Beschrijving onderzoeksopzet

‘NRO KORTETERMIJNEVALUATIE PASSEND ONDERWIJS (2014-2015)’
Stand van zaken en typologie Passend Onderwijs in mbo-instellingen
Onderzoekers
Prof. dr. Maarten Wolbers (ITS)
Drs. Ton Eimers (KBA)
Dr. Sjerp van der Ploeg (ECORYS)
Drs. Anne Luc van der Vegt (Oberon)
Doel en onderzoeksvraag
De wijze waarop Passend Onderwijs in het mbo wordt ingevuld en de ‘spelregels’ die daarvoor
gelden wijken op verschillende punten af van die in het primair en voortgezet onderwijs. De
instellingen zijn vrij om zelf te bepalen hoe zij invulling geven aan Passend Onderwijs. Er is behoefte
aan een overzicht van de wijze waarop de mbo-instellingen vorm (willen gaan) geven aan Passend
Onderwijs. Het onderzoek brengt de stand van zaken in kaart ten aanzien van de invoering van
Passend Onderwijs in het mbo. Op basis van de verzamelde gegevens wordt een typologie opgesteld
waarmee de mbo-instellingen kunnen worden getypeerd. Het onderzoek wordt zo uitgevoerd dat het
kan dienen als basis voor vervolgmetingen en vergelijkingen in de tijd en tussen instellingen
mogelijk zijn.
Onderzoeksvraag
•
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de invoering van Passend Onderwijs in het
mbo? Welke typologie kan op basis van de gegevens worden gemaakt en tot welk type behoren de
mbo-instellingen (alle instellingen in het land)?
Operationalisering
De meeste mbo-instellingen hanteren geen scherpe definitie van het begrip zorgstudent.1 Het is
daarom van belang hoe mbo-instellingen de doelgroep voor Passend Onderwijs afbakenen. Voor de
typering van ‘zorgstudenten’ wordt gebruik gemaakt van de door KBA ontwikkelde methode in het
onderzoek naar zorgdeelnemers en jongeren met een beperking in het mbo.2 Mbo-instellingen wordt
gevraagd welke doelgroepen (resp. ondersteuningsbehoeften) zij tot het domein van Passend
Onderwijs rekenen. Mbo-instellingen zijn vaak georganiseerd in meer of minder zelfstandige
onderdelen (colleges, sectoren). Daarom wordt gekeken of het beleid centraal of decentraal is
geformuleerd. Zo nodig wordt het beleid en de (geplande) uitvoering per onderdeel van de instelling
beschreven.
Voor het beschrijven van de ondersteuning die in het kader van Passend Onderwijs worden
aangeboden (ondersteuningsprofielen) wordt aangesloten bij het model zorgstructuur dat is
beschreven door Petit e.a. (2010). Het model is een uitbreiding van het drielijnenmodel van Gieles
(1985) met kennis over redenen en momenten van uitval uit het onderzoek naar voortijdig
schoolverlaten.3 Recent hebben Eimers e.a. (2013) gewezen op problemen voor jongeren met een
beperking in het mbo rondom de beroepspraktijkvorming en de transitie naar werk.
Het mbo werkt aan de invoering van het actieplan Focus op Vakmanschap. Het beroepsonderwijs
moet efficiënter en kwalitatief beter. Focus op Vakmanschap bepaalt mede de context voor de
invoering van Passend Onderwijs in het mbo, onder meer wat betreft toelating, bekostiging,
opleidingsduur en examinering.
Typologieconstructie
Voor de typologieconstructie worden twee sporen bewandeld, zoals bepleit door Jansen (2011):
•
In de voorbereidingsfase wordt de dimensionele structuur van de typologie uitgewerkt. Op
basis van literatuur- en documentstudie, interviews en panelsessies wordt bepaald welke dimensies
van belang zijn bij de invoering van Passend Onderwijs (kenmerken van Passend Onderwijs, context
voor de invoering).
•
Met een enquête onder mbo-instellingen wordt vervolgens data verzameld op alle relevante
variabelen. De data worden verwerkt in een combinatiematrix en via clusteranalyse (polythetische
classificatie) gereduceerd tot empirische typen.
Door beide benaderingen te combineren wordt een verbinding gemaakt tussen bestaande kennis
over opbouw van zorgstructuren, de invloed van contextfactoren en de empirische gevonden typen.
De uiteindelijke typologie combineert theoretische verantwoording en empirische onderbouwing met
praktische bruikbaarheid (beleid) en hanteerbaarheid voor vervolgonderzoek.
Onderzoeksopzet
Voorfase
Voor de typologieconstructie worden in de voorfase interviews en groepssessies gehouden met
deskundigen en vertegenwoordigers uit het veld. Het doel is om, op basis van inhoudelijke en
theoretische argumenten voor de typologie relevante dimensies te benoemen.
•
Deskresearch: raadpleging beleids- en onderzoeksliteratuur, openbare
documenten/informatie mbo-instellingen (waaronder ondersteuningsprofielen). Verzamelen
kengetallen mbo-instellingen (DUO, MBO Raad, SBB).
•
Interviews: 5-10 diepte-interviews met sleutelfiguren (MBO Raad, procesmanager invoering
Passend Onderwijs mbo, OCW accountmanagers).
•
Panelsessies: de MBO Raad kent negen regionale kenniskringen Passend Onderwijs. Deze
worden benut voor drie panelsessies (instellingen uit de G4 / ROC’s en AOC’s / alleen
vakinstellingen). De sessies bestaan uit een voorgestructureerde bespreking van mogelijk relevante
dimensies voor de typologie.
