Keuzevrijheid in pensioen Wederzijds belang deelnemer en pensioenfonds bij aanpassing hoog-laag pensioenregeling? In de discussie over keuzevrijheid in pensioen wordt vaak gesproken over verbreding van het keuzeaanbod in de opbouwfase. Denk aan een keuze in risicoprofiel of pensioenfonds. Deze trend wordt gedreven door recente ontwikkelingen als een versobering van de tweede pijler, verschuiving van meer risico naar de deelnemer en individu alisering. Echter, ook verbeteringen in de bestaande keuzemogelijkheden in de uitkeringsfase van het pensioen zijn interessant om het huidige keuzeaanbod te versterken. Uit recent onderzoek blijkt dat dit zou kunnen gelden voor hoog-laag pensioenregelingen, waardoor deze voor zowel pensioenfonds als deelnemer aantrekkelijker worden. Eelke van der Meulen, actuarieel consultant bij APG, pleit in zijn onderzoek voor invoering van pensioenregelingen met niet alleen een hoog-laag element in de uitkerings fase, maar ook in de opbouwfase. Deze constructie verlaagt risico’s voor het pensioenfonds. Daarnaast past het hoog-laag element in de uitkeringsfase beter bij de inkomstenbesteding en behoeften van gepensioneerden. De uitkeringsfase van twee hoog-laag pensioenregelingen wordt vergeleken met een pensioenregeling met een gelijkblijvende annuïteit (Figuur 1). Pensioenregelingen met een gelijkblijvende annuïteit hebben als doel een welvaartsvast inkomen te verstrekken bij pensionering. Afgezien van indexatie-achterstanden en mogelijke kortingen zijn de pensioenuitkeringen dan ook constant in reële termen. In een hoog-laag pensioenregeling zijn de uitkeringen niet constant. Deze zijn eerst relatief hoog (tijdelijk) en na een aantal pensioneringsjaren relatief laag (levenslang). Figuur 1: Visualisatie uitkeringsfase pensioenregelingen Hoogte uitkering Aanpassing van hoog-laag pensioenregelingen 65 Pensioenregeling met gelijkblijvende annuïteit Hoog-laag pensioenregeling 75/80 Leeftijd deelnemer Hoog-laag opbouw bij hoog-laag uitkering Tabel 1 geeft geconstrueerde opbouwpercentages van vier varianten van pensioenregelingen weer, ter aanvulling van het opbouwpercentage van een basisregeling (2% met pensioenleeftijd 65).1 Tabel 1: Opbouwfase Alternatieve Regelingen Opbouwpercentage Opbouwpercentage Pensioenregeling van 65 tot 75/80 jaar vanaf 75/80 jaar Basisregeling 2,00% 2,00% A1 Verhouding 100:75 met tijdelijk tot 80 en levenslang vanaf 80 2,17% 1,63% A2 Verhouding 100:75 met tijdelijk tot 75 en levenslang vanaf 75 2,28% 1,71% A3 Verhouding 100:50 met tijdelijk tot 80 en levenslang vanaf 80 2,37% 1,18% A4 Verhouding 100:50 met tijdelijk tot 75 en levenslang vanaf 75 2,66% 1,33% 0000 De opbouwpercentages voor het tijdelijk pensioen zijn hoger en die voor het levenslang pensioen lager dan het opbouwpercentage van de basisregeling. Voor deze vier alternatieve pensioenregelingen geldt een relatief hoge uitkering in de eerste tien á vijftien jaren na pensionering. Vervolgens ontvangt men levenslang een relatief lage uitkering. De verhouding 100:75 en 100:50 staat voor de verhouding tussen tijdelijk en levenslang pensioen. De lage (levenslange) uitkering bedraagt 75% ofwel 50% van de hoge (tijdelijke) uitkering. De huidige wetgeving biedt de mogelijkheid om een keuze aan te bieden op de pensioneringsdatum. Momenteel gelden hiervoor relatieve grenzen van 100% voor het hoge niveau (bovenop eventuele AOW overbrugging) en 75% voor het lage niveau. 