Belgium Pension outlook Jun 2014 NED

BELGIUM PENSION OUTLOOK
Juni 2014
Naar een evenwichtiger pensioenstelsel
De veroudering van de bevolking en de impact daarvan op de uitgaven voor pensioenen en
gezondheidszorg worden al meer dan 20 jaar aangekondigd als één van de grootste toekomstige
uitdagingen voor onze economie. Al in de eerste helft van de jaren 90 dook daarover een eerste golf
ernstige analyses op (voor België o.a. door het Planbureau). De conclusie was daarbij steevast dat de
uitdaging enorm was, maar haalbaar als we maar op tijd onze voorzorgen begonnen te nemen. Een telkens
terugkerend punt daarbij was dat de vergrijzing in België pas echt volop zou gaan toeslaan vanaf 2010…
Ondanks die waarschuwingen ging de beleidsaandacht de voorbije jaren toch vooral uit naar andere
dingen. Er werden wel wat maatregelen genomen, met als belangrijkste de geleidelijke verhoging van de
pensioenleeftijd voor vrouwen vanaf 1997 en het Generatiepact van 2005, maar een grondige aanpak van
de eindeloopbaanproblematiek bleef uit. De huidige minister ging op dat elan door met een aantal
beperkte ingrepen en de oprichting van een ‘Commissie Pensioenhervorming 2020-2040’. En ook in de
huidige verkiezingscampagne is de problematiek niet echt een belangrijk thema. De Commissie komt
immers pas na de verkiezingen met conclusies. Nochtans wordt de impact van de vergrijzing op de
overheidsuitgaven stilaan duidelijk. Zo zitten de uitgaven voor pensioenen duidelijk in de lift: nadat die zo’n
25 jaar vrij stabiel rond 8,5% van het BBP bleven hangen, klommen die sinds 2007 naar 10,1%. Een echt
antwoord op de vergrijzingsuitdaging dringt zich meer en meer op.
Macro Research Contact
Bart Van Craeynest | Chief Economist |+ 32 2 229 62 32 | [email protected]
1|9
Discover our website at www.petercam.com
Follow our blog posts at insights.petercam.com
Check our funds performances at funds.petercam.com
Het wettelijk pensioen in België is laag
Het Belgische pensioenstelsel bestaat uit drie pijlers: het wettelijk pensioen, gefinancierd via repartitie, en
twee bijkomende pijlers waarbij via kapitalisatie pensioenreserves opgebouwd worden via de werkgever
(2e pijler) of individueel (3e pijler). De aanvullende pijlers wonnen de voorbije jaren aan belang, maar
Belgische gepensioneerden blijven toch vooral afhankelijk van de overheid. Daarnaast valt vooral op dat de
pensioenen in België vrij laag zijn (vooral in vergelijking met het inkomen van de rest van de bevolking). Dat
wordt bevestigd door verschillende statistieken:
• Het mediaan beschikbare inkomen van 65-plussers bedraagt 74% van het inkomen van de min-65jarigen.
• Het mediaan bruto-pensioen van de 65- tot 74-jarigen bedraagt 47% van het mediaan inkomen in
de categorie 50-59 jaar.
• Het netto-pensioen van iemand die 1,5 keer het gemiddeld inkomen verdient, bedraagt 45% van
het gemiddelde inkomen over zijn/haar loopbaan, voor een normaal loopbaantraject (met stijgend
inkomen volgens anciënniteit) betekent dat 37% van het inkomen op het einde van de loopbaan.
