Begeleiding van de masterproef

Deze steekkaart maakt deel uit van het boek "Steekkaarten doceerpraktijk" van Mieke Clement en Lies Laga (Eds.),
uitgegeven door Garant.
Begeleiding van de masterproef
Omschrijving
De masterproef is het werkstuk waarmee een masteropleiding wordt afgerond. Het weerspiegelt de
algemeen kritisch-reflecterende ingesteldheid of de onderzoeksingesteldheid van de student.
Waarover gaat het?
De masterproef is het werkstuk waarmee een masteropleiding wordt afgerond. Daardoor geeft een student blijk van een analytisch en synthetisch vermogen of van een zelfstandig probleemoplossend vermogen op academisch niveau. Het weerspiegelt de algemeen kritisch-reflecterende ingesteldheid en de
onderzoeksingesteldheid van de student. In Vlaanderen bedraagt de studieomvang van een masterproef
ten minste één vijfde van het totaal aantal studiepunten van het opleidingsprogramma, met een minimum van 15 studiepunten en een maximum van 30 studiepunten.
Een masterproef bestaat in verschillende varianten naargelang de omvang en de aard van het afgeleverde product. Ze kan een omvattend geheel vormen, maar ook bestaan uit kleinere onderdelen die
elkaar complementeren. Zo kan de masterproef in opleidingen waar zowel professioneel gerichte
activiteiten als wetenschappelijk onderzoek belangrijk zijn, op beide aspecten afzonderlijk ingaan.
Een student diept dan bijvoorbeeld een aantal problemen uit in een stagecontext en voert vervolgens
op basis van zijn bevindingen in een laboratorium verder wetenschappelijk onderzoek uit. De rapportering neemt de vorm aan van een stageverslag dat op basis van theoretische bevindingen en wetenschappelijk onderzoek verder wordt uitgewerkt.
Ook kunnen verschillende producten worden afgeleverd als masterproef. Zo kunnen studenten als
masterproef een bepaald product ontwerpen, zoals een instrument, een lessenreeks geven, bepaalde
lesmodules ontwerpen, een technologisch product realiseren, een ontwerp maken, een volledig klinisch onderzoek verrichten, een tentoonstelling opstellen, een cd-rom maken,… Dit kan gelden als
een masterproef met dien verstande dat daarnaast wordt voorzien in een schriftelijke rapportering
waarbij aandacht wordt besteed aan de theoretische onderbouwing en kritische reflectie op hetgeen is
uitgevoerd. Ook moeten de producten altijd worden gesitueerd in een wetenschappelijke vraagstelling.
Deze moet voldoen aan de minimumeisen die worden vooropgesteld voor een masterproef (zie Waaruit bestaat het?). Het geven van een lessenreeks maakt dan bijvoorbeeld deel uit van een actieonderzoek waarbij als wetenschappelijke vraagstelling het effect van verschillende werkvormen wordt onderzocht. Het ontwikkelen van een cd-rom kan als masterproef gelden als bijvoorbeeld wordt vertrokken van een vraag naar het effect van het presenteren van verschillende vormen van informatie.
Daarnaast kan natuurlijk ook een cd-rom worden ontwikkeld als alternatieve vorm van rapportering.
Waaruit bestaat het?
Aan de masterproef kunnen verschillende invullingen worden gegeven. Belangrijk is wel dat de invulling van de masterproef in overeenstemming is met de eindtermen en doelen die men met de masteropleiding beoogt. Deze eindtermen en doelen moeten op hun beurt aansluiten op de doelen van de
initiële en postinitiële masteropleidingen.
Deze steekkaart maakt deel uit van het boek "Steekkaarten doceerpraktijk" van Mieke Clement en Lies Laga (Eds.),
uitgegeven door Garant.
Aan de K.U.Leuven worden voor de masterproef volgende criteria vooropgesteld:
Doelen
Eisen voor de masterproef
- De student kan een onderzoeksvraag formule- - De masterproef vertrekt vanuit de formulering
ren volgens wetenschappelijke en academische
van een onderzoeksvraag.
standaarden.
- De student kan een onderzoeksopzet uitwer- In de masterproef volgt de student de logisch
ken.
opeenvolgende onderzoeksstappen. Dit vindt
zijn schriftelijke neerslag in een methodologisch gedeelte.
- De student is in staat om informatie te verza- De masterproef bevat verwijzingen naar relemelen en relevante informatie te selecteren.
vante informatie (bibliografie).
- De student is in staat om de relevante informa- - De informatie is op een overzichtelijke wijze
samengebracht.
tie te synthetiseren en presenteren.
