie Advies - Reinier Steensma

Watersportverbond - Ernst Kaars Sijpesteijn
Documenten

City Works (2010), Watersportcluster Hollandse Plassen; analyse betekenis en potentie watersportcluster
Analyse vast/beweegbaar Torenvlietbrug en A44-brug; Eindrapportage
22

Decisio (juni 2010), Strategisch Actieplan vervoer over water in de Randstad

Decisio (januari 2012), Inventarisatie watersportsector Noord-Holland

DHV (mei 2011), Quick scan beroepsvaarthaven ’t Heen Katwijk

Ecorys (mei 2012), MKBA RijnlandRoute

Gemeente Noordwijk (oktober 2010), Voortgangsrapportage Gebiedsontwikkeling SpaceBusinesspark

Grontmij (mei 2011), Verkenning achterlandverbinding te Katwijk

Ministerie van I&M en provincie Zuid-Holland (september 2013), Bestuurlijke overeenkomst
RijnlandRoute

OPHP (2012), Visiedocument Ondernemers Platform de Hollandse Plassen - Cluster van Economie en Recreatie in het Groene Hart

Provincie Zuid-Holland (mei 2012), Nota voorkeursalternatief RijnlandRoute

Provincie Zuid-Holland (juni 2006), Provinciale vaarwegen en scheepvaart

SRN (juli 2013), Memo Brug in de A44 over de Oude Rijn

SRN/Waterrecreatie Advies (juli 2013), Memo Beantwoording vragen bruggen over de Oude Rijn

Stuurgroep locatie Valkenburg (september 2013), Masterplan Locatie Valkenburg

Waterrecreatie Advies (februari 2013), Kansen watersport en zeejachthaven Katwijk
Websites

www.esa.int/dut/ESA_in_your_country/The_Netherlands/European_Space_Research_and_Tech
nology_Centre_ESTEC

www.haasnootbruggen.nl

www.jachthaven-katwijk.nl

www.katwijk.nl

www.kvk.nl

www.leidschdagblad.nl/regionaal/duinenbollen/article25089983.ece/Katwijk-praat-weer-overzeejachthaven

www.leidschdagblad.nl/regionaal/duinenbollen/article20055593.ece/De-Limes-alstoeristische-trekpleister

www.marinetraffic.com

www.limes.nl

www.nauticlink.com/nl/vaartrends/vt75/

www.oegstgeestaanderijn.nl

www.oostinghstaalbouw.nl

www.schuttevaer.nl

www.stuurgroepgroenehart.nl

www.varenzh.nl

www.watersportverbond.nl

www.zuid-holland.nl

www.zwaanjachtbouw.nl

www.deleeuw.nl/
Analyse vast/beweegbaar Torenvlietbrug en A44-brug; Eindrapportage
23