Macro Research Contact
Bart Van Craeynest | Chief Economist |+ 32 2 229 62 32 | [email protected]
2|9
Discover our website at www.petercam.com
Follow our blog posts at insights.petercam.com
Check our funds performances at funds.petercam.com
Uit de betalingen van de Pensioendienst voor de Overheidssector en de Rijksdienst voor Pensioenen blijkt
dat het gemiddeld maandelijks uitbetaalde brutobedrag voor rustpensioen (overlevingspensioenen liggen
doorgaans lager) in 2013 voor ambtenaren 2349 euro bedroeg, voor werknemers 1177 euro en voor
zelfstandigen 791 euro, telkens voor een zuivere loopbaan binnen de beschouwde categorie. Dit zijn
gemiddelde bedragen o.a. met verschillende duur van de voorafgaande loopbaan (voor een volledige
loopbaan liggen de bedragen hoger). Van alle huidige pensioenen (rust en overleving) voor een zuivere
loopbaan binnen het werknemersstatuut ligt 2/3e van de brutobedragen tussen 1000 en 2000 euro per
maand (nog eens 27% ligt lager dan 1000 euro, waarbij een onvolledige loopbaan een belangrijke factor is).
Bovendien bestaat er voor werknemers een de facto maximumpensioen door de huidige
pensioenberekening. Het pensioen wordt berekend op basis van het brutoloon. Voor elk gewerkt jaar levert
het brutoloon 1/45ste van de pensioenrechten op (m.a.w. een loopbaan van 45 jaar levert een volledig
pensioen op). Per jaar is er evenwel een plafond voor het loon dat in rekening gebracht wordt voor het
pensioen. Als het loon hoger ligt dan dat plafond, levert het extra loon geen bijkomende pensioenrechten
op (terwijl er geen plafond is voor de te betalen bijdragen). Iemand die doorheen de loopbaan elk jaar een
brutoloon had dat minstens even hoog was als het loonplafond komt de facto uit op het
maximumpensioen. Dat maximumpensioen bedraagt vandaag 2723 euro per maand voor een gezinshoofd,
2179 euro voor een alleenstaande.
Macro Research Contact
Bart Van Craeynest | Chief Economist |+ 32 2 229 62 32 | [email protected]
3|9
Discover our website at www.petercam.com
Follow our blog posts at insights.petercam.com
Check our funds performances at funds.petercam.com
Het loonplafond ligt in België trouwens vrij laag. Voor 2013 bedroeg dat 52761 euro op jaarbasis, of 111%
van het gemiddelde jaarloon. België is daarmee bij de laagste van de industrielanden die gelijkaardige
loonplafonds in hun pensioenberekening hebben. Dat impliceert dat voor heel wat werknemers de link
tussen het loon, en dus ook de bijdragen, en het uiteindelijke pensioen losser wordt, en het pensioen voor
velen eigenlijk afglijdt naar een basispensioen.
Blijft het wettelijk pensioen betaalbaar?
De vergrijzingsuitdaging is in belangrijke mate gelinkt aan de babyboom-generatie die na de Tweede
Wereldoorlog zorgde voor een verdikking in de bevolkingspiramide. Die generatie zorgde mee voor een
boost in de economie toen ze in de jaren 60 en 70 actief werd. De economische groei werd toen
gedeeltelijk gebruikt om de sociale welvaartsstaat uit te bouwen. Zo werd o.a. toegelaten dat de
pensioenduur opliep doordat de effectieve pensioenleeftijd de stijging van de levensverwachting niet
volgde. Zo klom de verwachte duur van het pensioen van 12,7 jaar in 1970 naar 22 jaar vandaag.
Ondertussen zijn we aanbeland bij de periode waarin de eerdere demografische bonus omslaat in een
demografische kost. De recentste analyse van de Europese Commissie geeft aan dat de overheidsuitgaven
voor pensioenen in 2060 elk jaar 5,6% van het BBP hoger zullen liggen dan het niveau van 2010. In euro’s
van vandaag komt dat neer op 22 miljard. Rekening houdend met gezondheids- en andere zorg, onderwijs
en werkloosheid zou de vergrijzing de jaarlijkse overheidsuitgaven tegen 2060 zelfs 9,1% van het BBP of
zo’n 36 miljard euro hoger duwen (in euro’s van vandaag).
