ANLU Nieuwsbrief juli 2014 ACADEMISCH NETWERK LOGOPEDIE UTRECHT Inhoud: Capita Selecta Lezing Paul Leseman op 19 september Lector Ellen Gerrits bijzonder hoogleraar Logopediewetenschap Ellen Gerrits in IALP bestuur Promotie Rob Zwitserlood Nieuws van Logopedie Hogeschool Utrecht Docent Mark Pertijs cum laude afgestudeerd bij Logopediewetenschap Docent Mariëtta Aprea cum laude afgestudeerd bij Logopediewetenschap Verslag Dag van de Logopediewetenschap Selma de Wit over onderzoek Samenwerkingsverband tussen Hogeschool Utrecht, Universitair Medisch Centrum en Universiteit Utrecht Capita Selecta Lezing Paul Leseman In het kader van de Capita Selecta van het ANLU wordt op vrijdag 19 september een vervolg gegeven aan de lezingencyclus over logopedische onderwerpen. Het ANLU (voorheen Kamer Logopedie) nodigt u van harte uit aanwezig te zijn bij de voordracht van Paul Leseman, Hoogleraar orthopedagogiek aan de Universiteit Utrecht over taalontwikkeling en meertaligheid De lezing vindt plaats op 19 september 2014 van 15.30 – 17.00 uur Hogeschool Utrecht Faculteit Gezondheidszorg Bolognalaan 101, Utrecht De lezing is gratis. U ontvangt een bewijs van deelname. Aantal studiebelastingsuren: 2 Aanmelden kan tot 12 september. Prof dr Paul Leseman is hoogleraar orthopedagogiek aan de Universiteit Utrecht. Hij geeft leiding aan het universiteitsbrede, interdisciplinaire onderzoeksstimuleringsgebied Educational and Learning Sciences. Publicaties betreffen onder meer vroege taalontwikkeling en meertaligheid, ontluikende geletterdheid en gecijferdheid, ontwikkeling van executieve functies en zelfregulatie en effecten van voor- en vroegschoolse interventieprogramma’s. Taalontwikkeling, meertaligheid en het belang van goed taalaanbod In de taalwetenschap is onder invloed van het dominante UG (Universal Grammar, red.) paradigma van oudsher weinig aandacht besteed aan de rol van taalaanbod in de vroege taalontwikkeling. Met de opkomst van nieuwe benaderingen zoals de constructie-grammatica theorie en verwante theorieën over verwerving van taal op basis van statistisch leren, is er hernieuwde belangstelling voor de kwantiteit, kwaliteit en variatie van het taalaanbod waaraan opgroeiende kinderen worden blootgesteld. Ook in de praktijk van taalscreening en logopedie winnen deze inzichten snel terrein en openen ze nieuwe mogelijkheden om dreigende taalontwikkelingsachterstanden op te sporen en te remediëren. Deze ontwikkelingen zijn vooral van belang in het licht van de groeiende taaldiversiteit. Meertaligheid gaat gepaard met complexe situaties van taalaanbod, waarbij de beschikbare tijd in een gezin verdeeld moet worden over twee of meer talen (minder kwantiteit per taal), de opvoeders native speakers zijn van de ene, maar minder beheersing hebben van de andere taal (lagere kwaliteit van het aanbod in de andere taal) en waarin de eerste taal vaak beperkt gebruikt wordt voor alledaagse conversaties, terwijl de tweede taal wordt ingezet bij voor cognitief-complexe conversaties (minder synergie tussen de talen). Een goed (meertalig) taalaanbod is essentieel om taalontwikkelingsachterstanden te voorkomen en vraagt om creatieve oplossingen die berusten op nauwe samenwerking tussen opvoeders en centra voor vroege opvang en educatie. Er is overtuigend bewijs dat taalprogramma’s in centra een rol kunnen spelen bij het voorkomen van taalontwikkelingsachterstand en er zijn goede voorbeelden van samenwerking tussen ouders en centra om de meertalige ontwikkeling te ondersteunen. Lector Ellen Gerrits hoogleraar Logopediewetenschap De Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF) heeft dr. Ellen Gerrits benoemd tot bijzonder hoogleraar op de bijzondere leerstoel Logopediewetenschap, welke is ingesteld bij de faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit Utrecht. Van 1991 tot 2002 werd de NVLF leerstoel bekleed door prof. dr. Philippe Dejonckere, KNO-arts. Ellen Gerrits is de eerste logopedist op deze functie. Met het instellen van deze bijzondere