' — • • • » BtBLiO-. i-EEK RIJK "•• r-:OOti OS W E R K D O C U M E N T ZETTINGEN door W.A. V i e r g e v e r oktober 1979-270 Ado 3105 RIJKSDIENST 9340 q^io V O O R DE IJSSELMEERPOLDERS SMEDINGHUIS LELYSTAD Als de waterspiegel gelijk blijft neemt de waterdruk niet toe zodat wel de korreldruk moet toenemen. Bij een toenemende korreldruk willen de korrels een dichtere pakking aannemen. Het water in de porien is echter onsamendrukbaar en kan niet zo snel uitstromen. Het water komt onder druk te staan en neemt in eerste instantie de belasting op (zie fig. 3). Door de overdruk waaronder het water nu staat zal het willen afstromen naar de boven en onderzijde van de samendrukbare laag. De tijd die nodig is om het water te laten afstromen noemt men de hydrodynamische periode. Deze periode bedraagt in het gebied van Almere 5-9 jaar. Bij een bemaling wordt plaatselijk de waterspanning NTW verlaagd zonder dat de totale grondspanning toe of afneemt. Als gevolg hiervan moet de korrelspanning dan met hetzelfde bedrag toenemen als de waterspanning afneemt. Het verloop van de zettingen wordt beschreven met de formule van Terzaghi-Bui sman-Koppej an. z - h /. I+* I lom t \lo, 6 (c\, Cp Cl Cs ^z£) to / 8 "6 Po+P Po z= zetting h= laagdikte, bij een 2x zo dikke laag klei is de zetting ook 2 x zo groot l_ Cp= de samendrukkingsco'efficient (primair) - = de samendrukkingscoefficient (seculair) J^ Cp en J. zijn materiaalconstanten die de zetting als functie van de Cs belastingstoename aangeven, de tweede term geeft het verloop aan van de tijdsafhankelijke zetting, het seculair effect. Men neemt aan dat het praktisch einde van de zetting bereikt is na +_ 30 jaar. t/to = het aantal dagen na het begin van de zetting;*,30 jaar«'10"* dagen -•log t/to •» 4 P is de belastingtoename van de effectieve korrelspanning. Bij het zettingsproces moet onderscheidt gemaakt worden tussen belastingen onder en boven de grensspanning. De gronden waar wij mee te maken hebben in het gebied van Almere zijn meestal niet voorbelast geweest. Als dat wel het geval is geweest, b.v. door vroegere ijsafzetting, dan gedraagt de grond zich veel stijver zolang de vroegere belasting niet wordt overschreden. Deze overgangspanning is de grensspanning P-grens. Het versschil in stijfheid wordt uitgedrukt in de samendrukkingscoef f icienten j_ » J. e n j. 9 I I Cp Cs Cv* ' Cs* Het verloop van een willekeurig zettingsproces is op logaritraische tijdschaal uitgezet in fig. 4. Als gevolg van de hydrodynamische periode vindt in deze lijn een afbuiging plaats. Bij elke nieuwe belastingverhoging start het proces opnieuw (zie fig.5). Stel, er is eerst een opspuiting verricht waardoor het terrein (z,l) gaat zakken. Voor het maken van een oprit wordt een terp met overhoogte aangelegd. Het terrein zakt tot .(2-2-2\) onder het omliggende terrein, de tweede zetting gaat toe naar een eindzetting die onafhankelijk is van de ervoor opgetreden zetting, echter de grootte van de zetting na het aanbrengen van de laatste belasting is afhankelijk van de grootte van de zetting die hiervoor reeds is opgetreden. Wanneer dan ook na verloop van tijd een gedeelte van de belasting wordt weggehaald kan het zijn dat hierdoor reeds een zo grote zetting is opgetreden dat de resterende zetting betrekkelijk gering is. In elk geval zou de zetting 1. Achtergronden van het zettingsproces Het opspuiten van terreinen met zand, het aanleggen van wegen, het maken van opritten en het ophogen van percelen bestaande uit een bovenlaag van klei en /of veen heeft zettingen tot gevolg. Ook het verlagen van de grondwaterstand of het toepassen van bronbemaling heeft eenzelfde effect. Het optreden van de zettingen vraagt tijd. Nog lange tijd na het aanbrengen van de ophoging of het in werking stellen van de bemaling blijft het zettingsproces zichtbaar. Vooral wanneer de optredende zettingen betrekkelijk groot zijn betekent dit een regelmatig terugkerend • stuk extra onderhoud, zoals herstrating, herstellen van rioolaansluitingen en dergelijk. Een zetting die overal in dezelfde grootte en met dezelfde snelheid optreedt veroorzaakt weinig problemen. Echter als gevolg van verschil in grondsoort, laagdikte, grootte van de bovenbelasting of afmaling zullen de zettingen van plaats tot plaats verschillen. Daarnaast worden bouwwerken gefundeerd