PEDAGOGISCH WERKPLAN KDV DE KLEINE STAD KINDEROPVANG BAARN 2014 Inhoudsopgave 1. Pedagogisch beleid.................................................................................................. 4 1.1 Pedagogische visie ........................................................................................... 5 1.2 Kwaliteit, veiligheid en ethiek in de Kinderopvang……………………..………………………………………7 2. Het Kindvolgsysteem …………………………………………………………………………………………………...……8 3. Methodisch werken .............................................................................................. 110 4. 3.1 Creativiteit .................................................................................................. 121 3.2 Activiteiten .................................................................................................. 121 de Kleine Stad ..................................................................................................... 154 4.1 Dagelijks leven op de Kleine Stad .................................................................... 165 4.2 Ruimte en Inrichting ...................................................................................... 175 4.3 Feest ........................................................................................................... 187 5. Voeding ............................................................................................................... 18 6. Ziektebeleid ......................................................................................................... 20 7. 8. 6.1 Eenvoudige medische handelingen .................................................................. 231 6.2 Afgeleide medische handelingen...................................................................... 241 6.3 Voorbehouden medische handelingen .............................................................. 241 Ouders ............................................................................................................... 252 7.1 Klanttevredenheidsonderzoek ......................................................................... 252 7.2 Ouderbetrokkenheid ...................................................................................... 252 Tenslotte ............................................................................................................ 263 pedagogisch werkplan 20-5-2014 2 Voorwoord Beste ouders, verzorgers, Voor u ligt het pedagogisch werkplan van de Kleine Stad. Dit pedagogisch werkplan is een praktische uitwerking van het pedagogisch beleid zoals dat is ontwikkeld door Kinderopvang Baarn. In dit werkplan vindt u vooral terug hoe en waarom wij werken zoals we werken, onze pedagogische werkwijze. We vinden het belangrijk om u goed te informeren over de keuzes die wij maken en de manier waarop wij willen samenwerken met ouders. Als u vragen heeft over het werkplan, of meer wilt weten over de pedagogische visie of het beleid, kunt u contact opnemen met de pedagogisch medewerkers of met mij. Wij wensen u veel leesplezier! Met vriendelijke groet, Wendy Beem Vestigings coördinator KDV de Kleine Stad pedagogisch werkplan 20-5-2014 3 1. Pedagogisch Beleid Werken met kinderen is niet vrijblijvend. Het vraagt visie, kwaliteit en professionaliteit. Dit hebben wij vorm gegeven in ons pedagogisch beleidsplan. Het pedagogisch beleidsplan maakt deel uit van de zorg voor kwaliteit in onze organisatie en bepaalt hoe wij willen omgaan met ouders en kinderen en wat wij belangrijk vinden in de opvang van kinderen. Dit beleid is leidend voor ons handelen, zowel in omgaan met de kinderen als oudercontacten als samenwerking binnen de organisatie. Drie belangrijke pijlers in ons pedagogisch beleid zijn “ontmoeten, ontdekken en ontwikkelen” en deze komen in dit pedagogisch werkplan regelmatig terug. In deze drie woorden ligt de kern van ons werk; elkaar ontmoeten, samen de mogelijkheden ontdekken en van hier uit verder ontwikkelen. Met een basishouding van plezier met elkaar, vertrouwen in elkaar en verantwoordelijkheid voor elkaar. Binnen dit pedagogische beleid zijn de basisdoelen zoals deze zijn vastgesteld in de wet kinderopvang, uitgewerkt. Deze doelen zijn: 1. Het bieden van pedagogische veiligheid 2. Gelegenheid bieden tot ontwikkeling van persoonlijke en sociale competentie 3. Het eigen maken van normen, waarden en cultuur Ons pedagogisch beleid is ontwikkeld vanuit de dagelijkse praktijk en gebaseerd op een aantal pedagogen en pedagogische stromingen zoals Elly Singer (goede kinderopvang is een verrijking voor het kind, kinderen doen sociale ervaringen en vaardigheden op, ze leren samen delen en spelen) Emmy Pikler (volwassenen bieden een veilige omgeving en bewegingsruimte die altijd iets groter is dan wat het kind nodig heeft, waarin het kind uit eigen initiatief actief kan bewegen en spelen. Rien IJzendoorn (De basis voor de ontwikkeling is een veilige hechting met opvoeders/verzorgers, dus continuïteit is belangrijk) en Reggio Emilia (leg de nadruk op wat kinderen kunnen en niet op wat kinderen niet kunnen). Het pedagogisch beleidsplan is organisatie-breed en geldt voor alle vestigingen van Kinderopvang Baarn. Het is terug te vinden op de website van Kinderopvang Baarn. Kinderopvang Baarn bestaat uit drie kinderdagverblijven en drie locaties voor buitenschoolse opvang. Iedere vestiging kent zijn eigen sfeer. De groepssamenstellingen zijn verschillend en de binnen- en buitenruimtes zijn anders. Daarom hebben alle vestigingen, kinderdagverblijven én de buitenschoolse opvang, een eigen pedagogisch werkplan waarin de specifieke kenmerken van de desbetreffende vestiging zijn opgenomen. Ouders ontvangen het pedagogisch werkplan van de vestiging waar hun kind naar toe gaat. Dit is het pedagogisch werkplan van kinderdagverblijf de Kleine Stad, waarin praktisch en concreet beschreven is hoe wij op deze vestiging, het pedagogisch beleid vertalen naar het dagelijks werken met kinderen. pedagogisch werkplan 20-5-2014 4 1.1 Pedagogische visie In onze visie is de basishouding naar kinderen toe essentieel. Ieder kind vraagt om een specifieke benadering omdat iedereen uniek is. Een mens, groot of klein, is goed zoals hij is en hoeft niet eerst nog beter te worden of aan allerlei voorwaarden te voldoen voordat hij recht heeft op waardering. Waardering geven en ontvangen is belangrijk in het opvoedingsproces. Als iemand zich gewaardeerd voelt, beleeft degene meer plezier en wordt het zelfvertrouwen groter. Wij zien kinderen ook als proactief, dat wil zeggen initiatiefrijk en nieuwsgierig. Ieder kind maakt op een eigen manier contact met anderen en kent veel verschillende manieren om te communiceren. In een gezonde relatie tussen volwassenen en kinderen staan vertrouwen en veiligheid centraal. Vanuit een veilige basis kunnen kinderen zich ontwikkelen en ontdekken wat hun eigen mogelijkheden en talenten zijn. Door waardering en vertrouwen ontwikkelen ze een positief zelfbeeld. Zelf mogen, kunnen en durven beslissen draagt bij aan het zelfvertrouwen van een kind. We zien kinderen als autonome personen die zelf keuzes kunnen maken. Middels een duidelijke structuur in de ruimte en in dagindeling stimuleren we dit. Ze kunnen vaak voor eigen activiteiten, speelmateriaal