Pedagogisch Beleid

Stichting Kinderopvang Alkmaar
Pedagogisch Beleid
Dagopvang & Buitenschoolse Opvang
Pedagogisch Beleid dagopvang en buitenschoolse opvang
Inhoudsopgave
Inleiding ...................................................................................................................................... 3
1.
Doel .................................................................................................................................... 3
2.
Pedagogische visie.............................................................................................................. 3
3.
Invloed wetenschap/pedagogen........................................................................................ 4
4.
Opvoedingsverantwoordelijkheid...................................................................................... 5
5.
Vier pedagogische basisdoelen .......................................................................................... 5
6.
Kwaliteit.............................................................................................................................. 7
7.
Interactievaardigheden van pedagogisch medewerkers................................................... 8
8.
Omgeving ........................................................................................................................... 9
8.1 Veilige omgeving .............................................................................................................. 9
8.1.2. Vierogenprincipe .................................................................................................... 10
8.1.3. Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling .............................................. 10
8.2 Ruimtes........................................................................................................................... 11
8.4 Dagindeling..................................................................................................................... 11
8.5 Groep.............................................................................................................................. 12
9.
Randvoorwaarden............................................................................................................ 13
10. Vaststelling ....................................................................................................................... 15
11. Evaluatie ........................................................................................................................... 15
Bijlage 1.
Bronvermelding.................................................................................................... 16
Bijlage 2.1.
Zorgstructuur dagopvang en buitenschoolse opvang..................................... 16
Bijlage 2.2
Zorgstructuur dagopvang met een VVE aanbod .............................................. 16
Bijlage 2.3.
Zorgstructuur gastouderopvang ...................................................................... 16
Bijlage 3.
Format pedagogisch werkplan vestigingen…………………………………………………..17
2
Pedagogisch Beleid dagopvang en buitenschoolse opvang
Kinderen in de hoofdrol
Bij ons komen kinderen op de eerste plaats. Wij zorgen ervoor dat de kinderen zich in een
veilige omgeving, onder begeleiding van warme, enthousiaste pedagogisch medewerkers, vrij
en optimaal kunnen ontwikkelen.
Inleiding
Voor u ligt het Pedagogisch beleid van de Stichting Kinderopvang Alkmaar (SKOA). Hierin
wordt beschreven hoe wij de vier pedagogische basisdoelen (ook wel opvoedingsdoelen
genoemd) aanbieden aan kinderen. Ons pedagogisch beleid is ingericht naar het NCKOkwaliteitsmodel (Nederlands Consortium Kinderopvang Onderzoek). In dit model wordt de
invloed van de structurele kenmerken en de proceskwaliteit op het kind zichtbaar.
Veel beleid en protocollen uit ons kwaliteitsstelsel zijn van invloed op het pedagogisch beleid
en andersom. Naar deze documenten wordt in dit stuk verwezen. Tevens hebben wij
wetenschappelijke literatuur gebruikt om ons beleid te verduidelijken en te versterken.
De beleidsmedewerker Pedagogiek is de eigenaar van dit beleid.
1. Doel
Het doel van dit beleid is om weer te geven wat voor ons de pedagogische kwaliteit is die we
willen bieden en hoe we dit vormgeven. Wij willen dat voor iedereen zichtbaar wordt hoe
wij de vier pedagogische basisdoelen aan de kinderen aanbieden, hoe wij dat monitoren en
hoe wij onze pedagogisch medewerkers hierin versterken.
2. Pedagogische visie
Wij zijn van mening dat ieder kind uniek en waardevol is. Hoewel wij kinderen in groepen
opvangen, blijven wij altijd kijken naar het kind als individu. Wij accepteren ieder kind zoals
het is. Alle kinderen hebben ontwikkelingstaken waaraan zij moeten werken en wij
begeleiden hen daar graag in. Wij hebben respect voor het eigen vermogen, het tempo en
de wijze waarop kinderen zich ontwikkelen.
Bij de dagopvang (0 tot 4 jaar) ligt voor pedagogisch medewerkers een grote taak in het
verzorgen van kinderen. Wij zien dit als een uitgelezen kans om individuele aandacht te
geven aan het kind en kinderen zo echt goed te leren kennen. Deze exclusieve aandacht is
erg belangrijk voor het opbouwen van een positieve band tussen het kind en de pedagogisch
medewerker. Specifieke aandacht is er voor de allerjongsten (0-6 maanden) omdat wij het
belangrijk vinden hen goed te laten wennen aan de kinderopvangsituatie en hen adequaat te
helpen wanneer ze het spannend vinden en hun ouder(s) missen. Wij vinden het belangrijk
dat kinderen zich welkom voelen, zich veilig voelen bij de pedagogisch medewerkers en bij
de kinderen in de groep. Dit is als basis nodig om zich goed te kunnen ontwikkelen op alle
gebieden. Daarnaast zien wij respect voor de autonomie van het kind als uitgangspunt voor
het omgaan met en begeleiden van kinderen
3
Pedagogisch Beleid dagopvang en buitenschoolse opvang
Bij de buitenschoolse opvang (4 tot 13 jaar) ligt voor de pedagogisch medewerker een grote
taak in het beschikbaar zijn voor kinderen wanneer zij dat nodig hebben. Wij willen dat
kinderen zich gehoord en gezien voelen. Hiervoor kijken de pedagogisch medewerkers goed
naar kinderen, zodat ze weten wat een kind meemaakt, interessant vindt of bezighoudt. Met
deze informatie kan de pedagogisch medewerker goed aansluiten bij het kind. Daarnaast
vinden wij het van belang dat kinderen met elkaar kunnen spelen. Buitenschoolse opvang
zien wij als vrije tijd van kinderen, waarin wij een aanbod doen in georganiseerde, al dan niet
gezamenlijke, activiteiten. Hierin hebben de kinderen keuzevrijheid en de activiteiten zijn
niet aan een vaste groep gebonden. Zelfstandigheid van kinderen vinden wij erg belangrijk,
omdat kinderen in deze leeftijdscategorie hier ook steeds meer behoefte aan hebben. We
betrekken kinderen zoveel mogelijk in het bepalen van het activiteiten- en spelaanbod en
het inrichten van de groepsruimte, omdat wij hun mening belangrijk vinden en dergelijke
kinderparticipatie maakt dat het “ hun” BSO wordt.
