SAMENVATTING UITSPRAAK

Commissie van beroep
VO
SAMENVATTING
106237 - Beroep tegen ontslag wegens blijvende arbeidsongeschiktheid; VO
De werknemer stelt dat het dienstverband voortijdig is opgezegd, omdat nog geen sprake is van twee
jaar arbeidsongeschiktheid.
Het dossier bevat geen schriftelijke stukken die blijk geven van een tussentijdse volledige
hersteldmelding. Het UWV is in zijn IVA-beschikking uitgegaan van dezelfde datum van eerste
ziektedag als de werkgever in zijn ontslagbeslissing. Zodoende is voldaan aan de voorwaarde dat de
arbeidsongeschiktheid ten minste twee jaar moet hebben geduurd alvorens te kunnen overgaan tot
ontslag.
Voorts mocht de werkgever uit de IVA-beschikking en het daaraan ten grondslag liggende
arbeidsdeskundig onderzoek afleiden dat herstel binnen zes maanden redelijkerwijs niet was te
verwachten en dat er van reële herplaatsingsmogelijkheden binnen de organisatie van de werkgever
geen sprake was. Ook zijn de werkgever geen maatregelen opgelegd in verband met mogelijke
tekortkomingen in zijn re-integratieverplichtingen. De werkgever heeft aldus in redelijkheid het
dienstverband kunnen opzeggen wegens blijvende arbeidsongeschiktheid. Beroep ongegrond.
UITSPRAAK
in het geding tussen:
mevrouw A, wonende te B, appellante, hierna te noemen A
gemachtigde: de heer mr. drs. C
en
het College van Bestuur van de Stichting D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de
werkgever
gemachtigde: mevrouw mr. F
1.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij beroepschrift met bijlagen van 30 april 2014, ingekomen op 1 mei 2014 en aangevuld op 26 en 30
juni 2014, heeft A beroep ingesteld tegen de beslissing van de werkgever van 18 april 2014 om het
dienstverband met haar per 1 augustus 2014 op te zeggen op grond van artikel 9.a.5 lid 5 cao wegens
blijvende arbeidsongeschiktheid.
De werkgever heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend, ingekomen op 28 mei 2014.
De mondelinge behandeling van het beroep vond plaats op 7 juli 2014 te Utrecht.
A verscheen vergezeld door haar echtgenoot in persoon en werd bijgestaan door haar gemachtigde.
De werkgever werd vertegenwoordigd door de heer G, directeur/bestuurder, bijgestaan door de
gemachtigde.
Beide partijen hebben een pleitnotitie overgelegd.
106237/uitspraak d.d. 28 augustus 2014
Pagina 1 van 4
Commissie van beroep
VO
Ter zitting heeft de Commissie partijen in overweging gegeven alsnog een minnelijke oplossing te
beproeven. Partijen hebben aan deze suggestie gehoor gegeven maar zijn niet tot overeenstemming
gekomen.
2.
DE FEITEN
A, is sinds 1 oktober 2008 in dienst bij de Stichting D in een vast dienstverband met een volledige
betrekkingsomvang. Zij was laatstelijk werkzaam als docent Engels op het H te I.
Op de arbeidsverhouding is van toepassing de cao vo.
Op 19 maart 2012 is A uitgevallen wegens ziekte. In april 2012 is zij gestart met re-integratie. Begin
december 2012 volgde volledig verzuim vanwege een hersentumor.
Medio juni 2013 heeft de bedrijfsarts geadviseerd om bij het UWV een vervroegde aanvraag voor een
WIA-uitkering in te dienen. Op 23 juni 2013 heeft A deze aanvraag ingediend.
Bij beschikking van 29 augustus 2013 heeft het UWV A per 2 september 2013 een IVA-uitkering
toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100. Het UVW heeft zich bij
deze beslissing onder meer gebaseerd op een arbeidsdeskundig onderzoek gedateerd 24 juli 2013.
Op 21 maart 2014 heeft de werkgever A het voornemen meegedeeld het dienstverband te beëindigen
wegens blijvende en duurzame arbeidsongeschiktheid, op grond van artikel 9.a.5 lid 5 cao vo in
samenhang met artikel 20 onder b en k van de Ziekte- en arbeidsongeschiktheidsregeling voortgezet
onderwijs (Zavo). Op 18 april 2014 heeft de werkgever het voornemen omgezet in een definitieve
beslissing.