Er zijn verschillende mogelijkheden om deze extra uitgaven op te vangen:
•
•
Extra inkomsten: de totale belastingdruk bedraagt vandaag 46% van het BBP, om een extra 9,1%
van het BBP op te halen zou een verhoging van alle belastingen met 1/5e vereist zijn. Dat zou de
totale overheidsinkomsten (incl. niet-fiscale inkomsten) boven 60% van het BBP tillen. Het is weinig
waarschijnlijk dat onze economie dat aankan.
Financiële buffers: de overheid had een buffer kunnen opbouwen onder de vorm van een primair
overschot en had dan vanuit een geleidelijke afbouw van dat overschot de extra uitgaven kunnen
financieren. De Belgische overheid had in 2001 een overschot van 6,8% van het BBP opgebouwd,
Macro Research Contact
Bart Van Craeynest | Chief Economist |+ 32 2 229 62 32 | [email protected]
4|9
Discover our website at www.petercam.com
Follow our blog posts at insights.petercam.com
Check our funds performances at funds.petercam.com
•
•
•
maar dat is ondertussen volledig opgebruikt. En aangezien de vergrijzing ondertussen al aan het
spelen is, zit het er allicht niet meer in om een nieuwe buffer op te bouwen.
Lagere uitkeringen: een op papier makkelijke manier om de toekomstige extra uitgaven terug te
schroeven, ligt in een verlaging van de pensioenbeloftes. Gezien het al vrij lage wettelijke pensioen
ligt dat in de praktijk moeilijker. Toch zijn er in het relatief genereuze ambtenarenpensioen
mogelijkheden op dat vlak. Het ambtenarenpensioen geleidelijk afstemmen op het
werknemersstatuut zou de forse stijging in de uitgaven voor ambtenarenpensioenen (van 2,8% van
het BBP in 2005 naar 3,8% in 2013) gevoelig kunnen afremmen.
Andere besparingen: de overheidsuitgaven die niet beïnvloed worden door de vergrijzing bedragen
vandaag zo’n 20% van het BBP. De financieringsruimte vanuit besparingen in deze categorie zijn
dan ook beperkt. Daartegenover staat dat de lopende primaire overheidsuitgaven excl. pensioenen
de voorbije jaren spectaculair toegenomen zijn van nog 31% van het BBP in 2000 tot 38% vandaag.
Met een, weliswaar moeilijke, terugkeer naar het uitgavenniveau van 2000 zou een belangrijk deel
van de pensioenuitdaging opgevangen kunnen worden.
Langer werken: de wettelijke pensioenleeftijd is 65 jaar, maar de gemiddelde effectieve
pensioenleeftijd is voor mannen 59,6 jaar en voor vrouwen 58,7 jaar. Het opkrikken van de
effectieve pensioenleeftijd naar de wettelijke pensioenleeftijd zou bijdragen om de uitgavenstijging
door de vergrijzing te compenseren. Dat kan door de pensioenrechten actuarieel neutraal te
maken. Daarbij worden de financiële implicaties van de beslissing om vroeger te stoppen met
werken (minder bijdragen, meer uitkeringen) volledig verrekend in de pensioenrechten. Op die
manier wordt vroeger stoppen niet langer financieel aangemoedigd door de overheid (wat vandaag
wel het geval is), maar een beslissing waarvan de financiële implicaties enkel door de betrokkene
gedragen worden. Daarnaast moet veel meer geïnvesteerd worden in levenslang leren en moet de
link loon-anciënniteit doorbroken worden.
De uitdaging voor de komende decennia is omvangrijk, ook omdat die meer dan waarschijnlijk zal kaderen
in een klimaat van lage economische groei. Niettemin moet het met een combinatie van bovenstaande
maatregelen mogelijk zijn om het huidige wettelijke pensioen overeind te houden. Daarbij zal het vrijwaren
van de welvaartsvastheid, m.a.w. de pensioenen in lijn met de loongroei laten ontwikkelen, al niet evident
zijn. In elk geval is het weinig waarschijnlijk dat er ruimte zal zijn voor een duidelijke verhoging van de
pensioenen.