1 Als gevolg van de verlaging van de fiscaal gefaciliteerde opbouwpercentages naar 1,875% bij pensioenleeftijd 67 in 2015, zal dit specifieke voorbeeld fiscaal niet meer mogelijk zijn. De resultaten van de risicoreducties zijn echter vergelijkbaar als de basisregeling wordt gewijzigd naar de fiscaal maximaal mogelijke regeling in 2015 en de alternatieve regelingen op vergelijkbare wijze worden aangepast. Keuzevrijheid in pensioen 1 Meerwaarde voor deelnemer Figuur 2: Reductie langlevenrisico -39% -58% A4 -23% A3 -27% -16% -10% -26% -60% -40% A2 A1 -12% -20% 0% Van AG2010-2060 naar AG2012-2062 Afname jaarlijkse sterftekansen met 10% Figuur 3: Reductie renterisico -15% -15% A4 -12% A3 -12% -6% -5% -7% -20% -15% A2 -5% Anderzijds stelt ‘Behavioral Portfolio Theory’ dat individuen verschillende aspiratieniveaus, oftewel mental accounts hebben. Dit komt overeen met de emotie hoop (voorziening van meer dan de basisbehoeften)5 en de emotie angst (voorziening van de basisbehoeften). Ook is, naar verwachting het bestedingspatroon van gepensioneerden niet constant. Direct na pensionering, wanneer men nog relatief gezond is, zijn er hoge uitgaven voor ontspanning en vrijetijd zoals actieve hobby’s en vakanties (tijdelijk/hoog). Bij hogere leeftijd op het moment dat de gezondheid afneemt zullen deze uitgaven juist aanmerkelijk dalen en plaatsmaken voor een voorziening van basale levensbehoeften zoals wonen en zorg (levenslang/laag).6 A1 -5% -10% De uitkeringsfase van hoog-laag pensioenregelingen zou beter passen bij de deelnemer in vergelijking met pensioenregelingen met een gelijkblijvende koopkracht als uitgangspunt. Moderne economische theorieën uit de gedragseconomie2 en studies naar de inkomensbesteding van gepensioneerden getuigen hiervan.3 ‘Hyperbolic Discounting’ veronderstelt bijvoorbeeld dat individuen een grotere voorkeur hechten aan nu ten opzichte van later (present bias). Daarom ontvangt men inkomsten liever eerder (tijdelijk/hoog) dan later (levenslang/laag).4 0% 50% 1%-punt Meerwaarde voor pensioenfonds Uit het onderzoek komt naar voren dat de aanpassingen aan de pensioenopbouw leiden tot een vermindering van het langlevenrisico en het renterisico voor het pensioenfonds ten opzichte van de basisregeling, mochten alle deelnemers het pensioen opbouwen in overeenkomst met de hoog-laag constructie. Zoals gevisualiseerd in Figuur 27 en Figuur 3 is de reductie van het langlevenrisico groter (-10% tot -58%) dan de reductie van het renterisico (-5% en -15%) in een aantal stress-scenario’s. Reductie langlevenrisico Vooral de reductie in het langlevenrisico is een gewild resultaat. Dit risico is voor pensioenfondsen namelijk lastig te beheersen. Het renterisico kan zoal beheerst worden door het verhogen van de duration8 van vastrentende waarden of het gebruik van rentederivaten (met het bijkomend nadeel van tegenpartijrisico). Er zijn echter weinig langlevenderivaten of beleggingen met een sterke langleven-correlatie beschikbaar. 2 3 4 5 6 7 8 2 o.a. SP/A theory (Lopes, 1987) Behavioral Portfolio Theory (Shefrin & Statman, 2000). Theorie van Maslow (1943), Cumming en Henry (1961), Baltes en Baltes (1990) onderschrijven dat inkomstenbehoeften veranderen met leeftijd. Laibson, 1996. Golden Eggs and Hyperbolic Discounting. Quarterly Journal of Economics, 112 (2). Shefrin en Statman, 2000. Behavioral Portfolio Theory. Journal of Financial and Quantitative Analysis, 35. Soede, A. 2012. Tevreden met pensioen, veranderende inkomens en behoeften bij ouderen. Sociaal en Cultureel Planbureau. AG2010-2060 en AG2012-2062 refereert naar een bijstelling van de prognosetafels van het Actuarieel Genootschap (AG). Duration is het gewogen gemiddelde van de looptijden van vastrentende waarden. Het wordt veel gebruikt als maatstaaf voor de rentegevoeligheid van een obligatie. Met name de significante reductie in langlevenrisico is daarom interessant. Pensioenfondsen zijn de afgelopen decennia geconfronteerd met een stijgende levens verwachting. Tegelijkertijd compenseren beleggings opbrengsten hier minder als gevolg van