Pedagogisch werkplan Locatie Winkel

Pedagogisch werkplan
Locatie Winkel –
Kinderdagverblijf
Pedagogisch werkplan – KDV Winkel
Augustus 2014
Pagina 1
Inleiding
Dit pedagogisch werkplan is het uitgangspunt voor het werken met de kinderen op het
kinderdagverblijf van 0-4 jaar. Het kunt u als ouder/verzorger helpen om een keuze te maken voor de
juiste opvang van uw kind.
Het opvangen van jonge kinderen vraagt om een goede, duidelijke lijn, omdat jonge kinderen
kwetsbaar zijn. Met het opstellen van dit plan zorgen we ervoor dat alle pedagogisch medewerkers
vanuit dezelfde basis werken. Het zorgt voor structuur, eenheid en rust op de groepen. Vanuit deze
basis kunnen de kinderen zich bij ons ontwikkelen en opgroeien tot de volwassen persoon die ze
eigenlijk al zijn.
In dit document wordt gesproken over ouder(s), daar wordt ook verzorger(s) mee bedoeld. Met de
termen pedagogische medewerkster en leidster wordt hetzelfde bedoeld.
Ik wens u veel leesplezier!
Monique de Betuë
Pedagogisch werkplan – KDV Winkel
Augustus 2014
Pagina 2
Hoofdstuk 1 De groepen
Hoofdstuk 2 De binnen- en buitenruimtes
Hoofdstuk 3 Open-deuren beleid
Hoofdstuk 4 Werkwijze verschillende groepen
Hoofdstuk 5 VVE
Hoofdstuk 6 De vier competenties
Hoofdstuk 7 Regels
Hoofdstuk 8 Wennen, begroeten en afscheid nemen
Hoofdstuk 9 Voeding
Hoofdstuk 10 Gezondheid, veiligheid en hygiëne
Hoofdstuk 11 Observaties en oudergesprekken
Bijlagen
Literatuurlijst
Pedagogisch werkplan – KDV Winkel
Augustus 2014
Pagina 3
Hoofdstuk 1 De groepen
In Winkel hebben we twee groepen kinderdagverblijf. We hebben een babygroep van maximaal 10
kinderen ( leeftijd van 0-1,5 jaar), een dreumesgroep van maximaal 12 kinderen. Daarna stromen de
kinderen door naar de peutergroep, hiervoor is een apart werkplan geschreven.
De baby- en dreumesgroep zijn ondergebracht in de stolp. Dit is een huiselijke ruimte, waar de
leidsters goed overzicht hebben en de slaapkamer aansluitend is. Iedere groep heeft zijn eigen
ruimte, maar we maken ook regelmatig gebruik van elkaars ruimte (het zgn. open-deuren beleid, zie
hoofdstuk 3). De overgang van baby- naar dreumesgroep zal hierdoor voor de kinderen soepel
verlopen, omdat ze de pedagogisch medewerkers, de ruimte en andere kinderen al kennen.
De peuter/BSOgroep is ondergebracht in het nieuwe gebouw. Hierin zit ook nog een BSO-groep van 6
jaar en ouder.
Onderdeel zijn van een groep geeft jonge kinderen een gevoel van vertrouwdheid. Daarnaast geven
bekende gezichten en vertrouwde handelingspatronen, zoals dagritme en rituelen een gevoel van
veiligheid en verbondenheid aan kinderen.
Door leeftijdsgroepen te maken komen we tegemoet aan de behoefte van ieder kind. We kunnen
activiteiten aanbieden die betrekking hebben op de ontwikkeling. Daarnaast zijn er ook genoeg
momenten dat alle leeftijdscategorieën bij elkaar zijn, zoals de ochtend tot 8.30 uur, met
buitenspelen en in de middag (baby- en dreumesgroep worden dan samengevoegd, net zoals
peuter/BSO en BSOgroep). Deze momenten met alle leeftijden bij elkaar vinden wij belangrijk, dit is
een bewuste keuze. Kinderen leren veel van elkaar; de jongere kinderen leren van de oudere, maar
de oudsten leren ook rekening te houden met de kleinere kinderen.
Als uw kind doorstroomt naar de volgende groep, wordt u daar via een brief van op de hoogte
gesteld. Samen met de pedagogisch medewerkers worden er enkele wenmomenten ingepland.
Doorstroming gaat op leeftijd, maar kan enkele maanden afwijken i.v.m. de beschikbaarheid op de
andere groep.
Op alle groepen wordt er gewerkt met het VVE-programma Uk&Puk. D.m.v. het gebruik van Uk&Puk
komen alle leeftijden aan bod. In hoofdstuk 4 kunt u meer lezen over VVE en Uk&Puk.
Op de baby- en dreumesgroep staan maximaal twee pedagogisch medewerkers per dag. Dit is
afhankelijk van het aantal kinderen. Bij minder kinderen staat er soms ook één medewerker op de
groep. Ook bij pauzes of aan het begin en eind van de dag kunnen er minder medewerkers aanwezig
zijn. Ondersteuning wordt dan geboden vanuit het hoofdkantoor in Waarland. Hier is altijd iemand
aanwezig die binnen tien minuten aanwezig kan zijn. De directie neemt vanuit Waarland minimaal
een keer per dag telefonisch contact op. Als er op een dag slechts één medewerker aanwezig is op de
gehele locatie, zal er iemand van de directie aanwezig zijn op het kantoor in Winkel.
Als er tijdens de pauzetijd één medewerker op de groep aanwezig blijft, blijft de andere medewerker
aanwezig bij De Keet, zodat in geval van calamiteiten er altijd een extra persoon aanwezig is.
Soms wordt er op de groep gebruik gemaakt van hulp van andere mensen, zoals ouders bij een
uitstapje, stagiaires of vrijwilligers. Dit is incidenteel. Als dit het geval is, wordt het van te voren
aangegeven middels de nieuwsbrief of een brief op de deur.
Het vier-ogen beleid hangt hier nauw mee samen. In principe zijn er altijd minimaal twee mensen
aanwezig op het kinderdagverblijf. In overleg met de oudercommissie is besloten om op dit moment
geen verdere actie op het vier-ogen beleid te nemen. Wij vragen U, als ouder, om ook alert zijn of er
misstanden plaatsvinden.
Pedagogisch werkplan – KDV Winkel
Augustus 2014
Pagina 4
Hoofdstuk 2 De binnen- en buitenruimtes
De binnenruimte voldoet aan hoge veiligheidseisen en voldoet aan de normen van hygiëne en
veiligheid. Het binnenklimaat is goed, zoals schone lucht en temperatuurregelingen.
Voor alle leeftijdsgroepen zijn er speelmogelijkheden aanwezig.
Baby’s: Voor de baby’s hebben we een hoge box waar ze in kunnen liggen en de ruimte kunnen
overzien, en waar ze de groep kunnen observeren. Daarnaast is er een grote grondbox. Deze ruimte,
met zachte matten, is afgesloten met een hekje. Hierin ligt verschillend materiaal waarmee de baby’s
hun motoriek kunnen ontwikkelen, zoals zachte blokken om overheen te kruipen.
Dreumesen: Dreumesen hebben een enorme drang om te bewegen. Binnen zijn de kinderen
vanzelfsprekend gebonden aan regels, zoals rustig lopen. Onze ruimte biedt verschillende
mogelijkheden om te bewegen. De hoge box heeft een huisje eronder, waar je overheen en
onderdoor kunt klimmen, er is een trappetje tussen de groepen wat uitdaging biedt en er is
verschillend speelmateriaal wat de kinderen uitdaagt tot bewegen.
Aansluitend aan het pand hebben we een buitenspeelruimte met gras, bomen en verschillende
soorten speelmateriaal, zoals o.a. een rekstok, schommel en zandbak. Ook hebben we kippen.
Tevens is er een bestraat pleintje, waar de kinderen kunnen fietsen.
Kruipen of fietsen op gras is heel anders dan op gladde tegels. De natuurbeleving, het omgaan met
planten en diertjes, is voor kinderen heerlijk.