en een speelplek kiezen. Een kind dat niet van knutselen houdt, zullen we wel motiveren maar niet dwingen. Naast dat we rekening houden met het individuele kind is het belangrijk het kind te zien als onderdeel van de groep, het gezin, de samenleving. Het kind leert in relatie tot anderen wie hij zelf is en wie die ander is, en leert zo deel te nemen aan het sociale leven. Het kind ziet de wereld als een spel en speelt de grote wereld na. Kinderen ontwikkelen zich door interactie met anderen. Waar wordt gespeeld wordt ook ruzie gemaakt. Ruzies horen bij het leven, het leert je waar de grenzen van jezelf en een ander liggen, het heeft dus een belangrijke functie. Kinderen leren voor zichzelf op te komen al gebeurt dat niet altijd op een handige manier. Iets afpakken gaat sneller dan vriendelijk vragen of je het mag hebben. Een kind is blij als het een speelgoedje te pakken heeft en kijkt niet achterom naar het teleurgestelde gezicht van een vriendje. Hoewel dit veel voorkomend gedrag is vinden we het belangrijk kinderen te leren op andere manieren te reageren. Op welke wijze dat gebeurd is natuurlijk afhankelijk van de leeftijd van het kind. Een kind van bijna vier kan zich een beetje gaan inleven in de emoties van een ander. Dan heeft het zin om te bespreken hoe een ander kind zich zou kunnen voelen. Jonge kinderen voelen heel veel en kunnen het vaak moeilijk onder woorden brengen. Voor hen is het belangrijk dat we ze “woorden geven”. Door gedrag en gevoel te benoemen én door duidelijk te zijn in wat wel en niet mag. Een kinderdagverblijf is bij uitstek een plek waar kinderen veel andere kinderen ontmoeten. Ze kijken naar het spel van anderen en gaan het nadoen of spelen mee. Zo ontdekken ze nieuwe spelletjes en spelvormen. Bovendien zien kinderen verschillen tussen elkaar en leren daarmee om te gaan. Ze gaan rekening met elkaar houden en worden weerbaar. Een kind leert op deze manier onderdeel te zijn van een groep, een cultuur, en kan daarin zijn eigen identiteit ontwikkelen. Een eigen weg vinden binnen een groep. De visie vertaald naar de praktijk Een pedagogische visie is nutteloos als deze niet terug te zien is in het pedagogisch handelen op de groep, de manier van inrichting en structuur die we de kinderen bieden. Hoe een pedagogisch medewerker omgaat met kinderen is een directe vertaling van onze visie. Belangrijke voorwaarde om goed met kinderen te kunnen werken is dat zij met plezier werken. pedagogisch werkplan 20-5-2014 5 Plezier straal je uit, plezier betekent betrokkenheid. Plezier roept ook plezier op. Daarnaast is het belangrijk dat pedagogisch medewerkers bewust handelen. Bewust werken vanuit je hart. Na de geboorte heeft een kind een enorme drang te groeien, zich te ontwikkelen. De pedagogisch medewerker werkt vanuit deze wetenschap. Zij sluiten aan op wat het kind kan en kijken niet naar wat het kind nog niet kan. Dit vraagt een luisterende, observerende opstelling, proberen te begrijpen wat het kind doet en waarom. Het betekent ook weten wat je van een kind kunt verwachten en weten hoe je een kind het best kunt aanspreken. We vinden dat ieder kind daar recht op heeft. Kortom een respectvolle houding, rekening houdend met wat het kind zelf aangeeft. Op deze wijze bieden we het kind de basis voor veiligheid en vertrouwen. Er wordt altijd gezocht naar een manier waarbij alle kinderen zich gezien, begrepen en veilig voelen. Pedagogisch medewerkers hebben veel verantwoordelijkheden. Ze bieden kinderen een veilige basis, uitdaging die past bij de leeftijd van het kind, zorg, structuur en een positieve en respectvolle benadering. Wanneer zij zien dat een kind van een babygroep meer uitdaging nodig heeft, zorgen ze ervoor dat het kind af en toe eens mee kan doen met de peuters. Ook een peuter die meer behoefte heeft aan rust en een eigen plekje is soms te vinden op een babygroep waar hij kan spelen. Contact met ouders is een van de belangrijke taken van een pedagogisch medewerker. Daarom investeren we veel in het schrijven van de schriftjes en proberen we zo goed mogelijk aandacht te geven aan ouders die hun kind komen brengen of halen. De stimulerende communicatie tussen pedagogisch medewerkers en kinderen vormt het hart van de werkwijze binnen Kinderopvang Baarn. Het delen van emoties en ervaringen, contact maken, kinderen uitdagen en helpen hun weg te vinden. Jonge kinderen communiceren met hun hele lichaam. Maar gesproken taal wordt al snel een steeds belangrijker communicatiemiddel. Een goede communicatie en wederzijds begrip tussen de pedagogisch medewerker en het kind en tussen de kinderen onderling, is van groot belang voor het gevoel van veiligheid en geborgenheid. Open vragen stellen en met aandacht en respect luisteren naar kinderen draagt bij aan het stimuleren van de nieuwsgierigheid bij jonge kinderen. Zo ontwikkelt het kritisch denkvermogen. Op deze manier bouwt de pedagogisch medewerker een langdurige vertrouwensrelatie op met het kind. Leuke gebeurtenissen die ouders in het schriftje hebben geschreven worden besproken als we gezellig samen aan tafel zitten. Er ontstaan hele gesprekken waarbij ieder kind gestimuleerd wordt om mee te doen. Tijdens het spel is de rol van de pedagogisch medewerker van groot belang. Zij volgt en observeert het spel van de kinderen en waarborgt als het ware de voortgang van het spel. De pedagogisch medewerker zoekt telkens evenwicht tussen enerzijds het niet onnodig storen en onderbreken van het spel en anderzijds het inspireren van de kinderen om het spel meer diepgang te geven. Door ervoor te zorgen dat kinderen de ruimte en materialen voorhanden hebben, kunnen kinderen hun eigen gang gaan. Op deze manier kan de pedagogisch medewerker ingrijpen in het spel waar nodig en de kinderen spelenderwijs leren een ieders “eigenaardigheden” te respecteren. Terwijl Sabine Levi aan het verschonen is, let zij extra op de geluiden en gebaren die Levi laat zien. Ze is nu zeven maanden en Sabine ziet dat ze ergens naar kijkt. Sabine reageert hier op door dit te benoemen en het binnen haar bereik te brengen. Levi pakt het speelgoed direct aan en stopt het in haar mond! Omdat ze gehoord en gezien wordt groeit haar zelfvertrouwen. pedagogisch werkplan 20-5-2014 6 1.2 Kwaliteit, veiligheid en ethiek in de Kinderopvang Een onafhankelijke onderzoekscommissie (Gunning) heeft adviezen geformuleerd om de veiligheid van kinderen in de kinderopvang te verbeteren. Kinderopvang Baarn brengt deze adviezen op deze manier in praktijk: Er is continue aandacht voor de veiligheid van kinderen en volwassenen in de kinderopvang. Medewerkers worden getraind op het elkaar aanspreken. Dit is een voortdurend punt van aandacht in ieder team en past in onze visie. We spreken elkaar aan op elkaars professioneel handelen, vragen en geven elkaar feedback. Onze gebouwen en ruimten zijn voorzien van veel glas en vaak werken we met open deuren. Hierdoor is er vaak en veel contact tussen de medewerkers. Medewerkers zijn altijd in elkaars nabijheid, in het zicht of op hoor afstand. Bijvoorbeeld: op elke slaapkamer is een babyfoon, welke altijd aanstaat. Wij communiceren open en integer met ouders over onze genomen maatregelen en daarom komt het onderwerp “veiligheid van