Diaconessenkerk, 4 mei 2014 – bij Jesaja 43: 1-7 en Joh. 21: 1

Diaconessenkerk, 4 mei 2014 – bij Jesaja 43: 1-7 en Joh. 21: 114
In de schriftlezing van vanmorgen lijkt het vertrouwen behoorlijk
weggezakt.
De leerlingen van Jezus, ze hebben van alles meegemaakt in de afgelopen
periode.
Vreemde dagen waren het, met allerlei emoties die elkaar in sneltreinvaart
afwisselen.
Diep verdriet om de dood van Jezus, verwarring over het graf van dat leeg
was, vreugde: Hij is niet dood, hij leeft, euforie over twee, drie
verschijningen, korte momenten dat Jezus er ineens weer was, maar hij
was ook steeds zo weer weg.
En wat nu – hoe nu verder?
Hoe ziet de toekomst eruit?
‘Ik ga vissen’, zegt Petrus.
Een uiterst begrijpelijke opmerking.
Als je even niet meer weet hoe het verder moet, ga dan terug naar waar je
het nog wel wist.
Naar bekend terrein - in de hoop je daar weer op te kunnen laden en dan
weer verder te kunnen.
Terug dus naar het meer, waar Jezus hen ooit had aangesproken en
uitgenodigd had om met hem mee te gaan, terug naar de boten, de
netten.
En Petrus is niet alleen, ze zijn met z’n zevenen.
Vijf worden er min of meer bij name genoemd, twee blijven er zonder
naam.
Is dat omdat de schrijver van het verhaal die twee namen niet meer weet?
Of kun je er meer in zien – is het manier om ruimte in het verhaal te
maken.
Ruimte waarin wij als lezers onze eigen namen kunnen invullen.
Zodat het verhaal ook ons verhaal kan worden.
Ik ben er wel blij mee, met die niet niet-ingevulde namen en de ruimte die
dat geeft voor ons.
Want wij zijn dan wel mensen na Pasen, maar geldt het ook niet voor ons –
dat het Paasgeloof – het geloof in leven en toekomst, het vertrouwen op
het goede dat overwint, dat dat steeds weer opnieuw heroverd moet
worden?
Het is er en dan is het weer weg en dan is het er weer.
Ik vind het zo herkenbaar – bij mezelf, bij anderen.
Soms weet je de dingen zeker, en dan weer helemaal niet.
Door wat je meemaakt, door wat er gebeurt in de wereld, soms is het
leven prachtig en dan weer heb je geen idee hoe het verder moet.
Soms voel je God heel dichtbij, en soms ook helemaal niet.
‘Ik ga vissen’, zegt Petrus – maar teruggaan naar bekend terrein, naar
bezigheden die je vertrouwd zijn, een omgeving die je snapt, het blijkt
nog geen garantie voor succes.
Want het mislukt, ze vangen de hele nacht helemaal niets.
Moet je je voorstellen: je denkt te weten wie je bent, je denkt te weten wat
je kunt, wat je talenten, kwaliteiten en vaardigheden zijn waar je op terug
kunt vallen – maar nee hoor, zelfs dát laat je in de steek.
Confronterend en frustrerend!
Genoeg toch om het bijltje er helemaal bij neer te gooien?
En dan zegt het verhaal dat daar ineens die vreemdeling aan de kant van
het meer staat.
Ze hebben geen idee wie het is.
Herkenning van de Levende Heer is er niet zomaar, is er niet
vanzelfsprekend op het eerste gezicht of gehoor.
Toch doen ze wat hij zegt - ‘Gooi het net aan de andere kant, dan lukt het
wel.’
Ze doen wat hij zegt – waarom zouden ze ook niet, wat is het alternatief –
en het net zit vol vissen.
En dán, zo wordt gezegd, op dat moment, ziet één van de leerlingen het
ineens: het is Jezus, het is de Heer die daar staat.
Ineens hebben ze het door en herkennen ze hem.
Niet aan zijn kleding.
Niet aan zijn gezicht of gestalte.
Niet aan zijn woorden.
Maar door wat er gebeurt - en door het vertrouwen dat ze daar in ervaren.
Het is voor mij het hart van dit verhaal.
Vertrouwen dat ervaren wordt, en dat je tot grote dingen in staat stelt.
Vertrouwen dat je uittilt boven de frustratie, boven niet meer weten wat je
moet, sterker dan verwarring en teleurstelling, en dat zo een grens stelt
aan angst.
Is de ervaring van de leerlingen.