Wij stimuleren kinderen om buiten te genieten. Verstoppen achter de bosjes, wroeten in de aarde,
het zijn ontdekkingen die wij de kinderen niet willen ontzeggen.
Hoofdstuk 3 Open-deuren beleid
Het is voor jonge kinderen heel belangrijk dat ze worden opgevangen in een vaste ruimte, met
dezelfde kinderen en pedagogisch medewerkers. Het kind ontleent een gevoel van veiligheid aan de
vertrouwdheid van de pedagogisch medewerker. Het kost tijd om deze relatie tot stand te brengen.
Ook continuïteit van de kinderen op een groep is belangrijk. Vertrouwde relaties tussen kinderen
kost ook tijd om op te bouwen. Daarom hebben alle kinderen hun eigen stamgroep.
De kinderen brengen de meeste tijd van de dag door op hun stamgroep. Activiteiten zoals eten en
drinken, het vieren van een verjaardag en de meeste activiteiten gebeuren op de stamgroep.
Er zijn ook activiteiten die met (een aantal kinderen uit) beide groepen tegelijk plaatsvinden, zoals
buitenspelen, of een opening of afsluiting van een thema. Kinderen leren zo de medewerkers en
kinderen van de andere groep ook kennen.
Daarnaast is er bij sommige kinderen meer behoefte aan exploratie. Om de kinderen tegemoet te
komen in hun behoeftes hebben wij een open deuren beleid voor de baby- en dreumesgroep.
Baby- en dreumesgroep:
- Op sommige momenten van de dag gaat de deur tussen de groepen open. De kinderen kunnen dan,
als ze willen, op de andere groep spelen. De ochtend, tussen de middag en aan het eind van de dag is
dit vaak het geval, zodat de kinderen die wakker zijn, kunnen kiezen waar ze gaan spelen.
- Er wordt op hetzelfde stuk buiten gespeeld.
- De oudste kinderen van de dreumesgroep, kunnen, als zij er aan toe zijn en de groep het toelaat, in
de ochtend spelen op de peutergroep.
Pedagogisch werkplan – KDV Winkel
Augustus 2014
Pagina 5
Hoofdstuk 4 Werkwijze verschillende groepen
Voor elke groep houden we hetzelfde dagritme aan, wat er zo uitziet:
7.00 uur – 8.45 uur
De kinderen worden gebracht en kunnen vrij spelen. Eventueel kunnen de kinderen ontbijten. De
ouders dragen bijzonderheden over aan de pedagogisch medewerkers en kunnen rustig afscheid
nemen van hun kind.
8.45 uur - 9.15 uur
Een kleine activiteit, zoals samen puzzelen, een boekje lezen, Uk&Puk activiteit of introductie van
een nieuw thema.
9.15 uur – 10.00 uur
Aan tafel. We eten een cracker o.i.d. met iets erop. Daarna verschonen/plassen.
10.00 – 11.30 uur
De kinderen gaan naar buiten of blijven binnen om te spelen, te knutselen, of spelletjes of Uk&Puk
activiteiten te doen.
11.30 uur – 12.30 uur
De middagmaaltijd en verschonen/ plassen.
12.30 uur – 14.30 uur
Bij de dreumes- en peutergroep slapen de meeste kinderen. De kinderen die niet slapen, kunnen
lekker buiten spelen of binnen een activiteit doen.
14.30 uur – 17.30 uur
Rond 14.45 uur worden de kinderen uit bed gehaald. Als de kinderen wakker zijn krijgen ze, nadat ze
verschoond en opgefrist zijn, wat drinken en eten we fruit. Hierna wordt er gekeken wat de activiteit
voor de middag zal zijn; spelletjes doen, buiten spelen, knutselen. Rond 17.00 uur is er nog een
verschoonronde.
17.30 uur
De kinderen die nog aanwezig zijn en later dan 17.45 uur worden opgehaald, krijgen wat drinken en
eventueel wat eten (zelf meebrengen of een potje Olvarit).
19.00 uur
Sluiting.
Babygroep:
Op de babygroep heeft elk kind zijn eigen ritme. Voor baby’s is het prettig om hun eigen ritme van
thuis zoveel mogelijk aan te houden. Intensief overleg met ouders met de ouders is hierbij
noodzakelijk. Regelmaat is voor deze leeftijdsgroep erg belangrijk. Daarnaast laten we de kinderen
rustig wennen aan het dagritme, en hoe ouder de kinderen worden, hoe meer ze daar aan deel
kunnen nemen.
Dreumesgroep:
Op de dreumesgroep houden we het dagritme aan, al houden we vanzelfsprekend rekening met
individuele behoeften. De een heeft meer slaap nodig, de ander meer activiteiten om de overvloed
van energie kwijt te raken. In het dagprogramma is ruimte voor individuele verschillen. Daarnaast
zorgen we ook voor gezelligheid en gezamenlijkheid. Het dagritme geeft houvast en regelmaat.
Het is belangrijk om de kinderen structuur aan te bieden door ze een duidelijk ritme van de dag te
geven. Elke dag kent dezelfde momenten die elkaar opvolgen, zodat de kinderen dat op een gegeven
moment gaan herkennen. Dit geeft kinderen rust en vertrouwen, en vanuit die rust en het
vertrouwen kunnen ze zich verder ontwikkelen.
Pedagogisch werkplan – KDV Winkel
Augustus 2014
Pagina 6
Activiteiten waar bij De Keet extra belang aan wordt gehecht, zijn motorische activiteiten en muziek.
Voor jonge kinderen zijn deze twee heel belangrijk voor de ontwikkeling. Beweging is voor kinderen
een natuurlijke drang. Wij proberen om aan de behoefte van 2 á 3 keer per dag 20 minuten actief te
bewegen toe te komen. Dit doen we door buiten te spelen, maar ook door bewegingsactiviteiten
gericht op de leeftijd.
Muziek en geluid zijn onlosmakelijk verbonden met de ontwikkeling van baby’s en peuters. Het helpt
ze de wereld ontdekken (het geluid van je voetstap in het zand of tegel) en het gaat over
communicatie (herkennen van het stemgeluid van de moeder). Daarnaast zorgt zingen en muziek
ervoor dat kinderen goed kunnen ‘aarden’. Er wordt gebruik gemaakt van cd’s met bewegingen erop,
variërend van K3 tot Dirk Scheele en klassieke muziek van Camille Saint-Saëns. Daarnaast zingen de
pedagogisch medewerkers veel zelf, soms met gitaar of blokfluit erbij.
Hoofdstuk 5 VVE
VVE staat voor ‘voor- en vroegschoolse educatie’. Vanaf 2000 zijn er in Nederland belangrijke
impulsen gegeven aan VVE. VVE houdt in dat kinderen op jonge leeftijd meedoen aan een educatief
programma. Het programma begint op het KDV, en loopt door in de eerste twee groepen van de
basisschool. De doelstelling van het VVE beleid is om de ontwikkeling van kinderen uit autochtone en
allochtone achterstandsgroepen zodanig te stimuleren dat hun kansen op een goede schoolloopbaan
en maatschappelijke carrière worden vergroot. Een VVE programma kent een gestructureerde
didactische aanpak en neemt een aantal dagdelen per week in beslag.
Op De Keet werken we met het VVE-programma Uk&Puk. Al onze medewerkers zijn of worden
opgeleid om deze methode goed te kunnen gebruiken. Uk&Puk is een gestructureerde methode
waarin alle ontwikkelingsgebieden d.m.v. thema’s aan bod komen; sociaal-emotionele ontwikkeling,
spraak/taalontwikkeling, reken/wiskundeontwikkeling, motorische en zintuiglijke ontwikkeling. Op
deze manier wordt er optimaal gewerkt aan de ontwikkeling van de kinderen. Ook baby’s worden
spelenderwijs betrokken bij Uk&Puk. Dit zijn eenvoudige activiteiten van enkele minuten. Een
voorbeeld is de activiteit waarin de baby kennis maakt met zijn eigen gezichtje, en de neus, oren,
ogen worden aangewezen, benoemd, gevoeld en in de spiegel bekeken.