kinderen” regelmatig terug in vergaderingen met de oudercommissie en de overkoepelende ouderraad. Directie en managers zijn verantwoordelijk voor het onderzoeken van mogelijke aanvullende maatregelen waarbij steeds de aandacht voor de fysieke en emotionele veiligheid van kinderen en medewerkers centraal staat. pedagogisch werkplan 20-5-2014 7 2. Het kindvolgsysteem Wij zijn verantwoordelijk voor de kinderen die aan ons worden toevertrouwd. We willen en kunnen de zorg van ouders niet overnemen maar hebben een groot belang bij goede samenwerking. We willen allemaal hetzelfde, een optimale ontwikkeling van de kinderen. Ouders en pedagogisch medewerkers zorgen hier samen voor! Om het ouders en pedagogisch medewerkers zo makkelijk mogelijk te maken een vertrouwde band op te bouwen werken wij met het mentorsysteem. Wij vinden het belangrijk dat een vaste pedagogisch medewerker de ontwikkelingslijn van een kind nauwkeurig volgt. Alle kinderen hebben een mentor. Tijdens de wenperiode maakt elke ouder kennis met de mentor van hun kind. Er worden afspraken gemaakt over het wennen op de groep. We vinden het belangrijk om het kind de gelegenheid te geven om in zijn eigen tempo te wennen. Het is belangrijk dat ouders en de mentor schrijven in het overdrachtsschriftje. Dit schriftje is een mooi en waardevol geschenk voor later maar voor nu is het van groot belang. Wij kunnen veel beter voor de kinderen zorgen als we weten wat het kind meemaakt. Daarom is het belangrijk dat ouders ook schrijven. Ouders kunnen ook vragen stellen in het schriftje. De pedagogisch medewerkers schrijven wat een kind bij ons meemaakt, wat ons opvalt en stellen eventueel ook vragen. Natuurlijk is het schriftje niet een geëigend middel voor zeer persoonlijke informatie, daarvoor kan beter een persoonlijke afspraak gemaakt worden, bijvoorbeeld via het schriftje! Het is belangrijk een kindje dat nieuw komt op het kinderdagverblijf, goed te laten wennen. Er zijn veel nieuwe gezichten en geluiden. Hier kan een kind moeite mee hebben. Een nieuw kind zal door de pedagogisch medewerkers zorgvuldig in het oog gehouden worden. Het is belangrijk dat het kind zich kan ontspannen en niet schrikachtig is. De baby’s worden door de pedagogisch medewerkerss gecontroleerd als zij slapen. Zes weken na de start van de opvang wordt een afspraak gemaakt voor een evaluatie. Dan kunnen wij van ouders vernemen of zij tevreden zijn over onze diensten. Ook is het een moment om te kijken hoe een kind thuis reageert en hoe het gaat op het kinderdagverblijf. Het afscheid nemen op de groep in de ochtend, eetgewoonten, slaapritme etc. worden hierin ook besproken. Soms is het handig regels met elkaar af te stemmen, bijvoorbeeld over spenen of knuffels. Minimaal eens per jaar, meestal rond de verjaardag observeert de mentor een kind met behulp van een door ons ontwikkeld observatieformulier. Ouders worden uitgenodigd voor een persoonlijk gesprek, waarin de observatie besproken wordt. Als een kind overgaat van de baby-naar de peuter- of verticale groep vinden wij het belangrijk ouders hierover goed te informeren en het kind op de nieuwe groep te laten wennen. In principe gaan kinderen over als ze 24 maanden zijn. Er kunnen redenen zijn waarom kinderen eerder of later overgaan naar een peuter- of verticale groep. Dat kan te maken hebben met praktische zaken (zoals beschikbaarheid) maar ook met het kind. Als een kind nog niet kan lopen of zich erg onveilig voelt kan dat een reden zijn de overgang uit te stellen. De mentor bespreekt met de ouders hoe en wanneer de overgang het best kan plaatsvinden. Indien de nieuwe mentor van het kind aanwezig is zal zij zich voorstellen. Als zij er niet is komt deze kennismaking op een later tijdstip. De Kleine Stad heeft zes groepen die veel samen werken. Als pedagogisch medewerkers mogelijkheden zien om een kind in een nieuwe groep mee te laten spelen, bijvoorbeeld buiten spelen of mee-lunchen, en het kind wil dat ook, dan doen ze dat. Zo gaat een overgang niet te abrupt en groeit een kind als het ware naar de nieuwe groep toe. Als de pedagogisch medewerkers zich zorgen maken over een kind zullen zij altijd contact met de ouders opnemen. Misschien maken de ouders zich zorgen over hetzelfde of herkennen zij de zorgen helemaal niet. Door steeds met elkaar in gesprek te blijven kunnen wij elk kind de pedagogisch werkplan 20-5-2014 8 beste zorg geven. Bij ieder breng- of haalmoment kunnen ouders de pedagogisch medewerkers aanspreken, informeren, vragen stellen en even met elkaar bijpraten. Het is erg belangrijk dat de pedagogisch medewerkers op de hoogte zijn van bijzondere gebeurtenissen in het leven van een kind. De knuffel die ineens spoorloos verdwenen is waardoor een kind slecht geslapen heeft, een verjaardag in het gezin of een lelijke valpartij hebben invloed op het kind. Wanneer een kind vier jaar is gaat het naar de basisschool. Om de opvang goed af te sluiten volgt er een afscheidsgesprek waarin ook de laatste observatie wordt besproken. Om de overgang van ieder kind naar de basisschool zo makkelijk mogelijk te maken hebben wij afspraken gemaakt met de basisscholen in Baarn over een overdracht. Dit betekent dat het observatieformulier waarop de observatie rond de derde en de vierde verjaardag staan, ook naar school wordt gestuurd. De mentor van het kind zal dit tijdig bespreken met de ouders en vragen om hun toestemming. Zonder toestemming zullen wij het formulier niet versturen naar de basisschool. Ook als de opvang eerder stopt, volgt er een afscheidsgesprek. Samengevat bestaat het kindvolgsysteem uit de volgende onderdelen: a. b. c. d. e. f. g. Het kennismakingsgesprek met de vestigings coördinator De kennismaking met de mentor De wenevaluatie, het gesprek na zes weken Het wekelijkse overdrachtsschrift Minimaal eens per jaar een observatie Minimaal eens per jaar een oudergesprek Een afscheidsgesprek pedagogisch werkplan 20-5-2014 9 pedagogisch werkplan 20-5-2014 10 3. Methodisch werken Methodisch werken betekent 'handelen volgens een bepaald patroon'. Het heeft als doel iets op een beheerste, gestructureerde en gecontroleerde wijze te laten verlopen. Met methodisch werken bereik je dat je continue leert van en met elkaar. Methodisch werken heeft vier kenmerken: • • • • Het handelen is doelgericht. Het handelen is systematisch: het verloopt volgens van te voren geplande stappen. Deze stappen zijn afgeleid van de doelstelling. Het handelen is procesmatig: de verschillende stappen sluiten op elkaar aan. Daarbij wordt rekening gehouden met het effect dat de ene stap op de andere heeft. Het handelen is bewust: De uitvoerder weet wat hij doet (planning) en waarom (doel). Op de kinderdagverblijven wordt methodisch gewerkt. De handelingen van de pedagogisch medewerkers zijn doelgericht, systematisch, procesmatig en bewust. Of het nu gaat om Pukactiviteiten, voorlezen, peuterdansen, samen aan tafel eten, buiten spelen of met de bolderwagen op stap. Op de peutergroepen en verticale groepen wordt gewerkt met de methode Puk. Deze methode is speciaal ontwikkeld voor kinderdagverblijven en geeft de pedagogisch medewerkers veel handvatten bij het spelenderwijs stimuleren van de ontwikkeling van kinderen. Alle pedagogisch medewerkers die werken op deze groepen hebben hiervoor een opleiding gehad of zijn met deze opleiding bezig. De methode Puk bestaat uit tien thema’s, zoals “Hoera een baby”, “Knuffels” en “Hatsjoe!”