Met buitenschoolse opvang wordt voorschoolse-, tussen schoolse en na schoolse opvang
bedoeld, de tussen schoolse opvang wordt niet onder de Wet Kinderopvang uitgevoerd,
maar in opdracht van de betrokken schoolbesturen.
Bij de voorschoolse opvang ligt de nadruk op rustige activiteiten en persoonlijke aandacht
voordat de kinderen naar school gaan en bij de tussen schoolse opvang ligt de focus op de
gezamenlijke lunch, waar voor en/of na voldoende ruimte is om vrij te spelen en te
bewegen, binnen en/of buiten. In beide situaties worden de kinderen zo nodig door
pedagogisch medewerkers begeleid naar hun klassen.
3. Invloed wetenschap/pedagogen
De wetenschap heeft de afgelopen jaren veel onderzoek gedaan naar de kwaliteit in de
Nederlandse kinderopvang. Wij hechten grote waarde aan de eerdere Hoogleraren
Kinderopvang: Marianne Riksen-Walraven en Louis Tavecchio, en de huidige Hoogleraar
Kinderopvang: Ruben Fukkink. Door hen is de kwaliteit van de kinderopvang zichtbaar
gemaakt, zijn er verbeterpunten naar voren gekomen en is een instrument ontwikkeld
waarmee wij als kinderopvangorganisatie zelf onze kwaliteit kunnen meten, monitoren,
verbeteren en evalueren.
Pedagogen wiens visie en ideeën van invloed zijn op ons pedagogisch beleid, zijn: Thomas
Gordon, hij staat voor effectieve communicatie met iedereen: kinderen, ouders en collega’s;
Loris Malaguzzi, hij geeft aan dat kinderen over honderd talen beschikken om te
communiceren, het is aan ons om de onderzoeker in het kind te laten gaan en dit te
observeren; Emmi Pikler, zij geeft ons met name twee principes mee: respect voor de
behoefte aan een stabiele persoonlijke band en respect voor de zelfstandige activiteiten van
het kind; Aletha Solter, zij geeft ons inzicht in wat baby’s (kinderen), bedoelen met huilen
en/of boos zijn; Janus Korczak, hij geeft ons veel handvatten over kinderparticipatie, met
name voor de buitenschoolse opvang, en tenslotte Micha de Winter, hij neemt ons mee in
zijn beelden over de waarde van brede participatie bij het opvoeden van kinderen en
democratisch burgerschap.
4
Pedagogisch Beleid dagopvang en buitenschoolse opvang
4. Opvoedingsverantwoordelijkheid
Wij vinden het belangrijk dat ouders vertrouwen in ons hebben, wanneer zij hun kind(eren)
bij ons brengen. En zetten ons in om dit vertrouwen blijvend te kunnen bevestigen.
Ouders zijn eerste opvoedingsverantwoordelijken voor hun kinderen. Wanneer zij besluiten
hun kind(eren) op een van onze vestigingen te brengen, ontstaat een gedeelde
opvoedingsverantwoordelijkheid. Als kinderopvangorganisatie beschikken wij over een
geheel andere opvoedingssetting dan in de thuissituatie. Hierdoor kunnen wij kinderen op
een andere manier begeleiden bij hun ontwikkelingstaken. Samen met ouders bieden wij
kinderen een brede opvoeding. Daarbij willen beiden het beste voor het kind en dat begint
met goed contact onderling en structurele informatie uitwisseling. Het is onze taak om
ouders dagelijks te informeren over het verloop van de dag van hun kind. Een belangrijk
middel voor informatie uitwisseling is het oudergesprek, waarin wij ook in termen van de
opvoedingsdoelen (aan de hand van een observatie van het kind) ouders kunnen informeren
over de ontwikkeling van hun kind. Voor meer informatie over oudercontacten verwijzen wij
naar het Ouderbeleid (DGK-C-3.1).
Wij willen graag dat ouders een interactieve rol hebben bij belangrijke beleidsonderwerpen.
In de oudercommissies (per locatie) en de centrale oudercommissie (bestaande uit
afgevaardigden van iedere oudercommissie) leggen wij beleid voor ter advisering. Voor meer
informatie over de (centrale) oudercommissie(s) verwijzen wij naar het Reglement van de
(centrale) oudercommissie(s) (DGK-C-3.4).