Puk is een pop die gebruikt wordt bij alle activiteiten. De kinderen gaan Puk zien als een vriendje en
betrekken hem bij alles. Dingen die kinderen niet kwijt kunnen bij een pedagogisch medewerker,
worden vaak wel aan Puk toevertrouwd. Af en toe mag Puk ook bij de kinderen blijven logeren.
De thema’s sluiten aan bij de belevingswereld van de kinderen. Er zijn tien thema’s die in ca.
anderhalf jaar worden uitgevoerd (Welkom Puk, Ik en mijn familie, Eet smakelijk, Oef wat warm,
Knuffels, Regen, Hatsjoe, Wat heb jij aan vandaag, Reuzen en kabouters, Dit ben ik). Vervolgens
begint de cyclus weer opnieuw. Dit is voor de kinderen niet erg, omdat zij dan ouder zijn en dus
andere activiteiten krijgen aangeboden, maar daarbij is herkenning en herhaling voor kinderen erg
prettig. Kinderen houden van herkenning, het geeft ze een gevoel van vertrouwen en veiligheid. De
activiteiten die erbij horen wisselen van dansen tot knutselen, en van het verzorgen van de zieke Puk
tot het uitzoeken bij de watertafel wat zinkt en drijft.
Daarnaast volgen we met de kinderen de seizoenen en feesten, zoals o.a. Sinterklaas, Kerstmis,
Carnaval en Pasen. Dit zijn voor kinderen herkenbare punten, en geeft hen houvast in het creëren
van het tijdsbesef en ritmes. De seizoenen die elkaar opvolgen, de blaadjes die van de bomen vallen
in de herfst, en er ook weer aan komen in de lente, dat zijn voor kinderen momenten die tot
verwondering leiden.
Hoofdstuk 6 De vier competenties
Om zich te kunnen ontwikkelen is het van groot belang dat het kind zich veilig en geborgen voelt op
het kinderdagverblijf en bij de pedagogisch medewerkers. Het hebben van vertrouwen in de
Pedagogisch werkplan – KDV Winkel
Augustus 2014
Pagina 7
volwassene is de basis van waaruit het kind zich verder kan ontwikkelen en zelfvertrouwen opbouwt.
De overgang van thuis naar het kinderdagverblijf kan makkelijker verlopen, als het kind iets
vertrouwds van thuis meeneemt, bijvoorbeeld een speen, een popje of doek waaraan het kind
gehecht is. Hieronder wordt beschreven op welke manieren De Keet de veiligheid en geborgenheid
van het kind kan bevorderen en waarborgen.
Opvoedkundig klimaat
De pm (pedagogisch medewerker wordt afgekort tot pm) schept een klimaat waarbij een kind zich
veilig en vertrouwd voelt en zich met plezier kan ontwikkelen en tot spel kan komen. Dat brengt de
pm tot stand door allereerst uit te gaan van de autonomie, het unieke van ieder kind. Dit is de basis
van de omgang met het kind. Daarnaast biedt de pm veiligheid door:
Emotionele ondersteuning te bieden:
- Zeg bijv: ‘Ik zie dat je het leuk vindt!” tijdens een activiteit samen. Of zeg: ‘Jij hebt goede
ideeën om te doen!’ als je samen een activiteit wilt bedenken. Of zeg: ‘Dat heb je goed
gedaan!’. Ook baby’s kun je al complimentjes geven, zoals: ‘Wat eet jij je fruithapje goed’, of
‘Goed zo, rol maar op je buik’.
Informatie en uitleg te geven:
- Zeg bijv: ‘We gaan nu eerst onze jas en schoenen uitdoen, daarna kunnen we lekker spelen’.
Of tijdens het spelen in de zandbak: ‘Met deze vormpjes gaan we zandtaartjes maken. Eerst
doen we zand erin, dan drukken we ze aan en dan draaien we ze om’. Bij baby’s kun je
zeggen: ‘Zo, nu doen we je jas aan. Eerst je ene arm erin, dan je andere arm’.
Structuur te bieden en grenzen te stellen:
- Het vaste dagprogramma biedt kinderen structuur. Ze weten wat er komt, eerst spelen, dan
plassen, dan aan tafel. Dit geeft kinderen een veilig gevoel. Structuur bied je ook aan met
regels. De kinderen mogen niet in de keuken komen, ze moeten hun speelgoed zelf
opruimen.
‘We gaan eerst opruimen en dan pas met iets anders spelen’. Of: ‘Eerst mag Jelle, daarna
mag Freek’.
De vier competenties, genoemd in de Wet Kinderopvang, namelijk de emotionele veiligheid,
persoonlijke competentie, sociale competentie en overdracht van waarden en normen zijn uitermate
geschikt om als concreet voorbeeld te gebruiken hoe om te gaan met kinderen in bepaalde situaties.
Er staan voor verschillende leeftijdsgroepen (baby’s en dreumesen/ peuters) voorbeelden
opgenoemd.
Opvoedingsdoel:
Emotionele veiligheid
Pedagogisch middel: Pedagogisch medewerker – kind interactie
De pm heeft een open houding naar de kinderen. Er wordt op een juiste manier ingegaan op de
signalen van de kinderen. Respect voor het kind zelf, door het ruimte te geven voor eigen wensen,
ideeën en emoties en het daarmee serieus omgaan staan centraal.
Emoties van een kind worden geaccepteerd, maar bepaalde uitingen of gedragingen daarvan kunnen
natuurlijk niet altijd getolereerd worden. Daarom proberen wij kinderen te leren op een juiste en
acceptabele manier uiting te geven aan hun emoties. Als een kind boos is en het uit door tegen de
deur aan te schoppen laten we dat niet toe. Als een kind zijn boosheid uit door hard te huilen en zich
even terug te trekken, vinden we dit een goede manier en zullen het kind daar de ruimte voor geven.
Positief gedrag wordt beloond en negatief gedrag zoveel mogelijk genegeerd. Hierdoor wordt er ook
bijgedragen aan een positief zelfbeeld van de kinderen.
Om zo optimaal mogelijk aan te sluiten bij de belevingswereld van de kinderen is het voor de pm
noodzakelijk dat zij op de hoogte is van het temperament, gedrag, eigenheden, gewoontes en
rituelen uit de (thuis)omgeving van het kind. Hierbij is ook noodzakelijk om oudercontacten te
Pedagogisch werkplan – KDV Winkel
Augustus 2014
Pagina 8
onderhouden en goed te kijken en luisteren naar de kinderen zelf. Hulpmiddelen hierbij zijn haal- en
brengcontacten met ouders en observaties.
Bij de start van de opvang wordt er aandacht besteed aan het wennen van de kinderen aan de groep
en andere kinderen. Dit gaat in overleg met de ouders.
Voorbeeld baby: ‘Kom maar lekker bij me, je hoeft niet te huilen’.
Voorbeeld dreumes/peuter: ‘Ik zie dat je boos bent. Dat mag, maar je mag niet tegen de deur
schoppen’.
‘Ik zie dat je verdrietig bent, kom maar hier, dan troost ik je’.
Opvoedingsdoel:
Emotionele veiligheid
Pedagogisch middel: Binnen- en buitenruimte
De kinderen worden opgevangen in een vaste ruimte. Deze ruimte is veilig ingericht, zodat het zoveel
mogelijk zijn gang kan gang. Er heersen duidelijke regels over waar een kind niet (aan) mag komen.
De ruimte is een herkenbare, vertrouwde en veilige omgeving voor het kind. Het kind herkent
zichzelf terug in eigen werkjes en tekeningen, bouwsels, knuffels en persoonlijke rituelen. Er zijn
plekjes gecreëerd waar materiaal wordt aangeboden dat is afgestemd op de leeftijd en behoefte van
het kind. De ruimte biedt uitdaging.
Ook voor baby’s kan een ruimte vol gevaren zitten. Een baby snapt de regels nog niet, maar het is
wel belangrijk dat baby’s kennis nemen van de regels (zie voorbeeld).
De buitenruimte biedt de mogelijkheid aan de kinderen om vrij en veilig te spelen. De buitenruimte
en buitenmaterialen bieden een aanvulling op het aanbod van de binnenruimte op het gebied van
ontdekken, bewegen, natuur, rennen, geluid etc.