Is de rode draad in het hele verhaal van God met mensen en mensen met
elkaar.
Zie de tekst uit Jesaja die we hoorden: ‘ik heb je bij je naam geroepen,
zegt God, als je door het water moet gaan, ik ben bij je, moet je door vuur
gaan, het zal je niet verteren’.
Een liefdesverklaring pur sang – als iemand, met grote of kleine letter, zich
zo aan je verbinden wil, zulke prachtige, grote woorden spreekt.
Bijna te groot, maar is dát juist niet eigen aan liefde, aan trouw en
vertrouwen, dat het groot en hoog is, en soms inderdaad boven jezelf uit?
153 vissen zijn het resultaat.
Er zijn al zoveel verklaringen gezocht en gevonden voor dat aantal.
Maar misschien is het ook wel heel simpel: kunnen het gewoon nooit eens
gewone getallen zijn.
Op de bruiloft in Kana was het 600 liter wijn, bij de maaltijd aan het meer
van Galilea waren er twaalf manden brood over en nu, bij het brood en de
vis die er al liggen, nog eens 153 vissen erbij.
Genoeg, meer dan genoeg, voor iedereen die maar aan zou willen
schuiven – met alles wat hij of zij heeft en mist.
Misschien in de kring direct om het vuur, misschien wat meer op afstand.
De één zal gaan zitten, de ander blijft staan.
Maar welkom ben je in de gemeenschap die leeft van overvloed en
vertrouwen, ontvangen uit Gods hand.
Wij lezen vandaag dit verhaal met deze boodschap op een bijzondere dag.
Om te beginnen bijzonder in onze eigen kring, omdat we straks drie
ambtsdragers zullen bevestigen en afscheid nemen van twee mensen die
dat een periode geweest zijn.
Ambtsdrager zijn is je genodigd weten om een taak in het bestuur van de
kerk op je te nemen.
Ja zeggen op die uitnodiging, het is iets waarbij je vertrouwen nodig hebt –
het vertrouwen van de mensen met wie en voor wie je je taak vervult,
vertrouwen in elkaars gaven en talenten, én vertrouwen op de
Geestkracht van de Eeuwige die ons zijn zegen toezegt.
Als kerk en ook als kerkbestuur leven we van vertrouwen- en het is mooi
om dat met de lezing van vandaag nog eens extra onderstreept te krijgen.
Maar naast alles rondom de ambtsdragers is het vandaag natuurlijk ook
een bijzondere dag vanwege het feit dat het vierde mei is.
Vanavond worden met twee minuten stilte de mensen herdacht die
gevallen zijn in de Tweede Wereldoorlog en daarna.
Een maand geleden was ik in de Kunsthal in Rotterdam, voor de
tentoonstelling met 100 voorwerpen uit de Tweede Wereldoorlog.
U heeft er misschien ook wel over gelezen, of bent er misschien zelf
geweest.
100 voorwerpen met bij elk voorwerp een korte tekst met informatie over
de achtergrond ervan.
Ik was het meest getroffen door een klein, oranje jurkje.
Het was gedragen door een joods meisje.
Haar ouders hadden zich moeten melden, en zij was door hen
achtergelaten bij eigenlijk wildvreemde mensen..
Ze overleefden, wonder boven wonder, allemaal de oorlog en vonden
elkaar weer terug en het jurkje was in het gezin altijd het symbool
gebleven van vertrouwen in de toekomst.
Van vertrouwen in vrede en vrijheid.
En ook: van vertrouwen in mensen – want ondanks alles wat mensen
elkaar in die oorlog aandeden, ingegeven door verwrongen ideeën en
idealen, ondanks dat de oorlog toch ook mensen op hun slechtst liet zien,
hadden deze ouders toch de keuze durven maken om hun kind bij
vreemden achter te laten, in het vertrouwen dat die goed voor hun kind
zouden zorgen.
Ze hadden misschien niet veel andere opties, maar toch…
Als je in alles wat je overkomt en wat je mee maakt, toch het vertrouwen
in het leven en in je medemens kunt vasthouden, dat is toch niet
vanzelfsprekend.
Bij het herdenken van de hen die gevallen zijn, vanavond, en morgen het
vieren van de vrijheid, mag dat wat mij betreft ook een thema van
dankbaarheid zijn: dat mensen ondanks alles hun geloof in humaniteit en
medemenselijkheid hebben weten te behouden.
Mensen die opstaan, geloven, vertrouwen en leven gaan.
Pasen elke dag.
Amen.