www.locatievalkenburg.nl/

www.katwijk.nl

www.tduyfrak.nl

www.vandermeermakelaars.nl/
Analyse vast/beweegbaar Torenvlietbrug en A44-brug; Eindrapportage
24
Bijlage 2. Nadere uitleg berekening netto contante waarde
Aandachtspunt bij het vergelijken van de kosten en baten is het verschil in de periode waarin de
effecten optreden. De investeringskosten worden gemaakt op het moment dat het project wordt
uitgevoerd, terwijl de jaarlijks terugkerende kosten, en ook de maatschappelijke baten pas daarna
optreden. Deze baten zijn echter wel jaarlijks terugkerend.
De ‘waarde’ van bedragen later in de tijd is lager. Het is aantrekkelijker om nu duizend euro tot je
beschikking te hebben met de keuze om het uit te geven of op de bank te zetten en daar rente op te
krijgen, dan om in het jaar 2050 duizend euro te hebben (ook als er geen inflatie is, want je kunt
immers nu al van je aankoop genieten in plaats van over vele jaren). Om alle effecten met elkaar te
kunnen vergelijken, wordt gebruik gemaakt van contante waarden. Hiermee worden de toekomstige
kosten en baten teruggerekend naar wat ze vandaag waard zouden zijn. Om deze waarden te bepalen wordt gebruik gemaakt van een disconto- of rentevoet. Hierdoor worden de huidige waarden van
alle toekomstige kosten en baten teruggerekend naar het startjaar van de investering en daarmee
‘contant’ gemaakt. De discontovoet die we hiervoor hanteren is de door het ministerie van financiën
voorgeschreven 5,5 procent 15, bestaande uit een risicovrije rentevoet van 2,5 procent en een risicopremie van 3 procent.
De discontovoet van 5,5% houdt in dat een effect dat 1 jaar na de start van het project plaatsheeft
wordt gewaardeerd tegen 1 / 1,055 maal de omvang van het effect in dat jaar. Een effect dat 2 jaar
na het aanvangsjaar plaatsheeft wordt gewaardeerd tegen 1 / 1,0552 maal de omvang.
15 Bron: Ministerie van Financiën (2007).
Analyse vast/beweegbaar Torenvlietbrug en A44-brug; Eindrapportage
25
Bijlage 3. Infrastructurele eisen vaarweg Katwijk-Voorschoten
Bron: Provincie Zuid-Holland (2006)
Analyse vast/beweegbaar Torenvlietbrug en A44-brug; Eindrapportage
26
Planning bestuurlijk besluitvormingstraject OTB (Ontwerp Tracé Besluit) RijnlandRoute
Versie 30 april 2014
NB: OTB onder EMBARGO verstrekt.
Ter visie: 9 mei t/m 19 juni 2014
De projectorganisatie RLR begeleidt de ter visie legging.
In de praktijk is dit dezelfde begeleiding (door pZH) als bij het OPIP.
Nr.
0
1
Data
29 apr
30 apr
2
3
4
5 mei
1 t/m 7 mei
8 mei
5
6
7
8
9 mei
9 mei
9 mei t/m 19
juni
9 mei
9
10
13 mei
15 mei
11
12
13
14
15
19 t/m 22 mei
26 mei
28 mei
2 juni
5 juni
16
17
18
11 juni
17 juni
18 juni
18
19
t/m 19 jun
ntbp
Actie
Het OTB is onder embargo verstrekt
Voorstel besluitvormingsprocedure OTB > griffie>
Presidium
Vaststellen procedure van behandeling
Aanleveren input zienswijze
Bespreken (ambtelijk) concept collegeraadsvoorstel/ concept zienswijze
OTB wordt openbaar (door zending tkn aan PS)
OTB actief beschikbaar stellen aan de Raad
OTB ter visie gedurende 6 weken
Actiehouder
pZH
JK> griffie
Verzenden concept voorstel naar B&W
Aad
*Uitstel aanlevering
B&W iom secretaris
B&W
Aad
Bespreking in B&W: concept zienswijze
Aanleveren griffie (vooralsnog wordt, na overleg
Griffie, er vanuit gegaan dat een Informatieve
sessie niet nodig is. Mocht het anders zijn, dan
wordt de planning hierop aangepast).
Informatieavonden belanghebbenden OTB
Agendering Presidium
Uiterste datum aanlevering stukken bij raad
Fractie-overleggen
Oordeelsvormende e/o besluitvormende sessie
Na raadsbesluit: definitief voorstel naar B&W
Besluitvorming B&W (geen uitloop mogelijk)
Verzenden Zienswijze (Geen uitloop mogelijk)
aan de minister van I en M
Einde ter visie ligging
De minister stelt het Tracébesluit (TB) vast
De Crisis en Herstelwet is van toepassing
verklaart. Dat betekent dat overheden na
vaststelling TB niet in beroep kunnen. Niet
overheden kunnen wel in beroep indien zij een
zienswijze hebben ingediend.
presidium
Allen >> Aad
Aad/ Allen
pZH>> Aad
Aad >> Frank/ griffie
pZH(namens MinI&M)
pZH
griffie
griffie
Fracties
Raad/ griffie
Aad
B&W
Aad
pZH
Minister
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute
Ontwerp-Tracébesluit
A44 RijnlandRoute
I Besluit
Vastgesteld op:
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
mw. drs. M.H. Schultz van Haegen
Pagina 1 van 23
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute
Pagina 2 van 23
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute
I Besluit
Inhoud
1
Artikel
Artikel
Artikel
Artikel
Artikel
Artikel
Artikel
Artikel
1
2
3
4
5
6
7
8
Ontwerp-Tracébesluit
Infrastructurele maatregelen
Kunstwerken
Overige infrastructurele voorzieningen
Tijdelijke maatregelen en voorzieningen
Te amoveren objecten
Verkeersveiligheidsmaatregelen
Geluidmaatregelen
Nieuwe en verplaatste referentiepunten, nieuwe en
gewijzigde geluidproductieplafonds en vastgestelde
hogere waarden
Waterhuishoudingsmaatregelen
Mitigerende maatregelen Natuur
Compenserende maatregelen Natuur
Bomencompensatie
Maatregelen
voor
landschappelijke
en
stedenbouwkundige inpassing
Tunnelveiligheid
Opleveringstoets
Uitmeet- en flexibiliteitsbepaling
Schadevergoeding
Toepasbaarheid Crisis- en herstelwet
5
4
7
7
7
7
7
7
Artikel
Artikel
Artikel
Artikel
Artikel
9
10
11
12
13
Artikel
Artikel
Artikel
Artikel
Artikel
14
15
16
17
18
2
Inspraakmogelijkheid
19
Bijlage 1
Nieuwe en verplaatste referentiepunten en nieuwe en
gewijzigde geluidsproductieplafonds
Bijlage 2
Hogere waarden
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
Pagina 3 van 23
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute
1 Ontwerp-Tracébesluit
Gelet op de Tracéwet stel ik, de Minister van Infrastructuur en Milieu, het OntwerpTracébesluit vast voor de wijziging van de A44 als onderdeel van de aanleg van de
RijnlandRoute, hierna te noemen A44 RijnlandRoute. Waar in dit besluit wordt
verwezen naar de aanleg van het provinciale deel van de RijnlandRoute wordt dit
aangehaald als ‘RijnlandRoute’.
Het Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute bestaat uit deze besluittekst (I), de
kaarten (II) bestaande uit de overzichtskaart A, detailkaarten genummerd 1 en 2 en
bijlage 1 (Nieuwe en verplaatste referentiepunten en nieuwe en gewijzigde
geluidproductieplafonds). Bij het Ontwerp-Tracébesluit hoort een toelichting (III)
met een aantal bijlagen (IV). Deze toelichting en bijlagen maken geen onderdeel uit
van het juridisch bindende deel van het Ontwerp-Tracébesluit.
Artikel 1
Infrastructurele maatregelen
1. Dit Tracébesluit voorziet in de aanpassing van de autosnelweg A44 tussen
kilometer 16,8 en kilometer 20,3 en de realisatie van een verdiept knooppunt
Maaldrift (maximaal -7,8 meter N.A.P). Dit knooppunt verbindt de A44 met de
RijnlandRoute. De verbindingswegen tussen de A44 en de RijnlandRoute liggen
op een diepte van maximaal - 7,8 meter N.A.P. De verbindingsbogen in het
knooppunt zijn met een eigen kilometrering aangeduid.
In lid 2 tot en met lid 6 van dit artikel worden de specifieke maatregelen beschreven
2.
De westelijke rijbaan wordt van noord naar zuid (van Amsterdam naar
Wassenaar) als volgt aangepast:
a. De realisatie van een hoofdrijbaan bestaande uit 2 rijstroken, een dubbel
weefvak en een vluchtstrook tussen kilometer 16,8 en kilometer 17,3. De
verhardingsbreedte bedraagt circa 14,4 meter. Vanaf kilometer 17,3 gaat
het weefvak over in de afrit naar de aansluiting Leiden West.
b. De realisatie van een doorgaande hoofdrijbaan bestaande uit 2 rijstroken,
een uitvoegstrook en een vluchtstrook tussen kilometer 17,3 en 18,2. De
verhardingsbreedte bedraagt circa 14,7 meter. Vanaf kilometer 17,8 gaat de
uitvoegstrook over in de afrit naar de aansluiting Leiden West. De
doorgaande hoofdrijbaan heeft 2 rijstroken en een vluchtstrook. Vanaf
kilometer 18,2 voegt de toerit van de aansluiting Leiden West in op de
hoofdrijbaan.
c. De realisatie van een doorgaande hoofdrijbaan bestaande uit 2 rijstroken,
een dubbel weefvak en een vluchtstrook tussen kilometer 18,2 en kilometer
18,9. De verhardingsbreedte bedraagt circa 18,2 meter. Vanaf kilometer
18,9 gaat het weefvak over in de verbindingsweg naar de RijnlandRoute. De
doorgaande hoofdrijbaan bestaat uit 2 rijstroken en een vluchtstrook.
d. De realisatie van een doorgaande hoofdrijbaan tussen kilometer 18,9 en
kilometer 19,6 bestaande uit 2 rijstroken en een vluchtstrook. De
verhardingsbreedte bedraagt circa 10,9 meter. Vanaf kilometer 19,6 tot aan
kilometer 20,0 voegt de verbindingsboog vanaf de RijnlandRoute in op de
hoofdrijbaan.
e. Van kilometer 20,0 tot kilometer 20,3 vindt de overgang naar de bestaande
situatie plaats middels aanpassing van de markering.
Pagina 4 van 23
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute
3.
De oostelijke rijbaan wordt van zuid naar noord (van Wassenaar naar
Amsterdam) als volgt aangepast:
a. De realisatie van een hoofdrijbaan met 2 rijstroken en een vluchtstrook
tussen kilometer 20,0 en kilometer 19,2. De verhardingsbreedte bedraagt
circa 10,9 meter. Vanaf kilometer 20,3 wordt een uitvoeger aangelegd ten
behoeve van de verbindingsweg naar de RijnlandRoute.
b. Tussen km 19,2 en 18,6 en bestaat de hoofdrijbaan uit 2 doorgaande
rijstroken, een dubbel weefvak en een vluchtstrook. De verhardingsbreedte
bedraagt circa 18,2 meter.
c. Vanaf kilometer 18,6 gaat het dubbel weefvak over in een aan de
hoofdrijbaan parallel gelegen dubbele uitvoegstrook, ten behoeve van de
afrit Leiden West. Deze uitvoegstrook met een verhardingsbreedte van circa
8,4 meter splitst zich ter hoogte van kilometer 18,2 in 2 afzonderlijke
afritten.
d. De realisatie van een doorgaande hoofdrijbaan met 2 rijstroken tussen
kilometer 18,6 en kilometer 17,5. De verhardingsbreedte bedraagt circa 8,4
meter.
e. De realisatie van een hoofdrijbaan met 2 rijstroken, een weefvak en een
vluchtstrook tussen kilometer 17,5 en kilometer 16,8. De
verhardingsbreedte bedraagt hier circa 14,7 meter. Tussen kilometer 17,5
en kilometer 17,2 voegt de afrit Leiden West in op de hoofdrijbaan.
4.
De aansluiting Leiden-West wordt als volgt aangepast:
Van noord naar zuid:
a. De realisatie van een afrit naar de Ingenieurs G. Tjalmaweg in westelijke
richting tussen kilometer 17,3 en kilometer 17,9. De afrit bestaat uit 1
rijstrook en een vluchtstrook en heeft een verhardingsbreedte van circa 7,5
meter;
b. De realisatie van een afrit naar de Ingenieurs G. Tjalmaweg in oostelijke
richting tussen kilometer 17,6 en kilometer 17,9. De afrit bestaat uit 1
rijstrook en een vluchtstrook en heeft een verhardingsbreedte van circa 7,5
meter;
c. De realisatie van een toerit vanaf de Ingenieur G. Tjalmaweg
tussen kilometer 17,9 en kilometer 18,2. De toerit bestaat uit 2 rijstroken en
een vluchtstrook en heeft een verhardingsbreedte van circa 10,9 meter
Van zuid naar noord:
d. De realisatie van een afrit naar de Plesmanlaan in oostelijke richting tussen
kilometer 18,2 en kilometer 17,9. De afrit bestaat uit 1 rijstrook en een
vluchtstrook en heeft een verhardingsbreedte van circa 7,5 meter.
e. De realisatie van een parallel aan de hoofdrijbaan gelegen afrit naar de
Plesmanlaan in westelijke richting tussen kilometer 18,2 en kilometer 17,9.
De afrit bestaat uit 1 rijstrook en een vluchtstrook en heeft een
verhardingsbreedte van circa 7,5 meter.
f. De realisatie van een toerit vanaf de Plesmanlaan tussen kilometer 17,5 en
kilometer 17,8. De toerit bestaat uit 2 rijstroken en een vluchtstrook en
heeft een verhardingsbreedte van circa 10,9 meter.
Pagina 5 van 23
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute
5.
De aansluiting Leiden Zuid wordt als volgt aangepast:
Van noord naar zuid:
a. De realisatie van een toerit op de verbindingsweg tussen de A44 en de
RijnlandRoute tussen kilometer 18,9 en kilometer 19,3. De toerit bestaat uit
1 rijstrook en een redresseerstrook. De verhardingsbreedte van de toerit
bedraagt circa 4,9 meter.
Van zuid naar noord:
b. De realisatie van een afrit op de verbindingsweg tussen de RijnlandRoute en
de A44 tussen kilometer 19,5 en kilometer 18,7. De afrit bestaat uit 1
rijstrook en een redresseerstrook. De verhardingsbreedte bedraagt circa 4,9
meter.
6.
Ten behoeve van de verbinding met de Rijnlandroute wordt het verdiepte
knooppunt Maaldrift gerealiseerd. Dit knooppunt bestaat uit:
Van noord naar zuid:
a. De aanleg van een verbindingsweg van de A44 (richting Den Haag) naar de
RijnlandRoute tussen kilometer 18,9 (A44) en kilometer 1,1
(verbindingsweg). De verbindingsweg bestaat uit 2 rijstroken en heeft een
verhardingsbreedte van circa 9,7 meter. Tussen kilometer 0,1 en kilometer
0,3 (verbindingsweg) voegt de toerit Leiden Zuid in op de verbindingsweg.
b. De aanleg van een verbindingsweg van de RijnlandRoute naar de A44
(richting Den Haag) tussen kilometer 20,0 (A44) en kilometer 0,0
(verbindingsweg). De verbindingsweg bestaat uit 1 rijstrook en vluchtzone
en heeft een verhardingsbreedte van circa 7,6 meter.
Van zuid naar noord:
c. De aanleg van een verbindingsweg van de A44 (richting Amsterdam) naar
de RijnlandRoute tussen kilometer 20,3 (A44) en kilometer 0,6
(verbindingsweg). De verbindingsweg bestaat uit 1 rijstrook en een
vluchtzone en de verhardingsbreedte bedraagt circa 7,2 meter.
d. De aanleg van een verbindingsweg van de RijnlandRoute naar de A44
(richting Amsterdam) tussen kilometer 0,0 (verbindingsweg) en kilometer
19,2 (A44 richting Amsterdam). De verbindingsweg bestaat uit 2 rijstroken
en heeft een verhardingsbreedte van circa 9,1 meter.
7.
De horizontale ligging van het tracé is overeenkomstig de situatie zoals
aangegeven op de detailkaarten. De verticale ligging van het tracé is
overeenkomstig het lengteprofiel zoals aangegeven op de overzichtskaart A.
8.
De aanpassingen en het daarbij behorende ruimtebeslag zijn verder
aangegeven op de detailkaarten (II), binnen het aangeduide maatregelvlak
'Verkeer' en de op de kaart aangegeven dwarsprofielen.
Pagina 6 van 23
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute
Artikel 2
Kunstwerken
1. De in tabel 2 vermelde kunstwerken worden aangepast of gerealiseerd. Deze
zijn tevens aangegeven op de detailkaarten (II). De maatregelen vinden plaats
binnen de vlakken die zijn aangeduid als ‘Maatregelvlak Verkeer, Object
Kunstwerk’.
Tabel 2: Kunstwerken
Nr
Kunstwerk
Locatie (km)
Minimale
1
Verbreding bestaand kunstwerk in de westelijk rijbaan van
km 17,3
bestaande hoogte
2
Nieuw kunstwerk in de westelijke rijbaan van de A44 en de
km 17,5
bestaande hoogte
km 17,9
bestaande hoogte
km 18,4
bestaande hoogte
km 18,7
bestaande hoogte
km 19,7
4,6 m
Verdiepte ligging van de verbindingswegen tussen de A44 en
km 19,5 - km
nvt
de RijnlandRoute met een diepste wegdekhoogte van
19,8
doorgangshoogte
de A44 over de Verlengde Wassenaarseweg
afrit richting Katwijk over de Niels Bohrweg
3
Nieuw kunstwerk in de westelijke rijbaan van de A44 over
de Ingenieur G. Tjalmaweg / Plesmanlaan
4
Nieuw kunstwerk in de westelijke rijbaan van de A44 over
de Rhijnhofweg, de Oude Rijn en de Voorschoterweg. Ten
behoeve van de realisatie van dit kunstwerk wordt de
bestaande busbrug over de Oude Rhijn gesloopt
5
Nieuw kunstwerk in de A44 (oostelijke en westelijke rijbaan)
over de Ommedijkseweg
6
Nieuw kunstwerk in de A44 over de verbindingswegen
tussen de A44 en de RijnlandRoute
7
maximaal - 7,8 meter N.A.P.
8
Nieuw kunstwerk (fietsbrug) over de verbindingswegen
km 19,7
4,6 m
km 19,7
4,6 m
tussen de A44 en de RijnlandRoute t.b.v. de passage van
het fietspad tussen de Rijksstraatweg en het Charlotte
Köhlerpad
9
Aquaduct: kunstwerk over de verbindingswegen van en naar
de RijnlandRoute t.b.v. de passage van de watergang
Veenwatering
Artikel 3
Overige infrastructurele voorzieningen
1. De in tabel 3 vermelde overige infrastructurele voorzieningen worden
gerealiseerd. Deze zijn tevens aangegeven op de detailkaarten (II) binnen het
aangeduide maatregelvlak 'Verkeer'.
Tabel 3: Overige infrastructurele voorzieningen en maatregelen
Nr.
Maatregel
Locatie (km)
1
Aanleg fietsverbinding tussen Niels Bohrweg en infrastructuur Nieuw
km 17,5
Rhijngeest
2
Aanpassing (fiets)verbinding tussen de Voorschoterweg en de
km 18,5 - km 18,6
Ommedijkseweg. Het eerste deel van het fietspad dient tevens ter
ontsluiting van het perceel aan de westzijde.
Pagina 7 van 23
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute
3
Aanpassing verbinding Ommedijkseweg - Rijksstraatweg (westzijde
km 19,0 - km 20,1
A44)
4
Aanpassing fietsverbinding Ommedijkseweg - Oude Trambaan
km 19,1 - km 19,7
5
Aanpassing/ aanleg fietsverbinding Rijksstraatweg (oostzijde A44) -
km 19,5 - km 20,3
Charlotte Köhlerpad (tussen 19,5 en 20,0 fietspad)
6
Aanleg perceelontsluitingsweg vanaf de Nieuwe weg
km 20,1 - km 20,3
Artikel 4
Tijdelijke maatregelen en voorzieningen
1. Binnen de grenzen van het Tracébesluit kunnen tijdelijke maatregelen en
voorzieningen in verband met de uitvoering van het Tracébesluit worden
uitgevoerd. Voor zover deze tijdelijke maatregelen en voorzieningen niet vallen
in enig maatregelvlak, zijn de terreinen waar deze tijdelijke maatregelen en
voorzieningen worden gerealiseerd aangeduid als 'tijdelijk werkterrein'. Onder
tijdelijke maatregelen en voorzieningen wordt onder andere begrepen:
a. opslagplaatsen, werkplaatsen, installaties, bouwketen en parkeerplaatsen
voor personeel en bezoekers;
b. laad- en losplaatsen en grond, zand en slibdepots;
c. bouwzones ter weerszijden van de weg ten behoeve van de
werkzaamheden;
d. tijdelijke bouwwegen, watergangen, energievoorzieningen, afrasteringen
en watercompensatie.
2. Tijdelijke maatregelen en voorzieningen worden niet langer in stand gehouden
dan tot zes maanden na oplevering van het tracé.
Artikel 5
Te amoveren objecten
1. De te amoveren objecten zijn vermeld in tabel 4 en tevens als object 'Te
verwijderen opstallen' aangegeven op de detailkaarten (II).
Tabel 4: Te amoveren objecten
Straat opstal
Huis-
Opstal
nummer
Plesmanlaan
102
Gemeente
Reden van amoveren
(en plaats)
volledige bebouwing,
Leiden
Aanpassing aansluiting Leiden-
McDonald's
West
Rhijnhofweg
5
volledige bebouwing
Oegstgeest
Aanpassing A44
Rhijnhofweg
6
volledige bebouwing
Oegstgeest
Aanpassing A44
Rhijnhofweg
7
volledige bebouwing
Oegstgeest
Aanpassing A44
Voorschoterweg
76
volledige bebouwing
Valkenburg
Aanpassing A44
Voorschoterweg
85
volledige bebouwing
Valkenburg
Aanpassing A44
Voorschoterweg
87
volledige bebouwing
Valkenburg
Aanpassing A44
Voorschoterweg
89
volledige bebouwing
Valkenburg
Aanpassing A44
Ommedijkseweg
24
woonhuis
Leiden
Aanpassing A44, Ommedijkseweg,
Ommedijkseweg
22
volledige bebouwing
Leiden
Aanpassing A44, Ommedijkseweg
fietsverbinding en watergang
fietsverbinding en watergang
Pagina 8 van 23
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute
Ommedijkseweg
20
volledige bebouwing
Leiden
Aanpassing A44, Ommedijkseweg
Ommedijkseweg
18
volledige bebouwing
Leiden
Aanpassing A44, Ommedijkseweg
Ommedijkseweg
16
volledige bebouwing
Leiden
Aanpassing A44, Ommedijkseweg
Ommedijkseweg
14
volledige bebouwing
Leiden
Aanpassing A44, Ommedijkseweg
Ommedijkseweg
12
volledige bebouwing
Leiden
Aanpassing A44, Ommedijkseweg
Ommedijkseweg
10
volledige bebouwing
Leiden
Aanpassing A44, Ommedijkseweg
Ommedijkseweg
8
volledige bebouwing
Leiden
Aanpassing A44, Ommedijkseweg
fietsverbinding en watergang
fietsverbinding en watergang
fietsverbinding en watergang
fietsverbinding en watergang
fietsverbinding en watergang
fietsverbinding en watergang
fietsverbinding en watergang
Ommedijkseweg
6
volledige bebouwing
Leiden
Aanpassing A44, Ommedijkseweg
Rijksstraatweg
187
volledige bebouwing
Wassenaar
Aanpassing A44 en Rijksstraatweg
Rijksstraatweg
187a
volledige bebouwing
Wassenaar
Aanpassing A44 en Rijksstraatweg
Rijksstraatweg
185
volledige bebouwing
Wassenaar
Aanpassing A44 en Rijksstraatweg
Rijksstraatweg
177
volledige bebouwing
Wassenaar
Aanpassing A44 en Rijksstraatweg
Rijksstraatweg
175
volledige bebouwing
Wassenaar
Aanpassing A44 en Rijksstraatweg
Rijksstraatweg
173
volledige bebouwing
Wassenaar
Aanpassing A44 en Rijksstraatweg
Rijksstraatweg
171
volledige bebouwing
Wassenaar
Aanpassing A44 en Rijksstraatweg
Rijksstraatweg
165a
volledige bebouwing
Wassenaar
Aanpassing A44 en Rijksstraatweg
Rijksstraatweg
165
volledige bebouwing
Wassenaar
Aanpassing A44 en Rijksstraatweg
Rijksstraatweg
163
volledige bebouwing
Wassenaar
Aanpassing A44 en Rijksstraatweg
fietsverbinding en watergang
Artikel 6
Verkeersveiligheidsmaatregelen
1. In de aansluiting Leiden West worden de volgende
verkeersveiligheidsmaatregelen gerealiseerd:
a. Het instellen van adviessnelheden op een aantal toe- en afritten.
b. Het plaatsen van bochtschilden (geleide- en bebakeningsborden).
c. Het aanbrengen van verlichting.
2. In het knooppunt Maaldrift worden de volgende verkeersveiligheidsmaatregelen
gerealiseerd:
a. Het instellen van adviessnelheden op een aantal verbindingswegen.
b. Het plaatsen van bochtschilden (geleide- en bebakeningsborden).
c. Het aanbrengen van verlichting.
Artikel 7
Geluidmaatregelen
1. De in tabel 5 opgenomen overdrachtsmaatregelen voor het hoofdwegennet
worden gerealiseerd. Deze maatregelen zijn als zodanig op de bij dit
Tracébesluit behorende detailkaarten aangeduid. De overdrachtsmaatregelen
hebben allen een absorberende werking met uitzondering van de met een *
aangeduide maatregelen die een reflecterende werking hebben.
Pagina 9 van 23
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute
Tabel 5: Overzicht overdrachtsmaatregelen
Maatregel
Rijbaan
Locatie
Lengte (m)
Hoogte
Scherm
Westelijke hoofdrijbaan
km 18,0 - km 18,3
270
3
Scherm*
Westelijke hoofdrijbaan
km 18,3
50
3
Scherm*
Westelijke hoofdrijbaan
km 18,3 - km 18,5
170
4
(m)
(brug over de Oude Rijn)
Scherm
Westelijke hoofdrijbaan
km 18,5 - km 18,6
50
4
Scherm
Oostelijke hoofdrijbaan
km 17,9 - km 18,1
200
2
Scherm
Afrit aansluiting Leiden-West
km 18,1 - km 18,2
120
2
Scherm
Oostelijke parallelbaan
km 18,2 - km 18,3
130
4
Scherm*
Oostelijke parallelbaan (brug
km 18,3 - km 18,5
210
4
4
over de Oude Rijn)
Scherm**
Oostelijke parallelbaan
km 18,5 - km 18,9
350
Scherm
Afrit Leiden-Zuid
Km 18,7 - km 19,1
430
3
Scherm
Verbindingsweg
km 19,1 - km 19,5
410
6
Scherm
Verbindingsweg
km 0 – km 0,3***
300
1,5
RijnlandRoute – A44 (Noord)
RijnlandRoute – A44 (Noord)
*
reflecterend scherm
**
reflecterend scherm tussen km 18,67 - km 18,69
***
aangepaste kilometrering verbindingsweg
2. Op de rijbanen zoals vermeld in tabel 6 wordt geluidreducerend asfalt van een
bepaald type gerealiseerd, of geluidreducerend asfalt dat ten minste dezelfde
geluidreducerende eigenschappen heeft dan het in tabel aangeduide type asfalt.
Tabel 6: Overzicht asfalttypen
Maatregel
Rijbaan
Locatie
Lengte (m)
2LZOAB
Westelijke rijbaan (inclusief weefvak)
km 16,8 – km 20,2
3360
2LZOAB
Oostelijke (hoofd)rijbaan (inclusief
km 16,8 – km 18,3
1480
weefvak)
2LZOAB
Oostelijke rijbaan
km 18,5 - km 18,6
100
2LZOAB
Oostelijke rijbaan (2 binnenste
km 18,6 – km 20,2
1580
km 18,6 – km 19,3
730
km 18,3 - km 17,7
560
km 0,8 - km 1,5 *
690
km 0,0 - km 0,7 *
720
rijbanen)
2LZOAB
Oostelijke rijbaan (2 buitenste
rijbanen)
2LZOAB
Oostelijke parallelrijbaan richting afrit
Leiden West
2LZOAB
Verbindingsweg A44 (westbaan) RijnlandRoute
2LZOAB
Verbindingsweg RijnlandRoute - A44
oostbaan)
* aangepaste kilometrering verbindingswegen
Pagina 10 van 23
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute
Artikel 8
1.
2.
Nieuwe en verplaatste referentiepunten, nieuwe en
gewijzigde geluidproductieplafonds en vastgestelde hogere
waarden
Langs de A44, waarop dit Tracébesluit betrekking heeft, dienen de in bijlage 1
opgenomen nieuw vast te stellen referentiepunten en geluidproductieplafonds,
alsmede de te verplaatsen referentiepunten en gewijzigde
geluidproductieplafonds in acht te worden genomen.
Vanwege de volgens dit Tracébesluit aan te leggen en te wijzigen wegen, die
geen onderdeel uitmaken van het hoofdwegennet, wordt de in bijlage 2
opgenomen hogere waarde vastgesteld.
Artikel 9
Waterhuishoudingsmaatregelen
1. Ten behoeve van de waterhuishouding worden de navolgende maatregelen
gerealiseerd:
a. Ter compensatie van de toename van verhard oppervlak en te dempen
oppervlakte water wordt circa 2,9 ha aan waterberging gerealiseerd.
Hiervan wordt circa 1,45 ha gerealiseerd binnen de grenzen van het
Tracébesluit in de vorm van open water (watergangen en vijvers),
berminfiltratie en het verbreden van bestaande watergangen. Hiertoe
worden de in Tabel 7 genoemde maatregelen getroffen waarmee binnen de
grenzen van het Tracébesluit tevens circa 0,6 ha aan extra
watercompensatie wordt gerealiseerd. Buiten de grenzen van het
Tracébesluit wordt circa 0,65 ha in de nabijgelegen boezem en circa 0,8 ha
in de Ommedijksepolder aan watercompensatie gerealiseerd.
b. Ten behoeve van waterkwaliteit worden de in tabel 8 genoemde
maatregelen gerealiseerd.
c. Ten behoeve van waterveiligheid worden de in tabel 9 genoemde
maatregelen gerealiseerd.
d. Ter voorkoming van de toestroming van grondwater worden de verdiept
gelegen verbindingswegen tussen de A44 en de RijnlandRoute (km 19,4 km 19,8) in een waterdichte constructie aangelegd.
2. De in tabel 7 benoemde waterhuishoudkundige maatregelen in de vorm van
hoofdwatergangen worden gerealiseerd binnen het op de detailkaarten
aangeduide maatregelvlak 'Water', de overige waterhuishoudkundige
maatregelen uit tabel 7 worden gerealiseerd binnen het op de detailkaarten
aangeduide maatregelvlak 'Verkeer' of 'Landschap' / object 'Waterberging'. De in
tabel 9 benoemde maatregelen ten behoeve van de waterveiligheid worden
gerealiseerd binnen het op de detailkaarten aangeduide maatregelvlak 'Verkeer'
en/of 'Landschap' / object 'Waterstaatswerk - beschermingszone'.
Pagina 11 van 23
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute
Tabel 7: Aanleg en aanpassing van watergangen
Effect
Maatregel
Locatie
Dempen en verleggen
Verleggen watergang
km 17,2 - km 17,3 westzijde A44 (ten
van watergangen,
noorden van de Niels Bohrweg)
toename van
wateroverlast als gevolg
van de toename van
verhard oppervlak
Verleggen en verruimen watergang
km 17,5 - km 17,8 westzijde A44 (Niels
*
Bohrweg - Ingenieur G. Tjalmaweg)
Verleggen en verruimen watergang
km 17,5 - km 17,8 oostzijde A44 (Niels
*
Bohrweg - Plesmanlaan)
Verruimen watergang *
km 17,7 - km 17,8, oostzijde A44
Verruimen watergang*
Km 17,9 - km 18,3 oostzijde A44
Verleggen en verruimen watergang
km 18,0 - km 18,3 westzijde A44
(oostelijke lus aansluiting Leiden-West)
(Rhijnhofweg - begraafplaats)
(Rhijnhofweg - Ingenieur G. Tjalmaweg)
Verleggen en verruimen watergang
km 18,8 - km 19,0 oostzijde A44 (ter
hoogte van een deel van de afrit LeidenZuid)
Verruimen watergang
Km 18,7 - km 18,8 en km 18,9 - km
19,0 westzijde A44, tussen de
Ommedijkseweg en de A44.
Verleggen en verruimen watergang
km 19,0 - km 19,4 westzijde A44 langs
**
de aangepaste Ommedijkseweg
Verleggen en verruimen watergang
km 19,4 - km 19,7 westzijde A44 langs
de aangepaste fietsverbinding
Ommedijkseweg - Oude Trambaan
Nieuwe watergang
Zuidoostzijde Oude Trambaan t.h.v.
Verleggen watergang
km 19,4 - km 19,6 oostzijde
19,7
verbindingsweg vanaf nieuwe weg A4A44 ten noorden van Veenwatering
Nieuwe watergang
km 19,6 - km 19,7 oostzijde nieuwe weg
Nieuwe watergang *
km19,7 - km 19,8 tussen voormalige
A4-A44 ten noorden van Veenwatering
boezemwatergang tot Veenwatering,
westzijde nieuwe verbinding
Rijksstraatweg - Charlotte Köhlerpad
Nieuwe watergang
km 19,7 - km 19,8 oostzijde nieuwe weg
Nieuwe watergang
km 19,8 - km 19,9 westzijde nieuwe
A4-A44 ten zuiden van Veenwatering
weg A4-A44 ten zuiden van
Veenwatering
Nieuwe watergang
km 20,0 - 20,1 ter plaatse van de
Rijksstraatweg
*
**
Hoofdwatergangen
Deels hoofdwatergang
Pagina 12 van 23
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute
Tabel 8: Maatregelen ten behoeve van waterkwaliteit
Effect
Maatregel
Locatie
Afname van de
filterende berm
km 16,8 - km 20,3; de tracédelen op
waterkwaliteit als
maaiveld aan weerszijden van de A44,
gevolg van runoff van
behalve op kunstwerken en de
verontreinig wegwater
verdiepte tracédelen
riolering en zaksloot
km 17,9 - km 18,2 in het
zuidwestelijke en zuidoostelijke
kwadrant van de aansluiting Leiden
West
bergingskelder met
km 19,4 - km 19,7 verdiepte
zuiveringstechnische voorziening
verbindingswegen tussen de A44 en
de RijnlandRoute
Tabel 9: Maatregelen ten behoeve van de waterveiligheid
Effect
Maatregel
Locatie
Doorsnijding
Realisatie waterkeringen
km 19,5 - km 19,7, oostzijde
waterscheidingen,
knooppunt Maaldrift tot Veenwatering
kortsluitingen tussen
polders
Realisatie waterkeringen
19,7 (Veenwatering) - km 19,9
zuidzijde knooppunt Maaldrift
Waterkering in de vorm van een
km 19,4 - km 19,9 ten noorden van
verhoogde ligging Ommedijkseweg -
de A44
Rijksstraatweg (westzijde A44) en
fietsverbinding Ommedijkseweg Oude Trambaan
Artikel 10
Mitigerende maatregelen Natuur
1. Om negatieve effecten op de natuur te voorkomen en te voldoen aan de Floraen faunawet, worden de volgende generieke mitigerende maatregelen genomen:
a. De werkzaamheden worden uitgevoerd volgens een ecologisch werkprotocol
en met inachtneming van de relevante soortenstandaards met
natuurkalender onder begeleiding van een ter zake deskundige;
b. De verlichting wordt uitgevoerd conform de publicatie Aanbeveling
Dynamisch Verlichting (OV-08) van de Nederlandse Stichting van
Verlichtingskunde (NSVV). De uitstraling van het licht wordt zoveel mogelijk
beperkt door het gebruik van afschermende armatuur;
2. Om effecten van licht op vliegroutes van vleermuizen te beperken/ mitigeren
wordt:
a. Wegverlichting alleen aangebracht op de locaties waar dit vanuit een
oogpunt van verkeersveiligheid en sociale veiligheid noodzakelijk is.
b. Wegverlichting gericht aangebracht.
c. Zonodig gebruik gemaakt van amberkleurige verlichting.
d. Lichtuitstrooiing op water en groenstructuren voorkomen door aangepaste
armaturen toe te passen.
3. In aanvulling op de in lid 1 beschreven generieke mitigerende maatregelen
worden de in tabel 10 vermelde locatiespecifieke mitigerende maatregelen
genomen.
Pagina 13 van 23
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute
Tabel 10: Mitigerende maatregelen
Effect
Wettelijk
Maatregel
Locaties (hectometerpaalnummers)
kader
Verstoring
Flora- en
Vleermuisvriendelijke
Aan de noordzijde van de aansluiting
vliegroutes
faunawet
verlichting
Leiden - West ter hoogte van (km 17.5 -
vleermuizen en
Aanplant bomenrij met
met 17.8)
foerageergebied
onderbegroeiing die in
combinatie met de damwand
aan de oostzijde van de oprit
als alternatieve vliegroute
kunnen gaan fungeren.
Verstoring
Flora- en
Vleermuisvriendelijke
Aan de zuidwestzijde van de aansluiting
vliegroutes
faunawet
verlichting
Leiden - West / Rhijnhof (ter hoogte van
vleermuizen en
Aanleg van nieuwe
km 17.9 - 18.3)
foerageergebied
bosschage
Handhaving watergang
Verstoring
Flora- en
Geen verlichting dan wel
Onder de brug over de Oude Rijn /
vliegroute en
faunawet
vleermuisvriendelijke
Rhijnhofweg en omgeving
verlichting toegepast
Voorschoterweg 49 (ter hoogte van km
foerageergebied
vleermuizen
18,3)
Verstoring van
Flora- en
Aangepaste verlichting van
vliegroute
faunawet
en rond aquaduct
Veenwatering (ter hoogte van km 19,7)
EHS
Aanleg 2 droge ecoduikers
km 19,8 - km 19,9 onder A44 en
inclusief rasters langs de weg
Rijksstraatweg en onder verbindingsweg
lage struiken of opgaande
met de nieuwe weg A4-A44
vleermuizen en
foerageergebied
Barriérewerking
en verstoring
beplanting ter geleiding
Afschermende vegetatie e/o
km 19,6 - km 19,9 knooppunt Maaldrift
scherm voor lichthinder en
aangepaste verlichting
Artikel 11
Compenserende maatregelen Natuur
1. Om negatieve effecten op natuur te compenseren worden de maatregelen zoals
genoemd in tabel 11 gerealiseerd.
2. De in dit artikel bedoelde maatregelen worden, voor zover sprake is van
ruimtebeslag binnen de begrenzing van het Tracébesluit, gerealiseerd binnen het
op de detailkaarten aangeduide maatregelvlak 'landschap'.
Pagina 14 van 23
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute
Tabel 11: Compenserende maatregelen Flora- en faunawet
Effect
Wettelijk
Maatregel
Locaties (hectometerpaalnummers)
kader
Vernietiging
Flora- en
Voorafgaande aan de actieve
In de gebouwen en/of kunstwerken ten
verblijfplaatsen
faunawet
periode (april-oktober) voor
zuiden van de brug over de Oude Rijn
aanvang van de
(ter hoogte van km 18.5)
vleermuizen
werkzaamheden aanbieden
van alternatieve
verblijfplaatsen voor
vleermuizen binnen een
straal van 100-200 meter in
de verhouding 1:4
Vernietiging
Flora- en
Voor aanvang van de
Voorschoterweg 76, Leiden (km 18.5)
vaste
faunawet
werkzaamheden aanbieden
Ommedijkseweg 20, Leiden (km 19.2)
nestlocaties
van alternatieve nestlocaties
Rijksstraatweg 175-177, Leiden (km
huismus
binnen een straal van 200 -
20.2)
500 m in de verhouding 1:2
en verwijderen nesten buiten
het broedseizoen (maart tot
en met augustus)
Vernietiging
Flora- en
Realisatie van watergangen
In de Papenwegse Polder globaal ter
verblijfplaats
faunawet
die qua diepte, breedte en
hoogte van km 19.4 tot en met 19.9
Modderkruiper
talud overeenkomen met de
en Bittervoorn
te dempen watergangen en
aansluiten op het huidige
verspreidingsgebied van de
kleine modderkruiper en
bittervoorn. Geen
werkzaamheden in de
periode maart-augustus en
afvangen vissen voor start
werkzaamheden.
Artikel 12
Bomencompensatie
1. Op grond van de Boswet wordt 5,5 hectare houtopstand, dat ter uitvoering van
het Tracébesluit wordt gekapt, gecompenseerd door de herplant van een gelijk
aantal hectare aan houtopstand. De herplant wordt, voor zover deze wordt
gerealiseerd binnen de grenzen van het Tracébesluit, gerealiseerd binnen het
op de detailkaarten aangeduide ‘Maatregelvlak Landschap’.
2. Op grond van de algemene plaatselijke verordening (APV) van de gemeenten
Wassenaar en Leiden wordt er 3,3 hectare houtopstand, dat ter uitvoering van
het Tracébesluit wordt gekapt, gecompenseerd conform de regels zoals
opgenomen in de APV.
Artikel 13
Maatregelen voor landschappelijke en stedenbouwkundige
inpassing
1. Ten behoeve van de landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing worden
de volgende generieke maatregelen gerealiseerd:
Pagina 15 van 23
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute
a.
b.
c.
d.
e.
De vormgeving van het ontwerp en de kunstwerken is consequent met
gebruik van dezelfde vormstijl zodat een herkenbaar en eenduidig wegbeeld
en een optimale aansluiting van het ontwerp van de autosnelweg op zijn
omgeving worden gewaarborgd.
De bermen van de A44 worden voorzien van hagen van gebiedseigen
beplanting.
Houtopstanden die in het kader van de uitvoering gekapt moeten worden,
worden in beginsel op dezelfde locatie herplant. Uitzondering hierop vormen
de locaties grenzend aan de Papenwegse Polder en die met zicht op het
Valkenburgse Meer. Hier geldt als uitgangspunt het behoud en herstel van
het open polderlandschap. Voor de houtopstanden die niet op dezelfde
locatie herplant kunnen worden, wordt een locatie gezocht buiten de
grenzen van het Tracébesluit.
Geluidwerende voorzieningen worden voor zover niet anders benoemd in
tabel 12 groen ingepast met gebruik van gebiedseigen beplanting van hagen
of bosplantsoen.
Nieuwe waterlopen worden uitgevoerd met natuurlijke oevers.
2. Ten behoeve van de landschappelijke/stedenbouwkundige inpassing worden de
in de tabel 12 vermelde locatiespecifieke maatregelen gerealiseerd.
Tabel 12: locatiespecifieke maatregelen
Locatie
Maatregel
De oostzijde van de A44 ten
De bestaande opgaande beplanting blijft gehandhaafd ter
noorden van aansluiting Leiden-
ondersteuning van vliegroutes voor vleermuizen. De bomen in de lus
West (km 16,8 - km 17,7)
dienen ter hoogte van de knoop als geleiding van de vliegroute.
Aansluiting Leiden West
De lussen in de aansluiting Leiden West worden ten zuiden van de
Ingenieur G. Tjalmaweg / Plesmanlaan voorzien van een grasberm
met bomengroepen.
De lussen in de aansluiting Leiden West wordt ten noorden van de
Ingenieur G. Tjalmaweg / Plesmanlaan groen en bloemrijk ingericht
(grasberm) met ruimte voor waterpartijen en verspreid liggende
houtopstanden.
Brug over de Oude Rijn (km 18,3 -
Transparante geluidwering op de brug over de Oude Rijn om zicht op
km 18,5)
het water te bieden.
Knooppunt Maaldrift (km 19,4 - km
Het knooppunt Maaldrift wordt compact vormgegeven waarbij de
19,9)
verbindingsbogen verdiept worden aangelegd om de openheid van het
landschap en de bestaande zichtlijnen te waarborgen. Met
uitzondering van de bosschage aan de zijde van de wijk de Stevenshof
wordt het knooppunt aan de buitenkant vrijgehouden van beplanting.
3. De in dit artikel bedoelde landschappelijke en stedenbouwkundige maatregelen
worden gerealiseerd binnen het op de detailkaarten aangeduide maatregelvlak
'Verkeer' en/of 'Landschap'.
Pagina 16 van 23
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute
Artikel 14
Tunnelveiligheid
1. Ten behoeve van de tunnelveiligheid van de tunnel in de RijnlandRoute worden
in de verdiepte ligging tussen de A44 en de tunnel de volgende maatregelen
getroffen:
a. Cameratoezicht;
b. Vluchtmogelijkheden om de 400 meter middels noodtrappen /
noodtrappenhuis;
c. Droge blusleiding;
d. Communicatiesysteem;
e. Snelheidsonderschrijdend systeem
2.
3.
Ten behoeve van de tunnelveiligheid van de tunnel in de RijnlandRoute worden
op de A44 de volgende maatregelen getroffen:
a. Cameratoezicht voor- en na de verdiepte ligging;
b. Afkruismogelijkheden A44 vanuit alle aanrijrichtingen;
c. Slagbomen aan het begin van de verbindingswegen van de A44 naar de
RijnlandRoute, net na de puntstukken;
d. Doortrekken van de hulpverleningsstrook tot voorbij de onder c genoemde
slagbomen;
e. Calamiteitendoorsteek (CaDo).
De hiervoor in de leden 1 en 2 genoemde maatregelen zullen worden
gerealiseerd binnen het op de detailkaarten aangeduide maatregelvlak
‘Verkeer'.
Artikel 15
Opleveringstoets
1. De Minister van Infrastructuur en Milieu zal, conform artikel 23 Tracéwet, de
gevolgen van de ingebruikneming van de gewijzigde weg onderzoeken. Het
onderzoek heeft betrekking op de milieuaspecten: natuur en geluid.
2. Indien uit het onderzoek blijkt dat sprake is van een overschrijding van normen
die gelden voor de in het eerste lid genoemde milieuaspecten, wordt via
daarvoor geldende wettelijke beschermingsregimes, zo nodig planmatig, in
maatregelen voorzien.
3. Het onderzoek zal aanvangen 1 jaar na ingebruikname van de weg met
bijbehorende voorzieningen en uiterlijk binnen 1 jaar worden afgerond.
Artikel 16
Uitmeet- en flexibiliteitsbepaling
1. Van de situering van het ontwerp en de maatregelen, zoals vastgesteld in de
artikelen 1 en 3 van dit Tracébesluit, kan met de volgende marges worden
afgeweken: 1 meter omhoog of omlaag en 2 meter naar weerszijden.
2.
Bovenop de afwijkingen die volgens het eerste lid zijn toegestaan kan, indien
dit vanwege een nadere (technische) uitwerking dan wel mogelijke innovatieve
en/of kostenbesparende uitvoeringswijze gewenst is, met de volgende marges
worden afgeweken: 1 meter omhoog of omlaag en 2 meter naar weerszijden.
3.
De volgens het eerste lid en tweede lid toegestane afwijkingen zijn slechts
toelaatbaar, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. Het ontwerp en de maatregelen worden uitgevoerd binnen de op de
detailkaarten aangegeven begrenzing van dit Tracébesluit;
Pagina 17 van 23
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute
b.
c.
d.
e.
De afwijkingen niet leiden tot overschrijding van de
geluidproductieplafonds, zoals opgenomen in het geluidregister als bedoeld
in artikel 11.25 van de Wet milieubeheer;
De afwijkingen niet leiden tot overschrijding van de bij dit Tracébesluit
vastgestelde hogere waarden, dan wel het moeten vaststellen van nieuwe
hogere waarden;
Uit de afwijkingen geen negatieve gevolgen voortvloeien voor de
omgeving;
Door de afwijkingen geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken..
Artikel 17
Schadevergoeding
1. Indien een belanghebbende ten gevolge van dit Tracébesluit schade lijdt of zal
lijden, kent de Minister van Infrastructuur en Milieu, op grond van artikel 22,
eerste lid, van de Tracéwet, op zijn aanvraag een tegemoetkoming toe, voor
zover de schade redelijkerwijs niet zijn voor rekening behoort te blijven en voor
zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd.
2. Voor de indiening en afhandeling van de in het eerste lid bedoelde aanvraag is
de 'Regeling Nadeelcompensatie Verkeer en Waterstaat 1999' van
overeenkomstige toepassing.
3. Voor kabels en leidingen is de ‘Nadeelcompensatieregeling verleggen kabels en
leidingen in en buiten rijkswaterstaatwerken en spoorwerken 1999’ dan wel
hoofdstuk 5 van de Telecommunicatiewet en de Overeenkomst inzake
verleggingen van kabels en leidingen buiten beheersgebied tussen de Minister
van Infrastructuur en Milieu en Energiened, VELIN en VEWIN van toepassing.
4. Een verzoek om schadevergoeding kan worden ingediend vanaf het moment dat
het Tracébesluit is vastgesteld. De Minister zal een beslissing op een verzoek om
schadevergoeding niet eerder nemen dan nadat het Tracébesluit onherroepelijk
is geworden.
Artikel 18
Toepasbaarheid Crisis- en herstelwet
Op dit Tracébesluit is de Crisis- en herstelwet van toepassing.
Pagina 18 van 23
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute
2 Inspraakmogelijkheid
Reacties op het Ontwerp-Tracébesluit
De Minister van Infrastructuur en Milieu zendt het Ontwerp-Tracébesluit toe aan de
betrokken bestuursorganen
Zowel dit Ontwerp-Tracébesluit als het Ontwerp-Tracébesluit A4 liggen gelijktijdig
gedurende 6 weken ter inzage op de volgende locaties tijdens reguliere
openingstijden:
o gemeentehuis Wassenaar;
o gemeentehuis Leidschendam-Voorburg;
o gemeentehuis Leiden;
o gemeentehuis Oegstgeest;
o gemeentehuis Katwijk;
o gemeentehuis Zoeterwoude;
o provinciehuis provincie Zuid-Holland Den Haag;
o Ministerie Infrastructuur en Milieu Den Haag.
Gedurende zes weken, met ingang van de dag van terinzagelegging, kan eenieder,
zijn zienswijzen naar voren brengen over het Ontwerp-Tracébesluit.
Uw schriftelijke reactie kunt u zenden aan:
Centrum Publieksparticipatie
O.v.v. Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute
Postbus 30316
2500 GH Den Haag
U kunt uw zienswijze ook kenbaar maken via internet (dmv online invullen van een
reactieformulier). Website: www.centrumpp.nl.
Naast het geven van een schriftelijke reactie kan men zijn visie op het OTB ook
mondeling naar voren brengen. Hiertoe worden op nader te bepalen locaties, tijdens
de periode van terinzagelegging, informatiebijeenkomsten dan wel hoorzittingen
gehouden. De data en locaties van de terinzagelegging van het OTB A44
RijnlandRoute, en van de voorgenoemde bijeenkomsten, worden bekend gemaakt
door middel van advertenties in de digitale Staatscourant, in enkele dagbladen en in
huis-aan-huisbladen.
Ingevolge artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht kan geen beroep bij de
bestuursrechter worden ingesteld tegen het Tracébesluit door een belanghebbende
aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijze heeft ingediend
tegen het Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute.
Pagina 19 van 23
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute
Bijlage 1: Nieuwe en verplaatste referentiepunten en nieuwe
en gewijzigde geluidsproductieplafonds
Tabel B1.1: Nieuwe referentiepunten en geluidproductieplafonds na maatregelen
Referentiepunt
Coördinaten
Geluidproductie
plafond (GPP) [dB]
X
Y
61258
89972,07
463234,32
62,5
61259
90204,17
462937,53
58,7
61260
90234,90
462842,19
60,7
61261
90269,69
462748,44
60,4
61262
90306,41
462655,41
60,0
61263
90347,56
462564,25
56,4
61264
90235,09
462530,84
58,1
61265
90195,33
462622,66
59,9
61266
90159,71
462716,13
60,8
61267
90118,36
462807,35
61,0
Tabel B1.2: Te wijzigen geluidproductieplafonds na maatregelen
Referentiepunt
Coördinaten
Geluidproductie
plafond (GPP) [dB]
X
Y
3650
91263,09
465685,27
70,0
3651
91242,24
465587,49
70,3
3652
91219,84
465490,03
70,4
3653
91197,44
465392,57
70,4
3654
91175,04
465295,11
70,3
3655
91152,63
465197,65
70,0
3656
91128,86
465100,55
69,2
3657
91100,82
465004,55
68,2
3658
91041,57
464925,35
64,7
3659
90962,09
464864,96
61,6
3660
90903,96
464784,48
60,5
3661
90803,57
464622,05
62,4
3662
90861,86
464693,77
61,2
3663
90785,05
464441,98
64,1
3664
90772,21
464538,82
62,8
3665
90820,62
464357,61
61,0
3666
90772,15
464270,14
58,0
3667
90723,68
464182,67
57,4
3668
90675,21
464095,20
60,3
3669
90626,73
464007,73
68,6
3670
90578,26
463920,27
69,1
3671
90539,91
463834,11
68,7
Pagina 20 van 23
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute
Coördinaten
3672
90453,85
463782,55
64,0
3673
90423,35
463687,47
65,0
3674
90384,93
463595,14
66,2
3675
90335,81
463508,62
66,7
3676
90276,89
463427,88
66,9
3677
90186,11
463383,12
65,1
3678
90085,49
463378,64
62,9
3679
89997,58
463330,79
61,8
3680
90002,28
463138,30
65,6
3681
89924,01
463076,27
65,0
3682
89842,73
463018,01
65,0
3683
89760,07
462961,78
65,2
3684
89676,21
462907,30
67,3
3685
89592,35
462852,81
67,7
3686
89508,50
462798,33
67,7
3687
89424,64
462743,84
67,4
3688
89344,74
462683,89
67,3
3689
89266,68
462621,38
67,4
3690
89188,63
462558,87
67,3
14493
89288,88
462487,12
67,4
14494
89367,58
462549,03
67,3
14495
89449,60
462606,49
67,3
14496
89531,78
462663,71
66,9
14497
89613,26
462721,93
67,5
14498
89695,77
462778,67
67,3
14499
89780,05
462832,75
66,5
14500
89864,74
462886,21
65,8
14501
89959,16
462914,40
62,9
14502
90059,58
462889,04
61,1
14503
90177,66
463034,30
59,5
14504
90177,14
463135,78
65,4
14505
90247,68
463206,84
56,8
14506
90314,04
463281,83
53,9
14507
90376,75
463359,89
54,5
14508
90435,53
463440,98
55,7
14509
90491,25
463524,19
58,6
14510
90553,10
463609,70
55,6
14511
90596,09
463694,40
57,5
14512
90655,87
463774,63
55,5
14513
90734,43
463835,97
54,0
14514
90720,95
463930,40
55,6
14515
90765,13
464014,00
55,9
14516
90813,60
464101,64
56,5
14517
90862,79
464188,88
58,2
14518
90911,98
464276,12
55,2
14519
90971,62
464355,81
61,3
Pagina 21 van 23
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute
Coördinaten
14520
91050,27
464415,69
58,8
14521
91134,44
464469,35
58,7
14522
91185,03
464554,03
60,3
14523
91209,90
464650,70
65,1
14524
91213,01
464750,54
67,8
14525
91209,00
464850,32
65,7
14526
91224,50
464949,27
66,8
14527
91242,96
465047,45
68,8
14528
91265,79
465144,97
68,0
14529
91288,62
465242,46
62,8
14530
91311,11
465340,06
61,7
14531
91333,71
465437,63
61,1
14532
91356,32
465535,19
59,5
14533
91379,32
465632,67
58,0
61258
89972,07
463234,32
62,5
61259
90204,17
462937,53
58,7
61260
90234,90
462842,19
60,7
61261
90269,69
462748,44
60,4
61262
90306,41
462655,41
60,0
61263
90347,56
462564,25
56,4
61264
90235,09
462530,84
58,1
61265
90195,33
462622,66
59,9
61266
90159,71
462716,13
60,8
61267
90118,36
462807,35
61,0
Tabel B1.3: Te verplaatsen referentiepunten
Referentiepunt
Coördinaten geluidregister
Coördinaten na verplaatsing
X
Y
X
Y
3662
90952,29
464612,38
90803,57
464622,05
3663
90917,57
464532,55
90772,21
464538,82
3664
90869,09
464445,08
90785,05
464441,98
3677
90214,40
463349,81
90186,11
463383,12
3678
90147,53
463275,63
90085,49
463378,64
3679
90077,22
463204,52
89997,58
463330,79
14501
89947,12
462943,16
89959,16
462914,40
14502
90028,01
463002,21
90059,58
462889,04
14503
90104,16
463067,22
90177,66
463034,30
Pagina 22 van 23
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute
Rijksstraatweg 70
2241BW
Hogere waarde (in dB)
Postcode
Geveloriëntatie
Adres
Waarneemhoogte (in m)
Bijlage 2: Hogere waarden
7,5
ZO
50
Pagina 23 van 23
Ontwerp-Tracébesluit
A44 RijnlandRoute
III Toelichting
Mei 2014
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
Pagina 2 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
Inhoud
1
1.1
1.2
1.3
1.4
1.5
1.6
1.7
1.8
Inleiding
6
Aanleiding ...................................................................................................7
Historie van het project.................................................................................9
Provinciaal Inpassingsplan en Tracébesluit.....................................................12
Standpunt .................................................................................................13
Analyse van het ontwerp in relatie tot het MER ..............................................13
Wettelijk kader ..........................................................................................14
Relatie met andere projecten .......................................................................14
Leeswijzer Toelichting .................................................................................15
2
2.1
2.2
2.3
2.4
2.4.1
2.4.2
2.4.3
2.5
2.6
2.7
2.8
2.9
2.10
2.11
2.11.1
2.11.2
2.12
2.12.1
2.12.2
Uitgangspunten en beschrijving maatregelen
16
Projectomschrijving RijnlandRoute................................................................16
Huidige situatie A44....................................................................................17
Ontwerpuitgangspunten ..............................................................................18
Tracébeschrijving .......................................................................................18
Ontwerpdwangpunten .................................................................................18
Horizontaal alignement ...............................................................................18
Verticaal alignement ...................................................................................20
Kunstwerken .............................................................................................21
Maatregelen met betrekking tot onderliggende infrastructuur...........................22
Dienstwegen en calamiteitenroute ................................................................23
Verlichting, bewegwijzering en verkeerssignalering.........................................23
Kabels en leidingen.....................................................................................24
Duurzaam bouwen .....................................................................................24
Tijdelijke maatregelen en voorzieningen........................................................24
Werkterreinen............................................................................................24
Tijdelijke gronddepots.................................................................................25
Maatregelen tijdens de bouw- en aanlegfase..................................................25
Hinder voor omwonenden............................................................................25
Hinder voor de weggebruiker .......................................................................26
3
3.1
3.2
3.3
3.3.1
3.3.2
Verkeer en verkeersveiligheid
27
Gevolgen van de aanleg van de RijnlandRoute ...............................................27
Verkeersprognoses .....................................................................................28
Verkeersveiligheid ......................................................................................29
Generieke maatregelen ...............................................................................30
Locatiespecifieke maatregelen......................................................................31
4
4.1
4.1.1
4.1.2
4.1.3
4.2
4.2.1
4.2.2
4.3
Geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid
33
Geluid.......................................................................................................33
Wettelijk kader en beleid.............................................................................33
Uitgangspunten akoestisch onderzoek...........................................................36
Resultaten onderzoek en geluidmaatregelen ..................................................37
Luchtkwaliteit ............................................................................................38
Wettelijk kader ..........................................................................................38
Resultaten onderzoek .................................................................................39
Externe veiligheid.......................................................................................39
Pagina 3 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
4.3.1
4.3.2
4.3.3
Wettelijk kader en beleid.............................................................................39
Resultaten onderzoek .................................................................................41
Verantwoording groepsrisico ........................................................................41
5
5.1
5.2
5.2.1
5.2.2
5.2.3
5.3
5.3.1
5.3.2
Natuur
42
Wettelijk kader en beleid.............................................................................42
Resultaten onderzoek .................................................................................42
Effecten op gebieden ..................................................................................42
Effecten op soorten ....................................................................................43
Effecten op bos ..........................................................................................47
Mitigerende en compenserende maatregelen .................................................47
Mitigerende maatregelen.............................................................................47
Bomencompensatie ....................................................................................49
6
6.1
6.1.1
6.1.2
6.1.3
6.2
6.2.1
6.2.2
6.2.3
6.3
6.3.1
6.3.2
6.3.3
Landschap, archeologie en cultuurhistorie
50
Landschap, vormgeving en inpassing ............................................................50
Wettelijk kader en beleid.............................................................................50
Landschappelijke inpassing..........................................................................51
Maatregelen ..............................................................................................53
Archeologie ...............................................................................................54
Wettelijk kader en beleid.............................................................................54
Resultaten onderzoek .................................................................................55
Maatregelen ..............................................................................................56
Cultuurhistorie ...........................................................................................56
Wettelijk kader en beleid.............................................................................56
Resultaten onderzoek .................................................................................57
Maatregelen ..............................................................................................58
7
7.1
7.1.1
7.1.2
7.1.3
7.2
7.3
7.3.1
7.3.2
7.3.3
Bodem, explosieven en water
59
Bodem ......................................................................................................59
Wettelijk kader en beleid.............................................................................59
Resultaten onderzoek .................................................................................59
Maatregelen ..............................................................................................60
Explosieven ...............................................................................................60
Waterhuishouding ......................................................................................61
Wettelijk kader en beleid.............................................................................61
Resultaten onderzoek .................................................................................62
Maatregelen ..............................................................................................63
8
8.1
8.2
8.3
8.4
Tunnelveiligheid
66
Wettelijk kader en beleid.............................................................................66
Tunnelveiligheidsplan..................................................................................66
Maatregelen A44 ........................................................................................66
Nader te onderzoeken aanbevelingen............................................................68
9
9.1
9.2
9.3
9.4
9.5
Verdere procedure
69
Zienswijzen en andere nog te nemen stappen in de Tracéwetprocedure ............69
Bestemmingsplan en vergunningverlening .....................................................70
(Grond)verwerving en onteigening ...............................................................70
Uitmeet- en flexibiliteitsbepaling ..................................................................71
Schadevergoeding ......................................................................................71
Pagina 4 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
9.6
Opleveringstoets ........................................................................................72
Begrippenlijst en Afkortingen
IV Bijlagerapporten
Bijlage nr.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
Omschrijving
MER RijnlandRoute 1e en 2e fase
Nota van Antwoord MER en voorontwerp Inpassingsplan RijnlandRoute
Analyse van het ontwerp in relatie tot het MER 2e fase
Uitgangspunten verkeersmodel
Kwalitatieve beschrijving Verkeerveiligheid
Akoestisch onderzoek
Externe Veiligheid
Natuurtoets
Mitigatie- en Compensatieontwerp
Mitigatie- en Compensatieplan
Inpassingsvisie en Landschapsplan
Actualisatie archeologisch onderzoek
Deelrapport Water
Tunnelveiligheidsplan
Pagina 5 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
1
Inleiding
Voor u ligt de toelichting op het Ontwerp-Tracébesluit (verder OTB) voor de A44
RijnlandRoute (verder A44). De RijnlandRoute is de benaming van een nieuwe
provinciale wegverbinding tussen Katwijk en de A4 bij Leiden. Om deze
wegverbinding aan te kunnen leggen, moet het tracé vastgelegd zijn in een
ruimtelijk plan. Voor deze nieuwe provinciale verbinding is naast de aanpassing /
aanleg van provinciale wegen, tevens de aanpassing van twee rijkswegen nodig: de
A4 en A44.
De delen van de RijnlandRoute die betrekking hebben op de provinciale wegen
worden planologisch vastgelegd in een Ontwerp Inpassingsplan. Waar in deze
toelichting wordt verwezen naar de aanleg van het provinciale deel van de
RijnlandRoute wordt dit aangehaald als ‘RijnlandRoute’.
De aanpassingen van de A4 en A44 worden vastgelegd in twee aparte
Tracébesluiten. Het OTB voor de A44 behelst de aanpassing van de aansluiting
Leiden-West en de aanpassing van de aansluiting Leiden-Zuid gecombineerd met de
aanleg van een nieuw knooppunt tussen de A44 en de RijnlandRoute nabij Maaldrift.
De twee tracébesluiten worden gelijktijdig ter inzage gelegd.
Het OTB A44 RijnlandRoute bestaat uit een besluittekst (I), plankaarten (II)
bestaande uit een overzichtskaart A, detailkaarten genummerd 1 en 2 en bijlage 1
(Nieuwe en verplaatste referentiepunten en nieuwe en gewijzigde
geluidproductieplafonds). Bij het OTB hoort een toelichting (III) met een aantal
bijlagen (IV).
De toelichting en bijlagen maken geen deel uit van het OTB, doch hebben de functie
om een toelichting op het OTB te geven.
Het OTB wordt gepubliceerd en voor een ieder ter inzage gelegd waarmee de
mogelijkheid wordt geboden hun zienswijzen kenbaar te maken. Vervolgens wordt
het OTB vastgesteld als definitief besluit, het Tracébesluit A44 RijnlandRoute.
In deze toelichting wordt in principe de term Tracébesluit gebruikt, tenzij specifiek
de stap Ontwerp-Tracébesluit in de besluitvormingsprocedure conform de Tracéwet
wordt bedoeld.
Pagina 6 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
Op 18 maart 2014 is door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland in het kader van
de besluitvorming voor het Ontwerp Provinciaal Inpassingsplan (O-PIP) nog een
aantal optimalisaties vastgesteld. Voor zover deze mogelijk het OTB A44
beïnvloeden gaat het om de volgende optimalisaties:

het verlengen van de tunnelmond van de nieuwe provinciale wegverbinding
tussen de A44 en A4 richting het westen (richting de A44) met circa 200 meter;

het als vaste brug uitvoeren van de bruggen in de A44.
Met uitzondering van de aanpassing van de vaste brug vallen deze optimalisaties
buiten de plangrens van het OTB A44.
Deze ontwerpoptimalisaties zijn waar nodig en mogelijk verwerkt in het besluit, de
toelichting en de plankaarten, het landschapsplan en het tunnelveiligheidsplan.
Gezien de korte termijn tussen de vaststelling door Gedeputeerde Staten en de ter
visie legging van het O-PIP en het OTB zijn de milieueffecten van de optimalisaties
niet berekend maar beoordeeld op basis van expert-judgement. Daaruit volgt dat
de optimalisaties (overwegend) positieve milieueffecten hebben. De berekening van
de milieueffecten zal voor zover nodig alsnog plaatsvinden vóór de vaststelling van
het Tracébesluit,
1.1
Aanleiding
De regio Holland Rijnland heeft een bijzonder karakter. Het gebied ligt ingeklemd
tussen de sterk verstedelijkte Amsterdamse regio aan de noordzijde en de Haagse
en Rotterdamse regio’s in het zuiden. Enkele kenmerken van de regio Holland
Rijnland zijn:

