ANLU Nieuwsbrief juli 2014

ANLU Nieuwsbrief
juli 2014
ACADEMISCH NETWERK LOGOPEDIE UTRECHT
Inhoud:
 Capita Selecta Lezing Paul Leseman op 19 september
 Lector Ellen Gerrits bijzonder hoogleraar Logopediewetenschap
 Ellen Gerrits in IALP bestuur
 Promotie Rob Zwitserlood
 Nieuws van Logopedie Hogeschool Utrecht
 Docent Mark Pertijs cum laude afgestudeerd bij Logopediewetenschap
 Docent Mariëtta Aprea cum laude afgestudeerd bij Logopediewetenschap
 Verslag Dag van de Logopediewetenschap
 Selma de Wit over onderzoek
Samenwerkingsverband tussen Hogeschool Utrecht, Universitair Medisch Centrum en Universiteit Utrecht
Capita Selecta Lezing
Paul Leseman
In het kader van de Capita Selecta van het
ANLU wordt op vrijdag 19 september een
vervolg gegeven aan de lezingencyclus over
logopedische onderwerpen.
Het ANLU (voorheen Kamer Logopedie) nodigt
u van harte uit aanwezig te zijn bij de
voordracht van
Paul Leseman,
Hoogleraar orthopedagogiek aan
de Universiteit Utrecht over
taalontwikkeling en meertaligheid
De lezing vindt plaats op
19 september 2014 van 15.30 – 17.00 uur
Hogeschool Utrecht
Faculteit Gezondheidszorg
Bolognalaan 101, Utrecht
De lezing is gratis.
U ontvangt een bewijs van deelname. Aantal
studiebelastingsuren: 2
Aanmelden kan tot 12 september.
Prof dr Paul Leseman is hoogleraar
orthopedagogiek aan de Universiteit
Utrecht. Hij geeft leiding aan het
universiteitsbrede, interdisciplinaire
onderzoeksstimuleringsgebied
Educational and Learning Sciences.
Publicaties betreffen onder meer vroege
taalontwikkeling en meertaligheid,
ontluikende geletterdheid en gecijferdheid,
ontwikkeling van executieve functies en
zelfregulatie en effecten van voor- en
vroegschoolse interventieprogramma’s.
Taalontwikkeling, meertaligheid en het
belang van goed taalaanbod
In de taalwetenschap is onder invloed van
het dominante UG (Universal Grammar,
red.) paradigma van oudsher weinig
aandacht besteed aan de rol van
taalaanbod in de vroege taalontwikkeling.
Met de opkomst van nieuwe benaderingen
zoals de constructie-grammatica theorie
en verwante theorieën over verwerving
van taal op basis van statistisch leren, is
er hernieuwde belangstelling voor de
kwantiteit, kwaliteit en variatie van het
taalaanbod waaraan opgroeiende
kinderen worden blootgesteld. Ook in de
praktijk van taalscreening en logopedie
winnen deze inzichten snel terrein en
openen ze nieuwe mogelijkheden om
dreigende taalontwikkelingsachterstanden
op te sporen en te remediëren. Deze
ontwikkelingen zijn vooral van belang in
het licht van de groeiende taaldiversiteit.
Meertaligheid gaat gepaard met complexe
situaties van taalaanbod, waarbij de
beschikbare tijd in een gezin verdeeld
moet worden over twee of meer talen
(minder kwantiteit per taal), de opvoeders
native speakers zijn van de ene, maar
minder beheersing hebben van de andere
taal (lagere kwaliteit van het aanbod in de
andere taal) en waarin de eerste taal vaak
beperkt gebruikt wordt voor alledaagse
conversaties, terwijl de tweede taal wordt
ingezet bij voor cognitief-complexe
conversaties (minder synergie tussen de
talen). Een goed (meertalig) taalaanbod is
essentieel om taalontwikkelingsachterstanden te voorkomen en vraagt om
creatieve oplossingen die berusten op
nauwe samenwerking tussen opvoeders
en centra voor vroege opvang en educatie.
