zetting-van-vlakke-plaatvloeren-op-staal-gefundeerd

.
ministerie van verkeer en waterstaat
rijksdienst voor de ijssdmeerpolders
BIBLIOTWEEK
RIJKSDIFN557' VOOR 0 8
Z e t t i n g van vlakke p l a a t v l o e r e n op
s t a a l gefundeerd op samendrukbare
lagen i n Flevoland
door
H. Kamphuis
november
1983-226 Cdw
postbus 600
8200 AP lelystad
smedinghuis
zuiderwagenplein 2
tel. (03200) 99111
telex 40115
INHOUD
Blz.
0.
INLEIDING
1. PROBLEEMSTELLING
2. UITGANGSPUNTEN EN RANDVOORWAARDEN
2.1. Ondergrond
2.2. Gebouw
3. ZETTINGEN
3.1.
3.2.
3.3.
3.4.
Verschil
Verschil
Verschil
Inite6le
3 . 5 . Somatie
4. CONCLUSIES
5. SAMENVATTING
zetting t.g.v. spantlast
zetting midden en rand bedrijfsvloer
zetting t.g.v. veranderlijke belasting
zettingsverschillen
zettingsverschillen
7.
0. INLEIDING
C.
De ondergrond waarop in Zuidelijk Flevoland moet worden gebouwd bestaat
uit een pakket samendrukbare klei en veenlagen. Dit pakket varieert in
dikte van 0 - 6 m, plaatselijk komen grotere diktes voor. Onder deze
samendrukbare lagen komt een onsamendrukbaar zandpakket voor. Het zogenoemde pleistocene zand.
Wanneer op de samendrukbare ondergrond een belasting wordt aangebracht
veroorzaakt deze belasting samendrukking van de slappe lagen.
Bij het realiseren van bouwwerken en constructies worden deze bouwwerken
in Zuidelijk Flevoland in hun algemeenheid niet direct op de samendrukbare lagen aangebracht waar middels heipalen in het vaste zand gefundeerd om samendrukken van de slappe lagen en dus zetting van het bouwwerk te voorkomen.
Bij het realiseren van relatief licht belaste en grote vloeroppervlakken
is de paalfundering een kostbarc funderingswijze. Met name in de boerderijbouw speelt dit aspect een rol. Daarom is gekeken naar een fundering op staal en de grootte van de samendrukking van de ondergrond en
de gevolgen daarvan voor de constructie.
In dit rapport wordt dit probleem vanuit de theorie benaderd voor wat
betreft de verschillende aspecten van samendrukking zoals: belastingsgrootte, belastingsverschillen, laagdikte, tijdseffect e.d. Uit deze
gegevens worden criteria samengesteld waaraan een ontwerpfundering op
staal moet voldoen in relatie tot de samendrukking van de onderliggende
lagen en de vervorming van de constructie.
Als gevolg van de benaderingswijze van het probleem zijn de uitkomsten
uit de zettingsberekening voor de verschillende belastingcombinaties
zeer klein. Om ze onderling te kunnen combineren en vergelijken zijn ze
uitgedrukt in millimeters. Hierdoor lijkt het dat zettingsprognoses met
grote nauwkeurigheid kunnen worden opgesteld. In de praktijk is de nauwkeurigheid ca. 10-20% afhankelijk van de nauwkeurigheid van de grondparameters. De uitkomsten van'de berekende toelaatbare zettingen in de
uiteindelijke beookdeling .vari:ren binnen die grenzen.
I. PROBLEEMSTELLING
Het realiseren van funderingen voor boerderijen op samendrukbare lagen
heeft zetting tot gevolg door het opbrengen van een belasting op het
maaiveld. De zetting heeft in de eerste plaats tot gevolg dat de funderingsplaat zakt t.0.v. het omringende maaiveld. Wanneer de zetting voor
de gehele plaat gelijk is heeft deze zetting geen enkele consequentie
voor de constructie van het gebouw, uitgezonderd de aansluiting met
het omringende maaiveld. Echter het optreden van verschilzettingen van
de funderingsplaat veroorzaakt we1 vervorming van de contructie. Aan
deze vervormingen worden door verschillende disciplines eisen gesteld,
zoals: contructie-eisen, vormgevingseisen, eisen t.a.v. het agrarisch
gebruik, enz. Het ~ettin~sverschil
kan door verschillende oorzaken
optreden zoals:
a. verschillende belastingen uitgeoefend door de constructie op de
vloer, antbe be lasting, wanden op de randen van de vloer, wielbelasting, opslagmateriaal.
b. verschil in dikte van samendrukbare lagen onder de funderingsplaat.
c. verschil in samenstelling van de samendrukbare lagen onder de funderingsplaat.
ad.b. In de beschouwing wordt uitgegaan van een gelijke dikte van het
holocenepakket onder de bedrijfsvloer zodat de verschilzetting
door een verschil indikte niet is meegenomen.
Naast de zettingen t.g.v. opgebrachte belastingen, treden ook zettingen
op door ~rondwaterstandsdalingen en door verder gaande rijping van de
bovenste lagen. In de beschouwing wordt een geringe grondwaterstanddaling meegenomen. Zetting t.g.v. rijping treedt niet op onder de funderingsplaat aangezien door het aanbrengen van de vloer de rijping wordt
stopgezet of omgekeerd.