- Uit de rapportering blijkt dat de student de
- De student is in staat om op een zelfstandige
informatie heeft geïnterpreteerd in functie van
wijze betekenis toe te kennen aan de verzamelwat relevant is voor de vraagstelling.
de informatie.
- De student geeft blijk van kritische reflectie
- Verschillende standpunten worden tegenover
over de verzamelde informatie, het uitgevoerde
elkaar geplaatst en het beargumenteerde standonderzoek, de resultaten van het onderzoek.
punt van de student komt tot uiting.
- Er worden kritische bedenkingen geformuleerd
bij de resultaten, het uitgevoerde onderzoek.
- De student kan helder rapporteren.
- Zowel mondeling als schriftelijk gebeurt de
rapportering volgens academische (wetenschappelijke) standaarden.
Het werken aan een masterproef en de daaraan gekoppelde begeleiding verloopt in verschillende
fasen:
- startfase: het onderwerp wordt gekozen en afspraken gemaakt over de werkwijze en begeleiding;
- ontwerpfase: formuleren van de probleemstelling en onderzoeksvragen, plan opstellen voor verzamelen en verwerken van gegevens, opstellen van tijdsplanning;
- werkfase: verzamelen van empirische gegevens, verwerken van gegevens m.i.v. interpretatie, conclusies en relateren aan theorie, en
- presentatiefase: vervaardigen eindproduct (tekst schrijven en eventueel presentatie voorbereiden en
houden).
Vervolgens wordt een beoordeling gegeven aan de masterproef.
In de praktijk verloopt het werken aan een masterproef meestal niet zo systematisch en logisch zoals
hier wordt gepresenteerd. Wel komt elk van de stappen aan bod.
Waarvoor en hoe kan je het gebruiken?
Een masterproef draagt bij tot de realisering van de doelen van een masteropleiding. In het geval van
de K.U.Leuven zijn die geënt op Begeleide zelfstudie:
- Studenten kunnen onderzoeksbevindingen binnen hun domein op hun waarde voor het domein inschatten.
- Studenten hebben inzicht in de onderzoeksprocessen die aan deze bevindingen ten grondslag liggen, ze kunnen de bevindingen relateren aan elkaar en aan de precieze context waarin ze werden
verworven, ze hebben zicht op de relatieve waarde van de bevindingen.
- Studenten zijn op een dusdanige wijze ingeleid in een wetenschappelijke discipline dat ze er zowel
weet van hebben als afstand kunnen nemen.
Deze steekkaart maakt deel uit van het boek "Steekkaarten doceerpraktijk" van Mieke Clement en Lies Laga (Eds.),
uitgegeven door Garant.
- Studenten zijn in staat om zelfstandig betekenis toe te kennen aan nieuwe informatie. Zij hebben
zich geoefend in betekenisvolle en zelfstandige kennisconstructie.
- Studenten zijn in staat om een eigen bijdrage te leveren tot het kennisontwikkelingsproces.
- Studenten kunnen bij het afstuderen hun maatschappelijke verantwoordelijkheid opnemen. Zij zijn
in staat om op basis van hun kritisch inzicht in onderliggende processen tot een onderbouwd oordeel te komen en om beredeneerde maatschappelijke standpunten in te nemen.
Begeleiding
Qua begeleiding wordt van de begeleiders het volgende verwacht:
Startfase
Kiezen van een onderwerp
- De keuze van een onderwerp kan gebeuren aan de hand van een lijst van onderwerpen, maar in
sommige opleidingen staat men ook open voor onderwerpen die door de studenten zelf worden
voorgesteld.
- De begeleiding start best met een kennismakingsgesprek. In dergelijk gesprek wordt gepeild naar
de interesses van de student, de motivatie voor de keuze van het onderwerp. Dit kan door in kaart te
brengen wat de student wil bereiken met de masterproef. Vragen zoals “Waarom kies je dit onderwerp?”, “Wat wil je bereiken?” kunnen hierbij helpen. Door dit expliciet aan de orde te stellen,
vermijdt men dat studenten in een latere fase teleurgesteld raken omdat de begeleider bijvoorbeeld
sterk aanstuurt op het uitvoeren van een meer theoretisch georiënteerd onderzoek, terwijl de student
vooral ambities had om tot praktijkrelevante oplossingen te komen van het gestelde probleem.