de financiële crisis. Deze opbrengsten zijn hard nodig voor het nakomen van de nominale pensioentoezeggingen en het financieren van de indexatieambitie. Ook premie stijgingen worden momenteel lastiger door te voeren. Doordat er naar verhouding steeds meer oudere werknemers en gepensioneerden in de deelnemers populatie van het pensioenfonds vertegenwoordigd zijn, neemt het effect van een premiestijging op de financiële positie van het pensioenfonds sterk af. De risicoreductie van de alternatieve pensioenregelingen ten opzichte van de basisregeling is 6 tot 15% groter bij een gecombineerde langleven- en renteschok (van respectievelijk 1%-punt en 10%) dan de opgetelde risicoreducties van beide schokken afzonderlijk. Voor deelnemers en werkgevers is het bijkomend voordeel van deze risicoverlaging dat de premie voor actieve deelnemers iets lager kan worden vastgesteld (-0,5%), aangezien pensioenfondsen lagere buffers hoeven aan te houden. Kanttekeningen bij hoog-laag pensioenregelingen Hoewel de alternatieve pensioenregelingen voordelen voor zowel deelnemer als pensioenfonds lijken op te leveren, kunnen er een aantal kanttekeningen worden geplaatst bij met name de uitkeringsfase van hoog-laag pensioenregelingen. Figuur 4: Groei in de zorguitgaven van Nederland (totale zorguitgaven als % van bruto binnenlands product) 16% 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% 1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010 2012 Europese Unie OECD Bron: CBS, 2013; World Bank, 2013 Figuur 5: Zorgkosten in laatste levensfase 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 10-14 30-34 Langdurige zorg 50-54 70-74 Curatieve zorg 90-94 Leeftijd Bron: CPB, 2011 Figuur 6: Bestedingspatroon gepensioneerden Zorg: hoge uitgaven Actief: Hoge uitgaven Inkomen Stijging zorgkosten Het risico bestaat bijvoorbeeld dat gepensioneerden op hoge leeftijd worden geconfronteerd met hogere lasten als ziektekosten. In Figuur 4 is een versnelling in de groei van de zorguitgaven in Nederland waar te nemen. Vooruitgang in de medische technologie, hogere eisen aan de kwaliteit van zorg en verruiming van het zorgaanbod zijn belangrijke oorzaken van de groei van deze uitgaven. Het aandeel van de zorguitgaven ten opzichte van het bruto binnenlands product is in 2012 verder toegenomen tot 13%9. Als deze trend doorzet, valt het niet uit te sluiten dat gepensioneerden in de toekomst mogelijk meer zullen moeten gaan bijdragen aan de zorg, aangezien zij op hogere leeftijd relatief meer zorg nodig hebben (Figuur 5). Nederland Minder actief: lage uitgaven Leeftijd gepensioneerden Bron: Blake & Boardman, 2010 9 Ewijk van, C., Horst van der, A., Besseling, P. Toekomst voor de zorg. CPB, 2013. Keuzevrijheid in pensioen 3 Dit past ook bij de verschuiving van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving. Bij de potentiële invoering van een leeftijdsafhankelijke zorgpremie of bij de vraag om een grotere eigen bijdrage van ouderen kan een relatief lager inkomen in deze periode ongelukkig uitkomen. Hoe het bestedingspatroon er voor gepensioneerden onder deze omstandigheden uit zou kunnen zien wordt in Figuur 6 weergegeven. Deze U-curve visualiseert het uitgavenpatroon van gepensioneerden in het Verenigd Koningrijk en de Verenigde Staten, waar men al meer bijdraagt aan de eigen gezondheidszorg.10 Vanuit een solidariteitsgedachte kan gesteld worden dat zorg voor iedereen toegankelijk moet blijven en daardoor gedekt moet worden in de AOW. Hierdoor blijft zorg ook toegankelijk voor gepensioneerden die geen aanvullend pensioen in de tweede pijler hebben opgebouwd. Inzichten uit de gedragseconomie Ook door inzichten uit de gedragseconomie kan er een kanttekening worden geplaatst bij hoog-laag pensioenregelingen. Een