Voorbeeld baby: Als de baby aan een snoer trekt, dan zeg je: ‘Nee, dat mag niet’. Haal het kind daar
dan weg en bied hem iets aan waar hij wel mee mag spelen.
Voorbeeld dreumes/peuter: ‘Wil je kleien? Pak het maar uit de kast’.
‘Zo, wat kun jij hard rennen op het gras’.
Opvoedingsdoel:
Emotionele veiligheid
Pedagogisch middel: De groep
De kinderen worden opgevangen in een groep van max. 16 kinderen. De aanwezigheid van
groepsgenootjes maakt dat de kinderen gevoelens van verbondenheid kunnen ontwikkelen en
vrienden kunnen maken. Door samen spelen, samen werken, samen klusjes doen, leuke dingen
beleven, wordt er een groepsband gevormd. De pm speelt hierbij een belangrijke rol. Het goede
voorbeeld geven, zodat de kinderen dit gedrag als vanzelfsprekend vinden en overnemen, conflicten
oplossen, emotionele momenten benoemen en bespreekbaar maken, zijn van belang om het kind
emotionele veiligheid te bieden. Als een kindje bijvoorbeeld verdrietig is en even alleen wil zijn,
vertelt de pm de kinderen dit en vraagt om het kindje even met rust te laten.
Voorbeeld baby: ‘Kijk eens wat Maaike doet’. Je richt de aandacht van de baby op een ander kind.
Voorbeeld dreumes/peuter: ‘Kom, we gaan samen de tafel dekken, jij kunt me altijd zo goed helpen!’
Of: ‘Freek is nu een beetje verdrietig, omdat zijn mama weg is. Zullen we hem troosten?’
Opvoedingsdoel:
Emotionele veiligheid
Pedagogisch middel: Activiteiten
Er is zoveel mogelijk sprake van een vaste dagstructuur. Dit geeft de kinderen rust en houvast, zodat
de opvanglocatie een vertrouwde omgeving wordt. Er is een goede balans tussen activiteiten en
rustpunten.
Er worden verschillende activiteiten aan de kinderen aangeboden, afgestemd op hun
ontwikkelingsniveau. Soms is dat individueel en soms met de groep. Positieve stimulering is
belangrijk voor de emotionele veiligheid van de kinderen. Er zal ook altijd op een positieve manier
(indien nodig) sturing, ondersteuning, of corrigerende opmerkingen plaatsvinden. Als een kind heel
erg zijn best heeft gedaan op een tekening, zal de pm dat benadrukken en niet zozeer het product.
Pedagogisch werkplan – KDV Winkel
Augustus 2014
Pagina 9
Er is ruimte om aandacht te besteden aan de seizoenen en vieringen, zoals Kerstmis, Sinterklaas en
verjaardagen van een kind. Hierbij is het uitgangspunt om steeds aan te sluiten bij de
belevingswereld van het kind.
Voorbeeld baby: Speel een spelletje met de baby, bijv. kiekeboe, of zing een eenvoudig liedje met de
baby.
Voorbeeld dreumes/peuter: Zing tijdens Sinterklaas met de kinderen Sinterklaasliedjes en maak een
tekening voor de Sint.
Als het kind jarig is, versier de stoel voor het kind, zet hem in het middelpunt. Zo laat je zien dat hij
meetelt.
Opvoedingsdoel:
Emotionele veiligheid
Pedagogisch middel: (Spel)materiaal
Er is voldoende (spel)materiaal aanwezig voor de kinderen van de verschillende leeftijden.
De ruimte is zo ingericht dat de kinderen de mogelijkheid hebben om veel materiaal zelf te pakken en
het zelfstandig en naar eigen inzicht te gebruiken (met blokken hoeft niet alleen gebouwd te worden,
er kan ook een indeling op kleur worden gemaakt door de kinderen).
Het kan ook zijn dat er wordt gekeken naar wat de behoeften van het kind op dat moment zijn. Er
wordt daar op ingespeeld door de juiste (spel)materialen aan te bieden.
Voorbeeld baby’s: Leg in de box een speeltje waar de baby mee kan spelen. Een speeltje tegelijk is
genoeg.
Voorbeeld dreumes/peuter: Geef de kinderen een plekje waar ze hun eigen speelgoed uit kunnen
pakken, en weer op kunnen ruimen. Het geeft ze vertrouwen als ze dit zelf kunnen doen.
Opvoedingsdoel:
Persoonlijke competentie
Pedagogisch middel: Pm-kind interactie
Om kinderen goede persoonskenmerken te laten ontwikkelen, is het belangrijk dat een kind zich
gehoord en gezien voelt door de pm. Persoonskenmerken als zelfstandigheid, zelfvertrouwen,
flexibel zijn en creativiteit vinden wij belangrijk. Ook hier geldt dat respect voor het kind, door het
ruimte te geven voor eigen wensen, ideeën en emoties en het daarmee serieus omgaan centraal
staan. Er wordt gekeken naar wat de behoeften van het kind op dat moment zijn en daar wordt op
ingespeeld.
Kinderen worden gestimuleerd en gecomplimenteerd in wat ze doen, dit maakt hen bewust van hun
eigen kunnen. Als een kind graag een puzzel wil maken, zal de pm het kind helpen en hem het gevoel
geven dat het kind het alleen heeft gedaan.
Het inschatten van de pm welke vaardigheden kinderen al beheersen, van welke ervaringen ze zullen
leren, is een voorwaarde voor het ontwikkelen van persoonlijke competenties.
Voorbeeld baby: ‘Goed zo, wat kun jij al goed praten’ , als de baby geluidjes maakt.
Voorbeeld dreumes/peuter: ‘Wil jij alleen buiten spelen? Dat is prima, jij kan dat wel. Ik kom zo even
kijken hoe het met je gaat.’
Opvoedingsdoel:
Persoonlijke competentie
Pedagogisch middel: Binnen- en buitenruimte
De inrichting van de binnen- en buitenruimte sluit aan bij de ontwikkeling en behoefte van de
kinderen. Binnen is het zo ingericht dat kinderen zelf initiatieven kunnen nemen. Ook buiten kunnen
kinderen zelf op ontdekking gaan om zo hun grenzen te verleggen. Ze kunnen bijvoorbeeld hulp
vragen met fietsen, zodat ze het daarna zelf durven.
Hierbij is veiligheid voor de kinderen een belangrijk aspect. Ze kunnen bijv. zich verstoppen achter
een heg, maar ze kunnen van daaruit ook zicht blijven houden op de pm. De kinderen kunnen zelf
aanvoelen of ze steeds een stapje verder kunnen.
Pedagogisch werkplan – KDV Winkel
Augustus 2014
Pagina 10
Veiligheid voor de kinderen zijn ook regels die gelden. Omgangsvormen, gedragsregels, instructies
voor het spelen met het materiaal en de ruimte helpt om kinderen hun persoonlijke competenties te
ontwikkelen.
Voorbeeld baby: Laat de baby op het gras kruipen en liggen, om zo te ervaren hoe dat voelt.
Voorbeeld dreumes/peuter: Speel verstoppertje met het kind. Het kind kan zelf bepalen hoe ver hij
durft.
Opvoedingsdoel:
Persoonlijke competentie
Pedagogisch middel: De groep
De groep is een leeromgeving waar een kind veel ervaringen opdoet met grenzen aangeven en hoe je
met elkaar om hoort te gaan. Samen plezier te maken, ruzie te maken en elkaar troosten bieden
mogelijkheden tot ervaringen.
Ook het omgaan met de aspecten van een deel van een groep zijn, zoals het samen delen, wachten,
aanpassen, respecteren, incasseren, accepteren, leiderschap, de jongste of de oudste zijn vormt een
belangrijk ontwikkeling van persoonlijke competentie.
De pm zal de kinderen op een adequate manier leren om te gaan met de groep.
Voorbeeld baby: Speel met de baby op je schoot en betrek de andere kinderen erbij.
Voorbeeld dreumes/peuter: Als kinderen op de glijbaan willen, laat ze dan om de beurt gaan. ‘Even
wachten, eerst mag Abel’.