. Bij ieder thema horen activiteiten, spelletjes, verhaaltjes en liedjes. Deze zijn gericht op het ontwikkelen van taal, woordenschat, motoriek en sociale en emotionele ontwikkeling. Ook is er aandacht voor voorbereidend rekenen. Denk hierbij aan het werken met begrippen als groot, zwaar, ver weg, achter en onder. Een voorbeeld van een rekenprikkel-activiteit: “hoeveel boekjes passen er in een tas?”. Op de tafel liggen dan allemaal grote en kleine boekjes en allerlei soorten en maten tassen. Zo ondervinden kinderen spelenderwijs wat wel en niet past. Bij ieder thema hangt er een poster waarop duidelijk wordt aan welke ontwikkelingsgebieden wordt gewerkt en hoe dat gebeurt. Natuurlijk blijven jaarlijkse thema’s zoals de seizoenen, pasen, vader-en moederdag, sinterklaas en kerst gewoon bestaan. Ouders ontvangen bij de start van een nieuw thema meer informatie over de activiteiten die gedaan worden. Ook tijdens vrij spelen komt het thema steeds terug omdat de groepsruimte spelenderwijs steeds meer in het teken hiervan komt te staan. De poppenhoek verandert bijvoorbeeld in een babykamertje en in de kast staan extra veel boekjes over baby’s. Natuurlijk betrekken we daar ook de puppy’s, kittens, lammetjes, kuikentjes en andere dierenbaby’s bij. Kinderen vinden het geweldig om elkaar foto’s te laten zien van zichzelf als baby of hun baby-broertje of de kittens van de poes! Als een kind het thuis heeft over Puk zal hij of zij daarmee de vrolijke handpop Puk bedoelen. Puk helpt de pedagogisch medewerkers met verschillende activiteiten en voor de kinderen is Puk al snel een vertrouwd vriendje op de groep. Op de website www.pukenko.nl is meer informatie te vinden over de methodiek en de pedagogisch medewerkers geven ook graag antwoord op vragen. pedagogisch werkplan 20-5-2014 11 3.1 Creativiteit Wij vinden creativiteit belangrijk omdat kinderen zich kunnen ontspannen, uitleven en ontwikkelen. We bieden bewust en weloverwogen momenten en ruimtes aan voor creativiteit. We hebben een atelier waar kinderen naar hartenlust kunnen knutselen en schilderen. Daarbij gaat het om het proces en niet om het product. We vinden het niet belangrijk hoe het knutselwerkje er uit ziet, maar dat het kind het met plezier gemaakt heeft. Als een kind trots is op wat hij zelf heeft gemaakt is dat goed voor zijn zelfvertrouwen. Het proces gaat steeds een stapje verder. Door kinderen daarin de ruimte en tijd te geven ontstaat rust. Soms is het eerst moeilijk of spannend en kijken ze alleen toe. Creativiteit is ook te zien in het dagelijkse handelen en denken van kinderen. Dat stimuleren we doelbewust door niet alles voor kinderen op te lossen of met allemaal kant en klare speelmogelijkheden te komen. Als kinderen de kans krijgen bedenken zij zelf vaak de beste oplossingen. Hierdoor krijgen ze vertrouwen en plezier in wat ze doen en maken een prachtig kunstwerk of lossen een meningsverschil helemaal zelf op! Fantasie is ook een vorm van creativiteit. Het nadoen van de huiselijke situatie of samen op reis met de auto. Door zo creatief bezig te zijn geven kinderen zelf vorm en betekenis aan de dingen om hen heen en ontdekken ze welke relatie zij er mee hebben. Op deze manier leren zij zichzelf vragen stellen en ontdekken oplossingen en mogelijkheden. Roel (twee en een half jaar) wil wat maken voor zijn vaders verjaardag. Samen met de pedagogisch medewerker gaat hij uitzoeken wat hij wil doen. Hij besluit iets van klei, rietjes, schelpen en doppen te maken. Eerst is Roel druk bezig het materiaal te ontdekken. Hoe voelt het aan, erin knijpen, stukjes afbreken enz. Dan gaat hij aan de slag, pakt een groot stuk klei, steekt er rietjes in, drukt de schelpen en doppen erop. Roel bekijkt zijn werkje, haalt alles er weer af en schuift het naar de pedagogische medewerker. “Ik ben klaar met het cadeau”, zegt Roel. “Dit is voor papa”. Nadat het gedroogd is, gaat het cadeau mee naar huis. Met de opgeschreven uitleg van het proces en de foto die de pedagogisch medewerker erbij had gedaan, vindt papa dit vast een heel mooi cadeau. 3.2 Activiteiten De dagelijkse verzorgmomenten zoals het verschonen en samen eten zijn activiteiten waarin veel ruimte is voor contact waardoor een hechte band ontstaat tussen pedagogisch medewerkers en kinderen. De pedagogisch medewerker sluit aan bij waar de aandacht van het kind is en past haar taal aan op het niveau van het kind. Tijdens het verschonen van een luier praat ze over de dingen die ze doet en benoemt wat ze ziet. Zo raken kinderen snel vertrouwd met de handelingen en ze snappen wat er gebeurt. Het praten gaat vaak samen met non-verbaal gedrag: handen uitsteken en zeggen “ga je mee?” of een vies gezicht bij “wat een vieze luier”. De pedagogisch medewerker kan van het verzorgen ook een taalspel maken. Het benoemen van delen van het babylijfje: ”waar is je neus? Daar is je neus!” en “daar komt een muisje aangelopen en die is in Joetjes nek gekropen”. Hetzelfde geldt voor de dreumesen en peuters. Bij het afscheid nemen: ”Kijk daar loopt mama. Zullen we gaan zwaaien?”. Zo wordt de taal van kinderen steeds verder uitgebreid en passen de emoties, de gezichten en de lichaamshouding bij elkaar. Ook dat helpt het kind om de omgeving steeds beter te snappen. Baby’s zijn helemaal afhankelijk van de zorg van volwassenen en daarom is het juist bij deze kleintjes belangrijk dat pedagogisch medewerkers goed kijken naar het kind en pedagogisch werkplan 20-5-2014 12 aansluiten bij wat het kind nodig heeft en wil. Bijvoorbeeld, de baby niet zomaar oppakken uit haar bedje maar eerst oogcontact maken. Praten en vertellen wat er gaat gebeuren. Hierdoor schrikt de baby niet en is het een positieve ervaring. Zo ontstaat een goede band tussen de baby en de pedagogisch medewerker. Dreumesen willen veel zelf doen en zijn tegelijkertijd nog sterk emotioneel afhankelijk van de pedagogisch medewerker. Pedagogisch medewerkers kunnen hieraan tegemoet komen door bijvoorbeeld de dreumesen vrij te laten spelen en zelf beschikbaar te blijven via oogcontact. Door even naar de pedagogisch medewerker te kijken voelt de dreumes zich veilig en kan verder spelen. Kinderen leren door vallen en opstaan. De kinderen worden gestimuleerd het zelf te proberen, ook al lukt het nog niet helemaal. Dat het daardoor soms een kliederboel wordt nemen we dan voor lief! Peuters kunnen al even zelfstandig spelen. Als ze hulp nodig hebben, zoeken ze vaak zelf (oog)contact. Ze ontdekken dat andere kinderen niet met je willen spelen als je geen rekening met hen houdt. Peuters snappen elkaar vaak nog niet. Door uitleg te geven over wat een ander kindje voelt of denkt gaat het samenspelen makkelijker. Stijn, Lisa en Madelief spelen vader en moedertje in de poppenhoek. Stijn is groot en sterk, maar moet van de dames de baby spelen. Dit betekent in het ledikant gestopt worden, rond rijden in de poppenwagen en zo nu en dan krijgt Stijn een hapje eten in z’n mond. Stijn was het er in eerste instantie helemaal niet mee eens, maar door de overredingskracht van de meisjes, gaat hij