Er is overtuigend bewijs dat
taalprogramma’s in centra een rol kunnen
spelen bij het voorkomen van
taalontwikkelingsachterstand en er zijn
goede voorbeelden van samenwerking
tussen ouders en centra om de meertalige
ontwikkeling te ondersteunen.
Lector Ellen Gerrits
hoogleraar
Logopediewetenschap
De Nederlandse Vereniging voor
Logopedie en Foniatrie (NVLF) heeft
dr. Ellen Gerrits benoemd tot bijzonder
hoogleraar op de bijzondere leerstoel
Logopediewetenschap, welke is
ingesteld bij de faculteit
Geesteswetenschappen van de
Universiteit Utrecht.
Van 1991 tot 2002 werd de NVLF leerstoel
bekleed door prof. dr. Philippe Dejonckere,
KNO-arts. Ellen Gerrits is de eerste
logopedist op deze functie.
Met het instellen van deze bijzondere
leerstoel geeft de NVLF een belangrijke
impuls aan het wetenschappelijk onderwijs
en onderzoek binnen de logopedie. De
resultaten zullen ten goede komen aan de
kwaliteit van de logopedie, met als
centrale doel het verbeteren van de zorg
aan cliënten en patiënten. Het
onderzoeksprogramma zal zich richten op
professionalisering van de logopedie, met
name op spraak- en taalstoornissen. De
benoeming gaat in op 1 september 2014
voor de duur van vijf jaar en heeft een
omvang van 0,2 fte.
Synergie UU en HU
De inbedding van de leerstoel in de
faculteit Geesteswetenschappen
(Taalwetenschap) reikt technieken en
normatieve gegevens aan waarmee
benchmarking van interventies kan
plaatsvinden. Door nauwe samenwerking
van de bijzondere leerstoel
Logopediewetenschap aan de universiteit
en het lectoraat Logopedie van de
hogeschool Utrecht ontstaat in Utrecht een
synergie van toepassingsgericht
onderzoek en theoretisch gemotiveerd
klinisch onderzoek.
De vruchten van die synergie moeten ten
goede komen aan patiënten het
logopedisch werkveld en de opleiding
logopedie. De verbinding tussen de
leerstoel, het lectoraat en de
beroepspraktijk, in het bijzonder de
Koninklijke Auris Groep, zorgt voor
effectieve kennistransfer en vertaling van
hoogwaardige onderzoeksresultaten naar
het dagelijks logopedisch handelen.
Evidence-based logopedie
De ontwikkeling van klinische richtlijnen,
van instrumenten en methodieken, en het
meten van doelmatigheid en effectiviteit
van interventies zullen een vlucht krijgen
door de plaats van de leerstoel. Het
beroep van logopedist wordt door de
toepassing van nieuwe inzichten in de
behandeling verder geprofessionaliseerd.
Het evidence-based logopedisch handelen
zal hierdoor toenemen.
Master Logopediewetenschap
Als hoogleraar zal Ellen Gerrits ook
verantwoordelijk zijn voor het onderwijs
van de master Logopediewetenschap dat
in samenwerking met de faculteit
Geesteswetenschappen, Klinische
Gezondheidswetenschappen en de
afdeling Keel-, Neus- en Oorheelkunde
van het UMC Utrecht wordt vormgegeven.
Het tijdstip van de inauguratie zal op een
later moment bekendgemaakt worden.
Ellen Gerrits in IALP bestuur
Ellen Gerrits is tijdens de ledenvergadering
van het International Association for
Logopedics and Phoniatrics (IALP)
verkozen tot bestuurslid. De
ledenvergadering vond plaats tijdens het
29e congres van IALP in Turijn, augustus
2013. Gerrits werd voorgedragen door de
NVLF. Het IALP organiseert congressen en
symposia en publiceert het tijdschrift Folia
Phoniatrica et Logopaedica.
Rob Zwitserlood op 2 juni
gepromoveerd
In zijn proefschrift Language growth in
Dutch school-age children with specific
language impairment, toont Rob
Zwitserlood aan dat kinderen met een
taalontwikkelingsstoornis (TOS) hun
grammaticale vaardigheden blijven
ontwikkelen. De zinsbouw van oudere
kinderen met een TOS verbeterde
wanneer zij taalregels expliciet aangeleerd
kregen. Dit betekent dat oudere kinderen
met een TOS nog steeds baat kunnen
hebben bij taaltraining.