Op 23 april 2014 heeft de werkgever de – aangetekend verstuurde – zienswijze van A ontvangen,
gedateerd 11 april 2014. Bij brief van 25 april 2014 heeft de werkgever de ontvangst van de zienswijze
aan A bevestigd, met daarbij de mededeling dat deze per abuis niet tijdig door PostNL is uitgereikt. De
werkgever heeft in deze brief tevens aangegeven dat de zienswijze geen aanleiding geeft om de
ontslagbeslissing van 18 april 2014 te herzien.
Tegen deze beslissing is het beroep gericht.
3.
STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
A voert allereerst aan dat de haar geboden verweermogelijkheid weliswaar niet verplicht was op grond
van de cao vo, maar ook dan dient de werkgever wel zorgvuldig om te gaan met een ingediende
zienswijze, hetgeen de werkgever heeft nagelaten door niet concreet en afzonderlijk in te gaan op de
in de zienswijze aangevoerde argumenten.
A voert voorts aan dat zij zich op 2 december 2012 (opnieuw) ziek heeft gemeld. Uitgaande van deze
datum zou een ontslag niet eerder dan 2 december 2014 aan de orde kunnen zijn. Het dienstverband
is derhalve voortijdig opgezegd, waardoor A financiële schade ondervindt. A heeft niet geweten dat zij
gedurende de gehele periode 19 maart 2012 tot 2 december 2012 administratief als ziek geregistreerd
heeft gestaan. Dat bleek pas in maart 2013. Er is echter geen sprake van onafgebroken ziekteverzuim
sinds 19 maart 2012, A was namelijk op 12 juli 2012 volledig hersteld.
A stelt verder dat er geen sprake is van zorgvuldige begeleiding/ondersteuning in het kader van de reintegratie. In januari 2013 heeft zij de werkgever door middel een brochure van de Hersenstichting
nadrukkelijk gewezen op de mogelijkheden te werken met hersenletsel, maar de werkgever heeft dat
niet opgepakt. Na 2 december 2012 heeft zij niets van de werkgever vernomen, met uitzondering van
een huisbezoek in verband met een verkorte WIA-aanvraagprocedure. Achteraf bezien voelt A zich
daardoor overigens overvallen en onder druk gezet om daarmee in te stemmen. De UWV-beschikking
dateert inmiddels van bijna een jaar geleden. Nadien heeft A verder gerevalideerd, waardoor zij heel
erg is opgeknapt, aldus A.
106237/uitspraak d.d. 28 augustus 2014
Pagina 2 van 4
Commissie van beroep
VO
De werkgever stelt dat A in haar zienswijze van 11 april 2014 geen nieuwe feiten naar voren heeft
gebracht, zodat er geen aanleiding was het ontslagbesluit te herzien.
De werkgever voert voorts aan dat er vanaf 19 maart 2012 sprake is van doorlopend verzuim. Er heeft
tussentijds geen volledige hersteldmelding plaatsgevonden.
De bedrijfsarts heeft medio juni 2013 geadviseerd om vervroegd een IVA-uitkering aan te vragen. Bij
zijn beslissing deze aanvraag te honoreren is het UVW uitgegaan van 19 maart 2012 als eerste
ziektedag. Als A het daarmee niet eens was, had zij daartegen bezwaar kunnen maken. Zij heeft dat
niet gedaan, zodat ook op grond daarvan de datum van eerste ziektedag vaststaat.
De werkgever heeft de deskundigenadviezen van zowel de bedrijfsarts als het UWV opgevolgd en
heeft door het UWV geen sancties opgelegd gekregen. Uit het feit dat A reeds na circa anderhalf jaar
ziekte de IVA-aanvraag is gepasseerd, hetgeen een ongebruikelijke gang van zaken is, blijkt ook dat
het UWV van oordeel is dat de re-integratie-inspanningen van de werkgever voldoende zijn geweest,
aldus de werkgever.
4.
OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE
De bevoegdheid en de ontvankelijkheid
De instelling is aangesloten bij deze Commissie. Het beroep is gericht tegen één van de beslissingen,
genoemd in artikel 52 Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 19 cao vo, en is binnen de daartoe
geldende termijn ingesteld. Derhalve is de Commissie bevoegd van het beroep kennis te nemen en is
het beroep ontvankelijk.