5. Vier pedagogische basisdoelen
De vier pedagogische basisdoelen zijn beschreven door Marianne Riksen-Walraven. De Wet
kinderopvang verplicht iedere kinderopvangorganisatie om deze doelen aan kinderen aan te
bieden. Als kinderopvangorganisatie zijn wij onderdeel van het opvoedingsproces van ieder
kind dat bij ons komt. Hierdoor hebben wij een serieuze rol in het leven van kinderen en
ouders. Aan de hand van deze doelen geven wij invulling aan die rol. Hieronder geven wij
een korte beschrijving van de vier opvoedingsdoelen.
Emotionele veiligheid
Om optimaal te kunnen ontwikkelen, moet een kind zich emotioneel veilig voelen. Veilig in
de zin van zich gehoord en gezien voelen en het gevoel hebben dat je jezelf mag zijn.
Wanneer deze basis aanwezig is, kan een kind aan de andere competenties werken. Het
bieden van emotionele veiligheid aan de kinderen is dus van primair belang.
Persoonlijke competentie
Om je goed te kunnen aanpassen aan verschillende situaties en om zelf problemen aan te
kunnen pakken, hebben kinderen brede persoonskenmerken nodig. Deze kenmerken
worden als volgt beschreven: veerkracht, zelfstandigheid, zelfvertrouwen, flexibiliteit en
creativiteit.
5
Pedagogisch Beleid dagopvang en buitenschoolse opvang
Sociale competentie
Kinderen hebben sociale kennis en vaardigheden nodig om relaties aan te gaan met
anderen. Zich in anderen verplaatsen, communiceren, delen, samenwerken, elkaar helpen
en conflicten oplossen, zijn voorbeelden van sociale kennis en vaardigheden. ‘De groep’ is
een prachtig hulpmiddel om aan deze competentie te kunnen werken.
Waarden en normen
Binnen de kinderopvang komen kinderen in aanraking met diversiteit, met verschillende
culturen, met andere sociale achtergronden en met andere regels – waarden en normen –
dan thuis. Het is van belang dat pedagogisch medewerkers dit goed – consistent en
afgestemd op het ontwikkelingsniveau van de kinderen – begeleiden. Op deze manier krijgen
de kinderen de kans om zich de algemeen geldende normen en waarden, voor de
Nederlands maatschappij eigen te maken.
Voor uitgebreidere definities van de opvoedingsdoelen, verwijzen wij naar de beschrijvingen
van Riksen-Walraven op pagina 103 en 104 in het boek ‘De kwaliteit van de Nederlandse
kinderopvang’ (2004).
6
Pedagogisch Beleid dagopvang en buitenschoolse opvang
6. Kwaliteit
Voor ons ligt de kern van kwaliteit van kinderopvang in de manier waarop wij de
opvoedingsdoelen aanbieden aan kinderen. Er zijn verschillende factoren van invloed op het
realiseren van deze doelen, namelijk: randvoorwaarden, pedagogisch medewerkers,
omgeving, de groep kinderen, het individuele kind en de ouders.
Om dit duidelijk te maken gebruiken wij het NCKO-kwaliteitsmodel dat hieronder is
weergegeven.
(Bron: Risken-Walraven, 2004, p.106)
In de linkerkolom van dit model zijn structurele kenmerken, oftewel randvoorwaarden,
geplaatst. Randvoorwaarden zijn nodig voor het realiseren van een goede basis om
kinderopvang te kunnen en te mogen bieden. Deze liggen vast in verschillende documenten
(wet- en regelgeving en beleid/protocollen) waarnaar wij in dit beleid naar verwijzen.
In de middenkolom wordt de proceskwaliteit weergegeven. Voor ons betekent dit de
essentie van pedagogisch werken. Pedagogisch medewerkers (in de kolom nog leidster
genoemd) in interactie met ‘het kind’, de omgeving, de kinderen als groep en natuurlijk de
ouders. Om de interacties tussen de pedagogisch medewerkers en de kinderen optimaal te
7
Pedagogisch Beleid dagopvang en buitenschoolse opvang
laten verlopen, maken de pedagogisch medewerkers gebruik van hun
interactievaardigheden. Deze komen in de volgende paragraaf aan bod.
In de rechterkolom is ‘het kind’ (en de ouder) geplaatst, met de bedoeling om de maten van
‘uitkomst’ – welbevinden en ontwikkeling van het kind - goed in de gaten te houden. Naast
het feit dat pedagogisch medewerkers zien of het kind zich welbevindt en zich goed
ontwikkelt bij ons, zien ouders dat natuurlijk ook.
7. Interactievaardigheden van pedagogisch medewerkers
Onze pedagogisch medewerkers bieden de vier opvoedingsdoelen aan de kinderen aan
m.b.v. verschillende pedagogische middelen. Wij zien de leefomgeving als een pedagogisch
middel, de groep, het activiteiten aanbod en het (spel-)materiaal dat we kinderen bieden.
Maar als belangrijkste pedagogisch middel zien we de interactie tussen de pedagogisch
medewerkers en de kinderen. Pedagogisch medewerkers hebben voortdurend interacties
met kinderen. Om deze interacties van hoge kwaliteit te laten zijn, hebben zij bepaalde
interactievaardigheden nodig.
Hieronder geven wij een korte beschrijving van deze vaardigheden.