400.000 inwoners;

stedelijke kernen Leiden en Katwijk;

landelijk gelegen kernen;

sterke economische regio;

grote variatie aan bedrijvigheid en werkgelegenheid;

toenemende druk op de infrastructuur;

schaarse ruimte in de regio om te kunnen wonen, werken en recreëren.
De regio Holland Rijnland investeert de komende jaren in het behouden en
versterken van haar positie in de Randstad, door ondermeer het verbeteren van de
bereikbaarheid en groei van de woningvoorraad. Het nut en de noodzaak van de
RijnlandRoute komen ook voort uit deze ruimtelijke ontwikkelingen die de komende
jaren in deze regio gerealiseerd gaan worden. Zonder een RijnlandRoute leiden deze
ontwikkelingen tot een toename van het verkeer op het bestaande wegennet, dat
reeds onder druk staat.
Daarnaast is voor de robuustheid van de infrastructuur in deze regio een goede
oost-westverbinding onontbeerlijk. Deze twee elementen samen vormen de
aanleiding voor de realisatie van de RijnlandRoute. In de volgende passages wordt
hier nader op ingegaan. Een uitgebreidere beschouwing van deze problematiek is te
vinden in het MER, dat als bijlage 1 bij deze Toelichting is opgenomen.
Pagina 7 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
Ruimtelijke ontwikkelingen in de regio leiden tot extra druk op de aanwezige
infrastructuur
In de komende jaren vinden in de regio Holland Rijnland diverse (grootschalige)
ruimtelijke ontwikkelingen plaats. Zo wordt op het voormalige vliegkamp
Valkenburg de woon/werk locatie Valkenburg ontwikkeld. Ook liggen twee projecten
uit het Randstad Urgentieprogramma in deze regio. Dit betreft het Bio Science Park
en de Greenport Duin- en Bollenstreek. Hierdoor wordt een omvangrijk ruimtelijk
programma gerealiseerd dat zich voor een groot deel concentreert rondom de N206
tussen Katwijk, A44 en A4.
Deze voorziene ruimtelijke ontwikkelingen leggen een extra druk op de N206 die nu
al zwaar belast is. Het bedrijfsleven in de regio Holland Rijnland heeft de afgelopen
jaren regelmatig aangegeven de huidige bereikbaarheidsituatie van het gebied
zorgwekkend te vinden. De toename van congestie (files), waar nu reeds sprake
van is, leidt er toe dat de ruimtelijk-economische ontwikkeling van de regio wordt
geremd.
Infrastructuur Holland Rijnland niet robuust
Het (hoofd)wegennet in de regio Holland Rijnland is sterk noord-zuid georiënteerd.
De A44 en de A4 zijn belangrijke (inter)nationale transportassen. Beide wegen
verbinden Holland Rijnland met de regio Amsterdam in het noorden en de regio Den
Haag in het zuiden.
Binnen Holland Rijnland vormt de N206 de belangrijkste oost-westverbinding, maar
deze blijft in kwaliteit beduidend achter bij de hoogwaardig vormgegeven noordzuidverbindingen A4 en A44.
Als centrale oost-westverbinding in Holland Rijnland is de N206 zwaar belast. De
N206 behoort tot één van de drukste wegen in de regio. Het gaat hierbij om de Ir.
G. Tjalmaweg in Katwijk en de Plesmanlaan, Lelylaan, Churchilllaan en Europaweg
in Leiden. De verkeersintensiteit gaat de capaciteit van het wegennet te boven. Als
gevolg van deze hoge verkeersdruk kampt de N206 tussen Katwijk, A44 en A4 reeds
in de huidige situatie op verschillende plaatsen met congestie. Dit leidt tot langere
reistijden voor het verkeer en een verminderde bereikbaarheid van woon- en
werklocaties met ook economische gevolgschade voor het bedrijfsleven. Een ander
gevolg is dat verkeer als gevolg van de files andere routes neemt, die hier minder
geschikt voor zijn (bijvoorbeeld qua verkeersveiligheid of de aanwezigheid van veel
woningen). Dit wordt ook wel ‘sluipverkeer’ genoemd. Hierdoor staat langs
verschillende wegen de leefbaarheid door verkeersonveiligheid, luchtverontreiniging
en geluidsoverlast onder druk.
Pagina 8 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
Conclusie
De ruimtelijke ontwikkelingen in combinatie met de huidige infrastructuur hebben
tot gevolg dat de verkeersdruk en vertragingen verder toenemen en de
bereikbaarheid onder druk komt te staan. Het robuuster maken van het wegennet in
deze regio is dan ook zeer wenselijk. Dit kan het beste vormgegeven worden door
een (deels nieuwe) oost-westverbinding, zodat bestaande routes ontlast worden,
nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen een betere verkeerskundige ontsluiting krijgen en
het ruimtelijk-economisch potentieel van de regio versterkt wordt. Deze nieuwe
oost-westverbinding tussen Katwijk en de A4 bij Leiden is de RijnlandRoute.
Hiervoor dient ook het hoofdwegennet (A44 en A4) meer capaciteit te krijgen.
De hoofddoelstelling van de RijnlandRoute is het significant verbeteren van de oostwestverbinding voor het autoverkeer, het verbeteren van de leefbaarheid in de regio
Holland Rijnland (en aangrenzende gemeenten) en het mogelijk maken van
ruimtelijk-economische ontwikkelingen in deze regio.
Daarnaast zijn de volgende subdoelen geformuleerd:

de bereikbaarheid verbeteren van de Leidse regio en de Duin- en Bollenstreek;

de doorstroming tussen Leiden en de kust verbeteren;

het sluipverkeer in de oost-west relaties verminderen;

het verbeteren van de robuustheid van het verkeerssysteem;

de leefbaarheid op de bestaande oost-westverbinding (N206-Churchilllaan)
verbeteren;

het ontsluiten van de locatie Valkenburg;

het verbeteren van de bereikbaarheid en ruimtelijk-economische
ontwikkelingsmogelijkheden, zoals Bio Science Park in Leiden, Greenport Duinen Bollenstreek en ESA/ESTEC.
Voor de realisatie van deze doelstellingen geldt als uitgangspunt dat de negatieve
gevolgen van de maatregelen voor mens en milieu zoveel mogelijk moeten worden
beperkt.
1.2
Historie van het project
Het project RijnlandRoute kent een lange voorgeschiedenis. Al sinds de jaren veertig
wordt er nagedacht over een snelle verbinding tussen de A4 en A44. In de jaren
zestig heeft Rijkswaterstaat vergevorderde plannen voor de aanleg van de Rijksweg
11 – West. Ondanks dat deze rijksweg lange tijd opgenomen is geweest in het
Rijkswegenplan wordt de weg uiteindelijk niet gerealiseerd. Eind jaren negentig
krijgt het project een nieuwe impuls en is op initiatief van regionale bestuurders een
verkenning gestart naar de toenemende congestie op de corridor Gouda – Alphen
a/d Rijn – Leiden – Katwijk – Noordwijk. In 2002 komen de regionale bestuurders
tot een afspraak om samen met Rijkswaterstaat twee studies te starten:
1. Een studie ten behoeve van de capaciteitsuitbreiding tussen de A4 en A44;
2. Een studie ten behoeve van de capaciteitsuitbreiding tussen de A44
(Transferium) en Katwijk.
Beide studies zijn begin 2003 opgenomen in het Meerjarenprogramma Provinciale
Infrastructuur (MPI) en zijn in 2004 vertaald in een door de Gedupeerde Staten van
Zuid-Holland (GS) vastgestelde projectopdracht. Vanaf dat moment zijn de
voornoemde twee studies samengebracht onder het project ‘RijnlandRoute’.
Pagina 9 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
De projectopdracht resulteerde in 2005 in een verkenning naar een groot aantal
alternatieven. Op basis van onder meer kosten, doelbereik en milieueffecten is in
2008 door Provinciale Staten van Zuid-Holland (PS) een voorkeurstracé vastgesteld:
een tracé ten zuiden van Leiden 'N11-West', evenals een zogenaamd nulplus
alternatief (opwaardering bestaande infrastructuur). Naar aanleiding van een
bevolkingsinitiatief is in dezelfde vergadering een amendement aangenomen
waarmee twee tracévarianten zijn toegevoegd aan het besluit:
1. Nulplusplus (Churchill Avenue);
2. Spoortracé.
In december 2008 is de milieueffectrapportage(m.e.r.)-procedure gestart met de
publicatie van de Startnotitie.
Integrale Benadering Holland Rijnland (IBHR)
In 2008 is ook gestart met de verkenning Integrale Benadering Holland Rijnland
(IBHR) met als doel te komen tot een bestuurlijk gedragen voorkeursbesluit over
een pakket maatregelen en doelen, bestaande uit de RijnlandRoute in samenhang
met andere ruimtelijke en economische ontwikkelingen. De IBHR was als één
project opgenomen in het projectenboek Meerjarenprogramma Infrastructuur,
Ruimte en Transport (MIRT). Het Rijk was trekker van de eerste stap in het proces –
de verkenning – waarin de provincie en de regio Holland Rijnland participeerden.
Voor wat betreft de RijnlandRoute zijn drie varianten onderzocht, waarvan ‘Zoeken
naar Balans’ uiteindelijk op 29 oktober 2009 tijdens het bestuurlijk overleg MIRT is
gekozen als voorkeursvariant. Deze voorkeursvariant is toegevoegd aan de m.e.r.procedure. Met de afronding van de Verkenning Integrale Benadering Holland
Rijnland is de verantwoordelijkheid voor het project bij de provincie Zuid-Holland
komen te liggen.
MER in twee fasen
Omdat onderzoek naar alle details van alle alternatieven en varianten bijzonder veel
tijd en geld zou kosten is voor een fasering gekozen. Doel van de m.e.r. 1e fase was
om het aantal alternatieven en varianten te trechteren. Het milieueffectrapport
(MER) 1e fase is in 2010 door PS vastgesteld waarbij tevens het aantal nader te
onderzoeken alternatieven / varianten voor het MER 2e fase is bepaald.
Naar aanleiding van een tussentijds advies in 2011 door de commissie voor de
m.e.r. wordt het MER 2e fase op onderdelen aangepast en uitgebreid. Daarnaast
wordt een gewijzigd ontwerp van het alternatief Churchill Avenue meegenomen. Het
aangepast MER 2e fase (MER 2e fase 2.0) is in april 2012 opgeleverd.
De alternatieven ‘Zoeken naar Balans’ en ‘Churchill Avenue’ komen als meest
kansrijke tracés naar voren. In juni 2012 stellen PS het voorkeurstracé ‘Zoeken naar
Balans’1 vast. De hoofdargumenten daarvoor zijn:

Betere doorstroming en bereikbaarheid in de regio Holland Rijnland;

Het tracéalternatief is toekomstvast in 2030. Dit is bij Churchill Avenue niet het
geval;

Zoeken naar Balans is te optimaliseren binnen het beschikbare budget. Churchill
Avenue kent een dekkingstekort van € 229 miljoen, zelfs als het extra
1
Het betreft hier de uitvoeringsvariant ‘Zoeken naar Balans Optimaal’. Deze variant is ontstaan naar aanleiding van optimalisaties die
doorgevoerd konden worden als gevolg van een extra bijdrage van € 100 miljoen uit het hoofdlijnenakkoord 2011-2015 van GS.
Pagina 10 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting



inpassingsbudget uit het hoofdlijnenakkoord 2011-2015 voor dit alternatief
beschikbaar zou zijn;
De maatschappelijke baten zijn bijna twee keer zo hoog als de kosten (een
factor 1,9). Bij Churchill Avenue is dit 1,3;
Er is bij Zoeken naar Balans, in tegenstelling tot Churchill Avenue, geen
discussie over interpretatie van de tunnelwet. Daarmee is duidelijk dat Zoeken
naar Balans in principe vergunbaar is;
Dankzij Zoeken naar Balans komen er rond Leiden twee aansluitingen op het
hoofdwegennet bij. Dit zorgt ervoor dat het oost-westverkeer beter over de
knooppunten langs de A4 en A44 wordt verdeeld.
Het MER 2e fase 2.0 lag vanaf 11 juli 2012 samen met het voorontwerp
Inpassingsplan ter visie. De Nota van Antwoord MER en voorontwerp Inpassingsplan
is opgenomen in bijlage 2.
Na de besluitvorming over het voorkeurstracé is invulling gegeven aan verschillende
moties. Hierbij zijn ook moties van de direct betrokken gemeenten betrokken,
alsook de inspraakreacties / zienswijzen die zijn ontvangen naar aanleiding van het
voorontwerp Inpassingsplan en het MER 2e fase 2.0.
Aanvulling op het MER
Op verzoek van de Commissie voor de m.e.r. heeft de provincie nog een aantal
zaken aangevuld ten aanzien van het MER 2e fase 2.0. Het gaat onder meer om
gehanteerde uitgangspunten en de ontsluiting bij het Bio Science Park. Na deze
laatste aanvulling op het MER 2e fase 2.0 presenteert de Commissie voor de m.e.r.
op 29 november 2012 haar definitieve toetsingsadvies. De Commissie is van oordeel
dat het MER 2e fase en aanvulling samen voldoende informatie bevatten om het
milieubelang volwaardig mee te wegen bij de besluitvorming over het
Inpassingsplan RijnlandRoute. De Commissie is op de hoogte van de nadere
uitwerking van het voorkeurstracé, die is gestart na besluitvorming in PS. Zij
refereert daar aan in haar definitieve toetsingsadvies.
In het toetsingsadvies zijn door de Commissie voor de m.e.r. nog enkele adviezen
gegeven voor het vervolgtraject. Deze adviezen hebben betrekking op
stikstofdepositie, gezondheid, externe veiligheid en landschap en cultuurhistorie.

Ten aanzien van effecten ten gevolge van stikstofdepositie adviseert de
Commissie aan de Provincie om een werkwijze te ontwikkelen waarmee – naast
de ecologische monitoring – bijgehouden kan worden welke ruimte er eventueel
zou zijn voor nieuwe ontwikkelingen. Door de provincie is hiermee, mede naar
aanleiding van de uitspraak van de Raad van State inzake de vergunning
verlening aan de kolencentrales op de Maasvlakte, intussen een start gemaakt.

Door de Commissie wordt vervolgens geadviseerd bij de vervolgbesluitvorming
aandacht te besteden aan gezondheid, mede in relatie tot de mogelijke
mitigerende maatregelen. In de onderzoeken voor de planologische procedure
zijn voor de verschillende gezondheidsthema’s (geluid, luchtkwaliteit en externe
veiligheid) uitgebreide onderzoeken uitgevoerd en zijn maatregelen opgenomen
waardoor aan de relevante wet –en regelgeving wordt voldaan.

Voor externe veiligheid adviseert de Commissie bij verdere besluitvorming uit te
gaan van de meest recente getallen. Door de provincie is het onderzoek externe
veiligheid herzien, waarbij is uitgegaan van de meest recente transportcijfers.
Pagina 11 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting

Ten aanzien van landschap en cultuurhistorie adviseert de Commissie bij de
nadere detaillering van het ontwerp aan de historische en landschappelijke
inpassing nadrukkelijk aandacht te besteden. Voor de plannen is een
inpassingsvisie/landschapsplan opgesteld waarin behoud en versterking van
landschappelijke en historische waarden en de inpassing van de weg uitgebreid
aan de orde komen.
De uitwerking van het voorkeurstracé heeft uiteindelijk geleid tot een nader
ingepast ontwerp van de RijnlandRoute. Het meest opvallend is een geboorde tunnel
ter hoogte van Voorschoten. Het nieuwe ontwerp van de RijnlandRoute is op 26 juni
2013 door PS geformaliseerd aan de hand van het rapport ‘RijnlandRoute nadere
uitwerking’. Een aantal moties is tijdens deze vergadering aangenomen, waarin GS
zijn verzocht op een aantal locaties (onder meer tracédeel Katwijk en
Oostvlietpolder) te zoeken naar verdere inpassingsmaatregelen.
Sinds juni 2013 zijn verdere optimalisaties doorgevoerd om de impact op de
omgeving te verkleinen. Deze zijn niet van dien aard dat aparte besluitvorming
hierover noodzakelijk is. Wel maken deze en eerdere optimalisaties deel uit van de
MER-verantwoording waarvoor een analyse is opgenomen in paragraaf 1.5 van dit
OTB.
1.3
Provinciaal Inpassingsplan en Tracébesluit
Met de afronding van de Verkenning Integrale Benadering Holland Rijnland is de
verantwoordelijkheid voor het project bij de provincie Zuid-Holland komen te liggen
en draagt de provincie ook zorg voor de bestuurlijke verankering van het draagvlak
voor deze projecten in de regio Holland Rijnland. Het ministerie van IenM is
betrokken als subsidieverstrekker en als netwerkbeheerder vanwege de relatie van
de RijnlandRoute met de A4 en de A44. Gezien het feit dat uitbreiding van en
aansluitingen op het Hoofdwegennet onderdeel uitmaken van het project
RijnlandRoute en deze Tracéwetplichtig zijn is het project RijnlandRoute opgesplitst
in een Inpassingsplan voor de provinciale delen, een TB voor de A44 en een TB voor
de A4. De gebieden van het Inpassingsplan en de twee TB's zijn globaal in de figuur
1.1 weergegeven. De grenzen van het TB en het Inpassingsplan sluiten op elkaar
aan.
Pagina 12 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
Figuur 1.1: Gebieden Inpassingsplan (blauw) en TB's A4 en A44 (groen)
1.4
Standpunt
Voor de Tracébesluiten die nodig zijn voor de RijnlandRoute hoeft op grond van het
overgangsrecht bij de Tracéwet geen Startbeslissing te worden genomen2.
1.5
Analyse van het ontwerp in relatie tot het MER
De provincie heeft een analyse gemaakt van de milieueffecten van het
geoptimaliseerde ontwerp van de RijnlandRoute in relatie tot de in het MER
beschreven verkeers- en milieueffecten. Zie bijlage 3 bij deze toelichting.
Door de doorgevoerde optimalisaties wijken de milieueffecten lokaal deels af van de
in het MER 2e fase RLR onderzochte effecten. In alle gevallen betreft het een
verbetering van de in het MER voorspelde milieusituatie, danwel zijn de effecten per
saldo gelijkwaardig te beoordelen met de in het MER 2e fase beschreven effecten.
Omdat het vooral lokale effecten betreft verandert de onderlinge vergelijking van de
alternatieven zoals in het MER 2e fase beschreven niet wezenlijk. Een aanvulling op
het MER 2e fase RLR is dan ook niet nodig. Ter onderbouwing van het voorliggende
OTB zijn alle milieueffecten opnieuw bepaald op basis van de meest actuele
ontwerpinzichten. Daarmee is alle milieu-informatie, die nodig is om het
milieubelang goed mee te kunnen wegen in het besluit, aanwezig.
2
Besluit van de Minister van Infrastructuur en Milieu, 13 december 2012, nr. IEN/BSK-2012/242707
Pagina 13 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
1.6
Wettelijk kader
De provincie Zuid-Holland is initiatiefnemer van het project RijnlandRoute. De
minister van Infrastructuur en Milieu is op grond van de Tracéwet het bevoegd
gezag voor de delen A4 en A44 van de RijnlandRoute. Dit betekent dat de minister
het Tracébesluit neemt. Rijkswaterstaat voert het project voor de minister uit.
Omdat het project zowel consequenties heeft voor het rijk en de provincie, werken
zij nauw samen in een gezamenlijke projectorganisatie. Voor het Inpassingsplan is
de provincie Zuid-Holland het bevoegd gezag.
Het wettelijk kader voor het Tracébesluit wordt gevormd door de Tracéwet (Tw) en
de Crisis- en herstelwet (Chw). Deze wettelijke kaders worden hieronder verder
besproken.
Tracéwet
Voor besluitvorming over aanpassingen van het Rijkshoofdwegennet is de Tw van
toepassing. Deze wet geeft de procedures aan die gevolgd moeten worden bij de
besluitvorming over de aanleg of reconstructie van de hoofdinfrastructuur. De Tw is
op 1 januari 2012 gewijzigd. De bij deze wijziging opgenomen
nieuwe regels die gaan over de fase van verkenning, die aan de terinzagelegging
van een Ontwerp-Tracébesluit voorafgaat, zijn op dit project niet van toepassing. De
reden hiervan is dat voor dit project de fase van verkenning al voor de wijziging van
Tw was afgerond3.
Crisis- en herstelwet
Het project A44 - RijnlandRoute is opgenomen in de Crisis- en herstelwet (Chw). De
Chw heeft onder meer tot doel om de bestuursrechtelijke procedures voor specifieke
plannen en besluiten te stroomlijnen en te versnellen. De Chw is op het (definitieve)
TB van toepassing dat wordt genomen na het Ontwerp- Tracébesluit.
De Chw heeft vooral consequenties voor de fase van beroep die mogelijk volgt
nadat het Tracébesluit is genomen. Zo dienen belanghebbenden in hun beroepschrift
gericht tegen dat besluit aan te geven welke bezwaren zij daartegen hebben. Het
beroep wordt door de bestuursrechter niet-ontvankelijk verklaard als de
beroepsgronden niet binnen de beroepstermijn van zes weken zijn ingediend.
Tevens is het zo dat na afloop van de beroepstermijn de beroepsgronden niet meer
kunnen worden aangevuld.
De Chw brengt verder met zich mee dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State binnen zes maanden, na afloop van de beroepstermijn, uitspraak
moet doen op eventueel tegen het Tracébesluit ingediende beroepschriften.
1.7
Relatie met andere projecten
HOV-net Zuid-Holland Noord
De provincie Zuid-Holland is voornemens het Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV)
netwerk van Zuid-Holland Noord uit te breiden (voorheen deels bekend als de
RijnGouwelijn). Tot de scope van het HOV-net behoort onder andere een HOV
buscorridor Leiden Centraal - Katwijk - Noordwijk, welke beoogd is langs de Ir. G.
3
In het Besluit aanwijzing projecten ex artikel III lid 2, wet van 1 december 2011 tot wijziging van de Tracéwet met het oog op
versnelling en verbetering besluitvorming infrastructurele projecten (Staatscourant 17 december 2012, nr. 25926) is het project
Integrale benadering Holland – Rijnland (Rijnlandroute) aangewezen.
Pagina 14 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
Tjalmaweg en de Plesmanlaan. Dit plan moet nog concreet vorm krijgen. In het TB
A44 RijnlandRoute wordt dit in ruimtelijke zin niet onmogelijk gemaakt.
(O)TB Verbreding A4 Vlietland - N14
Gelijktijdig met de voorbereiding van het ontwerp Inpassingsplan voor de
Rijnlandroute en de OTB's voor de A4 en de A44 wordt het Tracébesluit voor de
verbreding van de A4 tussen het nieuw aan te leggen knooppunt Vlietland van de
RijnlandRoute en de aansluiting op de N14 bij Leidschendam voorbereid. De A4
heeft hier nu 2x3 rijstroken, wat gewijzigd dient te worden naar 2x4 rijstroken. Voor
de extra rijstroken is reeds ruimte beschikbaar in de middenberm. . Het OTB A4
Vlietland-N14 wordt in de zomer van 2014 ter visie gelegd.
1.8
Leeswijzer Toelichting
In hoofdstuk 2 worden de uitgangspunten en infrastructurele maatregelen
beschreven. Hoofdstuk 3 gaat in op verkeer en de maatregelen ter bevordering van
de verkeersveiligheid. In de hoofdstukken 4 tot en met 8 wordt vervolgens ingegaan
op de uitgangspunten en maatregelen die ten grondslag liggen aan en behoren bij
de inpassing van de A44 in zijn omgeving. Hierbij gaat het in hoofdstuk 4 over
geluidhinder, luchtkwaliteit en externe veiligheid, in hoofdstuk 5 over natuur, in
hoofdstuk 6 over landschap, archeologie en cultuurhistorie, in hoofdstuk 7 over
bodem en water en in hoofdstuk 8 over tunnelveiligheid. In hoofdstuk 9 wordt de
verdere procedure behandeld. Na hoofdstuk 9 volgt een begrippenlijst en een
verklaring van de afkortingen.
Pagina 15 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
2
Uitgangspunten en beschrijving maatregelen
In dit hoofdstuk wordt het project RijnlandRoute beschreven. Paragraaf 2.1
beschrijft het totale project RijnlandRoute. De bestaande situatie van de A44 staat
beschreven in paragraaf 2.2. Vervolgens wordt in de paragrafen 2.3 tot en met 2.12
ingegaan op de toekomstige situatie van de A44.
2.1
Projectomschrijving RijnlandRoute
Het project RijnlandRoute is een samenstelling van diverse ingrepen aan bestaande
infrastructuur en de aanleg van nieuwe infrastructuur. Onderstaand wordt het
project RijnlandRoute omschreven aan de hand van de tracédelen.
Katwijk – A44
De N206 (Ir. G. Tjalmaweg) wordt op het bestaande tracé, tussen de aansluiting
met de Wassenaarseweg (N441) en de aansluiting Leiden-West, uitgebreid naar 2x2
rijstroken. Op dit tracé krijgt de RijnlandRoute twee nieuwe aansluitingen op het
onderliggend wegennet, genaamd Valkenburg I en Valkenburg II. Valkenburg I ligt
ter hoogte van de Cohortedreef, Valkenburg II ligt ter hoogte van de
Torenvlietslaan. De bestaande Torenvlietbrug wordt gebruikt voor het verkeer in
westelijke richting. Aan de zuidzijde komt er een brug naast voor het verkeer in
oostelijke richting en aan noordelijke zijde komt een nieuwe fietsbrug. Ter plaatse
van de aansluiting Leiden-West (aansluiting op de A44) gaat de Tjalmaweg (N206)
over in de Plesmanlaan.
A44
Zowel richting Den Haag als richting Amsterdam komen er tussen de aansluiting
Leiden-West en het nieuw aan te leggen knooppunt Maaldrift twee rijstroken bij. Als
gevolg van de verbreding van de A44 wordt de brug over de Oude Rijn eveneens
verbreed door middel van een nieuwe brug.
De aansluiting Leiden-West wordt op diverse delen geoptimaliseerd, met onder
andere extra afritten. Uitgangspunt is dat linksafbewegingen die de doorstroming
beperken, zoveel mogelijk worden vermeden.
Naast de aanpassing van de aansluiting Leiden-West, komt op de A44 een nieuw
knooppunt nabij Maaldrift, die de A44 op de nieuwe verbinding naar de A4 aansluit.
Het nieuwe knooppunt Maaldrift wordt gecombineerd met de aanpassing van de
aansluiting Leiden-Zuid. Tussen het knooppunt Maaldrift en de aansluiting LeidenWest worden weefvakken gerealiseerd.
Nieuwe verbinding A44 – A4
Na knooppunt Maaldrift krijgt de RijnlandRoute een halfverdiepte ligging. De
RijnlandRoute kruist in de Stevenshofpolder een tweetal watergangen, de
Veenwatering en Dobbewatering. Ter plaatse van de Veenwatering wordt een
aquaduct gerealiseerd. Ten westen van de Dobbewatering ligt het begin van de
RijnlandRoute in een geboorde tunnel. Na het Rijn-Schiekanaal komt de
RijnlandRoute weer op maaiveldhoogte.
Pagina 16 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
A4
De nieuwe verbinding vanaf de A44 sluit met een volledig knooppunt, het knooppunt
Vlietland, aan op een verlengde parallelstructuur langs de A4. De aansluiting
Zoeterwoude-Dorp (N206 / Europaweg) wordt aangepast, waarbij de toe- en afrit
naar/ vanuit noordelijke richting voorzien worden van twee rijstroken. Tussen
knooppunt Vlietland en de aansluiting Zoeterwoude-Dorp wordt de parallelstructuur
voorzien van weefvakken.
Europaweg - Lammenschansplein
Om een goede verkeersafwikkeling tussen de Voorschoterweg en de A4 te kunnen
bewerkstelligen vindt een opwaardering plaats van de Europaweg. De bestaande
Europaweg wordt voorzien van 2x2 rijstroken. Ook wordt het kruispunt met de
Lammenschansweg aangepast en de brug over het Rijn-Schiekanaal verbreed en
verhoogd.
Overige maatregelen
Met de RijnlandRoute worden bestaande waterwegen en langzaamverkeerroutes
doorsneden. In overleg met de betrokken gemeenten, het hoogheemraadschap en
omwonenden is onderzocht op welke wijze deze structuren ingepast kunnen worden.
Ook zijn ten aanzien van geluid, natuur en water de effecten onderzocht. Zo worden
natuurwaarden aangetast door de realisatie van de RijnlandRoute. Ook vindt er een
toename plaats van het verhard oppervlak. Maatregelen zijn bepaald om negatieve
effecten te mitigeren of compenseren. In het Inpassingsplan en de TB's A4 en A44
zijn de uitkomsten verwerkt.
2.2
Huidige situatie A44
De A44 tussen Leiden en Maaldrift bestaat nu uit twee rijbanen met twee rijstroken.
Op de A44 geldt een toegestane snelheid van 120 km/h.
De aansluiting Leiden-West bestaat aan de westzijde uit een kwart klaverblad en
aan de oostzijde uit een halve Haarlemmermeer aansluiting. Bij deze aansluiting
sluit de A44 op de Ir. G. Tjalmaweg en de Plesmanlaan (N206) aan. Ten hoogte van
de aansluiting ligt langs de Ir. G. Tjalmaweg en de Plesmanlaan een busbaan. Aan
de zuidwestelijke zijde van de aansluiting ligt een transferium en een fast-food
restaurant. Ten noorden van de aansluiting Leiden-West zijn weefvakken aanwezig
ten behoeve van de aansluiting Leiden-West en de aansluiting Oegstgeest.
De A44 bevat ter hoogte van de Oude Rijn, Rhijnhofweg en Voorschoterweg één
brug voor het verkeer in beide richtingen op de A44 en een busbaan.
Ter hoogte van de Ommedijkseweg ligt de aansluiting Leiden-Zuid. Dit betreft een
halve aansluiting met een afrit voor het verkeer vanuit Den Haag en toerit voor het
verkeer richting Den Haag.
Pagina 17 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
2.3
Ontwerpuitgangspunten
Wettelijk kader en beleid
Bij het ontwerpen van autosnelwegen gelden verschillende eisen en richtlijnen: De
belangrijkste zijn:

ontwerpen van de autosnelwegen, knooppunten en aansluitingen zijn gebaseerd
op de NOA (Nieuwe Ontwerp Richtlijnen Autosnelweg);

ontwerpen en aanpassingen aan niet-autosnelwegen vinden plaats conform het
Handboek Wegontwerp;Veiligheidsrichtlijn deel C.
Het ontwerp is verder gebaseerd op:

technische eisen vanuit wet- en regelgeving aangevuld met eisen en wensen
van de verschillende (overheid) diensten;