Opvoedingsdoel:
Persoonlijke competentie
Pedagogisch middel: Activiteiten
Ruimte bieden aan de kinderen voor het verwerken van eigen ideeën zien wij als belangrijke
voorwaarde om kansen te creëren voor persoonlijke competentie.
Door het aanbieden van een ruim en gevarieerd aanbod aan activiteiten komen we tegemoet aan de
individuele behoeften van het kind. De activiteiten worden zowel in groepsverband als individueel
aangeboden. Het is hierbij van belang om een duidelijk beeld van de ontwikkeling, karakter en
behoefte van een kind te hebben. Werkjes van de kinderen zullen er ook nooit allemaal precies
hetzelfde uitzien, er is altijd inbreng van de kinderen zelf.
De pm stimuleert kinderen ook om kennis te maken met dagelijkse bezigheden zoals afwassen, tafel
dekken, plantjes water geven, vegen, boodschappen doen etc.
Voorbeeld baby: Laat de baby met verschillende soorten materialen spelen, zoals een zachte knuffel,
een rammelaar, een tissue of een doos.
Voorbeeld dreumes/peuter: Als je met de kinderen knutselt, laat ze dan zelf zoveel mogelijk doen,
zoals knippen, plakken en kleuren uitkiezen.
Opvoedingsdoel:
Persoonlijke competentie
Pedagogisch middel: (Spel)materiaal
Vanuit de visie een kind te helpen het zelf te doen, wordt het kind passend materiaal aangeboden.
Doordat het aanbod aansluit op de durf van een kind, zijn nieuwsgierigheid geprikkeld wordt en
doordat het materiaal op dat moment bij een kind past, worden er kansen gecreëerd voor het
ontwikkelen van persoonskenmerken als zelfstandigheid en zelfvertrouwen.
Voorbeeld baby: Geef de baby materiaal wat uitdaagt er andere dingen mee te doen, zoals kosteloos
materiaal als een eierdoos, tissue of plastic bakje.
Voorbeeld dreumes/peuter: Geef de dreumes/peuter materiaal wat niet vastgelegd is, maar
eenvoudig kosteloos materiaal zoals dozen. Speel mee met het kind en probeer uit te vinden wat er
wel en niet in de doos past. ‘Wat denk je, Inge, past deze schoen in de doos?’
Opvoedingsdoel:
Pedagogisch middel:
Sociale competentie
Pm – kind interactie
Pedagogisch werkplan – KDV Winkel
Augustus 2014
Pagina 11
Op een goede wijze deelnemen aan het groepsgebeuren vraagt sociale vaardigheden. Hierin is de rol
van de pm groot. De pm dient te beschikken over vaardigheden om de interacties tussen de kinderen
te begeleiden en te sturen. De voorbeeldfunctie neemt hierbij een belangrijke plaats in. Op de
manier hoe zij met andere kinderen omgaat, in het verantwoordelijkheden nemen, gedrag goed- of
afkeurt laat de pm zien welke normen en waarden belangrijk zijn. Als ‘voorbeeld ‘ dienen werkt vaak
beter dan het de kinderen uitleggen hoe het eigenlijk zou moeten.
De pm zal situaties creëren waarin kinderen elkaar kunnen helpen, samen kunnen werken, samen
spelen, delen om zo gezamenlijke ervaringen op te doen.
Voorbeeld baby: Praat met de baby over positief gedrag van een ander kindje, zodat het andere
kindje het ook kan horen. ‘Kijk eens hoe goed je broer dank je wel tegen me zegt. Dat is lief van hem’.
Voorbeeld dreumes/peuter: Zeg ‘dank je wel’ als het kind iets goed doet, zoals bijvoorbeeld de deur
open houden, of als hij je heeft geholpen. Als je iets vraagt aan een kind, zeg je: ‘Wil je misschien even
het spuugdoekje voor me pakken van de tafel? Dank je wel, je hebt me goed geholpen’.
Opvoedingsdoel:
Sociale competentie
Pedagogisch middel: Binnen- en buitenruimte
De binnen- en buitenruimte zijn zo ingericht dat ze plaats bieden voor de hele groep, maar waar ook
individueel gespeeld kan worden of activiteiten kunnen worden gedaan. Voor baby’s is er een veilige
ruimte om te spelen, bijvoorbeeld een box, of een afgebakend plekje met een kleed op de grond.
Daarnaast is de ruimte zo ingericht, dat gevaren zo veel mogelijk beperkt zijn voor de kinderen.
Eenvoudige maar duidelijke regels en afspraken zorgen dat iedereen leert om op een goede manier
met elkaar om te gaan. Regels zoals niet iets afpakken van elkaar, wachten bij de wc of om handen te
wassen, etc. zijn hier voorbeelden van.
De pm stimuleert de kinderen ook om zorg voor elkaar te dragen door te waarschuwen als ze
bijvoorbeeld van de glijbaan af gaan, elkaar te helpen met schoenen aantrekken of een speelgoedje
aan te reiken, samen leren werken, samen problemen oplossen en elkaar te troosten.
Laat je waardering blijken voor als kinderen iets goed hebben gedaan, zoals het open houden van
een deur of hekje. Door aan te geven waar jij van geniet, wat jij eraan beleeft maak je kinderen niet
afhankelijk van jouw goedkeuring.
Opvoedingsdoel:
Sociale competentie
Pedagogisch middel: De groep
De groep biedt kinderen een zeer betekenisvolle leeromgeving. Het beleven van
groepsgebeurtenissen en met elkaar leren omgaan is een ervaringsproces voor kinderen.
Kinderen leren veel door andere kinderen te imiteren. Als ze zien dat iemand netjes aan tafel zit, zal
een nieuw kind dit ook gaan doen.
Daarnaast leren kinderen ook door volwassenen te imiteren. De pm zal daarom het goede voorbeeld
geven, zodat het kind dit gedrag als vanzelfsprekend vindt en overneemt. Conflicten oplossen,
emotionele momenten benoemen en bespreekbaar maken leren de kinderen hoe ze daar mee om
moeten gaan.
Maak het kind opmerkzaam op het effect van de dingen die hij doet. Dus niet: "Wat goed dat je de
helft van je koekje weggeeft", maar: "Kijk eens naar Baukjes gezicht, volgens mij is ze heel blij met
dat koekje!"1
Voorbeeld dreumes/peuter: Als een kindje niet aan tafel wil zitten tijdens het eten, kun je zeggen: ‘Kijk
eens, Wendy, de andere kinderen zitten al netjes aan tafel. Kom je gezellig bij ons zitten?’Als het
kindje niet wil, laat het dan, en zeg tegen de rest: ‘Wendy wil even alleen zijn. Als ze zich straks beter
voelt, komt ze vast wel bij ons zitten.’
Opvoedingsdoel:
Pedagogisch middel:
1
Sociale competentie
Activiteiten
Justine Mol: Opvoeden in vertrouwen –opvoeden zonder straffen en belonen
Pedagogisch werkplan – KDV Winkel
Augustus 2014
Pagina 12
Groepsactiviteiten nodigen uit tot samenspelen, praten, luisteren, helpen en daarmee dus
gezamenlijk ervaren van plezier, pret en succes, maar ook van boosheid, verdriet en conflicten.
Activiteiten worden vaak aangeboden in kleine groepjes. Kinderen hebben de keus of ze meedoen.
Door kinderen die keus te bieden, geef je ze een stuk verantwoordelijkheid en een stuk
zelfstandigheid. Vertrouwen hebben in de kinderen speelt hierbij een heel belangrijke rol.
Tijdens activiteiten is het aan de pm om vooral goede sociale vaardigheden te benoemen en aan te
geven wat voor effect dat heeft op haar en de groep: ‘Wat is het toch gezellig als iedereen zo goed
luistert’. Ongewenst sociaal gedrag wordt door de pm omgevormd tot gewenst sociaal gedrag. Als
een kind bv. iets afpakt van een ander, wordt er ingegrepen. De pm zal dan voordoen hoe het wel
moet als je iets van een ander wilt hebben. Zo wordt de kinderen niet verteld hoe het niét moet,
maar hoe het wél moet. De kinderen mogen het daarna zelf op de juiste manier doen en worden dan
gewezen op het effect; ‘Kijk, je mag de auto best even lenen van Max’. Soms laten we een conflict
door de kinderen zelf oplossen. Ingrijpen van de pm is niet altijd nodig.