•
Opstellen analysekader en vragenlijsten: analysekader (model dimensies van Passend
Onderwijs). Onderwerpen zijn in elk geval: beleid/visie/strategie, centraal/decentraal, afbakening
breed/smal, stand van invoering, invulling Passend Onderwijs, samenwerking met partners,
bekostiging.
Enquête mbo-instellingen
Er wordt een enquête gehouden onder alle mbo-instellingen. Gekozen is voor een gecombineerd
schriftelijke en telefonische enquête. Met het oog op betrouwbaarheid en verwerking van gegevens
vindt een schriftelijke enquête met gestructureerde vragen plaats. De aanvullende telefonische
benadering voorkomt lage respons en biedt respondenten de mogelijkheid om de vragenlijst direct
(aan de telefoon) in te vullen. Ervaring in eerdere onderzoeken leert dat de respons daarmee
aanzienlijk verhoogd kan worden. Gezien het beperkte aantal mbo-instelling is deze werkwijze goed
uitvoerbaar.
•
Voorbereiding dataverzameling: verzamelen contactpersonen en contactgegevens per
instelling (via DUO en MBO Raad).
•
Schriftelijke enquête (combinatie email/webenquête) met aanvullende, telefonische
benadering (rappel of afname vragenlijst).
•
Mogelijkheid van getrapte enquête (enquête per onderdeel) wanneer instellingen Passend
Onderwijs decentraal invoeren.
•
Dataverwerking en koppeling enquêtegegevens aan kengetallen.
Analyse en typologie
Naast de typologie wordt een beschrijvende analyse gemaakt waarin de stand van zaken wordt
beschreven voor het geheel van de invoering, waar zinvol uitgesplitst per subthema naar
instellingskenmerken (ROC’s, AOC’s en vakinstellingen).
De typologie wordt in een expertmeeting voorgelegd aan een groep experts, afkomstig uit de eerder
geraadpleegde sleutelfiguren en kenniskringen. Doel: verduidelijken en aanscherpen typologie en
onderliggende empirische en theoretische noties.
Alle mbo-instellingen worden ingedeeld volgens de typologie. Per type wordt een uitgebreide
beschrijving gegeven van de kenmerken en samenhang tussen die kenmerken.
Rapportage en database
Opstellen rapportage met beantwoording van de onderzoeksvraag, beschrijving stand van zaken en
typering mbo-instellingen. Als bijlage: beschrijving gehanteerde methodieken en instrumenten en
onderbouwing typologie.
Naast de rapportage wordt een database opgeleverd met alle verzamelde en verwerkte data.
Literatuur
Noten
1 Inspectie van het onderwijs (2011). Aandacht voor kwetsbare jongeren in het mbo. Utrecht:
Inspectie van het onderwijs.
2 Eimers, T. e.a. (2011). Regiomonitor Voortijdig schoolverlaten Utrecht. Nijmegen: KBA.
Eimers, T., M. Boon en R. Kennis (2012). Signalen voor passend beroepsonderwijs. Jongeren
met een beperking in het mbo. Nijmegen: KBA/REA College.
3 Onder meer Eimers, T. m.m.v. H. Bekhuis (2006). Vroeg is nog niet voortijdig. Naar een nieuwe
beleidstheorie voortijdig schoolverlaten. Nijmegen: KBA.
WRR (2009). Vertrouwen in de school. Over de uitval van ‘overbelaste’ jongeren.
Amsterdam: University Press.
Overige geraadpleegde literatuur
Eimers, T. e.a. (2014). Passend en zeker. Over het mogelijk loslaten van landelijke criteria en duur
voor praktijkonderwijs en lwoo en de licenties voor lwoo. Nijmegen: KBA/Bureau Turf/Kohnstamm
Instituut (in voorbereiding)
Jansen, H.A.M. (2011). Typologieconstructie: tussen euforie en empirie. KWALON (16) 3, 6-16.
Gieles, P., Lap, J., & Konig, A. (1985). Opbouwen van het mentoraat: Een beleidsvoorstel. ’s
Hertogenbosch: KPC.
Grinten, M. van, T. Eimers (2009). Zorg voor jongeren in het v(s)o en mbo. Beleidsadvies De
regierol van gemeenten. Utrecht: Oberon/KBA.
Ministerie van OCW (2014). Ruim baan voor vakmanschap: een toekomstgericht mbo. Kamerbrief 2
juli 2014. Den Haag: Ministerie van OCW.
Onderwijsraad (2013). Meer kansen voor kwetsbare jongeren. Den Haag: Onderwijsraad.
Petit, R., R. Groenenberg en G. Kuijvenhoven (2010). Over de grens. Begeleiding van zorgleerlingen
in het middelbaar beroepsonderwijs: beleid en praktijk. Utrecht: Expertisecentrum
Beroepsonderwijs.
Inbedding
Het onderzoek wordt uitgevoerd in nauwe afstemming met de vier andere deelonderzoeken binnen
deze korte termijn evaluatie. Daartoe zijn of worden contacten gelegd met collega-onderzoekers.
KBA, Oberon en Ecorys werken samen op het gebied van onderzoek naar Passend Onderwijs en
hebben afgesproken gezamenlijk op te trekken in de onderzoeken binnen de Korte termijn evaluatie
Passend Onderwijs.
RU Nijmegen en KBA werken nauw samen in onderzoek op het gebied van beroepsonderwijs en
arbeidsmarkt.
Rol aanvragers
M.H.J. Wolbers is onderzoeksleider. Het uitvoerend projectmanagement ligt bij T. Eimers. T. Eimers
is samen met een nader te bepalen medior onderzoeker tevens uitvoerend onderzoeker. A.L. van
der Vegt en S.W. van der Ploeg treden op als adviseurs in het onderzoek en brengen specifieke
inhoudelijke kennis in ten behoeve van de typologieconstructie.