Rob Zwitserlood heeft de grammaticale
ontwikkeling van kinderen met een TOS
tussen 6 en 10 jaar onderzocht. Dit heeft
hij gedaan door hun verhalen, uitgelokt
met de TAK Verteltaken, te analyseren op
grammaticale complexiteit en correctheid.
Bij de oudere kinderen met een TOS is
ook de vloeiendheid van de spraak
onderzocht: hoe vaak herhaalden de
kinderen woorden, hoe vaak pauzeerden
zij en hoe vaak verbeterden ze zichzelf?
De gegevens van kinderen met een TOS
werden vergeleken met twee
controlegroepen met een normale
taalontwikkeling: leeftijdsgenootjes en
jongere kinderen met dezelfde taalleeftijd.
De kinderen in de laatste groep waren
gemiddeld twee jaar jonger dan de
kinderen met een TOS.
Resultaten
De resultaten lieten onder meer zien dat
kinderen met een TOS in verhouding
minder relatieve bijzinnen gebruiken (‘Het
meisje dat daar loopt, is een vriendin van
mijn zus’) dan kinderen met een normale
taalontwikkeling. Ook maakten kinderen
met een TOS veel meer grammaticale
fouten dan beide controlegroepen met een
normale taalontwikkeling. De kinderen met
een TOS maakten meer grammaticale
fouten dan verwacht op basis van hun
woordenschat en taalbegrip. Dit duidt erop
dat de verschillende taalvaardigheden zich
bij kinderen met een TOS asynchroon
ontwikkelen.
Daarnaast waren de kinderen met een
TOS minder vloeiend (meer pauzes en
herhalingen) dan beide controlegroepen.
Het verschil met de groep van dezelfde
taalleeftijd was kleiner dan het verschil
met de groep van dezelfde kalenderleeftijd.
Deze resultaten wijzen erop dat
onvloeiendheden in de spraak meer
verband houden met het niveau van
taalvaardigheid dan met de leeftijd. Het
aantal zelfverbeteringen verschilde niet
tussen de groepen, wat suggereert dat de
kinderen met een TOS niet afwijken van
kinderen met een normale taalontwikkeling
in het kunnen monitoren van hun spraak.
Effect van meta linguïstische
taaltraining
Op basis van het gevonden grammaticaal
ontwikkelingsprofiel van de kinderen met
een TOS, is een pilotstudie uitgevoerd
naar de effectiviteit van meta linguïstische
taaltraining. Bij deze taaltraining leerden
de kinderen met een TOS grammaticale
regels expliciet aan en werd er veel
gebruik gemaakt van visuele
ondersteuning. Daarnaast werden ook de
motorische en tactiele/kinesthetische
modaliteiten ingeschakeld. In de
pilotstudie werden relatieve bijzinnen
aangeleerd aan kinderen met een TOS
van tien jaar en ouder. Een korte
interventie van vijf weken met in totaal vijf
uur training zorgde voor een verbetering
van de productie van deze
zinsconstructies. De vooruitgang was drie
maanden later nog steeds aantoonbaar.
Deze resultaten ondersteunen het bewijs
uit andere interventiestudies dat
grammaticale problemen van oudere
kinderen met een TOS effectief behandeld
kunnen worden met een meta
linguïstische aanpak.
Het proefschrift is te vinden op LOT
publications.
Nieuws van Logopedie
Hogeschool Utrecht
Accreditatie
Op 12 maart is de opleiding logopedie van
de Hogeschool Utrecht (HU) gevisiteerd
ten behoeve van haar externe
accreditatie. Het was een intensieve dag
waarop management, docenten,
studenten en collega’s uit het werkveld zijn
bevraagd. Ook heeft het panel aan enkele
lessen deelgenomen en nauwkeurig onder
andere studentproducten (scripties)
bestudeerd. Aan het eind van de dag gaf
het panel een mondelinge terugrapportage.