2. UITGANGSPUNTEN EN RANDVOORWAARDEN
2.1. Ondergrond
Voor de zettingsberekening is als voorbeeld voor een veel voorkomend grondprofiel gekozen afgeleid van de ondergrond zoals deze
voorkomt in de sectie NZ in Zuidelijk Flevoland.
Er is uitgegaan van een gelijke holoceen dikte en van een gelijke
samenstelling van het holoceen onder de bedrijfsvloer. Het grond~rofielmet bijbehorende samendrukkingsconstanten is aangegeven op
bijlage 1.
De grondwaterstand is aangenomen op 1,O m-m.v. Na het aanbrengen
in de
van de belasting is gerekend met een grondwate~standsdalin~
loop van de tijd van ca. 0,20 m en bereikt uiteindelijk een niveau
van 1,20 m oorspronkelijk maaiveld. De grondwaterstand zakt niet
mee met de zetting van het maaiveld.
2.2. Gebouw
Als boerderijtype is voor een licht bouwwerk gekozen waarbij de
belasting zo gelijkmatig mogelijk gespreid is. Het type bedrijf
is afgebeeld op bijlage 2.
De betonvloer is voor twee dikres meegenomen in de zettingsberekening namelijk 0,15 en 0,25 m.
Voor de constructieberekening wordt uitgegaan van ontwerp belastingen volgens het voorschrift NEN 3850. Deze belastingen zullen in
de praktijk nauwelijks voor lange duur aanwezig zijn. De ontwerpbelastingen kunnen om die reden niet als uitgangspunt voor de zettingsberekening dienen. Werkelijk optredende belastingen moeten
hiervoor gebruikt worden. Daarom zijn de ontwerpbelasting zodanig
gereduceerd dat deze overeenkomen met de praktijk voor de zettingsberekening. Verder veroorzaken belastingen pas zettingen als ze
eedurende langere duur aanwezig zijn bij voorbeeld een kortdurende
wielbelasting veroorzaakt slechts een elastische vervorming en geen
zetting, m a r langdurig materiaalopslag veroorzaakt we1 zetting.
Ontwerpbelastingen
a. veranderlijke belasting mestgangen en ligboxen: 4 k ~ / m ~
: 15 k~/m':
b. veranderlijke belasting voedergang
c. windbelasting volgens T.G.B. 1972 (NEN 3850).
ad.a. De veranderlijke belasting op mestgang en ligboxen wordt gedacht gelijkmatig verdeeld aanwezig te zijn voor de duur van
30 jaar ter grootte van 25% van de ontwerpbelasting.
ad.b. De veranderlijke belasting in de voedergang bestaat uit wiellasten en/of voederopslag gedurende korte tijd (dag).
Hiernaast is gerekend met een veranderlijke belasting die gedurende wat langere tijd (maand), aanwezig is ter grootte van
5 en 10 k~/m2.Dit om toevallige grotere opslag te simuleren
en de gevolgen ervan te kunnen beoordelen.
ad.c. Windbelasting is veranderlijk wat betreft grootte, richting
en duur. Een overheersende windrichting zal toch enige invloed hebben op de zetting als gevolg van de windbelasting
op het gebouw. De ontwerpwindbelasting is gebaseerd op een
maximale winddruk. Dit komt zelden en gedurende een korte
tijd voor. Om deze reden is deontwerpwindbelasting voor de
zettingsberekening gereduceerd tot 10% van de oorspronkelijke
belasting.
Het eigengewicht van de bovenbouw en 10% van de windbelasting
resulteert in een spantbelasting op de betonvloer zoals aangegeven in de dwarsdoorsnede van het bedrijfsgebouw op bijlage 2. De spantafstand in langsrichting bedraagt hierbij h.0.h.
4,40 m.
Het vervormingscriterium van beton wordt aangehouden op 50/00,
of 5 mm/ml. Deze vervorming is zodanig groot dat enige scheurvorming in de beton kan optreden. Men kan zich afvragen of
een nog grotere vervorming acceptabel is indien de bedrijfsvoering hiervan geen hinder ondervind.
3. ZETTINGEN
De zettingen.zijn berekend met de gecombineerde zettingsformule van
~erzaghi-Buisman-Koppejanvoorhet~6ndimensionelebelastinggeval. In de
twee dimensionele belastinggevallen zijn reductie cogfficienten voor de
vertikale korrelspanning ingevoerd volgens de spanningsspreidingsformules van ~iirgenbon. (i'ineair elastische ~~anningsverdelihg).
In de zettingsberekening zijn een viertal bela~tin~svarianten
als voorbeeld berekend namelijk bedrijfsvloeren 0,15 en 0,25-mdik op zandlagen
resp. 0,5'en 1,O m dik. Deze berekeningen zijn .uitgevoerd voor 3 verschillende diktes van het holocenepakket namelijk 2, 4 en 6 m dik. De
grondwaterstand is aangenomen op 1,O m-m.y. en zakt 0,20 m. De resultaten van de zettingsberekening staan in tabel 1 enop bijlage 3 zijn
ze grafisch weergegeven:
.