leerstoel geeft de NVLF een belangrijke impuls aan het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek binnen de logopedie. De resultaten zullen ten goede komen aan de kwaliteit van de logopedie, met als centrale doel het verbeteren van de zorg aan cliënten en patiënten. Het onderzoeksprogramma zal zich richten op professionalisering van de logopedie, met name op spraak- en taalstoornissen. De benoeming gaat in op 1 september 2014 voor de duur van vijf jaar en heeft een omvang van 0,2 fte. Synergie UU en HU De inbedding van de leerstoel in de faculteit Geesteswetenschappen (Taalwetenschap) reikt technieken en normatieve gegevens aan waarmee benchmarking van interventies kan plaatsvinden. Door nauwe samenwerking van de bijzondere leerstoel Logopediewetenschap aan de universiteit en het lectoraat Logopedie van de hogeschool Utrecht ontstaat in Utrecht een synergie van toepassingsgericht onderzoek en theoretisch gemotiveerd klinisch onderzoek. De vruchten van die synergie moeten ten goede komen aan patiënten het logopedisch werkveld en de opleiding logopedie. De verbinding tussen de leerstoel, het lectoraat en de beroepspraktijk, in het bijzonder de Koninklijke Auris Groep, zorgt voor effectieve kennistransfer en vertaling van hoogwaardige onderzoeksresultaten naar het dagelijks logopedisch handelen. Evidence-based logopedie De ontwikkeling van klinische richtlijnen, van instrumenten en methodieken, en het meten van doelmatigheid en effectiviteit van interventies zullen een vlucht krijgen door de plaats van de leerstoel. Het beroep van logopedist wordt door de toepassing van nieuwe inzichten in de behandeling verder geprofessionaliseerd. Het evidence-based logopedisch handelen zal hierdoor toenemen. Master Logopediewetenschap Als hoogleraar zal Ellen Gerrits ook verantwoordelijk zijn voor het onderwijs van de master Logopediewetenschap dat in samenwerking met de faculteit Geesteswetenschappen, Klinische Gezondheidswetenschappen en de afdeling Keel-, Neus- en Oorheelkunde van het UMC Utrecht wordt vormgegeven. Het tijdstip van de inauguratie zal op een later moment bekendgemaakt worden. Ellen Gerrits in IALP bestuur Ellen Gerrits is tijdens de ledenvergadering van het International Association for Logopedics and Phoniatrics (IALP) verkozen tot bestuurslid. De ledenvergadering vond plaats tijdens het 29e congres van IALP in Turijn, augustus 2013. Gerrits werd voorgedragen door de NVLF. Het IALP organiseert congressen en symposia en publiceert het tijdschrift Folia Phoniatrica et Logopaedica. Rob Zwitserlood op 2 juni gepromoveerd In zijn proefschrift Language growth in Dutch school-age children with specific language impairment, toont Rob Zwitserlood aan dat kinderen met een taalontwikkelingsstoornis (TOS) hun grammaticale vaardigheden blijven ontwikkelen. De zinsbouw van oudere kinderen met een TOS verbeterde wanneer zij taalregels expliciet aangeleerd kregen. Dit betekent dat oudere kinderen met een TOS nog steeds baat kunnen hebben bij taaltraining. Rob Zwitserlood heeft de grammaticale ontwikkeling van kinderen met een TOS tussen 6 en 10 jaar onderzocht. Dit heeft hij gedaan door hun verhalen, uitgelokt met de TAK Verteltaken, te analyseren op grammaticale complexiteit en correctheid. Bij de oudere kinderen met een TOS is ook de vloeiendheid van de spraak onderzocht: hoe vaak herhaalden de kinderen woorden, hoe vaak pauzeerden zij en hoe vaak verbeterden ze zichzelf? De gegevens van kinderen met een TOS werden vergeleken met twee controlegroepen met een normale taalontwikkeling: leeftijdsgenootjes en jongere kinderen met dezelfde taalleeftijd. De kinderen in de laatste groep waren gemiddeld twee jaar jonger dan de kinderen met een TOS. Resultaten De resultaten lieten onder meer zien dat kinderen met een TOS in verhouding minder relatieve bijzinnen gebruiken (‘Het meisje dat daar loopt, is een vriendin van mijn zus’) dan kinderen met een normale taalontwikkeling. Ook maakten kinderen met een TOS veel meer grammaticale fouten dan