Het panel was van mening een goed
onderbouwde, methodisch verantwoorde
opleiding aan te treffen. Op alle 3
standaarden (1. Beoogde eindkwalificaties,
2. Onderwijsleeromgeving, 3. Toetsing en
gerealiseerde eindkwalificaties), vond het
panel dat de opleiding ruimschoots voldoet
aan alle eisen en gaf zij het oordeel
GOED! De bevlogenheid en kwaliteit van
het team, de kliniek, de verbinding met het
lectoraat, het nieuwe curriculum, de
aansluiting op de actuele ontwikkelingen
en het eindniveau werden in het bijzonder
gewaardeerd. Tevens zag het panel
mogelijkheden voor een intensivering van
de relatie met het werkveld, het sterker
uitdragen van internationale oriëntatie en
de voortzetting van de goede
samenwerking tussen de logopedieopleidingen onderling.
Premaster
De honourscommissie van de Faculteit
Gezondheidszorg heeft vastgesteld dat de
premaster gezondheidswetenschappen
(KGW) op basis van niveau en uitdaging
leidt tot een aantekening van excellentie
met betrekking tot “Vakbekwame
reflectieve professional” en “Passie, visie
en gedrevenheid”. Eventueel kan ook op
het onderwerp “Innovatie en Disseminatie”
een aantekening worden verworven met
deze minor.
Effect behandeling jonge
stotterende kinderen:
Groot.
Op dit onderwerp is HU-docent Mark
Pertijs onlangs cum laude als
Logopediewetenschapper afgestudeerd bij
de Universiteit Utrecht.
Het effect van de behandeling van jonge
stotterende kinderen was het onderwerp
van de master’s thesis waarop Mark
Pertijs cum laude afstudeerde aan de
opleiding MSc Logopediewetenschap. Het
afstudeerproject werd uitgevoerd in het
kader van de evidence-based richtlijn
stotteren. Deze richtlijn wordt, onder
begeleiding van het instituut voor
kwaliteitszorg CBO, in opdracht van de
Nederlandse Vereniging voor Logopedie
en Foniatrie, de Nederlandse Vereniging
Stottertherapie en patiëntenvereniging
Demosthenes ontwikkeld.
In Nederland worden de meeste
stotterende kinderen behandeld volgens
het Demands and Capacities Model of met
het Lidcombe Programma. Mark vergeleek
het behandeleffect van beide methoden.
De resultaten van zijn onderzoek vormen
de wetenschappelijke onderbouwing van
de richtlijnaanbeveling voor de
behandeling van stotterende kinderen tot
zes jaar. “Het uitvoeren van een dergelijk
onderzoek is te vergelijken met het
schrijven van een systematische review
van randomized controlled trial’s met
meta-analyses.” legt Mark uit. De
conclusie dat het behandeleffect van het
Lidcombe Programma groot is in
vergelijking met niet behandelen, is uniek.
Het Lidcombe Programma is de eerste
behandelmethode waarvan met een
behoorlijke mate van zekerheid kan
worden gesteld dat deze methode effectief
is in het verminderen van het percentage
gestotterde lettergrepen. Wanneer
vervolgens het effect van het Lidcombe
Programma wordt vergeleken met het
effect van het Demands and Capacities
Model kan met een beperkte mate van
zekerheid worden gesteld dat verschil in
behandeleffect tussen beide methoden
niet wordt aangetoond. De verwachting is
dat op korte termijn met meer zekerheid
wordt aangetoond dat beide methoden
nagenoeg even effectief zijn.
Het afstudeerproject van Mark Pertijs is
een goed voorbeeld van hoe
Logopediewetenschap bijdraagt aan de
verbetering van de kwaliteit van het
logopedisch handelen in de praktijk.
"Dysphonia: A study
on influences on voice
quality after voice therapy"
Dit is het onderwerp waarop HU-docent
Marietta Aprea onlangs cum laude als
Logopediewetenschapper is afgestudeerd
bij de Universiteit Utrecht.
