kleding - OBS Master de Vriesskoalle

PIRAMIDE – MENSEN ALLEMAAL MENSEN – PIRAMIDE – KLEDING
Aan de ouders van groep 1 en 2,
Over het project: De laatste 1 ½ week van dit project werken we over kleding.
Bij dit thema staat de taalontwikkeling centraal, de andere
ontwikkelingsgebieden zoals de denkontwikkeling, oriëntatie op ruimte en tijd,
waarneming en sociale ontwikkeling werken hierbij ondersteunend.
Kleding is een onderwerp dat elke dag terugkomt in het leven van kinderen: bij
het opstaan, de pyjama uitdoen, kleren kiezen en aantrekken en misschien ook
nog wel een keer omkleden wanneer de kleren bij het spelen erg vies zijn
geworden.
Verschillen tussen kleding die je in de winter draagt en kleding die je in de
zomer draagt komen uiteraard ook aan de orde.
Kleding kun je op heel veel verschillende manieren sorteren; opgrond van het
soort sluiting, op grond van jongens/meisjes kleren, maar ook op gewone- en
feestkleding en speel- en schoolkleren.
Uitdrukkingen van kinderen m.b.t. kleding blijven leuk: Juf, ik ga met zonder jas
naar buiten hoor, of : Juf, hij loopt op blote sokken buiten. Mijn jas zit
omgestruipt, kun je mij even helpen?
Begrippen die bij het thema kleding aan de orde komen zijn:
 Kleren, broek, trui, hemd, T-shirt, jas, schoen, sok, rok, jurk, blouse,
maillot.
 Aandoen, aanhebben, (zich) aankleden, vastmaken, aantrekken, uittrekken,
(zich) uitkleden.
 Passen, moeilijk, gemakkelijk, eerst, daarna, te groot, te klein, wijd, strak,
maat, riem, pet, spiegel.
 Stof; zacht, glad, ruw, het kriebelt.
 Sluitingen; rits, knopen, klittenband, veters, drukknopen.
 Winterkleren; muts, das, wanten, laarzen, dikke winterjas.
 Kleren voor verschillende situaties; nachtkleding, regenkleding,
zwemkleding.
 Babykleren, feestkleren, verkleedkleren, trouwkleding.
Wat kun je thuis doen:
 Samen kiezen van kleren voor die dag, bespreken hoe je de verschillende
kledingstukken aantrekt.
 Uw kind een complimentje geven wanneer het zich zelfstandig probeert
aan – en uit te kleden.
 Kijken naar kleren, wat is te klein en wat is te groot.
 Benoemen van verschillende kledingstukken.
Wat we van jullie vragen:
 Of kinderen kledingstukken die te klein zijn mee mogen nemen naar school.
Dit kan van alles zijn; schoenen, laarsjes, broeken truien, babykleertjes
enz. Graag voorzien van naam zodat alles weer met de juiste persoon mee
gaat naar huis aan het eind van dit project.
 Verschillende lapjes stof; om te vergelijken en te voelen, hard, zacht, ruw,
stug, soepel enz.
 “Oude” kledingstukken van jullie zelf die apart of leuk zijn om te laten
zien, en waar misschien wel een leuk verhaal bij hoort. ( Wat je wilt
vertellen).
September 2014.
Juf Grieteke, Juf Marlies en Juf Alie.