voorbeeld hiervan is ‘habit formation’. Dit veronderstelt dat de relatief grote inkomensdaling tien- tot vijftienjaar na pensionering een extra psychologische lading met zich mee kan brengen. Tijdens de eerste jaren van het pensioen raakt men gewend aan een relatief hoog inkomen, wat als referentiepunt gebruikt zal worden. Vervolgens wordt de inkomensdaling gezien als verlies en moeten er andere keuzes gemaakt worden over de inkomens besteding. Het feit dat deze inkomensdaling lang van te voren bekend is en er op geanticipeerd kan worden is een verzachtende omstandigheid die dit effect kan verkleinen.11 Stijging levensverwachting Bovendien zal een verdere stijging van de levens verwachting deelnemers met een hoog-/laag pensioen regeling benadelen aangezien in dit geval de periode met een (relatief) lagere uitkering langer zal duren. Het Centraal Bureau van de Statistiek en het Actuarieel Genootschap hebben al meerdere malen de prognose tafels naar boven bijgesteld. Babyboomers Naast deze drie kanttekeningen vanuit het perspectief van de deelnemer, kunnen hoog-laag pensioen regelingen ook het babyboomprobleem versterken voor het pensioenfonds. Als een grote groep deelnemers de keuze maakt voor een hoog-laag pensioenregeling, dan zal in een relatief korte periode een groot deel van het pensioenvermogen worden uitbetaald wanneer deze generatie met pensioen gaat. Vooral wanneer de 4 dekkingsgraden laag zijn kan dit ongunstig uitkomen. Ook het risicovoordeel voor het pensioenfonds kan afnemen wanneer deelnemers het pensioen hoog-laag opbouwen en vervolgens besluiten het op de pensioen datum niet hoog-laag te laten uitkeren. Pensioeninnovatie vergroot keuzeaanbod deelnemers Desondanks blijft een aanpassing aan de opbouwfase een interessant voorstel. Eelke van der Meulen laat in zijn onderzoek de kracht van pensioeninnovatie zien en toont aan dat aanpassingen aan bestaande pensioenregelingen voor zowel pensioenfonds als deelnemer voordelen opleveren. Het blijft van belang om dergelijke opties te onderzoeken. Om daadwerkelijk te profiteren van pensioeninnovatie zal ook de wetgever bereid moeten zijn om deze oplossingen te faciliteren en fiscaal mogelijk te maken. De wetgeving over de opbouw van tijdelijk pensioen zal aangepast moeten worden. Bijkomend voordeel voor de overheid is dat deze de belastingopbrengsten door de hoog-laag constructie eerder ontvangt. Dit kan een gunstig neveneffect zijn met oog op het begrotingstekort. Sociale partners kunnen vervolgens onderzoeken of dergelijke alternatieve regelingen beter aansluiten bij hun achterban. Hieraan kan meer aandacht worden besteed in de pensioencommunicatie of het alternatief kan als standaardoptie worden vastgesteld. Pensioenfonds als keuzearchitect Dit geeft het pensioenfonds de gelegenheid de rol te vervullen van keuzearchitect. Anno 2014 leven we in een meerkeuzemaatschappij. Zelfbeschikking en een individuele invulling van het keuze-ideaal gelden als groot goed. Ook in pensioen is er een tendens waar te nemen naar meer keuzevrijheid. Het is aan pensioenfondsen om deze ruimte te bieden door keuze mogelijkheden te blijven verbeteren. Een herziening van de hoog-laag constructie geeft hier invulling aan. De ontwikkelingen in de pensioensector en de huidige stelseldiscussie tonen aan dat men continu op zoek is naar verbetering. Het belang van de deelnemer moet bij deze aanpassingen voorop staan. 10 Blake, D. and Boardman, T.2010. Spend more today: using behavioral economics to improve retirement expenditure decisions. Pensions Institute – Cass Business School. 11 Mastrogiacomo, M. 2010.Testing Consumers’ Assymetric Perception of Changes in Household Financial Situation, Review of Income and Wealth, 56 (2)
© Copyright 2024 ExpyDoc