mee in het spel en vindt hij het uiteindelijk heel gezellig. Gedurende alle activiteiten is het pedagogisch handelen van de pedagogisch medewerkers duidelijk herkenbaar. Voorlezen en samen liedjes zingen zijn vaste activiteiten. Een voorbeeld van een activiteit bij het Puk thema “Hoera , een baby” is dat er een ouder komt met een baby die in bad gedaan wordt. De peuters mogen meekijken en helpen. Op de groep wordt dan ook een “babykamertje” gemaakt met een bedje en een badje. Alle poppen gaan in bad, de knuffels natuurlijk ook. Er liggen piepkleine luiers en verschoondoekjes zodat kinderen het helemaal na kunnen spelen. Het is leuk om te zien dat het spel van de kinderen steeds uitgebreid wordt met iets nieuws. Ze gaan elkaars gezichtjes wassen, gaan buiten met de poppen wandelen en maken babyfruithapjes. Met vrij spelen bedoelen we dat kinderen zelf kiezen wat ze willen doen en of ze alleen willen spelen of met andere kinderen samen. De pedagogisch medewerkers letten wel goed op de kinderen en helpen soms een beetje bij het samenspelen. Iris zit aan tafel met Jeroen, Amber en Thimo. Allemaal zijn ze drie jaar oud en ze hebben tegen Iris gezegd dat ze graag willen knippen. Omdat het een verticale groep is, splitst Iris de groep en gaat met de grotere kinderen aan tafel zitten. Samen bespreken ze hoe je de schaar moet vasthouden en hoe dat knippen dan gaat. Als ze geknipt hebben, willen ze natuurlijk ook de losse stukken nog vastlijmen op een mooi groot geel papier! pedagogisch werkplan 20-5-2014 13 Peuterdansen Drie keer per jaar organiseert een gespecialiseerde pedagogisch medewerker een korte cyclus van peuterdansactiviteiten op iedere vestiging. Zij heeft hiervoor de opleiding peuterdansen gevolgd. Peuterdansen is een activiteit die kinderen niet leert dansen maar vrij bewegen. Het gaat om een verhaal of thema waar de kinderen in mee genomen worden. Het verhaal wordt uitgebeeld met beweging waarbij instrumentale muziekjes het geheel ondersteunen bijv. Op het strand liep een krab die zijn vriendjes zocht. De pedagogisch medewerker laat zien hoe de krab loopt en de kinderen willen dit dan graag na doen. De muziek lijkt op dribbelende krabbenpootjes over het strand. Het verhaal wordt verder ondersteund met attributen zoals schelpen en een doek dat wappert als de golven van de zee. Het peuterdansen start met een “kringetje van jongens en van meisjes” . Dan klappen we onze namen. Door de naam in lettergrepen te klappen stimuleer je het taalgevoel bij kinderen. Door taal met beweging te combineren leren kinderen sneller. Met een verhaalspel geef je de kinderen beelden mee en prikkel je de fantasie. De drukke en rustige activiteiten worden goed afgewisseld om zo de aandacht van de kinderen te houden en ze evt. te laten uitrusten. De pedagogisch medewerkers doen natuurlijk ook mee. Zij kennen de kinderen goed. Zij moedigen aan om mee te doen en de kinderen voelen zich emotioneel veilig waardoor ze zichzelf kunnen zijn. De kinderen komen dan ook met ideeën en opmerkingen en zo wordt het een vrolijke les. Een lesthema herhalen we 3x zodat de kinderen het thema goed leren kennen en blij zijn met de herkenning. Tijdens het spel is het goed te zien welke ontwikkelingsfase een kind doormaakt. Het peuterdansen is bedoeld voor kinderen in de leeftijd van 2 tot 4jaar. pedagogisch werkplan 20-5-2014 14 4. De Kleine Stad Kinderdagverblijf de Kleine Stad is de grootste vestiging van Kinderopvang Baarn. In deze vestiging is het kinderdagverblijf evenals de BSO gehuisvest. De Kleine Stad is vanaf 2006 volledig eigendom geworden van Kinderopvang Baarn. Door het vele glas en de ronde vormen oogt het gebouw open en transparant. Er zijn veel multifunctionele ruimtes, waar de kinderen op verschillende manieren gebruik van kunnen maken. Kinderdagverblijf de Kleine Stad biedt de kinderen zowel binnen als buiten ruimte om te spelen en te ontdekken. Voor de peuters is er een binnentuin, zodat zij in een veilige omgeving lekker buiten kunnen spelen. In de ochtenduren kunnen de groepen gebruik maken van het timmer- en schildersatelier en de circus- en theaterruimte van de buitenschoolse opvang. Een populaire activiteit, echt afgestemd op de allerjongsten, is het peuterdansen. Daar wordt erg veel gebruik van gemaakt. Als kinderen van tien weken beginnen bij kinderdagverblijf de Kleine Stad en overstappen naar de buitenschoolse opvang betekent dit, dat zij de eerste twaalf jaar van hun leven opvang krijgen onder hetzelfde dak. Dat biedt het kind vertrouwen. Kinderen gaan zich thuis voelen. Door de samenwerking tussen kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang is het mogelijk voor kinderen van het kinderdagverblijf die toe zijn aan meer uitdaging om mee te doen met activiteiten van de buitenschoolse opvang. De groepen zijn ingedeeld in zogenaamde “stamgroepen”. Op elke groep dragen we zorg voor een kloppend kind-pedagogisch medewerker ratio zoals dat door de wet op de kinderopvang is vastgesteld. Wanneer twee groepen worden samengevoegd gaan er van beide groepen een vaste pedagogisch medewerker mee zodat de kinderen altijd kunnen rekenen op een bekend gezicht. Tommie en DikkieDik zijn de twee baby/dreumesgroepen waar maximaal negen baby’s/dreumesen tot twee jaar per groep worden opgevangen. Jip en Janneke is een vertikale groep waar maximaal 12 kinderen van nul tot vier worden opgevangen. Iejoor, Knorretje en de Petteflet zijn de drie peutergroepen waar maximaal veertien peuters van twee tot vier jaar worden opgevangen. Op elke groep staan dagelijks gekwalificeerde pedagogisch medewerkers om te voldoen aan de kind-pedagogisch medewerker ratio met totaal een vast groepsteam van maximaal vier pedagogisch medewerkers per groep. Soms willen ouders een extra dagdeel afnemen. Dan wordt gekeken of er op dit dagdeel plaats is op de stamgroep van het kind, zodat de (wettelijk vastgelegde) pedagogisch medewerkerkind ratio niet overschreden wordt. De Kleine Stad is geopend van 07.00 uur tot 18.00 uur. De reguliere haal- en brengtijden (voor 09.00 uur en na 16.00 uur) worden voor het dagprogramma gehanteerd. De Kleine Stad heeft een uitloop haaltijd tot 18.30 uur. Hiervoor betalen ouders naar gebruik. De vestigings coördinator heeft de dagelijkse leiding in de Kleine Stad. Bij haar afwezigheid is de collega vestigings coördinator van de BSO de Kleine Stad verantwoordelijk voor de gang van zaken. Er is dus altijd een eindverantwoordelijke vestigings coördinator aanwezig. Voor noodsituaties zoals brand wordt de vestigings coördinator bijgestaan door iemand van het Centraal Kantoor die hiervoor verantwoordelijk is. Noodtelefoonnummers zijn altijd aanwezig in het pand. In ieder geval staat dat genoteerd in het bedrijfsnoodplan dat op elke groep, in de keuken en op kantoor ligt. De vestiging heeft een toegangscontrolesysteem. De ouders zijn in het bezit van een tag. Deze tag is geregistreerd op naam. pedagogisch werkplan 20-5-2014 15 Op de Kleine Stad zijn dagelijks minimaal acht en maximaal zestien pedagogisch medewerkers aanwezig. De Vestigings coördinator wordt verder ondersteund door diverse afdelingen van het centraal kantoor. De pedagogisch beleidsmedewerker is van belang voor de pedagogische ondersteuning van de vestigings coördinator en de pedagogisch medewerkers. 