eisen en wensen zoals deze voortkomen uit de in het kader van dit Tracébesluit
verrichte deelonderzoeken.
2.4
Tracébeschrijving
De A44 heeft de functie van een nationale stroomweg en is ontworpen als een
autosnelweg. De lengte van dit tracédeel is circa 3,5 km. Uitgangspunt voor het
wegontwerp is de NOA. De A44 is vormgegeven als autosnelweg. De
ontwerpsnelheid is 120 km/u.
2.4.1
Ontwerpdwangpunten
Bij het ontwerpen is naast de hierboven genoemde eisen rekening gehouden met
verschillende fysieke ‘dwangpunten’. Het betreft:
Aansluiting Leiden-West
Gezien de stedelijke bebouwing die in de loop der jaren is gerealiseerd in de directe
omgeving van deze aansluiting is er beperkt ruimte voor aanpassing en uitbreiding
van de aansluiting.
Aansluiting Leiden-Zuid
Ook ter plaatste van de afrit Leiden-Zuid is sprake van beperkte ruimte voor de
inpassing. De beschikbare ruimte is nu maximaal benut door zo dicht als mogelijk
langs de bestaande bebouwing te gaan en een verticale grondkerende constructie
aan te brengen.
Knooppunt Maaldrift
Het knooppunt Maaldrift is gelegen in een waardevol open landschap en daarmee
nog één van de weinige gebieden in Nederland waar sprake is van een directe
(zicht)relatie tussen het duinenlandschap en het polderlandschap. Derhalve is hier
gekozen voor een verdiepte ligging, onder maaiveld.
2.4.2
Horizontaal alignement
Onder het horizontaal alignement wordt het bovenaanzicht van de rijksweg in het
terrein verstaan.
Van noord naar zuid bestaat het plangebied uit de aan te passen aansluiting LeidenWest, de te verdubbelen brug over de Oude Rijn, de aan te passen aansluiting
Leiden-Zuid en het nieuw te realiseren knooppunt Maaldrift.
Pagina 18 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
Ten noorden van de aansluiting Leiden-West wordt de A44 binnen het bestaande
profiel middels aanpassing van de markering iets verschoven naar het westen, zodat
na de aansluiting Leiden-West wordt aangesloten op de wegverbreding.
De aansluiting Leiden-West wordt gereconstrueerd. Door de toevoeging van extra
afritten hoeft verkeer vanaf de A44 bij aankomst op de Ir. G. Tjalmaweg niet meer
linksaf te staan, waardoor de capaciteit van de aansluiting verhoogd wordt. Op de
westelijke rijbaan is dit vormgegeven door eerst een uitvoegstrook voor verkeer
richting Katwijk te maken en vervolgens een tweede uitvoegstrook voor het verkeer
richting Leiden. Het ontwerp kan als gevolg hiervan ook compacter worden
vormgegeven dan in de bestaande situatie. Op de oostelijke rijbaan voegen vanuit
het weefvak de twee rechter rijstroken gezamenlijk uit, waarna deze splitsen in een
rijstrook richting Leiden (rechts) en een rijstrook richting Katwijk (links). In
onderstaande figuur is de aanpassing ten opzichte van de huidige situatie
schematisch gevisualiseerd.
Figuur 2.1
Vormgeving aansluiting Leiden-West
Van de aansluiting Leiden-West tot en met knooppunt Maaldrift volgt de
RijnlandRoute het bestaande tracé van de A44. Tussen de aansluiting Leiden-West
en het knooppunt Maaldrift komen dubbelstrooks weefvakken, waarmee per
rijrichting 2+2 rijstroken beschikbaar komen. Ten behoeve van de inpassing van de
weefvakken wordt de A44 verbreed inclusief een nieuwe brug over de Oude Rijn aan
de westzijde. De bestaande busbrug op die locatie wordt verwijderd.
De aansluiting Leiden-Zuid blijft gehandhaafd voor verkeer van en naar de
RijnlandRoute (A4). Verkeer met als bestemming de A44 kan via de
Ommedijkseweg naar de eerstvolgende aansluiting op de A44 rijden of via de
Plesmanlaan en vervolgens via knooppunt Leiden-West naar de A44.
Het knooppunt Maaldrift is vormgegeven als een zogeheten trompetoplossing.
Pagina 19 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
Figuur 2.2
Principe van de trompetoplossing
Dit is een ongelijkvloers knooppunt tussen een doorgaande autosnelweg en een
begin/eindpunt van een snelweg. Deze oplossing maakt het mogelijk om ten zuiden
van het knooppunt ook een ecologische verbindingszone in te passen.
2.4.3
Verticaal alignement
Onder het verticaal alignement wordt het zijaanzicht van de rijksweg - de
hoogteligging - verstaan.
De A44 volgt de hoogteligging van het bestaande tracé. Er zijn geen wijzigingen in
het verticaal alignement voorzien.
De A44 is ter hoogte van de aansluiting Leiden-West gelegen op een grondtalud en
kruist de Ir. G. Tjalmaweg bovenlangs. Vervolgens daalt de weg naar het maaiveld.
In het knooppunt Maaldrift kruisen de verbindingswegen van en naar de
RijnlandRoute de A44 onderlangs.
Aansluiting Leiden-Zuid
Het verticaal alignement bij de afrit Leiden-Zuid staat onder druk als gevolg van
ruimtegebrek. De beschikbare ruimte is maximaal benut door zo dicht als mogelijk
langs de bestaande bebouwing te gaan en een verticale grondkerende constructie
aan te brengen.
Aansluiting Leiden-West
Vanaf de aansluiting Leiden-West in zuidelijke richting is een relatief kort wegvak
beschikbaar, dat bovendien omhoog naar de brug over de Oude Rijn gaat. Er dient
rekening mee gehouden te worden dat verkeer vanaf de aansluiting Knoop LeidenWest met relatief lage snelheid aan komt rijden.
Brug over de Oude Rijn
Uitgangspunt bij het OTB is dat over de Oude Rijn een nieuwe vaste brug wordt
gerealiseerd met dezelfde hoogte als de bestaande brug.
Knooppunt Maaldrift
Om de openheid van het landschap te behouden is ervoor gekozen om de
verbindingswegen van en naar de RijnlandRoute verdiept aan te leggen. De
hoogteligging van de A44 blijft gelijk aan de huidige situatie.
Pagina 20 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
Aquaduct Veenwatering
De Rijnlandroute blijft ten oosten van knooppunt Maaldrift verdiept, waarbij de
Veenwatering onderlangs wordt gekruist.
2.5
Kunstwerken
Als gevolg van de wegverbreding van de A44 wordt een aantal nieuwe kunstwerken
gerealiseerd. Daarnaast vindt een aantal aanpassingen plaats aan bestaande
kunstwerken. Deze zijn opgenomen in de onderstaande tabel. Nieuwe aanleg van
ecoduikers wordt in hoofdstukken 5 beschreven als mitigerende maatregel.
Tabel 2.1: Overzicht nieuwe c.q. aan te passen kunstwerken
Nr
Maatregel en kunstwerk
Toelichting
1
Verbreding bestaand kunstwerk in
Het bestaande viaduct over de Verlengde Wassenaarseweg
de westelijk rijbaan van de A44 over
wordt in westelijke richting verbreed in verband met de
de Verlengde Wassenaarseweg (km
verschuiving van de A44 ten behoeve van de inpassing van de
17,3)
afrit A44 zuid (Wassenaar) – Ir. G. Tjalmaweg (Katwijk).
Nieuw kunstwerk in de westelijke
Het bestaande viaduct over de Niels Bohrweg wordt vervangen
rijbaan van de A44 en de afrit
en verbreed in verband met de verschuiving van de A44 ten
richting Katwijk over de Niels
behoeve van de inpassing van de afrit A44 zuid (Wassenaar) –
Bohrweg (km 17,5)
Ir. G. Tjalmaweg (Katwijk).
Nieuw kunstwerk in de westelijke
Het bestaande viaduct over de Ir. G. Tjalmaweg wordt in
rijbaan van de A44 over de
westelijke richting verbreed in verband met de verschuiving
Ingenieur G. Tjalmaweg /
van de A44 ten behoeve van de inpassing van de afrit A44 zuid
Plesmanlaan (km 17,9)
(Wassenaar) – Ir. G. Tjalmaweg (Katwijk).
Nieuw kunstwerk in de westelijke
De bestaande bruggen in de A44 over de Oude Rijn blijven
rijbaan van de A44 over de
gehandhaafd voor het verkeer in noordelijke richting op de
Rhijnhofweg, de Oude Rijn en de
parallelbaan (oostelijke brug) en hoofdrijbaan (westelijke
Voorschoterweg. Ten behoeve van
brug).
2
3
4
de realisatie van dit kunstwerk
wordt de bestaande busbrug over de
Voor verkeer op de A44 in zuidelijke richting (Oegstgeest –
Oude Rijn gesloopt (km 18,4)
Wassenaar) wordt een nieuwe brug over de Oude Rijn
gerealiseerd. De brug biedt ruimte aan één rijbaan met 4
versmalde rijstroken (3,30 meter) plus een vluchtstrook. De
nieuwe brug is nodig om de weefvakken op de A44 tussen
aansluiting Knoop Leiden-West en knooppunt Maaldrift in te
kunnen passen.
De bestaande busbrug over de Oude Rijn zal worden gesloopt
ten behoeve van de inpassing van de verbreding van de A44.
5
Nieuw kunstwerk in de A44
Het bestaande viaduct over de Ommedijkseweg wordt
(oostelijke en westelijke rijbaan)
vervangen door een breder kunstwerk ten behoeve van de
over de Ommedijkseweg (km 18,7)
inpassing van de weefvakken op de A44 tussen aansluiting
Knoop Leiden-West en knooppunt Maaldrift. Op grond van de
leeftijd van het bestaande kunstwerk is er van uit gegaan dat
deze niet gehandhaafd kan blijven en derhalve vervangen
dient te worden.
6
Nieuw kunstwerk in de A44 over de
Ten behoeve van de kruising van de verbindingsweg van de
verbindingswegen tussen de A44 en
A44 (vanuit Leiden) naar de RijnlandRoute en de
de RijnlandRoute (km 19,7)
verbindingsweg van de RijnlandRoute naar de A44 (richting
Den Haag) wordt een nieuw kunstwerk over de A44
gerealiseerd.
Pagina 21 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
Nr
Maatregel en kunstwerk
Toelichting
7
Verdiepte ligging van de
Om geluidshinder en visuele hinder voor omwonenden zoveel
verbindingswegen tussen de A44 en
mogelijk te beperken wordt het nieuwe tracé van de
de RijnlandRoute met een diepste
RijnlandRoute tussen A44 en A4 in een verdiepte constructie
wegdekhoogte van maximaal - 7,8
gelegd, waarbij de rijbanen tenminste 4.00 meter onder
meter N.A.P. (km 19,5 – km 19,8)
maaiveld liggen, zodat passerend (vracht)verkeer niet gezien
wordt.
De verbindingswegen A44 noord (Oegstgeest) – RijnlandRoute
(A4) en RijnlandRoute (A4) – A44 zuid (Wassenaar) worden
dan ook onder de A44 doorgevoerd, zodat aangesloten kan
worden op het aansluitende nieuwe tracé van de RijnlandRoute
onder het aquaduct onder de Veenwatering
8
Nieuw kunstwerk (fietsbrug) over de
Voor het in stand houden van de fietsverbinding tussen de
verbindingswegen tussen de A44 en
woonwijk Stevenshof (Charlotte Köhlerpad) en het zuidelijk
de RijnlandRoute t.b.v. de passage
gelegen buitengebied wordt voorzien in een viaduct over het
van het fietspad tussen de
nieuwe tracé van de RijnlandRoute, juist ten westen van de
Rijksstraatweg en het Charlotte
Veenwatering.
Köhlerpad (km 19,7)
9
Aquaduct: kunstwerk over de
De Veenwatering wordt gekruist met een aquaduct, waarbij
verbindingswegen van en naar de
een waterdiepte van 1,50 meter wordt aangehouden en de
RijnlandRoute t.b.v. de passage van
bestaande breedte op de waterlijn (17 meter).
de watergang Veenwatering (km
19,7)
Uitgangspunt voor dit Tracébesluit is dat alle kunstwerken bij de uitwerking
aansluiten bij het karakter van de omgeving, doch functioneel en herkenbaar zijn
ontworpen.
Het overheidsbeleid is er op gericht om zoveel mogelijk gebruik te maken van de
innovatieve kracht van de markt en derhalve te streven naar oplossingsvrije
aanbestedingen. Dit betekent dat de in het kader van het Tracébesluit opgenomen
(constructieve) uitwerking van de kunstwerken niet automatisch voorgeschreven
hoeft te gaan worden. De oplossingen van de toekomstige aannemers moeten wel
voldoen aan de in de het Tracébesluit benoemde uitgangspunten en eisen ten
aanzien van de vormgeving.
2.6
Maatregelen met betrekking tot onderliggende infrastructuur
Als gevolg van de aanpassing van de A44 moeten verschillende bestaande wegen en
fietspaden worden aangepast. In veruit de meeste gevallen gaat het hierbij om
kleine aanpassingen waarbij bijvoorbeeld een weg over korte afstand enkele meters
wordt verlegd. Het gaat om de in tabel 2.2 opgenomen verbindingen.
Tabel 2.2: Overzicht nieuwe c.q. aan te passen onderliggende infrastructuur
Nr.
Maatregel
Locatie (km)
Reden
1
Aanleg fietsverbinding tussen Niels
km 17,5
Nieuwe fietsverbinding i.v.m. vervallen
Bohrweg en infrastructuur Nieuw
huidige fietsverbinding langs Ir. G.
Rhijngeest
Tjalmaweg en Plesmanlaan ter hoogte
van de aansluiting Leiden-Zuid
2
Aanpassing (fiets)verbinding tussen
km 18,5 - km
Behoud bestaande verbinding.
de Voorschoterweg en de
18,6
Het bestaande fietspad tussen
Pagina 22 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
Ommedijkseweg. Het eerste deel
Ommedijkseweg en Voorschoterweg aan
van het fietspad dient tevens ter
de westzijde van de A44 wordt
ontsluiting van het perceel aan de
verschoven, ten behoeve van de
westzijde.
verbreding van de brug over de Oude
Rijn.
3*
Aanpassing verbinding
km 18,7 - km
Behoud bestaande verbinding
Ommedijkseweg - Rijksstraatweg
20,1
De Ommedijkseweg en het parallel
(westzijde A44)
lopende fietspad worden ter hoogte van
knooppunt Maaldrift omgelegd, zo kort
mogelijk om de verbindingswegen heen
4
5
Aanpassing fietsverbinding
km 19,1 - km
Ommedijkseweg - Oude Trambaan
19,7
Behoud bestaande verbinding
Aanpassing/ aanleg (fiets)verbinding
km 19,5 - km
Behoud/ aanpassing bestaande
Rijksstraatweg (oostzijde A44) -
20,3
(fiets)verbinding
Aanleg perceelontsluitingsweg vanaf
km 20,1 - km
Perceelontsluiting
de Nieuwe weg
20,3
Charlotte Köhlerpad (tussen 19,5 en
20,0 fietspad)
6
* In het kader van de verdere uitwerking van de bouwfasering van het nieuwe viaduct van de A44 over de
Ommedijkseweg kan niet worden uitgesloten dat er sprake zal zijn van een verdere uitbuiging van de
Ommedijkseweg ter hoogte van km 18,7- km 18,9. Dit heeft zeer mogelijk verdergaande consequenties op
het ruimtebeslag. Dit zal in het kader van het Tracébesluit verder onderzocht worden.
2.7
Dienstwegen en calamiteitenroute
Ten behoeve van het beheer en onderhoud wordt langs de verdiepte ligging tussen
het knooppunt Maaldrift en de boortunnel aan weerszijden voorzien in een
inspectiepad op maaiveldniveau.
In het geval van een calamiteit en wanneer een gestrande automobilist vanuit de
verdiepte ligging op maaiveldniveau is gekomen, dan dient deze zichzelf in
veiligheid te kunnen brengen door van de verdiepte ligging weg te gaan. Voor de
opvang, verzorging en eventueel het vervoeren van deze mensen dient de locatie
ook bereikbaar te zijn voor de hulpdiensten, weginspecteurs en gemeente(n),
bijvoorbeeld door middel van bestaande of nieuw aan te leggen fietspaden danwel
(half) verharde schouw- of toegangspaden. Met de realisatie van het inspectiepad
kan hierin worden voorzien.
2.8
Verlichting, bewegwijzering en verkeerssignalering
Een autosnelweg met een belasting van meer dan 1500 voertuigen per rijstrook per
uur in de spits dient uitgerust te worden met verlichting. De verlichting zal conform
het RWS beleid dynamisch zijn. Hierbij wordt de verlichting afhankelijk van de
verkeersintensiteit (continue meting) en weersomstandigheden gereguleerd van het
minimumniveau benodigd voor het nachtelijk functioneren van camera’s ten
behoeve van verkeersveiligheid tot 100%. Om uitstraling naar het omliggende
gebied zoveel mogelijk te vermijden, zal gebruik worden gemaakt van verlichting
die alleen op de weg gericht is en waarbij de masten niet zichtbaar zijn vanuit de
omgeving.
Pagina 23 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
Bewegwijzering en verkeerssignalering zijn in het kader van verkeersveiligheid
noodzakelijk. Naast de (statische) bewegwijzering zal ook actuele informatie
getoond moeten worden vanuit het oogpunt van verkeersmanagement.
De exacte technische uitwerking van de wijze waarop de verlichting, bewegwijzering
en verkeerssignalering worden uitgevoerd, vindt met inachtneming van het
landschappelijk karakter en op basis van een esthetisch programma van eisen,
plaats in de contracteringsfase.
2.9
Kabels en leidingen
Onder kabels en leidingen worden met name kabels en leidingen voor data/
telecommunicatie, elektriciteit, water en aardgas verstaan. In het geval deze in de
wegzone van de aan te passen A44 RijnlandRoute of andere aan te passen wegen
liggen, moeten ze veelal worden verlegd of vervangen. De benodigde aanpassingen
worden in overleg met de eigenaren en beheerders van kabels en leidingen
uitgewerkt en vastgesteld.
Het uitgangspunt in het ontwerp is dat de weg en de kabels en leidingen elkaar niet
in het functioneren belemmeren. Onderhoud en vervanging van kabels en leidingen
moet zoveel mogelijk worden uitgevoerd zonder dat hierbij het wegverkeer wordt
gehinderd. Kabels en leidingen van derden worden zoveel mogelijk buiten de
wegzone van de A44 gelegd. Kruisende kabels en leidingen worden zoveel mogelijk
gebundeld onder het tracé gevoerd.
2.10
Duurzaam bouwen
De aanpassing van de A44 RijnlandRoute zal volgens de principes van Duurzaam
Bouwen plaatsvinden. Bij Duurzaam Bouwen wordt tijdens het ontwerp bewust
gekeken of onderdelen van het project op een milieubewuste manier kunnen worden
gerealiseerd. Het gaat bijvoorbeeld om maatregelen die leiden tot:

het bevorderen van hergebruik en beperken van materiaalgebruik;

het beperken van emissies;

het zuinig omgaan met ruimte en energie;het bevorderen van de leefkwaliteit
van de omgeving;

een goede inpassing in de omgeving;

beperking van hinder tijdens de bouw, voor zover dat mogelijk is (geluid,
trillingen);

externe veiligheid.
2.11
Tijdelijke maatregelen en voorzieningen
2.11.1
Werkterreinen
Naast de ruimte die permanent wordt ingenomen door de capaciteitsuitbreiding van
de A44 RijnlandRoute is tijdens de bouw op verschillende plaatsen, ten behoeve van
werkterreinen, tijdelijk ruimte nodig. De aannemer dient voor aanvang van de
uitvoering een uitvoeringsplan en bouwplaatsinrichtingsplan in te dienen.
Werkterreinen dienen zoveel mogelijk binnen de bestaande grenzen van
rijkseigendom te liggen. Voor zover de tijdelijke werkterreinen niet vallen in enig
maatregelvlak zijn deze als tijdelijke werkterrein op de TB-detailkaarten
aangegeven.
Pagina 24 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
De werkterreinen worden hoofdzakelijk gebruikt:
 door de aannemer voor opslag van materiaal en materieel, voor
werkplaatsen, voor bouwketen en voor parkeerplaatsen ten behoeve van
personeel en bezoekers;
 door de aannemer als laad- en losplaats en voor de opslag van zand en
grond en slibdepots;
 voor de aanleg van verhardingen en andere infrastructurele werken,
energievoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en
afrasteringen;
 voor bouwzones aan weerzijden van de weg ten behoeve van de
werkzaamheden.
Na de uitvoering van de werkzaamheden krijgen de tijdelijke werkterreinen,
voorzover deze terreinen niet vallen in enig Maatregelvlak hun oorspronkelijke
bestemming terug.
2.11.2
Tijdelijke gronddepots
Tijdens de uitvoering van de A44 RijnlandRoute zal de vrijkomende grond zoveel
mogelijk direct naar de definitieve locatie worden gebracht. Soms is het echter niet
mogelijk of wenselijk de grond direct naar deze definitieve plaats te brengen. De
grond moet dan tijdelijk opgeslagen worden. Hiervoor zijn gronddepots nodig. Deze
gronddepots zullen zoveel mogelijk binnen de grenzen van het tracébesluit liggen en
kunnen ook als werkterrein worden gebruikt. De ligging van de gronddepots wordt
uiteindelijk in de voorbereiding op de realisatie bepaald.
2.12
Maatregelen tijdens de bouw- en aanlegfase
Uitvoering van het Tracébesluit heeft hinder tot gevolg voor zowel omwonenden als
weggebruikers. Hoewel het tracé zelf nagenoeg vrij is van obstakels zal het werk
niet ongemerkt kunnen worden uitgevoerd.
2.12.1
Hinder voor omwonenden
De mogelijke vormen van tijdelijke hinder waar het hier om gaat zijn:
 geluidshinder;
 trillinghinder;
 (verkeers) onveiligheid;
 verminderde bereikbaarheid;
 overlast van bouwverkeer;
 tijdelijke wegen als gevolg van de bouwfasering;
 tijdelijke afsluiting nutsvoorzieningen.
Vanzelfsprekend moet deze hinder zoveel mogelijk beperkt worden. Bij dit soort
projecten is hinder echter onvermijdelijk. De afwegingen met betrekking tot
aanvaardbare hinder komen in de besluitvorming rondom vergunningsprocedures
aan de orde.
Uiteraard zal aan de voorwaarden die bij de vergunningen worden gesteld worden
voldaan, evenals aan de algemene regels die gelden bij de uitvoering van bouw- en
sloopwerken. Verder zijn in ieder geval de volgende hinderbeperkende maatregelen
aan de orde:
 Getracht wordt om de werkzaamheden zoveel mogelijk op en vanaf de
autosnelwegen te laten plaatsvinden.
Pagina 25 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting





2.12.2
Bij de keuze van de in te zetten techniek zal zoveel mogelijk rekening worden
gehouden met de invloed daarvan op het woon- en leefmilieu.
Het materieel dat bij de bouw en aanleg zal worden ingezet, zal voldoen aan de
daaraan gestelde eisen in het kader van EU-richtlijnen.
Het nathouden van het bouw- en werkterrein (tegen verstuiving op droge
dagen), het direct herstellen en schoonmaken van wegen die ook door het
bouwverkeer worden gebruikt.
Het beperken van de geluidoverlast door bouwactiviteiten in geluidsgevoelige
gebieden zorgvuldig te plannen en het gebruik van gangbare technieken om
geluidoverlast te beperken. In bijzondere situaties, met name langs
bebouwingsconcentraties, zullen aanvullende eisen worden gesteld aan de
geluidsproductie van de in te zetten bouwmachines, de te gebruiken technieken
en het tijdstip waarop die worden ingezet. De omvang van de werkzaamheden
en de benodigde bouwtijd zijn bepalend voor de mogelijk aanvullende
maatregelen die daarbij worden getroffen.
Er zal tijdens de uitvoeringsfase actief worden gecommuniceerd met
omwonenden.
Hinder voor de weggebruiker
Alhoewel het werk grotendeels de aanleg van nieuwe infrastructuur betreft, kan
hinder voor de weggebruiker niet uitgesloten worden. De volgende vormen van
hinder zijn te verwachten:
 tijdelijke afsluiting van rijstroken, rijbanen en op- en afritten;
 snelheidsbeperkingen voor het verkeer;
 versmalde rijstroken (beperking van de doorstroming);
 aanwezigheid van werkverkeer;
 plaatsing van (tijdelijke) verkeersmaatregelen.
Bij de keuze van de verschillende tijdelijke maatregelen, waaronder het nemen van
verkeersmaatregelen, zullen de belangen van de weggebruikers nadrukkelijk
worden meegenomen. Zo nodig zal overleg worden gevoerd met het lokale bestuur,
hulpdiensten en andere belanghebbenden. Het uitvoeren van incidentmanagement
zal tijdens de uitvoering worden gewaarborgd. De verkeerssignalering zal gedurende
de uitvoering in werking zijn.
Pagina 26 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
3
Verkeer en verkeersveiligheid
Met de RijnlandRoute wordt een extra verbinding tussen de A4 en A44 gerealiseerd
die bijdraagt aan de ontsluiting/bereikbaarheid van een groot aantal voor de regio
belangrijke ruimtelijke en economische ontwikkelingen. De verkeerscapaciteit voor
de oost-west verbinding wordt vergroot, knelpunten op de bestaande route worden
opgelost, het netwerk wordt robuuster en negatieve effecten op de leefbaarheid o.a.
als gevolg van sluipverkeer worden verminderd.
3.1
Gevolgen van de aanleg van de RijnlandRoute
Bereikbaarheid
Een maat om de bereikbaarheid te waarderen is de reistijd. De reistijd tussen de A4
en A44 bedraagt in 2030 via de RijnlandRoute tussen de 3 en 5 minuten. Dit is
aanzienlijk sneller dan het huidige gemiddelde van 20 minuten via de N206
(Churchilllaan). Hierbij is nog geen rekening gehouden met de autonome
verkeersgroei en de groei als gevolg van de ontwikkeling van Valkenburg en het Bio
Science Park..
De Leidse regio tussen Duin- en Bollenstreek en de A4 wordt hierdoor beter
bereikbaar en kan daardoor zowel ruimtelijk als economisch versterkt worden.
Een andere maat voor de bereikbaarheid zijn de voertuigverliesuren. Met de
voertuigverliesuren wordt het totaal aantal uren reistijdverlies binnen het
invloedsgebied van de RijnlandRoute bepaald voor zowel het hoofdwegennet als het
onderliggende net. Deze vergelijking wordt gemaakt tussen de situatie met en
zonder RijnlandRoute voor het jaar 2030. Berekeningen tonen aan dat de
voertuigverliesuren met 21,1% afnemen. Dit effect wordt met name bereikt op het
onderliggend wegennet. De provinciale delen van de RijnlandRoute zijn daarbij tot
het onderliggend wegennet gerekend.
Robuustheid
Het verkeersnetwerk wordt door de aanleg van de RijnlandRoute robuuster en
daarmee minder gevoelig voor incidenten en calamiteiten. Door de extra verbinding
tussen de A44 en de A4, naast de bestaande verbindingen N14 en de N206, is er
altijd een alternatieve route beschikbaar bij een incident/calamiteit op één van de
routes.
Leefbaarheid
Door het bundelen van verkeer op de RijnlandRoute wordt voor een aantal
(woon)gebieden en wegen, waar de milieuoverlast onder druk staat, ongewenst
verkeer (sluipverkeer) een alternatieve snellere route via de RijnlandRoute geboden.
Dit geldt in het bijzonder voor de Voorschoterweg en het centrumverkeer van
Katwijk. Door minder sluipverkeer zal de verkeersveiligheid verbeteren en de
overlast van lucht en geluid verminderen. Door het verplaatsen van verkeer naar
het nieuwe tracé wordt ook een aanzienlijke verbetering bereikt op de N206 in
Leiden (Churchilllaan) ter hoogte van de kruising met de Haagweg. Hier nemen de
verkeersintensiteiten in 2030 na aanleg van de RijnlandRoute af met 20%.
Pagina 27 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
3.2
Verkeersprognoses
De verkeersprognoses voor het project RijnlandRoute zijn opgesteld met behulp van
het Nederlands Regionaal Model 2013 (NRM). Hierbij is rekening gehouden met
ondermeer de ruimtelijk economische ontwikkeling van Nederland en het landelijke
beleid. In bijlage 4 zijn de uitgangspunten opgenomen die in het verkeersmodel zijn
gehanteerd.
De volgende situaties zijn doorgerekend met prognosejaar 2030:
 referentiesituatie RijnlandRoute (referentie 2030 inclusief verbreding A4
Vlietland - N14);
 plansituatie met RijnlandRoute (variant Zoeken naar Balans Optimaal, inclusief
aanpassing van de aansluitende wegvakken op de A4 en A44).
Tabel 3.1 geeft de verkeersbelasting weer voor de bovenstaande twee situaties in
2030. De nummers corresponderen met de doorsneden in figuur 3.1
Tabel 3.1: Verkeersintensiteiten referentiesituatie en plansituatie RijnlandRoute 2030
Locatie (beide richtingen)
Referentie
RijnlandRoute
Verschil
1
N441
16.300
13.300
-18%
2
N206 t.h.v. Katwijk
50.900
60.700
19%
3
N206 t.h.v. brug Oude Rijn
40.900
62.900
54%
4
A44 t.h.v. Flora Holland
91.000
98.600
8%
5
A44 KLW - Maaldrift
61.300
108.000
76%
6
A44 Maaldrift - Wassenaar
77.600
67.500
-13%
7
N44 Wassenaar - N14
74.100
61.900
-16%
8
N14 (Leidschendam - Wassenaar)
56.400
42.500
-25%
9
RijnlandRoute t.h.v. spoorkruising
-
59.500
nvt
10
A4 t.h.v. Vlietland
197.600
223.200
13%
11
A4 RijnlandRoute - N206
197.600
219.500
11%
12
A4 N206 - N11
214.000
226.300
6%
13
A4 t.h.v. Leiderdorp
176.100
173.500
-1%
14
N206 (Europaweg)
38.400
52.300
36%
15
Churchillaan t.h.v. Haagweg
20.300
16.000
-21%
16
Plesmanlaan t.h.v. KLW
63.300
68.500
8%
17
N11
54.900
65.700
20%
Pagina 28 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
Figuur 3.1
3.3
Locaties verkeersintensiteiten tabel 3.1
Verkeersveiligheid
Deze paragraaf geeft een toelichting op artikel 6 van het Tracébesluit en gaat in op
verkeersveiligheid. De RijnlandRoute A4-A44 zal een tunnel bevatten, welke ook
maatregelen bij de A44 tot gevolg heeft. Dit komt in hoofdstuk 9 aan bod.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is als doelstelling opgenomen
te komen tot een permanente verbetering van de verkeersveiligheid. Om dit te
bereiken gelden er bij de aanleg en aanpassing van infrastructuur specifieke kaders
en richtlijnen. De belangrijkste zijn:
 ontwerpen van de autosnelwegen, knooppunten en aansluitingen zijn gebaseerd
op de NOA (Nieuwe Ontwerp Richtlijnen Autosnelweg);
 ontwerpen en aanpassingen aan niet-autosnelwegen vinden plaats conform het
Handboek Wegontwerp;Veiligheidsrichtlijn deel C.
Bij het ontwerp van een autosnelweg spelen diverse overwegingen een rol. In het
kader van de veiligheid wordt gestreefd naar een zo eenduidig mogelijk(e) wegbeeld
en rijsnelheid. De gebruiker moet tijd en ruimte hebben om beslissingen te nemen,
hiermee wordt het rijcomfort en een veilig rijgedrag bevorderd. Daarnaast wordt de
speelruimte voor het ontwerp fysiek en technisch beperkt door ruimtelijke
dwangpunten langs het tracé.
Pagina 29 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
Deze beperkte ruimte maakt de inpassing van het wegontwerp zeer complex. Het
alternatief ‘Zoeken naar Balans’ heeft in dat kader geleid tot een ontwerp en
inpassing, waarbij binnen de fysieke beperkingen, gestreefd is naar een zo
acceptabel mogelijk veiligheidsniveau. Dit laat onverlet dat bij de verdere
voorbereiding richting de realisatie, binnen de kaders van het Tracébesluit,
optimalisaties mogelijk zijn.
De aanleg en/of aanpassing van een weg kan gevolgen hebben op de
verkeersveiligheid in een breder netwerk. Dit omdat verkeerstromen als gevolg van
de aanleg en/of aanpassing wijzigen. In het geval van de RijnlandRoute is dit het
geval. In het kader van het project RijnlandRoute is daarom een analyse uitgevoerd
naar de verkeersveiligheidseffecten van het project als geheel. De A44 maakt
integraal onderdeel uit van deze analyse. In bijlage 5 is het rapport "Kwalitatieve
beoordeling verkeersveiligheid opgenomen waarin de netwerkeffecten zijn
beschreven.
In zijn totaliteit neemt de verkeersprestatie4 in het studiegebied toe. Het
studiegebied is hierbij het gebied waarin ten gevolge van de aanleg van de
RijnlandRoute sprake is van een toe- of afname van het verkeer met meer dan
10%. De toename van de verkeersprestatie is een gevolg van zowel de aanleg van
de nieuwe weg, de capaciteitsverruiming van de N206 (Tjalmaweg), de A44 en de
A4 als ook een gevolg van de autonome verkeersgroei. Overall gezien kan worden
verondersteld dat het risico op ongevallen met deze ontwikkelingen in het
studiegebied toeneemt.
Met de aanleg van de RijnlandRoute rijdt er echter wel meer verkeer via de
hoofdwegen en wordt er minder gebruik gemaakt van het onderliggend wegennet.
Doordat het risico op een ongeval op het onderliggend wegennet fors hoger is dan
het risico op een ongeval op de autosnelwegen (bij benadering een factor 3 à 4) en
het juist op het onderliggend wegennet rustiger wordt, heeft deze afname een
groter positief effect op de verkeersveiligheid dan de toename van het verkeer op
het hoofdwegennet. Uit de geregistreerde ongevallencijfers5 wordt dit grote verschil
qua risicocijfer op de autosnelweg en het onderliggende wegennet ook bevestigd.
Op het onderliggend wegennet vinden namelijk meer ongevallen plaats en
procentueel gezien ook meer zwaardere ongevallen dan op de hoofdwegen. Voor het
studiegebied als totaal geeft dit een verbetering van de verkeersveiligheid.
3.3.1
Generieke maatregelen
Bij de aanpassing van dit deel van de A44 wordt qua vormgeving en rijsnelheid zo
veel mogelijk aangesloten bij de aangrenzende wegvakken van de A44. Dit heeft als
doel het bestaand wegbeeld zo intact mogelijk te laten. Daarnaast is er sprake van
aanpassing van de bestaande weg door verstedelijkt gebied. Dit beperkt de fysieke
ruimte voor uitbreiding. Dit kan leiden tot een afwijking op de ontwerprichtlijnen.
Deze afwijkingen zijn toegestaan in situaties waarbij een afwijking geen negatieve
4
De verkeersprestatie is hierbij een maat voor het aantal motorvoertuigen dat per tijdseenheid (intensiteit)
gebruik maakt van het wegennet (lengte) in het onderzochte studiegebied.
5
Het betreft hier door de politie geregistreerde ongevallen in de periode 2001 tot en met 2012 (BRON 1.0).
Vanaf 2010 heeft de politie een andere werkwijze omtrent het registreren van ongevallen ingevoerd.
Hierdoor zijn minder ongevallen geregistreerd dan voorgaande jaren waardoor de betrouwbaarheid is
afgenomen. Dit verklaart mogelijk ook een deel van de dalende trend.
Pagina 30 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
gevolgen heeft voor de verkeersveiligheid, danwel dat er nog steeds sprake is van
een acceptabel veiligheidsniveau. Dit is bijvoorbeeld het geval in bestaande situaties
zoals op de A44, waar sprake is van smallere rijstroken dan nu feitelijk op grond
van de ontwerprichtlijnen zou worden voorgeschreven. Omwille van het wegbeeld
en de ruimtelijke beperkingen en het gegeven dat de aanpassing slechts een
beperkt deel van de totale A44 betreft, wordt in de aanpassing tussen de aansluiting
Leiden-West en het knooppunt Maaldrift, in het verlengde van de aansluitende
doorgaande wegvakken van de A44, hetzelfde profiel, dus ook een versmalde
rijstrook, toegepast. Hierdoor wordt voor de weggebruiker een éénduidig veilig
wegbeeld gerealiseerd.
3.3.2
Locatiespecifieke maatregelen
Naast de generieke maatregelen worden de volgende locatiespecifieke maatregelen
getroffen dan wel wordt gemotiveerd afgeweken van de ontwerprichtlijnen.
A44 tussen de aansluiting Leiden-West en knooppunt Maaldrift
De bestaande brug over de Oude Rijn, die nu voor zowel de oost- als de westbaan
wordt gebruikt, wordt in de nieuwe situatie ingericht voor alleen het verkeer op de
oostbaan. Voor het verkeer op de westbaan wordt een nieuwe brug gebouwd. Op de
huidige brug ontbreken in beide richtingen vluchtstroken. In de nieuwe situatie
bestaat het profiel op de bestaande brug uit twee rijstroken voor de hoofdrijbaan en
twee weefstroken. Voor vluchtstroken is geen ruimte binnen de beschikbare ruimte
op de brug. Om reden dat de vluchtstroken in de huidige situatie ook ontbreken en
alleen door vervanging van de bestaande brug aan de ontwerprichtlijn kan worden
voldaan is bij de inpassing van de nieuwe oostelijke rijbaan de huidige brug als
uitgangspunt genomen. Hierdoor ontbreekt op de oostelijke rijbaan de vluchtstrook
over een lengte circa 800 meter.
Aansluiting Leiden-West
Gezien de verstedelijking die in de loop der jaren rondom de aansluiting LeidenWest is ontwikkeld, is de ruimte voor aanpassing van de aansluiting beperkt. Zoveel
mogelijk rekening houdend met deze ruimtelijke dwangpunten is gezocht naar
aanvaarbare oplossingen met voldoende ruime boogstralen en voldoende deceleratie
(rem)afstand tot de kruisingsvlakken. Op een aantal onderdelen van het ontwerp
wordt afgeweken van de ontwerprichtlijnen. Het betreft hier:
 de afrit van de A44 uit de richting Wassenaar in de richting Katwijk;
 de afrit van de A44 uit de richting Wassenaar in de richting Leiden;
 de afrit van de A44 uit de richting Amsterdam in de richting Katwijk;
 de afrit van de A44 uit de richting Amsterdam in de richting Leiden;
 de toerit van de Plesmanlaan op de A44 richting Amsterdam.
Op deze plaatsen worden compenserende maatregelen toegepast die het
attentieniveau van de weggebruiker vergroten, dan wel de snelheid doen afnemen.
Hierbij moet gedacht worden aan, verlichting, maatregelen die de bogen “visueel
afsluiten” van de omgeving, zoals de plaatsing van geleideborden en/of –schilden en
snelheidsbeperkingen.
Op de westelijke rijbaan (in de richting Wassenaar) dient de automobilist voor de
aansluiting Leiden-West op relatief korte afstand (circa 550 meter) een keuze te
maken tussen twee uitvoegers. Achtereenvolgens is dit de uitvoeger in de richting
Pagina 31 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
Katwijk en vervolgens de uitvoeger in de richting Leiden. Deze afstand is op basis
van de richtlijnen te kort om het vereiste aantal ‘voorwegwijzers’ te plaatsen.
De tweestrooks toerit van de Plesmanlaan op de A44 richting Amsterdam voegt met
één rijstrook met een taper in op de oostelijke rijbaan van de A44, de andere
rijstrook komt uit in een enkelstrooks weefvak op de A44. Deze vorm van invoegen
is in het kader van verkeersveiligheid minder gewenst omdat deze, in vergelijking
met ruimere oplossingen zoals een dubbelstrooks weefvak, een verhoogd risico
geeft op flank aanrijdingen.
Ter plaatse van de aansluiting Knoop Leiden-West ontbreekt langs de oostelijke
hoofdrijbaan een vluchtstrook, daarnaast ontbreekt een fysieke scheiding tussen de
hoofdrijbaan en de afrit. Het nadeel hiervan is dat verkeer de tussenruimte kan
overschrijden, bijvoorbeeld om (te laat) uit te voegen richting Katwijk of om bij
nader inzien toch door te rijden over de A44. Vanwege de snelheidsverschillen
tussen de hoofdrijbaan en het verkeer op de afrit (als gevolg van de krappe boog)
en het hiervoor beschreven ongewenst verkeersgedrag geniet het de voorkeur hier
een fysieke afscherming te plaatsen in bijvoorbeeld de vorm van een barrier. De
mogelijkheden hiervoor zijn constructief en fysiek echter zeer beperkt en worden
nader onderzocht.
Knooppunt Maaldrift
Bij de inpassing van het knooppunt Maaldrift spelen omgevingswaarden een
belangrijke rol. Fysieke dwangpunten betreffen onder meer de woonwijk Stevenshof
en de passage van de Veenwatering. Daarnaast is er sprake van een bijzondere
opgave om het open en karakteristieke landschap te sparen middels een verdiepte
aanleg van dit knooppunt.
Binnen deze kaders is gezocht naar oplossingen met voldoende ruime boogstralen.
Op een aantal plekken wordt echter afgeweken van de ontwerprichtlijnen. Het
betreft hier:
 de verbindingsweg van de A44 uit de richting Amsterdam naar de RijnlandRoute
(A4);
 de verbindingsweg van de RijnlandRoute (A4) naar de A44 in de richting van
Wassenaar;
 de verbindingsweg van de A44 uit de richting Wassenaar naar de RijnlandRoute
(A4).
Op deze plaatsen worden compenserende maatregelen toegepast die het
attentieniveau van de weggebruiker vergroten. Hierbij moet gedacht worden aan
maatregelen zoals verlichting, de plaatsing van geleideborden en/of –schilden maar
ook snelheidsbeperkingen.
Pagina 32 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
4
Geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid
4.1
Geluid
Deze paragraaf geeft een toelichting op artikel 7 en 8 van het Tracébesluit 'A44
RijnlandRoute'.
Het Tracébesluit bevat een aanduiding van de te treffen geluidreducerende
maatregelen en een overzicht van de nieuwe en verplaatste referentiepunten en
nieuwe en gewijzigde geluidproductieplafonds (bijlage 1 bij het Tracébesluit);
Het akoestisch onderzoek ten behoeve van het Tracébesluit A44 RijnlandRoute is
opgenomen als bijlage 6 bij deze Toelichting. In het akoestisch onderzoek is tevens
een overzicht opgenomen van woningen die in aanmerking komen voor een
binnenwaarde onderzoek op basis van de Wet Milieubeheer.
4.1.1
Wettelijk kader en beleid
Voor geluid zijn de volgende regelingen van toepassing:

Wet milieubeheer, hoofdstuk 11 (hoofdwegennet);

Wet geluidhinder (onderliggend wegennet);

Besluit geluid milieubeheer en Regeling geluid milieubeheer (onder meer het
doelmatigheidscriterium);

Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 (rekenregels voor het akoestisch
onderzoek).
Daarnaast is sprake van vaste jurisprudentie (rechterlijke uitspraken) waarmee
rekening gehouden moet worden bij de uitvoering van een akoestisch onderzoek.
De Wet milieubeheer, hoofdstuk 11 is van toepassing op het hoofdwegennet
(Rijkswegen) binnen het plangebied. Deze wet is in 2012 in werking getreden en
vervangt voor het hoofdwegennet de Wet geluidhinder. De Wet geluidhinder is nog
wel van toepassing op het onderliggend wegennet binnen het plangebied.
Wet milieubeheer / geluidproductieplafonds – hoofdwegennet
In de Wet milieubeheer is vastgelegd dat het geluid van het hoofdwegennet met
geluidproductieplafonds beheerst wordt. Op de ‘geluidplafondkaart’ (zie
www.rijkswaterstaat.nl) is aangegeven voor welke rijkswegen een
geluidsproductieplafond geldt en waarop dus de Wet Milieubeheer (H11) van
toepassing is. Het geluidproductieplafond (GPP) is de maximaal toegestane
geluidproductie op een referentiepunt. Referentiepunten zijn denkbeeldige punten
op circa 100 meter afstand van elkaar, en op circa 50 meter afstand van de
buitenste rijstrook van de weg. Aan beide zijden van de weg liggen
referentiepunten. De hoogte bedraagt 4 meter boven lokaal maaiveld. De posities
van de referentiepunten liggen vast in het zogeheten geluidregister, net als de
waarde van het geluidproductieplafond in elk referentiepunt.
Bij de wijziging van bestaand hoofdwegennet, zoals de A44 RijnlandRoute, wordt
gekeken of als gevolg van het project de geldende geluidproductieplafonds worden
overschreden.
Pagina 33 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
Wanneer dit het geval is, moet voor die locaties een akoestisch onderzoek worden
uitgevoerd waarbij wordt bekeken of de geluidsbelasting op geluidsgevoelige
objecten toeneemt tot boven de waarde die zou heersen wanneer het (geldend)
geluidproductieplafond geheel zou worden benut (Lden-gpp). Dit onderzoek moet
inzichtelijk maken welke maatregelen nodig én doelmatig zijn om de geluidbelasting
terug te brengen tot de waarde die hoort bij het geluidplafond (Lden-gpp). Voor de
A44 RijnlandRoute is zo’n onderzoek noodzakelijk.
Geluidproductieplafonds: jaarlijkse monitoring
Jaarlijks controleert (“monitort”) de beheerder (Rijkswaterstaat voor het
hoofdwegennet) of de geluidproductie niet hoger is dan het geldende
geluidproductieplafond. Bij (dreigende) overschrijding moet onderzocht worden of
geluidmaatregelen noodzakelijk zijn. Dit is een belangrijke verandering ten opzichte
van de Wet geluidhinder waarin deze jaarlijkse monitoring niet bestaat.
Zo lang de geluidproductie niet boven het plafond uitstijgt, zullen ook de
geluidsbelastingen op geluidgevoelige objecten langs de weg (zoals woningen) niet
toenemen tot boven de wettelijke toetswaarden. De verkeersintensiteit op de weg
kan zich enkel blijven ontwikkelen zolang onder het plafond wordt gebleven. Indien
dit niet het geval is of het plafond op korte termijn overschreden dreigt te gaan
worden, moet de wegbeheerder waar mogelijk en doelmatig maatregelen treffen,
en/of eventueel een verzoek doen tot wijziging van één of meer
geluidproductieplafonds.
Door de geluidmaatregelen die met dit Tracébesluit worden vastgesteld, wijzigen
ook reeds vastgestelde geluidproductieplafonds. Daarnaast worden als gevolg van
aanpassingen aan het hoofdwegennet enkele nieuwe referentiepunten aangegeven
waarvoor nieuwe geluidproductieplafonds vastgesteld worden. Met de vaststelling
van dit Tracébesluit worden de in bijlage 1 van het Tracébesluit nieuwe en
verplaatste referentiepunten en nieuwe en gewijzigde geluidproductieplafonds
vastgesteld.
Wet geluidhinder (onderliggend wegennet)
Binnen het plangebied zijn ook enkele niet-Rijkswegen (onderliggend wegennet) die
worden gewijzigd. Op deze wegen is de Wet geluidhinder van toepassing, en voor
deze wegen gelden daarom geen geluidproductieplafonds. De onderliggende wegen
staan daarom niet op de eerder genoemde geluidplafondkaart.
In de Wet geluidhinder staan normen in de vorm van toetsingswaarden, waar de
geluidsbelasting van een woning of andere geluidsgevoelige bestemmingen bij het
aanleggen of wijzigen van een weg, in beginsel niet boven mag komen. Dit om
bewoners / gebruikers van deze bestemmingen te beschermen tegen geluidshinder.
De voorkeursgrenswaarde in de Wet geluidhinder is de na te streven geluidbelasting
op een gevel bij de aanleg van een nieuwe weg of nieuwe woningen en bedraagt
48dB. Bij bestaande wegen die worden gereconstrueerd is sprake van een
grenswaarde: de laagste van de heersende geluidbelasting in het jaar voorafgaand
aan de ombouw of een eerder verleende hogere waarde. Indien bij nieuwe aanleg
van een weg de voorkeursgrenswaarde van 48dB wordt overschreden, of indien bij
wijziging van een weg de toetsingswaarde met 1,5dB of meer wordt overschreden
(dat wordt dan “reconstructie” genoemd), worden in beginsel maatregelen getroffen
Pagina 34 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
om de geluidsbelasting zodanig te reduceren dat aan de toetsingswaarde wordt
voldaan. Waar dat desondanks niet mogelijk is, of daar waar ondanks reductie van
geluidshinder door de maatregelen de toetsingswaarde niet wordt gehaald, kan een
hogere waarde worden vastgesteld: een ontheffing van de toetsingswaarde.
Geluidgevoelige objecten
De normen voor geluidsbelastingen gelden voor geluidgevoelige objecten.
Geluidgevoelige objecten zijn gedefinieerd in artikel 2 van ‘Besluit geluid
milieubeheer’ en waar de Wet Geluidhinder van toepassing is in het “Besluit
geluidhinder”. Het zijn woningen en andere geluidgevoelige gebouwen (bijvoorbeeld
scholen) en terreinen (bijvoorbeeld woonwagenstandplaatsen). Het gaat om
geluidgevoelige objecten langs het hoofdwegennet (Wet milieubeheer, hoofdstuk
11) en het onderliggend wegennet (Wet geluidhinder).
Saneringsobjecten zijn een bijzondere categorie van geluidgevoelige objecten. In
onderstaand tekstvak wordt verder uitgelegd wat saneringsobjecten zijn.
Saneringsobjecten langs rijkswegen
Saneringsobjecten zijn hoofdzakelijk woningen, legale woonwagenstandplaatsen en
woonschipligplaatsen:
A. Die al onder de Wet geluidhinder voor sanering zijn aangemeld maar waarvoor
tot nu toe nog geen saneringsprogramma is vastgesteld, en waarvan de
geluidsbelasting bij volledige benutting van het geldende geluidproductieplafond
hoger dan 60dB zou zijn of;
B. Waarvan de geluidsbelasting bij volledige benutting van het geldende
geluidproductieplafond boven de maximumwaarde van 65dB zou uitkomen, of;
C. Die liggen langs wegvakken waar in het verleden een ongewenst sterke groei van
de geluidsbelasting is opgetreden en waarvan de geluidsbelasting bij volledige
benutting van het geldende geluidproductieplafond hoger dan 55dB zou worden.
Eerstgenoemde categorie saneringsobjecten kan ook andere geluidgevoelige
objecten dan woningen, stand- of ligplaatsen omvatten wanneer deze in de vroegere
melding zijn opgenomen, bijvoorbeeld ziekenhuizen of scholen.
De wet schrijft voor dat voor deze objecten eenmalig onderzocht moet worden of de
toekomstige geluidsbelasting op deze objecten met doelmatige maatregelen kan
worden verminderd. Deze objecten kennen nu ook al een geluidbelasting die hoger
dan de wettelijke norm ligt. Deze saneringsdoelstelling moet op grond van artikel
11.42 Wet Milieubeheer worden meegenomen in een project voor wijziging van de
weg, wanneer als gevolg van dat project één of meer geluidproductieplafonds
moeten worden gewijzigd.
Binnen het plangebied van de A44 RijnlandRoute bevinden zich 54
saneringsobjecten, waarvoor niet eerder een saneringsprogramma is vastgesteld.
Deze objecten zijn in het akoestisch onderzoek meegenomen.
Maatregelenonderzoek en doelmatigheid
Geluidmaatregelen hoeven niet tot elke prijs te worden getroffen. Dat zou de
uitvoering van het geluidbeleid onbetaalbaar maken. In de wetgeving is hiervoor
een doelmatigheidscriterium opgenomen. Het doel van dit doelmatigheidscriterium
is tot een eenduidige (rechtsgelijkheid) en objectieve (rechtszekerheid)
onderbouwing van de geluidbeperkende maatregelen te komen.
Pagina 35 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
Met het doelmatigheidscriterium wordt bepaald of de voorgenomen
maatregelvarianten financieel doelmatig zijn. Aanvullend hierop geeft het
doelmatigheidscriterium de mogelijkheid maatregelen te beoordelen op
landschappelijke, stedenbouwkundige, verkeerskundige en technische
aanvaardbaarheid. Op deze gronden kan van de financieel doelmatige maatregelen
worden afgeweken.
Voor het hoofdwegennet is het doelmatigheidscriterium beschreven in het Besluit
geluid milieubeheer en de Regeling geluid Wet milieubeheer. Voor overige wegen
geldt de Regeling doelmatigheid geluidmaatregelen Wet geluidhinder.
In het akoestisch rapport (zie bijlage 6) is de werking van dit
doelmatigheidscriterium verder uitgewerkt.
Rekening houden met geluid van andere bronnen (cumulatie van geluid)
Bij de afweging van maatregelen (zowel voor het hoofdwegennet als het
onderliggend wegennet) wordt rekening gehouden met cumulatie van het geluid.
Indien het geluidgevoelig object ook een relevante geluidbelasting ondervindt van
een of meer andere bronnen (dit kunnen andere wegen zijn, maar ook andere
geluidbronnen zoals een spoorweg of industrieën) kan in samenspraak met de
beheerder van de andere bron worden besloten om maatregelen aan de andere bron
te treffen in plaats van aan de weg. Voorwaarde is dat dit tot een beter
geluidsresultaat leidt.
4.1.2
Uitgangspunten akoestisch onderzoek
Voor het akoestisch onderzoek is een aantal uitgangspunten gehanteerd.
Het akoestisch onderzoek is verricht conform de systematiek van de Wet
milieubeheer (hoofdstuk 11), het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 en de Wet
geluidhinder.
Het akoestisch onderzoek is gebaseerd op de infrastructurele maatregelen zoals in
dit Tracébesluit beschreven. Uitgangspunt voor het akoestisch onderzoek zijn de
gegevens uit het geluidregister (www.rws.nl/geluidregister). Voor het akoestisch
onderzoek is tevens gebruik gemaakt van verkeersprognoses. Voor een
gedetailleerd overzicht hiervan wordt verwezen naar het akoestisch rapport.
Voor het onderzoek is onderstaande getrapte aanpak gevolgd:
1. Kan zonder geluidmaatregelen aan de geluidproductieplafonds worden voldaan?
2. Kan met bronmaatregelen aan de geluidproductieplafonds worden voldaan en is
ook besloten om die te treffen? Bronmaatregelen pakken rechtstreeks de bron
van het geluid aan, denk hierbij aan stillere wegdekken.
3. Indien het zonder maatregelen (stap 1) of met (doelmatige) bronmaatregelen
(stap 2) niet mogelijk is om aan de geldende geluidproductieplafonds te
voldoen, is als volgende en laatste stap (stap 3) een nader akoestisch
onderzoek uitgevoerd om te bepalen met welke andere (doelmatige)
maatregelen het mogelijk is de geluidbelasting op geluidgevoelige objecten
langs de weg zoveel mogelijk terug te dringen tot het Lden, gpp of - indien van
toepassing - de saneringsdoelstelling voor deze objecten.
Pagina 36 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
4. Toevoegen nieuwe GPP’s en wijzigen GPP’s naar aanleiding van
geluidmaatregelen (zie bijlage 1 bij het Tracébesluit).
4.1.3
Resultaten onderzoek en geluidmaatregelen
Hoofdwegennet
Zonder maatregelen kan langs het hoofdwegennet, de A44, niet altijd aan de
geluidproductieplafonds worden voldaan. Met enkel bronmaatregelen kan de
overschrijding niet worden weggenomen. Daarom is gedetailleerd akoestisch
onderzoek op woningniveau noodzakelijk. Hierbij is ook de saneringsdoelstelling
voor de aanwezige saneringsobjecten meegenomen.
Het akoestisch onderzoek resulteert in de volgende geluidsmaatregelen:

Bronmaatregelen: Het hoofdwegennet wordt standaard uitgevoerd met zeer
open asfalt beton (ZOAB). Op delen van het tracé is tweelaags zeer open
asfaltbeton voorzien (2LZOAB).

Geluidwerende voorzieningen: Langs een groot deel van de A44 RijnlandRoute
zijn geluidwerende voorzieningen voorzien.
Een volledig overzicht van de maatregelen is te zien in artikel 7 van de besluittekst.
Onderliggend wegennet
Als gevolg van de wijziging van de A44 moeten de Ommedijkseweg en de
Rijksstraatweg worden gewijzigd (verlegd). Op deze wegen is de Wet geluidhinder
van toepassing, en gelden daarom geen geluidproductieplafonds. Voor deze wegen
is daarom een apart akoestisch onderzoek ingesteld op grond van de Wet
geluidhinder. Van dit onderzoek is in bijlage 6 (Deelrapport specifiek) verslag
gedaan. Het geluid vanwege de Ommedijksweg overschrijdt niet de grenswaarde.
Door de aanpassing van de Rijksstraatweg is er op één woning aan de
Rijksstraatweg 70 een overschrijding van de toetswaarde.
Cumulatie van geluid
In het akoestisch onderzoek is rekening gehouden met de cumulatie vanwege de
nieuw aan te leggen provinciale weg tussen de A4 en de A44.
Er is geconcludeerd dat geen dusdanige samenloop (cumulatie) met de
geluidsbelastingen van de andere bron optreedt dat hierdoor voor een ander
maatregelpakket zou moeten worden geadviseerd dan de financieel doelmatige
maatregelen aan de rijksweg. De gemaakte maatregelafwegingen staan beschreven
in bijlage 6 (Deelrapport Specifiek).
Wet Milieubeheer: objecten waarbij geluidbelasting op de gevel hoger is dan Lden
GPP
De vaststelling van de geluidproductieplafonds heeft tot gevolg dat voor 41 objecten
het Lden-GPP wordt overschreden. Dit aantal geluidsgevoelige objecten is het totaal
van de niet-saneringsobjecten en de saneringsobjecten waarop ondanks het treffen
van de geadviseerde maatregelen de toetswaarde niet wordt gehaald.
Adressen die in aanmerking komen voor een binnenwaarde onderzoek.
Met de voorgestelde maatregelen wordt aan de wet (zowel Wet geluidhinder als Wet
milieubeheer) voldaan. Er zijn echter geluidgevoelige objecten (onder andere
woningen) waar de geluidbelasting op de gevel hoger is dan de toetswaarde. Er
Pagina 37 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
wordt hierbij een onderscheid gemaakt tussen de Wet milieubeheer en Wet
Geluidhinder. In beide gevallen komen deze objecten in aanmerking voor een
binnenwaarde onderzoek.
Binnenwaarde onderzoek
Bij de objecten die in aanmerking komen voor een binnenwaarde onderzoek, is de
eerste stap het beoordelen van de geluidisolatie van de gevel. Als deze isolatie niet
voldoende is, wordt een binnenwaarde onderzoek uitgevoerd. Bij een binnenwaarde
onderzoek wordt het geluidniveau in een huis onderzocht en beoordeeld of de norm
wordt overschreden. Er worden tevens maatregelen (zoals bijvoorbeeld
gevelisolatie) bepaald om te waarborgen dat de maximale geluidsbelasting die
volgens artikel 111a van de Wet geluidhinder en hoofdstuk 11 uit de Wet
Milieubeheer bij gesloten ramen in de woningen mag heersen, niet zal worden
overschreden. Voor het realiseren van deze gevelmaatregelen bestaan aparte
programma’s van waaruit de uitvoering gecoördineerd wordt. Eventuele kosten van
deze maatregelen worden gedragen door Rijkswaterstaat.
In bijlage 6 bij deze toelichting is een overzicht opgenomen van de objecten die in
aanmerking komen voor een binnenwaarde onderzoek. Na het onherroepelijk
worden van het Tracébesluit zal voor deze objecten onderzocht worden of, op basis
van de 'bouwkundige staat' en isolerende werking van de gevel, een binnenwaarde
onderzoek noodzakelijk is. Dat valt buiten het kader van het akoestisch onderzoek
voor het Tracébesluit A44 RijnlandRoute. Onderzoek naar de gevelisolatie is niet van
toepassing op woonboten.
Saneringsobjecten
Met de geadviseerde maatregelen wordt bij 43 van de 54 saneringsobjecten voldaan
aan de saneringsstreefwaarde. De toekomstige geluidsbelasting bij volledig benut
(nieuw) plafond op deze woningen ligt bij alle saneringswoningen een stuk lager dan
het Lden,gpp op deze woningen. Met het nemen van het Tracébesluit is de sanering
van deze objecten voltooid. Dit zal in het geluidregister worden aangetekend. Voor
de overige 11 woningen wordt beoordeeld of het geluidniveau in de woning voldoet
aan de wettelijke grenswaarden. Als dat niet het geval is wordt aanvullend
onderzoek gedaan naar gevelisolatie.
4.2
Luchtkwaliteit
4.2.1
Wettelijk kader
Op grond van art. 5.16 eerste lid, onder d, juncto tweede lid, onder d, van de Wet
milieubeheer kan een Tracébesluit, dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit,
worden vastgesteld indien dat Tracébesluit betrekking heeft op een project dat is
genoemd of beschreven in, dan wel past binnen of in elk geval niet in strijd is met
een op grond van art. 5.12, eerste lid, of art. 5.13 eerste lid, vastgesteld
programma. Dit programma betreft het Nationaal Samenwerkingsprogramma
Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is door de voormalige Minister van VROM vastgesteld
op 30 juli 2009 en op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Voor de regio waarbinnen dit project valt, heeft de Europese Commissie op basis
van het Ontwerp NSL op 7 april 2009 aan Nederland derogatie verleend voor
Pagina 38 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
stikstofdioxide (NO2) tot 1 januari 2015 (zie voorschrift 2.1 bijlage 2, Wm). De
derogatie voor fijn stof (PM10) was verleend tot 11 juni 2011, vastgelegd in
voorschrift 4.2 bijlage 2, Wm. Vanaf dat tijdstip zijn voor fijn stof de grenswaarden
conform voorschrift 4.1 uit bijlage 2 van de Wm van toepassing.
Het project is per februari 2014 aangemeld voor opname in het NSL. Het project is
aangemeld met de volgende kenmerken:
 wegnummer en projectnaam: A44 Rijnlandroute;
 bevoegd gezag: Min. IenM;
 type: 3 (infrastructuur);
 ligging: A44 ten noorden van de aansluiting Leiden-West tot ten zuiden van het
nieuw aan te leggen knooppunt Maaldrift, inclusief de aanleg van dit knooppunt;
 omvang: verbreding naar 2x2+2 rijstroken, inclusief aanpassing op- en afritten
en realisatie knooppunt. Maximum snelheid 120 km/u;
 datum toonaangevend besluit: Tracébesluit 2014;
 datum ingebruikname, fasering: openstelling 2020;
 geraamd effect: geen knelpunten.
4.2.2
Resultaten onderzoek
Het project voldoet met haar projectkenmerken, zoals beschreven in dit
Tracébesluit, aan de in het NSL opgenomen projectkenmerken, zodat het project
gerealiseerd kan worden met de grondslag als genoemd in artikel 5.16, eerste lid,
onder d, van de Wet milieubeheer.
Overigens is in het NSL de verplichting opgenomen om jaarlijks te controleren of
grenswaarden niet worden overschreden. Deze terugkerende
monitoringsverplichting is van groot gewicht binnen het programma en biedt een
extra waarborg dat, naast de bovenstaande kwalitatieve redeneringen, eventuele
afwijkingen in projectkenmerken worden ondervangen. Immers, in het rekenmodel
van het NSL zijn de effecten op luchtkwaliteit van het NSL inzichtelijk gemaakt voor
de zichtjaren 2015, 2020 en 2030. Met de jaarlijkse monitoring wordt ook voor
toekomstige, tussenliggende jaren gewaarborgd dat de grenswaarden voor PM10 en
NO2 tijdig en blijvend worden gehaald.
4.3
Externe veiligheid
Risico’s voor de mensen in de omgeving van de transportroutes bestaan, omdat het
gevaarlijke stoffen betreffen die brandbaar, explosief en/of toxisch zijn. De risico’s
als gevolg van incidenten bij dit transport, waarbij mensen in de omgeving
slachtoffer kunnen worden, valt onder het aspect Externe Veiligheid.
Het externe veiligheid onderzoek ten behoeve van het Tracébesluit A4 RijnlandRoute
is opgenomen als bijlage 7 bij deze Toelichting.
4.3.1
Wettelijk kader en beleid
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of
handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen
(bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en
regelgeving van toepassing. Voor de RijnlandRoute is alleen het transport van
gevaarlijke stoffen van belang. Het huidige beleid voor de risicobeoordeling van
transport van gevaarlijke stoffen is afkomstig uit de in 2005 gepubliceerde en in
2008 en 2009 aangepaste circulaire ‘Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen’
Pagina 39 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
(circulaire RNVGS). Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee
kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen, zijn er belangrijke
verschillen. Navolgend worden beide begrippen verder uitgewerkt.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar op overlijden van een
onbeschermd individu op een bepaalde locatie naar aanleiding van een incident met
gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt in verschillende niveaus
onderverdeeld door middel van zogenaamde iso-risicocontouren. Zie figuur 4.1 voor
een schematische weergave van dergelijke contouren. Voor het PR zijn
grenswaarden voor kwetsbare objecten vastgesteld en richtwaarden voor beperkt
kwetsbare objecten. Kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld huizen, ziekenhuizen,
scholen en beperkt kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld winkels,
horecagelegenheden en sporthallen. Voor nieuwe situaties is de maximale
toelaatbare overlijdenskans van een persoon 10-6/jaar (1 op een miljoen) (verder:
10-6). Dit betekent dat bij nieuwe situaties de grenswaarde wordt overschreden als
zich woningen of andere kwetsbare objecten tussen de 10-6 PR-contour en de
inrichting of transportroute bevinden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6
PR-contour als richtwaarde.
Figuur 4.1
PR-contouren en het invloedsgebied /1 % letaliteitgrens (de
afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te
overlijden)
Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans per jaar dat ten minste tien mensen
slachtoffer worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico wordt
berekend aan de hand van de aard en dichtheid van de bebouwing in de nabijheid
van de transportroute. De uitkomst van deze berekening geeft de hoogte van de
kans weer dat zich een mogelijke ramp met veel slachtoffers kan voordoen. Het
groepsrisico wordt weergegeven in een f/N-curve waarin op de verticale as de
cumulatieve kans op het aantal doden per jaar en op de horizontale as het aantal
doden logaritmisch is weergegeven. Bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde
of een toename van het groepsrisico moet verantwoording plaatsvinden. Met deze
plicht wordt beoogd een situatie te creëren waarbij zoveel als mogelijk de risico's
zijn afgewogen en geanticipeerd is op de mogelijke gevolgen van een incident.
Pagina 40 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
4.3.2
Resultaten onderzoek
De voorgenomen planontwikkeling heeft mogelijk gevolgen voor de hoogte van de
externe veiligheidsrisico’s. De analyse is uitgevoerd in het landelijk voorgeschreven
programma RBM II, versie 2.2.
Het onderzoek naar de externe veiligheid is opgesteld voor de nieuwe en aan te
passen wegen voor de RijnlandRoute. Door nieuw verkeer en verkeertoenamen zijn
hier hogere risico's te verwachten dan in de huidige situatie. Hier staat tegenover
dat met de RijnlandRoute het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg door de
aanliggende dorpen en steden aanzienlijk beperkt wordt. Hier treedt een verbetering
op het gebied van de externe veiligheid op. Om de RijnlandRoute een volwaardige
transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen te laten zijn wordt deze
route, inclusief de tunnel, geschikt voor vervoer van de hoogste categorie
gevaarlijke stoffen. De effecten hiervan voor de directe omgeving van de
RijnlandRoute zijn hieronder beschreven. Op de positieve effecten op de huidige
transportroutes wordt niet nader ingegaan.
Plaatsgebonden Risico
Uit de berekeningen komt naar voren dat er in geen van de doorgerekende situaties
een 10-6 /jaar contour ontstaat. De 10-6/jaar contour vormt de grenswaarde voor
kwetsbare objecten. Aangezien deze contour niet ontstaat wordt er voldaan aan de
norm voor het plaatsgebonden risico.
Groepsrisico
Uit de berekeningen blijkt dat in alle situaties het groepsrisico onder de
oriëntatiewaarde ligt. Als gevolg van autonome ontwikkeling van het transport en de
bebouwde omgeving neemt het groepsrisico toe ten opzichte van de huidige
situatie. De planontwikkeling zorgt niet voor een verdere verhoging van het
groepsrisico. De hoogte van het groepsrisico is 0,292 maal de oriëntatiewaarde voor
zowel de autonome als de plansituatie in 2023. Dit betekent dan ook dat het TB
voor de A44, geen gevolgen heeft voor de hoogte van het groepsrisico.
4.3.3
Verantwoording groepsrisico
Er is geen toename van het groepsrisico op de A44. Er is geen
groepsrisicoverantwoording, conform de circulaire Risiconormering vervoer
gevaarlijke stoffen, vereist.
Pagina 41 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
5
Natuur
Het aanleggen van de A44 RijnlandRoute heeft gevolgen voor dier- en
plantensoorten en hun leefomgeving. Deze effecten en de toetsing ervan aan het
wettelijk kader zijn beschreven in bijlage 8, Natuurtoets. De wijze waarop deze
effecten worden gemitigeerd of gecompenseerd is voor het project RijnlandRoute als
geheel opgenomen in het Mitigatie- en Compensatieontwerp, bijlage 9. De in het
kader van het Tracébesluit A44 RijnlandRoute uit te voeren wettelijke mitigerende
en compenserende maatregelen zijn opgenomen in het Mitigatie- en
Compensatieplan, bijlage 10.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de effecten op de beschermde gebieden, soorten
en houtopstanden. Tevens wordt een toelichting gegeven op de maatregelen die in
het Tracébesluit zijn opgenomen om de effecten te mitigeren of te compenseren.
5.1
Wettelijk kader en beleid
In het natuurbeschermingsrecht wordt onderscheid gemaakt tussen
soortenbescherming en gebiedsbescherming. De soortenbescherming ziet zowel toe
op dier- als plantensoorten. De gebiedsbescherming is op te splitsen in de
bescherming van de Natura 2000-gebieden en Beschermde natuurmonumenten, de
bescherming van de Ecologische Hoofdstructuur en de bescherming van bossen.
De bescherming van zowel dier- als plantensoorten is geregeld in de Flora- en
faunawet. De bescherming van de N2000-gebieden en Beschermde
natuurmonumenten is opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998. Het regime
ter bescherming van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is in hoofdlijnen
verankerd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en nader uitgewerkt
in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en de provinciale
verordening Ruimte. De bescherming van bossen buiten de bebouwde kom valt
onder de Boswet. Op grond van de Boswet dient de fysieke aantasting van bos,
bomen en beplanting te worden gecompenseerd. Hierbij wordt onderscheid gemaakt
tussen begroeiing op rijkseigendom en begroeiing op eigendom van derden.
Houtopstand op rijkseigendom valt onder de bepalingen van de
‘Samenwerkingsovereenkomst uitvoering Boswet’ tussen de minister van LNV, de
Dienst Landelijk Gebied en Rijkswaterstaat. Die overeenkomst bepaalt dat de
houtopstand één op één gecompenseerd moet worden.
5.2
Resultaten onderzoek
5.2.1
Effecten op gebieden
Natura 2000-gebied
Binnen drie kilometer van de RijnlandRoute liggen de Natura 2000-gebieden
Coepelduynen (op 2,6 km van de RijnlandRoute) en Meijendel & Berkheide (op
enkele meters van de RijnlandRoute). Het A44-gedeelte van de RijnlandRoute ligt op
meer dan 5,7 km van Coepelduynen en meer dan 2,9 km van Meijendel &
Berkheide. Uit de conclusies uit de toetsing aan de Natuurbeschermingswet 1998
komt naar voren dat stikstofdepositie voor een aantal gebieden onderzocht moet
worden.
Daarnaast zijn bij de onderzoeksresultaten effecten op de meervleermuis in Natura
2000-gebied Meijendel & Berkheide en de beschermde vogels in het Beschermd
Pagina 42 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
natuurmonument Berkheide getoetst. De veranderingen in stikstofdepositie ten
gevolge van de RijnlandRoute leiden niet tot significant negatieve effecten op
instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden. Daarnaast kunnen
effecten op het instandhoudingsdoel van de meervleermuis in Natura 2000-gebied
Meijendel & Berkheide en op vogeldoelen in Beschermd natuurmonument Berkheide
worden uitgesloten.
EHS
Binnen het plangebied van de A44 RijnlandRoute ligt geen bestaande of nieuwe
EHS. Wel ligt er vanuit provinciaal beleid een wens voor een Ecologische
Verbindingszone (EVZ) ter hoogte van knooppunt Maaldrift. In de huidige situatie is
de ecologische verbindingzone nog niet als zodanig ingericht, en is bovendien door
barrièrevorming van infrastructuur niet voor alle doelsoorten geschikt om als
zodanig te functioneren. Als gevolg van de aanpassing van de A44 is er geen sprake
van een aantasting van de wezenlijke waarden en kenmerken van de EVZ.
Binnen het plangebied ligt ook door de provincie aangewezen belangrijk
weidevogelgebied (Provinciale Structuurvisie). Als gevolg van het project
RijnlandRoute wordt door de aanleg van de nieuwe provinciale wegdelen en de
aansluiting hiervan op het Hoofdwegennet een deel van dit gebied fysiek aangetast.
Daarnaast is er sprake van (geluids)verstoring op het overgebleven areaal. Het
effect van de aanleg van de RijnlandRoute op weidevogelgebied is opgenomen in
bijlage 8 'Natuurtoets'. De mitigatie en compensatie worden door de provincie,
overeenkomstig de provinciale beleidsregel compensatie natuur, recreatie en
landschap (Provincie Zuid-Holland 2013), uitgewerkt in het kader van het
provinciaal inpassingsplan(zie ook bijlage 9 Mitigatie- en Compensatieontwerp).
5.2.2
Effecten op soorten
In de Natuurtoets is beschreven welke beschermde soorten in het plangebied
voorkomen. Tevens zijn de effecten op de beschermde soorten beschreven en
beoordeeld. Het gaat daarbij om effecten door verlies aan leefgebied en verstoring
door barrièrewerking, lichthinder en geluidhinder. In tabel 5.1, kolom 1, zijn alle
soorten opgesomd waarvoor negatieve effecten te verwachten zijn. In kolom 2 is de
locatie opgenomen. Kolom 3 geeft aan om welke effecten het gaat. Na het nemen
van mitigerende of compenserende maatregelen (kolom 4) resteren de effecten die
in de vijfde kolom van tabel 5.1 zijn weergegeven. De mitigerende en
compenserende maatregelen zijn opgenomen in artikel 10 en 11 van het
Tracébesluit en uitgewerkt in het Mitigatie- en Compensatieplan. De mitigerende en
compenserende maatregelen staan nader beschreven in paragraaf 5.3.
Met de te nemen mitigerende maatregelen wordt overtreding van de
verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet voorkomen, zodat geen ontheffingen
nodig zijn. Bij compensatie is een ontheffing noodzakelijk. Op basis van de
aanwezige habitats en de omvang van de werkzaamheden is het aannemelijk dat de
opgenomen maatregelen uitgevoerd kunnen worden en dat de Flora- en
faunawet ontheffing naar verwachting verleend kan worden.
Pagina 43 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
Tabel 5.1: Soorten ten aanzien waarvan mogelijk de Flora- en faunawet wordt overtreden;
zoogdieren
Soort zoogdier
Locatie
*
Mogelijke
Mitigerende of
overtreding/
compenseren
Ontheffingsplicht
effect **
de maatregel
Gewone
Bosschage bij
Aantasten
Mitigatie door
Nee, effecten worden
dwergvleermuis
Universiteits-
vliegroute via
herplant
voorkomen
terrein, bosschage
groen i.c. m
bosschages en
bij begraafplaats
foerageergebied
bomenrijen in
Rhijnhof,
door kappen
combinatie met
Rhijnhofweg (oost
bomen (artikel 11)
aangepast
en west)
verlichtingsplan
. De watergang
langs de
begraafplaats
Rhijnhof blijft
gehandhaafd.
Omgeving
Aantasten
Mitigatie door
Nee, alternatief
Voorschoterweg
foerageergebied
aangepast
foerageergebied
49 en/of onder
door kappen
verlichtingsplan
beschikbaar,
Oude Rijnbrug
bomen/aantasting
en behoud
functioneren
voortuinen nabij
foerageergebied
verblijfplaats wordt
verblijfplaats
niet aangetast
Oude Rijnbrug,
Aantasten
Mitigatie door
Nee, effecten worden
Veenwatering
vliegroute door
aangepast
voorkomen
uitstraling van
verlichtingsplan
verlichting tot
****
boven aquaduct
(artikel 11)
Gebouwen en/of
Vernietiging
Compensatie
kunstwerken ten
verblijfplaatsen
door creëren
zuiden van de
(artikel 11):
alternatieve
Oude Rijnbrug
aantasten van één
verblijfplaatsen
of meerdere
in de directe
zomer-, kraam-
omgeving ***
Ja
(t.m. 5
exemplaren) en/of
paarverblijfplaatse
n (t.m. 2-3
exemplaren) door
amoveren
gebouwen of
aanpssing
kunstwerk
(absolute aantal
afhankelijk van
nader onderzoek)
Watervleermuis,
Aantasten door
Mitigatie door
Nee, effect kan
Meervleermuis,
uitstraling van
aangepast
worden voorkomen
Laatvlieger
verlichting tot
verlichtingsplan
boven aquaduct
****
Pagina 44 van 77
Veenwatering
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
Soort zoogdier
Locatie
*
Mogelijke
Mitigerende of
overtreding/
compenseren
effect **
de maatregel
Ontheffingsplicht
(artikel 11)
Watervleermuis,
Oude Rijnbrug
Meervleermuis
Geen of gebruik
Mitigatie door
Nee, effect kan
vleermuisvriendelij
aangepast
worden voorkomen
ke verlichting
verlichtingsplan
****
Laatvlieger,
Veenwatering
Aantasten
Mitigatie door
Nee, effect kan
vliegroute via
aangepast
worden voorkomen
water door
verlichtingsplan
verlichting bij
****
kruising met
watergang (artikel
11)
* Voor de algemene zoogdiersoorten (o.a. muizen) geldt een algehele vrijstelling zodat er geen
ontheffingsplicht nodig is
** In 2014 wordt aanvullend onderzoek uitgevoerd naar mogelijke (aanvullende routes bij) verblijfplaatsen
*** Ondanks de compenserende maatregelen wordt door het realiseren van de werkzaamheden een vaste
rust- of verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis verstoord. Immers, deze soort wordt gedwongen
om de huidige verblijfplaats te verlaten en een alternatief te gaan zoeken. Door de werkzaamheden wordt
het in artikel 11 van de Flora- en faunawet neergelegde verbod derhalve overtreden, zodat voor die
werkzaamheden een ontheffing is vereist. Daar de gewone dwergvleermuis wel in de omgeving aanwezig
blijft gaat er geen wezenlijke invloed uit van deze verstoring.
**** overige mitigerende maatregelen zijn niet nodig omdat het doorvliegoppervlak bij de Oude Rijnbrug
voldoende is en de Veenwatering via een aquaduct de A44 kruist.
Tabel 5.2: Soorten ten aanzien waarvan mogelijk de Flora- en faunawet wordt overtreden; vissen
Soortgroep
Locatie
Vissen
Mogelijke
Maatregel
Ontheffingsplicht
overtreding/
effect
Kleine
Watergangen in
Vernietiging
Compensatie
Ja (niet voor kleine
modderkruiper
Papenwegse
leefgebied door
door realisatie
modderkruiper indien
en bittervoorn
polder
dempen
nieuwe
met een
watergangen
watergangen
goedgekeurde
(artikel 11)
die qua diepte,
gedragscode wordt
breedte en
gewerkt)
talud
overeenkomen
met de te
dempen
watergangen en
aansluiten op
het huidige
verspreidingsgebied van de
kleine
modderkruiper
en bittervoorn.
Geen
werkzaam-
Pagina 45 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
Soortgroep
Locatie
Vissen
Mogelijke
Maatregel
Ontheffingsplicht
overtreding/
effect
heden in de
periode maartaugustus en
afvangen vissen
voor start
werkzaamheden.
Tabel 5.3: Soorten ten aanzien van waarvan mogelijk de Flora- en faunawet wordt overtreden;
vogels
Soortgroep
Locatie
vogels
Mogelijke
Maatregel
Ontheffingsplicht
Ja
overtreding/
effect
Huismus
Voorschoterweg
Vernietiging
Compensatie door
76 (3*),
jaarrond
creëren
Ommedijkseweg
beschermde
alternatieve
20 (2*),
nestplaats in
verblijfplaatsen
gebouwen door
binnen een straal
amoveren
van 200 m in de
gebouwen
verhouding 1:2 en
(artikel 11)
verwijderen
nesten buiten het
broedseizoen
(maart augustus)
Rijksstraatweg
Vernieting
Compensatie door
175/177 (4*)
jaarrond
creëren
beschermde
alternatieve
nestplaats in
verblijfplaatsen
gebouwen door
binnen een straal
amoveren
van 200 m in de
gebouwen
verhouding 1:2 en
(artikel 11)
verwijderen
Ja
nesten buiten het
broedseizoen
(maart augustus)
Algemene
Verspreid in
Verstoring
Geen
Nee, geen ontheffing
broedende
plangebied
broedende
werkzaamheden
mogelijk voor
vogels (artikel
tijdens
verstoring broedende
11)
broedperiode, of
vogels
soorten
voorkomen dat
vogels gaan
broeden door
ongeschikt maken
terrein
* getal tussen haakjes is het aantal vaste verblijfplaatsen
Pagina 46 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
5.2.3
Effecten op bos
Als gevolg van de aanpassing van de A44 is er sprake van het verlies aan
houtopstanden. Dit is verlies ten gevolg van het direct ruimtebeslag van de weg zelf
of ten gevolge van de voorziene bouwwerkzaamheden direct naast de weg. Op
grond van de Boswet dient in totaal circa 5,5 hectare gecompenseerd te worden. Op
basis van de APV dient een kapvergunning aangevraagd te worden voor circa 3,3
hectare houtopstand.
5.3
Mitigerende en compenserende maatregelen
5.3.1
Mitigerende maatregelen
In het mitigatieplan- en compensatieplan is uitgewerkt welke maatregelen getroffen
dienen te worden vanwege de vernietiging, verstoring en versnippering van
gebieden en soorten. De mitigerende maatregelen zijn opgenomen in artikel 10 van
het Tracébesluit. De compenserende maatregelen zijn opgenomen in artikel 11 en
de Bomencompensatie in artikel 12. De belangrijkste maatregelen worden hierna
kort beschreven. Een volledige beschrijving van de mitigerende maatregelen is
opgenomen in het Mitigatie- en Compensatieplan (Bijlage 10).
Gebieden
Er vindt geen aantasting plaats van natuurlijke kenmerken van Natura 2000gebieden en EHS. Echter, bij een zorgvuldige afweging voor de ecologische
verbindingszone (evz) Maaldrift worden ook de effecten op de potentiële waarden
beoordeeld, gebaseerd op de doelsoorten. Bij de potentiële waarden geldt dat geen
functiewijzigingen en onomkeerbare ontwikkelingen worden toegestaan die de
toekomstige realisatie van de evz met de doelsoorten in betekenende mate kunnen
belemmeren. Conform dit uitgangspunt zijn voor de ecologische verbindingszone
Maaldrift maatregelen voorgesteld, zodat de aanpassing van de bestaande weg het
toekomstig functioneren van de ecologische verbindingszone niet extra zal
belemmeren. Hiermee geeft Rijkswaterstaat invulling aan de opgave uit het
Meerjarenprogramma Ontsnippering (MJPO) van de Rijksoverheid. Door de
koppeling van deze MJPO-maatregelen aan het project draagt de RijnlandRoute bij
aan de verwezenlijking van de evz en is er sprake van toename van het oppervlak
van de verbindingszone. Daarnaast wordt de bestaande barrièrewerking van de A44
opgeheven.
Pagina 47 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
Tabel 5.4: Maatregelen
Doel en maatregelen
Waar
Soort
Verlichtingsplan
Langs de nieuwe infrastructuur
Boommarter, Hermelijn,
grenzend aan de evz
Waterspitsmuis, Rosse woelmuis,