Tussen 1 maart 2013 en januari 2014
deden 19 logopedisten en 68 patiënten
mee aan onderzoek naar prognostiek bij
stemstoornissen. Met behulp van
geluidsfragmenten, waardeoordelen over
stemkwaliteit en vragenlijsten was Marietta
in staat de stemkwaliteit na een aantal
logopedische sessies te vergelijken met
de stemkwaliteit voorafgaand aan de
behandeling. Met behulp van deze
waardeoordelen over de stemkwaliteit, de
stimuleerbaarheid van de stemkwaliteit
(naar aanleiding van de proefbehandeling)
en drie vragenlijstjes (m.b.t. psychosociale
lijdensdruk, locus of control en
vermoeidheid) heeft zij onderzocht of het
verschil in stemkwaliteit te verklaren was.
Het doel van deze studie was om te testen
of en in welke mate klinische en
psychologische maten de stemkwaliteit na
(deel van) de logopedische therapie
konden verklaren. Zij constateerde dat de
belangrijkste factor hierin de stemkwaliteit
voor aanvang van de therapie was en
stelde slechts in geringe mate een invloed
van overige factoren vast.
De stemkwaliteit van de gesproken zinnen
kon na (een deel van) de therapie zeer
goed verklaard worden vanuit de
stemkwaliteit bij aanvang van de therapie,
evenals de vaardigheid van de patiënt om
het verschil in stemkwaliteit voor en na de
proefbehandeling te duiden.
Bij de aangehouden vocaal kon vooral de
stemkwaliteit na (een deel van) de
therapie goed verklaard worden vanuit de
stemkwaliteit bij aanvang van de therapie
en de vaardigheid van de patiënt om zijn
stemfunctie aan te passen tijdens de
proefbehandeling; het bleek dat de
patiënten met de meest gestoorde
stemkwaliteit bij aanvang van de therapie
en die het minst in staat waren hun
stemgeving te veranderen tijdens de
proefbehandeling het minste baat hadden
van de logopedische sessies. Hierbij is
uiteraard alleen de stemkwaliteit als
uitgangspunt genomen.
De psychosociale lijdensdruk, locus of
control en vermoeidheid bleken geen
verklaring te bieden voor de stemkwaliteit
voor en na (een deel van) de behandeling.
Verslag van de Dag van de
Logopediewetenschap
2014
worden aan deze kinderen en hun
omgeving.
Door Gerda Bruinsma
Op 24 mei was de jaarlijkse Dag van de
Logopediewetenschap. Deze dag is
bedoeld om kennis vanuit de
logopediewetenschap te delen met
geïnteresseerden uit de logopedische
praktijk.
Het programma van de goed bezochte
editie van 2014 was gevarieerd. De
sprekers waren allen logopediewetenschappers. Drie van hen zijn net
afgestudeerd en kregen de gelegenheid
over hun master’s thesis te vertellen. De
twee andere sprekers zijn geruime tijd
geleden afgestudeerd en inmiddels
gepromoveerd. Zij vertelden over hun
promotieonderzoek.
De deelnemers vormden een gemêleerd
gezelschap van logopedisten,
logopediewetenschappers, studenten
logopediewetenschap, studenten
logopedie en klinisch linguïsten. Ook de
staf van de opleiding logopediewetenschap was grotendeels aanwezig.
De sprekers vertelden enthousiast en
boeiend over hun onderzoek. Er was niet
altijd tijd voor vragen, maar in de
koffiepauze en tijdens de lunch was er
voldoende gelegenheid om na te praten
met de sprekers, bij te praten met
bekenden en nieuwe contacten te leggen.
Het programma duurde tot en met de
lunch. Daarna ging iedereen geïnspireerd
huiswaarts om van het weekend genieten.
Hieronder volgt een kort verslag van alle
lezingen. Hand-outs zijn te vinden via
de Facebook pagina van de
Alumnivereniging Logopediewetenschap,
Dysfagie bij kinderen
Lenie van den Engel is in 2013
gepromoveerd op onderzoek naar
slikproblemen bij kinderen met
neuromusculaire aandoeningen (NMA).