beide controlegroepen met een normale taalontwikkeling. De kinderen met een TOS maakten meer grammaticale fouten dan verwacht op basis van hun woordenschat en taalbegrip. Dit duidt erop dat de verschillende taalvaardigheden zich bij kinderen met een TOS asynchroon ontwikkelen. Daarnaast waren de kinderen met een TOS minder vloeiend (meer pauzes en herhalingen) dan beide controlegroepen. Het verschil met de groep van dezelfde taalleeftijd was kleiner dan het verschil met de groep van dezelfde kalenderleeftijd. Deze resultaten wijzen erop dat onvloeiendheden in de spraak meer verband houden met het niveau van taalvaardigheid dan met de leeftijd. Het aantal zelfverbeteringen verschilde niet tussen de groepen, wat suggereert dat de kinderen met een TOS niet afwijken van kinderen met een normale taalontwikkeling in het kunnen monitoren van hun spraak. Effect van meta linguïstische taaltraining Op basis van het gevonden grammaticaal ontwikkelingsprofiel van de kinderen met een TOS, is een pilotstudie uitgevoerd naar de effectiviteit van meta linguïstische taaltraining. Bij deze taaltraining leerden de kinderen met een TOS grammaticale regels expliciet aan en werd er veel gebruik gemaakt van visuele ondersteuning. Daarnaast werden ook de motorische en tactiele/kinesthetische modaliteiten ingeschakeld. In de pilotstudie werden relatieve bijzinnen aangeleerd aan kinderen met een TOS van tien jaar en ouder. Een korte interventie van vijf weken met in totaal vijf uur training zorgde voor een verbetering van de productie van deze zinsconstructies. De vooruitgang was drie maanden later nog steeds aantoonbaar. Deze resultaten ondersteunen het bewijs uit andere interventiestudies dat grammaticale problemen van oudere kinderen met een TOS effectief behandeld kunnen worden met een meta linguïstische aanpak. Het proefschrift is te vinden op LOT publications. Nieuws van Logopedie Hogeschool Utrecht Accreditatie Op 12 maart is de opleiding logopedie van de Hogeschool Utrecht (HU) gevisiteerd ten behoeve van haar externe accreditatie. Het was een intensieve dag waarop management, docenten, studenten en collega’s uit het werkveld zijn bevraagd. Ook heeft het panel aan enkele lessen deelgenomen en nauwkeurig onder andere studentproducten (scripties) bestudeerd. Aan het eind van de dag gaf het panel een mondelinge terugrapportage. Het panel was van mening een goed onderbouwde, methodisch verantwoorde opleiding aan te treffen. Op alle 3 standaarden (1. Beoogde eindkwalificaties, 2. Onderwijsleeromgeving, 3. Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties), vond het panel dat de opleiding ruimschoots voldoet aan alle eisen en gaf zij het oordeel GOED! De bevlogenheid en kwaliteit van het team, de kliniek, de verbinding met het lectoraat, het nieuwe curriculum, de aansluiting op de actuele ontwikkelingen en het eindniveau werden in het bijzonder gewaardeerd. Tevens zag het panel mogelijkheden voor een intensivering van de relatie met het werkveld, het sterker uitdragen van internationale oriëntatie en de voortzetting van de goede samenwerking tussen de logopedieopleidingen onderling. Premaster De honourscommissie van de Faculteit Gezondheidszorg heeft vastgesteld dat de premaster gezondheidswetenschappen (KGW) op basis van niveau en uitdaging leidt tot een aantekening van excellentie met betrekking tot “Vakbekwame reflectieve professional” en “Passie, visie en gedrevenheid”. Eventueel kan ook op het onderwerp “Innovatie en Disseminatie” een aantekening worden verworven met deze minor. Effect behandeling jonge stotterende kinderen: Groot. Op dit onderwerp is HU-docent Mark Pertijs onlangs cum laude als Logopediewetenschapper afgestudeerd bij de Universiteit Utrecht. Het effect van de behandeling van jonge stotterende kinderen was het onderwerp van de master’s thesis waarop Mark Pertijs cum laude afstudeerde aan de opleiding MSc Logopediewetenschap. Het afstudeerproject werd uitgevoerd in het kader van de evidence-based richtlijn stotteren. Deze