De ontslagbeslissing
Artikel 9.a.5 lid 5 cao vo bepaalt dat de werkgever onder bepaalde voorwaarden de
arbeidsovereenkomst kan opzeggen op grond van blijvende arbeidsongeschiktheid. Voorts bevat
artikel 20 Zavo een aantal bepalingen over ontslag op grond van arbeidsongeschiktheid voor de eigen
arbeid. De belangrijkste voorwaarden waaraan een ontslag op grond van arbeidsongeschiktheid moet
voldoen zijn: de arbeidsongeschiktheid moet ten minste twee jaar hebben geduurd, herstel binnen een
periode van zes maanden na de genoemde twee jaar is redelijkerwijs niet te verwachten en bij de
werkgever zijn geen reële herplaatsings-mogelijkheden. De Commissie merkt in dat kader overigens
op dat volgens vaste rechtspraak de werkgever ook in geval van volledige arbeidsongeschiktheid
verplicht is eventuele herplaatsingsmogelijkheden te onderzoeken.
A stelt zich primair op het standpunt dat zij nog geen twee jaar arbeidsongeschikt is, zodat het
dienstverband voortijdig is opgezegd. Volgens A heeft er, nadat zij zich op 19 maart 2012 had ziek
gemeld, op 12 juli 2012 een volledige hersteldmelding plaatsgevonden, waarna zij op 2 december
2012 opnieuw arbeidsongeschikt is geworden. De werkgever heeft dit weersproken. De Commissie
overweegt hierover dat zij in het dossier geen schriftelijke stukken heeft aangetroffen die blijk geven
van een volledige hersteldmelding op 12 juli 2012. Aldus heeft A haar stellingen hieromtrent niet
aannemelijk gemaakt, zodat de werkgever ten aanzien van de ontslagbeslissing van 18 april 2014 in
redelijkheid heeft mogen uitgaan van 19 maart 2012 als eerste ziektedag. Bovendien is ook het UWV
blijkens de IVA-beschikking van 29 augustus 2013 uitgegaan van 19 maart 2012 als eerste ziektedag.
Zodoende is voldaan aan de voorwaarde dat de arbeidsongeschiktheid ten minste twee jaar moet
hebben geduurd alvorens te kunnen overgaan tot ontslag.
Met ingang van 2 september 2013 ontvangt A een IVA-uitkering, gebaseerd op een
arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100. Uit de toekenningsbeschikking van 2 september 2013,
106237/uitspraak d.d. 28 augustus 2014
Pagina 3 van 4
Commissie van beroep
VO
die eveneens uitgaat van 19 maart 2012 als eerste ziektedag en waartegen A geen bezwaar heeft
ingediend, alsmede uit het aan deze beslissing ten grondslag liggende arbeidsdeskundig onderzoek
van 24 juli 2013, mocht de werkgever ten tijde van de opzegging afleiden dat herstel binnen zes
maanden redelijkerwijs niet was te verwachten en dat er van reële herplaatsingsmogelijkheden binnen
de organisatie van de werkgever geen sprake was. A heeft haar weerspreking daarvan niet nader
onderbouwd met schriftelijke stukken, zoals een verklaring van een (bedrijfs)arts of een andere
deskundige. Voorts zijn de werkgever geen maatregelen opgelegd in verband met mogelijke
tekortkomingen in zijn re-integratieverplichtingen.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat aan de in bovengenoemde artikelen gestelde voorwaarden is
voldaan. Derhalve heeft de werkgever in redelijkheid het dienstverband kunnen opzeggen wegens
blijvende arbeidsongeschiktheid, zodat de Commissie het beroep van A ongegrond zal verklaren.
5.
OORDEEL
Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie het beroep ongegrond.
Aldus gedaan te Utrecht op 28 augustus 2014 door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter,
mr. C.H. Kemp-Randewijk, drs. K.A. Kool, mr. K.P. Piena en mr. D.A.M. Schilperoord, leden,
in aanwezigheid van mr. J.J. van Beek, secretaris.
mr. W.H.B. den Hartog Jager
voorzitter
106237/uitspraak d.d. 28 augustus 2014
Pagina 4 van 4
mr. J.J. van Beek
secretaris