Macro Research Contact
Bart Van Craeynest | Chief Economist |+ 32 2 229 62 32 | [email protected]
5|9
Discover our website at www.petercam.com
Follow our blog posts at insights.petercam.com
Check our funds performances at funds.petercam.com
Naar een evenwichtigere financiering van de pensioenen
Pensioenen kunnen op twee manieren gefinancierd worden:
•
•
Via repartitie, waarbij met de bijdragen van de huidige werkenden de uitkeringen van de huidige
gepensioneerden betaald worden.
Via kapitalisatie, waarbij individueel of collectief reserves opgebouwd worden om later de
uitkeringen van de huidige spaarders te betalen.
Beide financieringsvormen hebben hun eigen troeven en zijn gevoelig voor eigen specifieke risico’s.
Repartitie doet het goed in periodes van sterke economische groei, en vooral wanneer de werkende
bevolking fors toeneemt. Dat was vooral het geval in de jaren 60 en 70. Anderzijds heeft zo’n systeem het
moeilijk in periodes van lage economische groei en wanneer de bevolking op actieve leeftijd stagneert of
krimpt. De resultaten van een financiering op basis van kapitalisatie zijn uiteraard vooral afhankelijk van de
dynamiek op de financiële markten. Zo’n systeem is kwetsbaar voor schokken op de financiële markten,
maar biedt anderzijds de mogelijkheid om in te spelen op de groeiperspectieven in de rest van de wereld.
Bovenstaande grafiek illustreert het ‘rendement’ van beide financieringsvormen in de voorbije decennia.
Gezien beide financieringsvormen hun eigen specifieke risico’s en troeven hebben, suggereert een
behouden aanpak dat een gecombineerde financieringsstrategie aangewezen is. Dat werd in België min of
meer erkend met de promotie van de 2e en 3e pensioenpijler die gebaseerd zijn op kapitalisatie, naast de 1e
pijler die gebaseerd is op repartitie. Van een evenwichtige pensioenfinanciering is evenwel nog lang geen
sprake. Belgische gepensioneerden rekenen nog altijd voor meer dan 80% van hun inkomen op de 1e pijler.
Daarnaast blijven de opgebouwde pensioenreserves bescheiden.
Macro Research Contact
Bart Van Craeynest | Chief Economist |+ 32 2 229 62 32 | [email protected]
6|9
Discover our website at www.petercam.com
Follow our blog posts at insights.petercam.com
Check our funds performances at funds.petercam.com
Bovendien zijn de vooruitzichten voor repartitiefinanciering niet meteen rooskleurig. Net als de rest van
Europa staat België voor een langere periode van vrij magere economische groei terwijl de eerdere
demografische bonus meer en meer omslaat in een demografische uitdaging. De vooruitzichten voor
kapitalisatiefinanciering zijn moeilijker in te schatten. Maar in een wereldeconomie die aan een degelijk
tempo blijft groeien (en duidelijk sneller dan de Belgische economie), blijven er doorheen de
kortetermijnschommelingen opportuniteiten om te investeren. Die vooruitzichten en vooral de huidige
onevenwichtige financiering suggereren dat er ruimte is om de kapitalisatiepoot van de Belgische
pensioenfinanciering gevoelig te versterken.
Belgische gezinnen doen dat trouwens vandaag zelf al, maar op een vrij inefficiënte manier. Samen hebben
de Belgische particulieren vandaag een kleine 320 miljard euro (of 83% van het BBP) in allerlei deposito’s.