richtlijn wordt, onder begeleiding van het instituut voor kwaliteitszorg CBO, in opdracht van de Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie, de Nederlandse Vereniging Stottertherapie en patiëntenvereniging Demosthenes ontwikkeld. In Nederland worden de meeste stotterende kinderen behandeld volgens het Demands and Capacities Model of met het Lidcombe Programma. Mark vergeleek het behandeleffect van beide methoden. De resultaten van zijn onderzoek vormen de wetenschappelijke onderbouwing van de richtlijnaanbeveling voor de behandeling van stotterende kinderen tot zes jaar. “Het uitvoeren van een dergelijk onderzoek is te vergelijken met het schrijven van een systematische review van randomized controlled trial’s met meta-analyses.” legt Mark uit. De conclusie dat het behandeleffect van het Lidcombe Programma groot is in vergelijking met niet behandelen, is uniek. Het Lidcombe Programma is de eerste behandelmethode waarvan met een behoorlijke mate van zekerheid kan worden gesteld dat deze methode effectief is in het verminderen van het percentage gestotterde lettergrepen. Wanneer vervolgens het effect van het Lidcombe Programma wordt vergeleken met het effect van het Demands and Capacities Model kan met een beperkte mate van zekerheid worden gesteld dat verschil in behandeleffect tussen beide methoden niet wordt aangetoond. De verwachting is dat op korte termijn met meer zekerheid wordt aangetoond dat beide methoden nagenoeg even effectief zijn. Het afstudeerproject van Mark Pertijs is een goed voorbeeld van hoe Logopediewetenschap bijdraagt aan de verbetering van de kwaliteit van het logopedisch handelen in de praktijk. "Dysphonia: A study on influences on voice quality after voice therapy" Dit is het onderwerp waarop HU-docent Marietta Aprea onlangs cum laude als Logopediewetenschapper is afgestudeerd bij de Universiteit Utrecht. Tussen 1 maart 2013 en januari 2014 deden 19 logopedisten en 68 patiënten mee aan onderzoek naar prognostiek bij stemstoornissen. Met behulp van geluidsfragmenten, waardeoordelen over stemkwaliteit en vragenlijsten was Marietta in staat de stemkwaliteit na een aantal logopedische sessies te vergelijken met de stemkwaliteit voorafgaand aan de behandeling. Met behulp van deze waardeoordelen over de stemkwaliteit, de stimuleerbaarheid van de stemkwaliteit (naar aanleiding van de proefbehandeling) en drie vragenlijstjes (m.b.t. psychosociale lijdensdruk, locus of control en vermoeidheid) heeft zij onderzocht of het verschil in stemkwaliteit te verklaren was. Het doel van deze studie was om te testen of en in welke mate klinische en psychologische maten de stemkwaliteit na (deel van) de logopedische therapie konden verklaren. Zij constateerde dat de belangrijkste factor hierin de stemkwaliteit voor aanvang van de therapie was en stelde slechts in geringe mate een invloed van overige factoren vast. De stemkwaliteit van de gesproken zinnen kon na (een deel van) de therapie zeer goed verklaard worden vanuit de stemkwaliteit bij aanvang van de therapie, evenals de vaardigheid van de patiënt om het verschil in stemkwaliteit voor en na de proefbehandeling te duiden. Bij de aangehouden vocaal kon vooral de stemkwaliteit na (een deel van) de therapie goed verklaard worden vanuit de stemkwaliteit bij aanvang van de therapie en de vaardigheid van de patiënt om zijn stemfunctie aan te passen tijdens de proefbehandeling; het bleek dat de patiënten met de meest gestoorde stemkwaliteit bij aanvang van de therapie en die het minst in staat waren hun stemgeving te veranderen tijdens de proefbehandeling het minste baat hadden van de logopedische sessies. Hierbij is uiteraard alleen de stemkwaliteit als uitgangspunt genomen. De psychosociale lijdensdruk, locus of control en vermoeidheid bleken geen verklaring te bieden voor de stemkwaliteit voor en na (een deel van) de behandeling. Verslag van de Dag van de Logopediewetenschap 2014 worden aan deze kinderen en hun omgeving. Door Gerda Bruinsma Op 24 mei was de jaarlijkse