4.1 Dagelijks leven op de Kleine Stad Net als elk kinderdagverblijf werkt ook de Kleine Stad kindvolgend. Dat wat het kind nodig heeft is leidend. We werken met een voor de kinderen herkenbare dagindeling zodat kinderen snel vertrouwd raken met de situatie op het kinderdagverblijf. Baby’s die nog een eigen ritme hebben, worden daarin gevolgd. Het dagritme past bij de ontwikkelingsfase, leeftijd, samenstelling van de groep en de verblijftijden van de kinderen op het kinderdagverblijf. Het dagprogramma vindt plaats tussen 09.00 uur en 16.00 uur. Het dagritme bestaat uit momenten voor vrij spel en gezamenlijke binnen- en buitenactiviteiten. Op vaste tijden wordt gezamenlijk gegeten, handen gewassen, geslapen en gespeeld. We houden rekening met de behoefte van ieder kind om individueel te kunnen spelen of om te spelen in de groep naast of met andere kinderen. Eveline ontvangt om 07.00 uur het eerste kind dat binnen komt in de centrale hal. Het is nog wat onwennig, omdat er nog niet veel andere kinderen zijn. Eveline verwelkomt Anne en bespreekt dan met de moeder hoe het met Anne gaat. Daarna neemt Eveline haar op schoot om samen met Anne te gaan zwaaien naar mama. Zodra mama weg is, knuffelen Eveline en Anne nog even. Daarna zoekt Anne de poppen op. Onderstaand schema is een voorbeeld hoe een dag er meestal uitziet. 07.00 Opening kinderdagverblijf 07.00-09.00 De kinderen worden gebracht. Vrij spelen of een activiteit. 09.00 Gezamelijke start van de dag met een activiteit en fruit. Hierbij lezen pedagogisch medewerkers een boekje voor of zingen liedjes 10.00 Buiten spelen, knutselen of een Puk-activiteit. 11.30-12.30 Lunch 12.30 Tijd om naar bed te gaan, de opblijvers kiezen voor spelen of een activiteit 12.30-13.00 Haal- en/of brengmoment voor kinderen en ouders. Rond deze tijd wordt er vaak in de schriftjes geschreven, nu is daar tijd voor aangezien de meeste kinderen slapen. 14.30 Kinderen worden wakker en komen uit bed. Individueel en rustig aankleden en tijd om wakker te worden. Gezamenlijk aan tafel fruit, een koekje of yoghurt eten. Ook krijgen de kinderen drinken. 16.00-18.00 De kinderen worden gehaald. Er wordt op de groep gespeeld en naar behoefte worden nog activiteiten ondernomen met elkaar. Rond 16.30 uur krijgen de kinderen nog een cracker en wat drinken. pedagogisch werkplan 20-5-2014 16 4.2 Ruimte en inrichting De kleine Stad heeft een rustige inrichting qua kleuren en materiaalgebruik. Een rustige basis geeft harmonie en werkt door op de kinderen en helpt ze overzicht te geven. Op de groepen en in de gang wordt gewerkt met hoeken die herkenbaar zijn. Zo zijn er poppenhoeken, auto/bouwhoeken, leesplekken bij bijvoorbeeld de bank en een box voor baby’s. De baby’s van de vier groepen zijn regelmatig te vinden in de gang van de babyafdeling. Wij hanteren hier het open deuren beleid. Elke groep heeft een eigen verschoonruimte. Op de babygroepen is deze in de groep zodat de pedagogisch medewerker (oog)contact blijft houden met alle kinderen. De peutergroepen hebben een badkamer. De badkamers zijn zo ingericht dat de kinderen zelf naar het toilet kunnen gaan (lage toiletjes en wastafel). Kinderen wordt geleerd hun handjes te wassen voor het eten, nadat ze naar het toilet zijn geweest of buiten hebben gespeeld. De mandjes met spulletjes van de kinderen staan in de verschoonruimtes. Om de hygiëne zo goed mogelijk te waarborgen wordt er dagelijks schoongemaakt op de vestiging. Daarnaast hanteren we met de kinderen ook diverse regels, zoals handen wassen voor het eten en na het gebruik van toilet. Daarnaast hebben kinderen een eigen bedje (kan door meerdere kinderen gebruikt worden) wat belangrijk is voor het gevoel van veiligheid, maar ook omdat dit hygiënischer is. Als het kind het bed deelt met een ander kind in dezelfde week wordt na gebruik van een bedje het beddengoed verschoond. Volgens een vast schema wordt het speelgoed zoals duplo, knuffels en verkleedkleren gewassen. Baby’s die nog klein genoeg zijn om veilig in een kinderwagen te kunnen slapen, mogen na overleg met de ouders, buiten in de tuin slapen. Onze ervaring is dat kinderen buiten goed slapen. Elke babygroep heeft een buiten slaapplek, een zogenaamd ”Lutje Potje”. De pedagogisch medewerkers maken keuzes die worden afgestemd op de leeftijdsgroep die gebruik maakt van de ruimte. Iedere ruimte wordt zo ingericht dat deze voor kinderen uitdagend is en de verschillende ontwikkelingsgebieden gestimuleerd worden. Grove en fijne motoriek, zelfstandigheid, fantasie en creativiteit. Door zelfstandig te kunnen spelen bouwen kinderen eigenwaarde, zelfredzaamheid en zelfvertrouwen op. Kleuren, geluiden, speelgoed en indeling; ze hebben allemaal invloed op hoe kinderen hun plek ervaren. Ze beïnvloeden het spel, de keuze van het speelgoed en de speelplek. Een poppenhoek kan kinderen uitdagen om te komen tot spel en fantasie, maar als de knutselkast daar ook staat, lukt het niet om te komen tot spelen omdat hun spel steeds onderbroken wordt door kinderen die papier komen halen. Wij vinden het belangrijk de ruimtes zo in te richten, te structureren, dat kinderen in alle rust hun spel kunnen spelen. Als we met een Puk-thema pedagogisch werkplan 20-5-2014 17 bezig zijn willen we de kinderen de mogelijkheid bieden om zelfstandig door te spelen op dat thema. Bij het thema “oef, wat is het warm” kan bijvoorbeeld een ijswinkeltje worden gemaakt waar kinderen zelf geknutselde ijsjes verkopen. Met een blauw zeil op de grond kan een zwembad worden nagemaakt en kunnen kinderen in het “water” spelen. Juist omdat zij het spel voortzetten zonder dat er direct een pedagogisch medewerker bij betrokken is, ontdekken kinderen fantastische nieuwe mogelijkheden. Sinds 2009 is er een prachtige avonturentuin om te kunnen verstoppen, ontdekken, rondrijden, of te spelen in de heerlijke zandbak. De tuin heeft verschillende hoekjes en afscheidingen. Door heuveltjes en struiken in de tuin kunnen de kinderen zich alleen of in kleine groepjes terugtrekken. Hoe ouder kinderen worden, hoe zelfstandiger ze ook willen zijn. De tuin is zo ingericht dat de kinderen in het zicht blijven, maar toch ruimte hebben om te ontdekken en zich te ontwikkelen. Daardoor ontwikkelen ze hun sociale vaardigheden zoals samen spelen, voor zichzelf opkomen en elkaar helpen. Door de verschillende materialen (zand, tegels, gras, struiken, palen, water en bomen) kunnen de kinderen op onderzoek gaan. Door de ligging van de Kleine Stad zijn er heel veel mogelijkheden om te gaan wandelen. De kinderen gaan regelmatig naar het dorp of het park om te wandelen of te picknicken. 