In haar werk op de afdeling
kinderrevalidatie van het Radboud UMC
zag zij kinderen met slikproblemen. Dat
leidde tot de klinische vraag welke
adviezen met betrekking tot veilig en
efficiënt eten het best gegeven kunnen
Die klinische vraag staat centraal in het
hele onderzoek.
In een casestudy bij een kind met spinale
spierdystrofie constateerde Lenie
verschillen met de slikproblemen van
kinderen met een cerebrale parese (CP).
Dat leidde tot uitgebreider onderzoek naar
de verschillende aspecten van het slikken
bij kinderen met CP, kinderen met NMA en
gezonde proefpersonen. Door de
onderliggende mechanismen van het
slikken te bestuderen, kunnen
gefundeerde adviezen gegeven worden.
Dit wordt ook wel ‘mechanism-based
practice’ genoemd.
Bij twee patiëntengroepen met NMA werd
het slikken nader bekeken, een groep
kinderen met spinale musculaire atrofie en
een groep met de ziekte van Duchenne.
Ook hier was het leren begrijpen van het
onderliggende mechanisme belangrijk.
Omdat spierziekten bij kinderen
progressief zijn, is bij een grotere groep
patiënten met Duchenne het slikken in
verschillende fasen van de ziekte
onderzocht.
Het onderzoek heeft geleid tot de
volgende antwoorden op de klinische
vraag welke adviezen ten aanzien van
eten en drinken gegeven kunnen worden
bij kinderen met progressieve spierziekten:
 Houding aanpassen bij spinale
spierdystrofie
 Voedsel niet indikken bij verslikken
 Water drinken om het mond- en
keelgebied te schonen, tijdens en na
de maaltijd
 Zachte voeding of drinkvoeding geven
Communicatie via scherm
Anke Bekkenutte heeft onlangs haar
masterdiploma Logopediewetenschap
ontvangen. Zij werkt als logopedist op de
naschoolse groepsbehandeling van
Kentalis in Vught.
Anke heeft onderzoek gedaan naar een
vorm van taaltherapie waarbij kind en
therapeut elkaar niet kunnen zien, omdat
er een scherm tussen hen in staat. Kind
en therapeut verwoorden situaties die ze
op foto's zien en bouwen de opstelling na
met concreet materiaal. Het kind moet
situaties zo duidelijk beschrijven, dat de
uitleg zonder visuele ondersteuning te
begrijpen is. Na elke opdracht krijgt het
kind visuele feedback, doordat het ziet wat
er verkeerd is gegaan bij het neerzetten
van de opstelling. De therapeut geeft
daarbij auditieve feedback.
Samen met Francis van Tilburg heeft Anke
een protocol geschreven voor negen
behandelingen met Communicatie via
scherm. Anke onderzocht of bij kinderen
met S-TOS voor en na een
interventieperiode volgens dit protocol
verschil gemeten kan worden in de meta
linguïstische vaardigheden. De kinderen
gebruikten de strategie zelfcorrectie
significant vaker na de interventie.
Verschillen in sturend gedrag van de
volwassene konden niet aangetoond
worden. De woordproductie en het gebruik
van de argumentstructuur waren
significant gegroeid na de therapie. De
grammaticaliteit van de uitingen was bij de
meeste kinderen verbeterd. Deze
resultaten zijn veelbelovend. Het is echter
nog onduidelijk wat precies de bijdrage
van het werken met een scherm is.
Richtlijn stotteren
Mark Pertijs is recent afgestudeerd als
logopediewetenschapper. Mark is
logopedist in een eigen praktijk, docent
aan Hogeschool Utrecht en staflid van de
European Clinical Specialization in
Fluency Disorders. Hij is gespecialiseerd
in stotteren en heeft zijn
afstudeeronderzoek uitgevoerd in het
kader van het ontwikkelen van de
evidence based richtlijn
ontwikkelingsstotteren.
Mark heeft zich verdiept in het beoordelen
van bewijskracht van wetenschappelijk
onderzoek volgens de GRADE
systematiek (Grades of Recommendation
Assessment Development and
Evaluation). Daarbij is de
onderzoeksmethode niet meer alles
bepalend voor het oordeel over de
kwaliteit van het onderzoek en wordt het
idee dat een Randomized Controlled Trial
per definitie hoge bewijskracht heeft
losgelaten.