Dag van de Logopediewetenschap. Deze dag is bedoeld om kennis vanuit de logopediewetenschap te delen met geïnteresseerden uit de logopedische praktijk. Het programma van de goed bezochte editie van 2014 was gevarieerd. De sprekers waren allen logopediewetenschappers. Drie van hen zijn net afgestudeerd en kregen de gelegenheid over hun master’s thesis te vertellen. De twee andere sprekers zijn geruime tijd geleden afgestudeerd en inmiddels gepromoveerd. Zij vertelden over hun promotieonderzoek. De deelnemers vormden een gemêleerd gezelschap van logopedisten, logopediewetenschappers, studenten logopediewetenschap, studenten logopedie en klinisch linguïsten. Ook de staf van de opleiding logopediewetenschap was grotendeels aanwezig. De sprekers vertelden enthousiast en boeiend over hun onderzoek. Er was niet altijd tijd voor vragen, maar in de koffiepauze en tijdens de lunch was er voldoende gelegenheid om na te praten met de sprekers, bij te praten met bekenden en nieuwe contacten te leggen. Het programma duurde tot en met de lunch. Daarna ging iedereen geïnspireerd huiswaarts om van het weekend genieten. Hieronder volgt een kort verslag van alle lezingen. Hand-outs zijn te vinden via de Facebook pagina van de Alumnivereniging Logopediewetenschap, Dysfagie bij kinderen Lenie van den Engel is in 2013 gepromoveerd op onderzoek naar slikproblemen bij kinderen met neuromusculaire aandoeningen (NMA). In haar werk op de afdeling kinderrevalidatie van het Radboud UMC zag zij kinderen met slikproblemen. Dat leidde tot de klinische vraag welke adviezen met betrekking tot veilig en efficiënt eten het best gegeven kunnen Die klinische vraag staat centraal in het hele onderzoek. In een casestudy bij een kind met spinale spierdystrofie constateerde Lenie verschillen met de slikproblemen van kinderen met een cerebrale parese (CP). Dat leidde tot uitgebreider onderzoek naar de verschillende aspecten van het slikken bij kinderen met CP, kinderen met NMA en gezonde proefpersonen. Door de onderliggende mechanismen van het slikken te bestuderen, kunnen gefundeerde adviezen gegeven worden. Dit wordt ook wel ‘mechanism-based practice’ genoemd. Bij twee patiëntengroepen met NMA werd het slikken nader bekeken, een groep kinderen met spinale musculaire atrofie en een groep met de ziekte van Duchenne. Ook hier was het leren begrijpen van het onderliggende mechanisme belangrijk. Omdat spierziekten bij kinderen progressief zijn, is bij een grotere groep patiënten met Duchenne het slikken in verschillende fasen van de ziekte onderzocht. Het onderzoek heeft geleid tot de volgende antwoorden op de klinische vraag welke adviezen ten aanzien van eten en drinken gegeven kunnen worden bij kinderen met progressieve spierziekten: Houding aanpassen bij spinale spierdystrofie Voedsel niet indikken bij verslikken Water drinken om het mond- en keelgebied te schonen, tijdens en na de maaltijd Zachte voeding of drinkvoeding geven Communicatie via scherm Anke Bekkenutte heeft onlangs haar masterdiploma Logopediewetenschap ontvangen. Zij werkt als logopedist op de naschoolse groepsbehandeling van Kentalis in Vught. Anke heeft onderzoek gedaan naar een vorm van taaltherapie waarbij kind en therapeut elkaar niet kunnen zien, omdat er een scherm tussen hen in staat. Kind en therapeut verwoorden situaties die ze op foto's zien en bouwen de opstelling na met concreet materiaal. Het kind moet situaties zo duidelijk beschrijven, dat de uitleg zonder visuele ondersteuning te begrijpen is. Na elke opdracht krijgt het kind visuele feedback, doordat het ziet wat er verkeerd is gegaan bij het neerzetten van de opstelling. De therapeut geeft daarbij auditieve feedback. Samen met Francis van Tilburg heeft Anke een protocol geschreven voor negen behandelingen met Communicatie via scherm. Anke onderzocht of bij kinderen met S-TOS voor en na een interventieperiode volgens dit protocol verschil gemeten kan worden in de meta linguïstische vaardigheden. De kinderen gebruikten de strategie zelfcorrectie