4.3 Feest Op de Kleine Stad vieren we graag een feestje. Verjaardagen van de kinderen worden gevierd op de groepen. De jarige wordt in het zonnetje gezet. Kinderen mogen gezond trakteren, wij zorgen natuurlijk voor een feestmuts en een cadeau. Omdat het feestritueel vaste programmaonderdelen heeft, is het voor ieder kind een vertrouwde gebeurtenis. Voor hem/ haar is duidelijk wat er allemaal gaat gebeuren. Ook hebben we jaarlijks een groot feest, voor kinderen, ouders en familie. Het kinderdagverblijf organiseert dit samen met de buitenschoolse opvang. De kinderen staan centraal en er worden leuke activiteiten met ze ondernomen. Knutselen, lekkere verwennerij of een bewegingsactiviteit maken dit feest altijd een groot succes. Sinterklaas vieren we ook. Sinterklaas brengt geen bezoek aan het kinderdagverblijf de Kleine Stad omdat de meeste kinderen dit nog heel spannend vinden. Zo houden we het kinderdagverblijf van de Kleine Stad een rustige en veilige plek in die toch al drukke tijd. We hebben wel een heus peuterkerstdiner! Het diner is ‘s avonds om 18.00 uur voor alle peuters op de Kleine Stad. Dit doen we met mooi aangeklede kinderen in een mooie aangeklede gang, waar we zonder de ouders samen heerlijk gaan eten! Dit is een hoogtepunt voor de peuters! pedagogisch werkplan 20-5-2014 18 pedagogisch werkplan 20-5-2014 19 5. Voeding Belangrijk onderdeel van de dag, zijn de momenten dat er gegeten wordt met kinderen. Maaltijden zijn behalve een voedingsmoment tevens een gezellige sociale gebeurtenis: wachten op elkaar, keuzes maken, elkaar dingen vertellen, elkaar zien en horen. De aankleding van de tafel krijgt daarom altijd zorgvuldig aandacht. Voeding is een essentieel onderdeel van ons bestaan. Van het moment dat een kind geboren wordt, is er veel aandacht voor alles wat met voeding te maken heeft. Beginnend met borstvoeding of flesvoeding, tot het moment van bij voeden. Elke baby heeft een eigen voedingsritme tot ongeveer een jaar. Het eerste halfjaar krijgen ze meestal alleen nog melk (borstvoeding of flesvoeding). Wanneer u extra borstvoeding meegeeft kan deze in de vriezer worden bewaard mits er een naam en datum op staat. Daarna komt er fruit, brood en een tussendoortje bij. Rond de eerste verjaardag kan een kind meestal mee gaan in het ritme van de dag op het kinderdagverblijf. Op de Kleine Stad wordt fruit gegeten, een broodmaaltijd tussen de middag en ‘s middags een tussendoortje. Hierbij is aandacht voor gezonde voeding vol vitaminen en weinig vetten. In samenwerking met deskundigen van GGD en het Voedingscentrum is een voedingsbeleid opgesteld. Als een kind een dieet heeft, is het belangrijk om dit met de pedagogisch medewerkers te bespreken. Een aantal zaken kunnen wij natuurlijk regelen, maar specifiek aangepaste voeding zal meestal van huis meegenomen moeten worden. ‘s Morgens wordt rond 09.00 uur fruit of een koekje gegeten. Standaard zijn banaan, appel en peer aanwezig. Daarnaast is er variatie binnen het fruitaanbod. Het hele jaar zijn sinaasappels en kiwi’s verkrijgbaar, maar hier wordt in gevarieerd. We bieden ook graag seizoensgebonden fruit aan zodat kinderen dat ook leren kennen, bijvoorbeeld aardbeien, meloen, druiven, mandarijnen. Rond 11.30 uur wordt er geluncht. De lunch is een belangrijk voedingsmoment op de dag. De eerste boterham gaat met gezond beleg, bij de tweede mogen ze kiezen en bij de derde boterham gaat er weer gezond beleg op. Het Voedingscentrum geeft aan dat kinderen tot vier jaar één tot drie boterhammen nodig hebben. Op het kinderdagverblijf geven we kinderen daarom niet meer dan drie boterhammen. Er wordt gekeken naar elk kind en zijn/haar individuele behoefte. Er is een onderverdeling gemaakt naar beleg dat er standaard is en wat een uitzondering is. De groepen beginnen altijd met een lied, waardoor het voor de kinderen duidelijk is dat we gaan eten. Pas als alle kinderen een boterham hebben beginnen we met eten. Op die manier stimuleren we op elkaar wachten en wordt er ook echt gezamenlijk gegeten. pedagogisch werkplan 20-5-2014 20 pedagogisch werkplan 20-5-2014 21 Als tussendoortje om ongeveer 15.00 uur, wordt een koekje of fruit gegeten. Bijvoorbeeld een biscuit, een lange vinger of een plakje ontbijtkoek. Tevens wordt er drinken geschonken. Op de babygroepen wordt ook yoghurt gegeven aan de kinderen boven één jaar. Aan het einde van de dag eten de kinderen nog een cracker, eventueel belegd met smeerkaas of -worst. Ook het drinken is natuurlijk belangrijk. We geven melk, karnemelk, limonadesiroop, diksap (zeker bij baby’s ), thee (zonder suiker) en water. Als kinderen na een beker limonade nog meer drinken willen, krijgen ze water. Aan tafel wordt eerst een broodje met worst of kaas gegeten en daarna mag er zoetigheid op brood. Pieter probeert te beginnen met gekleurde hagelslag. Zijn buurman Thijs vertelt aan Pieter dat dit toch echt niet mag en zegt tegen de pedagogisch medewerker dat Pieter ook wel smeerworst lust… pedagogisch werkplan 20-5-2014 22 6. Ziektebeleid Kinderen kunnen ziek worden. Er is algemeen beleid opgesteld over hoe Kinderopvang Baarn omgaat met kinderen die ziek zijn of ziek worden tijdens de opvang. Als een kind ziek wordt, kan het zijn dat een kind opgehaald moet worden of thuis moet blijven. Dit hangt af van het volgende: Het kind is te ziek om aan het dagprogramma deel te nemen De verzorging is te intensief voor de pedagogisch medewerkers Het kind brengt de gezondheid van andere kinderen in gevaar Een kind met koorts (>38.5°C), ernstige diarree, spugen of een besmettelijke kinderziekte, wordt door Kinderopvang Baarn als ziek beschouwd. Wanneer een kind een besmettelijke ziekte heeft, moet de ouder dit melden bij de pedagogisch medewerker. Zij informeert de overige ouders direct via een informatiebordje op de deur welke ziekte er heerst. Een kind kan zich ook niet lekker voelen zonder een duidelijk ziektesymptoom te hebben. Ook dan vinden de pedagogisch medewerkers het belangrijk de ouders te bellen om te overleggen wat het beste is voor het kind. Bij de kennismaking wordt gevraagd of het kind wordt ingeënt volgens het rijksvaccinatieprogramma. Dit is niet verplicht. Voor ons is het wel belangrijk om te weten omdat het kind dan wellicht bevattelijker is voor een besmettelijke ziekte of het ziekteproces anders kan verlopen. Naast gewone ziektes, zoals verkoudheid, een loopoor of waterpokken, kan het zijn dat kinderen medische handelingen behoeven. Hiervoor gelden andere wettelijke regels. 6.1 Eenvoudige medische handelingen Dit zijn handelingen die in principe zonder problemen door de pedagogisch medewerker uitgevoerd kunnen worden zoals een pleister plakken of hoestdrank geven. Voor elke medicatie, zelfzorg of door een arts voorgeschreven, moet de ouder een formulier invullen. We vragen om een nieuw medicijn eerst thuis te geven in verband met eventuele bijwerkingen of allergische reacties. Koortsverlagende medicijnen zoals paracetamol/aspirine/zetpillen worden door ons niet gegeven. Dit omdat dit medicijn werkt tegen het verlagen van de koorts en/of het wegnemen van pijn. Als deze medicijnen nodig zijn is een kind ziek en moet het thuis zijn. Bij een koortsstuip mag er wel een zetpil worden gegeven. pedagogisch werkplan 20-5-2014 23 6.2 Afgeleide medische handelingen Soms heeft een kind extra zorg nodig. Deze zorg kan vallen onder de wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG). Deze wet regelt wie wat mag doen in de gezondheidszorg. Afgeleide medische handelingen zijn handelingen die de pedagogisch medewerker in principe zou kunnen verrichten, zoals bijvoorbeeld het toedienen van een klysma. Daar moet dan door een zelfstandig bevoegde beroepsbeoefenaar, zoals een arts, een goede instructie over worden geven. Als deze instructie is gegeven, mag de pedagogisch medewerker die deze instructie persoonlijk heeft gekregen, deze handeling uitvoeren. Voor een kind dat extra medische verzorging nodig heeft, wordt er een aanvullend medisch contract opgesteld dat door de ouders, directie en pedagogisch medewerker wordt ondertekend. In dergelijke situaties zal de vestigings coördinator aanvullende afspraken met ouders maken zodat steeds duidelijk is hoe het met het kind gaat, wat het kind nodig heeft en wat het effect van de handelingen is op de pedagogisch medewerker en de groep. 