Lees ook elders in deze nieuwsbrief
over het onderzoek van Mark Pertijs.
Communicatie bij volwassenen met een
verstandelijke beperking
Marjolein Coppens is in 2013
gepromoveerd op onderzoek naar de
gehoorproblemen en spraakproblemen bij
volwassenen met een verstandelijke
beperking. Marjolein is logopedist,
logopediewetenschapper en eigenaardirecteur van ProNect, een bedrijf in
kennistransfer. Vanuit haar bedrijf
begeleidt Marjolein wetenschappelijk
onderzoek en ontwikkelt en geeft zij
onderwijs.
Marjolein deed onderzoek bij een
heterogene groep volwassenen met een
cognitieve beperking. Dat gaf de nodige
methodologische en praktische
problemen. Deze personen zijn
wilsonbekwaam en de wettelijk
vertegenwoordiger moet bereid zijn
toestemming te verlenen voor het
onderzoek.
Marjolein vond dat 1/3 van de onderzochte
proefpersonen (n=282) een niet eerder
erkend gehoorverlies van 35 dB of meer
had. Cliënten bleken veel baat te hebben
bij hoorrevalidatie. Hun omgeving
ondersteunde de hoorrevalidatie vaak niet
en regelmatig werd er geen toestemming
verleend voor revalidatie van het gehoor.
Bij onderzoek naar de spraakproductie in
een groep van 36 volwassenen met een
verstandelijke beperking werden veel
opvallende afwijkingen en inconsequente
fouten gevonden. Problemen leken vaak
terug te voeren op motorische
planningsproblemen. Bovendien waren er
veel onvloeiendheden die
gekarakteriseerd kunnen worden als
broddelverschijnselen. Dat maakt dat
volwassenen met een verstandelijke
beperking vaak slecht verstaanbaar zijn.
Logopedische interventie gedurende een
jaar leidde tot een duidelijke verbetering
van de spraak en de verstaanbaarheid.
Een opvallend bijkomend resultaat was
dat de woordenschat ook verbeterde,
hoewel dat geen doel was geweest in de
behandeling.
Prognostiek bij stemstoornissen
Marietta Aprea sloot de ochtend af.
Marietta is logopedist en docent aan
Hogeschool Utrecht. Zij is ook jazz
zangeres en binnen de logopedie
gespecialiseerd in het vakgebied stem.
Marietta's afstudeeronderzoek voor de
master Logopediewetenschap richtte zich
dan ook op cliënten met stemproblemen.
Marietta begon haar lezing met de
stemproblemen die zangeres Adele heeft
gehad. Adele deed braaf de oefeningen
die de logopedist gaf, maar het duurde
lang voor haar stemklachten waren
verdwenen. Marietta vroeg zich af wat
voorspellers zijn van de stemkwaliteit na
een periode logopedie.
De psychosociale lijdensdruk, locus of
control en vermoeidheid bleken weinig
invloed te hebben op de stemkwaliteit na
de behandeling. De stemkwaliteit bij
aanvang van de interventie was de
belangrijkste voorspeller voor de posttherapeutische stemkwaliteit. De
stimuleerbaarheid van de stemkwaliteit in
een proefbehandeling bleek ook een
voorspellende waarde te hebben.
Lees ook elders in deze nieuwsbrief
over het onderzoek van Marietta Aprea.
“Natuurlijk verdikken beter
dan commercieel
verdikken?”
Selma de Wit, logopedist van Adviesen Behandelcentrum Liemerije in
Zevenaar studeerde vorig jaar af op dit
onderwerp (begeleiders: dr. Hanneke
Kalf, Radboudumc Nijmegen en drs.
Digna Kamalski, UMC Utrecht).
Dysfagie is een substantieel probleem bij
psychogeriatrische verpleeghuisbewoners
met ernstige cognitieve stoornissen.