significant vaker na de interventie. Verschillen in sturend gedrag van de volwassene konden niet aangetoond worden. De woordproductie en het gebruik van de argumentstructuur waren significant gegroeid na de therapie. De grammaticaliteit van de uitingen was bij de meeste kinderen verbeterd. Deze resultaten zijn veelbelovend. Het is echter nog onduidelijk wat precies de bijdrage van het werken met een scherm is. Richtlijn stotteren Mark Pertijs is recent afgestudeerd als logopediewetenschapper. Mark is logopedist in een eigen praktijk, docent aan Hogeschool Utrecht en staflid van de European Clinical Specialization in Fluency Disorders. Hij is gespecialiseerd in stotteren en heeft zijn afstudeeronderzoek uitgevoerd in het kader van het ontwikkelen van de evidence based richtlijn ontwikkelingsstotteren. Mark heeft zich verdiept in het beoordelen van bewijskracht van wetenschappelijk onderzoek volgens de GRADE systematiek (Grades of Recommendation Assessment Development and Evaluation). Daarbij is de onderzoeksmethode niet meer alles bepalend voor het oordeel over de kwaliteit van het onderzoek en wordt het idee dat een Randomized Controlled Trial per definitie hoge bewijskracht heeft losgelaten. Lees ook elders in deze nieuwsbrief over het onderzoek van Mark Pertijs. Communicatie bij volwassenen met een verstandelijke beperking Marjolein Coppens is in 2013 gepromoveerd op onderzoek naar de gehoorproblemen en spraakproblemen bij volwassenen met een verstandelijke beperking. Marjolein is logopedist, logopediewetenschapper en eigenaardirecteur van ProNect, een bedrijf in kennistransfer. Vanuit haar bedrijf begeleidt Marjolein wetenschappelijk onderzoek en ontwikkelt en geeft zij onderwijs. Marjolein deed onderzoek bij een heterogene groep volwassenen met een cognitieve beperking. Dat gaf de nodige methodologische en praktische problemen. Deze personen zijn wilsonbekwaam en de wettelijk vertegenwoordiger moet bereid zijn toestemming te verlenen voor het onderzoek. Marjolein vond dat 1/3 van de onderzochte proefpersonen (n=282) een niet eerder erkend gehoorverlies van 35 dB of meer had. Cliënten bleken veel baat te hebben bij hoorrevalidatie. Hun omgeving ondersteunde de hoorrevalidatie vaak niet en regelmatig werd er geen toestemming verleend voor revalidatie van het gehoor. Bij onderzoek naar de spraakproductie in een groep van 36 volwassenen met een verstandelijke beperking werden veel opvallende afwijkingen en inconsequente fouten gevonden. Problemen leken vaak terug te voeren op motorische planningsproblemen. Bovendien waren er veel onvloeiendheden die gekarakteriseerd kunnen worden als broddelverschijnselen. Dat maakt dat volwassenen met een verstandelijke beperking vaak slecht verstaanbaar zijn. Logopedische interventie gedurende een jaar leidde tot een duidelijke verbetering van de spraak en de verstaanbaarheid. Een opvallend bijkomend resultaat was dat de woordenschat ook verbeterde, hoewel dat geen doel was geweest in de behandeling. Prognostiek bij stemstoornissen Marietta Aprea sloot de ochtend af. Marietta is logopedist en docent aan Hogeschool Utrecht. Zij is ook jazz zangeres en binnen de logopedie gespecialiseerd in het vakgebied stem. Marietta's afstudeeronderzoek voor de master Logopediewetenschap richtte zich dan ook op cliënten met stemproblemen. Marietta begon haar lezing met de stemproblemen die zangeres Adele heeft gehad. Adele deed braaf de oefeningen die de logopedist gaf, maar het duurde lang voor haar stemklachten waren verdwenen. Marietta vroeg zich af wat voorspellers zijn van de stemkwaliteit na een periode logopedie. De psychosociale lijdensdruk, locus of control en vermoeidheid bleken weinig invloed te hebben op de stemkwaliteit na de behandeling. De stemkwaliteit bij aanvang van de interventie was de belangrijkste voorspeller voor de posttherapeutische stemkwaliteit. De stimuleerbaarheid van de stemkwaliteit in een proefbehandeling bleek ook een voorspellende waarde te hebben. Lees ook elders in deze