- De studenten moeten voorbereid zijn op wat het maken van een masterproef van hen vereist, zowel
inhoudelijk als methodologisch. De specifieke begintermen (zie steekkaart ‘Begintermen’) voor de
masterproef moeten bij aanvang worden geëxpliciteerd door de docent. Indien bepaalde tekorten
optreden, kan de begeleider eventueel suggesties aanreiken om deze weg te werken.
- Mogelijke stappen in het kennismakingsgesprek kunnen de volgende zijn:
ƒ vragen over interesses student, vraag naar welke opleidingsonderdelen interessant waren, naar
toekomstperspectieven, ambities;
ƒ vragen waarom de student het onderwerp heeft gekozen;
ƒ informatie over onderwerp en het te verrichten onderzoekswerk;
ƒ informatie over hoe de docent begeleiding ziet en wat verwacht wordt van de student;
ƒ vragen of de aard van het onderwerp past bij de interesses, en
ƒ eventueel adviseren om eerst nog eens na te denken over de keuze van het onderwerp en later
hierover verder te praten
Afspraken maken
- Wanneer de keuze van de student vastligt, maken de begeleider en de student concrete afspraken.
Elementen die daarbij aandacht verdienen, zijn: de verwachtingen ten aanzien van de inbreng van
de begeleider en van de student, en de structurering en timing van de werkzaamheden.
- Het maken van afspraken kan beginnen tijdens het kennismakingsgesprek in de vorm van een gedachtewisseling over ideeën die student en docent hebben over de taak, het onderwerp en wat verwacht wordt van beiden. Eventueel worden de afspraken op papier gezet.
Ontwerpfase
Formuleren van probleemstelling en onderzoeksvragen
- In sommige gevallen zijn de probleemstelling en onderzoeksvragen nog heel vaag of moeten ze
nog worden geformuleerd. Dit is voor studenten niet altijd gemakkelijk. Daarom is het belangrijk
om creatief gedrag bij studenten te stimuleren en hun ideeën op een kritische, maar constructieve
wijze bij te sturen. De begeleider kan hiervoor volgende strategieën hanteren:
Deze steekkaart maakt deel uit van het boek "Steekkaarten doceerpraktijk" van Mieke Clement en Lies Laga (Eds.),
uitgegeven door Garant.
ƒ
ƒ
ƒ
ƒ
aangeven wat je aantrekt in de ideeën van de student;
de opmerkingen van de student in eigen woorden herhalen;
de student stimuleren om dieper na te denken;
duidelijk bedenktijd nemen voor je antwoordt zodat de student ziet dat je zijn voorstellen en
opmerkingen serieus overweegt, en
ƒ voorbeelden geven, andere structuren aanreiken.
- Soms zijn de probleemstelling en onderzoeksvragen al verder uitgewerkt. In dit geval is het ook
nodig dat de student zich hierin verder verdiept. Dit kan door de student te vragen de probleemstelling en onderzoeksvragen verder uit te werken en te verantwoorden.
Literatuur zoeken
Aan de student wordt gevraagd een zoekplan op te maken en ter bespreking voor te leggen. Een zoekplan bestaat uit:
- zoektermen;
- te raadplegen informatiebronnen;
- zoekmethoden, en
- tijdsplanning.
Op basis hiervan kan de student een leesplan met tijdsplanning opmaken.
Onderzoeksopzet
De studenten werken hun onderzoeksopzet op papier uit en bespreken dit met de begeleider. Aandachtspunten hierbij zijn de argumentaties voor de gekozen methodologische aanpak, het opstellen
van een realistische tijdsplanning,…
Werkfase
Tijdens deze fase verzamelt en verwerkt de student de gegevens. De resultaten worden vastgelegd in
voorlopige tussenproducten die worden besproken tijdens voortgangsgesprekken. Dergelijke gesprekken bestaan uit drie onderdelen:
- inventarisatie van de stand van zaken: aan de hand van de planning wordt nagegaan wat de student
heeft gedaan. Ook als de student een tekst heeft ingeleverd, is het raadzaam om deze niet eerst te
bespreken maar eerst een stand van zaken op te maken t.o.v. de planning. Hierbij kan men dan wel
ingaan op aspecten zoals: Is het ingeleverde product volgens plan? Zijn er nog niet opgeloste problemen?;
- doorpraten van de problemen en het samen zoeken naar oplossingen: hierbij is het belangrijk dat er
in het gesprek ruimte is voor de student om eigen oplossingen te bedenken en te formuleren. De
docent kan zich in het begin van het gesprek best beperken tot het stellen van open vragen, het
herformuleren en parafraseren van wat de student inbrengt, tot het samenvatten en aangeven van
sterke en zwakke punten, en
- voortgangsplanning: het gesprek wordt afgesloten met het vaststellen van de vervolgwerkzaamheden en het maken van een afspraak voor een volgend gesprek.