Aanpassen
straatverlichting
Rugstreeppad, Kleine
Plaatsen barrières voor
vuurvlinder, Oranjetip,
licht langs de weg
Aanleg twee kleine faunatunnels
Houtpantserjuffer

ter hoogte van doorsnijdingen
inclusief geleiding door lage
Rijksstraatweg (west) en
Rijksweg A44 (km 19,8)

Verbindingsweg van de A44
struiken en opgaande beplanting
naar de RijnlandRoute in de
en rasters
richting van de Papenwegse
Polder
Soorten
Het Tracébesluit voorziet in een aantal mitigerende en compenserende maatregelen,
waarmee het effect van de aanleg van de A44 RijnlandRoute op de soorten wordt
beperkt danwel gecompenseerd. De mitigerende maatregelen zijn vastgelegd in
artikel 10 van dit Tracébesluit. De maatregelen bestaan uit generieke en
locatiespecifieke maatregelen. Een van de generieke maatregelen is werken volgens
het ecologisch werkprotocol en onder begeleiding van een deskundige. De
compenserende maatregelen zijn vastgelegd in artikel 11 van dit Tracébesluit.
Werkprotocol
Een ecologisch werkprotocol wordt opgesteld waarin alle maatregelen ten behoeve
van alle soorten waarvoor maatregelen zijn opgenomen worden vastgelegd. Dit
ecologisch werkprotocol moet op de planlocatie aanwezig zijn en bij alle betrokken
partijen bekend zijn. Werkzaamheden moeten aantoonbaar conform dit protocol
worden uitgevoerd. Hier onder vallen de tijdelijke maatregelen die zijn opgenomen
in het mitigatieplan. De werkzaamheden moeten worden uitgevoerd onder
begeleiding van een deskundige op het gebied van de soorten waarvoor
maatregelen zijn opgenomen.
De overige maatregelen zijn opgenomen in tabel 5.1, 5.2 en 5.3 van deze
toelichting en in artikel 10 en 11 van het besluit.
Aanvullend nader onderzoek beschermde soorten
Op enkele locaties is nader onderzoek nodig om eventuele aanvullende knelpunten
inzichtelijk te maken. Het gaat hierbij om locaties die tijdens het onderzoek in 2012
niet konden worden bereikt (bijvoorbeeld achtertuinen van woningen) (Tauw, 2012;
Tauw 2013b). Deze locaties zijn weergegeven in tabel 5.5. Knelpunten die na het
opleveren van het Mitigatie- en Compensatieplan inzichtelijk worden gemaakt,
dienen ook gemitigeerd of gecompenseerd te worden. Deze mitigerende en
compenserende maatregelen worden in het Mitigatie- en Compensatieplan voor het
Tracébesluit toegevoegd mede als onderbouwing voor de ontheffingsaanvraag.
Pagina 48 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
Tabel 5.5 Locaties met noodzaak voor aanvullend nader onderzoek RijnlandRoute
Locatie
Focus soorten en functies
(Onder) brug over de Rijn, t.h.v.
Vaststellen locatie en omvang verblijfplaatsen vleermuizen in achtertuin
Rhijnhofweg 7 e.o.
van woningen en onder het viaduct
(Onder) brug over de Rijn, t.h.v.
Vaststellen locatie en omvang verblijfplaats gewone dwergvleermuis (in
Valkenburgseweg 41 tot en met
gebouwen of viaduct) vanaf achtertuinen onder viaduct
Voorschoterweg 79 (Leiden) en
onder viaduct
Ommedijkseweg 6 tot en met 24,
Vaststellen locatie en omvang verblijfplaatsen gewone dwergvleermuis
Leiden
in gebouwen en mogelijk ook rosse vleermuis in bomen, vanaf de
achtertuinen
5.3.2
Rijksstraatweg 163 tot en met 169,
Vaststellen locatie en omvang verblijfplaatsen vleermuizen vanuit de
Wassenaar
achtertuinen
Bomencompensatie
Op grond van de Boswet dient in totaal circa 5,5 hectare houtopstand
gecompenseerd te worden. Op basis van de APV dient een kapvergunning
aangevraagd te worden voor circa 3,3 hectare houtopstand. Herplant van de
houtopstanden vindt zoveel mogelijk plaats op dezelfde locatie dan wel in de directe
nabijheid van de weg. Waar herplant niet mogelijk is binnen de grens van het OTB,
wordt in overleg met de betrokken gemeenten gezocht naar alternatieve locaties
buiten de grens van het TB.
Pagina 49 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
6
Landschap, archeologie en cultuurhistorie
6.1
Landschap, vormgeving en inpassing
6.1.1
Wettelijk kader en beleid
Voor de (wijze van) landschappelijke inpassing is geen wettelijk kader. Wel is er
beleid ten aanzien van inpassing (landschap), ruimtelijke inrichting en vormgeving.
Het beleid voor de ruimtelijke inpassing is op de verschillende niveaus beschreven.
Op Rijksniveau zijn de globale kaders uit onder andere de Structuurvisie Verkeer,
Infrastructuur en Ruimte(SVIR) relevant. Meer concreet is door Rijkswaterstaat de
inpassing van snelwegen beschreven in 'Kijk op de ruimtelijke kwaliteit van
Snelwegen: handreiking bij het herkennen van de kernkwaliteiten en de ruimtelijke
inpassingsopgaven van snelwegen'. Dit kader is een uitwerking van het voornemen
uit de Structuurvisie Verkeer, Infrastructuur en Ruimte om het (ruimtelijk) ontwerp
in een vroeg stadium in het proces mee te nemen. Dit is conform de werkwijze
Sneller en Beter met als doel de ruimtelijke investeringen beter op elkaar af te
stemmen.
In deze handreiking worden de uitgangspunten met betrekking tot de ruimtelijke
kwaliteit van snelwegen beschreven. Rijkswaterstaat stelt een herkenbaar en
samenhangend netwerk centraal met een goede ruimtelijke inpassing en
vormgeving van de kunstwerken en het wegmeubilair, ruimte aan stad en landschap
om de identiteit van snelweg en snelwegomgeving mede te bepalen en een
aantrekkelijk wegbeeld wat de automobilist moet helpen oriënteren.
Op provinciaal en gemeentelijk niveau zijn er meer locatiespecifieke wensen en
eisen voor de inpassing van de RijnlandRoute, A4 en A44 benoemd. Deze zijn in lijn
met of aanvullend op de bovengenoemde kaders.
Het provinciaal beleid met betrekking tot de inpassing is primair verwoord in de
Structuurvisie Zuid-Holland. De Structuurvisie bevat de provinciale hoofdopgaven
tot 2020 met de bijbehorende uitvoeringsstrategie en geeft een doorkijk naar 2040.
In de Structuurvisie Zuid-Holland en de Conceptvisie Ruimte en Mobiliteit6 is de
RijnlandRoute opgenomen als cruciale verbinding in de as Leiden - Katwijk. De
verbindingsweg is eveneens essentieel voor de daar reeds geplande ontwikkelingen,
de regio en voor de greenport Bollenstreek.
De provinciale beleidsvisie Groen geeft de nieuwe koers en uitvoeringsstrategie aan
van de provincie Zuid-Holland in de groene ruimte. De visie is om de diverse
functies in de groene ruimte de komende jaren nog meer te koppelen om daarmee
de provinciale doelen te halen. De komende jaren ligt de nadruk minder op het
ontwikkelen van nieuwe groengebieden, maar meer op het realiseren van
6
De Structuurvisie Zuid-Holland wordt vervangen door de Visie Ruimte en Mobiliteit, de Verordening Ruimte en het Programma
Ruimte en het Programma Mobiliteit. De concept visie heeft tot 18 februari ter inzage gelegen.
Pagina 50 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
verbindingen waardoor er netwerken ontstaan en de kwaliteiten van het landschap
behouden blijven.
Beleidsuitgangspunt is om grote infrastructuur, waaronder de RijnlandRoute, goed
landschappelijk in te passen en waar mogelijk ook te voorzien van recreatieve
aansluitingen en kruisingen voor fietsers, wandelaars en recreatievaart. De
maatregelen zijn gericht op een goede landschappelijke inpassing, diverse
recreatieve aansluitingen en kruisingen en voldoende mitigerende en
compenserende maatregelen.
6.1.2
Landschappelijke inpassing
Inpassingsvisie en Landschapsplan
In het kader van het project RijnlandRoute is een inpassingsvisie en Landschapsplan
opgesteld. Zie bijlage 11. De inpassingsvisie, is een ambitiedocument met een
bredere visie op de weg en zijn omgeving. In het kader van de inpassingsvisie is
onderzoek gedaan naar de ruimtelijke kwaliteit van het gebied en is middels
verschillende participatiebijeenkomsten nagedacht over de landschappelijke
inpassing. De inpassingsvisie is vertaald in het landschapsplan en beschrijft, binnen
de scope van het project, het beoogd eindbeeld na realisatie van de RijnlandRoute.
Op hoofdlijnen luidt de inpassingsvisie als volgt:
 De RijnlandRoute als ‘gast’ in het landschap: de weg doorkruist een
opeenvolging van waardevolle (cultuurhistorische) landschappen, lijnen en
objecten. De weg dient zich zoveel mogelijk te voegen naar deze waarden. Hier
kan de inpassing per landschapstype ook variëren.
 Het gaat over RijnlandRoutes: het gaat niet om één wegontwerp, waardoor de
landschappelijke inpassing van de verschillende delen ook los van elkaar
vormgegeven kan worden. Daarbij kruist het ook nog eens vele lokale wegen en
verbindingen. Deze dienen behouden te blijven en waar mogelijk ook uitgebreid
of geoptimaliseerd te worden. Op die manier biedt de RijnlandRoute ook
meerwaarde, in plaats van de barrièrewerking van de grootschalige
infrastructuur in het gebied te versterken.
 De RijnlandRoute als gebiedsopgave: de belevingswaarde van het gebied is hoog
door de fijnmazigheid en variatie. Echter, het gebied oogt ook rommelig en is op
delen ontoegankelijk. De RijnlandRoute biedt kansen om de omgeving integraal
en duurzaam te ontwerpen waarbij de aanwezige waarden gerespecteerd
worden en nieuwe kwaliteiten kunnen worden toegevoegd.
Pagina 51 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
Bollenroute
De A44 wordt de ‘Bollenroute’ genoemd. De weg is deels gelegen op een oude
Rijksstraatweg. De weg ligt in een afwisselend landschap met landgoederen,
weidegebieden, bollenvelden, woonwijken en bedrijventerreinen. Kernkwaliteit is
begeleiding door beplanting in de vorm van bomenrijen en bos- en
singelbeplantingen waar de weg verhoogd ligt. Opgaven bij de inpassing, zijn het
zichtbaar en beleefbaar houden van de snelle afwisseling in karakteristieken:
zorgen dat open gebieden niet dichtslibben en het consequent toepassen van
zelfde vormstijl voor een rustig wegbeeld.
De verschillende landschappen in combinatie met de verschillende
verschijningsvormen van de weg geven aanleiding om de inpassing per deelgebied
te benaderen. De inpassende maatregelen kunnen worden beschouwd als een
reflectie van de omgevingskenmerken. Op het tracé van de A44 worden de volgende
deelgebieden onderscheiden:

Aansluiting Leiden-West;

A44;

knooppunt Maaldrift.
Aansluiting Leiden-West
Knooppunt Leiden-West vormt een stadsentree van allure voor Leiden en het Bio
Science Park
Pagina 52 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
Omgevingseigenschappen die behouden en/of versterkt dienen te worden:

De Rijndijken, de diversiteit aan bebouwing en zichten op het water.

Visualiseren van de aanwezigheid van de Limes en zijn castella op de zuidelijke
oeverwal van de Oude Rijn.

Poort naar Leiden en het Bio Science Park.
A44
De A44 ligt grotendeels op een talud, beplant met bosschages en
singelbeplantingen.
Omgevingseigenschappen die behouden en/of versterkt dienen te worden:

Weg in een afwisselend landschap met landgoederen, weidegebieden,
bollenvelden, woonwijken en bedrijventerreinen.

Begeleiding door beplanting in de vorm van bomenrijen, bosschages en hagen
waar de weg verhoogd ligt.

Zichtbaar en beleefbaar houden van de snelle afwisseling in karakteristieken:
zorgen dat open gebieden niet dichtslibben en consequent toepassen van zelfde
vormstijl voor rustig wegbeeld.
Knooppunt Maaldrift
Knooppunt Maaldrift ligt door zijn verdiepte ligging juist verborgen in het landschap.
Omgevingseigenschappen die behouden en/of versterkt dienen te worden:

Open zichtrelaties vanaf de A44 op de polders ten westen en oosten:
Valkenburg en Papenwegse Polder.

Recreatieve verbinding van de Papenwegse Polder naar het Valkenburgse Meer.

(Molenbiotoop) Zelden van Passe.
Als onderdeel van de ecologische verbinding die de A44 kruist wordt een
faunapassage gerealiseerd. Parallelwegen worden zorgvuldig ingepast in het
polderlandschap.
6.1.3
Maatregelen
Op basis van de inpassingsvisie en het landschapsplan worden in het Tracébesluit
voor de A44 de volgende inpassingsmaatregelen voorzien:

De vormgeving van het ontwerp en de kunstwerken is consequent met gebruik
van dezelfde vormstijl zodat een herkenbaar en eenduidig wegbeeld en een
optimale aansluiting van het ontwerp van de autosnelweg op zijn omgeving



worden gewaarborgd.
Bij de vormgeving van wegmeubilair zoals portalen, installaties, bebording dient
te worden uitgegaan van standaard vakwerkportalen die kenmerkend zijn voor
het snelwegennetwerk. De plaatsing dient in samenhang met het omliggende
landschap en uitzicht bepaald te worden. Materialisering van bebording en
bewegwijzering wordt netwerkoverstijgend bepaald.
Vanuit het principe van de ondergeschiktheid van de weg, dienen de
kunstwerken geen overheersende, ‘high-tech’ achtige vormgeving te krijgen.
Juist de aansluiting bij de omgevingskenmerken zijn sleutel: licht, lucht, ruimte
en zichtlijnen. Bijvoorbeeld door wijkende viaducthoofden, zo min mogelijk
steunpunten en verjonging van de zijkant van het brugdek.
De uitstraling van het licht wordt zoveel mogelijk beperkt door het gebruik van
afschermende armatuur.
Pagina 53 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting








De lussen in de aansluiting Leiden-West worden ten zuiden van de Ingenieur G.
Tjalmaweg / Plesmanlaan voorzien van een grasberm met bomengroepen
(Italiaanse populier).
De lussen in de aansluiting Leiden-West worden ten noorden van de Ingenieur
G. Tjalmaweg / Plesmanlaan groen en bloemrijk ingericht (grasberm) met
ruimte voor waterpartijen en verspreid liggende bomen (Ginkgo biloba)’.
De A44 wordt voorzien van een haag in de middenberm. Er is geen verschil in
beplanting tussen de bestaande haag zuidelijker in de middenberm. De haag
stopt net voordat de A44 omhoog gaat op een grondtalud voor knooppunt
Leiden-West.
De wegbermen worden voorzien van een haag direct achter de voertuigkering,
eventueel een geluidsscherm en dan bosschages van gebiedseigen beplanting
op het grondtalud tot aan de Hadewychlaan en Ommendijkseweg.
Ter hoogte van knooppunt Maaldrift worden de bermen van de A44 aan de
westzijde alleen voorzien van een lage haag achter de voertuigkering (om de
parallelweg van het knooppunt te scheiden) en aan de zuidzijde zo veel mogelijk
vrijgehouden voor het zicht op de Papenwegse Polder.
De beplanting op de taluds van de A44 aan de oostzijde worden deels gekapt.
Voor zover de ruimte dat toelaat zullen de beplantingen herstelt worden tussen
het geluidsscherm en de Hadewychlaan. Het overige deel zal buiten het
plangebied herplant worden.
Geluidsschermen zijn voorzien bij de wijk Stevenshof. Deze worden
vormgegeven als een aarden wal met daarop een geluidsvoorziening, ingepast
tussen haag (wegzijde) en bosschages (bewonerszijde) op het grondtalud. Bij
de inpassing van de schermen wordt rekening gehouden met het zicht op de
molen.
Het knooppunt Maaldrift wordt compact vormgegeven waarbij de
verbindingsbogen verdiept worden aangelegd om de openheid van het
landschap en de bestaande zichtlijnen te waarborgen. Met uitzondering van de
bosschage aan de zijde van de wijk de Stevenshof wordt het knooppunt aan de
buitenkant vrijgehouden van beplanting. Het knooppunt is voorzien van
grasbermen en grastaluds.
6.2
Archeologie
6.2.1
Wettelijk kader en beleid
Verdrag van Malta
Het Verdrag van Malta is een verdrag dat in 1992 werd ondertekend door de
lidstaten van de Raad van Europa, waaronder Nederland, en in 1998 is geratificeerd.
Het Verdrag van Malta beoogt het cultureel erfgoed dat zich in de bodem bevindt
beter te beschermen. Uitgangspunt is dat het archeologische erfgoed integrale
bescherming nodig heeft en krijgt. Dit is gevat in drie principes:
1) In ruimtelijke ordeningsprocessen tijdig rekening houden met de mogelijkheid of
aanwezigheid van archeologische waarden zodat er ruimte is voor
archeologievriendelijke alternatieven. Zo wordt voorgesteld om steeds vooraf
onderzoek te laten doen naar de mogelijke aanwezigheid van archeologische
waarden om het bodemarchief zodoende beter te beschermen en om
onzekerheden tijdens de uitvoering van ruimtelijke plannen te beperken.
2) Streven naar behoud in situ van archeologische waarden. De bodem is de beste
garantie voor een goede conservering van archeologische resten.
Pagina 54 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
3) De verstoorder betaalt voor het doen van opgravingen en het documenteren van
archeologische waarde, wanneer behoud in situ niet mogelijk is.
Wet archeologische monumentenzorg (Wamz)
Het Verdrag van Malta heeft geen directe werking, dus implementatie ervan in de
Nederlandse wetgeving was vereist. Implementatie vindt plaats middels de ‘Wet op
de Archeologische Monumentenzorg’ (Wamz); deze wet is per 1 september 2007 bij
Koninklijk Besluit in werking getreden. De wet betreft een herziening van de
’Monumentenwet 1988’ en een aanvulling op of wijziging van bepaalde artikelen in
de ’Woningwet’, de ’Wet Milieubeheer’ en de ‘Ontgrondingswet’.
Het doel van het archeologiebeleid in Nederland is duurzaam behoud van de
informatie van archeologische vindplaatsen. Een belangrijk uitgangspunt daarbij is
behoud in de bodem (behoud in situ) van archeologische resten, zodat ook
toekomstige generaties, met betere methoden en technieken en vanuit andere
vraagstellingen, een authentiek bodemarchief kunnen raadplegen. Wanneer behoud
in situ niet mogelijk is, dienen waardevolle vindplaatsen door middel van
opgravingen te worden veiliggesteld. Ter bescherming van het bodemarchief heeft
de archeologie een vaste plaats gekregen in de ruimtelijke ordening. Niet langer ligt
de nadruk bij archeologie alleen op de wetenschappelijke kennisvermeerdering,
maar ook op het gebruik, de benutting en de beleving van archeologie in de
ruimtelijke ordening, als onderlegger voor een mooie leefomgeving.
6.2.2
Resultaten onderzoek
Ten behoeve van het MER is een archeologische onderzoek uitgevoerd naar de
effecten van de RijnlandRoute. Dit onderzoek is in januari 2014 aangevuld met een
actualisatie van het bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek. Het
aanvullend onderzoek is opgenomen als bijlage 12 bij deze Toelichting.
Op basis van het archeologisch onderzoek kan worden geconcludeerd dat:

in het noordwestelijke kwadrant van de aansluiting Leiden-West een bekende
vindplaats ligt. Het is een terrein met vastgestelde archeologische waarde van
provinciaal belang (Verordening artikel 18; VRM artikel 2.3.4) (Oegstgeest
Rijnfront/Nieuw Rhijngeest) waarde. Hier zijn tijdens verschillende onderzoeken
nederzettingsresten en vondsten uit de Vroege Middeleeuwen aangetroffen. De
vindplaats is nog niet volledig begrensd. Er is inmiddels al een zeer groot deel
van de vindplaats opgegraven;

het vermoeden bestaat dat een van de bewoningskernen van de vindplaats
direct ten zuidoosten van het AMK terrein, doorloopt onder de huidige lus van de
A44. In het kader van de reconstructie van de aansluiting Leiden-West wordt
deze lus compacter ontworpen en verschoven in de richting van de hoofdrijbaan,
dus van de vindplaats af;

hoewel uit booronderzoek direct ten zuiden buiten de locatie Oude Rijn-A44
brug zijn geen vindplaatsen zijn aangetroffen blijft de hoge verwachting voor de
Rijnoever ter plaatste van de Oude Rijnbrug A44 bestaan vanwege kruising met
de limeszone met het vermoedelijke tracé van de limesweg;

het deel van het plangebied Oude Rijnbrug-A44 zich wel bevindt in de limeszone
waarbij het vermoedelijke tracé van de limesweg dit deel van het plangebied
doorkruist. Er heeft hier nog geen archeologisch veldonderzoek plaatsgevonden.
Pagina 55 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting


6.2.3
het niet bekend is of de limesweg ter hoogte van de kruising met de A44 nog
intact in de bodem aanwezig is. De kans bestaat dat de weg ter plaatse als
gevolg van latere erosie verdwenen is;
het tracédeel A44 de meandergordel van de Oude Rijn en het ten zuiden ervan
gelegen (oudere) estuarium waarbinnen zich smalle getijdenkreken bevinden
doorsnijdt. Voor beide landschappen geldt een hoge tot middelhoge
archeologische verwachting, waarbij de archeologische resten zich direct onder
het oorspronkelijke maaiveld of op diepere niveaus in de bodem kunnen
bevinden.
Maatregelen
Geconcludeerd is dat het archeologische onderzoek uit het MER voor het OTB A44
volstaat. Uit het reeds beschikbare onderzoek is duidelijk geworden dat er op een
aantal locaties mogelijk archeologische waarden bij de RijnlandRoute aanwezig zijn.
De actualisatie van het bureauonderzoek en het verkennend veldonderzoek van
januari 2014 doet aanbevelingen over archeologische begeleiding voor
bodemingrepen dieper dan 0.30m – Mv bij Nieuw Rhijngeest. Voor de A44 bij de
brug over de Oude Rijn wordt bij bodemingrepen tot in de onverstoorde afzettingen
vervolgonderzoek geadviseerd.
Voorafgaand aan de feitelijke werkzaamheden is het gewenst om in overleg met de
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), de Provincie Zuid-Holland en de
archeologische adviseurs van de betrokken gemeenten de locaties voor nader
archeologisch (vervolg)onderzoek te bepalen en waar nodig uit te voeren. In het
voorjaar van 2014 wordt daartoe een Plan van Aanpak en Programma van Eisen
opgesteld. Op basis daarvan zal medio 2014 gestart worden met archeologisch
vervolgonderzoek. Doel is te komen tot een selectieadvies archeologie aan de
bevoegde overheid (zijnde GS) die hiermee een besluit neemt over de omgang met
de uiteindelijke archeologische waarden. Waar nodig worden waardevolle objecten
opgegraven. Als grondroerende werkzaamheden kunnen worden voorkomen en
belastingsonderzoek uitwijst dat er geen onomkeerbare effecten op in situ
aanwezige waarden verwacht worden, kan ophoging door middel van lichtgewicht
oplossingen in overweging worden genomen.
6.3
Cultuurhistorie
6.3.1
Wettelijk kader en beleid
Monumentenwet 1998
In de monumentenwet zijn de wettelijke kaders voor van rijkswege beschermde
monumenten vastgelegd. In de wet is onder meer aangegeven op welke wijze
rijksmonumenten worden aangewezen en hoe deze aanwijzing is vastgelegd. De
praktische uitvoering van de wet ligt overigens voor een groot deel bij de
gemeenten.
De Monumentenwet heeft geregeld dat rijksmonumenten worden opgenomen in een
register, waarin is opgenomen om welk object het gaat en vanwege welke waarde
het object beschermd is. Op grond van de monumentenwet hebben de gemeenten
waarop het ontwerp van de Rijnlandroute betrekking heeft een
monumentenverordening opgesteld.
Pagina 56 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
Nota Belvedère
In de 'Nota Belvedère; Beleidsnota over de relatie cultuurhistorie en ruimtelijke
inrichting' (1999) is door het Rijk een visie gegeven op de wijze waarop met de
cultuurhistorische kwaliteiten van gebieden en objecten in de toekomstige
ruimtelijke ontwikkeling in Nederland kan worden omgegaan. De Nota Belvedère is
niet meer vigerend toch is het een belangrijke grondlegger voor het huidige
provinciale en gemeentelijke beleid.
Modernisering Monumentenzorg (MoMo)
Per 1 juli 2011 is de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) in werking getreden.
Als gevolg van MoMo is het Bro (artikel 3.6.1. lid 2) gewijzigd. Wat voor archeologie
geldt, geldt daarmee voor al het cultureel erfgoed. De volgende regel is van kracht:
6.3.2
Resultaten onderzoek
In het kader van het MER is gekeken naar cultuurhistorie. In het studiegebied is
onderzocht welke elementen met een cultuurhistorische waarde aanwezig zijn en
eventueel worden aangetast. Aanvullend hierop is een nadere inventarisatie van de
monumenten gemaakt. Hierbij is rekening gehouden met de monumenten die
binnen een straal van ca. 250 meter vanaf het tracé liggen, tenzij deze
monumenten worden gescheiden van het tracé door (onder andere) woningen. Voor
molens is een straal van 400 meter aangehouden in verband met de molenbiotoop.
Voor het tracé van de A44 zijn de volgende monumenten van belang:
Tabel 6.1: Monumenten A44
Monumentnr.
Adres
Gemeente
Toelichting
42169
Voorschoterweg 52
Katwijk
boerderij 'Veldzicht'
25624
Valkenburgseweg 10
Leiden
boerderij
25681
Henriëtte Bosmanpad
Leiden
Stevenshofjesmolen
Voorschoterweg 73
Katwijk
boerderij
Rhijnhofweg 7
Oegstgeest
internaat (gebouw en bijgebouwen)
Rijksmonumenten
Gemeentelijke monumenten
De genoemde rijksmonumenten en het gemeentelijk monument aan de
Voorschoterweg liggen niet ter plaatse van het nieuw te realiseren tracé, zodat geen
sprake is van direct fysieke aantasting van deze monumenten. Een gedeelte van het
perceel van het gemeentelijk monument aan de Rhijnhofweg is noodzakelijk voor de
realisatie van de A44. Er wordt nog onderzocht of er mogelijkheden zijn om het
gemeentelijk monument zelf te behouden.
Stevenshofjesmolen
Van een fysieke aantasting van cultuurhistorische waarden is geen sprake. Wel ligt
in de directe nabij van het knooppunt Maaldrift de Stevenshofjesmolen. Deze molen
is gelegen ten zuiden van de wijk Stevenshof aan de Henriëtte Bosmanspad in
Leiden. De molen ligt op 0,1 meter boven NAP en de molenbiotoop7 en reikt tot in
de Papenwegse polder. De molen wordt nu aan drie zijden begrensd door de
7
De molenbiotoop is de ruimte die vrij wordt gehouden voor een goede windvang. Daarnaast staat met
name de zichtbaarheid van de molen centraal. Deze is historisch zo gegroeid en maakt dat een molen vaak
zo sfeerbepalend is. De grens van de molenbiotoop bedraagt een straal van 400 meter om de molen.
Pagina 57 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
bebouwing van de Stevenshof. Daarmee is de molenbiotoop aan die zijde belangrijk
beperkt. Alleen aan de westzijde - de belangrijkste zijde voor de windvang - is de
molenbiotoop relatief vrij (zie rapportage molenbiotoop 2010). Het nieuwe
knooppunt Maaldrift heeft door de verdiepte aanleg geen effect op de molenbiotoop.
Wel is er sprake van geluidwerende voorzieningen langs de verbindingsweg van de
A44 naar de RijnlandRoute die in de invloedsfeer van de molenbiotoop vallen. De
hoogte van deze voorziening is echter gering (circa 1,5 meter) waardoor het effect
op de windvang en het zicht gering is. Daarnaast is er sprake van de aanleg van een
fietpad ter vervanging van de oostelijke parallelstructuur langs de A44
(Rijksstraatweg). Vanuit de wijk Stevenshof richting Wassenaar Den Deijl passeert
deze de RijnlandRoute en valt binnen de invloedssfeer van de molenbiotoop. Van
deze verbinding gaat echter geen negatief effect uit op de windvang en het zicht.
Boerderijen
Twee van de monumentale boerderijen in de omgeving van het tracé zijn
aangewezen als rijksmonument. De andere boerderij heeft een gemeentelijke
monumentenstatus. De boerderij aan de Valkenburgseweg 10 te Leiden ligt dichtbij
het bestaande tracé van de A44. Verbreding van de A44 vindt hier plaats aan de
noordwestzijde van het tracé. Daarmee wijzigt de invloed van de A44 op deze
rijksmonumentale boerderij niet. Aan de andere zijde van het viaduct liggen de
boerderijen aan de Voorschoterweg 52 (rijksmonument) en 73 (gemeentelijk
monument). Van deze boerderijen ligt de boerderij van nummer 73 het dichtst bij
het tracé (ca. 80 meter). Door de verbreding van het tracé komt de weg hier
enigszins dichterbij de boerderij te liggen (60-70 meter). Tussen de boerderij en de
weg is een aantal woningen gelegen. Deze vormen als het ware een buffer tussen
de boerderij en de weg. Hiermee is het effect van de weg op deze boerderij zeer
beperkt. De boerderij kijkt ook niet direct uit op de weg, maar de gevel staat haaks
op de A44, zodat het aanzicht van de boerderij slechts zeer beperkt wordt beïnvloed
door de verbreding van de A44. Voor het rijksmonument op nummer 52 van de
Voorschoterweg is de invloed nog geringer. De A44 is door het gebogen verloop van
de Voorschoterweg niet zichtbaar vanaf de locatie van de woning.
Internaat
Direct naast het tracé van de A44 ligt het internaat met bijbehorende bijgebouwen
die allen aangewezen zijn als gemeentelijk monument. In verband met de realisatie
van de brug over de Oude Rijn, de Rhijhofweg en de Voorschoterweg wordt het
terrein van het internaat als tijdelijk werkterrein gebruikt. Onderzocht wordt of de
als mounment aangewezen gebouwen behouden kunnen blijven. Indien dit niet
mogelijk blijkt, is dat in strijd met het gemeentelijke monumentenbeleid, dat zich
inzet voor het behoud van deze gebouwen. Voor het slopen van de gemeentelijk
monumenten zal een omgevingsvergunning moeten worden aangevraagd.
6.3.3
Maatregelen
Bij de verdere vormgeving van de mitigerende maatregelen voor geluid zal zoveel
mogelijk rekening worden gehouden met de molenbiotoop.
Pagina 58 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
7
Bodem, explosieven en water
7.1
Bodem
7.1.1
Wettelijk kader en beleid
Wet bodembescherming
Ontwikkelingen kunnen, conform de Wet bodembescherming (Wbb) pas
plaatsvinden als de (land- of water)bodem waarop deze ontwikkelingen gaan
plaatsvinden geschikt is of door middel van sanering geschikt is gemaakt voor het
beoogde doel. Bij iedere nieuwbouwactiviteit of bestemmingswijziging dient de
bodemkwaliteit door middel van onderzoek voor vaststelling van het ruimtelijk plan
in beeld te zijn gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen bij
voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd. Er is daarbij wel een
differentiatie mogelijk waarbij de bestaande situatie in relatie wordt gebracht met
de toekomstige (gewijzigde) situatie ten aanzien van de functie / het gebruik van de
gronden.
De kwaliteit van een verontreinigde bodem moet voor de realisatie van een nieuwe
bestemming voldoen aan doelstellingen uit het WBB beleid (beleidsvernieuwing
bodemsanering). Het beleid is er op gericht functioneel om te gaan met eventueel
aanwezige verontreinigingen: 'actief bodembeheer'. Actief bodembeheer wordt
opgevat als een vorm van ketenbeheer: bescherming, hergebruik van licht
verontreinigde grond en puin, beheer en sanering van 'nieuwe gevallen' van
verontreinigingen en bestaande verontreinigingen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Als
uitgangspunt geldt het 'stand still beginsel, met een plus'. Met andere woorden:
minimaal de bestaande bodemkwaliteit behouden en, daar waar mogelijk, de
bodemkwaliteit verbeteren.
Daarnaast is het Besluit bodemkwaliteit relevant voor toepassing en hergebruik van
grond. De wet omvat regels voor de toepassing van grond, baggerspecie en
bouwstoffen en stelt kwaliteitseisen aan de uitvoering van bodemwerkzaamheden.
Het geeft invulling aan het op duurzaamheid gerichte bodembeleid: de
bodemkwaliteit moet minimaal voldoen aan een vastgestelde basiskwaliteit.
Daarnaast moet de kwaliteit goed genoeg zijn voor het beoogde gebruik en geen
belemmering vormen voor een goede waterkwaliteit.
Door vergunningverlening, toezicht en handhaving van de Wet milieubeheer (Wm)
en de Wbb wordt de bodem zo goed mogelijk beschermd tegen handelingen met
bodembedreigende stoffen en worden nieuw ontstane verontreinigingen onderzocht
en aansluitend gesaneerd.
Afstromend wegwater en lozing kunnen effecten hebben op de bodemkwaliteit. Het
wettelijk kader hiervoor is beschreven in paragraaf 7.3.1.
7.1.2
Resultaten onderzoek
Ten behoeve van de m.e.r.-procedure is milieuhygiënisch bodemonderzoek verricht.
In het kader van de voorgenomen realisatie van de RijnlandRoute zijn de relevante
verontreinigde of verdachte locaties in kaart gebracht ter plaatse van het
Pagina 59 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
toekomstige tracé van de RijnlandRoute. Hiertoe zijn gegevens bij de gemeenten
opgevraagd en is het Bodemloket geraadpleegd.
Bodemkwaliteit
In het gebied waarin ten behoeve van de A44 grondverzet plaatsvindt, is één
verontreinigde locatie gelegen:

Rijksstraatweg 163, Wassenaar - Perceel truckerscafé.
In de fase volgend op het Tracébesluit wordt nader onderzoek uitgevoerd naar deze
mogelijke verontreiniging. Daarbij wordt inzichtelijk gemaakt wat de precieze
afbakening is van de verspreiding van de verontreiniging, alsmede de urgentie tot
sanering.
In het plangebied wordt verder een aantal watergangen gedempt. Op basis van
baggergegevens van het hoogheemraadschap en het historische gebruik van de
watergangen, is de verwachting dat de waterbodemkwaliteit van de te dempen
watergangen geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling en het
beoogde gebruik.
Zetting
De bodem in het gebied bestaat uit klei- en veengronden, gevoelig voor zettingen.
Uitgaande van paalfunderingen bij viaducten, tunnels en aquaducten, worden op
deze locaties geen zettingen verwacht. Daarnaast kan er tijdens de bouw inklinking
en veenoxidatie optreden door het tijdelijk verlagen van de grondwaterstanden ter
plaatse van de verdiepte liggingen. De omgang met zetting wordt meegenomen in
het ontwerp van de weg.
7.1.3
Maatregelen
Bodemkwaliteit
Indien sanering van de verontreinigde locatie aan de Rijksstraatweg noodzakelijk is,
dan zal de grond ter plaatse ten behoeve van de ontwikkeling van de A44 gesaneerd
opgeleverd worden.
Zetting
Bij het ontwerp wordt uitgegaan van de volgende effectbeperkende maatregelen:

funderen van viaducten en aquaduct;

verdiepte ligging in ondoorlatende constructie, zodat geen diepe drainage nodig
is (met bemaling), waardoor er geen sprake is van verlaging van de freatische
grondwaterstand;

gebruik van overgangsconstructies.
7.2
Explosieven
Naast een historisch onderzoek naar de bodemkwaliteit is er ook een historisch
vooronderzoek voor het vaststellen van de risico's aangaande de aanwezigheid van
explosieven in de bodem uitgevoerd.
Voor het onderzoek naar niet gesprongen explosieven zijn vier opsporingsgebieden
afgebakend. Drie van deze gebieden liggen binnen het plangebied van het
Tracébesluit A44 RijnlandRoute.
Pagina 60 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
Tabel 7.1: Opsporingsgebieden explosieven plangebied A44 RijnlandRoute
Opsporingsgebieden
Beschrijving afbakening opsporingsgebied
Verdacht gebied 1
Gedeelte A44 en N206 binnen grensgebied van de gemeenten
N206/A44
Valkenburg, Oegstgeest, Leiden en Wassenaar
Gemeenten Valkenburg, Oegstgeest,
Leiden en Wassenaar
Verdacht gebied 2
Het tracé ZnB ter hoogte van de Maaldrift: A44 (Wassenaar)
De Maaldrift/A44
Gemeente Wassenaar (en Leiden)
Verdacht gebied 4
Gedeelte van de oostelijk op- en afrit van de A44 t.h.v. de kruising
boerderij Veldheim
met de N206, binnen de gemeente Leiden
Gemeente Leiden
Op basis van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat, gelet op het feitelijk
aangetroffen materiaal, er mogelijk verschillende typen explosieven binnen de
onderzoekstracés zijn achtergebleven tijdens WOII. Hierdoor geldt dat het tracé
deels verdacht zijn op de aanwezigheid van explosieven.
Om de veiligheid tijdens het uitvoeren van de geplande werkzaamheden te
waarborgen geldt voor de opsporingsgebieden het volgende:

Indien werkzaamheden plaatsvinden in en onder het maaiveld van WOII dan
dient een detectieonderzoek plaats te vinden.

Als werkzaamheden plaatsvinden op het maaiveld en/of in naoorlogs geroerde
grond en/of naoorlogs opgehoogde grond dan dient een werkprotocol op te
worden gesteld en gevolgd.
7.3
Waterhuishouding
7.3.1
Wettelijk kader en beleid
Hieronder zijn de belangrijkste wettelijke kaders en waterbeleid beschreven. Voor
meer informatie wordt verwezen naar het deelrapport Water (Bijlage 13).
Waterbeheerplan Hoogheemraadschap van Rijnland 2010-2015
In het Waterbeheerplan zet het hoogheemraadschap de lijnen uit voor de strategie,
het beleid en de uit te voeren maatregelen in de planperiode 2010-2015. Het
Hoogheemraadschap van Rijnland (hierna Rijnland) streeft drie hoofddoelen na:
veiligheid (tegen overstromingen), beschikbaarheid van voldoende en gezond water
en goed beheer van de afvalwaterketen. In het Waterbeheerplan worden
maatregelen uitgewerkt voor de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn
Water(KRW)(gezond water) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (voldoende
water en waterveiligheid en de regionale veiligheid. Daarnaast wil Rijnland zich, als
onderdeel van de KRW opgave, meer gaan richten op het toepassen van ecologische
uitgangspunten en randvoorwaarden, bijvoorbeeld door het aanbrengen van
natuurvriendelijke oevers.
Uit het watergebiedsplan polder Zuidwijk blijkt verder dat de Papenwegse Polder, de
Noord-Hoflandse polder en de Zuid-Hoflandse polder een wateropgave kennen. Dit
is een aandachtspunt bij de technische uitwerking van de waterhuishouding voor de
Rijnland Route.
Kader afstromend regenwater
Pagina 61 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
Het Kader Afstromend Wegwater is een praktische handreiking van Rijkswaterstaat
ter invulling van het besluit lozingen buiten inrichtingen. Het ‘Kader’ dient toegepast
te worden bij het ontwerp, het beheer en het onderhoud van rijksinfrastructuur. In
het kader staan praktische handvatten voor de keuze van voorzieningen voor het
afstromend wegwater en voor de afweging van verschillende belangen in het
primaire proces. Een en ander op basis van invulling zorgplicht "Good
housekeeping".
Uitgangspunt is dat rechtstreeks lozen van afstromend wegwater afkomstig van
bruggen en viaducten op oppervlaktewater is verboden, tenzij er sprake is van een
bestaande lozing. Voor bestaande situaties (bijvoorbeeld de afwatering van
bestaande bruggen en viaducten) geldt dat een eventuele maatregel in verhouding
moet staan tot het milieurendement van die maatregel. Indien er geen
milieueffecten zijn opgetreden, geldt daarmee geen verplichting om maatregelen te
nemen.
Besluit lozen buiten inrichting (2011)
Bovengenoemd kader Afstromend wegwater is een uitwerking van Besluit lozen
buiten inrichting. Voor de afwatering van wegen dient te worden voldaan aan de
zorgplicht uit de AmvB ‘Lozingen buiten inrichtingen“. Dit omvat de volgende
voorkeursvolgorde:
1. infiltreren in de wegberm;
2. lozen op oppervlaktewater middels voorziening;
3. lozen op riool.
Watertoets
Voor ruimtelijke plannen, zoals het Tracébesluit A44 RijnlandRoute, moet een
watertoetsprocedure worden doorlopen. De Watertoets is een procesinstrument
waarmee water een integraal onderdeel wordt binnen ruimtelijke plannen en
besluiten. In nauw overleg met de betrokken waterbeheerders worden voor het
project relevante wateraspecten uitgewerkt. In het geval van dit project zijn dat
(grond)waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterveiligheid. De Watertoets betreft het
vroegtijdig informeren en adviseren over en het afwegen en uiteindelijk beoordelen
van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.
7.3.2
Resultaten onderzoek
In het kader van de watertoetsprocedure is een deelrapport Water (zie bijlage 13)
opgesteld, waarin een beschrijving is gegeven van de waterhuishoudkundige situatie
in het plangebied. Tevens zijn de waterhuishoudkundige consequenties van het
project inzichtelijk gemaakt en is indicatief aangegeven welke compenserende
maatregelen getroffen kunnen worden.
De Watertoetsprocedure is doorlopen door technische invulling en periodiek overleg
met het Hoogheemraadschap van Rijnland. Er zijn gezamenlijke afwegingen
gemaakt om het watersysteem op een juiste wijze in te passen in het ontwerp en
aan te sluiten bij vigerend beleid en autonome ontwikkelingen. Het
Hoogheemraadschap heeft een voorlopig positief wateradvies gegeven op het
concept Waterhuishoudingsplan. Het advies is opgenomen in het
waterhuishoudingsplan Hierin is tevens een overzicht opgenomen van de
opmerkingen van het Hoogheemraadschap en de wijze waarop deze verwerkt zijn
(of in een volgende fase worden verwerkt).
Pagina 62 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
Dempen oppervlaktewater
Door de aanleg van de RijnlandRoute worden watergangen gedempt. Dit heeft een
negatief effect op het functioneren van het oppervlaktewatersysteem; de
hoeveelheid waterberging neemt af en de stroming van het watersysteem wordt
mogelijk belemmerd. In de Keur van Rijnland is het uitgangspunt dat er in de
eindsituatie geen sprake is van een afname van de hoeveelheid oppervlaktewater
(standstill-beginsel). Daarom geldt voor het dempen van oppervlaktewater een
compensatieplicht van 100%. Het dempen van oppervlaktewater dient volledig te
worden gecompenseerd met nieuw oppervlaktewater. De watercompensatie dient in
beginsel te worden gerealiseerd in de poldereenheid waar de demping plaatsvindt.
Hier treedt immers het effect op.
Voor het Tracébesluit A44 RijnlandRoute bedraagt de hoeveelheid te dempen
oppervlaktewater circa 2,6 ha. Het betreft oppervlaktewater in de
Ommedijksepolder, Stevenshofjespolder en ca 1.2 ha in de boezem.
Toename verharding
Voor het Tracébesluit A44 RijnlandRoute is een toename verhard oppervlak van 1,85
ha berekend. Deze hoeft voor een deel (0,3 ha) te worden gecompenseerd. De
toename van verharding in de Stevenshofjespolder door de verdiepte wegtracés
wordt toegekend aan de boezem. Water wordt immers verpompt naar de boezem en
komt niet tot afstroming in deze polder.
Er is een toename van afstromend wegwater. Dit afstromende wegwater infiltreert
in de berm. Door de filterende werking van de bovenste laag van de berm treedt
geen beïnvloeding op van de grondwaterkwaliteit.
7.3.3
Maatregelen
Aanleg watercompensatie
De aanleg van de RijnlandRoute leidt op een aantal locaties tot demping van
oppervlaktewater. Bij de verbreding van bestaande infrastructuur wordt
naastgelegen watergangen (deels) verplaatst. Hierbij vindt in eerste instantie
demping plaats en leidt het graven van de nieuwe watergang direct tot compensatie
hiervan (afhankelijk van de afmetingen). Bovendien kan compensatie van dit
gedempte oppervlaktewater grotendeels plaatsvinden door nieuwe bermsloten te
graven. Deze nieuwe watergangen zijn ook nodig om de ‘afgesneden’ watergangen
met elkaar te verbinden zodat doodlopende watergangen worden vermeden en het
watersysteem blijft functioneren.
In de Stevenshofjespolder wordt geheel voldaan aan de wateropgave. In enkele
GPG-gebieden wordt overcompensatie aangelegd. Voor de Ommedijkse polder en de
boezem dient respectievelijk nog 0,8 ha en 0,65 ha ingepast te worden.
Pagina 63 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
Tabel 7.2: Watercompensatie (ha)
GPG
gebied
Compensatie-
Ingepast
opgave
water
0,75
0,20
0,56
0,37
0,14
0,24
0,16
0,16
0,00
0,33
0,66
-0,33
Restopgave
PBS_OROmmedijksepolder
2.06.1.2
PBS_OR2.06.1.3
PBS_OR-
Stevenshofjespolder
2.07.1.1
PBS_OR2.07.1.2
PBS_OR-
Boezem
Totaal
2.07.2.1
0,12
0,07
0,05
Boezem
1,47
0,82
0,65
2,90
2,04
Verleggen bestaand boezemwater
De boezemwatergang nabij het nieuwe knooppunt Maaldrift, die vanaf de A44
(Oostdaal) naar de Veenwatering stroomt (Tine Tammespad), wordt doorsneden. De
boezemwatergang wordt aan beide zijden van het wegtracé opgenomen in het
poldersysteem. Voor de afwatering van westelijk deel van de Stevenshofjespolder is
een gemaal voorzien nabij de Veenwatering. De afwatering langs de bebouwing aan
de Rijksstraatweg ten oosten van de A44 wordt geregeld via een nieuwe verbinding
bij landgoed Zuydwijk.
Waterkeringen
De bouw van landhoofden, voeten van de brugpijlers en tunnels onder de kernzone
of in (buiten)beschermingzones van waterkeringen mag niet leiden tot een afname
van de stabiliteit van de keringen. Dit wordt getoetst bij de engineering en de
aanvraag van de watervergunning.
Rondom Knooppunt Maaldrift wordt een waterkering aangelegd. Deze voorkomt dat
bij een kadebreuk van de boezem in de Stevenshofjespolder of de
Ommedijksepolder water zich via de verdiepte delen kan verplaatsen naar de
naastgelegen polders (Papenwegsepolder of OostVlietpolder). Hierdoor blijft de
waterveiligheid gewaarborgd.
Grondwater
De verdiepte tracédelen worden in een ondoorlatende constructie aangelegd zodat
er geen diepe bemaling hoeft te plaatsvinden.
Op basis van een globale grondwatermodellering blijkt dat de verdiepte tracédelen
ter plaatse van Maaldrift leiden tot een sterke verandering van de grondwaterstand.
Dit dient nader gemodelleerd te worden aan de hand van meer gegevens van de
bodemopbouw ter plaatse. Op basis van de uitkomsten van deze verdiepingsslag
dient bepaald te worden of aanvullende maatregelen nodig zijn.
Voor de aanleg van kunstwerken is tijdelijke grondwater onttrekking noodzakelijk.
De omvang hiervan is naar verwachting beperkt, waardoor naar verwachting geen
negatieve effecten optreden. Voor de onttrekkingen is een vergunning/melding
nodig bij het Hoogheemraadschap van Rijnland.
Pagina 64 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
Waterkwaliteit
Voor wat betreft de opvang van afstromend wegwater voorziet het ontwerp in
de volgende maatregelen om de emissies naar bodem en water te beperken:

De toplaag van de snelweg bestaat uit tweelaags ZOAB. Hierdoor wordt
verspreiding van verontreinigde stoffen door verwaaiing en afstroming wegwater
beperkt. Voor optimale reductie van de emissies worden de vluchtstroken
periodiek gereinigd.

Tijdens de werkzaamheden wordt retourbemaling toegepast, waardoor geen
verontreinigd grondwater op het oppervlaktewater wordt geloosd.
Afstromend wegwater wordt verder gezuiverd door het toepassen van filterende
bermen. Hierin wordt afstromend regenwater gezuiverd. Vervolgens zal het water
infiltreren of afstromen naar een naastgelegen watergang. Door zuivering van run
off via de berm is er geen sprake van beïnvloeding van de kwaliteit van het
grondwater.
Ter plekke van de aansluiting Leiden West wordt hemelwaterriolering toegepast. Het
regenwater wordt vervolgens geloosd op een zaksloot in de zuidwestelijke en
zuidoostelijke kwadrant van de aansluiting en vervolgens via een hemelwaterafvoer
naar het oppervlaktewater gevoerd.
Voor de afvoer van regenwater van de oostelijke rijbaan van de A44 wordt tussen
knooppunt Maaldrift en de brug over de Oude Rijn eveneens riolering aangelegd. Via
deze riolering wordt het regenwater geloosd op de Ommedijkse polder aan de
westzijde van de A44 waar een aantal laagtes ten behoeve van de berging worden
ingericht met een overloop naar het oppervlaktewater.
Op de verdiepte tracédelen wordt regenwater met riolering opgevangen in een
bergingskelder, vervolgens gezuiverd met een zandvang en geloosd op het
oppervlaktewater.
Uitgaande van bovengenoemde maatregelen, worden geen negatieve effecten
verwacht van afstromend hemelwater op de bodem, grond- en
oppervlaktewaterkwaliteit.
Pagina 65 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
8
Tunnelveiligheid
In het nieuwe wegtracé tussen de A44 en A4 wordt de RijnlandRoute voorzien van
een (boor)tunnel. De tunnel maakt geen onderdeel van het Tracébesluit A44, maar
is opgenomen in het provinciaal Inpassingsplan. Wel volgen er op basis van het door
de tunnelbeheerder Provincie Zuid-Holland opgestelde Tunnelveiligheidsplan (TVP)
maatregelen op de A44. Hierom wordt in deze Toelichting ook ingegaan op
tunnelveiligheid en is het TVP als bijlage 14 bij deze Toelichting opgenomen.
8.1
Wettelijk kader en beleid
Op het gebied van tunnelveiligheid geldt de Wet Aanvullende Regels Veiligheid
Wegtunnels (afgekort WARVW). Per 1 juli 2013 is de aangepaste wet in werking
getreden. De WARV geldt formeel alleen voor rijkstunnels. De provincie ZuidHolland heeft besloten zoveel mogelijk aan te sluiten bij de voor rijkstunnels
geldende wet- en regelgeving, onder andere waar het betreft de voor deze tunnels
geldende gestandaardiseerde uitrusting.
8.2
Tunnelveiligheidsplan
Het Tunnelveiligheidsplan (TVP) is het document waarin de provincie als
verantwoordelijk tunnelbeheerder inzicht geeft in de wijze waarop de tunnel wordt
uitgevoerd, in de voorzieningen die worden toegepast, welk gebruik is voorzien en
worden de eerste contouren van het tunnelbeheer, -onderhoud, -bediening en bewaking gegeven. In het TVP verantwoordt de provincie dat er een voor de
weggebruiker veilig tunnelsysteem gerealiseerd kan worden, in stand kan worden
gehouden en dat de beoogde tunnel aan alle wettelijke vereisten voldoet.
8.3
Maatregelen A44
Ten behoeve van de veiligheid van het tunneltracé worden in het kader van het
Tracébesluit van de A44 de volgende maatregelen getroffen:
Tabel 8.1: Maatregelen tunnelveiligheid A44
Maatregel
Toelichting
Cameratoezicht op de
Vanwege de grote interactie met betrekking tot de verkeersafwikkeling
A44 en in de verdiepte
tussen de tunnel, de verdiepte ligging en het aansluitende tracé is het van
ligging
belang dat de doorstroming van het verkeer wordt geborgd. Een file in de
verdiepte ligging heeft vrij snel impact op file terugslag in de tunnel. Juist
filevorming in de tunnel heeft negatieve consequenties voor de veiligheid.
Om zo snel mogelijk op incidenten en verstoringen van de
verkeersafwikkeling in de verdiepte ligging te kunnen anticiperen worden
camera’s aangebracht.
Vluchtmogelijkheden om
Automobilisten nabij de tunnelmond zullen in geval van een calamiteit de
de 400 meter middels
verdiepte ligging betreden. Via de noodtrappen kunnen zij het tracé snel
noodtrappen /
verlaten en zichzelf in veiligheid brengen.
noodtrappenhuis
Pagina 66 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
Maatregel
Toelichting
Bij incidenten in de verdiepte ligging kan een automobilisten zichzelf in
veiligheid brengen door gebruik te maken van een trappenhuis naar
maaiveld. Op maaiveld kunnen de mensen worden opgevangen door de
hulpdiensten, weginspecteurs en/of gemeente medewerkers.
Voor de opvang, verzorging en eventueel het vervoeren van deze
mensen dient de locatie bereikbaar te zijn voor de hulpdiensten. Dit is
mogelijk via de aan weerszijden gelegen inspectiepaden die op maaiveld
langs de verdiepte ligging tussen het knooppunt Maaldrift en de boortunnel
worden gerealiseerd.
Afkruismogelijkheden
Omdat in de verdiepte ligging een vluchtstrook ontbreekt kunnen de
A44 vanuit alle
hulpdiensten eventueel stilstaand verkeer in de verdiepte ligging niet
aanrijrichtingen
passeren. Bij een incident in de tunnel of in de verdiepte ligging, zullen
afhankelijk van de ernst van het incident één of meerdere rijstroken
worden afgekruist. Dit zal door middel van matrixborden boven de weg
worden aangegeven. Bij een afkruising van een volledige tunnelbuis zal ook
de buis in de tegenrichting worden afgekruist.
Slagbomen aan het
Omdat in de verdiepte ligging een vluchtstrook ontbreekt is de
begin van de
bereikbaarheid van het tunneltracé voor de hulpdiensten een
verbindingswegen van
aandachtspunt. Hierom dient de gehele rijbaan van de niet-incidentbuis
de A44 naar de
(incl. verdiepte ligging als het incident in de linker buis/rijbaan heeft
RijnlandRoute, net na de
plaatsgevonden) vrij gemaakt te worden van verkeer. De betreffende toerit
puntstukken
moet daarom afgesloten worden door middel van een slagboom. Via
passeerstroken langs de slagbomen kunnen de hulpdiensten de verdiepte
ligging en tunnel snel en vrij van overig verkeer bereiken.
Calamiteitendoorsteek
Bij een incident waarbij twee tunnelbuizen afgesloten worden, zal er
(CaDo)
aangereden worden via de toeleidende weg naar het incident zelf. Nog voor
de tunnel of verdiepte ligging kan hiervoor een calamiteitendoorsteek
Pagina 67 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
Maatregel
Toelichting
Droge blusleiding
Vanwege de verdiepte ligging kan de brandweer, in tegenstelling tot een
(CaDo) worden gebruikt.
weg op maaiveld, niet extra bluswater uit omliggende sloten halen. Daarom
is het noodzakelijk dat er in de verdiepte ligging een droge blusleiding
wordt aangebracht om voldoende bluscapaciteit voor de brandweer te
waarborgen.
snelheidsonderschrijdend
Een snelheidsonderschrijdend systeem is onderdeel van de
systeem
gestandaardiseerde tunneluitrusting. Met behulp van het laatste systeem
kunnen langzaam rijdende en stilstaande voertuigen binnen enkele
seconden door de verkeerscentrale worden ontdekt. Hiermee worden
incidenten en calamiteiten in een vroegtijdig stadium gesignaleerd. Hiervan
krijgt de verkeerscentrale een automatisch een signaal binnen waarna de
desbetreffende rijstrook direct kan worden afgekruist.
8.4
Nader te onderzoeken aanbevelingen
De hulpdiensten doen de volgende aanbevelingen aan de tunnelbeheerder over de
verdiepte ligging en/of aansluitend tracé:

In de verdiepte ligging een verhoogde rijbaanscheiding om plasbranden als
gevolg van het vrijkomen van vloeibare (brandbare) stoffen naar de
tegengestelde rijbanen te voorkomen.
Daarnaast is er een aantal aandachtspunten voor de vervolgfase(n) geïdentificeerd.
Dit betreffen aandachtspunten die niet specifiek op tunnelveiligheid betrekking
hebben, maar volledigheidshalve toch in het TVP zijn opgenomen. In het kader van
de A44 gaat het onder meer over de verbindingswegen die geen vluchtstrook
hebben. Deze zijn mogelijk minder goed bereikbaar in het geval van incidenten op
de verbindingswegen zelf. Wel is er sprake van een overbreedte. Er dienen
afspraken gemaakt te worden tussen Rijkswaterstaat en de tunnelbeheerder over de
overgangen tussen de omliggende wegen en de RijnlandRoute om nader te bepalen
tot waar de vluchtstroken worden door getrokken.
Pagina 68 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
9
Verdere procedure
9.1
Zienswijzen en andere nog te nemen stappen in de Tracéwetprocedure
De besluitvormingsprocedure voor de aanleg van de RijnlandRoute is vastgelegd in
de Tracéwet. Deze procedure is aangegeven in tabel 9.1. Op dit moment is het
Voorkeursalternatief uitgewerkt tot een Ontwerp-Tracébesluit (OTB).
De vervolgprocedure om te komen tot een Tracébesluit (TB) is als volgt:
Ontwerp-Tracébesluit
 De Minister van Infrastructuur en Milieu (IenM) zendt het OTB toe aan de
betrokken bestuursorganen.
 De bekendmaking van het Ontwerp-Tracébesluit zal in de Staatscourant en in de
lokale huis-aan-huisbladen worden geplaatst.
 Het Ontwerp-Tracébesluit wordt ter inzage gelegd bij:
o Het gemeentehuis van Wassenaar;
o Het gemeentehuis van Leidschendam-Voorburg;
o Het gemeentehuis van Leiden;
o Het gemeentehuis van Oegstgeest;
o Het gemeentehuis van Katwijk;
o Het gemeentehuis van Zoeterwoude;
o Het provinciehuis provincie Zuid-Holland Den Haag;
o Ministerie Infrastructuur en Milieu Den Haag.
 Het Ontwerp-Tracébesluit wordt geplaatst op de website met adres
http://www.centrumpp.nl. Gedurende zes weken, met ingang van de dag van
ter inzage legging zoals aangegeven in de publicatie, kan iedereen zijn
zienswijzen op het OTB naar voren brengen bij het Centrum Publieksparticipatie.
Dit kan digitaal via een reactieformulier dat te vinden is op www.centrumpp.nl of
door een schriftelijke reactie te sturen naar het Centrum Publieksparticipatie
onder vermelding van OTB A44 RijnlandRoute Postbus 30316, 2500 GH Den
Haag. Naast het geven van een schriftelijke reactie kan men zijn visie op het
OTB ook mondeling naar voren brengen bij één van de notulisten van het
Centrum Publieksparticipatie tijdens de informatiebijeenkomsten die
Rijkswaterstaat organiseert tijdens de terinzageperiode.
 Websites: www.rijnlandroute.nl; www.ruimtelijkeplannen.nl
Tracébesluit
 Aan de hand van de binnengekomen zienswijzen neemt de Minister van IenM in
overeenstemming met de Staatssecretaris van EZ het definitieve TB.
 Het TB wordt geplaatst op de website met adres http://www.centrumpp.nl.
 Belanghebbenden die op het OTB zienswijzen hebben ingediend, of
belanghebbenden aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij
daarop geen zienswijzen naar voren hebben gebracht, hebben de mogelijkheid
om binnen zes weken na de bekendmaking van het TB beroep aan te tekenen bij
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Deze rechter beslist in
enige en hoogste instantie over de ingestelde beroepen.
Vertaald naar A44 RijnlandRoute zijn de data en beslismomenten
(besluitvormingsprocedure conform de Tracéwet) in tabel 9.1 aangegeven. De data
Pagina 69 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
in de toekomst zijn hierbij indicatief aangegeven.
Tabel 9.1: Besluitvormingsprocedure OTB A44 RijnlandRoute
Uitwerking tot OTB
2013 - 2014
Toezending OTB aan betrokken bestuursorganen
2014
Bekendmaking en ter inzage legging OTB / plaatsing OTB op website
www.centrumpp.nl
Indiening zienswijzen (voor een ieder en gedurende 6 weken)
Vaststelling TB door Bevoegd Gezag
2014
Toezending TB aan betrokken bestuursorganen
Bekendmaking en ter inzage legging TB / plaatsing TB op website
www.centrumpp.nl
9.2
Beroepsmogelijkheid belanghebbenden bij Afdeling bestuursrechtspraak
tot 6 weken na bekendmaking
van de Raad van State
Tracébesluit
Bestemmingsplan en vergunningverlening
Het Tracébesluit geldt als een omgevingsvergunning waarbij ten behoeve van een
project van nationaal belang met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a,
onder 3, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het
bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken.
Het TB geldt voor zover het in strijd is met een bestemmingsplan of een
beheersverordening, als een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 2.1 van
de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het TB werkt daardoor
rechtstreeks door in het ruimtelijke beleid van de betrokken gemeente. De
gemeenteraad van de betrokken gemeente is verplicht om binnen een jaar nadat
het TB onherroepelijk is geworden, het bestemmingsplan in overeenstemming met
het TB vast te stellen of te herzien. Zolang het bestemmingsplan niet is aangepast
aan het TB, is het gemeentebestuur verplicht aan degenen die inzage verlangen in
het bestemmingsplan, tevens inzage te verlenen in het vastgestelde TB.
Het TB geldt verder als voorbereidingsbesluit, zoals bedoeld in artikel 3.7 van de
Wet ruimtelijke ordening. Het TB geldt niet langer als voorbereidingsbesluit indien
een bestemmingsplan in overeenstemming met het TB van kracht is geworden.
Voor de aanleg van de RijnlandRoute zijn verder verschillende vergunningen en
ontheffingen nodig. De voorbereiding hiervan wordt voor zover nodig en mogelijk
gecoördineerd door de Minister van Infrastructuur en Milieu conform artikel 20 van
de Tracéwet.
9.3
(Grond)verwerving en onteigening
Vooruitlopend op het Tracébesluit is begonnen met de aankoop van voor de
uitvoering van dit Tracébesluit benodigde gronden en opstallen. Grondverwerving
ten behoeve van de uitvoering van het Tracébesluit geschiedt allereerst door
minnelijke verwerving. Wanneer gronden niet minnelijk kunnen worden verworven,
wordt een onteigeningsprocedure krachtens de Onteigeningswet gevolgd.
In de Onteigeningswet is vastgelegd dat de vermogens- en inkomenspositie van de
betrokkenen voor en na de aankoop van de grond en/of opstallen gelijk moet
blijven. Daarom wordt de schadevergoeding zodanig berekend dat alle schade
volledig wordt vergoed. Onder schade valt: vermogensschade (waardevermindering
Pagina 70 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
van grond en opstallen), inkomensschade en bijkomende schades als verhuis- en
herinrichtingskosten, verwervingskosten en dergelijke.
Indien na uitvoerige onderhandelingen geen overeenstemming wordt bereikt, zal op
grond van de Onteigeningswet een gerechtelijke onteigeningsprocedure worden
gestart. In dat kader wordt de omvang van de schade eerst door een onafhankelijke
taxatiecommissie geïnventariseerd en getaxeerd.
De procedure verloopt verder als volgt: de Minister van Infrastructuur en Milieu
verzoekt om een Koninklijk Besluit tot onteigening van de betreffende
eigendommen. Op deze aanvraag (dit is de ter visie legging van het ontwerp
Koninklijk Besluit, de zogenaamde administratieve procedure) kunnen
belanghebbenden hun zienswijze geven. Vervolgens zal de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State de aanvraag tot het verkrijgen van het
Koninklijk Besluit tot onteigening toetsen. Na bekendmaking van het Koninklijke
Besluit zal de aanvrager tot onteigening de (civiele) rechter verzoeken de
onteigening uit te spreken en daarbij de hoogte van de aan de onteigende partij
toekomende schadeloosstelling te bepalen.
9.4
Uitmeet- en flexibiliteitsbepaling
Artikel 16 van de besluittekst bevat een uitmeet- en flexibiliteitbepaling. Van deze
bepaling kan gebruik worden gemaakt indien het voor de uitvoering van het project
gewenst is om in (geringe) mate van het wegontwerp en de maatregelen, zoals
voorgeschreven in het Tracébesluit, af te wijken. De bepaling geeft, met andere
woorden, een bepaalde mate van flexibiliteit aan de uitvoering van het Tracébesluit.
Het eerste lid van dit artikel betreft een uitmeetbepaling. Gelet op de
nauwkeurigheid waarmee het ontwerp is uitgewerkt (de tracékaarten bij het
Tracébesluit hebben een schaal van 1:2500) kan het voor of tijdens de uitvoering
van de ombouw blijken dat de maatvoering zoals opgenomen in het Tracébesluit in
de praktijk voor praktische problemen zorgt. In dat geval kan met een marge van
1,00 meter omhoog of omlaag en 2,00 meter naar weerszijden worden afgeweken,
mits is voldaan aan de randvoorwaarden zoals opgenomen in het derde lid.
Het tweede lid van dit artikel betreft een flexibiliteitbepaling. Afgezien van de
uitmeetbepaling kan het voorkomen dat er in de tijd tussen het Tracébesluit en de
daadwerkelijke realisatie daarvan zich ontwikkelingen hebben voorgedaan die een
kleine afwijking wenselijk maken. Hierbij moet gedacht worden aan bijvoorbeeld
innovatieve uitvoering(-swijzen), kostenbesparingen en nadere afspraken met de
(bestuurlijke) omgeving. Ook in dat geval kan met een marge van 1,00 meter
omhoog of omlaag en 2,00 meter naar weerszijden worden afgeweken, mits aan de
randvoorwaarden van het derde lid is voldaan.
Volgens het derde lid kan alleen onder bepaalde (strikte) randvoorwaarden van de
uitmeet- en flexibiliteitsbepaling gebruik worden gemaakt. Deze randvoorwaarden
zorgen ervoor dat de rechtszekerheid voor belanghebbenden ten aanzien van het
genomen besluit voldoende wordt gewaarborgd.
9.5
Schadevergoeding
Indien een belanghebbende ten gevolge van dit Tracébesluit schade lijdt of zal
lijden, kent de Minister van Infrastructuur en Milieu, op grond van artikel 22, eerste
lid, van de Tracéwet, op zijn aanvraag een tegemoetkoming toe, voor zover de
Pagina 71 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
schade redelijkerwijs niet voor zijn rekening behoort te blijven en voor zover de
tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd.
Ook de indiening en afhandeling van aanvragen tot vergoeding van schade op
grond van artikel 22, eerste lid, van de Tracéwet is procedureel gezien de
'Regeling Nadeelcompensatie Verkeer en Waterstaat 1999' van overeenkomstige
toepassing. Voor de materiële beoordeling van de aanvraag tot vergoeding van
schade dienen de maatstaven van het planschaderecht conform afdeling 6.1 van
de Wet ruimtelijke ordening te worden toegepast.
Uitvoeringsschade, zoals tijdelijke hinder, kan niet gezien worden als een
rechtstreeks gevolg van een planologische maatregel en komt daarom niet op de
voet van afdeling 6.1 Wet ruimtelijke ordening voor vergoeding in aanmerking
Dit soort schade komt eventueel voor nadeelcompensatie in aanmerking. De
Regeling Nadeelcompensatie Verkeer en Waterstaat 1999 is dan dus zowel
procedureel als materieel van toepassing.
Kabels en leidingen
Voor kabels en leidingen is de Nadeelcompensatieregeling verleggen kabels en
leidingen in en buiten rijkswaterstaatswerken en spoorwerken 1999 dan wel
hoofdstuk 5 van de Telecommunicatiewet, en de overeenkomst inzake verleggingen
van kabels en leidingen buiten beheersgebied tussen de Minister van Infrastructuur
en Milieu en Energiened, VELIN en VEWIN, van toepassing. Een verzoek om
schadevergoeding wordt niet eerder in behandeling genomen dan nadat het TB is
vastgesteld. De minister zal een beslissing op een verzoek om schadevergoeding
niet eerder nemen dan nadat het Tracébesluit onherroepelijk is geworden.
Bouw- en gewassenschade
Ondanks getroffen voorzorgsmaatregelen kan tijdens de bouwwerkzaamheden
schade ontstaan aan gebouwen en gewassen in de omgeving. Bijvoorbeeld scheuren
in muren als gevolg van heiwerkzaamheden of verdroging van gewassen door
grondwaterstandverlaging. Op het moment dat sprake is van schade veroorzaakt
door de bouwwerkzaamheden, kan een verzoek tot schadevergoeding worden
ingediend. Schadeverzoeken dienen bij Rijkswaterstaat te worden ingediend. Schade
wordt vastgesteld op basis van vooraf opgestelde opnamerapporten. Dit rapport is
voor inzage beschikbaar en wordt ook bij een notaris gedeponeerd.
9.6
Opleveringstoets
De minister van Infrastructuur en Milieu geeft in artikel 15 van het Tracébesluit aan
voor welke aspecten een opleveringstoets wordt uitgevoerd. De opleveringstoets
dient ertoe aanvullend vertrouwen te geven dat ook (direct) na ingebruikneming
van de A44 aan de normen, die zijn gesteld aan de diverse milieuaspecten en
daarmee ten grondslag liggen aan de maatregelen die in het Tracébesluit zijn
genomen, wordt voldaan.
Een jaar na oplevering van de RijnlandRoute onderzoekt de minister van
Infrastructuur en Milieu de gevolgen van de ingebruikneming van de RijnlandRoute
voor de milieuaspecten geluidhinder en natuur. Bij dit onderzoek zal worden bezien
of de getroffen maatregelen voldoende zijn of dat aanvullende maatregelen nodig
zijn om, zo nodig planmatig, aan de voor deze milieuaspecten geldende normen te
voldoen. Er zal zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van reeds voorhanden
zijnde gegevens. Zo kan voor wat betreft het aspect geluid gebruik worden gemaakt
van gegevens die zijn opgenomen in het zogeheten Geluidregister en van het
Pagina 72 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
jaarlijks te verschijnen verslag over de naleving van geldende
geluidproductieplafonds. Gelijk met de eerstvolgende halfjaarlijkse
voortgangsrapportage voor alle lopende projecten worden de onderzoeksresultaten
van de opleveringstoets aan de Tweede Kamer gecommuniceerd.
Pagina 73 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
Begrippenlijst en Afkortingen
2laags-ZOAB
Tweelaags Zeer Open Asfalt Beton.
Aansluiting
Daar waar twee wegen samenkomen.
Alternatief
Term uit de procedure van de Tracéwet en de
milieueffectrapportage: een samenhangend pakket van
maatregelen die samen een mogelijke oplossing zijn voor
een in dit geval infrastructureel probleem.
Autonome ontwikkeling
De ontwikkelingen in het studiegebied die optreden als er
geen maatregelen worden genomen.
Bevoegd gezag (BG)
Een overheidsinstantie die bevoegd is om een besluit te
nemen. In het geval van het TB is dat de minister van I&M
in overeenstemming met haar collega van EZ.
Commissie m.e.r.
Een landelijke commissie van circa 200 onafhankelijke
deskundigen (zijn niet alleen milieudeskundigen namelijk).
Voor elke milieueffectrapportage wordt een werkgroep
samengesteld. Deze adviseert het bevoegd gezag over de
richtlijnen voor het milieueffectrapport en over de kwaliteit
van de informatie in het rapport.
Compenserende maatregelen
Maatregelen die de negatieve effecten van een ingreep
compenseren/vervangen door positieve effecten op een
andere plaats. Het gaat hierbij om schade aan natuur,
recreatie, landschap of bosbouw.
Chw
Crisis- en herstelwet
DAB
Dicht asfalt beton.
dB
Decibel. Maat voor geluidsniveau.
Detailkaart
Kaart met een schaal van 1:2500, waarop onder andere
het ruimtebeslag van de RijnlandRoute met bijkomende
voorzieningen/maatregelen en de bestemmingen zijn
weergegeven.
Doelsoort
Een kenmerkende soort voor een gebied of maatregel
waarmee enerzijds de werking van een maatregel getoetst
kan worden en anderzijds bepaalt een doelsoort de te
nemen maatregel.
Dwarsprofiel
Afbeelding van een doorsnede loodrecht op de
lengterichting van een weg, opgenomen op de detailkaart.
Ecoduiker
Voorziening onder een weg, spoorweg of waterloop, die
een functie in de waterhuishouding vervult voor het
doorlaten van water, met tevens een ecologische functie.
Bijv. door de aanleg van een droge loopstrook zodat ook
dieren van deze voorziening gebruik kunnen maken.
Ecologische hoofdstructuur (EHS)
De EHS is een netwerk van natuurgebieden. Doel van de
EHS is het realiseren van grotere natuurgebieden en het
aanbrengen van verbindingen tussen natuurgebieden. In
grotere natuurgebieden is een meer diverse natuur
mogelijk. Door verbindingen kunnen soorten zich over
meer gebieden verspreiden. De EHS is vastgeld in de Nota
Ruimte.
In het Structuurschema Groene Ruimte gepresenteerd
landelijk netwerk van bestaande en potentiële
natuurgebieden, verbonden door actuele en nog te
Pagina 74 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
realiseren ecologische verbindingszones. Deze EHS wordt
op provinciaal niveau concreter begrensd in de PES.
Ecologische verbindingszone (EVZ)
Veelal lijnvormige structuren in het landschap die een
verbinding vormen tussen natuurgebieden. Deze
ecologische zones zijn van groot belang in het functioneren
van het totale ecologische netwerk.
Ecopassage
Een ecopassage is een tunnel onder een snelweg waardoor
het wild veilig kan oversteken
Externe veiligheid
Het externe risico wordt uitgedrukt in het plaatsgebonden
risico (IR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden
risico is de plaatsgebonden kans op overlijden per jaar ten
gevolge van ongeval(len) met een bepaalde activiteit (bijv.
het transport gevaarlijke stoffen over de weg). Het
plaatsgebonden risico wordt weergegeven in
risicocontouren. Het groepsrisico is de cumulatieve kans
per jaar dat tenminste een aantal omwonenden langs een
weg het slachtoffer worden van een ongeval.
Het groepsrisico wordt weergegeven met behulp van de
curve voor het groepsrisico per km wegvak.
Faunapassage
Speciaal aangebrachte of omgevormde constructie over of
onder lijnvormige infrastructuur met als doel het behouden
of herstellen van de mogelijkheid dat dieren de
infrastructuur kunnen passeren.
Geluidproductie
De waarde van het geluidsniveau, uitgedrukt in Lden en
afgerond op één decimaal, op een referentiepunt. De
geluidproductie is geen geluidsniveau dat in het veld
gemeten kan worden, maar een rekeneenheid in een
vereenvoudigd model van de rijksweg en zijn omgeving.
Hierdoor is er een eenduidige relatie tussen het gebruik
van de weg en de waarde van de geluidproductie, en kan
aan de hand van de geluidproductie goed bijgehouden
worden of het geluid van de rijksweg binnen de begrenzing
van het geluidproductieplafond blijft. De beheerder
(Rijkswaterstaat) brengt jaarlijks een verslag uit over de
naleving van deze geluidproductieplafonds.
Geluidproductieplafond (GPP)
De maximaal toegestane waarde van de geluidproductie op
een referentiepunt, uitgedrukt in Lden en afgerond op één
decimaal.
GR
Groepsrisico
Hoofdwegennet (HWN) / Rijkswegennet
De wegen die in beheer zijn bij het Rijk
IenM
Infrastructuur en Milieu, ministerie.
Infrastructuur
Het geheel aan wegen, vaarwegen, spoorlijnen,
hoogspanningskabels en (water)leidingen in een gebied.
Knooppunt
Ongelijkvloers kruispunt van twee auto(snel)wegen
Kunstwerk
Constructie in weg of water zoals viaducten,
onderdoorgangen, duikers, bruggen en tunnels.
LDen
De ‘eenheid’ waarin het jaargemiddelde geluidsniveau
vanwege de rijksweg wordt uitgedrukt. Lden is een
optelsom van de jaargemiddelde geluidsniveaus in de
dagperiode (7.00-19.00 uur), avondperiode (19.00-23.00
uur) en nachtperiode (23.00-7.00 uur), waarbij een weging
Pagina 75 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
plaatsvindt voor de verschillende duur van deze drie
beoordelingsperioden, en waarbij 5dB wordt bijgeteld in de
avondperiode en 10dB in de nachtperiode.
LDEN, GPP
De waarde van de geluidsbelasting op een geluidsgevoelig
object bij volledige benutting van het (geldende)
geluidproductieplafond.
Lengteprofiel
Weergave van de hoogteligging van de weg.
M.e.r.-procedure
Procedure, bedoeld in de Wet Milieubeheer.
Maaiveld
Natuurlijk hoogteligging van een gebied.
Maatregelcriterium
Criterium op basis waarvan wordt bepaald of een
maatregel akoestisch en financieel effectief is. Bij de
toepassing hiervan wordt een afweging gemaakt tussen de
‘baten’ en ‘kosten’ van de maatregel of een pakket van
maatregelen.
MER
Het milieueffectrapport; rapport waarin de belangrijkste
milieugevolgen van mogelijke alternatieven zijn
geïnventariseerd.
Staatssecretaris van EZ
Staatssecretaris van Economische Zaken
MIRT
Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport.
Jaarlijks bij de Rijksbegroting uitgebracht programma
waarin het kabinet een uitgebreide toelichting geeft op de
hoofdlijnen en uitvoeringsprogramma’s van het verkeersen vervoersbeleid van het Rijk.
Natura 2000 gebieden
Dit is een samenhangend netwerk van beschermde
natuurgebieden op het grondgebied van de lidstaten van
de Europese Unie.
Nbw
Natuurbeschermingswet 1998.
NSL
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit
Ontwerp-Tracébesluit (OTB)
Een ontwerp-besluit als bedoeld in de Tracéwet, genomen
door de Minister van Verkeer en Waterstaat waarin het
voorkeursalternatief van het Standpunt nader is
uitgewerkt.
Overzichtskaart
Kaart met schaal 1:15.000 waarop een overzicht van het
tracé en de kaartbladindeling van de detailkaarten is
opgenomen
OWN
Onderliggend wegennet.
PR
Plaatsgebonden risico
RCE
Rijksdienst voor het cultureel erfgoed
Referentiepunt
Denkbeeldig punt op ca. 50 meter afstand van de rijksweg en op 4
meter hoogte boven het plaatselijk maaiveld. Referentiepunten
liggen aan beide zijden van de weg, op ca. 100 meter afstand van
elkaar. Zodoende zijn er langs alle rijkswegen circa 60.000
referentiepunten aanwezig. De precieze ligging van elk punt is
opgenomen in het geluidregister.
Rijbaan
Weggedeelte bestemd voor voertuigen. Een rijbaan kan
meerdere rijstroken bevatten.
Rijstrook
Weggedeelte tussen twee lijnen met een breedte geschikt
voor een motorvoertuig.
RMG
Reken- en meetvoorschrift Geluidhinder
RNVGS
Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen
Pagina 76 van 77
Ontwerp-Tracébesluit A44 RijnlandRoute  Toelichting
Robuuste ecologische verbinding
Grootschalige verbinding tussen grote natuurgebieden.
Door deze verbindingen worden de leefgebieden vergroot.
MER
Milieu Effect Rapport
Tracé
Aanduiding van het verloop van een aan te leggen (of aan
te passen) weg.
Tracébesluit (TB)
Een besluit als bedoeld de Tracéwet, vastgesteld door de
Minister van Infrastructuur en Milieu
Variant
Subkeuze binnen een alternatief.
Verkanting
Dwarshelling van het oppervlak van de weg, die
compensatie biedt voor de middelpunt vliedende kracht op
rijdende voertuigen.
Verkeersprestatie
De door alle motorvoertuigen afgelegde afstand op het
gehele hoofdwegennet.
Viaduct
Bouwwerk (kunstwerk) waarover verkeer ongelijkvloers
over een weg kan rijden.
Vluchtstrook
Verharde strook langs een rijbaan van een autosnelweg
waarop uitsluitend in bijzondere gevallen of in nood mag
worden gereden of gestopt.
Voertuigkilometer
Meeteenheid van de verkeersprestatie
ZOAB
Zeer Open Asfalt Beton.
Zoekgebieden
Gebieden die vanuit de compensatiefilosofie in aanmerking
komen om te onderzoeken of daar natuur kan worden
ontwikkeld.
Pagina 77 van 77
Overzicht ambtelijk gemaakte opmerkingen OTB d.d. 28 februari 2014 en wat het Ministerie ermee gedaan heeft.
nr.
waar
opmerking
1
Besluit art. 1.4 (omschrijving
aansluiting Leiden West)
2
Besluit en tekeningen
3
Besluit Art 1-6 ??komt dit
nog verderop terug?
4
Besluit art. 1.4 aansluiting
Leiden West
5
Besluit art. 2, tabel 2 onder
4
in de omschrijving staan de opstelvakken niet
opgenomen, deze moeten wel gerealiseerd
kunnen worden
Er is geen fietsonderdoorgang opgenomen bij
Maaldrift. In het verleden is hier wel sprake
van geweest gecombineerd met een
ecologische verbinding. Dit is een gemiste
kans. Hiermee had de verbinding tussen de
Ommedijksepolder en de Papenwegse polder
voor recreatief gebruik goed gestand kunnen
krijgen.
in de omschrijvingen zijn geen parallelwegen
en fietspaden opgenomen. Deze moeten
echter wel weer teruggeplaatst/verlegd
worden en kunnen niet verdwijnen.
De grens lijkt zodanig te liggen dat een deel
van de HOV busbaan en van het fietspad in
het OTB valt.
Betreft brug over Oude Rijn: de term
‘bestaande hoogte’ kan je op twee manieren
uitleggen. Daarom hier vermelden dat de brug
beweegbaar is.
6
Besluit art 3, nr 1
7
Besluit art. 6
Verkeersveiligheidsmaatreg
elen
Besluit art. 7 + Tekening:
8
aansluiting Leiden Zuid moet aansluiting
Leiden West zijn.
Ontbreekt een afscherming tussen de
verdiepen aansluitboog A44-RijnlandRoute en
de verhoogde verlegde Ommedijkseweg.
Er is geen geluidscherm opgenomen langs het
Wat heeft Ministerie met de opmerking
gedaan
Artikel 1.8 verwijst naar de tekening en
daarmee is dit voldoende opgenomen.
Opgenomen in
zienswijze
Nee
Niet opgenomen
Ja
Artikel 1.8 verwijst naar de tekening en
daarmee is dit voldoende opgenomen.
Nee
Niet gewijzigd
Ja (zie nr. 20)
Nergens in het besluit staat vermeldt of de
brug beweegbaar of vast wordt uitgevoerd.
In de toelichting (2.4.3) staat dat de brug
over de Oude Rijn vast wordt ´met dezelfde
hoogte´.
Vervangen door aanduiding met
hectometrering
Aangepast
Ja
Niet gewijzigd
Ja
Nee
Nee
Ontwerp Tracébesluit ,
Ontwerp Infrastructuur A44
RijnlandRoute, Situatie
detailkaart kaartblad 1
9
Besluit art. 7
10
Besluit art. 8
11
Besluit art. 8 lid 2
12
Besluit art. 9, tabel 7
onderdeel 1, 2 en 3
Besluit art. 10, tabel 10 1e
onderdeel
Besluit, art. 11, tabel 11, 1e
en 2e onderdeel
Besluit , art. 13, 1.d
13
14
15
recreatie gebied Valkenburgse Meer en het
Smalspoormuseum. Nu de weg dichterbij
komt en het geluid sterker wordt is het zeer
gewenst om hier wel een geluidsvoorziening
te treffen en te zorgen voor een goede
kwaliteit van de recreatiefunctie.
Tabel 5 en 6: hierin wordt geschreven over
hoofdrijbaan. Het is niet duidelijk of hier ook
de weefvakken onder vallen.
De nieuwe/verplaatste referentiepunten zijn
nog niet gepubliceerd, dus daarover kan nog
niet worden geoordeeld.
Na het treffen van de bron- en
overdrachtsmaatregelen aan de
saneringswoningen rest nog een
geluidsbelasting tot en met 60 dB. Voor de
veelal oudere woningen levert een
binnenniveau van meer dan 41 dB op en dat is
hoog. Niet duidelijk is waarom aan deze
woningen niet wordt onderzocht of alsnog
gevelmaatregelen (waaronder ook het dak)
nodig zijn.
Er staat A4, moet A44 zijn.
Er staat aansluiting Leiden Zuid, moet dit
Leiden West zijn?
Er staat aansluiting Leiden Zuid, moet dit
Leiden West zijn?
Gedeeltelijk prima, alleen niet bij het
recreatiegebied Valkenburgse Meer en
Smalspoormuseum. De houtopstanden bieden
bescherming en beslotenheid van het
recreatie gebied. De houtopstanden zouden
Aangepast
Nee
Tabel is nu wel opgenomen.
Geen opmerkingen.
Nee
Het plan voldoet aan de wettelijke
bepalingen.
Nee
Aangepast
Nee
Aangepast
Nee
Aangepast
Nee
Niet gewijzigd
Ja
16
17
18
19
20
Tekening: Ontwerp
Tracébesluit , Ontwerp
Infrastructuur A44
RijnlandRoute, Situatie
detailkaart kaartblad 1
Tekening: Ontwerp
Tracébesluit , Ontwerp
Infrastructuur A44
RijnlandRoute, Situatie
detailkaart kaartblad 1
Tekening: Ontwerp
Tracébesluit , Ontwerp
Infrastructuur A44
RijnlandRoute, Situatie
detailkaart kaartblad 1
Tekening: Ontwerp
Tracébesluit , Ontwerp
Infrastructuur A44
RijnlandRoute, Situatie
detailkaart kaartblad 1
Tekening: Ontwerp
Tracébesluit , Ontwerp
Infrastructuur A44
RijnlandRoute, Situatie
detailkaart kaartblad 2
hier wel teruggeplaatst moeten worden.
Daarmee wordt vanuit het recreatiegebied op
groen gekeken in plaats van de snelweg
op de kaart ontbreken een aantal gebouwen
bij het smalspoormuseum
Niet gewijzigd
Ja
het tijdelijk werkterrein ligt nu gedeeltelijk
over het terrein van het smalspoormuseum en
een sloot. Het werkterrein zou hier buiten
moeten blijven.
Dit werkterrein is van de kaart afgehaald.
Nee
Busbaan over oude Rijn verdwijnt, hoe komt
bus (Q-liner Noordwijk-Den Haag) op de
parallelweg naar Wassenaar? Hoe wordt
voorkomen dat de bus vertraging op loopt bij
het kruispunt N44-Rozenweg (Wassenaar)?
Valkenburgerweg/Voorschoterweg hier staat
een werkterrein over de woningen
Voorschoterweg 81-83 heen geprojecteerd
terwijl deze woningen niet zijn aangemerkt als
te verwijderen opstallen.
Het werkterrein is ook op de openbare weg
geprojecteerd, waardoor op zijn minst de
indruk ontstaat dat de weg tijdens de bouw
van het viaduct volledig en gedurende lange
tijd zal worden afgesloten.
Er is onvoldoende ruimte opgenomen voor de
HOV-busbaan bij de Knoop Leiden West. De
opstelvakken en stopstreep van de afrit vanuit
A44 Amsterdam naar ir. G. Tjalmaweg liggen
op de plek waar de busbaan moet komen. Dan
Nog steeds onbekend
Ja
Gedeeltelijk gewijzigd
Ja (zie ook nr. 43)
Niet gewijzigd
Ja
21
22
23
24
Tekening: Ontwerp
Tracébesluit , Ontwerp
Infrastructuur A44
RijnlandRoute, Situatie
detailkaart kaartblad 2
Tekening: Ontwerp
Tracébesluit , Ontwerp
Infrastructuur A44
RijnlandRoute, Situatie
detailkaart kaartblad 2
Toelichting
4.1 Geluid
4.1 pag. 34 in het tekstkader
Saneringsobjecten langs
rijkswegen
is gelijk de vraag of de lengte van de afrit nog
voldoet als dit wordt gecorrigeerd.
Waar komt het transferium (A44/KLW) terug?
Niet gewijzigd
Ja
Overstap bus Katwijk-Leiden op bus naar Den
Haag bij transferium moet mogelijk blijven.
Onduidelijk of dat in OTB of in OPIP van PZH
moet zitten.
Niet gewijzigd
Ja
De bestaande brug veroorzaakt ernstige
geluidhinder. Welke maatregelen worden
daartegen genomen? Dit is niet meegenomen
in de berekeningen omdat de RMV daarin niet
voorzien. Geluidhinder is echter een ROaspect dat ook buiten de wettelijke regelingen
verantwoording behoeft. Die verantwoording
ontbreekt.
In het OTB wordt met geen woord gerept
over het ‘gedonder’ van de brug. En de
geluidrapporten beperken zich tot de
wettelijke taken. In Akoestisch Onderzoek
deelrapport Algemeen par. 1.9 staat over
Goede Ruimtelijke Ordening (GRO) en
andere geluidsbronnen, maar niets over de
brug.
In de toelichting (2.4.3) staat dat de brug
over de Oude Rijn vast wordt. Een vast
brugdek neemt de bron van de geluidhinder
weg.
Omdat wij de brug beweegbaar willen
houden moet hieraan worden gekoppeld dat
ook de geluidshinder vanwege de brug moet
worden aangepakt.
Is hersteld.
Ja
Laatste alinea: Binnen het plangebied van de
A4 … moet zijn A44
Nee
25
4.1 pag. 34-35 in het
tekstkader en 4.1.3 onder
Cumulatie van geluid
Langs de Voorschoterweg staan A-lijst
saneringsgevallen. Die woningen worden
belast door het geluid van twee wegen. Die
samenloop wordt in dit plan niet besproken.
26
4.2 Luchtkwaliteit
Het project is aangemeld voor opname in het
NSL.
27
28
6.1.2 Landschappelijke
inpassing
6.1.3 Maatregelen
Loopt deze aanmelding wel synchroon met
het OPIP? Want daarin staat dat de (gehele?)
Rijnlandroute voor opname in het NSL wordt
aangemeld. Nu lijkt dat alleen voor de twee
tracébesluiten te gebeuren.
Deltaroute en volgende paragrafen gaan over
A4. Is dat hier relevant?
Zie 6.1.2
In de toelichting wordt in hoofdstuk 6
(landschappelijke inpassing) foutief verwezen
naar de deltaroute A4, dit moet zijn
A44/Maaldrift en mogelijk Papewegse Polder
die hier relevant zijn (juiste passages uit het
landschapsplan opnemen);
Is niet gewijzigd
In par. 4.1.1 van de Toelichting worden
samenloop en maatregelen wel besproken
maar niet toegepast. De betreffende
woningen moeten in één keer volledig
worden gesaneerd.
In bijlage 6 van de Toelichting, dat is het
Akoestisch onderzoek – hoofdrapport, staat
dat de woning Voorschoterweg 83 in
aanmerking komt voor een binnenwaardeonderzoek. Bij dat onderzoek moet het
wegverkeersgeluid van zowel de A44 als de
Voorschoterweg worden betrokken. Dat
doel zou in deze toelichting moeten zijn
vermeld.
Aanmelding is gedaan en geaccepteerd.
Ja
Is aangepast.
Nee
Is aangepast.
Nee
Nee
29
Geluidrapport;
hoofdrapport
begrippen
30
2.3 sanering geluidgevoelige
objecten
31
4.2 Wijzigingen A44
32
Figuur 8,
wegdekverhardingen
33
Tekstblok onder figuur 8
34
Figuur 10, toets
geluidproductie
35
Geluidrapport specifiek
3.2 ligging van de weg
36
Figuren 12 t/m 17
Er wordt steevast ‘hoofdrijbaan’ geschreven.
Niet duidelijk is of hier ook de weefvakken
onder vallen.
Voor saneringsobjecten type A geldt dat de
gevelbelasting moet worden teruggebracht
tot max 60 dB. Maar daarmee is – zeker bij
oudere woningen – nog steeds geen
binnenniveau van 41 dB bereikt. Hoe zit het
met de maatregelen aan de woningen?
Tussen de knooppunten Maaldrift en LeidenZuid worden weefvakken gerealiseerd. Als
gevolg hiervan verschuiven de hoofdrijbanen.
Indien de weefvak niet onder het begrip
hoofdrijbaan valt, dan is de verschuiving van
de hoofdrijbanen een wezenlijke wijziging.
Het viaduct Ommedijkseweg is gemarkeerd als
enkellaags ZOAB. De brug over de Oude Rijn
als tweelaags ZOAB. Ik ben vóór. Echter in het
geluidrapport staat die andersom (ofwel
enkellaags ZOAB op de brug over Oude Rijn).
De max. snelheid loopt uiteen tot 120 km/uur,
want ook de hoofdrijbanen worden verplaatst.
De kaart is te klein om de kleurstippen goed te
kunnen onderscheiden.
Is aangepast. Met name voor de toepassing
van ZOAB is nu vermeld ‘inclusief
weefvakken’.
Het plan voldoet aan de wettelijke
bepalingen.
Nee
Is hersteld; geen gevolgen
Nee
Is hersteld.
Nee
Tekst betreft slechts een weggedeelte. Bij
aansluiting Maaldrift is snelheid lager.
Is nu voldoende.
Nee
Is voor de ligging van de weg geen gebruik
gemaakt van de brongegevens uit het
Geluidregister?
Veel informatie op een kaartje met van kleine
schaal, waardoor onleesbaar.
Ja, zie 3.2
Nee
Zijn vergroot.
Nee
Nee
Nee
37
Bijlage C, kaartblad 5
(pag.39 en 57) juncto Bijlage
A
a. Voorschoterweg 74 is niet als woning
beoordeeld (geen rekenpunten); nr. 74A
wel, maar dat is een paardenstal die
bovendien op grotere afstand van de bron
staat.
b. Woningen Voorschoterweg 73 en 81
hebben geen rekenpunt op de zijgevel,
terwijl die gevel wel is georiënteerd op de
A44.
c. De woning Voorschoterweg 83 krijgt een
vrije zijgevel omdat de naastgelegen
woning wordt geamoveerd.
De plaatsing van de (extra) rekenpunten is
relevant, omdat kort na de Voorschoterweg/
Valkenburgseweg het geluidscherm langs de
A44 eindigt. Daarnaast heeft plaatsing van de
rekenpunten invloed op de uitkomsten die zijn
vermeld in bijlage A
Zie PRV022-01-05fe AO OTB A44 deelrapport
specifiek 20140410, pag.171/177 en
183/188:
A, b en c: Niet aangepast
Ja
38
Ik mis de mogelijkheid van de recreatieve
route van het Groene Hart naar de kust ter
hoogte van Maaldrift, een belangrijke
kwaliteitsdrager voor de beleving van de zgn.
‘barcode’ van het landschap;
Ja
39
De eco-duiker is m.i. wel een hele summiere
uitwerking van de ecologische verbinding van
Groene Hart naar Groene Buffer en duinen;
Ontbreekt nog steeds in OTB (kaartblad
1/Toelichting par. 2.6), geen onderbouwing
waarom (benoemd als buiten scope RLR),
wel expliciet opgenomen in Inpassingsvisie/
Landschapsplan pag. 64-65/96-97 en
Toelichting par. 6.1 (o.a. onderdeel beleid
PZH)
Ziek ook nr. 2
Standpunt Rijk geen Ecologische
Hoofdstructuur, wel Ecologische
Verbindingszone (Toelichting par. 5.2/5.3,
m.i. ligt er een hogere ambitie voor een
degelijke ecologische verbinding.
Overig
Ja
40
Het ontwerp is nog niet zo concreet dat er een
goed totaalbeeld ontstaat hoe de inpassing
van de A44 er uit komt te zien aan de zijde van
het Valkenburgse Meer en Project Locatie
Valkenburg;
41
Eens met het open vizier bij Maaldrift vanuit
beleefbaarheid landschap, echter hoe
verhoudt dit zich met de ontwikkeling van
woonbebouwing van Locatie Valkenburg aan
de overzijde van het Valkenburgse Meer en
mogelijke geluidsoverlast van de A44? Zijn er
in de toekomst alsnog geluidschermen nodig
en hoe verhouden die zich tot het open vizier
(transparante schermen?)?
NIEUWE OPMERKINGEN OP
OTB
Zie ook nr. 2
Dit is inmiddels concreter uitgewerkt in de
Inpassingsvisie/Landschapsplan (o.a. pag.
58-66/92-99). Graag gemeente betrekken bij
de concrete uitwerking van de
inpassingsmaatregelen conform
processchema van
Inpassingsvisie/Landschapsplan op pag. 9).
Grotere flexibiliteit gewenst voor de
inpassingsmaatregelen (Besluit art.
16(.3.a)/Toelichting par. 9.4), mede gelet op
mogelijk grotere uitbuiging Ommedijkseweg
vanwege nieuw viaduct A44 (Toelichting par.
2.6) en compensatie houtopstanden,
mogelijk buiten begrenzing Tracébesluit
(Besluit art. 12/Toelichting par. 5.3). De
gemeente hecht grote waarde aan het
behoud van een afschermend groen ‘decor’
waarin de A44 is ingepast ten oosten van het
Valkenburgse Meer en Project Locatie
Valkenburg.
Ontbreekt nog steeds, geen nadere
onderbouwing, blijft zorgpunt van de
gemeente.
Ja (zie ook nr. 11)
Ja (zie ook nr. 11)
42
43
OTB A44 kaartbladen KB1
Detailkaart 1 (kaartdeel
G17)
Detailkaart 1
Valkenbrugseweg moet zijn Valkenburgseweg
De woningen Voorschoterweg 81+83 worden
niet gesloopt maar beide kavels zijn
aangemerkt als tijdelijk werkterrein.
Ja
Niet gewijzigd.
Ja (zie nr. 19)