6.3 Voorbehouden medische handelingen Voorbehouden medische handelingen zijn handelingen die bij ondeskundige uitvoering ernstige risico’s met zich mee brengen. Deze handelingen mogen alleen door (para-)medisch bevoegd personeel verricht worden. Kinderopvang Baarn kiest ervoor deze handeling niet uit te voeren. De wet noemt als voorbehouden handelingen: • heelkundige handelingen • puncties en injecties • defibrillatie • katheterisaties We verwelkomen kinderen met gezondheidsproblemen, lichamelijke of verstandelijke beperking of bijzonder gedrag. Voorwaarde is dat er goede afspraken met ouders en de vestigings coördinator gemaakt worden zodat wij de juiste zorg kunnen bieden. Er vindt minimaal één oudergesprek per jaar plaats maar wanneer duidelijk is dat er bijzonderheden zijn op gebied van gezondheid, ontwikkeling of begeleiding worden er vaker afspraken gemaakt met de ouders. Alleen dan kunnen we er samen voor zorgen dat het kind de juiste ondersteuning en zorg van ons krijgt. Deze extra afstemming is ook in het belang van de pedagogisch medewerkers, zij hebben soms meer informatie of uitleg nodig om de juiste zorg te kunnen bieden. Hierbij houden wij rekening met het welbevinden van het kind, de mogelijkheden van de pedagogisch medewerkers en het effect op de groep. Ook wanneer pas na aanvang van de opvang blijkt dat er sprake is van bijzondere zorg voor een kind bespreken we met ouders wat de beste zorg voor het kind is en of wij deze zorg kunnen bieden. pedagogisch werkplan 20-5-2014 24 7. Ouders Het is belangrijk dat ouders vertrouwen hebben in hoe wij met hun kind omgaan. Dat kan alleen als we open en eerlijk met elkaar communiceren. Wij hebben ouders nodig om onze zorg zo goed mogelijk af te stemmen op het kind. Ouders hebben ons nodig om te horen hoe hun kind zich bij ons ontwikkelt en hoe een kind zich voelt op de groep. Ouders genieten als hun kind geniet. Daarom betrekken we ouders bij de dagelijkse dingen die kinderen meemaken met foto’s en verhalen. Ouders hebben een belangrijke rol binnen Kinderopvang Baarn. Als klant en als ouder van het kind maar daarnaast ook als klankbord via de Oudercommissie om de zorg die geboden wordt zo optimaal mogelijk te houden. Communicatie met ouders is van groot belang. Dit gebeurt bijvoorbeeld via het Vestigingsnieuwsblad dat nieuws bevat van de Kleine Stad en de Oudercommissie. Tenslotte informeren wij ouders via brieven in de vakjes van de kinderen over andere informatie zoals wisselingen van medewerkers of bijzondere gebeurtenissen . Op elke groep hangt een groot whiteboard waarop onder andere wordt aangegeven wie wanneer werkt, voedings- en slaapschema’s van de baby’s of andere mededelingen. In de centrale hal van de Kleine Stad hangen foto’s van medewerkers en op welke groep zij werken. Op alle vestigingen is een bedrijfsnoodplan beschikbaar. Hierin zijn alle procedures rond BHV (bedrijfshulpverlening) brandoefeningen en EHBO opgenomen. U kunt het bedrijfsnoodplan inzien bij de vestigings coördinator. Het is belangrijk dat de pedagogisch medewerkers te allen tijde beschikken over de juiste contactgegevens zodat zij ouders altijd kunnen bereiken wanneer een kind ziek is geworden of zich iets anders heeft voorgedaan. We verzoeken ouders ook vriendelijk kinderen geen speelgoed van thuis mee te geven omdat het makkelijk zoek kan raken. Kinderen mogen geen sieraden dragen die gevaarlijke situaties kunnen opleveren. Het is erg handig wanneer ouders de reservekleding, speen, fles, knuffels etc. van hun kind voorzien van de naam. Meer informatie hierover kunt u terug lezen in de opvangwijzer die u heeft ontvangen bij plaatsing van uw kind. 7.1 Klanttevredenheidsonderzoek (KTO) Eén keer per twee jaar vindt er een tevredenheidonderzoek plaats waarin ouders via een vragenlijst hun mening kunnen geven over de kwaliteit van de geboden opvang. Aan de orde komt onder andere of ouders tevreden zijn over de verzorging en de begeleiding van hun kind, de veiligheid en geborgenheid van hun kind, de contacten tussen de medewerkers en de ouders, de deskundigheid van de pedagogisch medewerkers, de accommodatie, de organisatie, enzovoort. Uit de resultaten van het KTO komen aandachtspunten en verbeteracties voort om zo de tevredenheid steeds verder uit te breiden. 7.2 Ouderbetrokkenheid Oudercommissie pedagogisch werkplan 20-5-2014 25 Elke vestiging heeft een Oudercommissie, die overlegt met de vestigings coördinator. Hierbij gaat het vooral om vestiging gebonden onderwerpen. De vestigings coördinator heeft elke twee/drie maanden een overleg met de Oudercommissie waar een verslag van gemaakt wordt. Tijdens deze vergaderingen worden onder andere de personele stand van zaken, feesten en activiteiten en diverse rapportages, zoals van de GGD besproken. De Ouder Commissie heeft adviesrecht over belangrijke vestiging gebonden beleidszaken. Zoals het pedagogisch werkplan, de risico-inventarisatie en evaluatie. De Ouder Commissie fungeert als aanspreekpunt voor de ouders en/of verzorgers. Centrale Ouder Raad Afgevaardigden van elke vestiging vormen samen de Centrale Ouder Raad en vergaderen regelmatig namens alle ouders en/of verzorgers, met de directie over het algemene beleid en beleidsvoorstellen. Het gaat dus over vestigingsoverstijgende onderwerpen. Bijvoorbeeld de pedagogische visie van Kinderopvang Baarn. De besluitvorming over deze beleidsmatige zaken wordt teruggekoppeld naar de lokale oudercommissies. Met de invoering van de Wet Kinderopvang (2005) is de rol van de Centrale Ouder Raad ingrijpend veranderd. De Centrale Ouder Raad heeft vergeleken met de oude situatie, een niet vrijblijvend adviesrecht gekregen. Dit houdt in dat over verschillende zaken - groepsgrootte, pedagogisch beleid, de klachtenregeling en tarieven bijvoorbeeld - gevraagd én ongevraagd advies uitgebracht kan worden. De Centrale Ouder Raad heeft vier keer per jaar overleg met de directie waarin deze onderwerpen aan bod komen. De oudercommissies van Kinderopvang Baarn zijn lid van de landelijke vereniging BOinK. BOinK staat voor Belangenbehartiging Ouders in Kinderopvang. De overheid en andere relevante instanties nemen voortdurend beslissingen of ontplooien initiatieven, die direct of indirecte gevolgen kunnen hebben voor de positie van ouders die gebruik maken van kinderopvang. Om te voorkómen dat oudercommissies het overzicht op al deze beslissingen en initiatieven verliezen, volgt en bewaakt BOinK deze ontwikkelingen. 8. Tenslotte Heeft u, naar aanleiding van dit pedagogisch werkplan, nog vragen of opmerkingen, dan kunt u zich richten tot de vestigings coördinator. We wensen u en uw kind(eren) heel veel plezier op de Kleine Stad! pedagogisch werkplan 20-5-2014 26
© Copyright 2025 ExpyDoc