op betonnen heipalen die met nun punt in de vaste zandlaag staan zodat deze gebouwen niet aan zakkingen onderhevig zijn. De overgang vankabels'en leidingen, rioleringen e.d. van het niet-zakkende gebouw naar het wel-zakkende terrein vraagt veel onderhoud. Zettingen treden vooral op in klei en veenlagen. Klei en veenlagen zijn vaak afgezet in betrekkelijk stilstaand water. De deeltjes zijn daar bezonken en hebben een hele losse stapeling opgebouwd, er is veel tussenruimte tussen de deeltjes aanwezig (zie fig. 1). Het holle-ruimtepercentage bedraagt ca. 85 a 95%, het volume-gewicht bedraagt 10,5 a 12,5 KN/m3 (Vnat). Wanneer er nu op dit pakket een bovenbelasting wordt geplaatst zullen de korreltjes een wat dichtere pakking willen aannemen. Het water dat in de nolle ruimte tussen de korrels zit moet er daarvoor worden uitgeperst. Dit proces kost tijd omdat in klei de porien en kanaaltjes zo klein zijn dat het water niet snel kan afstromen. Dit proces noemt men Consolidatie. De mate waarin de korrels worden samengeperst tot een dichtere pakking hangt af van de grootte van de effectieve toename van de belasting. Grond bestaat uit korrels (kleiplaatjes voor klei) en water. Water is een vloeistof die de druk in de vloeistof in alle richtingen afgeeft. Het water tussen de korrels staat dan ook onder een "hydrostatische" druk, die onafhankelijk is van de hoeveelheid korrels die zich daarin bevinden. Op een bepaald vlak heerst een druk die gelijk is aan de hoogte van de kolom grond erboven vermenigvuldigd met het volumegewicht (5f„*z). De waterdruk op datzelfde vlak bedraagt de hoogte maal het gewicht van het water (jfs/*z). Het verschil tussen de totale gronddruk en de waterdruk is de effectieve korreldruk. Deze druk moet door de aanrakingsvlakjes van de korrels overgebracht worden ( zie fig. 2). Door het aanbrengen van een extra belasting, b.v. door ophoging, opspuiting e.d. neemt de totale gronddruk toe met Pb. 3059/4-10-1979/MS zonder voorbelasting veel groter zijn geweest, vergelijk b.v. in figuur 5 (Z3-Z4) en {Z^Z ^ . 2. Praktische uitwerking Bij het uitvoeren en ontwerpen van civieltechnische en bouwkundige grondconstructies dient men met onderstaande feiten rekening te houden: - Iedere toename van korrelspanningen veroorzaakt een toename van zettingen. Toename van korrelspanningen wordt veroorzaakt door het aanbrengen of verhogen van bovenbelasting en/of door het verlagen van de waterstand en de waterspanning (bemaling). - Zettingen hebben een tijdsafhankelijk gedrag. Dat betekent dat bij gelijkblijvende omstandigheden toch zettingen optreden die het gevolg zijn van eerder aangebrachte bovenbelastingen of waterspanningsverlagingen. - De grootte van de zettingen neemt af, met verloop van tijd. De afname van de grootte van de zettingen is mede afhankelijk'van de doorlatendheid van de grond (grootte van de hydrodynamische periode) en van de laagdikte. - Versnellen van het optreden van de zetting kan worden verkregen op onderstaande manieren: a. het aanbrengen van een overhoogte waardoor in betrekkelijk korte tijd reeds een zeer groot deel van de bij de kleinere belasting behorende zetting is opgetreden b. het aanbrengen van een spanningsbemaling waarmee hetzelfde effect bereikt wordt als met het aanbrengen van een extra bovenbelasting c. vergroten van de doorlatendheid waardoor het overspannen water sneller kan afstromen en de hydrodynamische periode sterk wordt bekort. Vergroting van de doorlatendheid kan worden bereikt door toepassing van zandpalen, verticale drainage of dynamsiche consolidatie. Het effect van deze methoden dient in Zuidelijk Fievoland minstens eerst beproefd te worden. - Tijdens het aanbrengen van een belasting (ophogen v. zandpakket) treedt al een deel van de zettingen op. Afwerken tot een vast peil enige tijd na het aanbrengen leidt tot een te grote dikte van het zandpakket. Om tot de gewenste dikte te komen moet de zanddikte met behulp van zakbakens worden gecontroleerd. fig.1 voorbeeld van de als een gestapelde kleiplaatjes kaartenhu'is If 6grond = Ynat- z s ^korrel+^water "Ofnat water'z+Ywater,z 11 ^r-V fig.2 _, grond-»korrel- /Waterspanning Pb Pb Gw=VPb 05 k = C k t J hydrodynamische p e r i o d e th -Z grond + P b fig 3 verloop waterspanningen na belasten o o i_ > O) C <D N
© Copyright 2024 ExpyDoc