1. Sensitieve responsiviteit
Een pedagogisch medewerker die alle signalen van de kinderen goed herkent en daar
adequaat en positief op reageert, heeft deze interactievaardigheid onder de knie. Een kind
zal zich hierdoor begrepen, geaccepteerd en veilig voelen. Deze interactievaardigheid kan als
basisvaardigheid gezien worden, hiermee kan een pedagogisch medewerker emotionele
veiligheid bieden.
2. Respect voor autonomie
Een pedagogisch medewerker die kinderen stimuleert om dingen zelf te doen, zelf te
proberen en zelf op te lossen, heeft respect voor de autonomie van kinderen. De
individualiteit, motieven en perspectieven van kinderen worden op deze manier door de
pedagogisch medewerker erkend, benoemd en gerespecteerd.
3. Structureren en grenzen stellen
Bij het structureren van activiteiten, situaties en taken voor kinderen, stelt de pedagogisch
medewerker op een sensitieve manier grenzen. Hierdoor hebben kinderen overzicht en
leren ze zich goed aan de afspraken houden. Er worden voldoende grenzen respectvol en
tijdig gesteld door de pedagogisch medewerker, waardoor kinderen niet het idee krijgen dat
zij telkens over grenzen heen gaan en het risico ontstaat om in een negatieve spiraal van
corrigeren te belanden.
4. Praten en uitleggen
Wanneer een pedagogisch medewerker goed is in praten en uitleggen, dan praat zij met de
kinderen en dan stemt zij de timing en de inhoud af op de behoefte, de interesse en het
begripsniveau van de kinderen.
8
Pedagogisch Beleid dagopvang en buitenschoolse opvang
5. Ontwikkelingsstimulering
Een pedagogisch medewerker die extra dingen doet om kinderen op verschillende
ontwikkelingsgebieden (motorisch, cognitief, taal en creatief) uit te dagen en te stimuleren,
zet deze interactievaardigheid in. Wanneer zij dit goed doet, stemt zij het uitdagen en
stimuleren af op de interesse, het ontwikkelingsniveau en de behoefte van het kind.
6. Begeleiden van interacties
Een pedagogisch medewerker is, naast vaardig zijn in het goed omgaan met individuele
kinderen, tevens vaardig in het begeleiden van interacties tussen kinderen. Wanneer een
pedagogisch medewerker de interacties tussen kinderen goed begeleidt, reageert zij positief
op positieve interacties en (pro-)sociaal gedrag, en moedigt zij kinderen aan er voor elkaar te
zijn.
8. Omgeving
De leefomgeving is een veelomvattend begrip; het gaat om fysieke ruimtes, binnen en
buiten, maar het gaat ook om begrippen als vertrouwdheid, een sfeer van geborgenheid en
herkenbaarheid. Pedagogisch medewerkers hebben hierin een bepalende rol. Per
opvanglocatie zijn er (grote) verschillen in het aanbod van binnen- en buiten ruimtes,
bijvoorbeeld in het aantal vierkante meters dat beschikbaar is of de locatie van de vestiging.
8.1 Veilige omgeving
Een veilige leefomgeving wordt bepaald door fysieke veiligheid en emotionele veiligheid.
Aan de zorg voor fysieke veiligheid wordt door ons vanuit het Convenant Kwaliteit
Kinderopvang (april 2012) invulling gegeven waar het bijvoorbeeld gaat over beschikbare
vierkante meters binnen- en buitenruimte per kind en aparte slaapruimte voor baby’s van 0
tot 1,5 jaar. Met betrekking tot hygiëne, veiligheid en ziektes richten we ons op de laatste
versies van het RIVM (Gezondheidsrisico’s in een kindercentrum en peuterspeelzaal /
Gezondheidsrisico’s in een basisschool / buitenschoolse opvang). Deze zijn te vinden in DGKC-14.
Daarnaast wordt jaarlijks per locatie een risico/inventarisatie veiligheid en een risico
inventarisatie gezondheid uitgevoerd en vinden GGD inspecties plaats. De GGD-rapporten
kunnen via een link op onze website gelezen worden.
Voor het bieden van emotionele veiligheid zijn begrippen als vertrouwdheid, geborgenheid
en herkenbaarheid belangrijk.
8.1.1 Wennen
Op een goede manier vorm geven aan deze begrippen begint met een zorgvuldig
opgebouwde wenperiode voor kinderen en ouders als de opvang start. Het belangrijkste
doel van de wenperiode is het kind en de ouders, het gevoel geven dat ze welkom zijn. Dat
betekent dat er geïnvesteerd wordt in vertrouwde relaties, met het kind, met de kinderen
onderling en met de ouders. Wanneer ouders vertrouwen hebben in de pedagogisch
medewerkers zullen ze dat positieve gevoel overbrengen aan hun kind.