Voorbeeld baby: Een baby pakt soms een speeltje van een ander kind. Een baby is zich daar nog niet
bewust van, maar kan soms verdriet opleveren bij een ander kindje. Benoem dat je ziet dat het kindje
verdrietig is, en ‘vraag’ samen met de baby aan het kindje of je even met het speeltje mag spelen.
Opvoedingsdoel:
Sociale competentie
Pedagogisch middel: (Spel)materiaal
Door een aanbod van (spel)materiaal dat aansluit op de behoeften en mogelijkheden en de
verschillen tussen de kinderen in een groep, leren zij te accepteren en te respecteren dat ieder kind
uniek mag zijn.
Het (spel)materiaal kan zowel voor individueel spel als voor gezamenlijk spel gebruikt worden. Het
(spel)materiaal voor het gezamenlijk gebruik zet aan tot ervaren van plezier en succes, maat ook tot
het ervaren van verwondering, ongeduld of teleurstelling. Het benoemen van en betekenis geven
aan deze ervaringen en emoties, en het benoemen van verschillen bij kinderen hierin, is een
belangrijke taak van de pm.
Er wordt geprobeerd te kijken om materialen aan te bieden die een uitdaging zijn voor de kinderen.
Zo worden kinderen uitgedaagd om op verkenning te gaan en hun eigen grenzen te verleggen.
Voorbeeld: Ga bellen blazen met de kinderen, en zeg: ‘Wat een mooie bel. Ach, nu is ie stuk, dat is
jammer.’
Opvoedingsdoel:
Eigen maken van normen en waarden
Pedagogisch middel: Pm – kind interactie
Een kind ‘drinkt’ als peuter waarden ‘in’. Deze ‘verdwijnen’ als het ware in de persoon. Het kind heeft
er geen weet van. Het zijn onbewuste waarden die later weer naar boven komen.
Een kind past zich aan, aan wat het in het proces van normen en waarden eigen maken tegenkomt.
Het pikt waarden op, maar maakt dit nog niet tot zijn eigendom. Een kind demonstreert dit in
uitspraken als; ‘Bij ons thuis, of: ‘Mijn vader zegt…’2.
Een kind kiest datgene uit wat het waarachtig vindt bij degenen met wie hij in een goede relatie
staat. Een kind vormt zich aan de omgevende structuren, die door mensen worden voorgeleefd3. Het
belangrijkste pedagogisch middel zien wij in het juist handelen en het juist voorleven van de waarden
van de pm. De pm toont respect voor de kinderen. In omgangsnormen komt dit o.a. tot uiting in het
elkaar bij de naam aanspreken, naar elkaar luisteren, elkaar uit laten praten, gedag zeggen en
afscheid nemen. Er gelden natuurlijk altijd afspraken passend bij de leeftijd van de kinderen.
Voorbeeld baby: Als de baby binnenkomt, praat je tegen de baby. Zeg: ‘Fijn dat je er weer bent,
Jasmijn, ik pak je uit de maxi cosi, doe je jas uit en dan mag je even lekker spelen in de box.’
2
Uit: Opvoeden als beroep. J.F.W. Kok
Voorleven: gedrag dat de gastouder in woord, gebaar, houding, zodanig voordoet aan een kind dat het dit
gedrag als vanzelfsprekend en passend bij een bepaalde situatie overneemt of nadoet.
3
Pedagogisch werkplan – KDV Winkel
Augustus 2014
Pagina 13
Voorbeeld dreumes/peuter: Verwelkom het kind bij binnenkomst: ‘Hallo Yannick, fijn dat je er weer
bent. Hang je jas maar aan de kapstok, dan gaan we lekker samen een boekje lezen’.
Opvoedingsdoel:
Eigen maken van normen en waarden
Pedagogisch middel: Binnen- en buitenruimte
Er worden eenvoudige, duidelijke afspraken gemaakt over het gebruik van de ruimtes (toilet, gang,
keuken, buiten). Kinderen worden gestimuleerd om betrokken te zijn en zorg te dragen voor (delen
van) de ruimte, zoals het helpen opruimen of schoonmaken of aandacht voor eigen initiatief. Respect
voor de materialen en de ruimten wordt hierdoor gestimuleerd.
Voorbeeld baby: ‘Zullen we je flesje naar de keuken brengen?’ Til de baby op en breng samen het
flesje naar de keuken.
Voorbeeld dreumes/peuter: Laat de kinderen helpen met de tafel dekken. ‘Anne, zet jij de borden
neer. En Liza, wil jij de bekers neerzetten? Jullie helpen goed mee, dan zijn we snel klaar, dat is fijn.’
Opvoedingsdoel:
Eigen maken van normen en waarden
Pedagogisch middel: De groep
Met het vaststellen en bespreken van regels en afspraken over omgangsvormen legt de pm een
belangrijke basis voor de normen en waarden in de groep. Een afweging maken tussen individueel
belang en groepsbelang is hierbij een belangrijke taak van de pm.
Het benoemen van wat er gebeurt tijdens sociale interacties maakt van zowel leuke als van minder
leuke ervaringen waardevolle leermomenten.
Het is aan de pm om vooral goede sociale vaardigheden te benoemen wat voor plezier jij eraan
beleeft, waar jij van geniet. Ongewenst sociaal gedrag wordt door de pm omgevormd tot gewenst
sociaal gedrag. Er wordt wel gekeken waar het ‘negatieve’ gedrag vandaan kan komen, wat de
oorzaak is. Zo leren kinderen welke gedragingen acceptabel zijn in de groep.
Door deze positieve benadering van de pm, waarin wordt benadrukt wat goed gaat, zullen kinderen
die normen en waarden eerder eigen maken.
Voorbeeld dreumes/peuter: Als je ziet dat een kindje iets afpakt van een ander kind, spreek je het
aan: ‘Wil jij nu graag met de auto spelen? Dat moeten we even vragen aan Alex. Het mag vast wel.’
Opvoedingsdoel:
Eigen maken van normen en waarden
Pedagogisch middel: Activiteiten
Tijdens activiteiten gelden er regels en afspraken die door de pm voorgeleefd worden. Zo laat zij zien
welke normen en waarden zij belangrijk vindt en uitdraagt.
Door afspraken te maken die stimuleren dat iedereen tijdens activiteiten rekening houdt met elkaar,
samen deelt, elkaar helpt, ontstaat onderlinge betrokkenheid.
De pm besteedt aandacht aan gebeurtenissen in het leven van de kinderen en sluit daar op aan, om
zo normen en waarden eigen te maken. Dit gebeurt door woorden en betekenis te geven aan wat
kinderen zien, horen, meemaken en voelen.
Voorbeeld baby: Benoem wat de baby buiten voelt, bijv.: ‘Voel je de regen, o, we worden nat’. Of:
‘Wat schijnt het zonnetje lekker, we worden er warm van.’
Voorbeeld dreumes/peuter: Speel een spelletje met het kind, bijvoorbeeld memory. Het kind zal
ervaren dat het op zijn beurt moet wachten. Benoem ook: ‘We mogen om de beurt, eerst ben ik, en
dan mag jij’.
Opvoedingsdoel:
Eigen maken van normen en waarden
Pedagogisch middel: (Spel)materiaal
Voor het eigen maken van normen en waarden t.a.v. (spel)materiaal worden afspraken gemaakt over
het kiezen, gebruiken en opruimen van het (spel)materiaal. Er gelden gedragsregels tijdens
individueel of gezamenlijk spel, waarbij respect voor het materiaal centraal staat.
Pedagogisch werkplan – KDV Winkel
Augustus 2014
Pagina 14
Er is (spel)materiaal aanwezig dat de mogelijkheid biedt om rollen uit het dagelijks leven te oefenen
en daarmee normen en waarden zichtbaar en bespreekbaar te maken.
