JANUARI 2013 STUDIE PADAGOGIEK JACOB WIJNSTRA There and back again OVER HET VERHAAL HOE HET VERHAAL ONS VERBLINDT HOE HET VERHAAL ONS VERBINDT MASTER PEDAGOGIEK JAAR 2 PROJECTVERSLAG P1 EERSTE VERSIE, JANUARI 2014 JACOB WIJNSTRA STUDENTNUMMER 12452 [email protected] Deze afstudeeropdracht is geschreven onder verantwoordelijkheid van de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden (NHL). Het copyright berust bij de auteur. Zowel de NHL als de auteur verklaren, dat zij eventuele gegevens van derden die voor de afstudeeropdracht zijn gebruikt en die door derden als vertrouwelijk zijn aangemerkt, als zodanig zullen behandelen. Voorwoord “Je doet maar wat”. Dat zijn de woorden die mij zijn bijgebleven van een gesprek nog niet zo lang geleden, waar ik een oud-docent trof van Ubbo Emmius, de lerarenopleiding in Groningen van de jaren 80 en 90, de heer Jan Borkent, destijds docent scheikunde, waar ik mijn bevoegdheden scheikunde en biologie gehaald had en hem het verhaal verteld had over wat ik deed en hoe dat zo gekomen was. “Wat ik tegenwoordig doe Jan? Tsja, je weet dat ik 8 jaar in het onderwijs heb gezeten, scheikunde en biologie, met name de bovenbouw, examenklassen het liefst met toneel en verhaal. Ik visualiseerde samen met de leerlingen de fotosynthese, de zoutneerslagreacties, verbranding, energiebegrippen, waar uittreksels maken betekende dat je op een A3 met kleurpotloden het hoofdstuk samenvatte in verhaal middels een tekening. Schrijven was uit den boze. Doodzonde Jan dat dit onderwijs, wat ik overigens niet veel tegenkwam binnen scholen, verdwenen is Jan!”. Terwijl ik wist dat Jan het empirisch onderzoek en in het verlengde de wetenschap overeenkomstig omarmde. Geen twijfel. De juistheid van de wetenschap, het empirisch model, nam godzijdank alle twijfel weg. Afijn. Daarna 12 jaar in de Makelaardij gezeten, Jan. Financieel dienstencentrum daarbij, een hok vol personeel en een fantastische tijd gehad Jan. Maar dat wist ie al. “Ja, dat weet ik, we hebben elkaar wel eens getroffen, maar wat doe je nu?” “Managementtrainingen, zei je?” “Maar hoe kom je daarbij? In gedachten ging ik nog even terug naar die tijd van het onroerend goed. Hoe ik honderden mensen geholpen en geadviseerd had met een woning of een hypotheek. En ja, die hypotheek tekende ik uit op 1A4 in Jip en Janneke, met kleur en verhaal en de getallen erbij. Ik durf te beweren dat er nooit een meer complete overzichtelijker en begrijpelijker advies is uitgebracht op 1A4 dan via deze tekening. En honderden hoorde ik zeggen: “Goh, Jacob. Ik dacht dat ik iets begreep van hypotheken maar nu snap ik het voor het eerst door de jaren heen dat we al een keer of drie naar onze hypotheek hebben laten kijken. En daarbovenop “Ja, zelfs ik snap het nu. En eerlijk is eerlijk is zat er toch altijd een beetje bij en dacht: Gelukkig dat Jan er verstand van heeft, want ik …. Idem nu met mijn trainingen: “Financieel management voor niet financiële managers”, waar ieder die iets snapt van winst en verlies rekeningen, balans en kengetallen, de was kan doen. Maar ook hier niet na kan laten verhaal te brengen binnen de cijfers. Cijfers hebben zoveel te vertellen. Maar nu drijf ik wat door en loop ik voorop…terug naar het gesprek met mijn oud-docent. “Ja, managementtrainingen.” Ik nam mij voor niet te vertellen ‘Why’ ik mijn onderwijs onderwezen had zoals ik had en al helemaal niet ‘Why’ ik tijdens mijn onroerend goed periode zo leuk had gevonden (dat riekte voor deze oud pspér vanuit mijn vooringenomenheid veel te veel naar rechts zakken vullen) en besloot om een tipje van de ondoorzichtige sluier op te halen om hem enig inzicht te geven in de wondere wereld van trainingen geven aan volwassenen. En wat en hoe ik mijn verhaal gedaan heb weet ik niet meer. Vast heel enthousiast, met verve en voorzien van een of twee mooie, kleurrijke verzorgde lachwekkende verhalen, maar ergens stokte het gesprek toen daar ‘high in the sky’, ergens bij Jupiter en dan de bocht om, rond galmde: “Maar Jacob, je doet maar wat!”. 3 En daar is het ei gelegd. Met dank voor de altijd kritische …. Ik moet betekenis geven aan dat wat ik doe. Ik moet betekenis geven aan het verhaal. Want het verhaal maakt dat ik werk heb. Niet mijn kennis. Mijn kennis is mijn opvatting hebben vele andere freelancers idem. Mijn succes zit niet in de kennis maar in het verhaal. Mijn eigen idee is dat verhaaler toe doet. En daar wil ik heel graag, oprecht en met enorme nieuwsgierigheid kennis mee maken. Kennis maken met de uitkomsten van verhaal. En dien ik nu al mijn nestor te bedanken voor de enorme inzet die Frits zich getroost heeft. Dank, dank mijn nestor, voor de onvermoeibare tijd en energie die je in dit verhaal gestoken hebt. 31 maart 2013 Jacob Wijnstra. 4 Oude indiaanse wijsheid: Tell me a fact and I will learn Tell me a truth and I will believe Tell me a story and it will live in my heart forever! 5 Hoofdstuk 1. Inleiding. 1.1 “Deel uw talent. Verbeter (uzelf &) uw omgeving”. 1.2. Problematiek. 1.3 Opbouw van het onderzoek. Hoofdstuk 2. Literatuuronderzoek. 2.1 Het verhaal centraal. Omdat het moest.. 2.1.1 En wat is nu precies ‘storytelling’? 2.1.3 Motieven voor verhalen binnen communicatie. 2.1.4 En waar is het verhaal ontstaan.. 2.2. Kus de visie wakker! 2.2.1. Visieversiering. 2.2.2. Visieverwaarlozing. 2.3.Storymanagement. 2.4. Storytelling en storymanagement. Hoofdstuk 3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.6 Hoofdstuk 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 Methodologische verantwoording. Een kleine Hobbit als startpunt. Verhalend ontwerpen. Onderzoek type. Onderzoeksmethode. Dataverzameling. Kwaliteit van het onderzoek. Kwaliteit van het onderzoek. Resultaat en betekenis. De veranda.. Resultaat door het gebruik van storytelling binnen de ICS van Nettie Anderson. Resultaat door het gebruik van storytelling binnen de ICS van Margriet van den Broek. Resultaat door het gebruik van storytelling binnen de ICS van Syta Talsma. Resultaat door het gebruik van storytelling binnen de ICS van Carla Vegter. Hoofdstuk 5 Conclusies. 5.1 Variabelen. Nawoord. Bijlage 1. Bijlage 2. Bijlage 3. Literatuurlijst Noten. 6 Verhalend ontwerpen.. Als kind zat ik eindeloos te verhalen en te fantaseren. Over van alles en nog wat. En op mijn slaapkamer aan het einde van mijn bed had ik de beren en poppen op een rij. De één wat meer onderuit gezakt dan de ander, maar luisteren deden ze allemaal. Eindeloos naar de verhalen die ik ze vertelde. In een groot vrijstaand huis met een aantal zolders, kelders en kasten die vanuit de opkamers uitkwamen op de slaapkamers daarboven woonde ik in een spannend huis. Nog net geen Pipi Langkous-huis, daar waren mijn ouders te conservatief voor. Mijn slaapkamer was mijn domein. En binnen dat domein waren de avond en de nacht de spannendste momenten van de dag. Overdag kwam ik wel eens op mijn kamer maar dat was, voor zomaar wat, om even iets te pakken of te studeren. Maar ’s avonds dan veranderde de stemming in mijn kamer. De poppen en beren schikten zich in de slaapkamer aan het einde van mijn bed. Een kaarsje kwam aan. Zoals ik anno 2013 in trainingen graag meegeef: Stelligheid betekent plafond, nieuwsgierigheid geeft antwoord.” Vanuit een onderwijsgeslacht is onderwijs mij met de paplepel ingegoten. Veelal zat ik te luisteren naar de verhalen die mijn vader vertelde aan tafel. In de ochtend, of tussen de middag (mijn vader liep tussen de middag van school naar huis en visa versa) of ’s avonds tijdens het eten. “Tine, ging mijn vader dan verder, “Je moet weten, kijk het is niet zo eenvoudig om, het valt niet mee. Ik leg het nog een keer uit. Kijk.., je moet het eerst begrijpen voordat je het ziet.” En daar zat mijn vaders kracht. “Je moet het eerst begrijpen voordat je het ziet”. (Overigens had Cruijff dezelfde ..). Ik heb mijn vader als docent niet anders gezien en zien optreden dan in het belang van de leerling. Altijd stond de leerling centraal. Zijn manier van kijken en vooral zijn begrip voor leerlingen waar het niet zo lekker mee ging, hoe hij dat bespeelde, de problematiek omarmde, en opat. Daar heb ik gezien hoe hij, zelfs als adjunct, (‘Directeur, Tine, daar verlies ik het contact met de leerlingen. Dat is niet wat ik moet doen.’ ) altijd opnieuw tijd en begrip kon tonen. Nee, ja ook begrip. Maar hij kon, en nu weet ik het weer, de zaken zo uitleggen alsof hij onderdeel was van het probleem, alsof hij een van de hoofdrolspelers was. En wat in al die verhalen doorklonk was dat het niet eenvoudig is iets te vinden. Dat het niet eenvoudig is te duiden. Dat je eindeloos veel fantasie en liefde nodig hebt om zaken, voorvallen en uiteindelijk mensen te kunnen begrijpen. Liefde kwam voor mijn vader vanuit zijn hart, zijn ziel als verlengstuk van zijn geloof in de God. En de stemming zat er in. Mijn bed stond naast een raam. Een raam waar ik eindeloos naar buiten en vooral naar boven kon turen. En staren. Naar de sterren, naar de wolken en naar de hemel. Want die was er soms wel, maar soms ook niet. Kaarsje aan, gordijntje half dicht, meestal wat lekkers mee, een appel of zo. En dan maar vertellen. Vertellen wat ik beleefd had, waar ik over droomde, en toen al, toen al besefte ik dat de dingen anders waren dan ze leken. Dat 1 en 2 niet altijd 12 is. En dat is als een rode draad verweven door mijn leven en mijn kijk op zaken en mensen. Mijn pedagogische visie, kan, in mijn beleving, niet anders bevatten dan iets in de trant van; “Imagination is more important than knowledge.” (Einstein) en daarbinnen heel graag de nieuwsgierigheid. 7 Ik denk dat voor mij, daar de wil, om vanuit liefde naar de wereld en anderen te kijken, in deze tijd is ontstaan. Die liefde had ik ook nodig, om nieuwsgierig te blijven... 8 Hoofdstuk 1. Inleiding. 1.1 “Deel uw talent. Verbeter (uzelf &) uw omgeving”. Uw eigen talenten en ervaringen vormen de basis voor uw succes en het succes van anderen. Andersom kunnen anderen een bron van inspiratie voor u zijn. Delen van kennis en ervaring is ons inzien onmisbaar, op welk gebied dan ook. Wij dagen u uit om in beweging te komen en uw talenten te ontwikkelen en te delen. U haalt daarmee niet alleen het maximale uit uzelf, maar stimuleert ook de talenten van anderen. Wij zetten u in beweging en u zet na het volgen van een van onze opleidingen uw bedrijf/organisatie in beweging. (Bron: Hanze Bedrijven en Professionals internet.) Binnen Hanzehogeschool voor Bedrijven en Professionals ben ik o.a. als freelancer betrokken bij de leergang Bedrijfskunde post HBO. De opleiding duurt afhankelijk van uw vooropleiding maximaal twee jaar en bestaat uit een basisjaar (Bedrijfskunde 1) en een verdiepingsjaar (Bedrijfskunde 2). Tijdens de afsluitende in-company-studie (vanaf nu ICS) staat de eigen organisatie centraal. De cursist laat zien dat hij/zij van alle markten thuis is en een integrale visie kan geven op bijvoorbeeld de kwaliteitszorg binnen de organisatie. Of een organisatiestuie uitvoeren op strategisch niveau. De ICS kent een opdrachtgever binnen de eigen organisatie en tevens een dwingend karakter. Er dient vanuit de organisatie urgentie te bestaan naar de uitkomsten van het onderzoek. Daarvoor ontvangt de cursist begeleiding vanuit de opleiding door een ICSbegeleider. “Volg de kudde, tenslotte ben ” ik hun leider... 9 1.2. Problematiek. Cursisten geven binnen de bedrijfskunde opleiding zelf vorm aan hun studie. Met name binnen de ICS bestaat veel ruimte om te excelleren. Onderwerpen kunnen zowel op tactisch als strategisch niveau worden aangevlogen. Binnen het onderwerp heeft de cursist vrije keuze vanuit welke modulen van de opleiding het onderzoek plaats vindt. Tevens dient de cursist aan te geven wat voor hem/haar de opbrengsten zijn geweest van het onderzoek. Dat betekent enerzijds opbrengst voor de organisatie, anderzijds opbrengst voor de cursist. Het appel naar de cursist toe is mede een van: ‘Buiten de kaders durven kijken’, Bewegen binnen en buiten de organisatie’, ‘Overstijgend denken en werken’. Om uiteindelijk de organisatie opnieuw te leren kennen. De cursist rond de ICS af middels het schrijven van een onderzoeksrapport en een presentatie van dit onderzoek binnen de organisatie. De onderzoeksrapporten hebben heel geregeld een strategisch karakter of een bijzonder belang. Daarover later meer. Voor de cursist geregeld de vraag: ‘Hoe wordt het rapport ontvangen door de organisatie?’, ‘Is het onderzoeksrapport uiteindelijk niet te technisch?’ en meer in het verlengde hiervan. Daarvoor hanteer ik geregeld de input van ‘storytelling’. Op zoek naar het verhaal binnen de organisatie. Om vervolgens ‘het verhaal’ binnen het onderzoeksrapport op te nemen. Om anders kleur te geven aan het rapport. Om het rapport ‘meer leesbaar’ te maken. Verteerbaar zoals ik het graag aangeef. ‘Ik loop in organisaties en in uw werk heel geregeld tegen rapporten, oplossingen, adviezen aan waar ik me van afvraag: ‘Wie vreet dit.’ Hoe verteerbaar is datgene wat we willen aanreiken. Hoe verteerbaar zijn onze adviezen. Heb je zo verschrikkelijk je best gedaan op het advies. Wordt het niet gepruimd. En is het zo dat de boodschap, zelfs binnen onze organisaties, verpakking nodig heeft? ‘Planteneters hebben een enorm spijsverteringskanaal, vleeseters relatief veel korter. Doet me denken aan de vraag omtrent de lengte van het darmkanaal van het konijn en die van een poes. Welk van deze dieren heeft het langste darmkanaal? Ik denk de poes meneer, zei Annemieke. ‘Want?’, zei ik. ‘Want als ik naar onze poes kijk meneer, wanneer die op de bank ligt en zich uitrekt. Dan moet dat darmkanaal wel heel erg lang zijn.’ Verteerbaarheid van onze boodschap. Houden we daar rekening mee? En hoe pak je eigenlijk een cadeautje in. ‘Wat ik u vraag mijne dames en heren is het volgende: “Op welke wijze verkoopt u volgende week uw boodschap”. “Op welke wijze maakt u uw boodschap verteerbaar. Verteerbaar voor diegene die het beslissen moet. Voor diegene(n) die mogen beschikken.’ En daarvoor heeft u een week om inspiratie op te doen. Inspiratie om niet vanuit het lineaire denken, niet vanuit actie is reactie, om vooral vanuit de metafoor te verhalen. Om vanuit de metafoor te verhalen. En daar ben ik ontzettend nieuwsgierig naar.’ Dit explorerend onderzoek sluit aan op de behoefte vanuit de cursist en organisatie om onderzoeksrapporten op een andere manier verteerbaarder te maken middels het gebruik van storytelling en heeft als doel: ‘Inzicht verwerven in de kracht van storytelling, met name het gebruik van storytelling binnen dwingende onderzoeksrapporten ‘. 10 Wat behelst storytelling en wat zijn de opbrengsten voor zowel de organisatie als de cursist. Waar komen we storytelling tegen of is storytelling niet veel meer dan het vertellen van sprookjes. En of storytelling, wat ik nu nog experimenteel inzet als middel binnen de begeleiding van de ICS breder door de bedrijfskunde opleiding kan worden ‘omarmd’. De probleemstelling voor dit onderzoek kan dan als volgt worden weergegeven: ‘Wat is de kracht van storytelling en wat zijn de opbrengsten van storytelling binnen onderzoek voor zowel de organisatie als de onderzoeker die storytelling opneemt binnen het onderzoek.’ De deelvragen, die in dit onderzoek centraal staan, zijn dan: 1. Wat is storytelling. Hoe ziet de wereld van het storytelling eruit? 2. Welke verrassingen zijn er te vinden in de wereld van storytelling? 3. Welke opbrengsten heeft storytelling wanneer het gebruikt wordt in dwingende interne onderzoeksrapporten? 1.3 Opbouw van het onderzoek. Dit onderzoek is het eerste deel (P1) van een cyclisch praktijkgericht onderzoek. Het totale onderzoek zal uit 3 delen bestaan. P1: het verhelderen van de wereld van het storytelling d.m.v.: - een verkenning van de huidige opvattingen in de literatuur op dit gebied; - een verkenning van de opbrengsten van storytelling binnen onderzoeksrapporten; P2: het plaatsen van het probleem in een bredere maatschappelijke context; - het ontwerpen van een podium voor storytelling; P3: het implementeren van dit podium. Eventueel binnen de opleiding Bedrijfskunde van Bedrijven en professionals Hanzehogeschool. Dit verslag is als volgt opgebouwd: In hoofdstuk 1 staat de aanleiding tot het onderzoek. Hoofdstuk 2 behandelt een uitgebreid theoretisch kader. De methodische verantwoording volgt in hoofdstuk 3. Resultaten en betekenis volgen in hoofdstuk 4. Conclusies en aanbevelingen in hoofdstuk 5. In de bijlagen zijn verschillende onderzoeksrapporten opgenomen die voor het onderzoek gebruikt zijn en waarbinnen storytelling is opgenomen. 11 Hoofdstuk 2. Literatuuronderzoek. Om de huidige opvattingen in de literatuur over storytelling te verkennen, worden eerst verschillende inzichten en theorien van de meest toonaangevende experts kort belicht. 2.1 Het verhaal centraal. Omdat het moest.. De violist Een wereldberoemde violist zei eens na een succesvolle uitvoering van het vioolconcert van Beethoven: “Ik heb een prachtige partituur, een heerlijke viool en een heel goede strijkstok. Wanneer ik deze drie bij elkaar breng, hoef ik alleen nog maar opzij te treden.” Er is een oud Chinees gezegde: “Een beeld zegt meer dan duizend woorden.” Ook een verhaal is een beeld, penseelstreken met woorden die zich tot een metafoor, parabel of verhaal vormen. Een woordbeeld dat misschien duizend andere woorden overbodig maakt. Uiteraard kan je over wat het beeld je zegt met anderen van gedachten wisselen – dat is de bedoeling van de ontmoeting. DE STEEN DIE VERHALEN VERTELDE Er was eens een wees die tot een sterke en verstandige jongeman opgroeide. Op een dag gaf zijn tante hem een pijl en boog met de woorden: ‘Het is tijd dat je leert jagen. Ga naar het bos en breng voedsel mee terug.’ Hij vertrok de volgende morgen en schoot drie vogels. Maar tegen het middaguur kwam de pees die de veren van zijn pijl bijeenhield los te zitten. Hij ging op een platte steen zitten om hem te repareren. Plotseling hoorde hij een diepe stem: ‘Zal ik je een verhaal vertellen?’ Hij keek op in de verwachting een man te zien staan, maar er was niemand. ‘Zal ik je een verhaal vertellen?’ zei de stem weer. De jongen begon bang te worden. Hij keek in elke richting, maar kon nog steeds niemand zien. Toen de stem weer riep, besefte hij dat die uit de steen kwam waarop hij zat. ‘Zal ik je een verhaal vertellen?’ ‘Wat zijn verhalen?’ vroeg de jongen. ‘Verhalen zijn wat lang geleden gebeurde. Mijn verhalen zijn als de sterren, die nooit uitdoven.’ Toen de steen zijn verhaal uit had, begon hij een ander. Al die tijd zat de jongen met gebogen hoofd te luisteren. Tegen zonsondergang zei de stem plotseling: ‘We zullen nu rusten. Kom morgen terug en breng mensen uit je kamp mee om naar mijn verhalen te luisteren.’ En zo gingen de volgende morgen de mensen met hem mee naar het bos. Iedereen legde vlees of brood of tabak op de steen voordat hij ging zitten. Toen alles rustig was, sprak de steen: ‘Nu zal ik jullie verhalen vertellen van lang gleden. Sommigen van jullie zullen je elk woord herinneren dat ik zeg, sommigen maar een deel en anderen niets. Luister nu goed.’ De mensen bogen hun hoofden en luisterden. Tegen de tijd dat de steen eindigde was de zon al bijna gezonken. Toen zei de steen: ‘Mijn verhalen zijn allemaal verteld. Bewaar ze en vertel ze aan je kinderen en aan je kindskinderen en zo voort door de eeuwen heen. En als jullie iemand om een verhaal vragen, geef dan altijd een geschenk.’ En zo geschiedde. 12 Alle verhalen die we kennen komen van de steen en van de steen komt alle wijsheid die we hebben. Dit wordt verteld door de Seneca uit de omgeving van het huidige Toronto in Canada. Stenen zijn de beenderen der aarde; ze leven en moeten met respect worden behandeld. ‘Fladderen,’ vroeg de zwaan aan de vlinder, ‘Hoe doe je dat toch? Dat probeer ik nou zo vaak.’ Hij steeg op van de grond aan de oever van de rivier en probeerde te fladderen, maar het leek nergens op. ‘Pas maar op,’ zei de vlinder. ‘Straks stort je nog neer.’ Mistroostig ging de zwaan weer zitten. ‘Ik begrijp er niets van,’ zei hij. ‘En toch is het heel eenvoudig,’ zei de vlinder. Hij fladderde even om de zwaan heen en ging op de top van een grasspriet zitten. De zwaan liet zijn hoofd in zijn veren zakken en keek somber naar de grond. ‘Je moet eerst je gedachten leren fladderen, zwaan, ‘ zei de vlinder. ‘Dan pas jezelf.’ De zwaan zweeg. Hij wist niet of hij nu boos zou worden of verdrietig of onverschillig. ‘Kijk,’ zei de vlinder, ‘je denkt aan honing, hmm lekkere honing, en meteen daarna denk je aan boomschors en dan aan het nijlpaard en dan aan kroos, aan een krukje, aan zand, aan een schaar, aan rozen, het geeft niet wat, als je maar meteen aan iets anders denkt als je ergens aan denkt…’ ‘Dat kan ik niet,’ zei de zwaan, wiens gedachten altijd statig waren alsof zij langs lange lanen schreden en slechts met vaste tussenpozen minzaam knikten naar oude herinneringen. ‘Nee,’ zei de vlinder. ‘Maar je kunt het wel leren.’ En zo, op die warme wolkeloze dag aan de oever van de rivier, kreeg de zwaan les van de vlinder. Hij leerde van de hak op de tak te springen, rommelig te zijn, nooit iets zeker te willen weten, maar ook nooit iets over te slaan. ‘Iets is niets,’ zei de vlinder. ‘Dat wel. Maar alles is wel alles.’ ‘En niets?’ vroeg de zwaan. ‘Dat zei ik net,’ zei de vlinder ‘Dat is iets.’ Er vielen gaten in de gedachten van de zwaan, flarden raakten er los en woeien weg, en tegen het eind van de middag was niet een van zijn gedachten meer statig of recht. Met grote ogen keek hij om zich heen, zijn hart bonsde, en toen de vlinder hem opeens een duw gaf sprong hij op en fladderde hij rond, totdat hij op de grond viel. ‘Au,’ zei hij. Maar hij lachte. ‘Zie je wel!,’ zei de vlinder. ‘Nu kun je misschien nooit meer over de horizon verdwijnen of boven de wolken opstijgen, en ook zul je misschien nooit meer urenlang kunnen doorvliegen. *Maar je kunt fladderen!’ de zon ging juist onder en samen fladderden zij rond door de dunne avondnevels. Zij doken onder de paardenbloem door, beschreven lussen tussen de takken van de wilg en wensten elkaar ten slotte geluk met alles. ‘Wat was alles ook alweer?’ vroeg de zwaan, terwijl hij een scherpe bocht nam en rakelings langs een klaproos scheerde. ‘Alles,’ zei de vlinder. ‘O ja!’ zei de zwaan. ‘Hoe kon ik dat nou vergeten.’ Uit Toon Tellegen Vergeten! 13 2.1.1 En wat is nu precies ‘storytelling’? Wat is nu precies storytelling, waar komen we het tegen, welke functie heeft storytelling, of kan het hebben, welke betekenis heeft storytelling, en waar kan ik storytelling gebruiken? Lijkt storytelling eigenlijk niet teveel op een sprookje? ‘What’s new?’ Misschien wel de meest gestelde vraag bij de totstandkoming van dit onderzoek. Verhalen vertellen is niet nieuw. Jong is wel het weloverwogen en strategisch benutten van verhalen, vooral van het verhalende vermogen. Daarmee is het thema rijp voor serieuze aandacht op beroepsopleidingen in het algemeen en binnen onderzoeksrapporten in het bijzonder. Aan verhalen is geen gebrek binnen organisaties. Daarmee is direct de grootste valkuil in beeld, namelijk dat storytelling als paard van Troje wordt binnen gehaald. Naast de corporate story als managementinstrument heeft storytelling voor de communicatieprofessie nog veel ruimere toepassingsmogelijkheden. Behalve het reputatieperspectief kunnen verhalen dienen voor het bereiken van lastig vindbare en bindbare groeperingen. In die context kunnen verhalen in communicatie worden gevangen onder de definitie: verhalen in communicatie hebben tot doel een gemeenschappelijk inzicht te verwerven over de organisatie- of beleidsvraagstuk1. Iemand (een verteller) vertelt iets (een verhaal) aan iemand (een luisteraar) over iets (een echte of denkbeeldige gebeurtenis). Bij die gebeurtenis is sprake van een dilemma, waarvan het oplossen waarde heeft voor de luisteraar. En er is altijd een hoofdpersoon, die zo herkenbaar is dat de luisteraar het zelf zou kunnen of willen zijn, of gewoon is. En daardoor waarachtig tot de verbeelding spreekt. Dat is eigenlijk het hele verhaal. (Guido Rijnja, Verhalen, bindmiddel van alle tijden). Voor veel mensen is het verhaal van Jezus van Nazareth zo betekenisvol dat ze het verhaal als leidraad beschouwen voor hun doen en laten. Instituties ontlenen hun slagkracht openlijk aan de bewondering voor de man of vrouw die tegen alle stromen in durfde te roeien en uiteindelijk niet week voor kruisiging. Wie even door deze lichtvoetige samenvatting heenkijkt ziet de nauwe verwantschap met andere grote verhalen. Zoals Homerus schepping Odysseus: de man die zijn jonge vrouw en pasgeboren zoon verliet om over de zeeën te zwerven. Hij ontmoette op zijn avontuur alle denkbare tegenslagen en verleidingen, om na alle getoonde slimheid, moed en trouw en doorzettingsvermogen thuis, toegegeven, na enige aarzeling- met open armen te worden ontvangen. Of, het is een van de mooiste verhalen aller tijden: The Lord of the Rings. Een verhaal over moed, een barre tocht en zelfopoffering. Het verhaal van een ring van het kwaad en een verrassende held. Een wereld vol met gevaren en enge wezens, allemaal ontsproten aan het brein van J.R.R. Tolkien. 14 Grote verhalen binden: ze zijn authentiek en dus heel dichtbij, onverschrokken en dus heel aansprekend, geruststellend en dus heel louterend. Verhalen zijn altijd: een samenspraak die tot de verbeelding spreekt. Zoals een goed boek een coproductie is tussen schrijver en lezer, is een goed verhaal nooit de vrucht van louter een verteller (Van Woerkum, 2003:7). In de traditie van verhalen komen twee woordtritsen als mantra’s naar voren. De ene variant is: ’Op een dag…’, het creëren van een gemeenschappelijk toekomstbeeld. En de ander: ‘Er was eens…’, het accentueren van een gemeenschappelijke herinnering. Volgens van der Jagt ligt de kracht van ondernemingsverhalen in het verbinden van van herinnering, toekomst en heden. Wat de twee varianten bindt is het accentueren en vervolgens uitkristalliseren van een probleem. Want ‘there’s no good story without conflict’ (Bernhard Shaw). Steeds weer bieden grote verhalen, naties organisaties en kleinere gemeenschappen binding en richting. Door de opkomst, ondergang en overwinning van de held weet je je gebonden aan een ideaal, en dat ideaal bindt jou aan een koers. Dominee Nico ter Linden noemt als reden voor de secularisatie dat de kerk geen ‘vertelgemeenschap’ meer is. Volgens Nico ter Linden verliezen kerken (mede) terrein omdat zij het verhaalkarakter van de Schrift niet of onvoldoende onderkennen (Ter Linden 2003). Wanneer Maria niet meer als theologische maagd maar als een biologische maagd beschreven wordt, dan verwijzen die beelden niet meer, dan verbeelden ze niet meer, zij openbaren niets meer, ze vervelen en ze brengen ook nog eens verknipte ideeën over seksualiteit voort. Dan is het verhaal niet meer communicare, maar lineaire kennisoverdracht: communicatio. Volgens de Moor is communicatie actie, mensen construeren op die wijze een voor hun unieke werkelijkheid die hun ook tot een groep smeedt met meer of minder gelijke waarden en normen. werven en ‘sensemaking’. Communicare betreft het transformeren van de sociale orde waarbij de focus ligt op gemeenschappelijke creëren, onderhouden en ontbinden van de sociale werkelijkheid. In deze context stelt hij leren gelijk aan gemeenschappelijk maken of ‘common sensemaking’. Communicatie wordt door de Moor benaderd in twee betekenissen: afgeleid van het Latijnse ‘communicatio’ of van ‘communicare’. Communicatio betreft het transporteren van informatie waarbij de nadruk ligt op de overdracht van betekenissen (kennis, feiten, ideeën ed.) waarbij leren door de Moor gelijk gesteld wordt aan kennis ver- In deze tweede betekenis gaat het over de interactie en het scheppen van een organisatiecultuur waarbij communicatie de voedingsbodem van de organisatie wordt. Daarmee komt ook nog een bijzondere karakteristiek in beeld: een goed verhaal hoeft niet waar te zijn, wel waarachtig. 15 “Mijn moeder was een ontzettend lieve moeder en goede manager”. 79 jaar is ze geworden. Opgegroeid in de ‘Eeuw van mijn vader’, herinner ik mijn moeder vanuit mijn jeugd als een buitengewoon ‘goede’ manager. De wortels van haar en mijn vader lagen in Friesland, opgegroeid in een gezin waar je van werken hooguit moe werd. Mijn ouders waren verhuisd naar Groningen, alwaar mijn vader op een MAVO les gaf, met hart en ziel. Twee keer per jaar, tijdens de verjaardagen, was het Koninginnedag bij ons. Wonend in een prachtig herenhuis, werden de voorbereidingen getroffen voor de verjaardag. Het beeld wat mij is bijgebleven was de hectiek tijdens de voorbereidingen. En dan vooral een discipline daarin. Het schrobben van het stoepje. Oké iets meer dan het stoepje. Mijn moeder kon als geen ander het pad en het stoepje bij de voordeur schoonmaken en boenen. En dat gebeurde vol overgave. Zij kon dat als geen ander. Tenminste dat dacht ik altijd. Druk, druk, druk en mijn moeder tijdens het schrobben lastig vallen met ‘onbenullige’ vragen was niet handig. ‘Jongen, je ziet dat ik bezig ben. Even niet. De familie komt zo”. Misschien kan je je even nuttig maken en stofzuig nog even de voorkamer”. En wat ze zei klopte. De familie stond stipt op tijd voor de deur. Mijn oma, en haar zeven broers stapten uit vijf of zes veel te grote auto’s (vanwege hun werk in de handel en de zware aanhangers waarvoor een grote auto gewenst was, aldus mijn vader) en dan zag ik mijn moeder staan. Net niet vol trots, maar afwachtend op dat wat komen ging, oftewel wat er gezegd zou worden. “Tine, Tine, wat heb je het hier schoon. Keurig, keurig! Kind wat woon je hier mooi, prachtig. En wat heb je het goed voor elkaar”. In bescheidenheid zag ik mijn moeder genieten. Het compliment, de waardering, heerlijk, in haar kracht die dingen doen waar ze goed in was. En ja de vruchten waren zoet, ze had er ook hard voor gewerkt. Als een warme jas. Kom snel verder naar binnen. Schenk ik koffie in. Zeven paar klompen stonden even later op de stoep… Maar tijdens de verjaardag werden zaken duidelijk. De chocolade vergeten in te kopen. En mijn tante van vaders kant was niet uitgenodigd. Vergeten. “Moet ik dan aan alles denken!”, was vervolgens de reactie van mijn moeder. Tsja, wie durft. Wie durft zijn moeder iets te verwijten. Wie durft diegene die zo hard werkt aan te spreken op de wenselijkheid van anders in zaken willen staan. Gedrag is zo moeilijk te veranderen. En veelal wordt direct vanuit de verdediging het dialoog gevoerd. Hoe lastig is ondernemend leiderschap. En wat betekent dat? Wat zijn de consequenties? 16 2.1.3 Motieven voor verhalen binnen communicatie. Er bestaan minimaal vier motieven voor verhalen binnen communicatie: De drang naar toegankelijke ordening. ‘Stories give order to what might otherwise seem dauntingly complex’(Yusi Wang 2002). Om door de bomen het bos te blijven zien is ieder mens voortdurend bezig om nieuwe verhalen van buiten in te vlechten in de eigen ‘mentale map’. ‘It underlies a persons sence of identity and worldview, and is critical reference in making decisions.’ vanuit de kern werken, volgt hoe en wat vanzelfsprekend. Vanuit de kern werken levert energie. Van buiten naar binnen kost energie. Verder blijkt er een verrassende overeenkomst te zijn met de lagen in ons brein. Het binnenste deel wat staat voor emotie en de buitenste voor ratio. Volgens Sinek beslissen we vooral vanuit de binnenste kern, de emotie, het gevoel. En daar zit tevens het verhaal… Behoefte aan beleving. Lineaire kennisoverdracht is zo boring (red.) Percepties, emoties en beleving genereren aandacht, verlangen, interesse en actie. ‘Sell the sizzle, not the steak’, weet de Amerikaanse vleesindustrie. Starbuck’s die drijven op een ontspannen gevoel dat ze klanten weten te bezorgen bij het drinken van koffie. ‘People don’t buy products, they buy stories’, zegt Ashraf Ramzey. En deze zelfde quote komt voor in de TED talk van Simon Sinek, ‘The Golden Circle’. En deze TED talk staat op nr 1 van de TED talkhitlijsten. Honderdduizenden bezoekers hebben inmiddels deze Ted talk gezien en beluisterd. The Golden Circle over why?, what? en how? The Golden Circle van Simon Sinek http://www. ted.com/talks/simon_sinek_how_great_leaders_inspire_action.html is een aardig model, mijne dames en heren, om vast te stellen hoe je denkt en werkt. En wat werkt. Onze hersenen, ons brein is volgens de Krokodillentranen van Piet Vroon werkelijk anatomisch opgebouwd uit drie lagen. De binnenste is als eerste ontstaan, het Reptielenbrein en herbergt honger, dorst en de voortplantingsdrang in zich. Dit deel is zo oud, dat zover we weten, communicatie met dit deel van het brein niet mogelijk is. Het tweede brein is dat van de zoogdieren. Daar zetelt de emotie en de kortetermijnbevrediging. De kortetermijnbevrediging van hier en nu. ‘Ik heb zin in een chocolaatje, een appel, een biertje een sigaretje.. De emotie spreekt voor zich. De derde en laatst ontwikkelde deel van het brein is dat van de mens. Daar zetelt veel wat ons onderscheidt van dieren in het algemeen en zoogdieren in het bijzonder. Ethisch besef, esthetisch besef, taal, juridisch besef en ratio en de langetermijnbevrediging zijn voorbeelden. Met name de laatste twee zijn van belang. De ratio, de mens kan als enige rationeel denken, zaken afwegen, rationaliseren. En de langetermijnbevrediging is handig vanwege het feit dat we tevens bevredigd raken wanneer we denken en handelen vanuit perspectief. Sparen voor later, studeren voor een betere job, gezond leven om vooral anders oud te worden.. Welnu, het zoogdierenbrein en het reptielenbrein conflicteren nog wel eens. De ene keer wint de ratio het van de emotie en andersom. Op nieuwjaar weet ik een geweldig lijstje te maken wat gezond en goed voor me is. Rationeel bedacht en geen speld tussen te krijgen. Dat lukt ook vaak aan het begin van de week. Sporten, vergaderen lukken, de studie lukken dan aardig. Edoch, de emotie, de kortetermijnbevrediging maakt dat ik geregeld in de valkuil loop. Een ijsje, een patatje, het kan geen kwaad. ‘Geen lol zonder cholesterol’. ‘Ik lees niet later maar nu!’ handig people have succes. ‘How great leaders inspire’. Wanneer inspireren we anderen. Hoe komt het dat sommigen van deze aardkloot zo waanzinnig veel succes hebben en anderen niet. Waar zit dat in? Volgens Sinek zit dat in de oorsprong van ons handelen. Wanneer we van buiten de cirkel naar binnen werken, zijn we bezig met wat we moeten doen en hoe we dat moeten doen. Veel mensen en organisaties komen niet veel verder. Zonder fantasie aan het werk. En dat maakt middelmatigheid. Wanneer de oorsprong vanuit de kern komt, handelen en werken we vanuit de ‘Why’. En dat betekent dat we vanuit passie en verhaal denken en werken. Wanneer we Daar borduur ik tijdens trainingen graag even op door en gebruik ik een levende fantasie om de zaken te verhelderen. De verheldering zit niet in het gelijk, wel in de beleving. Waarachtig.. 17 om te weten. Terug naar Sinek. The Golden Circle geeft overeenkomsten aan. Vooral in ons denken en handelen. In ons werk. Daar waar we vanuit de kern werken, wellicht nog versterkt door de kracht van tacit knowledge, volgens hoe en wat vanzelfsprekend. Vanuit passie, en verhaal inspireren we de omgeving. Zijn we met de juiste dingen bezig. Krijgen we energie. Vanuit de kern, dus vanuit het Why, vanuit het verhaal ontstaat flow. En dat kennen we daar waar we op deze manier geacteerd hebben. Daar waar we niet goed snappen waarom we de zaken doen zoals we ze doen of zoals ze worden opgedragen. Wanneer vanuit onzekerheid, vanuit angst geregeerd wordt, werken we van buiten naar binnen. Vanuit wat en vervolgens hoe, om vervolgens opnieuw te starten vanuit wat en hoe. Taakgericht noem ik dit. Wat moet ik doen, en hoe moet ik het doen (let op het werkwoord moeten). Dit proces kost energie. Dit proces is zenuwslopend. Het levert pleasend gedrag op. Vraagt om bevestiging. Wat moet ik doen? En hoe heb ik het gedaan? En afhankelijkheid. Afhankelijkheid vanwege de benodigde goedkeuring. En dat is wat we niet meer willen. Integraal management en eigenaarschap, twee containerbegrippen van de toekomst, vragen dat medewerkers opnieuw nadenken over hun eigen vak, hun eigen professie. Oftewel de professionals weer aan het woord! En daarmee zijn we opnieuw aangekomen bij het verhaal. En beleving. Terug naar de literatuur. Waardeorientatie. Politieke partijen, bestuurders en ook bedrijven onderkennen dat belangrijker dan de bijdrage aan welvaart hun toegevoegde waarde is voor het welbevinden van medewerkers, stad, land en de wereld. Onder het motto ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’ investeren ze daarom in verhalen die de kerntaak van de onderneming koppelt aan de maatschappelijke noden en dilemma’s. KLM heeft een dergelijk verhaal ten tijde van de fusie met Air France in het najaar van 2003. In een twee pagina’s brede advertentie werd full colour tegen de achtergrond de nationale driekleur, met zwaan natuurlijk, verhaalt van de moed en doorzettingsvermogen…en vooral pioniersgeest die ‘ons land’ mede dankzij de KLM bezit. ‘De KLM is een stukje Nederland in den vreemde. Hoogleraar Kees Schuyt in een opiniebijdrage van ‘het vertellen van verhalen’ mag worden opgevat als het! voertuig voor het overdragen van waarden. Hedendaagse leiderschap. Rond iedere organisatie vormen zich verhalen. En het is de vraag hoe de lei- der uit de verf komt. A good guy, of de boosdoener,.. de held strijdt voor de goede zaak en dient te lijden om uitkomst te bieden… heldenliteratuur blijkt een onuitputtelijke bron voor leiders die grip willen houden op hun werkelijkheid. Aldus Mihaly Csikszentmihalyi. Hij gebruikt Dantes zoektocht als metafoor voor visionair leiderschap. Wie bereid is door dalen te gaan verwerft duurzaam leiderschap (Csikszentmihalyi 1998). The Lord of the Rings is dan vakliteratuur. Frodo, een hobbit wordt leider. Een hobbit die reizen verafschuwt, het liefst bezig is met eten en drinken. Waarbij 300 jaar wonen in dezelfde streek, de Gouw, het meest lovenswaardige vooruitzicht, wordt leider. Geen waarschijnlijke kandidaat om de Ring der Ringen te vernietigen. De Ring om te regeren, to rule the world! En daarmee de Ring van het kwaad. Maar Frodo groeit in zijn rol. Ontdekt latente krachten, gaat door dalen en viert (kort) de successen. Een visie, een goal. En werkt en denkt vanuit commitment. Ieder zijn kwaliteit en daarin kan een ieder ‘Zijn’. En hij overwint. Ondanks de tegenslagen en ondanks het verraad. En uiteindelijk ook zelf de verleiding niet kan weerstaan. De verleiding van het Kwaad. Om wanneer het succes, de goal bereikt is toch niet de Ring te willen behouden. Geen afstand kunnen doen van.. (Csikszentmihalyi, Mihaly 2001. Flow, psychologie van de optimale ervaring, Boom). En is dat niet de verleiding. De verleiding van het succes, of beter gezegd, het risico. Hoe lastig is het om, eens het succes bereikt te hebben, te blijven doen wat te doen valt. Om met beide benen op de grond te blijven. Hoe lastig is het om uiteindelijk toch niet in de overwinningsroes te geraken. Om afstand te nemen van het podium. Manfred Kets de Vries heeft hierover een prachtboek geschreven. ‘Wat leiders drijft’. Het is soms eenzaam aan de top. En de valkuil waar een Japans gezegde van stelt: ’Je bent zo goed als je laatste deal geweest is’. Uit een enorme reeks workshops, publicaties en mailgroepen kan worden opgemaakt dat de scholing en de kennisuitwisseling op het terrein van verhalen vertellen niet te wensen overlaat. Theorievorming en onderzoek op het terrein van bedrijfsverhalen en de sustainable corporate story. Van Woerkum zegt daarover, in zijn oratie: ‘Een reflectief perspectief vraagt om een paradigmawisseling’. ( Cees M.J. van Woerkum, Organisaties in hun biotoop: over de communicatie van organisaties, oratie, Wageningen Universiteit). De organisatie en haar verhaal. 18 Iedereen weet dat het vertellen van verhaal tot de verbeelding spreekt. Een krachtige vorm van communiceren is. De grap is, dat mensen in de thuissituatie intuitief weten dat het verhaal er toe doet, maar deze zelfde mensen binnen hun werk cq organisatie het verhaal vergeten zijn. De neiging om met cijfers, droge feiten, facts and figures te communiceren is groot. Maar deze situatie is aan het veranderen en neemt de balngstelling in het bedrijfsleven voor het verhaal, of de vertelkunst, toe. Professor Cees van Riel heeft in navolging van zijn opgestelde ‘gemeenschappelijke vertrekpunt’, zgn. GVP’s, die nog in de praktijk ietwat abstract waren, deze vervangen door de ‘sustainable corporate story’. Daarin worden de getuigenissen van de GVP’s verbonden in een verhaal. Om daarmee meer betekenis te creeeren. En dat blijkt een goed werkend instrument te zijn voor het bouwen van reputatie door organisaties. Dankzij het wetenschappelijke werk van Van Riel, Fombrun, en Argenti is helder geworden dat reputatiemanagment als strategisch wapen op de agenda van de raad van bestuur cq bestuurder thuishoort. Leidende onderneming zoals Shell, ING groep, Rabobank en Unilever hebben inmiddels het werkterrein van corporate storytelling ontdekt. Dit komt met name tot uiting in de verdieping van deelterreinen als identiteitontwikkeling, verankering kernwaarden, corporate branding, ontwikkeling van merkarchitectuur. Een goed verhaal draagt bij aan het onderscheidend vermogen van een onderneming. Een sustainable corporate story is bij voorkeur het resultaat van dialoog met medewerkers en externe belanghebbende of stakeholders. Het is een intern en extern communicatieproces. Medewerkers en stakeholders schrijven mee aan het verhaal. Want juist door het meeschrijven van belanghebbenden wordt het een gedeeld verhaal en daarmee een realistisch, dynamisch en verbindend verhaal. De waarheid. Het woord story heeft dezelfde herkomst als history en betekent ‘het verhaal over een gebeurtenis, de geschiedenis van iets’. De van dale vermeldt over story dat het ‘relaas’ betekent maar ook ‘praatje’ ‘gerucht’. Een storyteller is een verteller maar ook een praatjesmaker. Deze twee kanten zitten ook in de wetenschappelijke benadering van storytelling. De kracht van storytelling ligt niet in het weergeven van de werkelijkheid maar in de waardering daarvan. Daarmee zijn story’s waardegeladen en niet per definitie waarheidsgeladen. De verteller spreekt niet persee de waarheid maar geeft weer wat zij of hij juist vindt en wat niet. Story’s zijn normerend. Het gaat dus niet om de weergave van wat er is gebeurd of de situatie maar om de betekenis daarvan. Tenminste de betekenis die de verteller daaraan toekent. In de taalwetenschap plaatst men de story als stijlvorm naast de discussie, de statistiek of rapportage. Beide hebben gemeen dat ze op events zijn gebasseerd. Volgens Gabriel is de rapportage de behandeling van data als informatie, terwijl binnen de story data worden behandeld als ervaring. Rapportages en onderzoeksrapporten bevat feiten en hoeft geen beleving te bevatten. Sterker nog een rapportages met beleving schreeuwt om kritiek. Een story hoeft geen feiten te bevatten en mag zelfs met de feiten op de loop gaan. Stories zijn niet, waar of niet waar. Ze passen of ze passen niet. En dat heeft te maken met de vraag of de waardering of normering die erin besloten ligt als passend wordt ervaren. Daarbij is het aardig om de connotatieve kant en de denotatieve kant toe te lichten. De denotatieve betekenis is te vinden in het woordenboek. Het is de algemene betekenis van een woord. De connotatieve betekenis gaat over de subjectieve betekenis of beter gezegd de subjectieve associatie van het woord. Communicatiewetenschappers benadrukken dat de connotatieve betekenis bepalender is voor het gedrag dan de denotatieve. Daarbij nog opgemerkt dat de denotatieve kant maakt dat je überhaupt met elkaar in gesprek kan, de connotatieve kant is bepalend of je het eens kan worden. En nu we het toch over de communicatiewetenschap hebben, Robert Entman stelde in een artikel uit 1993 dat communicatie niet langer een proces is waarin de een de ander meer of minder succesvol beinvloedt op gedrag of houding maar als een proces waarin mensen actief en binnen hun eigen sociale werkelijkheid hun eigen frames van de werkelijkheid construeren. En daar komt het constructivisme om de hoek kijken. Het constructivisme gaat ervan uit van de gedachte dat de werkelijkheid niet buiten ons ligt maar dat wij die zelf produceren. De sociale werkelijkheid is daarmee een door de mensen zelf geconstrueerde werkelijkheid. En daarmee is er niet een werkelijkheid maar eenvoudig perceptie. Deze aanvliegroute gaat er vanuit dat mensen frames kiezen om hun beeld van de werkelijkheid weer te geven. En dat doet me denken aan Eurelius: ‘je leven is wat je Gedachten ervan maken’. 