Verpleeghuisbewoners die zich verslikken
in dunne dranken en geen revalidatie- of
compensatietechnieken kunnen uitvoeren
vanwege ernstige cognitieve stoornissen,
zijn aangewezen op het verdikken van
dranken om aspiratie te voorkomen en de
vochtintake te behouden. Het drinken van
verdikte dranken, op basis van een
commercieel verdikkingsmiddel, kan
gevoelens van aversie oproepen als het
product niet meer wordt herkend of anders
smaakt. Het verzorgen van een veilig,
maar vooral ook smakelijk dysfagiedieet is
juist in deze populatie belangrijk om
bewoners in een goede voedingstoestand
te houden.
Tot voor kort was er geen alternatief voor
kunstmatige verdikkingsmiddelen
beschreven of onderzocht. In dit
afstudeeronderzoek is bekeken of
‘natuurlijk verdikken’ een bruikbare
verbetering ten opzichte van commercieel
verdikken kan zijn. Bij natuurlijk verdikken
wordt een drank, bijvoorbeeld appelsap,
verdikt met een voedingsmiddel, met
ongeveer dezelfde smaak bijvoorbeeld
appelmoes. Onze aanname was dat de
intake van natuurlijk verdikte dranken
bijdraagt aan een hogere tevredenheid
van smaakbeleving en een hogere
vochtintake en lichaamsgewicht. Ook
hebben we gekeken naar de
hanteerbaarheid voor verzorgers en de
kosten.
Het design van deze studie was een
within-subject design, waarin acht
patiënten konden worden geïncludeerd
volgens een A-B-A-B design, waarin A
staat voor commercieel verdikken en B
voor natuurlijk verdikken.
Omdat de patiënten, vanwege hun
cognitieve stoornissen, niet in staat waren
een vragenlijst over smaakbeleving te
beantwoorden werd eens per week een
video opname gemaakt van het drinken.
Tevredenheid werd gescoord door twee
onafhankelijke paramedici, die de reactie
van de patiënt op de drank scoorden aan
de hand van de Dutch Discomfort ScaleDementia of Alzheimer Type (DS-DAT) en
videobeelden. De dagelijkse vochtintake
werd bijgehouden door de verzorgers. De
hanteerbaarheid van beide
verdikkingsmiddelen werd onderzocht met
een vragenlijst voor de verzorgers en de
kosten werden berekend op basis van een
voorgeschreven aanbevolen vochtintake
per dag.
Vijf bewoners scoorden gemiddeld beter
op de DS-DAT in de weken waarin
natuurlijk verdikken werd gebruikt. In die
weken was ook de gemiddelde
vochtintake hoger (78% vs. 87.6% van de
aangeboden hoeveelheid; p = .043). De
hanteerbaarheid voor verzorgers van de
natuurlijk verdikte producten scoorde
significant hoger, maar de kosten tussen
natuurlijk en commercieel verdikken waren
gelijk.
Dit is een kleine pilotstudie, die laat zien
dat natuurlijk verdikken in potentie kan
bijdragen aan een betere vochtintake en
voedingstoestand bij volledige adlafhankelijke en sliktherapieresistente
verpleeghuisbewoners. In het
vervolgonderzoek dat op dit moment wordt
voorbereid zal goed worden gekeken naar
de uitkomstenmaten. Het DS-DAT
bijvoorbeeld lijkt niet gevoelig genoeg om
de beperkte gedragingen van deze
populatie vast te leggen. En de kosten van
de twee verdikkingstechnieken zijn ook
afhankelijk van de smaakvoorkeur en de
behoefte van de patiënt en de
prijsafspraken in een instelling. Verder zal
ook gekeken worden naar andere
doelgroepen, zoals revalidatiepatiënten
die tijdelijk afhankelijk zijn van verdikte
vloeistoffen. Inmiddels heeft Selma deze
studie gepresenteerd op het NVLFcongres, het UKON-congres en het
Nationale Voedingscongres. Haar
posterpresentatie op het congres van de
Dysphagia Research Society afgelopen
maart in Nashville ontving veel
enthousiaste reacties, dus er is ook
internationaal veel belangstelling voor dit
onderwerp.