Voorbeeld baby: Benoem bij de baby dat je het speelgoed aan de kant legt, dan wordt het weer
netjes.
Voorbeeld dreumes/peuter: Geef de kinderen bijv. een keukenschort en laat ze ‘vader en moedertje’
spelen.
Speel mee met de kinderen, en laat naar voren komen dat de ‘baby’ even heel moe is en rustig wil
liggen.
Hoofdstuk 7 Regels
Regels bieden, dus structuur bieden, is een van de vier dimensies van sociale ondersteuning. Door
kinderen regels te bieden, weten ze waar ze aan toe zijn, tot hoe ver ze kunnen gaan, en wat een
veilige ruimte is om zich te ontwikkelen. Ieder kind zoekt grenzen op, het is voor de pedagogisch
medewerker juist belangrijk om deze grenzen aan te geven. Kinderen vragen om grenzen. Een spreuk
op het KDV is: ‘Liefde en grenzen maken van kinderen leuke mensen’.
Alle ouders krijgen bij het intakegesprek de regels mee, zodat ook de ouders weten wat de regels zijn
en waar hun kind aan toe is. Naar dat document verwijs ik.
Op het KDV gaan we op de volgende manier om met niet gewenst gedrag:
- Eerst zeggen we het kind dat hij dat niet mag doen, en waarom het niet mag. Misschien weet
hij niet dat hij dit niet mag doen.
- Gaat hij door, waarschuwen we hem dat hij het niet mag doen.
- Gaat hij nog steeds door, geven we een laatste waarschuwing en zeggen dat hij anders even
apart moet zitten.
- Als we het kind apart zetten, is dat kort. Enkele momenten is voldoende. Het kind moet even
blijven zitten. Daarna gaat de medewerker die hem apart heeft gezet erheen, en maakt het
goed door te zeggen dat ze niet meer boos is en even te knuffelen.
Hoofdstuk 8 Wennen, begroeten en afscheid nemen
Voor kinderen én ouders is het belangrijk om tijd te hebben om te wennen aan het KDV. Kinderen
moeten wennen aan een nieuwe omgeving, met veel nieuwe gezichten, en voor ouders is het
wennen om hun kind uit handen te geven. Een ontspannen relatie tussen ouder en pedagogisch
medewerkers helpt het kind om van de een naar de ander te gaan. Ouders en pedagogisch
medewerkers worden partners in de opvoeding.
Bij De Keet gebeurt het wennen op de volgende manier:
- Ouders krijgen een rondleiding op het KDV. Ze krijgen uitleg over de activiteiten, de dagindeling,
maken kennis met de pedagogisch medewerkers en de verschillende ruimten. De rondleiding vindt
vaak plaats ruim voordat het kind komt.
- Ongeveer twee weken voordat het contract ingaat, worden er een aantal wenmomenten gepland.
Eerst plannen we twee ochtenden, en vervolgens nog een dag. Tijdens de wenochtend adviseren we
de ouders rond 8.30 uur te komen. Tot 9.00 uur is er dan tijd om samen te spelen of rond te kijken
met hun kind en daarna rustig afscheid te nemen.
- Tijdens de eerste wenochtend plannen we met de ouders een intakegesprek. Tijdens dit gesprek
wordt inhoudelijk ingegaan op de zaken op de groep, zoals wat mee te nemen voor het kind,
dagindeling etc. Ook is er ruimte voor vragen van de ouders en worden er bijzonderheden van het
kind besproken.
Als de kinderen ’s ochtends gebracht worden door hun ouder, is het fijn als er rustig de tijd wordt
genomen voor het kind. De pedagogisch medewerkers verwelkomen het kind door het gedag te
zeggen, de naam te noemen en het kind aan te kijken, en vragen de ouder hoe het met het kind gaat
Pedagogisch werkplan – KDV Winkel
Augustus 2014
Pagina 15
en of er bijzonderheden zijn. Daarna is er voor de ouder tijd om even met hun kind te spelen,
bijvoorbeeld een puzzel of een boekje lezen. Vervolgens wordt er afscheid genomen. Dit ritueel is
voor elk kind anders en heeft ook vaak te maken met de leeftijd. Peuters vanaf drie jaar snappen
heel goed dat mama of papa gaan werken. Kinderen tussen zeven maanden en drie jaar hebben
waarschijnlijk de meeste moeite met afscheid nemen. De pedagogisch medewerkers zorgen ervoor
dat er voor ieder kind een passend ritueel is:
- Duidelijk afscheid nemen. Bij het afscheid van de ouder geven we het kind de ruimte om zijn
emoties te uiten. De pedagogisch medewerkers praten tegen het kind, benoemen de
emoties, tonen begrip en bieden troost door het kind bijvoorbeeld op schoot te nemen of
vast te houden.
- Troostdingen gebruiken. De pedagogisch medewerker geeft het kind zijn of haar knuffel of
gaat samen naar de foto’s van thuis kijken en zegt: ‘Vanmiddag komt papa je weer halen’.
- Afleiding zoeken. De pedagogisch medewerkers bieden het kind aan om samen iets te gaan
doen. Sommige kinderen hebben er behoefte aan om zich even terug te trekken om het
afscheid te verwerken. Voor hen is er een rustig hoekje of rustige activiteit.
Vanaf 12.00 uur worden de eerste kinderen opgehaald. Ook dit kan voor een kind een moeilijk
moment zijn. Het kind kan in verwarring raken door zijn gevoelens; enerzijds blijdschap omdat het de
ouder weer ziet; anderzijds kan het boos zijn of verdrietig. Het kind kan de ouder negeren of in
tranen uitbarsten.
Samen met de kinderen bereiden de pedagogisch medewerkers zich voor op het ophalen van de
kinderen door:
- Voorbereiden op het ophalen. Aan tafel benoemen de pedagogisch medewerkers dat de
eerste kinderen straks worden opgehaald. Er wordt een rustige activiteit aan tafel gedaan.
- Uitleggen. De pedagogisch medewerker vertelt aan de andere kinderen wat er gebeurt, dat
zij straks ook door papa of mama worden opgehaald, of dat vroeg of laat is.
- Ervaringen delen. De pedagogisch medewerker bespreekt samen met de ouder en het kind
wat hij of zij die dag heeft gedaan.
- Afscheidsritueel. Als de ouder aanstalten maakt te vertrekken, ondersteunen de pedagogisch
medewerkers dit door een duidelijk afscheidsmoment: ‘Dag…., tot de volgende keer!’
Als kinderen bijna vier jaar zijn, mogen ze twee keer wennen op de BSO. Als er behoefte is, worden
de wenmomenten uitgebreid.
Ouders kunnen voor het kind altijd een extra dag aanvragen. Een andere dag betekent vaak ook
andere kinderen en andere leidsters. Als dit het geval is, zal er voor het kind bij het afscheid nemen
extra tijd worden genomen en vragen we de ouders om even iets langer op de groep te blijven om de
overgang soepeler te laten verlopen.
Hoofdstuk 9 Voeding
Kinderen eten en drinken om gezond te blijven en om ervan te genieten. Ze leren hun eigen
behoeften en smaak kennen, en keuzes maken. Eten en drinken zijn ook een sociaal gebeuren.
Baby’s hebben intiem contact met de pedagogisch medewerker die ze de fles geeft. Dreumesen en
peuters ontwikkelen hun motorische vaardigheden en krijgen zelfvertrouwen als het lukt om hun
broodje zelf te smeren.
De basis voor een gezond voedingspatroon wordt gelegd als kinderen jong zijn. Bij De Keet proberen
we de kinderen een gezond voedingspatroon mee te geven op de volgende manier:
- Er zijn drie vaste momenten voor het eten en het drinken. Daarbuiten om wordt er niet
gesnoept.
Pedagogisch werkplan – KDV Winkel
Augustus 2014
Pagina 16
-
-
Tijdens de broodmaaltijd eten de kinderen eerst een broodje ‘gezond’; (smeer)worst of
(smeer)kaas. Daarna mogen de kinderen zelf kiezen. Smeerworst mogen de kinderen
maximaal op een boterham, net als chocopasta en hagelslag.