Presentatiefase
Schrijven van de tekst
- Tijdens deze fase is het belangrijk om actief contact te houden met de student. Het stellen van tussentijdse deadlines en het maken van tussentijdse afspraken maken dit mogelijk. De begeleider kan
expliciet vragen hoe de student het schrijven aanpakt zodat hij reflecteert over hun aanpak en desnoods een andere aanpak kan proberen (zie steekkaart ‘Metacognitie’).
- Tijdens opeenvolgende besprekingen liggen verschillende versies van de teksten voor. De feedback
hierop kan schriftelijk worden gegeven, in de vorm van opmerkingen in de tekst, maar ook monde-
Deze steekkaart maakt deel uit van het boek "Steekkaarten doceerpraktijk" van Mieke Clement en Lies Laga (Eds.),
uitgegeven door Garant.
ling (zie ook steekkaart ‘Papers’). Dit laatste is met name voor inhoudelijke opmerkingen aangewezen.
- Als studenten zich kunnen voorbereiden op de bespreking kan deze vlotter verlopen. Je kan de
voorbereiding bevorderen door aan te geven wat je wil bespreken met de student.
Beoordeling
- Tijdens het werken aan de masterproef krijgt de student feedback, zowel over zijn manier van werken als over de voorlopige producten die hij aflevert. De uiteindelijke score voor de masterproef
slaat idealiter zowel op het proces als op het (de) afgeleverde product(en). Zowel voor de beoordeling van het proces als van het product moet de opleiding criteria uitwerken.
- Zowel de wijze waarop de score wordt toegekend als de criteria die worden gehanteerd om het
werkstuk te beoordelen, moeten transparant zijn naar studenten toe. Studenten moeten weten welk
gewicht wordt toegekend aan elk van de beoordelingscomponenten die worden onderscheiden. Ook
moeten studenten inzage hebben in de beoordelingen die aan de basis liggen van de uiteindelijke
score. Een kernachtige schriftelijke rapportering hierover maakt dit mogelijk.
Aanbevelingen en valkuilen
In sommige gevallen moet de begeleider een student overtuigen om een andere methode te hanteren.
Enkele tips hierbij zijn:
- Verwijzingen naar gezaghebbende literatuur zijn effectief om de student het belang van de vooropgestelde aanpak te doen inzien.
- Sommige studenten willen te veel doen. Ze hebben het moeilijk om hun opzet beperkt te houden.
Dit kan men opvangen door de student de opzet gedetailleerd te laten uitwerken m.i.v. het opmaken
van een tijdsplanning. Een confrontatie met de tijdsinschatting van de begeleider helpt de student
meestal om de ambities bij te stellen.
- Als studenten om methodologische redenen een andere opzet willen dan de begeleider dan kan je
de studenten vragen om beide methodologische aanpakken te vergelijken en de keuze op papier te
verantwoorden.
Als een masterproef mee wordt begeleid door assistenten is het noodzakelijk om op regelmatige tijdstippen met de assistenten na te gaan hoe de begeleiding van de student loopt bij de verschillende
betrokkenen.
Gebruik van een digitaal leerplatform
Hieronder worden enkele voorbeelden gegeven van hoe een digitaal leerplatform kan worden ingezet
bij de begeleiding van de masterproef:
- bieden van een overzicht van mogelijke onderwerpen;
- opnemen van document met facultaire afspraken omtrent de masterproef. Deze kunnen betrekking
hebben op de vorm en kwaliteitsvereisten waaraan de masterproef moet voldoen. Tevens kan
worden geëxpliciteerd welke verwachtingen de faculteit heeft ten aanzien van de inbreng van de
begeleider en van de student, en de structurering en timing van de werkzaamheden;
- indienen van voorlopige tussenproducten;
- feedback op voorlopige tussenproducten;
- opzetten discussiefora waarin praktische/inhoudelijke vragen i.v.m. de masterproef aan bod komen;
- …
Deze steekkaart maakt deel uit van het boek "Steekkaarten doceerpraktijk" van Mieke Clement en Lies Laga (Eds.),
uitgegeven door Garant.
Wil je er meer over weten?
Masterproef. Nota van de Werkgroep meesterproef, 2002.
http://www.kuleuven.be/onderwijs/beleidsinfo/intern/BaMa_nota7.pdf.
Mirande, M.J.A. & Wardenaar, E. (1983). Scriptieproblemen. Utrecht / Antwerpen: Aula.