19 “Het leven is wat je gedachten ervan maken.” (Eurelius). Daar was ik gebleven. “Toen wij, dames en heren, vroeger, herinnert u het zich Einstein nog? De Prehistorie, waanzinnige mooie tijd trouwens, daar gebeurde nog eens wat. U moet zich eens voorstellen, dat u zo ergens in het Krijt lekker een rondje aan het lopen was. Lekker nonchalant kuierend. Het zonnetje scheen. Mijmerend, in gedachten, bezig met de stelling van Pythagoras. Dat plotsklaps een leeuw achter een boom vandaan komt en roept: “Koek koek!..;”. Dan is het godzijdank zo dat ons lichaam in een aantal seconden in staat is om de algehele alarmtoestand uit te roepen, code rood, alarmfase 3 en dat het even niet uitmaakt of de stelling van Pythagoras geldt voor alle driehoeken of dat in bepaalde situaties, bepaalde driehoeken, de vormvastheid verdwijnt door het ontbreken van de aanwezigheid van de stelling van Pythagoras. Nee, dan is het rennen geblazen. Verstand op nul en blik op oneindig. Ons lichaam is in staat om in enkele seconden via het hormoon ‘adrenaline’, de algehele noodtoestand uit te roepen. De spieren maken suikers vrij, het hart klopt volop, de longen staan bol van de zuurstof, het bloed centreert zich meer de vitale organen in onze romp en iets minder in onze hersenen? Dat maakt dat moment van een ‘black out’. En dat is verrekte handig als je een sprintje wilt trekken. Maar in het onderwijs is de ‘black out’ een lastig gegeven. Ik heb veel kinderen en volwassenen gesproken die mij vertelden dat wiskunde echt niet te doen was. “Jacob, echt. Onze dochter kan studeren wat ze wil, ze start al een week voordat de toets zich aandient, en nog haalt ze een onvoldoende. Ik kan u zeggen, ik overhoor haar iedere keer, elke avond, vaak weet ze het dan wel, maar tijdens de toets klapt ze dicht. Heeft ze een black-out. Wiskunde is haar ding niet. Dat heeft ze ook niet van een vreemde! Mevrouw, mijnheer ‘Wiskunde is het mooiste vak wat er is!. Je moet alleen het verhaal binnen de cijfers ontdekken. Het is angst en angst alleen.’ En we moeten voorbij de angst want angst is wat het is. Niet de wiskunde, niet de docent, niet het boek of de methode. Het is de angst. En hoe kom je de angst voorbij.’ Veel leerlingen en ouders keken me dan aan. ‘Hoezo angst. Ja angst, omdat het een k-vak is maar niet omdat.. Ja angst, omdat de docent, ik bedoel, ik wil niet vervelend zijn, ..maar mijn dochter geeft wel eens aan dat u, ja ik bedoel, dat ...’ Ach, en later had ik de kids in een faalangstreductietraining. “Dat lukt je nooit’, sprak de directeur. Toen ik had aangegeven dat ik op school een faal- angstreductiecursus ging opzetten. “Je denkt toch niet dat pubers bij jou komen zitten en uithuilen over hun zogenaamde faalangst”. En ja, daar zaten ze, twee groepen vol. Ik vergeet het nooit meer: “Jij?, jij ook? Zeg jij dat jij ook?...; “. Het feest van herkenning. De oefeningen en het toneel. En hoe maak je van een angst een feest. “En dat mijne, dames en heren, is angst. Angst is een reactie op onze gedachten. De opbrengst van onze gedachten. Onze gedachten die niet altijd zuiver zijn. Niet altijd even rein. En dat merk ik. Dat voel ik. Ik voel wanneer ik boze of nare gedachten heb. Ik voel dat aan mijn huid, mijn maag, mijn buik. Kan het zelfs voelen in mijn nek en ach en waar al niet. En die gedachten koester je wel of niet. Ons leven is wat onze gedachten ervan maken. En hoe belangrijk is die aanvliegroute. De aanvliegroute van de gedachten die jezelf kiest. En later is mij gebleken hoe belangrijk de aanvliegroute is die jezelf kiest in het ‘solven van problems’. http://www.youtube.com/watch?v=MWSYPDh7O5Q Vanwege het feit dat het onderzoek het landschap verkent van storytelling in relatie tot organisaties in het algemeen en onderzoeksrapporten in het bijzonder, en het gegeven dat deze dwingende onderzoeken veelal aanbevelingen herbergen die tot verandering van zaken aanmoedigen, neem ik graag enige literatuur over ‘betekenisgeving’. De kern van betekenisgevende processen wordt wel uitgedrukt in de volgende zinsnede van Weick (1995): ‘How can we know what we think until we see what we say? People need to act in order tot discover what they face, and they need tot talk in order to discover what is on their mind. Weick (1995) onderscheid vier belangrijke condities voor succesvolle betekenisgeving: het in beweging zijn en blijven van mensen, het hebben van een richting, goed kijken en updaten en eerlijk communiceren. Deze vier condities worden meer geactiveerd door (spontane) optredende verandering dan door geplande organisa- 20 tieveranderingen. Weick (1995) deelt het proces van betekenisgeving op in de fasen enactment, selection en retention. Hierbij bestaat er een wederzijdse relatie tussen de omgeving en betekenisgeving. Die omgeving geeft aanleiding tot het starten van een nieuw betekenisgevend proces en het resultaat van dat proces bepaalt vervolgens ons handelen. Ons handelen verandert daarmee impliciet de waargenomen werkelijkheid van anderen in die omgeving. Deze wisselwerking maakt dat Weick stelt dat een actor door zijn omgeving of context wordt bepaald en andersom dat een actor ook de omgeving of context maakt of beïnvloedt. Weick (1995) maakt geen onderscheid tussen betekenisgeving en gedrag. Beiden zijn betekenisgeving en beiden zijn gedrag. Of, zoals Weick het zegt: gedrag is een enactment van de betekenisgeving. Robuustheid is volgens van Oss en van ’t Hek (2008) het vermogen om in veranderende omstandigheden in de kern van haar eigenschappen hetzelfde te blijven. Deze robuustheid groeit doordat via sensemakingprocessen structuren en patronen in organisaties ontstaan die de manier waarop een organisatie werkt, weergeven. De Moor (2005) noemt dit de organisatiecultuur. Zolang er geen noodzaak is om deze patronen te veranderen is er ook geen probleem en valt deze robuustheid nauwelijks op. Een veranderinterventie vraagt medewerkers hun beelden en gedrag aan te passen aan een nieuwe situatie. In dit geval wordt de situatie onduidelijk; mensen weten niet in hoeverre de oude of nieuwe patronen bepalend zijn, worden onzeker en vallen terug op de hun bekende oude patronen. De veranderaar ervaart dat de verandering wordt afgeschermd door de mensen binnen het robuuste systeem; de veranderaar ervaart daarmee de taaiheid. Argyris (1991) geeft aan dat er een verschil bestaat tussen wat mensen zeggen en wat ze doen. Hij maakt onderscheid in een praattheorie (epoused theory) en daadtheorie (theory in use). In onveilige situaties wordt het verschil tussen praat en daad groter: in de praat komt de verandering wel op gang, in de daad niet. Neilson, Pasternack en Nuys (2005) spreken over de passive-aggressive organization. Een organisatie waar weerstand standvastig is en waar veel energie wordt gestoken in het tegenwerken van dingen. Bij veranderen is het van belang om inzicht te hebben in de balans tussen robuustheid en het vermogen om te veranderen. Volgens Weick (2001) zijn betekenisgevingprocessen in balans als mensen kunnen omgaan met ambiguïteit, onzekerheden en meerdere werkelijkheden en daarmee dialoog zoeken met anderen binnen en buiten de organisatie. Er moet vertrouwen en respect zijn, de organisatie moet ruimte bieden voor experimenteren en fouten. Als onder deze omstandigheden medewerkers de variëteit en diversiteit kunnen incorporeren en daar flexibel op kunnen reageren dan zijn betekenisgevingprocessen in balans. Is deze echter niet in balans dan wordt het betekenisgevingproces gesloten, treden er fixaties op en neemt het verandervermogen af. Betekenisgeving vindt altijd plaats in sociale interactie met anderen. Uit de omgeving vang je signalen op, bediscussieer je potentiële betekenissen en stem je het handelen onderling af. Een onderling overeengekomen betekenis verklaar je dan als groep tot werkelijkheid en volgens die werkelijkheid wordt gewerkt tot de volgende aanpassing daarvan. Maar er zijn vele groepen die allemaal een eigen set van betekenissen hanteren en die elkaar onderling meer of minder overlappen. Iemand kan ook in meer groepen actief zijn waardoor hij met meerdere betekenissets zal werken. Hij is daardoor in staat meer te begrijpen en meer handelingsalternatieven te zien waardoor hij minder vast zit in zijn stramien. Hierdoor zullen veranderingen hem minder zwaar vallen dan collega’s die maar een werkelijkheid ervaren. In het handboek Overheidscommunicatie karakteriseert Roelf Middel de essentie van het vakgebied overheidscommunicatie door twee kerncompetenties van communicatiekundigen centraal te stellen: betekenisverlening aan informatie en de overheidsorganisatie confronteren met het perspectief van de buitenwereld.1 overheidscommunicatie, de theorie in de praktijk. Lydia Lummelet, en Iris Wassenaar(red) Utrecht. Ook Hans Siepel noemt in de Galjaardlezing van 2004 het grote belang van exegese en betekenisverlening in de overheidscommunicatie. In dat kader is storytelling als vaardigheid van belang. ‘verhalen’, als werkwoord of zelfstandig naamwoord bieden namelijk mogelijkheden om invulling te geven aan beide competenties. Het vertellen of verwerken van verhaallijnen is een van de manieren om informatie over te brengen. En het herkennen en interpreteren van verhalen is nodig om de overheidsorganisatie te confronteren met de ‘buitenwereld’. 2. Cees van Woekum stelt in zijn oratie van oktober 2003: ‘Bij gebrek aan evidenties zoeken mensen onderling naar hun waarheid. Zo thematiseren ze vele onderwerpen, labelen ze de informatie daarover als afkomstig van hun eigen kring of een zij-groep (de overheid of de industrie) en maken ze verhalen die ze onderling kunnen uitwisselen.’. 21 Theodoor Holman schrijft in Comma, het vakblad voor overheidscommunicatoren (oktober 2003) dat communicatiekundigen geen storytellers zijn en dat niet eens mogen zijn. Hij heeft het over een specifieke vorm van verhalen, afgeronde sprookjes, duidelijk herkenbaar als verzonnen verhaal. In die zin heeft hij gelijk: als we geforceerde sprookjes gaan verzinnen onder het mom van corporate stories, verdienen we de hoon van journalisten en auteurs. De kunst van het vertellen als instrument van overheidscommunicatie ligt in het herkennen en gebruiken van verhalen en verhaalfragmenten, verwijzingen naar impliciete, gemeenschappelijke verhalen. Impliciete verwijzingen werken veel sterker dan complexe verhalen. Goede metaforen werken doordat ze verwijzen naar gedeelde interpretaties van de werkelijkheid maar hun grootste kracht ligt in het feit dat ze voor iedereen net iets anders zijn in te vullen. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) als stille kracht. Met bijna 4000 medewerkers keert deze uitvoerder van de sociale verzekerheidswetgeving per jaar 26 miljard uit aan 4,5 miljoen klanten. Met voor de meeste regelingen een score voor rechtmatigheid van boven de 99 procent. Maar bijna niemand weet dat. Steeds weer moeten SVB medewerkers op een verjaardag uitleggen wat de SVB precies doet. Die onzichtbaarheid zat de SVB behoorlijk dwars. Daarom koos de raad van bestuur er medio 2002 voor structureel te gaan werken aan een meer zichtbare SVB. Want niets doen zou betekenen dat de SVB vergeten wordt bij toekomstige regelingen, met alle gevolgen van dien. Het dilemma was ondergaan of ondernemen. De SVB koos voor ondernemen. 1 Vanuit een bijdrage van Henriet Nipperus, hoofd Communicatie en Arianne Volz, adviseur Corporate Communicatie bij de SVB. 22 2.1.4 En waar is het verhaal ontstaan.. De tijd van de eigenlijke mythen (lees voor mythen gerust verhaal) ligt voor de westerling in het culturele verleden. Onbestemd vertrouwd boeien mythen. Vanuit de herinnering en levendig gemaakt met symbolen geven zij mijmerend te denken. De mythen lezen zoals de mytheverhalende volkeren ze vertelden kunnen we niet meer. We weten dat en pogen door een theater aan verbeelding het lichaam en de geest te bewonen van hen die voor Galilei, het verhaal hoorden van de Heer die de zon boven de aarde plaatste en haar beval eromheen te cirkelen. (Uit De grote mythen van de wereld van Joseph Campell, Mireen Eliade en Sergius Golowin.) Toen de tijd der mythen voorbij was hebben vele verhalen de naam ‘mythe’ gekregen en daarmee het symbool van tegenstrijdige betekenissen. Alle gaan terug naar de tegenstelling tussen ‘fictie’ en ‘waarheid’. Het ‘Mythisch denken’ is veelal een uitdrukking, vanuit minachting, voor het denken dat men ‘voor-wetenschappelijk’ acht en wat dus niet echt denken kan zijn. De verschillende betekenisgevingen bevatten eigenlijk een interpretatie van de ‘de mythe’. Hierin ligt de erfenis verspreid van het rationele denken. Dat bij zijn ontstaan zelf de mythe aanvoelde als een vreemd innerlijk verleden en juist daarom poogde ze te interpreteren. Uit die poging blijkt hoe belangrijk mythen zijn geweest en eventueel nog zijn in het nadenken.. Verbeelding, verhaal, mythen, spreken niet rationeel, zij bedriegt niet, zij brengt betekenissen aan. Luisterend naar de stille stem van de rede die wijsgerig of wetenschappelijk denkt, is de mens wantrouwig ten aanzien van mythen, verhaal en verbeelding. Echter de mythen verhalen zich in de mens. Wellicht juister: zij verhalen zichzelf in de mens. ‘Postmoderne’ dichters of denkers luisteren graag naar (mytische) verhalen, want zij lijken hen te bevrijden van ‘de grote verhalen’ van de metafysica en van de monotheïsme. Verhalen vragen echter om beluisterd te worden naar wat in hen uitgesproken wordt door het muzische geheugen uit de tijd komend van voor! het kritische denken. M. Eliade identificeert vaak de mythentijd als een bovenhistorische oertijd die zich herhaalt in onze tijd. ‘De ziel is immers het oerbegin. Zij verleent al het andere beweging.’ Plotinos. Wie spreekt in de mythe, als niemand getuige was van het gebeurd? De is juist eigen aan de mythe: taalkundig is er geen auteur, ook niet een onbekende, zoals een schilderij toegeschreven kan worden aan een anonieme schilder of een verhaal van gedenkwaardige feiten aan een onbekende kroniekschrijver. Dat de mythe geen auteur heeft, behoort tot het wezen ervan, want het gaat niet er niet om feiten waarneembaar gesitueerd in de menselijke tijd en ruimte. Voor de Duitse romantiek zijn de mythen ook ontsproten aan de ‘volksziel’. Meer prozaïsch wijzen Franse sociologen het ‘collectieve bewustzijn’ aan. Freud ziet de mythen en haar goden voortkomen uit het onderbewuste, dat zijn inhouden ‘projecteert’ op een irreëel bovenwerkelijk scherm. Voor Jung zijn het symbolische gestalten die het ‘collectieve onderbewustzijn’ bewonen en het in zinvolle structuren ordenen. Iedere theorie zoekt om plaats te vinden voor de raadselachtige auteur van die geheimvolle verhalen. 23 2.2. Kus de visie wakker! Hoe blazen wij verwaarloosde visies nieuw leven in? Visies, missies en ‘shared values’; bureaulades liggen er vol mee. De hardnekkigheid waarmee dit verschijnsel blijft voortbestaan vraagt om een verklaring. Hoe komt het dat wij maar visies blijven ontwikkelen, waar we vervolgens niet in geloven en weinig mee doen? Mind the gap! Visie is hot, zo blijkt uit recent onderzoek naar ‘Organisatievisie in Nederland’. (zie noot 1) Hierin komt onder meer naar voren, dat 93% van de managers een visie noodzakelijk vindt. Zij worden doorgaans op hun wenken bediend, want 83% van de organisaties blijkt een visie te hebben. Met name de afgelopen jaren blijkt sprake te zijn geweest van nogal wat visionaire activiteiten: bijna 60% van de visies is de afgelopen 3 jaar ontwikkeld. Deze inspanningen lijken op goede gronden te berusten: managers geven in grote getale (88%) aan een visie als nuttig managementinstrument te beschouwen. Een visie, zo zeggen zij, werkt samenbindend (80%), inspireert medewerkers (79%) en levert een bijdrage aan omzet- en winstcijfers (73%). Voor zover het goede nieuws. Maar er zijn ook minder goede berichten. Zo wordt de authenticiteit van de eigen visie door een meerderheid van de ondervraagden (53%) ter discussie gesteld. ‘Er gaapt een kloof tussen wat wij echt zijn wat wij in onze visie zeggen te zijn’, zo verwoordt een manager het probleem in een bijgevoegd commentaar. Anderen geven te kennen hun visie ‘ongeloofwaardig’ en ‘weinig inspirerend’ te vinden. Ook qua uitvoering blijkt er het één en ander aan te schorten. Hoewel de visie doorgaans actief wordt gecommuniceerd, blijken drie op de zeven managers niet bekend te zijn met de inhoud ervan. De vertaling van relatief abstracte kernwaarden (‘shared values’) naar concrete gedragsrichtlijnen blijft in meer dan de helft van de gevallen achterwege. (zie noot 2) Het voorbeeldgedrag van topmanagers is ook al niet om over naar huis te schrijven: in slechts 66% van de gevallen blijkt de top de visie ook daadwerkelijk uit te dragen. De schrik slaat pas goed toe als men leest dat slechts één op de vijf bedrijven zijn werknemers op visieconforme wijze beoordeelt en beloont. Tussen het hebben van een visie en er echt naar leven gaapt een diepe kloof. Dit inzicht is natuurlijk niet nieuw: sinds jaar en dag doen verhalen de ronde van visies die ongeloofwaardig worden gevonden en die ongebruikt in de bureaula verdwijnen. Toch vraagt de hardnekkigheid waarmee dit verschijnsel blijft voortbestaan om een verklaring. Want hoe komt het dat wij maar visies blijven ontwikkelen, waar we vervolgens niet in geloven en ook weinig concreets mee doen? Visieversiering en visieverwaarlozing De sleutel tot het antwoord op deze vraag ligt in de volgende uitspraak van één van de onderzochte managers: ‘Veel managers gaan met een visie om zoals veel mannen met hun vrouw. Eerst proberen ze haar op alle mogelijke manieren te versieren, en vervolgens verwaarlozen ze haar schromelijk’. Los van de vraag of deze uitspraak feitelijk klopt of niet, raakt zij de kern van de zaak. Visies zijn dan wel geliefd, maar als het erop aankomt hebben veel organisaties er geen echte aandacht voor. Wat vaak resteert is de suggestie dat die aandacht er wel is (‘visieversiering’), maar soms wordt ook dat niet meer geveinsd: er is dan sprake van regelrechte ‘visieverwaarlozing’. 24 2.2.1. Visieversiering. Visieversiering heeft te maken met het brede scala van communicatieve en symbolische activiteiten dat tot doel heeft om de aanwezigen te doen denken dat het thema ‘visie’ hoog op de prioriteitenlijst van het management staat. Afhankelijk van het soort organisatie kan deze visieversiering verschillende vormen aannemen. Vaak impliceert het dat allerlei evenementen worden georganiseerd. Het reservoir aan mogelijkheden waaruit men kan kiezen is enorm en varieert van gezamenlijke trektochten door de woestijn, tot Open Space bijeenkomsten, World Cafés en Future Search workshops. Hiermee wil ik overigens niet afdingen op de inherente kwaliteit en de goede intenties achter zulke werkvormen. Wel wil ik constateren, dat het gebruik van dergelijke vormen voor de kerngroep binnen een organisatie vooral een symbolische betekenis heeft. (zie noot 3) Soms neemt visieversiering ook de vorm aan van ‘analysedrift’: zo heb ik in een eerder technocratisch georiënteerde onderneming meegemaakt dat in het kader van een visietraject metershoge stapels onderzoeksresultaten werden geproduceerd, zonder dat daar in de praktijk overigens verder iets mee gebeurde. De analyses dienden vooral als verpakking voor een verder inhoudsloos visieproces. Hoogtepunt van alle visieversieringen is doorgaans de grootschalige bijeenkomst waarop de visie aan het voltallige personeel wordt geopenbaard. Dergelijke bijeenkomsten zijn overigens allang het stadium van de vaak genoemde ‘zeepkistsessie’ voorbij en vertonen steeds vaker gelijkenis met gelikte Las Vegasshows. Na dergelijke bijeenkomsten blijft het echter vaak verbazingwekkend stil. Het visieproject is afgerond en gecommuniceerd. Een ieder gaat zijns weegs. 