Het is weinig waarschijnlijk dat dit allemaal bedoeld is als kortetermijnvoorzorgsparen. Op z’n minst
gedeeltelijk is dit een vorm van langetermijnsparen, maar dan wel aan een rendement dat nauwelijks of
niet de inflatie compenseert. De rente op een spaarboekje zakte de voorbije 20 jaar van nog 5,6% in 1993
tot 1,3% vandaag, en bedroeg over de hele periode gemiddeld 3% per jaar. Het gemiddelde rendement van
een pensioenspaarfonds kende in die 20 jaar grote schommelingen, van een winst van 35,3% in 1998 tot
een terugval met 25,8% in 2008. Het gemiddelde jaarrendement over de volledige periode bedroeg 7,1%.
Met een vaste jaarlijkse storting leverde het gemiddelde pensioenspaarfonds ongeacht het startpunt in de
voorbije 20 jaar een extra rendement op in vergelijking met het spaarboekje. Meer dan waarschijnlijk blijft
Macro Research Contact
Bart Van Craeynest | Chief Economist |+ 32 2 229 62 32 | [email protected]
7|9
Discover our website at www.petercam.com
Follow our blog posts at insights.petercam.com
Check our funds performances at funds.petercam.com
dat ook in de toekomst zo, zeker gezien het pensioensparen eigenlijk over de volledige carrière gespreid
zou moeten worden. De lange beleggingshorizon en opbouwperiode beperkt immers de impact van de
volatiliteit op korte termijn. In die zin zou het efficiënter zijn om een deel van de deposito’s richting echte
langetermijnspaarproducten te sturen. Dat zou het pensioenstelsel versterken en levert ook een hoger
rendement op dat op langere termijn een enorm verschil kan betekenen. Inspanningen van de overheid om
de kapitalisatiepijlers uit te breiden, hebben in het verleden hun nut al bewezen. Vandaag bouwen 75% van
de werknemers en 45% van de zelfstandigen een aanvullend pensioen op via de 2e pijler. En ook het fiscale
voordeel voor pensioensparen resulteerde in een brede deelname aan de 3e pijler. Gezien het nog altijd
beperkte aandeel van kapitalisatie in de pensioenfinanciering, kan de overheid best werk maken van een
uitbreiding van haar inspanningen op dit vlak.
Een evenwichtiger pensioenstelsel
De veroudering van de bevolking plaatst de Belgische overheid voor een enorme uitdaging. De vrij
bescheiden inspanningen om onze economie en sociale zekerheid op die uitdaging voor te bereiden,
suggereren evenwel dat die uitdaging nog altijd onderschat wordt. Nu de vergrijzing echt begint toe te
slaan, is het voor de volgende regering dringend tijd om werk te maken van een duurzamer
pensioenstelsel:
1. Erken de realiteit dat het wettelijke pensioen voor velen afglijdt naar een relatief bescheiden
basispensioen, en dat het weinig realistisch is om te hopen dat er de komende decennia voldoende
middelen zullen zijn om daar wezenlijk verandering in te brengen.
2. Het Belgische pensioenstelsel blijft te veel gebaseerd op financiering via repartitie, ondanks de
moeilijke vooruitzichten voor die financieringsvorm. Kapitalisatiefinanciering blijft ondertussen
onderbenut.
3. De noodzakelijke uitbreiding van de pensioenrechten ter aanvulling van het wettelijke
basispensioen kan best via de aanvullende pijlers gebaseerd op kapitalisatie gebeuren, waarbij
deelname door iedereen aangemoedigd wordt (en dit meer dan vandaag het geval is).
Voor meer info, contacteer:
Hugo Lasat | Partner – Voorzitter Management Board Petercam IAM
[email protected]|
| + 32 2 229 66 52 |+ 32 476 90 38 74
Bart Van Craeynest | Hoofdeconoom
[email protected]|
| + 32 2 229 62 32 |+ 32 484 69 81 79 |Twitter @BVanCraeynest
Macro Research Contact
Bart Van Craeynest | Chief Economist |+ 32 2 229 62 32 | [email protected]
8|9
Discover our website at www.petercam.com
Follow our blog posts at insights.petercam.com
Check our funds performances at funds.petercam.com