De opbouw van een wenperiode is maatwerk, ieder kind heeft zijn eigen temperament, en
zit in zijn eigen stadium van het hechtingsproces. Toch stellen we als uitgangspunt dat
9
Pedagogisch Beleid dagopvang en buitenschoolse opvang
kinderen (gemiddeld) vier wenmomenten nodig hebben. Het begint op de meeste plekken al
tijdens het intakegesprek dat ouders met de teamcoördinator hebben, het kind verblijft die
tijd op de groep terwijl ouders elders zijn. Daarna zal steeds met een eet- en/of
slaapmoment worden uitgebreid, bijvoorbeeld: tijdens het eerste wenmoment zal het kind
het tafelmoment in de ochtend meemaken en voor het middageten weer opgehaald
worden. De volgende uitbreiding is meestal het bijwonen van de middagmaaltijd, om voor
het slapen weer naar huis te gaan. Tenslotte zal het kind zozeer gewend zijn aan de nieuwe
omgeving, andere volwassenen dan de ouders en andere kinderen om zich heen, dat het
blijft slapen.
Er vindt continu afstemming met ouders plaats over de voortgang van dit wenproces.
Wanneer kinderen binnen de kinderopvang van groep of opvangvorm veranderen, wordt
ook aandacht besteed aan het wennen in de nieuwe groep. Dit gebeurt onder begeleiding
van de pedagogisch medewerkers en verschilt sterk per kind. Ook hier geldt dat het om
maatwerk gaat. In de pedagogische werkplannen van de vestigingen wordt omschreven hoe
daar concreet vorm gegeven wordt aan het wennen.
8.1.2. Vierogenprincipe
Bij een veilige omgeving horen maatregelen ter preventie van kindermishandeling, zoals het
z.g.n. ‘vierogenprincipe’ . Dit houdt in dat altijd een andere volwassene moet kunnen
meekijken of meeluisteren op de plekken waar een pedagogisch medewerker alleen met
kinderen is (Convenant Kwaliteit Kinderopvang, 2012, p. 9). Het vormgeven aan het
vierogenprincipe is verplicht gesteld door de overheid voor de dagopvang 0 tot 4 jaar. Voor
alle informatie over hoe wij het vierogenprincipe binnen onze organisatie toepassen,
verwijzen wij naar het protocol Vierogenprincipe in DGK-D-3.6.
8.1.3. Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling
Wij werken met de Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling: Meldcode SKOA
(DGK-C-6.0). In de meldcode wordt voor de volgende situaties een stappenplan beschreven,
waar wij ons aan houden wanneer een dergelijke situatie zich voordoet.
• Route bij signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling.
• Route bij signalen van mishandeling door een beroepskracht.
• Route bij signalen van seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen kinderen onderling.
De teamcoördinatoren en de Wijkmanagers zijn getraind als aandachtsfunctionaris
kindermishandeling en alle pedagogisch medewerkers zijn (en blijven) getraind om de
meldcode zorgvuldig te kunnen hanteren.
Daarbij dragen wij zorg voor een open aanspreekcultuur binnen onze organisatie. Dat wil
zeggen dat iedereen – pedagogisch medewerkers, medewerkers, ouders en kinderen – op
een respectvolle en open manier elkaar kan aanspreken op communicatie en handelen
(gedrag).
10
Pedagogisch Beleid dagopvang en buitenschoolse opvang
8.2 Ruimtes
Onze binnenruimtes zijn zo ingericht dat kinderen zich daar vrij in kunnen bewegen. Er zijn
verschillende speelhoeken aanwezig, zoals een bouwhoek, een poppenhoek, een knusse
hoek (snoezelhoek), leeshoek, enzovoort. Het speelgoed is opgeborgen in open kasten of in
boxen met daarop foto’s van wat er in de box zit, zodat kinderen er zelf goed bij kunnen en
weten waar ze welk speelgoed kunnen vinden. De ruimte is herkenbaar en vertrouwd voor
kinderen, omdat hun eigen knutselwerkjes worden opgehangen.
Ook foto’s van kinderen uit hun thuissituatie hangen – op ooghoogte – in de groepsruimte.
Tevens hangen er kleurrijke posters en platen (passend bij een bepaald thema). Dit biedt
aanleiding voor gesprekken tussen pedagogisch medewerkers en kinderen, en kinderen
onderling. Er wordt bij inrichting gelet op een goede balans tussen rust en uitdaging en
afstemming op ontwikkelingsleeftijd. Onze buitenruimtes zijn zodanig ingericht dat er
verschillende activiteiten naast elkaar kunnen plaatsvinden. De ondergrond varieert: tegels,
(kunst)gras, zand, houtsnippers. Iedere dag spelen wij minimaal één keer per dag buiten
(uitzonderingen daargelaten). Alvorens buiten te spelen controleert een pedagogisch
medewerker de buitenruimte op dingen die daar niet thuis horen.
8.3 Materiaal en activiteiten
Wij zorgen voor voldoende en divers materiaal. Het materiaal wordt ingezet voor uitdaging
en stimulering van: grove en fijne motoriek, sensomotorisch spel (bijvoorbeeld zand, water,
rijst, enz.), knutselen en creativiteit, muziek en beweging, rollenspel, constructiespel,
rekenen en cijfers, taal, natuur, televisie en computer, wetenschap, culturele diversiteit.
De pedagogisch medewerker biedt materiaal en/of activiteiten aan, themagericht of vrij
spel, en speelt in op de behoefte en het ontwikkelingsniveau van kinderen. Tevens begeleidt
de pedagogisch medewerker de interacties tussen kinderen en ziet de pedagogisch
medewerker erop toe dat de kinderen respectvol met elkaar en het materiaal omgaan.