nieuwsbrief over het onderzoek van Marietta Aprea. “Natuurlijk verdikken beter dan commercieel verdikken?” Selma de Wit, logopedist van Adviesen Behandelcentrum Liemerije in Zevenaar studeerde vorig jaar af op dit onderwerp (begeleiders: dr. Hanneke Kalf, Radboudumc Nijmegen en drs. Digna Kamalski, UMC Utrecht). Dysfagie is een substantieel probleem bij psychogeriatrische verpleeghuisbewoners met ernstige cognitieve stoornissen. Verpleeghuisbewoners die zich verslikken in dunne dranken en geen revalidatie- of compensatietechnieken kunnen uitvoeren vanwege ernstige cognitieve stoornissen, zijn aangewezen op het verdikken van dranken om aspiratie te voorkomen en de vochtintake te behouden. Het drinken van verdikte dranken, op basis van een commercieel verdikkingsmiddel, kan gevoelens van aversie oproepen als het product niet meer wordt herkend of anders smaakt. Het verzorgen van een veilig, maar vooral ook smakelijk dysfagiedieet is juist in deze populatie belangrijk om bewoners in een goede voedingstoestand te houden. Tot voor kort was er geen alternatief voor kunstmatige verdikkingsmiddelen beschreven of onderzocht. In dit afstudeeronderzoek is bekeken of ‘natuurlijk verdikken’ een bruikbare verbetering ten opzichte van commercieel verdikken kan zijn. Bij natuurlijk verdikken wordt een drank, bijvoorbeeld appelsap, verdikt met een voedingsmiddel, met ongeveer dezelfde smaak bijvoorbeeld appelmoes. Onze aanname was dat de intake van natuurlijk verdikte dranken bijdraagt aan een hogere tevredenheid van smaakbeleving en een hogere vochtintake en lichaamsgewicht. Ook hebben we gekeken naar de hanteerbaarheid voor verzorgers en de kosten. Het design van deze studie was een within-subject design, waarin acht patiënten konden worden geïncludeerd volgens een A-B-A-B design, waarin A staat voor commercieel verdikken en B voor natuurlijk verdikken. Omdat de patiënten, vanwege hun cognitieve stoornissen, niet in staat waren een vragenlijst over smaakbeleving te beantwoorden werd eens per week een video opname gemaakt van het drinken. Tevredenheid werd gescoord door twee onafhankelijke paramedici, die de reactie van de patiënt op de drank scoorden aan de hand van de Dutch Discomfort ScaleDementia of Alzheimer Type (DS-DAT) en videobeelden. De dagelijkse vochtintake werd bijgehouden door de verzorgers. De hanteerbaarheid van beide verdikkingsmiddelen werd onderzocht met een vragenlijst voor de verzorgers en de kosten werden berekend op basis van een voorgeschreven aanbevolen vochtintake per dag. Vijf bewoners scoorden gemiddeld beter op de DS-DAT in de weken waarin natuurlijk verdikken werd gebruikt. In die weken was ook de gemiddelde vochtintake hoger (78% vs. 87.6% van de aangeboden hoeveelheid; p = .043). De hanteerbaarheid voor verzorgers van de natuurlijk verdikte producten scoorde significant hoger, maar de kosten tussen natuurlijk en commercieel verdikken waren gelijk. Dit is een kleine pilotstudie, die laat zien dat natuurlijk verdikken in potentie kan bijdragen aan een betere vochtintake en voedingstoestand bij volledige adlafhankelijke en sliktherapieresistente verpleeghuisbewoners. In het vervolgonderzoek dat op dit moment wordt voorbereid zal goed worden gekeken naar de uitkomstenmaten. Het DS-DAT bijvoorbeeld lijkt niet gevoelig genoeg om de beperkte gedragingen van deze populatie vast te leggen. En de kosten van de twee verdikkingstechnieken zijn ook afhankelijk van de smaakvoorkeur en de behoefte van de patiënt en de prijsafspraken in een instelling. Verder zal ook gekeken worden naar andere doelgroepen, zoals revalidatiepatiënten die tijdelijk afhankelijk zijn van verdikte vloeistoffen. Inmiddels heeft Selma deze studie gepresenteerd op het NVLFcongres, het UKON-congres en het Nationale Voedingscongres. Haar posterpresentatie op het congres van de Dysphagia Research Society afgelopen maart in Nashville ontving veel enthousiaste reacties, dus er is ook internationaal veel belangstelling voor dit onderwerp.
© Copyright 2024 ExpyDoc