25 2.2.2. Visieverwaarlozing. Dat is meestal ook het moment dat ‘visieverwaarlozing’ manifest wordt. Visieverwaarlozing heeft betrekking op allerlei vormen van argeloosheid, onverschilligheid en vergeetachtigheid in de omgang met de organisatievisie. • Argeloosheid manifesteert zich doorgaans in de vroegere stadia van een visietraject Zij kan meerdere vormen aannemen: te weinig tijd besteden aan de ontwikkeling van een visie, er niet echt met het hoofd bij zijn als men sessies bijwoont, zich laten leiden door allerlei andere verplichtingen of geen sjoege hebben wat er zoal bij het formuleren van een visie om de hoek komt kijken. Symptomatisch in dit verband is het volgende, aan een voormalig directeur van General Motors ontleend, citaat: ‘Een visie, dat zijn een paar mannen die zich in een of ander motel terugtrekken, hun jas en das uittrekken en een paar prachtige volzinnen op papier zetten, om vervolgens gewoon terug te keren naar de realiteit van alledag’. (zie noot 4) • Onverschilligheid openbaart zich eerder in de realisatiefase van een visie. De discipline om de dingen die in de visie worden aangekaart daadwerkelijk gedaan te krijgen, ontbreekt binnen organisaties vaak ten ene male. Veel managers gaan er blijkbaar vanuit dat de verheven principes die in de visie worden aangekondigd voor zichzelf spreken en dat zij automatisch hun weg binnen de organisatie zullen vinden. • Van vergeetachtigheid is tenslotte sprake indien managers (en medewerkers) helemaal vergeten zijn dat zij een visie hebben. Soms is die vergeetachtigheid trouwens bewust. Zo leefde bij de directie van een bedrijf de gedachte dat een visie uitsluitend bedoeld was om de mensen ‘leuke dingen’ te vertellen. Toen het betreffende bedrijf een saneringsoperatie startte, werden alle met de visie samenhangende activiteiten dan ook onmiddellijk stopgezet. De oorzaken van visieverwaarlozing De hardnekkigheid waarmee visieverwaarlozing zich binnen organisaties handhaaft, heeft behalve met onuitroeibare menselijke karaktereigenschappen als gemakzucht, luiheid en passiviteit vooral te maken met twee factoren: de angst voor diepgang en de ontbrekende aandacht voor uitvoeringsvraagstukken. Ik ga kort op beide factoren in. Het eerstgenoemde punt, de angst voor diepgang, heeft betrekking op het onvermogen van managers om zich met dieperliggende ‘zingevings -’ of ‘zi- jnsvraagstukken’ bezig te houden. (zie noot 5) Deze termen behoeven enige toelichting. Naast de zichtbare buitenkant van wat mensen ‘doen’ en het vaak daaronder liggende en onzichtbare niveau van wat mensen ‘denken’ en tegen elkaar ‘zeggen’, bestaat (organisatie)cultuur ook nog uit een diepste laag van meestal onbewuste, impliciete en als vanzelfsprekend aangenomen veronderstellingen of geloofsovertuigingen. Deze diepste laag geeft aan wat mensen ‘zijn’ en welke ‘zin’ zij aan de wereld om zich heen geven. (zie noot 6) Een organisatievisie is bij uitstek (ook) op deze diepste laag georiënteerd. Een visie is immers gericht op het blootleggen van de diepst liggende bestaansgronden (raison d’être), de meest fundamentele kernwaarden en de meest inspirerende ambities van een organisatie. (zie noot 7) Inzicht hierin komt niet zomaar uit de lucht vallen. Hoewel het niet helemaal is uitgesloten dat een leidende sleutelfiguur binnen een organisatie een persoonlijke roeping heeft en deze in een organisatievisie doorvertaalt (Ikea, Disney, Starbucks of Virgin zijn voorbeelden van bedrijven met zo’n ‘roepingsvisie’), komt men dit doorgaans toch maar zelden tegen. Meestal zullen organisaties hun diepste bestaansgronden en beweegredenen via de moeizaam verlopende weg van groeiend collectief zelfinzicht moeten ontdekken. Dat deze weg slechts door weinigen wordt bewandeld, heeft niet alleen te maken met onbekendheid en ontbrekende capaciteiten om zo’n exercitie tot een goed einde te brengen, maar vooral ook met de angst om met ‘softe’ aspecten als emotie, zingeving en cultuur te worden geassocieerd. Bij gebrek aan een betere term zou ik in dit verband van ‘softvrees’ willen spreken. Softvrees komt enerzijds voort uit het feit dat managers van zichzelf vinden dat zij een serieus vak – een heuse professie – uitoefenen. Van een goede manager wordt verwacht dat hij of zij zich richt op de rationele aspecten van bedrijfsvoering en zich niet al te zeer bezighoudt met allerlei filosofische en spirituele beschouwingen over de bestaansgrond of bestemming van de organisatie. Anderzijds berust softvrees op het feit dat men bang is om tijdens een visieproces teveel van de emotionele binnenkant te moeten prijsgeven. De angst hiervoor is niet ondenkbeeldig: tijdens visiebijeenkomsten vinden allerlei jarenlang opgekropte discussies plotseling een uitlaatklep, doen mensen openlijke (en soms pijnlijke) geloofsbekentenissen, wordt er veel gelachen, maar kunnen ook wel eens tranen vloeien. 26 Veel managers hebben een grondige hekel aan dit soort taferelen. Zij weten niet hoe ze ermee om moeten gaan. Zij zijn bang dat al te veel emotionele betrokkenheid hun positie als manager ondermijnt. Om dit te voorkomen, worden visieprocessen vaak al bij voorbaat van hun diepgang ontdaan. Dit kan men doen door de duur van het traject te beperken (‘liever snel’), door de bijeenkomsten vooral luchtig te houden (‘het moet leuk blijven’), door het proces voorspelbaar te maken (‘volgens een vaste methodiek werken’) en door de eindresultaten bij voorbaat vast te leggen (‘het moet vooral praktisch zijn’). Hoe begrijpelijk en hoe goed bedoeld dergelijke interventies ook mogen zijn, zij leiden ertoe dat de visie naderhand niet als ‘authentiek’ wordt ervaren. Logisch ook, want daarvoor mist zij de nodige diepgang. Het tweede punt, de geringe aandacht voor uitvoeringsvraagstukken, is geenszins specifiek voor visies. De literatuur over verandermanagement staat bol van de beschouwingen die het overbruggen van de kloof tussen ‘denken’ en ‘doen’ als thema hebben. (zie noot 8) Visievitalisering als antwoord Wat kan men tegen visieverwaarlozing ondernemen? Degene die de gemakkelijke weg kiest, zal bij deze vraag ongetwijfeld denken aan nieuwe vormen van visieversiering. Op de korte termijn biedt dit weliswaar enige soelaas, maar blijvend is zo’n aanpak meestal niet. Wie op zoek is naar een meer blijvende remedie, doet er goed aan te kiezen voor een heel andere optie, namelijk die van visievitalisering. Ik doel daarmee op het geheel van activiteiten dat beoogt om de visie te grondvesten op de diepste drijfveren van de organisatie, en om deze vervolgens tot diep in de poriën van de organisatie te laten doordringen. Visievitalisering betekent eigenlijk dat men de verborgen kern van de organisatie wakker kust en daarmee de verwaarloosde visie nieuw leven inblaast. Visievitalisering heeft twee oogmerken. Enerzijds is dat het realiseren van voldoende diepgang opdat managers en medewerkers hun visie als ‘echt’, ‘origineel’ en ‘eigen’ gaan ervaren. Anderzijds is dat het realiseren van concrete resultaten middels een pragmatische aanpak, waarbij visionaire principes, waarden en ambities worden geconcretiseerd en verwezenlijkt door, zoals Mastenbroek het in een eerder artikel voor deze site zo fraai formuleert, ‘bij het einde te beginnen’. (zie noot 10) daadkracht te tonen bij het uitwerken van de visie. Diepgaan betekent durf hebben: men moet immers gebieden verkennen waaraan men nog (vrijwel) nooit gedacht heeft, laat staan dat men ze in kaart heeft gebracht. Diepgaan betekent ook pijn lijden: men kan niet langer stilstaan bij allerlei oppervlakkigheden, maar zal een echte zoektocht naar de diepste drijfveren moeten ondernemen. Indien men de verschillende onderdelen van de visie eenmaal heeft verwoord en op papier gezet, komt het vooral aan op gedisciplineerde daadkracht: datgene wat men zegt, moet men dan ook daadwerkelijk gaan doen. Dit impliceert dat men de visie stukje bij beetje zal dienen te vertalen in strategische en operationele doelen. Men zal hierover met medewerkers in dialoog moeten treden, opdat ook zij kunnen beleven waar het allemaal om gaat. Men zal het goede voorbeeldgedrag moeten geven en anderen voortdurend (positief of negatief) dienen aan te spreken op het gewenste gedrag. Men zal tenslotte ook mensen dienen te beoordelen en belonen op het feit of zij visieconforme prestaties leveren of niet. Ik hoor sommige lezers denken: dat is allemaal mooi, maar loont het ook om voor zo’n moeizame aanpak van visievitalisering te kiezen? Deze vraag is moeilijk in zijn algemeenheid te beantwoorden. Ik kan uiteraard wijzen op allerlei goede prestaties en successen van organisaties die een vitale visie hebben. Ik kan ook wijzen op het feit dat er allerlei beproefde methoden bestaan om visievitalisering in concrete resultaten te vertalen. Zo blijkt de mate waarin managers en medewerkers daadwerkelijk bij de ontwikkeling van een visie betrokken zijn een goede graadmeter voor de subjectieve beleving van authenticiteit en voor de effectiviteit van de visie. Uit het eerder genoemde onderzoek ‘Organisatievisies in Nederland’ komt naar voren dat een participatieve aanpak ertoe leidt dat 87% van de managers de eigen visie als authentiek ervaart en 73% zegt dat de visie ook ‘tot bijzondere prestaties aanzet’. Binnen bedrijven waarin van participatie geen sprake was, ervaart slechts 8% de eigen visie als authentiek en geeft maar 13% aan dat de visie tot bijzondere prestaties aanzet. De cruciale factor die bepaalt of visievitalisering succes heeft of niet, zijn de betrokkenen zelf. Zijn zij echt bereid om hun visie tot uitgangspunt van organVisievitalisering staat of valt met de wil van de beisatorisch handelen te nemen? Zijn zij zich ten volle trokkenen om diep te gaan bij het ontwikkelen en om bewust van de implicaties die de visie in de praktijk 27 kan meebrengen? Zijn zij bereid om voldoende tijd en energie in een moeizaam proces te steken. Om diep te gaan en pijn te lijden? Als je deze vraag met een volmondig ‘ja’ kunt beantwoorden, is het tijd om als een prins op het witte paard op zoek te gaan naar de verborgen kern van de organisatie die wij visie noemen en om deze vervolgens wakker te kussen! (Uit een nota door: Hans van der Loo, 2007). ‘Er was eens een popkoor...’ ‘Me and you, and you and me, no matter how they toss the dice, it had to be, the only one for me is you and you for me, so happy together...’ was elke maandagavond de in zinger van popkoor Pepperoni. Nou niet dus. Niks happy together ! Het was ruzie en gedoe. Iedereen klaagde over elkaar: de dirigent was niet goed, het repertoire deugde niet. Onvrede en onmacht. Gekat van de sopranen op de alten: ‘Jullie zet ten nooit op tijd in.’ Geklaag van de bassen over de tenoren: ‘Door jullie kan ik mezelf niet horen.’ De dirigent gooide de knuppel in het hoenderhok: ‘Meer geld of ik stap op!’ Dat betekende het bestuur eruit of hij eruit. Verwijten over en weer, iedereen wees naar elkaar, niemand luisterde meer. Het liep hoog op, geruzie en geschreeuw. En toen was het erg genoeg, de crisis was compleet. Het koor zat op de bodem. Het werd eindelijk stil. Niemand wist hoe het verder moest, maar opgeven was er nou ook weer niet bij. Het koor had tijd nodig, dus kwam er een echte polderoplossing. Pappen en nathouden. De dirigent kreeg voorlopig meer salaris. Om dat te betalen werd de contributie tijdelijk verhoogd. Reden genoeg voor het bestuur om zichzelf demissionair te verklaren. En er werd een kwaliteitscommissie ingesteld. De opdracht luidde: kom snel met voorstellen om hier weer uit te komen. Tijd voor een goed gesprek, wist de kwaliteitscommissie. Of eerst maar eens luisteren? Iedereen – leden, bestuur, dirigent – werd dezelfde vraag gesteld: ‘Wat wil je nou, wat zoek je hier eigenlijk?’ Iedereen bleek hetzelfde te willen: beter repeteren, meer repertoire, vaker optreden, meer discipline en hogere kwaliteit. Kort samengevat: We Willen Meer en Beter. Dat was tenminste uitgesproken en duidelijk. En behalve zingen was dit wat hen bond: samen meer kwaliteit bieden, met elkaar meer uitdaging aangaan. Ze zijn begonnen bij het begin, bij het zingen zelf. Bij de zangkwaliteit van de individuele koorleden. Want dat kon wel beter. Ze voerden stemtesten in. Sommige koorleden bleken geen toon te kunnen houden. Heel vervelend voor degene die niet aan de maat is. Die kan beter ver- trekken. Want toon houden is echt het minste dat je van een koorlid mag verwachten. En dat trekken sommige anderen zich weer aan: loyaliteitsproblemen, solidariteitsconflicten. Want een amateurkoor is ook een gemeenschap, heeft meestal ook een sociaal doel. Veel mensen gaan Happy Together nu eenmaal ook op een koor voor de gezelligheid en het sociale contact. Samen iets doen, en misschien ook wel om ergens bij te horen. Hoe dan ook, de stemtest was de lat en voor het eerst werd de kwaliteit meetbaar. En ze introduceerden stemvorming. Leren omgaan met je stem, je hele lichaam leren gebruiken bij het zingen. Je stem steun geven vanuit je buik. Dan loop je tegen je eigen drempels op – vooral de angst om je te uiten. Niet voor iedereen even leuk. Confronterend, maar toch ook wel weer spannend. De stemtest en de stemvorming vormden een nieuwe basis. Vanuit de groeiende kwaliteit van de individuele stemmen gingen ze werken aan de gezamenlijke stem. Koorzang is per slot zingen met dezelfde stem, samen dat ene geluid maken – alsof het uit een mond komt. Voor de duidelijkheid: Popkoor Pepperoni staat niet op zichzelf. Het is onderdeel van een vereniging van vier Haagse popkoren, VokaalTotaal. Bij elkaar een kinderkoor, een puberkoor (best wel cool), een meidenkoor en een oudere-jongerenkoor, respectievelijk Roezemoes, Chill, Madam Jeanet en Pepperoni. Elk koor is gewend elk jaar een eigen uitvoering te geven en daarnaast nog wat losse optredens. Feesten en partijen, maar soms ook op televisie, afhankelijk van wat zich aandient. Op zo’n jaaruitvoering komen zo’n honderd mensen af, veelal vrienden en bekenden. Elk koor heeft zo zijn eigen publiek. Ze wilden dus meer en beter. Beter werden ze, want de kwaliteit verbeterde – maar nu nog meer. Meer repertoire, meer optredens – meer uitdaging. Langzaam maar zeker gingen ze van binnen naar buiten kijken. Want daar lag de uitdaging: bij de optredens, het applaus, de erkenning – de kick van het succes. Als ze te lang bleven oefenen zonder op te treden zou de energie verloren gaan. Veel oefenen maar voor wat? Toen viel het muntje. Als we nu eens iets met z’n allen gaan ondernemen? Met alle vier de koren van onze vereniging. Met z’n vieren kun je meer dan alleen. Vier koren trekken vier keer zo veel publiek. Vier koren kunnen in een vier keer zo grote zaal. Vier koren kunnen samen zingen – en ook in verschillende combinaties en diverse samenstellingen. Ineens was er een reden om te gaan samenwerken: een gezamenlijke ambitie om het groter en beter aan te pakken. De 28 oplossing voor meer kwaliteit en meer uitdaging. Het lag zo voor de hand, en toch had nog niemand het verzonnen. Ze sloegen de handen ineen... en toch was er nog iets wat hen tegenhield. De richting was duidelijk: Vooruit, er op af ! Maar waar op af, behalve iets abstracts als kwaliteit en uitdaging? Hoezo, wat bedoel je? Ze voelden er nog niets bij. Nog niets om echt warm voor te lopen. Geen heilig vuur. Er was geen hoger doel om naar te streven. Nog niet iets om alles voor opzij te zetten. Nog niets om voor te sterven. Ze zagen het gewoon nog niet voor zich. Samen op pad, maar naar wat? Er was nog geen plaatje. Ze hadden geen beeld, laat staan geluid... Geluid! Dat gaf een ingang: het Haagse popgeluid! ‘Oh Oh Den Haag!’ Den Haag, sinds jaar en dag Nederlands Popstad Nummer 1. Toen The Golden Earrings, Shocking Blue en Earth and Fire, nu Anouk, Kane en Di-Rect. Het lag zo voor de hand. En zo ontstond het idee van Haagse Koren Zingen Haagse Pop. Vier Haagse popkoren op een groot Haags podium. Dat betekende twintig nieuwe Haagse popnummers instuderen. Eindelijk richting bij het kiezen van het repertoire: alleen maar Haags. Dat reduceert de keuze (en de kans op ruzie) met heel veel nullen! En voor een bijzonder lokaal project zijn er ineens ook volop lokale subsidiemogelijkheden. Voor het zover was hadden ze nog wel wat hindernissen te nemen. Want het is natuurlijk wel schrikken, van achterafzaaltjes naar een Echt Theater. Van het bekende repertoire naar al die nieuwe nummers en arrangementen. En van zingen met je eigen vertrouwde koor naar samenwerken met al die mensen die je nog nooit hebt gezien. Of van je eigen plekje naast je vertrouwde partner naar zingen op verschillende plekken met wisselende partners. Volop verandering, dus volop weerstand. Tegenstribbelen, argumenteren, beren op de weg. Naast de gebruikelijke weerstand tegen verandering was er nog een hobbel, van een iets andere orde. Ongeloof. Dat kan toch niet, dat lukt ons nooit..! En gebrek aan voorstellingsvermogen. Hoe moet dat dan? Zie jíj het voor je? Ik niet hoor! Weer geruzie en gedoe... En daar wilden ze nou juist van af. Toen werd het tijd voor een verhaal, Het Grote Verhaal. Een van de koorleden werd, na de zoveelste vervelende vergadering de avond ervoor, ’s morgens om zes uur wakker. Hij kroop nog slaperig achter z’n scherm en klopte een mailtje. Een mailtje dat alles veranderde. Dit is wat hij rondstuurde. ‘Probeer je eens voor te stellen: Op een winterse zaterdagavond, een uitverkocht Theater Zwembad De Regentes. Vijfhonderd mensen in de zaal. Vier koren, in totaal honderd zangers en zangeressen, groot en klein, in de coulissen. Daar staan we, in gespannen afwachting. Straks staan we op het podium. Ieder koor op zich, en in wisselende samenstellingen: de kinderen met de mannen, jonge vrouwen met grote meiden, en op het eind, in een schitterende climax, iedereen tegelijk. We worden begeleid door een gelegenheidsband van professionele Haagse popmuzikanten, gerekruteerd uit bekende Haagse bands. Er is een gastoptreden van een heuse Haagse poplegende. Er is een veranderend decor, er zijn videoprojecties, er is toneellicht en professioneel geluid. En een ervaren regisseur die alles op rolletjes laat lopen. En aan het eind is er een daverend applaus en roepen mensen ons terug voor een toegift. Hoe klinkt jullie dat? Zie je het voor je?’ Ja, dat klonk. En eindelijk was het zichtbaar. Er was een beeld. Ineens was het begrijpelijk, aansprekend en uitdagend. Niet meer iets om bang voor te zijn. Dit verhaal gaf een heel concreet beeld en dat konden ze terughalen in de maanden die volgden. Steeds als er onrust of gemor ontstond konden ze elkaar er aan herinneren. Weer terug naar dat beeld, terug naar Het Grote Verhaal: Weet je nog..? Dan wisten ze weer waar ze het voor deden. Iets doen wat ze nog nooit gedaan hadden. Daar was veel voor nodig. Vooral veel mensen om alles wat er bij zo’n concert komt kijken te organiseren. Zo raakten als vanzelf ook steeds meer mensen steeds intensiever betrokken. Uiteindelijk had iedereen wel iets te doen. En zo werd het ook iets van iedereen. Niet alleen van de dirigent, van het bestuur of van een commissie. Geen ontkomen meer aan. Iets waar iedereen aan werkte omdat iedereen er in geloofde – al was dat niet altijd even gemakkelijk. Maar als iedereen om je heen ergens in gelooft is het lastig om er zelf niet in te geloven. De meesten gingen mee op de golf, ook als iemand begon te panieken of afhaakte. Toen stonden ze daar op die winterse avond. Gespannen en opgewonden. Het was een daverend succes. Mooier en beter dan ze ooit hadden durven dromen. Het publiek was enthousiast, maar zelf waren ze nog veel enthousiaster. Ze wisten niet dat ze het konden. Kinderlijk plezier in wat hen gelukt was. Tweeënhalf jaar tevoren: grote crisis. Het koor was bijna uit elkaar geklapt. Vanuit een fermate, een aangehouden rust, vonden ze elkaar in een nieuwe basis. Een nieuw doel gaf hun weer richting, en daarmee een kader, en ze hebben dat doel bereikt. Happy together! Zolang het duurt natuurlijk. Want dan is het al weer tijd voor een nieuw doel, en een nieuw verhaal’. 29 2.3.Storymanagement. In visie- en strategietrajecten gaat doorgaans de meeste aandacht uit naar het creëren en formuleren van de visie of strategie. Hoe belangrijk dit ook is, het is niet eens het halve werk. Nadat de visie of strategie op papier is gezet, moet deze ook gecommuniceerd en nageleefd worden. De visie en strategie moeten niet alleen een plaats krijgen in de hoofden, maar vooral ook in de harten van managers en medewerkers. Uit vele onderzoeken blijkt dat dit onvoldoende gebeurt. Steeds weer blijkt dat het overgrote deel van de medewerkers zich niet of nauwelijks bij de visionaire en strategische doelstellingen van ‘zijn’ bedrijf betrokken voelt. Het effectief uitdragen van de visie en de strategie naar relevante doelgroepen is daarbij een eerste, maar niet te onderschatten stap. Meer en meer wordt de kracht van de communicatie gezocht in het vertellen van en luisteren naar aansprekende verhalen. Immers, verhalen beklijven. Verhalen inspireren en verbinden. Verhalen worden doorverteld. Om zo’n verhalenstroom op gang te brengen en in de juiste richting te kanaliseren, wordt in steeds meer bedrijven gegrepen naar het middel van storymanagement Het vertellen van en luisteren naar verhalen is iets van alle tijden en culturen. Het neemt bij vele gelegenheden een centrale plaats in: bij het naar bed brengen van kleine kinderen, bij feesten of herdenkingen, bij rituelen zoals het verlaten van school of universiteit, bij film en theatervoorstellingen, bij het krijgen van een nieuwe baan of juist het verlaten van een bedrijf, wanneer wij rond het kampvuur zitten of wanneer een belangrijk bedrijfsevent plaatsvindt. De mens is een verhalend wezen; dat hij vertelt en dat over hem wordt verteld maakt hem tot mens. Verhalen zijn een uitdrukking van onze identiteit. Door middel van verhalen geven wij zin en betekenis aan ons leven, scheppen wij banden met anderen of onthouden ons juist van contacten. Reeds in de klassieke Oudheid wees Aristoteles erop dat verhalen het voor mensen mogelijk maken om hun wereld met elkaar te delen. Door de gebeurtenissen in ons leven en onze ervaringen met anderen te delen, ontwikkelen we een ‘collectief geheugen.’ Dit vormt de basis waarop een cultuur is gebouwd. De oorsprong van de verhalen die wij kennen en met elkaar delen reikt tot in de oudste geschiedenis. Zo kennen wij uiteraard de verhalen uit de Bijbel of de Torah, de klassieke mythen en epische verhalen of sprookjesverhalen. Niet alleen in het alledaagse leven, maar ook in organisaties vertellen wij elkaar tal van verhalen. Sterker nog, velen zijn van mening dat or- ganisaties verhalen zijn.1 Daarmee wordt gedoeld op het feit dat organisaties slechts deels een tastbare vorm hebben (het gebouw, de apparaten, de fysieke verschijning van mensen), maar dat het grootste gedeelte van een organisatie zich in het hoofd van de mensen bevindt. Indien men onwetend is over deze ‘organisatie in het hoofd’, over het beeld dat mensen van een organisatie hebben, dan heeft men geen inzicht in de aard van de organisatiecultuur. Een In visie- en strategietrajecten gaat doorgaans de meeste aandacht uit naar het creëren en formuleren van de visie of strategie. Hoe belangrijk dit ook is, het is niet eens het halve werk. Nadat de visie of strategie op papier is gezet, moet deze ook gecommuniceerd en nageleefd worden. De visie en strategie moeten niet alleen een plaats krijgen in de hoofden, maar vooral ook in de harten van managers en medewerkers. Uit vele onderzoeken blijkt dat dit onvoldoende gebeurt. Steeds weer blijkt dat het overgrote deel van de medewerkers zich niet of nauwelijks bij de visionaire en strategische doelstellingen van ‘zijn’ bedrijf betrokken voelt. Het effectief uitdragen van de visie en de strategie naar relevante doelgroepen is daarbij een eerste, maar niet te onderschatten stap. Meer en meer wordt de kracht van de communicatie gezocht in het vertellen van en luisteren naar aansprekende verhalen. Immers, verhalen beklijven. Verhalen inspireren en verbinden. Verhalen worden doorverteld. Om zo’n verhalenstroom op gang te brengen en in de juiste richting te kanaliseren, wordt in steeds meer bedrijven gegrepen naar het middel van storymanagement. In dit artikel gaan wij in op de vraag wat dit is en hoe het werkt. Organisatiecultuur is immers niet meer dan de som van de verhalen die aan elkaar worden verteld. Wie dezelfde verhalen kent en vertelt, behoort tot dezelfde cultuur. Een bedrijf dat geen verhaal heeft te vertellen, heeft dan ook een onduidelijke culturele identiteit (zie kader). Het gevolg daarvan is dat er weinig collectieve energie zal zijn, dat communicatie en samenwerking stroef zullen verlopen en dat de effectiviteit suboptimaal of zelfs gering is (zie artikel ‘Energiek en effectief veranderen,hoe doe je dat?). Het vertellen van verhalen schept daarentegen een band tussen verteller en luisteraar. Er ontstaat een netwerk van mensen die hetzelfde verhaal met elkaar delen. Sterker, door het verbinden van verschillende verhalen ontstaat een totaalbeeld van de organisatie. Organisaties die over een sterke cultuur beschikken, vertellen meestal ook ‘sterke’ verhalen. Voorbeelden van zulke organisaties zijn bekende merken als Apple, BMW, Disney, Easyjet, General Electric, Ikea, 30 Sony en Virgin. Over dergelijke bedrijven wordt veel geschreven en doen veel verhalen de ronde. In hun pr-activiteiten maken deze bedrijven er dankbaar gebruik van. Vaak heeft men die verhalen bewust gecreëerd. Op de dag dat luchtvaartmaatschappij Go, een initiatief van het machtige British Airways (BA), haar deuren opende met een feestelijke vlucht, trad directeur Stelios van Easyjet met een stoet van medewerkers de cabine binnen. Hij had zichzelf zoveel mogelijk plaatsen toebedeeld door de tickets in de voorverkoop op te kopen. Aan de genodigden van Go deelde hij gratis tickets voor Easyjet uit. Hiermee was het openingsfeestje van Go uiteraard volledig bedorven en had Easyjet geschiedenis geschreven. De volgende dag stond het verhaal op de voorpagina van alle kranten. Een paar jaar eerder had Richard Branson van Virgin BA een soortgelijke poets gebakken. In het kader van een herpositionering als ‘cosmopolitische luchtvaartmaatschappij’ had BA besloten om de Britse vlag van haar vliegtuigen te verwijderen en om de staarten van haar vliegtuigen te beschilderen met artistieke impressies. In de nacht voorafgaande aan de dag dat BA haar nieuwe corporate identity zou presenteren, liet Branson op al zijn vliegtuigen een meer dan levensgrote Britse vlag aanbrengen. De presentatie liep voor BA uit op een debacle: De Britse premier Margaret Thatcher liet zich in uiterst negatieve bewoordingen uit over de vaderlandsvijandige daad en prees concurrent Virgin de hemel in. Na enkele weken zag BA zich gedwongen om op haar schreden terug te keren en haar Britse identiteit weer duidelijk zichtbaar te maken. 2.4. Storytelling en storymanagement Niet alles wat in een organisatie wordt verteld, is storytelling. Mary Jo Hatch e.a. (2005) maken in dit verband een verhelderend onderscheid tussen de overdracht van analytische kennis (abstracte en feitelijke kennis) en de overdracht van verhalen. Terwijl analytische kennis geworteld is in een mechanistisch wereldbeeld, waarin mensen en organisaties door middel van voorspelbare ketens van oorzaak en gevolg met elkaar verbonden zijn, dragen verhalen altijd bij tot inzicht in de context waarin gebeurtenissen plaatsvinden. Verhalen richten zich immers op wat Engelsen de ‘Big picture’ en Duitsers de‘Gestalt’ noemen. In beide gevallen gaat het erom, de wereld niet als een verzameling losse feiten en onderdelen te beschrijven, maar vanuit de samenhang der dingen. Verhalen worden gemakkelijker en beter onthouden dan droge feiten. Verhalen geven zin en betekenis aan situaties. Verhalen geven een context, laten relaties zien en brengen emoties over. Via storytelling kunnen managers en medewerkers aan elkaar overdragen wat ze hebben meegemaakt, wat goed gaat en wat verbeterd kan worden. Mensen zijn doorgaans de held in hun eigen verhaal, maar wie daar doorheen luistert, hoort ondertussen ook veel over de aard van bedrijfsprocessen, over klanten, over leidinggevenden of over de gedragsregels en de mate waarin deze nageleefd worden. Daarnaast geven verhalen vaak ook allerlei aanwijzingen over dromen en toekomstbeelden. Goede verhalen laten de essentie zien waar het in een organisatie om draait. Goede verhalen maken het abstracte plotseling zeer concreet. Goede verhalen slaan ook de brug tussen abstracte visies of strategieën en het concrete gedrag dat daaruit dient voort te vloeien. Verschillende auteurs wijzen erop dat storytelling niet zozeer een methode als wel een attitude is. Storytelling belichaamt het geloof in de kracht van verhalen. Het gaat erom dat men openstaat voor anderen, dat men op inspirerende wijze weet te vertellen en, nog belangrijker, dat men ook weet te luisteren. De doorgaans zakelijke stijl waarmee managers menen te moeten optreden, leidt meestal niet tot de gewenste effecten en roept geen emotionele betrokkenheid op. Inspirerende verhalen doen dat wel. Wie bovendien goed weet te luisteren naar de verhalen die mensen elkaar vertellen, leert 31 veel over een organisatie.. Hoe word ik een goed verhalenverteller? Stel je open voor anderen, luister aandachtig en fungeer als een spons van verhalen die door anderen verteld worden. Noteer interessante verhalen in een apart ‘storytelling logboek’. Probeer met een ongewone blik naar gewone situaties te kijken; ga bij jezelf en bij anderen te rade in hoeverre presentaties van cijfers en grafieken overkomen. Wat is blijven hangen? In hoeverre zou een verhalende vorm van presenteren effectiever zijn geweest? Stel je eigen meningen en vooroordelen op de achtergrond. Zoals Covey het in een van zijn acht eigenschappen verwoordt: “First try to understand before to be understood.” Stel vragen aan anderen en probeer verhalen te ontlokken. Schep situaties waarin verhalen kunnen worden verteld. Op institutioneel niveau zien wij dat steeds meer organisaties (Easyjet, Southwest, NS, Schiphol) overgaan tot het vertellen van verhalen middels zogeheten ‘reality-documentaires’. Naast de inhoud heeft het feit dat deze bedrijven zich kwetsbaar opstellen, ook de minder prettige kanten van het bedrijf worden immers door de makers vertoond, zowel extern als intern positieve effecten. Want wie zitten er wekelijks voor de buis? Jawel, onder meer een groot deel van de eigen medewerkers! Ga zelf verhalen vertellen en probeer uit hoe ze bij anderen overkomen. Kies ofwel voor het vertellen van een bestaand verhaal of vertel een eigen verhaal. Hanteer in beide gevallen de principes van een ‘goed verhaal’ ( Hans van der Loo, Jolanda Horsten Samhoud magazine, augustus 2005.) bedreigingen. Moet even aan de SWOT analyse van Porter denken. Afijn. Crisis op crisis overwonnen om uiteindelijk, te overwinnen. Een meevaller dankzij een crisis, hou ik de kandidaat later voor. Harmonie en disharmonie. Harmonie is een punt, het Zijn, de rust, het moment en wanneer deze verstoord wordt in disharmonie zijn we in staat om opnieuw op zoek te gaan naar harmonie. Mag heel graag een prachtig filmpje laten zien over ‘een meevaller dankzij een crisis’, van dominee Gremdaat. ‘Een meevaller dankzij een crisis’. En waar ben ik die kreet eerder tegengekomen. Ach, natuurlijk. De crisis tijdens de trainingen. De confrontatie tijdens de trainingen. Het ongemak. En wat zegt dat over jou. Leren dankzij de crisis. Oftewel “Een meevaller dankzij een crisis.” Een methodiek die ik graag hanteer. ‘Maar je moet het wel willen zien. Je moet er wel open voor staan.. De schoonheid die binnen handbereik ligt..’ http://www.youtube.com/ watch?v=f8KJvqxZdRo Een meevaller dankzij een crisis.. En opnieuw drong het verhaal van de Hobbit zich aan mij op. Deze keer in het vervolg: “The Lord of the Rings.” Een volwassen vervolg op de Hobbit waarin Frodo Balings de centrale held van het verhaal, de taak op zich neemt om de Ene Ring van het kwaad te vernietigen en zo Midden-aarde te redden. En als Frodo iets kon dan was dat ootmoeten. Keer op keer was tijdens deze reis de verleiding zo groot om het korte succes, de verleiding, de macht te omarmen. Om vervolgens te constateren dat het toegeven aan de verleiding betekent dat je op een doodlopend spoor zit. Vergelijkbaar met een aanvliegroute die ‘ter kwader trouw’ is. ‘Ter kwader trouw’ denken is een doodlopend spoor, waar geen licht gloort aan de horizon. En Frodo blijft trouw. Trouw aan zichzelf en aan die ander. Wat een verhaal. Vol tegenslagen, vol 32 Hoofdstuk 3. Methodologische verantwoording. Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de wijze waarop het onderzoek is opgebouwd en komen de methoden en technieken aan bod die zijn gebruikt om de onderzoeksvraag te beantwoorden. Het hoofdstuk begint met een korte uiteenzetting van hoe dit onderwerp gerelateerd is aan de onderzoeker en daarmee de basis vormde achter het idee van dit onderzoek. Aansluitend wordt ingegaan op het onderzoek type en volgt een korte uitleg van het type dat van toepassing is op het hier gepresenteerde onderzoek. Vervolgens wordt de onderzoeksmethode uiteengezet en beschreven, inclusief de gehanteerde werkwijze met daarin hoe de informatie verzameld is. Het hoofdstuk wordt afgesloten met het belichten van hoe de validering en de kwaliteit van het onderzoek gewaarborgd is. 3.1 Een kleine Hobbit als startpunt De fantasie werd bij mij vooral geprikkeld door een zekere meester Papenburg. Dat was mijn meester in klas 5 en 6 van de lagere school. Of meester Papenburg wel of niet goed les gaf, ik weet het niet meer. Wat ik nog wel weet is dat hij prachtig dwarsfluit floot en ijzingwekkende spannende verhalen vertelde. Of verhalen, eigenlijk was het maar één verhaal. Het verhaal van de Hobbit. woorden die één voor één de mond van meester Papenburg verlieten. We vergaten waar we waren en meester Papenburg veranderde in Bilbo Baggings. En door de manier waarop meester Papenburg het vertelde, was het alsof wij zelf door de bossen slopen, we mee vochten tegen de trollen en de aardmannen, en zochten naar waar we nieuwsgierig naar waren, de Ring. Het was bloedstollend spannend. Op een reünie onlangs, in het najaar van 2012, waar ik meester Papenburg voor het eerst weer zag sinds de kinderschooljaren, sprak ik met hem over deze periode. “Jacob, tijdens het vertellen van het verhaal kon je een speld horen vallen. De kinderen die achteraan zaten zag ik heel langzaam naar voren schuiven. Uiteindelijk zaten de leerlingen als haringen in de ton om mij heen”, zo vertelde hij aan mij. Gezien ik zelf één van de kinderen was die destijds achterin de klas zaten, herkende ik exact wat mijn voormalig meester vertelde. Aan het einde van de vrijdagmiddag, wanneer de schoolbel ging, ging er een zucht door de klas. ‘Oh, nee. Nu al?’ De klas waarin ik zat was een rumoerige klas. Maar meester Papenburg had door zijn indrukwekkende vertelkwaliteiten een geweldige manier om de klas tot stilte te manen, wanneer het hem te rumoerig werd. In deze situaties dreigde hij om vrijdagmiddag geen verhaal te vertellen. Geen enkele keer uitgezonderd werd het plotsklaps stil in de klas. Oorverdovend stil. Nakomen, strafwerk, een standje, het was te dragen. Maar het idee dat de schoolweek op de vrijdagmiddag niet werd afgesloten met een verhaal, of beter gezegd met ‘de Hobbit’, was een dramatische gedachte. Elke vrijdagmiddag vertelde meester Papenburg over een Hobbit genaamd Bilbo Baggins. Hobbits, ‘wezens’ die zes keer per dag een breakfast, een tea, een lunch, een bite hadden en allesbehalve avontuurlijk aangelegd… die gingen op reis. Een reis waarbij ze vergezeld werden door compagnons op zoek naar de Ring. De zogenaamde nerds, de stoere jongens, de stille meisjes, zelfs de belhamels die in flinke aantallen aanwezig waren in mijn klas, allemaal zaten we gekluisterd te luisteren naar de 33 3.2 Verhalend ontwerpen Als kind zat ik eindeloos te verhalen en te fantaseren. Over van alles en nog wat. En op mijn slaapkamer aan het einde van mijn bed had ik de beren en poppen op e en rij. De een wat meer onderuit gezakt dan de ander, maar luisteren deden ze allemaal. Eindeloos naar de verhalen die ik ze vertelde. In een groot vrijstaand huis met een aantal zolders, kelders en kasten die vanuit de opkamers uitkwamen op de slaapkamers daarboven woonde ik in een spannend huis. Nog net geen Pipi Langkous-huis, daar waren mijn ouders te conservatief voor. Mijn slaapkamer was mijn domein. En binnen dat domein waren de avond en de nacht de spannendste momenten van de dag. Overdag kwam ik wel eens op mijn kamer maar dat was, voor zomaar wat, om even iets te pakken of te studeren. Maar ’s avonds dan veranderde de stemming in mijn kamer. De poppen en beren schikten zich in de slaapkamer aan het einde van mijn bed. Een kaarsje kwam aan. En de stemming zat er in. Mijn bed stond naast een raam. Een raam waar ik eindeloos naar buiten en vooral naar boven kon turen. En staren. Naar de sterren, naar de wolken en naar de hemel. Want die was er soms wel, maar soms ook niet. Kaarsje aan, gordijntje half dicht, meestal wat lekkers mee, een appel of zo. En dan maar vertellen. Vertellen wat ik beleefd had, waar ik over droomde, en toen al, toen al besefte ik dat de dingen anders waren dan ze leken. Dat 1 en 2 niet altijd 12 is. En dat is als een rode draad verweven door mijn leven en mijn kijk op zaken en mensen. Mijn pedagogische visie, kan, in mijn beleving, niet anders bevatten dan iets in de trant van; “Imagination is more important than knowledge” (Einstein) en daarbinnen heel graag de nieuwsgierigheid. Zoals ik anno 2013 in trainingen graag meegeef: Stelligheid betekent plafond, nieuwsgierigheid geeft antwoord.” Mijn succes zit niet in de kennis maar in het verhaal. En wat betekent dat? Wat betekent dat ik succes heb met verhaal? Is het een aardig grapje waar ik de cursussen mee opfleur, of een trucje om de leemtes te lijmen? Of heeft verhaal echt betekenis? En verbindt het verhaal juist in plaats van dat het verblindt? Ik ben nieuwsgierig naar een aantal uitkomsten van het gebruik van storytelling binnen onderzoek in het algemeen en onderzoeksrapporten in het bijzonder. De onderzoeksrapporten die vanuit de traditionele methodologie worden opgesteld zijn mij bekend. Daarin observeer ik veel format. Daar bedoel ik mee: de format van de opleider, lees methodologie en de format van de organisatie, de opdracht. Beide leiden tot een bepaalde druk voor de cursist. Vele gesprekken zijn de revues gepasseerd waar de cursist naarstig op zoek was naar licht aan de horizon van zijn haar onderzoek en zich gevangen voelde binnen de concepten of formats waarin de opdracht ogenschijnlijk besloten lag. ‘Ja, Jacob, jij hebt makkelijk praten. Je geeft aan dat ik dit onderwerp mag kantelen.., het klopt dat ik modellen gebruik om mij achter te verschuilen…, ja, kan best kloppen dat ik meer moet bewegen binnen de organisatie, de organisatie opnieuw mag ontmoeten, maar ik heb wel te voldoen aan de (dwingende, red.) opdracht die mij gesteld is door mijn opdrachtgever en daarnaast heb ik te maken met een tweede beoordelaar die methodologisch meekijkt.’ Zoals ik in mijn voorwoord al memoreerde, is mijn eigen idee dat verhaal er toe doet. En daar wil ik mee kennis maken, ook vanuit een grote nieuwsgierigheid. Wat zijn de uitkomsten van verhaal? En door de kennismaking ben ik bang dat het onderzoek ook niet veel meer kan worden dan een ontwerpend verhalend onderzoek. “Jacob, je doet maar wat.” In mijn voorwoord memoreerde ik al aan deze woorden die een oud-docent van mij van het Ubbo Emmius mij vertelde. Binnen onderzoek is het van belang om niet ‘maar wat te doen’. Je moet een plan hebben, een pad dat je gaat volgen om op die manier bij je einddoel te komen. Een antwoord vinden op je probleemstelling en je doelstelling bereiken. Soms moet je tijdens het onderzoek van dat pad afwijken, en je koers bijstellen. Maar je doet niet zomaar wat, puur omdat er iets gedaan moet worden. In dit ontwerpende onderzoek zal het soms lijken alsof ik maar weer wat doe. Omdat het nieuw is. Maar ook uit zomaar iets doen kunnen mooie dingen verschijnen. Maar bij mij is het niet zomaar iets doen. Er zit altijd een idee en gedachte achter. Maar soms is die vooral voor mijzelf duidelijk… 34 3.3 Onderzoek type Een ontwerpend verhalend onderzoek. In methodologische termen heet dit onderzoek een verkennend onderzoek of exploratief onderzoek op het terrein van storytelling. Wat betekent storytelling, welke verrassingen herbergt storytelling? Op welke wijze kan storytelling binnen onderzoek betekenis krijgen en wat zijn eventuele opbrengsten voor zowel de organisatie als de onderzoeker die storytelling opneemt binnen het onderzoek. Met dit onderzoek wordt een eerste stap gezet op het gebied van de rol die storytelling kan spelen in het onderzoek, specifiek gezien in het kader van praktijkgericht onderzoek dat gedaan wordt door cursisten voor hun opdracht waarmee ze afstuderen. Op dit gebied is nog maar weinig informatie en kennis vergaard en dit onderzoek is dan ook een eerste aanzet. Storytelling is op zichzelf niets nieuws, maar het nieuwe is wel dat dit gebruikt wordt in onderzoeken. En dan niet alleen in de verslaglegging er van om op deze wijze een mooi uitziend en fleurig rapport te creëren met enkele metaforen, maar ook in het onderzoeksproces zelf. Dit onderzoek wordt een eerste voorzichtige stap in het vergaren van kennis wat betreft de bijdrage die storytelling kan leveren aan een onderzoek. Er wordt gekeken naar wat de waarde er van is voor de cursist, en wat de waarde is voor de organisatie waarvoor het onderzoek wordt uitgevoerd. Het werkveld van onderzoek wordt wel eens vergeleken met een moeras. In een moeras zitten een beperkt aantal droge plekken die wat hoger liggen dan de rest van het oppervlak, een drassig land met diep en ondiep water en daartussen stukken met drijfzand. Het merendeel van de onderzoekers richt zich op de hogere en droge vlakken. Hun instrumenten komen daar tot hun recht en op die plekken kunnen zij met hun instrumenten goed uit de voeten. Vanuit deze zekere posities kijken zij uit over het moeras. Het is alleen jammer dat de echt belangrijke verschijnselen, ontwikkelingen en problemen zich meestal diep in het moeras afspelen, op plekken waar het instrumentarium gemakkelijk weg kan zakken. Sommige onderzoekers verlaten bewust de gebaande paden en de hogere delen in het moeras, en gaan op verkenning uit op een onbekend terrein. Onderzoekers die zich van de hoger gelegen delen weg begeven lopen het risico kopje onder te gaan en de vaste grond onder de voeten te verliezen. Zij zijn het moeras ingetrokken omdat men de verschijnselen, ontwikkelingen en problemen van dichtbij wil zien en onderzoeken. Sommige van hen hebben het zware instrumentarium meegesleept en die ergens in het moeras achter gelaten omdat zij zich er niet mee kunnen voortbewegen. Anderen hebben het bewust achter gelaten op de hogere en droge gebieden en zij hebben zelfs geen contact meer met de hun collega’s die daar ook zijn achtergebleven. Hun spannende reisavonturen in een landschap vol onverwachte mogelijkheden en bedreigingen verschijnen af en toe in bijvoorbeeld de management-literatuur, wantrouwend gelezen door de thuisblijvers. Het vergaat de onderzoekers vaak als de ontdekkingsreizigers uit de vorige eeuw. Als zij na jaren van spannende tochten terug keren worden zij geroemd om hun durf, of verguisd om hun sterke en soms ongefundeerde verhalen. Of als een kleine Hobbit die op een avontuurlijke reis ging, op zoek naar een Ring. Aan de hand van het volgen van een vijftal afstuderende cursisten wordt dit verkennende exploratieve onderzoek neergezet. Kort en gemakkelijk gezegd is verkennend en explorerend onderzoek een soort onderzoek om een eerste indruk te krijgen. Er worden vermoedens gegenereerd en ideeën verkregen. Bij kwalitatief verkennend onderzoek heeft de onderzoeker helemaal geen vermoedens over eventuele invloeden of uitkomsten. Bij een kwalitatief explorerend onderzoek zijn er bij de onderzoeker wel vermoedens en zekere verwachtingen, maar deze zijn niet exact geformuleerd in de zin van hypothesen en worden dan ook niet strak getoetst. Er wordt wel gezocht naar bepaalde soorten samenhang in datgeen wat onderzocht wordt, maar deze zijn niet in strak geformuleerde hypothesen gegoten. Een belangrijk kenmerk bij exploratief onderzoek is dat bij de opzet zeer degelijk wordt gedacht aan de vorming van een bepaalde idee, laten we het een theorie noemen. Het gaat niet enkel om een verzameling van feiten en ordening van wat er is, maar ook om verwachte en te vinden samenhangen, die voor een bepaald theoretisch of praktisch doel relevant worden geacht. Doordat de scherpe formulering in hypothesen ontbreken, kunnen deze zoals gezegd nog niet getoetst worden, maar daar gaat het in dit soort onderzoek dan ook niet om. Het wordt ook wel ‘een proberen of ’, met de onderzoeksinstelling ‘laten zien wat gevonden kan worden’ genoemd (De Groot, 1956). Gezien ik als onderzoeker als wel enkele ideeën heb over de waarde van storytelling en hier momenteel veel mee bezig ben, is het niet een geheel verkennend onderzoek, maar verschuift de lijn al meer naar een explorerend onderzoek. Vandaar de term verkennend en explorerend onderzoek. In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van het onderzoek type kwalitatief onderzoek. Bij dit type 35 onderzoek gaat het om het verkrijgen van inzichten. De uitkomsten van het onderzoek kunnen niet worden weergegeven in getallen (kwantitatief onderzoek), maar moeten worden beschreven. Kwalitatief onderzoek is een vorm van interpreterend onderzoek en wordt vaak gebruikt wanneer iets ‘in de diepte’ moet worden onderzocht, iets wat niet met bijvoorbeeld getallen weergegeven kan worden. Hierbij moet gedacht worden aan het beschrijven en/of exploreren van gedrag, van interacties tussen mensen, sociale relaties, ervaringen, meningen, opvattingen en dergelijke, maar ook van zaken als beleid of organisaties die daar direct of indirect uitvloeisel van zijn. In dit type onderzoek kunnen de onderzoeksfasen (formuleren onderzoeksvraag, bepalen van onderzoeksopzet, dataverzameling, analyse) door elkaar heen lopen en is het niet strikt noodzakelijk dat deze worden gescheiden zoals bij kwantitatief onderzoek. Het stelt de onderzoeker namelijk in staat nauw contact te houden met de werkelijkheid (Plochg & Van Zwieten, 2007). doel van het onderzoek; de waarde van storytelling binnen het doen van onderzoek ontdekken. De Hobbit, Bilbo Baggins, was iemand die niet op de hoger gelegen stukken in het moeras bleef tijdens zijn zoektocht naar de Ring. Hij kon niet anders, want door enkel op de droge vlakken te blijven zou hij de Ring niet gaan vinden. Hij wist de weg niet, als er al ‘een weg’ was naar het mooie glimmende sieraad. Uiteraard had Bilbo voorafgaand aan zijn reis een plan uitgestippeld. Maar gaandeweg moest hij deze bijstellen, aanpassen. Hij moest andere wegen inslaan terwijl hij al van de gebaande wegen af was, omdat er trollen op zijn pad kwamen. Of een ingeslagen weg bleek toch niet uit te monden in dat wat gedacht was. Hij moet weer terug en een andere weg bewandelen. Zijn plannen aanpassen. Om vervolgens weer verder te kunnen.. zoekend naar de Ring. De reden dat er hier voor een kwalitatief onderzoek is gekozen, is redelijk eenvoudig te verklaren. Er ontstaat iets nieuws, er wordt iets gedaan waar nog weinig over bekend is. Het gaat in kwalitatief onderzoek om het zo goed en uitgebreid mogelijk in contact komen met de te onderzoeken praktijk. Er wordt hier een eerste stap gezet op een specifiek terrein, en daarvoor zijn in dit geval inzichten en ervaringen van mensen nodig, gecombineerd met eigen observatie. Er is kwalitatieve informatie nodig om tot een degelijk onderzoek te komen. Bij kwantitatief onderzoek worden cijfermatige gegevens verzameld en vervolgens geanalyseerd. In dit onderzoek spelen cijfermatige gegevens geen rol, omdat deze geen toegevoegde waarde hebben voor het uiteindelijke 36 3.4 Onderzoeksmethode. Dit kwalitatieve explorerende onderzoek bestaat uit grof gezegd drie delen, te weten literatuuronderzoek (deskresearch), een experiment en interviews. Tijdens het experiment wordt ook gebruik gemaakt van observatie. Alle drie de onderdelen leveren een degelijke bijdrage aan het onderzoek. Het onderzoek start met literatuuronderzoek, ook wel deskresearch genoemd. Via deskresearch en literatuuranalyse worden een aantal inzichten gegeven in de zaken die van belang zijn als inspiratiebron voor een ieder die zich wil verdiepen in storytelling. Door middel van een literatuuranalyse en een documentenanalyse wordt gekeken naar het nut en gebruik van storytelling en worden de volgende verkenningen gedaan: - Aspecten van het begrip storytelling en opvattingen daarover in de literatuur - De huidige situatie bij de opleiding Bedrijfskunde post Hbo met betrekking tot het uitvoeren van onderzoek en de (methodologische) verslaglegging daarvan. Vervolgens wordt over gegaan op het zogenaamde veldonderzoek. Dit veldonderzoek bestaat uit het experiment, wat eigenlijk het centrale aspect is in dit onderzoek, en interviews. De opzet van het experiment is als volgt. Drie cursisten die momenteel de opleiding post-hbo Bedrijfskunde volgen nemen deel aan het experiment. Van deze drie cursisten ben ik de interne begeleider, wat wil zeggen dat ik hen begeleid bij hun afstudeertraject en -onderzoek, de ICS-opdracht. De cursisten zijn niet op een speciale wijze geselecteerd. Deze drie cursisten behoorden tot mijn groep die ik begeleid. Hen heb ik vervolgens het gehele idee uitgelegd en heb hen bevraagd hoe zij stonden tegenover het uitvoeren van een onderzoek op deze wijze. Grofweg krijgen desbetreffende cursisten de keuze om hun ICS-opdracht in de vorm van een metafoor of in verhaalvorm te gieten. Verder hebben zij de vrijheid om zelf te bepalen hoe ze hun onderzoeksopdracht in gaan vullen en vorm gaan geven. Er worden door mij als begeleider in het afstudeeronderzoek enkel richtlijnen meegegeven, in combinatie met inspiratie. De onderzoeksrapporten worden gekleurd met verhaal. Een dwingend format zoals een voorgeprogrammeerd lijstje hoe het onderzoek gedaan moet worden zijn hier niet aan de orde. De opdrachtgever van de cursist, de organisatie waar de cursist werkt en het onderzoek voor uitvoert, legt eveneens geen dwingend format neer maar een dwingende opdracht. Dwingend staat in dit geval voor ‘een opdracht met urgentie’, de uitkomsten moeten betekenis krijgen voor de organisatie. 3.5 Dataverzameling. De dataverzameling volgt vervolgens vanuit het hierboven beschreven experiment. Door middel van open interviews met de cursisten (individueel) wordt geprobeerd antwoorden te vinden op wat deze wijze van onderzoek de cursist in brede zin heeft opgeleverd. De cursisten worden bevraagd naar en over de uitkomsten en opbrengsten van de gekleurde onderzoeksrapporten. Er wordt gebruik gemaakt van open interviews, omdat het belangrijk is dat er flexibel ingespeeld kan worden op de antwoorden die gegeven worden door de cursisten. Op deze manier kan er bijvoorbeeld gemakkelijk worden doorgevraagd of een nieuwe wending gegeven worden aan het interview. Het voordeel van een open interview is dat de onderzoeker snel informatie kan krijgen over een specifiek onderwerp, en onmiddellijk door kan vragen als daartoe aanleiding bestaat. De interviews met de cursisten worden niet enkel aan het einde van het proces gehouden. Ook voorafgaand en tijdens het proces worden enkele gesprekken met de cursisten gevoerd worden. In het beginstadium zijn dit veelal open, informele gesprekjes waarin veelal verwachtingen en ideeën zullen worden uitgesproken. Naarmate het onderzoek vordert en na afloop van het experiment zullen de gesprekken concreter en formeler worden. Niet alleen worden tijdens het proces de cursisten ondervraagd, ze worden ook geobserveerd. Als begeleider ben ik betrokken bij het proces en observeer ik de cursist. Het gaat hier om observatie wat ik denk te zien bij de cursist die de handschoen oppakt. De afbakening is daar waar dit rapport afbakent. De onderzoeker is nieuwsgierig naar storytelling in het algemeen en in het bijzonder naar het gebruik van storytelling in onderzoeksrapporten. Vanwege het feit dat er vanuit het experiment niet meer dan drie onderzoeksrapporten voor handen zijn, zal vanuit dit kader voorzichtigheid geboden zijn wanneer inzichten en conclusies beschreven worden. Naast de interviews met de cursisten die deelnemen aan het experiment, worden ook de organisaties waar de cursisten hun onderzoek voor doen (de opdrachtgevers) geïnterviewd. Voor de interviews worden mensen gekozen die met de uitkomsten van het onderzoek verder moeten. Ook de opbrengsten van 37 onderzoek door middel van storytelling voor organisaties worden namelijk onderzocht. De opdrachtgever wordt, wederom via open interviews, gevraagd naar de opbrengsten. 3.6 Kwaliteit van het onderzoek. Kijken we naar de kwaliteit van het onderzoek, komen er in dit onderzoek een aantal begrippen naar boven. Waarnemingen spelen in dit onderzoek een belangrijke rol en dus is de kwaliteit van resultaten en conclusies die op basis van die waarnemingen zijn geformuleerd van belang. Deze kwaliteit hangt af van de betrouwbaarheid en de validiteit. Betrouwbaarheid gaat over of het onderzoek is verstoord door toevalsfouten. Of deze fouten voorgekomen zijn in het onderzoek is vast te stellen door een of andere vorm van herhaling. Als er toevalsfouten in het onderzoek zitten, komt er uit een vorm van herhaling een ander resultaat. Gezien het hier om een explorerend en verkennend onderzoek gaat, staat vooral het vergaren van kennis centraal. Het andere belangrijke punt binnen de kwaliteit van het onderzoek is zoals gezegd de validiteit. Bij validiteit gaat het er om of uit de waarnemingen op correcte wijze een antwoord op de onderzoeksvraag wordt geformuleerd. Binnen dit begrip is onderscheid gemaakt tussen externe en interne validiteit. Laatstgenoemde speelt geen centrale rol in dit onderzoek, gezien deze gebruikt wordt in onderzoeken met statistische gegevens. Externe validiteit is voor dit onderzoek wel van belang. Bij deze vorm van validiteit gaat het om de mate waarin de resultaten die in het onderzoek gevonden zijn ook opgaan in andere omstandigheden en voor andere individuen. Het gaat er dus om dat er niet alleen gekeken wordt naar wat storytelling heeft opgeleverd bij de onderzochte onderzoeksopdrachten en cursisten, maar of dat ook voor anderen het geval is. Hier wordt ook wel vaak gesproken over de generaliseerbaarheid. Omdat het hier gaat om een verkennend en exploratief onderzoek, en zoals gezegd dit een echte eerste aanzet is op dit gebied, is dit lastig hard te maken. Maar voor een eerste aanzet kunnen uit de drie onderzoeken wel algemene zaken tevoorschijn komen die van algemeen belang kunnen zijn binnen het storytelling. 38 Hoofdstuk 4. Resultaat en betekenis.. De eeuw van mijn moeder.. “Mijn moeder was een ontzettend lieve moeder en goede manager”. 79 jaar is ze geworden. Opgegroeid in de ‘Eeuw van mijn vader’, herinner ik mijn moeder vanuit mijn jeugd als een buitengewoon ‘goede’ manager. De wortels van haar en mijn vader lagen in Friesland, opgegroeid in een gezin waar je van werken hooguit moe werd. Mijn ouders waren verhuisd naar Groningen, alwaar mijn vader op een MAVO les gaf, met hart en ziel. Twee keer per jaar, tijdens de verjaardagen, was het Koninginnedag bij ons. Wonend in een prachtig herenhuis, werden de voorbereidingen getroffen voor de verjaardag. Het beeld wat mij is bijgebleven was de hectiek tijdens de voorbereidingen. En dan vooral een discipline daarin. Het schrobben van het stoepje. Oké iets meer dan het stoepje. Mijn moeder kon als geen ander het pad en het stoepje bij de voordeur schoonmaken en boenen. En dat gebeurde vol overgave. Zij kon dat als geen ander. Tenminste dat dacht ik altijd. Druk, druk, druk en mijn moeder tijdens het schrobben lastig vallen met ‘onbenullige’ vragen was niet handig. ‘Jongen, je ziet dat ik bezig ben. Even niet. De familie komt zo”. Misschien kan je je even nuttig maken en stofzuig nog even de voorkamer”. En wat ze zei klopte. De familie stond stipt op tijd voor de deur. Mijn oma, en haar zeven broers stapten uit vijf of zes veel te grote auto’s (vanwege hun werk in de handel en de zware aanhangers waarvoor een grote auto gewenst was, aldus mijn vader) en dan zag ik mijn moeder staan. Net niet vol trots, maar afwachtend op dat wat komen ging, oftewel wat er gezegd zou worden. “Tine, Tine, wat heb je het hier schoon. Keurig, keurig! Kind wat woon je hier mooi, prachtig. En wat heb je het goed voor elkaar”. In bescheidenheid zag ik mijn moeder genieten. Het compliment, de waardering, heerlijk, in haar kracht die dingen doen waar ze goed in was. En ja de vruchten waren zoet, ze had er ook hard voor gewerkt. Als een warme jas. Kom snel verder naar binnen. Schenk ik koffie in. Zeven paar klompen stonden even later op de stoep… Maar tijdens de verjaardag werden zaken duidelijk. De chocolade vergeten in te kopen. En mijn tante van vaders kant was niet uitgenodigd. Vergeten. “Moet ik dan aan alles denken!”, was vervolgens de reactie van mijn moeder. Tsja, wie durft. Wie durft zijn moeder iets te verwijten. Wie durft diegene die zo hard werkt aan te spreken op de wenselijk- heid van anders in zaken willen staan. Gedrag is zo moeilijk te veranderen. En veelal wordt direct vanuit de verdediging het dialoog gevoerd. Hoe lastig is ondernemend leiderschap. En wat betekent dat? Wat zijn de consequenties? April 2010 geschreven voor een assessment binnen jeugdzorginstelling Ambiq in Hoogeveen. Jacob Wijnstra. Het eerste deel van dit hoofdstuk beschrijft de uitkomsten, wellicht beter ‘de opbrengsten’ van de verschillende experimenten met een aantal cursisten Bedrijfskunde Bedrijven en professionals van de Hanzehogeschool, door het gebruik van ‘verhaal’ binnen de ICS. 39 4.1 De veranda.. Op de veranda achter mijn kantoor aan huis zit ik geregeld met een kandidaat te sparren over haar of zijn onderzoek. ‘Jacob, de directeur bestuurder is mijn opdrachtgever. Ik werk bij een woningcorporatie en mijn onderwerp is ‘Het verandervermogen van de organisatie’. De directeur bestuurder, overigens net aangetreden, is daar erg enthousiast over.’ ‘En de andere directeuren?’, vroeg ik. ‘Wel een vindt het een boeiend onderwerp, de anderen wat minder.’ ‘En hoe ga je te werk?’ en zo babbelen we nog wat door over de literatuur, de methodologische opzet, de plan van aanpak en over koetjes en kalfjes. ‘Luister eens’, heb ik ergens gezegd. ‘Wanneer je je onderzoek nu eens doordrenkt met storytelling. Wanneer je het verhaal inbrengt in je onderzoek. Wat betekent dat voor de verteerbaarheid van je scriptie. Je kiest een lastig onderwerp, een onderwerp die de directeur bestuurder graag op de agenda wil.. en waar feitelijk de gehele organisatie kennis van heeft te nemen. Waar men enthousiast van moet worden. Je zou de ‘eeuw van mijn vader’ in beeld kunnen brengen, waar besturen van een woningcorporatie eenvoudig was en een bestuurder graag een sigaar rookte naast een cognacje. Vervolgens de ‘eeuw van de manager’ die geloofde in effectiviteit, efficiëntie en derivaten. Om vervolgens het landschap in te kleuren van de woningcorporatie van de toekomst. Om te onderzoeken wat daar voor nodig is en welke veranderingen dat met zich mee brengt. Waarbij je op zoek gaat naar het verhaal binnen de organisatie. Daarvoor ga je het gesprek aan met medewerkers, huurders, bestuurders en wie ook verder binnen de organisatie verhaal heeft. Een gedeeld verhaal vol anekdotes en andere verhalen. Daarvoor dien je binnen je eigen organisatie te bewegen, weg van het deskresearch, al dan niet met enquêtes die per mail verstuurd worden. Daarin ga je opnieuw de organisatie ontmoeten. Bewegen en ontmoeten vanuit dienstbaarheid. Ootmoeten (van Ootmoed en Ontmoeten). Opnieuw kennis maken met de organisatie.’ En dan is het even stil. En schenk ik nog een kopje koffie in. ‘Poeh, Jacob, dat is heel iets anders. Ja, mijn gevoel zegt direct van ja, het klinkt goed. Dat is misschien wel een heel goed idee. Sterker nog, daar krijg ik nu al energie van. Maar hoe zit het dan met de methodologie? En de tweede beoordelaar? ik wil wel gewoon afstuderen en heb geen zin in vertraging. Of dat mijn onderzoek wordt afgekeurd... Tot op heden ontvang ik binnen een dag een mail terug waarin de kandidaat de uitdaging aangaat. ‘Aan de ‘licht, lucht en ruimte’ moet ik nog wennen, maar ik ga de uitdaging aan. Spannend, maar ik heb er zin in.’ De format is vrij. De kandidaat ontvangt van mij wat literatuur en de format is vrij. ‘Bedenk zelf waar je mee wilt werken, anekdotes, verhalen, metaforen, zie wat bij je past.’ En dan is het afwachten.. 40 4.2 Resultaat door het gebruik van storytelling binnen de ICS van Nettie Anderson. Werkzaam bij woningcorporatie Actium in Assen. Heeft binnen haar ICS ‘Het verandervermogen van de organisatie’ onder de loep genomen. Het resultaat behelst zowel in de oriënterende fase, de onderzoeksfase als de presentatie van het onderzoek bij Actium te Assen. De zon en de wind. Op een dag zei de wind tegen de zon: ‘ik ben sterker dan jij’. Hij blies zichzelf op van trots. ‘Ik heb geen kracht nodig’, zei de zon. ‘Vriendelijkheid wint het van sterk zijn’. ‘Laten we dat eens uitproberen’, stelde de zon voor. ‘Kijk! Daar loopt een meisje op de weg. We gaan een wedstrijd doen. Wie haar jas kan uittrekken is de winnaar’. ‘Goed, begin jij maar’ zei de zon en verdween achter een wolk. De wind blies en blies…….Hij probeerde de jas van de rug van het meisje te blazen. Ze begon te huiveren van de koude sterke wind en knoopte haar jas goed dicht. De wind werd boos en blies nog harder. Het meisje werd bang en trok haar jas nog sterker om zich heen. De zon kwam achter een wolk vandaan en zag dat het meisje bibberde van de kou. De zon lachte haar vriendelijk toe en gaf haar warmte. Het meisje maakte haar jas weer los. Ze werd zo lekker warm van de zonnestralen dat ze begon te lachen en haar jas uitdeed. Zo won de zon de wedstrijd door vriendelijk te zijn en warmte te geven. (B. Offringa) Even verderop in haar scriptie…… volgt.. Symbool voor verandering.....................de appelboom! * Een appel begint als bloesem en kan eindigen als appelmoes of appeltaart * Een appelboom verandert mee met de seizoenen * Goed geworteld, stevig in de grond * Geeft het ene jaar een betere oogst dan het andere jaar * Soms moet er gesnoeid worden om daarna weer te kunnen bloeien * Verschillende appels, zure, zoete, rijpe, groene, gele, rode en rotte appels * De appel valt niet ver van de boom (maar rolt soms onverwacht toch wel wat verder) * De boom is niet ongevoelig voor externe invloeden (bijen, regen, zon, vogels en wormen die van de appels eten) * Er zijn zowel zonnige als regenachtige dagen nodig om het beste resultaat uit de boom te halen. (bron: Daphne van der Woude 2013) ‘Het was zaterdagavond 17 oktober 1908 en voor het gevoel van de bestuursleden van de bouwvereniging Assen begon het werk die avond pas echt. Bijna een jaar eerder was de vereniging opgericht en op 29 juni 1908 was de officiële Koninklijke goedkeuring afgekomen. Vanavond konden ze eindelijk beginnen met waar de vereniging voor was opgericht namelijk goede woningen bouwen voor degene die dat echt nodig hadden. Het bestuur had die avond drie Asser architecten uitgenodigd om ze te vragen een ontwerp te maken voor veertien arbeidershuizen. De prijs lag tussen de 800 en 1000 gulden. De architecten kregen 10 gulden tekengeld voor een ontwerp. De Asser politiek vond de woningen met een huur van 1 gulden en 60 cent per week te duur. Deze huur zou niet op te brengen zijn voor de doelgroep. Het zou volgens hen een gulden per week 41 moeten zijn. De bouwvereniging liet weten dat ze de woning niet goedkoper kon maken zonder in te dammen op kwaliteit. Er volgde een patstelling die een half jaar duurde en in dit half jaar werd niet meer vergaderd of overlegd. In de zomer van 1909 kwam er dan toch een compromis. Op 1 mei 1910 betrokken de eerste huurders hun nieuwe huurwoning aan het Kanaal in Assen’. Aan het begin van 100 jaar sociale woningbouw haalden de bestuursleden zelf de huur op en wees het bestuur zelf de woningen toe. De bestuurders van toen kenden hun huurders, ze wisten wat er speelde en wat bewoners bezielde. Het bestuur bestond uit goedwillende vrijwilligers die later bijgestaan werden door enkele huurophalers en een paar timmerlui en schilders die ervoor moesten zorgen dat de woningen er goed bij stonden. Bestuurders probeerden hun bewoners op te voeden tot nette huurders. Als er over de buren geklaagd werd of als de kippen of het varken in de tuin overlast veroorzaakten dan werd de bestuurder gevraagd even te komen kijken. De meeste tijd besteedden de bestuursleden aan dit soort beheerszaken. 42 Slotwoord. In mijn onderzoek staat de mens ‘van hoofd tot hart’ centraal. Ik heb geprobeerd duidelijk te maken dat mensen samen met dienstbare leiders een verandering met succes door kunnen voeren. Toen ik het onderzoek startte werd ik zelf meteen geconfronteerd met een verandering. De methodologiedocent stelde een andere aanpak voor dan mijn ICS begeleider. Na twee maand werken aan mijn plan van aanpak en literatuurstudie was het volgens de methodologie docent goed. Mijn begeleider had andere plannen en zei we gaan het helemaal anders doen. Ik heb toen het proces van veranderen zeer bewust meegemaakt. Wat denkt u, hield ik vast aan het plan van aanpak of ging ik de weg volgen die mijn begeleider voorstelde? Het was het laatste. Wat maakte dat ik dat ging doen? Ik denk dat het vooral is gekomen door een sense of excitement. Geen strak plan van aanpak, durven werken vanuit chaos, geen modellen, vooral echt in gesprek gaan met mensen. Doen wat ik leuk vind en niet wat moet volgens afspraak. Wat mijn begeleider voorstelde zag er veel leuker uit. Hij schetste een reëel perspectief. Een prachtig boek met verhalen wat iedereen zou willen lezen. Hij liet mij de weg erheen zien. Als je nu met de eeuw van het landschap begint en daarna de eeuw van de manager pakt en daarna.... dan kom je uiteindelijk bij.........Hij deed zelf de eerste stap en ging mij voor. Hij begon alvast een stukje te typen en liet een eerste indeling zien. Hij keek naar waar ik goed in ben, gebruik je kwaliteiten. Ontplooi je skills die onderbelicht zijn. Als je alleen maar laat zien waarvan ze al weten dat je daar goed in bent, dan wordt je juist daarvoor ingezet. Er was wederzijds vertrouwen. ganisatie is. Hoe belangrijk de mens in het geheel is. Ik wist zelf dat deze kant behoorlijk onderontwikkeld was bij mij en iedereen raadde me daarom de studie bedrijfskunde af. “Je moet een studie doen waarbij je vooral de zachte kant kunt ontwikkelen was het advies’. Iedereen was ervan overtuigd dat bedrijfskunde aan deze aspecten voorbij zou gaan. Niets is minder waar. Gelukkig was ik eigenwijs genoeg om mijn eigen keuzes te maken. Ik ben heel blij dat Actium mij deze ervaring cadeau heeft gedaan. Ik heb de afgelopen twee jaar heel veel geleerd. Over mezelf, over Actium, over organisaties en vooral mensen in het algemeen. Ik wil daarom vooral Actium hartelijk bedanken voor dit cadeau. Ik wil ervoor zorgen dat Actium profiteert van hetgeen mij is bijgebracht tijdens deze boeiende studie. Daarnaast wil ik alle mensen bedanken die ik heb geïnterviewd om hun openhartigheid, input, tijd en aandacht. Ik wil ook de mensen bedanken die het stuk gelezen hebben en mij van feedback hebben voorzien en de mensen die het stuk hebben geredigeerd. Ik wil Dymphna bedanken voor het ter beschikking stellen van haar praktijk zodat ik ongestoord tijdens gestolen uurtjes met de opdracht aan de slag kon gaan. Hopelijk hebben jullie allemaal genoten van het verhaal rondom de veranderingen van de appelboom. Ik heb geprobeerd met dit beeld mijn bedoelingen te verduidelijken. Wanneer dit ertoe bijdraagt dat jullie het geleerde in praktijk gaan brengen, dan is mijn opzet geslaagd. Ik bied mezelf aan jullie voor te gaan en doe dit symbolisch met...... de hap van een punt zelfgemaakte appeltaart!. Liep de verandering nu echt zo soepeltjes? Nee, toen de kwestie van tijd om de hoek kwam kijken werd ik onzeker en wilde ik teruggrijpen naar het oude vastomlijnde strakke plan van aanpak. Op zoek naar veiligheid. Ik heb dat ook daadwerkelijk gedaan. Mijn begeleider stuurde het veranderproces en bracht mij weer op het juiste spoor. Door het doen van dit onderzoek heb ik geleerd dat je in gesprek moet zijn. Wees oprecht nieuwsgierig naar wat een ander te vertellen heeft. Dit brengt je meer dan een managementmodel, organisatieontwikkelingstest of theorie uit een boek. Het eerste wat ik ga veranderen is het gesprek aangaan. Wat ik vooral heb geleerd van de studie bedrijfskunde is hoe belangrijk de zachte kant van de or- 43 3.3 Een klein beetje weerstand… Nettie haar eigen reactie op mijn verzoek tot evaluatie is de volgende: Storytelling, wat is dat eigenlijk precies? Moet ik me daar ook nog in verdiepen voordat ik kan beginnen, maar ik moet juist aan de slag. Hoe kan hij nu denken dat ik Storytelling toe kan passen. Ik heb vroeger niet eens 1 zin in een dagboek gezet. Ik grijp wel gauw naar het lezen van een boekje als oplossing voor…… Alleen maar verhalen schrijven, dat is wel leuker en makkelijker. Waarom heb ik dan twee jaar studie gedaan? En dan heb ik het af en dan is het niet goed. Jacob kan dat wel willen maar de rest van de wereld wil het niet. Wel leuk natuurlijk als het WEL lukt! Ik begin gewoon en ik zie het wel. Ik heb het niet aangedurfd om uitsluitend Storytelling toe te passen. Dit heeft er ook mee te maken dat ik het lastig vind om keuzes te maken. Van beide een beetje dat past wel bij mij. Mijn opdrachtgever vond het maar raar. Zo kun je toch geen diploma halen? Dit is toch niet wetenschappelijk Nettie? O, nee, jij doet HBO en geen Master……..ach doe het dan ook maar. Ze werkt niet meer bij Actium. Ze heeft een vol bureau en een volle kast met papier achtergelaten. Ze heeft het boekje niet achtergelaten. Veel opbrengst!! Nettie appelboom… Dus je hebt er een boekje van gemaakt……… Nettie, je hebt gewoon een boek geschreven!!!!!!!!! Heb je 7 exemplaren voor de RVC? Vooral die verhalen uit het verleden hebben ze nodig voor de nieuwe RVC leden…… Ik heb een hele brutale vraag: ‘Heb je voor mij ook zo’n appelboomboekje?’ ‘Nettie, ik weet dat alleen de trekkers van de werkgroepen met een opgave uit het bedrijfsplan zijn uitgenodigd voor de presentatie, maar vind je het goed dat ik ook kom?’ Voorzitter RVC gebruikt boekje als hulpmiddel om nieuwe RVC leden kennis te laten maken met Actium. Voorzitter RVC heeft gehele RVC gevraagd het boekje te lezen, is daarna als agendapunt behandeld in RVC. Uitsluitend positieve reacties. Boekje zit nu digitaal in archief van Actium met bewaartermijn onbeperkt. Ik hoef niet met mijn scriptie lopen leuren en mensen vragen het te lezen. Mensen komen naar me toe en vragen of ik nog een boekje heb. Een verslag zit vaak onzichtbaar in de computer of onzichtbaar tussen een stapel andere verslagen. Het boekje wordt met respect behandeld en ligt vaak zichtbaar op de kast of op het bureau. Dit maakt mensen ook nieuwsgierig en hebberig. Ik heb het gevoel dat ik opeens veel meer mag zeggen en vinden. Het gebruik van verhalen of metaforen zorgt voor een groter acceptatievermogen. Een scherpe boodschap wordt daardoor luchtiger ontvangen en beter onthouden. Ik voelde veel vrijheid. Als ik een mooie spreuk, een goed verhaal of een boodschap tegenkwam dan voelde ik geen enkele beperking om dit te gebruiken terwijl ik bij droge feiten veel langer worstel, ga ik dit gebruiken, hoe ga ik dit gebruiken, hoe komt dit over etc. Ik voelde me een verzamelaar van mooie dingen. Lastig om afscheid te nemen van al dat moois, het kon er niet allemaal in. Het mocht er niet allemaal in. Het is veel leuker om het verhaal van mensen op te schrijven dan output van een interview om te vormen tot input voor een scriptie. Het verhaal is zuiver, de vertaling van een interview vaak niet. Kost trouwens ook veel meer tijd maar dat is bijzaak. De gesprekken waren erg leuk. Ik kon merken dat de meeste mensen aan het begin van het gesprek weinig zin hadden in een gesprek over veranderen. Weer iemand die een studie doet. Weer een scriptie die in de kast komt te liggen. Toen ik vertelde dat ik verhalen wilde horen, herinneringen wilde ophalen op zoek was naar anekdotes en alles wat ze zelf leuk vinden om te vertellen gingen de schouders naar beneden zakte men onderuit in de stoel en kwam er een tevreden uitdrukking op het gezicht en hoorde ik veel meer dan anders. In de presentatie en het boekje geef ik het voordeel van Storytelling als volgt aan: Zaken eenvoudig weergeven – Een andere leukere manier om zaken helder te maken – Verhalen geven zin en betekenis aan situaties – Verhalen geven een context, laten relaties zien en brengen emoties over – Verhalen worden makkelijker en beter onthouden dan droge feiten. De grootste winst is dat het verhaal nog niet af is. Het is niet zo dat ik de studie heb afgerond, mijn 44 scriptie heb ingeleverd en verder ga met waar ik voor de studie ook mee bezig was. De boom leeft binnen de organisatie. De appelboom heeft een levensduur van 30 tot 40 jaar. Ik ben al voor vier bijeenkomsten gevraagd waarbij het over cultuur, leiderschap en verandering gaat. Zonder Storytelling was dit niet gebeurd. Eigenlijk hebben Fokke, Jetske, Carla en ik met Hof van Koudekerke al een eerste stapje gezet op het gebied van Storytelling. Dat boekje (knutselwerkje van 5 pagina’s) heb je ook gekregen. Het boekje met de titel, het ervaren van een belevenis en thuiskomen met een verhaal, dat Hof van Koudekerke gebruikt onder het kussen van ieder kindje om uit voorgelezen te worden tijdens het verblijf. Het boekje mag nadien mee naar huis genomen worden. Het boekje wordt thuis veelvuldig gebruikt o.a. om voor te lezen aan vriendjes en samen te lezen met opa en oma. In dit boekje staat het verhaal van Hof van Koudekerke……………………….Het grappige is dat een collega dit boekje ook zag liggen bij mij en vroeg of ze er 1 voor haar kinderen mee mocht. Mijn eigen dochter vond hem ook leuk, nam het stiekem mee naar school, juf ging het voorlezen, een vriendinnetje wilde hem ook………………….. Nettie Anderson, juli 2013. 45 4.3 Resultaat door het gebruik van storytelling binnen de ICS van Margriet van den Broek. Margriet van den Broek, manager dienstverlening en zorg (MDZ) Lijtehiem . ‘Mensen in beweging in een veranderingsproces’. December 2011. Voorwoord In het kader van mijn Post HBO opleiding Bedrijfskunde heb ik voor mijn ICS opdracht gekozen voor het onderwerp Mensen in beweging in een veranderingsproces Met daarbij de vraag; Hoe krijg ik mijn medewerkers mee in de veranderingen die in de organisatie plaats vinden en wat vraagt dat van mij als manager dienstverlening en zorg. Hiervoor heb ik een praktijkonderzoek gedaan, door middel van teambijeenkomsten met alle medewerkers van Lijtehiem samen met een externe begeleider Simon Twilt, naar de veranderende rol, deskundigheden, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de medewerkers en de rol daarin van mij als manager dienstverlening en zorg (MDZ). Ik heb voor mijn praktijkonderzoek ook gesprekken gevoerd met mijn direct leidinggevende, locatiemanager Klaas Oppedijk. Daarnaast heb ik literatuurstudie gedaan waarbij ik de strategische beleidsnotitie Bouwe & Bine als ‘onderlegger’ heb gebruikt. Mijn praktijkonderzoek heeft 4.5 maanden geduurd. Dit onderwerp sprak mij aan en zorgde voor meer (ver)binding met de medewerkers in de locatie. Het heeft me inzicht gegeven in het moeten – kunnen en willen van de medewerkers in veranderingsprocessen. Maar het heeft me ook inzicht gegeven in mijn eigen rol en bijdrage daarin als MDZ. Mijn studiebegeleider Jacob Wijnstra heeft me uitgedaagd in augustus om mijn onderwerp vanuit de medewerkers te benaderen (bottom up benadering) vanuit de verhalen van de medewerkers. Ik moet eerlijk zijn hier moest ik een paar dagen stevig over nadenken, want ik was al begonnen met het schrijven van een plan. Weer opnieuw beginnen met daarbij de adem van de deadline in mijn nek voelende en de mogelijk andere verwachtingen van mijn locatiemanager. Ik ben blij dat ik zijn uitdaging heb aangenomen. Afgelopen maanden is het voor mij een mooie en inspirerende ontdekkingsreis geweest samen met mijn medewerkers, maar ook bij mezelf en mijn plaats in de organisatie. Tijdens de totstandkoming van mijn ICS heb ik een beroep kunnen doen op een aantal mensen die mij elk op hun eigen manier hebben bijgestaan. Ik wil graag van deze gelegenheid gebruik maken om Simon Twilt, externe begeleider, Klaas Oppedijk, locatiemanager en vooral de medewerkers van Lijtehiem te bedanken voor de ondersteuning en informatie. De bestuurder Anke Huizenga wil ik bedanken voor het bieden van financiële middelen waarmee ik negen teambijeenkomsten heb mogen organiseren. Margriet van der Werf Beste lezer Je gaat nu beginnen met het lezen van mijn In Company Studie verslag. Ik wijs je er alvast op dat dit geen standaard verslag is. Het is geen verslag met grafieken en getallen, van logische stappen van A naar B om vervolgens uit te komen op C. Nee ik neem je mee in verhalen. Niet één verhaal, maar meerdere verhalen, want het gaat over mensen en mensen zijn geen statische objecten. Mensen bewegen. Ik probeer wel af en toe de mensen in hokjes en theorieën te plaatsen, maar moet daarna weer concluderen dat ze weer uit mijn hokjes zijn gesprongen en gelukkig maar. Verhalen, ik ben ermee opgegroeid. Als klein kind genoot ik van de sprookjes die mijn ome Cor ons voorlas uit de boekjes die mijn moeder bij de OMO (waspoeder) kreeg. Ome Cor kon deze verhalen prachtig ‘voorlezen’. Ja voorlezen… nee dus want ik toen zelf kon lezen zag ik dat wat ome Cor vertelde niet zo in de boekjes stond. Zijn verhalen waren heel anders. Ome Cor liet zich niet kaderen door de tekst in het boekje, maar plaatste het verhaal in zijn beleving en gaf er zijn eigen invulling en draai aan. Is dit niet wat we allemaal graag willen, eigen keuzes maken en op basis daarvan een eigen invulling geven? Kunnen we ooit zeggen dat we te ‘oud’ voor sprookjes en verhalen zijn. Ik hoop het niet, want sprookjes en verhalen vertellen ons veel. De nieuwe kleren van de keizer Een vertelling van Hans Christian Andersen Vele jaren geleden leefde er een keizer die zo vreselijk veel van mooie, nieuwe kleren hield dat hij al zijn geld uit gaf om zich mooi te maken. Hij bekommerde zich niet om zijn soldaten, en het theater of een rijtoer in het bos vond hij alleen maar leuk om zijn nieuwe kleren te laten zien. Voor ieder uur van de dag had hij een ander gewaad, en zoals je over een koning zegt dat hij in de ministerraad is, zo zeiden ze hier altijd: “De keizer is in zijn kleedkamer!” In de grote stad waar hij woonde was het leven heel genoeglijk. Iedere dag waren er vreemdelingen en op een dag kwamen er twee bedriegers, die zich voor 46 wevers uitgaven en zeiden dat ze de mooiste stoffen konden weven die je je maar denken kon. Niet alleen de kleuren en het patroon waren ongelooflijk mooi, maar ook hadden de kleren die ervan gemaakt waren, de wonderbaarlijke eigenschap dat ze onzichtbaar waren voor iedereen die niet voor zijn ambt deugde of die onvergeeflijk dom was. Wat een fijne kleren, dacht de keizer. Als ik die aan heb, kan ik erachter komen wie er in mijn rijk niet deugt voor zijn ambt en dan kan ik de knappen van de dommen onderscheiden. Die stof moet ik meteen laten weven! En hij gaf de bedriegers een flink handgeld, zodat ze met hun werk konden beginnen. Ze zetten ook twee weefgetouwen op en deden alsof ze werkten, maar er zat helemaal niets op het weefgetouw. Brutaalweg vroegen ze om de fijnste zijde en het prachtigste goud. Dat stopten ze in hun eigen zak en ze werkten aan de lege weefgetouwen, en dat nog wel tot diep in de nacht. “Nu zou ik eigenlijk toch wel eens willen weten hoever ze zijn met de stof,” dacht de keizer, maar het werd hem wel een beetje vreemd te moede als hij eraan dacht dat wie dom was of niet voor zijn ambt deugde, de stof helemaal niet kon zien. Hij wist natuurlijk wel dat hij voor zichzelf niets te vrezen had, maar hij wilde toch liever eerst iemand anders sturen om te zien hoe het ermee stond. Alle mensen in de hele stad wisten welke wonderbaarlijke kracht de stof had en iedereen was erop gebrand om te zien hoe slecht of dom zijn buurman was. “Ik stuur mijn oude, eerlijke minister naar de wevers!” dacht de keizer. “Die kan het best zien hoe de stof wordt, want hij heeft verstand en niemand doet zijn werk beter dan hij!” Toen trad de brave, oude minister de zaal binnen waar de twee bedriegers aan de lege weefgetouwen zaten te werken. “De hemel beware me!” dacht de oude minister en hij sperde zijn ogen wijd open. “Ik zie niets!” Maar dat zei hij niet. De beide bedriegers verzochten hem dichterbij te komen en vroegen hem of het geen mooi patroon was en of het geen prachtige kleuren waren. Toen wezen ze naar het lege weefgetouw en de arme, oude minister sperde zijn ogen steeds verder open, maar hij zag niets, want er was niets. “Lieve hemel!” dacht hij. “Zou ik dom zijn? Dat had ik nooit gedacht en dat mag geen mens weten! Zou ik niet deugen voor mijn ambt? Ik kan ze toch niet vertellen dat ik de stof niet kan zien!” “Nou, u zegt zo weinig!” zei de één, die aan het weven was. “O, maar het is prachtig! Gewoonweg schitterend!” zei de oude minister en hij keek door zijn bril. “Dat patroon en die kleuren! Ja, ik zal aan de keizer zeggen dat het mij bijzonder goed bevalt!” “O, dat doet ons plezier,” zeiden de twee wevers en nu noemden ze de kleuren en ze beschreven het bijzondere patroon. De oude minister lette goed op, zodat hij dat kon navertellen als hij bij de keizer kwam, en dat deed hij. Nu verlangden de bedriegers meer geld, meer zijde en goud. Dat hadden ze nodig voor het weven. Ze staken alles in hun eigen zak, er kwam geen draad aan het weefgetouw, maar ze gingen nog steeds door met weven aan het lege weefgetouw. De keizer stuurde weldra weer een brave raadsheer om te zien hoe het met het weven ging en of de stof gauw klaar was. Het verging hem net als de minister, hij keek en keek, maar omdat er niets anders was dan lege weefgetouwen, zag hij niets. “En, is het geen prachtig stuk stof?” vroegen de bedriegers en ze vertelden over het prachtige patroon dat er helemaal niet was. “Dom ben ik niet,” dacht de man. “Zou ik dan niet deugen voor mijn goede ambt? Dat is toch te gek! Maar dat moet je niet laten merken!” En toen prees hij de stof die hij niet zag en verzekerde hen hoe goed de mooie kleuren en het prachtige patroon hem bevielen. “Het is gewoonweg schitterend!” zei hij tegen de keizer. Alle mensen in de stad spraken over de prachtige stof. Toen wilde de keizer zelf ook gaan kijken terwijl de stof nog op het weefgetouw zat. Met een hele schare uitgelezen mannen, waaronder de twee oude, brave raadslieden die er al eerder waren geweest, ging hij naar de listige bedriegers, die nu uit alle macht weefden, maar dat had geen draad om het lijf. “En, is het niet magnifiek?” vroegen de twee brave raadslieden. “Moet Uwe Majesteit eens zien, wat een patroon, wat een kleuren!” En toen wezen ze op het lege weefgetouw, want ze dachten dat de anderen de stof vast wel konden zien. “Wat krijgen we nou?” dacht de keizer. “Ik zie niets! Maar dat is verschrikkelijk! Ben ik dom? Deug ik niet voor het keizerschap? Dit is het vreselijkste dat me kon overkomen!” “O, het is heel mooi!” zei de keizer. “Het heeft mijn allerhoogste instemming!” En hij knikte tevreden en bekeek het lege weefgetouw, hij wilde niet zeggen dat hij niets kon zien. Het hele gevolg dat hij bij zich had, keek en keek, maar zag al niets meer dan alle anderen. Toch zeiden ze net als de keizer: “O, het is heel mooi!” en ze raadden hem aan van deze nieuwe prachtige stof kleren te laten maken voor de grote optocht die binnenkort zou komen. “Het is magnifiek, schitterend, excellent!” klonk het van mond tot mond en allemaal waren ze er zielstevreden over. De keizer gaf ieder van de bedriegers een ridderorde voor in hun knoopsgat en de titel van weefjonker. De 47 hele nacht vóór de ochtend waarop de optocht zou plaatsvinden, bleven de bedriegers op en ze hadden wel zestien kaarsen aan. De mensen konden zien dat ze het druk hadden om de nieuwe kleren van de keizer af te krijgen. Ze deden alsof ze de stof van het weefgetouw haalden, ze knipten met grote scharen in de lucht, ze naaiden met naalden zonder draad en zeiden ten slotte: “Kijk, nu zijn de kleren klaar!” De keizer kwam zelf naar ze toe met zijn voornaamste hovelingen, en de twee bedriegers hielden een arm omhoog alsof ze iets vasthielden en zeiden: “Kijk, hier is de broek. Hier is de jas. Hier de mantel!” en zo verder. “Het is licht als spinrag! Je zou denken dat je niets aanhad, maar dat is juist het bijzondere ervan!” “Ja!” zeiden alle hovelingen. Maar ze zagen niets, want er was niets. “Zou het Uwe Keizerlijke Majesteit aller genadigst behagen uw kleren uit te doen?” vroegen de bedriegers. “Dan zullen we u de nieuwe aantrekken, hier voor deze grote spiegel!” De keizer deed al zijn kleren uit en de bedriegers deden alsof ze hem steeds een van de nieuwe kledingstukken gaven die ze gemaakt zouden hebben, en de keizer stond voor de spiegel te draaien. “Lieve hemel, wat staat dat mooi! Wat zit dat goed!” zeiden ze allemaal. “Wat een patroon! Wat een kleuren! Dat is een kostbaar kostuum!” “Buiten staan ze te wachten met het baldakijn dat in de optocht boven Uwe Majesteit hoofd gehouden wordt!” zei de opperceremoniemeester. “Ik ben ook klaar!” zei de keizer. “Zit het niet goed?” En toen draaide hij nog een keer voor de spiegel alsof hij zijn pracht nog eens goed bekeek. De kamerheren die de sleep moesten dragen, tastten met hun handen over de vloer, alsof ze de sleep opnamen: ze liepen iets in de hoogte te houden, ze durfden niet te laten merken dat ze niets konden zien. (wordt vervolgd).. Zie bijlage 48 Dit is de start van de ICS van Margriet van den Broek. En dat is een feest gebleken. Weliswaar na enige aarzeling… ‘Ik zie Margriet nog zitten bij mij achter het kantoor op de veranda. Kopje koffie en ik vroeg haar wat het onderwerp was van haar ICS. ‘Een reorganisatie’, zei ze. ‘Van twee afdelingen’. Zonder het gehele gesprek te reproduceren, werd mij al snel duidelijk dat ze dit kunstje vaker had gedaan. ‘Dit lijkt een projectverslag te worden, Margriet’, heb ik gezegd. En dat was ook het geval. Vervolgens bleek dat ze een uitnodiging van de directeur bestuurder had gehad om deze klus te klaren. En verder bleek dat ze van de directeur bestuurder een uitnodiging had. Een uitnodiging op haar ambitie. En daar lag een mooie opening om het storytelling in haar onderzoek te fietsen. ‘Wil je binnen het hoger management kunnen bewegen en achter over kunnen leunen’, heb ik gezegd, ‘is het zaak dat je tevens kunt verbeelden. En daarvoor is het de moeite waard om te experimenteren met verhaal. Het verhaal binnen je werk. En in dit geval binnen je onderzoek. Om opnieuw op zoek te gaan naar verhalen binnen de organisatie, om te verbinden en opnieuw te ontmoeten’. En die handschoen heeft Margriet opgepakt. deze ontmoeting. Over en weer werd verhaald, het rapport werd omarmd, warmte was voelbaar en er was gelijkwaardigheid. Gelijkwaardigheid in de bijdrage, het luisteren, de interactie. En dat is tijdens reguliere presentaties nog wel eens anders. .. ‘Afgelopen maanden is het voor mij een mooie en inspirerende ontdekkingsreis geweest samen met mijn medewerkers, maar ook bij mezelf en mijn plaats in de organisatie’. En dat is wat ik telkens tijdens het proces heb meegekregen. ‘Ik ben in een flow geraakt, Jacob. In het begin heb ik even enorm gebaald. Had zoals je weet mijn onderzoek al grotendeels klaar, terwijl ik bij jou zat voor de plan van aanpak. Maar ben zo blij dat ik deze handschoen heb opgepakt. Het schrijven is een feest geweest. Kreeg energie van het schrijven en heb het onderzoek anders aangevlogen. Juist nu ik op zoek moest naar verhalen moest ik anders de organisatie in. Op een andere manier de gesprekken aan met de wedewerkers. En dat is een mooie en bijzondere exercitie gebleken’. Tijdens de presentatie ben ik erg onder de indruk geraakt. Verplegend personeel, ondersteunend personeel, directie en een lid van de raad van bestuur waren aanwezig. En daar ontstond een levendig dialoog tussen deelnemers na de presentatie van Margriet. Het enthousiasme waarmee deelnemers betekenis gaven aan hetgeen zij gelezen hadden in het rapport, de herkenning van de verhalen, de energie die voelbaar was om aan de slag te gaan met de opdracht die in het onderzoek besloten lag. Was opmerkelijk. Ben zelden zo onder de indruk geweest als tijdens 49 4.4 Resultaat door het gebruik van storytelling binnen de ICS van Syta Talsma. Werkzaam als teamleider bij Bureau Jeugdzorg Friesland. Voorwoord. Een koning wilde weten waar in het in het leven om draait, wat de essentie van het leven is en gaf zijn hofgeleerden de opdracht dat voor hem uit te zoeken. Na lang studeren kwamen ze terug met een dik boek. De koning las het boek en vond het prachtig. ‘Maar’, zei hij, ‘hoe kan ik het nu doorgeven aan de mensen in mijn rijk? Dit is te veel tekst! Maak er een mooi management samenvatting van. En zorg dat je de essentie zo kernachtig mogelijk beschrijft, zodat zelfs de meest simpele ziel het kan begrijpen.’ De geleerden gingen weer aan het werk en kwamen na lange tijd terug met twee grote vellen perkament. De koning las de vellen perkament en hij was blij met het resultaat, maar hij was nog niet tevreden. ‘Ik moet iets hebben dat mensen kunnen onthouden als ik het laat voorlezen op de marktpleinen in mijn rijk. Iets pakkends, iets wat niemand meer vergeet.’ Toen gaf hij de geleerden de laatste opdracht: ‘Vat alles samen in een zien van tien woorden van elk twee letters, en zorg ervoor dat de eerste en de tweede helft op elkaar rijmen; dan kunnen mijn mensen het pas onthouden.’ Na lang zwoegen kwamen ze terug met deze tien woorden: ‘If it is to be, it is up to me.’ De woorden zijn ook de essentie voor mijn zoektocht gedurende deze afstudeeropdracht. Bij de start van mijn afstudeeropdracht ben ik in een groot bos gestapt. Elke boom in het bos gaf mij informatie, tips, ideeën en kennis. Hoe verder ik het bos inliep, hoe dichter de bomen op elkaar stonden en hoe zwaarder mijn rugzak, met alle informatie daarin gestopt, werd. Ik verdwaalde in het bos en raakte langzamerhand mijn koers kwijt. Dit resulteerde in een eerste concept rapportage, waar te veel tekst in stond met te veel vakinhoudelijke informatie zonder essentie. Harde leerschool, maar met het duidelijke besef dat ik met behulp van wijze raadgevers een andere koers moest gaan varen. Ik ben vervolgens, samen met Alice, in een sprookjesbos gestapt. Alice liet mij zien dat verwonderen uiteindelijk de mooiste start is om te leren. Alice is samen met mij verder gegaan op avontuur in jeugdzorgland, om samen toe te werken naar mijn droom: Team Spoedeisende Hulp van Bureau Jeugdzorg Friesland is hét team in Friesland waar direct en zorgvuldig gehandeld wordt in situaties waarbij er sprake is van onveiligheid voor de jeugdige en/ of zijn/ haar systeem door het gedrag van de jeugdige. Alice en ik nemen u nu graag mee op onze reis door het prachtige bos om te laten zien of en hoe deze droom realiseerbaar is. Wilt u niet met ons mee op reis, maar bent u wel geïnteresseerd in de uitkomsten van dit verslag, dan kunt u dit samengevat terug lezen in hoofdstuk 6, Conclusies en Aanbevelingen. ‘Nu ik dit allemaal hoor, bedenk ik mij ineens dat ik een mooi liedje ken wat hierover gaat’, fluit de merel ineens. ‘Ik luister graag naar de muziek van Kinderen voor Kinderen en besef mij ineens dat het liedje: “Ouders gevraagd’ te maken heeft met kinderen die de hulp van de overheid nodig hebben. Ik zal een gedeelte van het liedje even voor jullie zingen. “Ik maak mezelf s’ morgens wakker Ik zorg voor mijn ontbijt Ik zorg dat ik op tijd op de fiets naar school toe rijd Ik sta op mij te wachten bij de moeders op het plein Ik sta langs de lijn bij de voetbal trots op mij te zijn Verwacht niet van een kind Dat het zichzelf opvoedt Het heeft een ouder nodig Die dat voor hem doet Lieve ouders nodig Brede schouders nodig En een arm om hem heen Een huis, een tijdelijk thuis Een kind kan het niet alleen Ik geef mezelf cadeautjes op mijn verjaarspartij Ik hou zelfs als ik boos ben onvoorwaardelijk van mij Ik troost me, droog mijn tranen Ik maak dat ik weer lach Ik wens mij elke avond Welterusten, goeie nacht! Ik woon het allerliefste bij mijn ouders thuis Maar het is misschien het beste als ik tijdelijk verhuis (….)” 50 Reflectie van Syta op haar scriptie: ‘Ik heb met veel plezier gewerkt aan de scriptie en het verwerken van de complexe materie in verhalen. Hierdoor ging ik steeds terug naar de kern, namelijk: het kind/ gezin. In de organisatie is het stuk neutraal ontvangen. Ik heb geen weerstand gemerkt, maar mensen konden er ook niet goed mee uit de voeten. Terugkijkend denk ik zelf dat ik naast de verhalen, ook een meer bedrijfskundige vertaalslag had moeten maken. Wat betekenen de verhalen omgezet in feiten en cijfers? Om een beweging tot stand te brengen is ook dat, naast de verhalen, van belang. Ik denk wat dat betreft dat mijn scriptie dus neutraal is ontvangen, maar dat er weinig mee is gedaan. Organisaties/ bedrijven zijn in de huidige maatschappij ingericht op harde KPI en smart geformuleerde doelen, daar paste mijn verhaal niet in. Ik heb mijn scriptie ook gemaild naar andere spoedeisende teams binnen de jeugdzorg. Ook daar konden zij er niet mee uit de voeten. Ook hier werd de praktische vertaalslag gemist, denk ik. Door deze reacties kijk ik zelf met gemengde gevoelens terug op mijn scriptie. Aan de ene kant ben ik er trots op dat ik het vernieuwend vorm heb durven te geven, aan de andere kant heb ik het idee dat ik geen bedrijfskundig verhaal heb opgeleverd. Dat mijn scriptie dus niet mee kan doen met “het echte werk” en dus ook makkelijk aan de kant is geschoven. In mijn omgeving is er daarentegen heel erg positief gereageerd op mijn scriptie. Mijn familie/ vrienden begrepen heel goed waar het over ging en snapten door de verhalen de dilemma’s in de jeugdzorg. Ik heb het voor buitenstaanders dus begrijpelijk gemaakt. In mijn huidige werk probeer ik nog steeds gebruik te maken van de verhalen. Ik maak een nieuwsbrief, waarin ook de verhalen van échte mensen naar voren worden gebracht. In onze communicatie willen we ook de echte verhalen van mensen naar voren brengen. Ook gebruik ik soms (sprookjes) verhalen als metafoor om een moeilijke bijeenkomsten te openen, dat werkt altijd heel goed en past goed bij mij’. Sylvia Talsma juli 2013. 51 4.5 Resultaat door het gebruik van storytelling binnen de ICS van Carla Vegter. Werkzaam bij Audiologisch centrum Noord Nederland. Zij is teamleider van twee afdelingen en is gevraagd om binnen de afdeling Huppeldepup onderzoek te doen naar het functioneren van het team. Vanwege het feit dat dit team niet functioneert zoals dat wenselijk is. Binnen het onderzoek concentreert Carla zich hoofdzakelijk op de communicatie en de cultuur van de afdeling. Zelf schrijft Carla daarover: ‘In deze ICS wil ik het verhaal vertellen van het team van Pento Audiologisch Centrum Friesland (ACF), in de vorm van een organizational story. Een organizational story is het verhaal van de informele organisatie, het verhaal van de mensen. Dit in tegenstelling tot een corporate story, dat het verhaal van het bedrijf is, een formeel verhaal’. Het onderzoek is als bijlage opgenomen. Enkele fragmenten van dit onderzoek, als voorbeeld van hoe de vertaalslag is geweest voor het gebruik van storytelling, neem ik in dit hoofdstuk op. 1. Geschiedenis in vier leidinggevenden 1.1. De eerste directeur, “de legende” Het ACF is bijna 30 jaar geleden ontstaan. Eerst als vestiging vanuit het Academisch Ziekenhuis Groningen, maar al snel als zelfstandig AC met als audioloog/directeur Peter Kraft. Het team was klein en Peter bepaalde wat er gebeurde. Hij was een zeer energieke, bevlogen man, die verbaal erg sterk was. Hij stond open voor alles, zolang het maar op zijn manier gebeurde. In de interviews valt zelfs twee keer de term verlicht despoot. Alles draaide bij hem om de cliënt en dit was ook zo bij de medewerkers. Hij riep ambivalente gevoelens op , maar men vond het wel heel bijzonder dat hij een organisatie heeft weten neer te zeggen met het slag mensen met dezelfde bevlogenheid die hij had. Hij eiste ook veel van de mensen. De planning was erg strak, waardoor mensen regelmatig na 5 uur nog hun administratie zaten af te werken. Op een gegeven moment toen het AC groeide pikte men dit ook niet meer. Toen ontstond ook Pento en werd meer gekeken naar hoe andere centra het deden. Er kwamen richtlijnen voor administratietijd en deskundigheidsbevorderingstijd. Het AC was altijd een team geweest, maar onder Pento ontstonden verschillende teams voor verschillende doelgroepen (taal/spraak, slechthorende kinderen, volwassenen), aangestuurd door coördinatoren, die later teamleiders werden. In de interviews wordt heel vaak Peter genoemd als legende, veel verhalen die nog rondwaren zijn over hem. Dit kan varieerden van heldhaftige acties als het vangen van een boef tot een heel eigen manier van statusvoering. Naarmate het ACF groeide qua productie en dus ook qua aantal werknemers, bleek het voor de directeur steeds lastiger om de combinatie audioloog/directeur te blijven doen. Dit had grotendeels te maken met zijn werkwijze waarin hij als audioloog bij alle cliënten en correspondentie betrokken was. Toen de groep medewerkers nog klein was, bleek het mogelijk om zijn manier van werken te blijven volhouden, maar met meer medewerkers en daardoor meer kritische stemmen veranderde er veel in het ACF. In 2007 nam de directeur dan ook afscheid als audioloog/directeur van het ACF en werd een legendarische periode afgesloten. Eigenlijk komt uit de verhalen het beeld naar voren van een man die aan de ene kant een zeer gerespecteerde held was en aan de andere kant ook een lastige man, die wilde dat alles op zijn manier gebeurde. Een overeenkomst met de legende van Grutte Pier, een Friese volksheld, komt hierbij op. En een tweede fragment: 1.2. Verandergeschiedenis en emoties Kampen en Schuiling geven aan dat inde theorie over organisatieverandering nauwelijks aandacht wordt besteedt aan de veranderhistorie die een bedrijf of instelling heeft doorgemaakt en dat er bij elke verandering impliciet van wordt uitgegaan dat de organisatie gezond is. Vaak is er echter sprake van een structureel gebrek aan belangstellig van de managers in de competenties, het gedrag, de frustraties en de ambities van hun medewerkers. Ze ontdekten een frappante overeenkomst in de beschrijving van het gedrag van emotioneel verwaarloosde kinderen. Kinderen die door hun ouders of verzorgers zijn verwaarloosd, lijden aan een reactieven hechtingsstoornis. De relatie is verbroken. Dit lijkt erg op het gedrag van medewerkers in verwaarloosde organisaties. De pedagogische literatuur biedt het inzicht dat de managers eerst de verbinding weer moeten herstellen met hun personeel en dat zij een reële prestatieverwachting met hen dienen af te spreken die past bij hun mentale conditie. 52 In ACF is in het verleden veel gebeurd , wat de medewerkers negatieve en soms zelfs pijnlijke gevoelens heeft gegeven. Frost spreekt hierbij van toxic emotions. Hij stelt dat pijn een normaal onderdeel is van het leven en bestaan van een organisatie. De pijnlijke emoties worden vergif als mensen vertrouwen, hoop of eigenwaarde verliezen door het harde of onverschillige optreden of het gebrek aan respect in de boodschappen die ze van anderen krijgen. Of als de situatie wordt vergiftigd door de ongevoeligheid of het gebrek aan inlevingsvermogen van anderen als antwoord op hun pijn. Mensen leiden daaruit af dat hun gevoelens er niet toe doen en dat hun bijdragen er niet toe doen. Op zo’n moment gaan mensen zich losmaken van hun werk en de eisen die daaraan worden gekoppeld. Ze beginnen zich te focussen, bijna obsessief, op de pijn die zij voelen en de bronnen die die pijn veroorzaken. Ze zijn niet in staat hun emotionele en intellectuele energie in te zetten op het werk. Ze trekken hun commitment en loyaliteit aan het bedrijf terug en iedereen verliest erbij. Emotioneel vergif onttrekt vitaliteit aan individuen en aan de hele organisatie. Dit kan mogelijk een deel van het hoge ziekteverzuim binnen ACF verklaren. Frost geeft zeven bronnen die dit vergif veroorzaken: - Intentie, sommige managers geloven dat zij doelbewust pijn en angst bij hun medewerkers teweeg moeten brengen, anders komen ze niet in beweging en halen ze geen resultaat. (Ik geloof niet dat dit in ACF aan de hand is.) - Incompetentie, sociale vaardigheden en emotionele intelligentie bij managers zijn onderontwikkeld. (Uit interviews blijkt dat in de perceptie van de medewerkers deze bron wel een rol kan spelen) - Ontrouw. Managers lopen weg met de ideeën van hun medewerkers en maken ze tot hun eigen (Er is geen aanwijzing dat deze bron speelt in ACF) - Ongevoelige managers, ze zijn niet in staat aanwijzingen of hints van emotionele pijn op te pakken en lopen eraan voorbij (Naar mijn idee speelt dit niet objectief, maar hebben de medewerkers wel het gevoel dat hun pijn niet gezien wordt en er aan voorbij gegaan wordt.) - Charismatische leiders kunnen bij werknemers een enorme loyaliteit voor het werk tot stand brengen, maar deze inbreuk kan de balans tussen werk en privé ernstig verstoren (Dit punt lijkt geen rol te spelen in deze casus) - Institutionele krachten, organisaties zijn abstracties en zijn geneigd om alles te reduceren tot getallen, dingen en geldwaarden, mensen raken gemakkelijk uit beeld. (In de interviews wordt genoemd dat er teveel gepraat wordt over ‘poppetjes’ en ‘cijfertjes’ maar dat het gaat om de mensen) - Onoverkomelijk, emotionele pijn hoort er nu eenmaal bij (Dit speelt zeker een rol in de geschiedenis van het AC) Forst pleit voor leiders die kunnen omgaan met die bronnen van vergif door te luisteren naar de pijn en door er ruimte voor te geven. Leiders die hebben geleerd om het te zien en te begrijpen kunnen pijnlijke situaties beïnvloeden, mensen eruit halen of de pijn transformeren in minder pijnlijke werkelijkheden. De observaties. De observaties die ik tijdens de contactmomenten met Carla gehad heb zijn de volgende: Haar eigen reactie op mijn verzoek tot evaluatie is de volgende: 53 54 Hoofdstuk 5. Conclusies op het gebruik vanm storytelling 4.1 Variabelen. Een explorerende onderzoek aanpak ligt voor de hand als weinig over het onderzoeksobject bekend is. Zo is meestal het te bestuderen fenomeen nog niet precies afgebakend ten opzichte van de context. Er is ook nog geen model van variabelen met hun onderlinge relaties bekend. Daarom is het nog niet zinvol om de scores van een welbepaalde set van eenheden op welbepaalde variabelen te meten: dat is immers alleen zinvol als de verzameling waarover we iets willen beweren, precies afgebakend is. Door te lezen, te luisteren, te kijken en vragen te stellen, komt de onderzoeker geleidelijk toe aan de afbakening van het te onderzoeken verschijnsel, dat wil zeggen aan het ontwerpen van een model, het zoeken van de relevante variabelen. Daarbij wordt gebruikgemaakt van allerlei materiaal dat zich toevallig voordoet, maar ook van ‘uitgelokt’ materiaal. een plaats opschoof. En nog een keer. Heel langzaam drong het tot hen door dat iedereen het juiste had waargenomen, zijn waarheid sprak. ‘Hoe je de waarheid ziet, hangt in het leven af van je plaats.’ ‘Hoe je de waarheid ziet is afhankelijk van de denkrichting die jezelf kiest!’ Net zoals je een deel van het licht hebt gevonden en dat voor de volle waarheid aanzag. Laat iedereen zijn eigen waarheid ontdekken, zijn eigen plaats ontdekken en zijn eigen deel van het licht ervaren. Je hebt alle waarheden nodig, want allen tezamen vormen zij het werkelijke licht, de volle waarheid (Boeddhistisch verhaal). Dit alles impliceert dat een explorerend onderzoeker eerder zoekt naar de omlijning van variabelen, en naar de te onderscheiden categorieën en de globale scores van zich min of meer toevallig aandienende eenheden, dan dat de precieze scores van een van tevoren omlijnde set van eenheden worden bepaald. Met andere woorden: explorerend onderzoek zal meestal kwalitatief van aard zijn. Auteur Peter G. Swanborn. Het bovenstaande betekent in mijn perceptie dat het trekken van conclusies een lastige is. Het is aan de lezer om vanuit de theorie en de resultaten zijn of haar eigen conclusies te trekken. De kleur van een druppel. “Zeven leerlingen maakten met hun meester ergens, ver weg van hier, een reis door de tijd. Tijdens een ochtendwandeling schitterde daar dauwdruppels in het prille zonlicht. Bij een grote dauwdruppel hield de meester in. Hij schaarde de zeven leerlingen in een kring rondom de druppel en vroeg hen welke kleur de druppel had. “Rood”, zei de eerste, “oranje”, zei de tweede, “geel”, zei de derde, ‘groen’, zei de vierde, ‘blauw’, zei de vijfde, ‘paars’ zei de zesde en de zevende zei ‘violet’. Allen in de opperste overtuiging van hun gelijk. Keek men elkaar verrast aan. ‘Kijk dan beter!’ gaf de een aan, ‘kleurenblind?’ sprak de ander. De leerlingen kregen bijna ruzie. Totdat men 55 NAWOORD. Op een avond zaten de eekhoorn en de mier naast elkaar op de bovenste tak van de beuk. Het was er warm en stil en zij keken naar de toppen van de bomen en naar de sterren. Zij hadden honing gegeten en gepraat over de zon, de oever van de rivier, brieven en vermoedens. “Ik ga deze avond bewaren”, zei de mier. ‘Vind je dat goed?’ de eekhoorn keek hem verbaasd aan. De mier haalde een klein doosje tevoorschijn. ‘Hier zit ook al de verjaardag van de lijster in’, zei hij. ‘De verjaardag van de lijster?’, vroeg de eekhoorn. ‘Ja’, zei de mier en hij pakte de verjaardag uit het doosje. En zij aten weer zoete kastanje taart met vlierbessenroom, en zij dansten weer terwijl de nachtegaal zong en het vuurvliegje aan en uitging, en ze zagen de snavel van de lijster weer glimmen van plezier. Het was de mooiste verjaardag die zij zich konden herinneren. De mier stopte hem weer in het doosje. ‘Daar stop ik deze avond bij’, zei hij. ‘Er zit al heel veel in.’ Hij deed het doosje dicht, groette de eekhoorn en ging naar huis. De eekhoorn bleef nog lang op de tak voor de deur zitten en dacht aan het doosje. Hoe zou die avond daar nu in zitten? Zou hij niet verkreukelen of verbleken? Zou de smaak van honing er ook inzitten? En zou je hem er altijd weer in kunnen krijgen als je hem eruit haalde? Zou hij niet kunnen vallen of breken, of wegrollen? Wat zou er trouwens nog meer in dat doosje zitten? Avonturen die de mier allen had beleefd? Ochtenden in het gras aan de oever van de rivier, als de golven glinsterden? Brieven van verre dieren? En zou het ooit vol zijn, zodat er niet meer bij kon? En zouden er ook andere doosjes bestaan, voor treurige dagen? Zijn hoofd duizelde. Hij ging zijn huis in en stapte in bed. De mier lag toen allang te slapen, in zijn huis onder de struik. Het doosje lag boven zijn hoofd, op een plank. Maar hij had het niet stevig genoeg dichtgedaan. Midden in de nacht schoot het plotseling open en een oude verjaardag schoot met grote snelheid naar buiten, de kamer in. En plotseling danste de mier met de olifant, in het maanlicht, onder de linde. ‘Maar ik slaap!’ riep de mier. ‘O dat geeft niets’, zei de olifant en hij zwierde met de mier in het rond. Hij zwaaide met zijn oren en slurf en zei: ’Wat dansen wij goed he?’ en ‘O, pardon’ als hij op de tenen van de mier stapte. En hij zei dat mier ook best op zijn tenen mocht trappen. De gloeiworm glom in de rozenstruik en de eekhoorn zat op de onderste tak van de linde en wuifde naar de mier. Plotseling glipte de verjaardag het doosje weer in en even later werd de mier wakker. Hij wreef zijn ogen uit en keek om zich heen. De maan scheen naar binnen en viel op het doosje op de plank. De mier stond op en duwde het deksel stevig dicht. Maar hij hield zijn oor nog wel even tegen het doosje en hoorde muziek en geritsel en gekabbel van golven. En hij dacht zelfs even dat hij de smaak van honing hoorde, maar wist niet zeker of dat wel kon. Hij fronste zijn voorhoofd en stapte weer in bed. Uit Toon Tellegen, dierenverhalen. Bijlage 1: Het verzoek om een evaluatie/ reflectie van de kandidaat op het gebruik van storytelling binnen de scriptie. Beste Nettie, Een vraag: Ik ben bezig met een onderzoek naar Storytelling. Daarbij wil ik graag in beeld brengen wat de opbrengsten zijn geweest voor jou. Wil jij eens aangeven welke opbrengsten je hebt gehad en je weerstanden bij het feit dat je je scriptie geschreven hebt met storytelling? Tijdens het schrijven van je scriptie. Het opzoeken van de verhalen, het contact met de mensen. Het uitbrengen van het boekje en de reacties. Wat vanuit de organisatie je daardoor is gevraagd/ overkomen. De weerstand die je wel of niet gehad hebt voor, tijdens of na de creatie. Wat dit experiment voor jou betekend heeft. Ik ben erg nieuwsgierig naar je reactie. Met vriendelijke groet, Jacob Wijnstra. Vortex coaching 06-48516771 [email protected] 56 Literatuurlijst: A.D. de Groot Methodologie. Grondslagen van onderzoek en denken in de gedragswetenschappen. Van Gorcum, Assen 1994 Plochg T, van Zwieten MCB. Kwalitatief onderzoek in: Plochg T, Juttman RE, Klazinga NS, Mackenbach JP, editors. Handboek Gezondheidszorgonderzoek. Houten: Bohn Stafleu van Loghem; 2007., p. 77-93 57 Noten. Het onderzoek ‘Organisatievisie in Nederland’ is in opdracht van &Samhoud verricht door Blauw Research. Een gratis exemplaar van de resultaten kunt U downloaden op: www.samhoud.com. 1. Om precies te zijn in 51% van de gevallen. Uit vergelijkbaar Amerikaans onderzoek blijkt dat de vertaling in concrete gedragsregels in 94% van de gevallen wél gebeurd. Zie: Chris Kelly et.al.: Deriving Value from Corporate Values, Booz Allen Hamilton/The Aspen Institute 2005. 2. Het begrip ‘kerngroep’ verwijst naar het feit dat in iedere organisatie een groep van sleutelfiguren bestaat die er werkelijk toe doen. Zie: A. Kleiner: Wie is nu eigenlijk de baas!, Academic Service, Den Haag 2003. 3. Geciteerd in M. Lipton: Guiding with Groth – How Vision keeps Companies on Course, Harvard, Boston 2003, p.103. 4. M.B. ter Borg: Zineconomie. De samenleving van de overtreffende trap, Scriptum, Schiedam 2003. 5. E.H. Schein: De bedrijfscultuur als ziel van de onderneming, Scriptum, Schiedam 2000. 6. Collins en Porras spreken in dit verband resp. van een ‘kern doel’, een stel ‘kernwaarden’ en een ‘gewaagd doel’. J. C. Collins en J.I. Porras: Gebouwd voor de toekomst, Thema, Zaltbommel 2003. 7. Om slechts één voorbeeld te noemen: L.Boosidy en R. Charan: Execution. The discipline to get things done, Random House, Londen 2002. 8. H. Davidson: The Committed Enterprise, Butterworth/Heinemann, Oxford 2002. 9. W. Mastenbroek: Kernwaarden: humbug of houvast? Managementsite.nl, 8-2-2005. 10. Campbell J., The hero with a thousand faces, New York, 1949 11. Fischer-Appelt, B., Die Moses Methode, Hamburg, 2005 12. Frenzel, K. e.a., Storytelling: Das Harun al-Raschid13. Prinzip, Munchen, 2004 14. Hatch, M.J. e.a., The three faces of leadership, Oxford, 2005 15. Zie voor genoemde bedrijven; 16. Apple: www.apple.com; 17. BMW: www.bmwgroup.com; 18. Disney: www.corporate.disney.go.com; 19. Easyjet: www.easyjet.com; 20. General Electric: www.ge.com; 21. Ikea: www.ikea.com;Sony: www.sony.net;Virgin: www.virgin.com 58
© Copyright 2025 ExpyDoc