8.4 Dagindeling
Iedere opvanglocatie, maar ook iedere groep (afhankelijk van leeftijd van de kinderen), heeft
een dagindeling of een dagprogramma. Hierin wordt duidelijk wanneer een groep eet- en
drinkmomenten heeft, binnen of buiten kan spelen, vrij kan spelen, actief of rustig kan
spelen, kan deelnemen aan activiteiten, maar ook uitstapjes heeft gepland. Ook
themagericht werken wordt duidelijk in de dagindeling. De dagindeling is per opvanglocatie
in het betreffende werkplan beschreven.
Met de dagindeling dragen wij bij aan de emotionele veiligheid van de kinderen.
Herkenbaarheid en een bepaald vast ritme geven houvast voor de kinderen. Zo weten
kinderen waar ze aan toe zijn en kunnen ze zich voorbereiden. De pedagogisch medewerkers
zorgen ervoor dat de dagindeling voor de kinderen duidelijk is door bijvoorbeeld te
benoemen wat er op dat moment of daarna gaat gebeuren of door dit zichtbaar te maken
met pictogrammen en/of foto’s.
11
Pedagogisch Beleid dagopvang en buitenschoolse opvang
8.5 Groep
Een groep kinderen bij elkaar vraagt om aandacht en begeleiding. De pedagogisch
medewerkers maken kinderen op elkaar attent, organiseren gezamenlijke activiteiten,
nodigen kinderen uit om met elkaar te spelen of elkaar te helpen en komen zo nodig
tussenbeide wanneer kinderen in conflict met elkaar raken. Zij observeren gedurende de dag
hoe het spelen met en/of naast elkaar verloopt. De pedagogisch medewerkers weten goed
wat er in de groep speelt en waar behoeftes van kinderen liggen, zodat zij vervolgens hierbij
kunnen aansluiten met aanbod en/of begeleiding.
Daarnaast zorgt de pedagogisch medewerker voor een goede sfeer op de groep. Emoties en
uitingen daarvan, zoals vrolijk, boos, blij, verdrietig, lachen, huilen en humor, worden
geaccepteerd en benoemd. De pedagogisch medewerkers helpen kinderen om hier op een
goede manier mee om te gaan.
8.6 Open deuren
Werken met ‘Open deuren’ is een methodiek met een pedagogisch doel, n.l.; dat kinderen
structureel de gelegenheid krijgen om buiten hun eigen groepsruimte met kinderen van
andere groepen te spelen (als ze dit willen). Dat betekent uitbreiding van speelruimte,
spelaanbod en activiteiten. Uitbreiding van onderlinge contacten tussen kinderen en
vertrouwdheid met het hele kinderdagverblijf of kindercentrum en alle pedagogisch
medewerkers. Belangrijke kenmerken zijn dat het een werkwijze is die is ingebouwd in het
dagprogramma, bijvoorbeeld d.m.v. een activiteitenkalender, met aangegeven frequentie en
plaats- en tijdsaanduiding. Het begrip ‘activiteiten’ moet ruim worden opgevat, het kan ook
gaan om samen bewegen, buiten bladeren harken of samen eten, afwassen, muziek
luisteren.
Van belang is dat pedagogisch medewerkers goed in beeld hebben welke kinderen er op een
dag ‘in huis’ zijn en daar een passend aanbod voor neerzetten zodat ze aansluiten bij de
behoeften en de verschillende ontwikkelingstaken van die kinderen. Het vraagt om goede
planning en voorbereiding en een duidelijke taakverdeling tussen pedagogisch
medewerkers, maar maakt ook dat er geprofiteerd kan worden van de talenten van de
groepsleiding. Bijkomende voordelen die deze werkwijze met zich meebrengt zijn dat het
gemakkelijker is om voor elkaar in te vallen of samen te voegen, pedagogisch medewerkers
kennen alle kinderen en de kinderen kennen alle pedagogische medewerkers. Daarnaast is
het wennen aan een andere groep gemakkelijker voor kinderen als zij de ruimte, de andere
kinderen en de leiding al kennen. Hoewel ‘open deuren beleid’ een ingeburgerde term is
binnen de kinderopvang, spreken wij liever over ‘activiteitgericht werken’.
8.7 Kwetsbare kinderen
Ook kinderen die wat extra ondersteuning nodig (blijken te) hebben, passen binnen onze
groepen. Pedagogisch medewerkers zorgen voor een veilige groepssfeer, waarin ieder kind
zich welkom en geaccepteerd voelt. Wij gaan ervan uit dat verschillen tussen mensen horen
bij het leven. Primair kijken wij naar wat kinderen wel kunnen. We observeren alle kinderen
en zullen bij sommigen signaleren dat zij op welke manier dan ook opvallen in de groep.
Belangrijk is dat de groep een meerwaarde heeft voor ieder kind. En wij moeten datgene
kunnen bieden wat het kind en de groep nodig hebben. Een zorgstructuur (Bijlage 2.1, 2.2 en
12
Pedagogisch Beleid dagopvang en buitenschoolse opvang
2.3) waarin samenwerkingspartners als o.a. het CJG ( Centrum voor Jeugd en Gezin), de
Jeugdverpleegkundigen van de consultatiebureaus en het Jeugd Maatschappelijk Werk (De
Wering) betrokken zijn, zorgt ervoor dat we met elkaar kunnen kijken op welke wijze de
nodige zorg rondom het kind optimaal georganiseerd kan worden. De zorgcoördinator van
de SKOA zal voor deze kinderen de voortgang volgen en begeleiden.