Kinderen eten minimaal één broodje, en maximaal drie.
Tijdens de broodmaaltijd drinken de kinderen melk , thee of karnemelk. In overleg met
ouders kan dit ook wat anders zijn.
Er wordt minimaal een keer per dag vers fruit gegeten.
Rauwkost, zoals tomaat en komkommer, worden ook regelmatig gegeven.
Vanzelfsprekend hanteren wij we hygiënische codes voor het bewaren en gebruiken van voedsel. We
volgen adviezen op van het Voedingscentrum.
Het eten gaat vaak gepaard met veel regels, om alles soepel te laten verlopen. Soms kunnen er ook
teveel regels zijn, wat de kinderen niet ten goede komt. Bij De Keet letten de pedagogisch
medewerkers tijdens het eten er op:
- dat goede manieren plezierig zijn voor de kinderen;
-dat het fijn is om samen te eten;
-dat er ruimte is voor eigen tempo en inbreng van individuele kinderen.
De baby’s hebben hun eigen schema qua voeding, dat we vasthouden van thuis. Dit geeft baby’s een
gevoel van veiligheid en vertrouwdheid. Borstvoeding kan meegegeven worden, dit kan bewaard
worden in de koelkast. De pedagogisch medewerkers warmen dit op in een flessenwarmer.
Alle voedingsmiddelen krijgen de ouders aangeboden van De Keet. Voor de baby’s gebruiken wij
Nutrilon Standaard 1 en 2 (vanaf Nutrilon 3 moeten ouders dit zelf meegeven). Brood, crackers, fruit,
drinken etc. wordt ook aangeboden door De Keet. Ook de baby’s krijgen zoveel mogelijk vers fruit,
wat we pureren of prakken. De smaak van vers fruit is intenser, zodat de smaakontwikkeling
optimaal wordt gestimuleerd. Ook kun je de grofheid van het fruit zelf bepalen, zodat je kinderen
kunt laten wennen aan grovere stukjes. Dit zorgt weer voor een goede ontwikkeling van de
mondspieren. Baby’s kunnen ook een groentehap van Olvarit krijgen. Kinderen vanaf een jaar
kunnen een groentehap krijgen als ze na 17.30 uur worden opgehaald.
Tijdens verjaardagen mogen de kinderen trakteren. Veelal trakteren de kinderen wat lekkers om te
snoepen, zoals krentjes of danoontjes. De Keet adviseert ouders om de traktatie klein te houden. Er
is een groot leeftijdsverschil op de groep, baby’s kunnen nog niet snoepen, en daarnaast gaat het om
het gebaar. Voor het jarige kind is het belangrijk dat hij of zij meetelt; er wordt gezongen, hij/zij staat
in het middelpunt van de belangstelling; voor de andere kinderen is het leuk dat er een keer iets
extra’s is, buiten de gewone dingen om. Iets kleins is voor de kinderen genoeg.
Hoofdstuk 10 Gezondheid, veiligheid en hygiëne
Een gezonde, veilige en schone omgeving is voor kinderen een basis om zich te kunnen ontwikkelen.
Voor ouders is het een prettig idee als zij hun kind achter laten in een ruimte die hieraan voldoet.
Door een ruimte te hebben die schoon en veilig is, kan het kind veel meer zijn gang gaan. Je hoeft
niet bang te zijn dat hij zich ergens aan bezeerd, of vies wordt. Je hoeft niet constant achter de
kinderen aan te lopen om te kijken of het goed gaat.
De Keet hanteert v.w.b. gezondheid, veiligheid en hygiëne de regels van de GGD. Elk jaar wordt er
een uitgebreide risico-inventarisatie uitgevoerd.
Daarnaast zorgen wij op de volgende manier dat De Keet een gezonde, veilige en schone omgeving
is:
Pedagogisch werkplan – KDV Winkel
Augustus 2014
Pagina 17
-
-
Alle ruimtes worden goed geventileerd zodat er altijd voldoende schone, frisse lucht is.
Alle materialen voldoen aan de kwaliteitseisen. Als er iets stuk is, wordt het gerepareerd of
weggegooid.
Er wordt dagelijks schoongemaakt door een interieurverzorgster. Zij verzorgt het ‘grote’
schoonmaakwerk, zoals stofzuigen en dweilen. De pedagogisch medewerkers maken het
speelgoed schoon, de boxen, en de banken.
Alle schoonmaaktaken staan beschreven in het schoonmaakprotocol.
Ook voor de veiligheid en hygiëne maken we gebruik van protocollen. Deze protocollen kunt
u opvragen bij Monique of Dicky.
Individuele verzorging van het kind is belangrijk voor het welbevinden van het kind. We verschonen
de kinderen op gezette tijden en vaker indien nodig. Het verschonen van een luier is vaak een prettig
moment van even samen zijn met het kind. Er is dan echt individuele aandacht.
Oudere kinderen vanaf een jaar of twee hebben minder individuele verzorging nodig. Zij kunnen zelf
naar het toilet, wassen zelf hun handen.
Ziekte
Waar veel kinderen bij elkaar zitten, kunnen besmettelijke ziektes zich gemakkelijk verspreiden. Om
dit te beperken hanteren wij een hygiëneprotocol. Daar staan regels in zoals kinderen leren niezen in
hun handen of elleboog, om zo verspreiding van bacteriën te voorkomen. Helaas kan verspreiding
niet altijd voorkomen worden. Als een kind ziek is, raadplegen wij altijd de website van de GGD hoe
te handelen. In de meeste gevallen van kinderziektes geldt, dat als de ziekte zich openbaart, het
besmettingsgevaar al geweest is. Toch is het voor deze kinderen meestal prettigere om thuis te
blijven, omdat een kind zich meestal wel ziek voelt.
Ook als uw kind koorts heeft kunnen wij uw kind niet opvangen.
Als uw kind ziek wordt op het dagverblijf, bellen we altijd met de ouders om te overleggen wat het
beste is om te doen.
Hoofdstuk 11 Observaties en oudergesprekken
Observeren is heel belangrijk in het werk met jonge kinderen. Door te observeren kijken pedagogisch
medewerkers of wat ze aanbieden werkt, waar de belangstelling van kinderen ligt en waar
individuele kinderen behoefte aan hebben. Door regelmatige observaties hebben de pedagogisch
medewerkers van ieder kind een beeld van zijn of haar welbevinden in de groep.
Er wordt voor alle kinderen een observatielijst bijgehouden die gedurende de periode bij de opvang
een aantal keer wordt ingevuld; , met 2,6 jaar, met 3,2 jaar, eventueel met 3,6 jaar en met 3,9 jaar.
In de observatielijst wordt gekeken naar de spraak/taal ontwikkeling, het welbevinden van het kind,
ontluikend rekenen, de motorische, emotionele en sociale ontwikkeling.
De observaties zijn inzichtelijk voor de ouders. Tevens zijn er een keer per jaar oudergesprekken.
Ouders geven zich hiervoor vrijwillig op.
In de oudergesprekken komen de overeenkomsten en verschillen tussen het gedrag thuis en in het
kindercentrum aan de orde. Hierdoor krijgen de pedagogisch medewerkers en ouders een breder
beeld van het kind en kunnen pedagogisch medewerkers hun handelen nog beter afstemmen op dit
specifieke kind.
Soms geven observaties aanleiding tot extra maatregelen. Dit gebeurt natuurlijk altijd na
goedkeuring en in overleg met de ouders. Extra maatregelen kunnen bijvoorbeeld extra gesprekken
met ouders zijn, of inschakeling van een externe instantie. De Keet signaleert, maar kan geen
diagnoses stellen.
Pedagogisch werkplan – KDV Winkel
Augustus 2014
Pagina 18
Bijlage
Literatuurlijst:
Opvoeden in vertrouwen –opvoeden zonder straffen en belonen – Justine Mol
Opvoeden als beroep – J.F.W. Kok
Pedagogisch Kader Kindercentra 0-4 jaar – Elly Singer en Loes Kleerekoper
Pedagogisch werkplan – KDV Winkel
Augustus 2014
Pagina 19