8.8 De voorschool
Op verschillende locaties dagopvang wordt Voor-en Vroegschoolse Educatie aangeboden
(VVE). Uk&Puk is een educatief programma voor kinderen van 0-4 jaar. Aan de hand van tien
thema’s (per jaar) voor drie verschillende leeftijdsgroepen bieden de pedagogisch
medewerkers gerichte activiteiten aan gedurende de dag . De pedagogisch medewerkers zijn
getraind om met deze methode te werken (DGK-C-2.7) en worden ondersteund door een
VVE Coach.
De leidstervaardigheden die bij Uk&Puk gebruikt worden (respect voor autonomie, structuur
bieden en grenzen stellen, informatie en uitleg geven, emotionele ondersteuning) komen
qua inhoud overeen met de interactievaardigheden voor de pedagogisch medewerkers.
Uk&Puk is onderdeel van het taalprogramma KoTotaal en heeft een doorgaande
ontwikkelingslijn op de basisschool (wanneer de basisschool met dit programma werkt).
9. Randvoorwaarden
Naast de interactievaardigheden van pedagogisch medewerkers en de veilige omgeving, is er
sprake van een aantal randvoorwaarden ( in het NCKO model worden dit de structurele
kenmerken genoemd en zijn ze te vinden in de linkerkolom). Voldoen aan deze
randvoorwaarden is noodzakelijk om op een goede manier aan de opvoedingsdoelen te
kunnen werken. Randvoorwaarden zijn in beleid, protocollen en instructies rond veiligheid,
gezondheid en welzijn vastgelegd in ons kwaliteitsstelsel ‘De Grote Kunst’ en zodoende
ingebed in de organisatie. Dit is altijd conform de afspraken uit het Convenant Kwaliteit
Kinderopvang.
Als belangrijke randvoorwaarden zien wij:
• Dit Pedagogisch Beleid geeft richting aan gebruik en inzet van ruimte, inrichting,
materialen. Aan de werkwijze in het algemeen en aan specifieke doelen,
programma’s, methodieken, protocollen en codes waar mee, of waar aan gewerkt
wordt. Het geeft daarmee een beeld van de kwaliteit zoals wij die willen bieden.
• De kwaliteitsmonitoren van het NCKO voor de dagopvang (0-4jaar) en van het
Kohnstamm Instituut voor de BSO ( 4-13jaar) zijn de middelen die we inzetten om in
beeld te krijgen of die kwaliteit op onze vestigingen geboden wordt. Hieruit komen
verbeterpunten op het gebied van interactievaardigheden van pedagogisch
medewerkers naar voren, op het gebied van de leefomgeving en op het gebied van
de groepsstabiliteit. Het streven is de monitor iedere 2 jaar breed binnen de SKOA uit
te voeren, parallel aan het KTO ( klanttevredenheidsonderzoek) en het MTO
( medewerkerstevredenheidsonderzoek ).
• Alles m.b.t. opleiding, training en deskundigheidsbevordering voor pedagogisch
medewerkers dat wordt beschreven in het Opleidingsbeleid (DGK D-4). N.a.v. de
13
Pedagogisch Beleid dagopvang en buitenschoolse opvang
•
•
•
•
•
resultaten uit de kwaliteitsmonitor en/of het functioneren van pedagogisch
medewerkers (Functionerings- en gedragsbeleid DGK D-3) wordt een gerichte inzet
gedaan.
Alles m.b.t. Pedagogische ondersteuning en voorzieningen voor pedagogisch
medewerkers dat wordt beschreven in de zorgstructuren, het beleid Signaleren,
ondersteunen en melden (DGK C-6) en krijgt o.a. vorm in structurele
werkbegeleidingen, coaching en teambijeenkomsten.
De pedagogisch medewerker-kind ratio, de groepsgrootte en de groepsstabiliteit
worden op basis van de regels uit het Convenant Kwaliteit Kinderopvang in de
praktijk ingevuld en door de Teamcoördinatoren en Wijkmanagers bewaakt. De
uitgangspunten en de wijze van uitvoering van plaatsingen worden in het
plaatsingsbeleid ( DGK C-1) beschreven.
Het toetsen of het aanbieden van de opvoedingsdoelen aan kinderen effect heeft
vinden wij vanzelfsprekend. In het beleid Observeren, informeren en registreren
(DGK-C-7.1) staat beschreven hoe vaak wij kinderen observeren. De individuele
observatielijst (DGK-C-16 t/m 19) bestaat uit ontwikkelingsgerichte vragen die zijn
onderverdeeld bij de opvoedingsdoelen. Deze observatielijst dient als voorbereiding
op de oudergesprekken. Voor meer informatie over de oudergesprekken, verwijzen
wij naar het Ouderbeleid (DGK-C-3.1).
De stafstabiliteit (groepsleidingstabiliteit)
Voor de emotionele veiligheid van de kinderen is het van belang dat zij op hun groep
vaste gezichten zien. Dit bieden wij met een kernteam van pedagogisch medewerkers
per vestiging. Het uitgangspunt van een kernteam is: altijd minimaal één vaste
pedagogisch medewerker op de groep. Daarnaast hebben wij flexibele pedagogisch
medewerkers die invallen wanneer een (vaste) collega afwezig is. Deze flexibele
pedagogisch medewerkers zijn bekend voor de kinderen en de ouders, omdat zij met
regelmaat invallen op een vestiging.
Het maximum aantal volwassenen op een groep per dag is drie en bij een grotere
groep - afhankelijk van bruto-oppervlak groepsruimte en maximaal aantal kinderen is het maximum vier. Dit is inclusief eventuele stagiaires. Te veel en/of te vaak
verschillende volwassenen op een groep is verwarrend voor kinderen en dus niet in
het belang van hun emotionele veiligheid.
De (pedagogische) vestigingswerkplannen
Iedere vestiging verschilt in bruto-oppervlak, ruimtes, inrichting, capaciteit,
enzovoort. Dit pedagogisch beleid is vestigingsoverstijgend. Medewerkers van een
vestiging stellen jaarlijks met Teamcoördinator en Wijkmanager een werkplan op
vanuit de kaders van dit pedagogisch beleid, ons kwaliteitsstelsel en het betreffende
pedagogische kader (kindercentra 0-4 jaar, kindercentra 4- 13 jaar,
gastouderopvang).
Hierin wordt concreet weergegeven hoe iedere vestigingen vorm geeft aan de kaders
en uitgangspunten van het pedagogisch beleid aan de hand van een vast format
(Bijlage 3 Format vestigingswerkplan) .
14
Pedagogisch Beleid dagopvang en buitenschoolse opvang
10.
Vaststelling
December 2013 door Ernst ten Broek, Bestuurder SKOA
11.
Evaluatie
Dit beleid wordt jaarlijks geactualiseerd en ieder2 jaar SKOA breed geëvalueerd.
15
Pedagogisch Beleid dagopvang en buitenschoolse opvang
Bijlage 1.
Bronvermelding
De Kruif, R.E.L., Vermeer, H.J., Fukkink, R.G., Riksen-Walraven, J.M.A., Tavecchio,
L.W.C., Van IJzendoorn, M.H., & Van Zeijl, J. (2007). De nationale studie pedagogische
kwaliteit kinderopvang: Eindrapport Project 0 en 1. Amsterdam: NCKO.
Gevers Deynoot-Schaub, M.J.J.M., Fukkink, R.G., Riksen-Walraven, J.M.A., De Kruif,
R.E.L., Helmerhorst, K.O.W., & Tavecchio, L.W.C. (2009). De NCKO
Kwaliteitsmonitor. Amsterdam: NCKO.
Boogaard, M., Daalen-Kapteijns M. van, & Gevers Deynoot-Schaub, M.J.J.M. (2012). De
Kwaliteitsmonitor BSO. Amsterdam: Kohnstamm Instituut
Riksen-Walraven (2004). Pedagogische kwaliteit in de kinderopvang: doelstellingen en
kwaliteitscriteria. In M.H. van IJzendoorn, L.W.C. Tavecchio, & J.M.A. Riksen
Walraven (Red.). De kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang (pp. 100-123).
Amsterdam: Boom
Convenant Kwaliteit Kinderopvang, april 2012
Bijlage 2.1. Zorgstructuur dagopvang en buitenschoolse opvang
Bijlage 2.2 Zorgstructuur dagopvang met een VVE aanbod
Bijlage 2.3. Zorgstructuur gastouderopvang
16
Pedagogisch Beleid dagopvang en buitenschoolse opvang
Bijlage 3: Format pedagogisch werkplan vestiging
Onderwerpen
Pedagogisch kader
Pedagogisch kader
werkplan
kindercentra 0-4 jaar
kindercentra 4-13
- Hoofdstuk
jaar - Hoofdstuk
BSO
DO
Pedagogisch beleid
– H 17 Observeren
– H 11 Observeren
versus praktijk
Pedagogisch kader
gastouderopvang 013 jaar - Hoofdstuk
GO
Pedagogisch kader
diversiteit
Hoofdstuk
ALLE opvangvormen
Kwaliteitsstelsel
SKOA ‘De Grote
Kunst’ – Hoofdstuk
ALLE opvangvormen
DGK-C-2
DGK-C-6
DGK-C-7
2-4-7-10-12
1-6-11
2-10
3-5
3-5-9-12-13-14-1618-19-20-21-22
2-3-4-5-14-19-20-21
3-13
3
Sociale competentie
5-17
5-14-19-20-21
4-12
3
Waarden en normen
Ouders
PKR, Stafstabiliteit,
Groepsgrootte en
Groepsstabiliteit
Veiligheid en
gezondheid
Vierogenprincipe
10-12-13-15
4 (11)
13-14
6 (17)
10-12
5
11
3
2-4
6
14
6
Accommodatie en
inrichting
Voor- en
vroegschoolse
educatie
Marketing en PR
Samenwerking
(extern) binnen regio
Klachten
9
16
14
2-3-4-18-20
n.v.t.
n.v.t.
18
9
Emotionele veiligheid
Persoonlijke
competentie
(6)
1-2-3-4-5
DGK-C-3
DGK-C-1.1
DGK-D-1.3
DGK-C-6.0 + 6.1
DGK-C-14
DGK-D-3.6
DGK-C-6.0 + 6.1
DGK-A-1.4 + 1.5 + 8
DGK-C-14
DGK-C-2.7
DGK-?-??
DGK-A-9