Belasting + g w s van 1,0 m -
l,20 m-m.v.
2m
0,5'm zand
9 k~/m'
Holoceendikte
4m
6m
0,15
0,29
0,40
0,56
0,5 m zand + 0,20 m beton
13,8k~/m~
0,21
0,42
1,O m zand
18 k~/m'
0,25
0;53
1,O m zand + 0,20 6 beton
2
22,8kN/m
0,30
0,62
.
,
0,72
0;86
Tabel I. Zettingen in m na 30 jaar.
Het verloop,van de ietting in de tijd voorde vers,rhillendeholoceendiktes is 'aangegeven op bijlage 4.
Genoemde zettingen zijn gelijkmatig. Er treedt we1 zettingsverschil op
tussen de rand van de fundering en het midden van de fundering. Dit
aspect wordt in 3.3. uitgewerkt.
De zettingen treden op na het aanbrengen van de belasting. Door her
terrein vooraf te belasten hetzij door het aanbrengen van de zandlaag
in een vroeg stadium eventueel met een extra belasting kan een groot
deel van deze zettingen optreden voordat met de bouw wordt begonnen.
Het effect van het vroegtijdig aanbrengen van de zandlaag kan men aflezen uit bijlage 4.
De resultaten van het aanbrengen van een extra belasting is als voorbeeld uitgewerkt voor verschillende voorbelastingen op een samendrukbaar pakket van 4 m dik. Het tijdzettingsverloop hiervan is aangegeven
op bijlage 5.
,
'
,
.
De opzet Tian ken fundering is erop gericht ,d& zettingen zo klein mogelijk te houden. Dit kan door de belastingen zo klein mogelijk te houden,
dus een dunne laag zand en een dunne betonvloer. Dit heeft als gevolg
'dat de'hierna te bespreken'zettingsverschillen relatief groter worden
doordat de spreiding van de belastingen geringer is tL0.v. een dikkere
fundering endoordat de zettingen op laag spanningsniveau, relatief
groter zijn dan de zettingen op een hoger spanningsniveau.
'
3.1. Verschil zetting door spantbelasting
In het voorbeeld is gekozen voor een h.0.h. afstand van de spanten
van 4,40 m dit resulteert in een maximale spantbelasting van 6 kN.
Deze puntlast wordt door de betonvloer gespreid, door de betonvloer
te beschouwen als een elastisch ondersteunde liggen verkrijgt men
een spreiding zoals aangegeven op bijlage 6. (E beton = 7,2 lo6
k~/m~).
Voor het bepalen van de belastingsspreiding in de ondergrond wordt
de spantbelasting geschematiseerd als een cirkelvormige belasting.
Deze cirkelvormige belasting veroorzaakt een korrelspanningsverhoging hetgeen resulteert in een spanningsverschil tussen de verticaal onder de spantpoot en de verticaal gelegen tussen twee spantpoten. Uit de belastingsspreiding blijkt tevens dat de spantbelasting op een diepte groter dan 4 m geen noemenswaardige korrelspanning verhoging veroorzaakt. Het spanningsverschil in de bovenste
2 m holoceen veroorzaakt een zettingsverschil zoals in tabel 2 is
aangegeven.
Dikte funderingszand in m.
095
1 9 0
0,s
190
Dikte betonvloer in m.
0,15
0,15
0,25
0,25
Spantlast Maximaal zettingsverschil Az in mm
in kW
over een lengte van
I ml.
6
6
6
6
395
1
1
095
Tabel 2. zettingsverschil t.g.v. spantlasten.
Het ~ervormin~scriterium
voor beton is 5 m / m i .
Toetsing van de zettingsverschillen door spantlasten aan het criterium geeft aan dat de zettingsverschillen binnen de gestelde
grenzen blijven.
3.2. Zettingsverschil tussen het midden en de rand van de bedrijfsvloer
Dit zettingsverschil ontstaat doordat de belasting aan de rand van
de bedrijfsvloer gespreid wordt en waardoor de rand minder zakt
dan het midden van de bedrijfsvloer. Dit zettingsverschil kan zo
klein mogelijk worden gemaakt door de zandlaag onder de vloer rond-'
om het bedrijf door te zetten te samen met erfverharding.
Voor verschillende belasting breedtes en holoceendiktes is het
zettingsverschil van de samendrukbare lagen berekend.
In tabel 3 zijn de combinaties en de bijbehorende zettingsverschillen per ml betonvloer aangegeven. Het v e r s c h i l z e t t i n g p e r c e n t a g e s
bedraagt 0,0025 per ml en moet berekend worden over de totaal zetting welke optreedt na het storten van de funderingsvloer omdat
vanaf dat moment de op te treden zettingsverschillen van invloed
zijn op de funderingsvloer.
C
Holoceendikte
in m
Belasting
zandlaag
betonvloer
erfverharding
Breedte
zandlaag en
erfverharding
in m.
Az verschilzetting
in mm. t.g.v. belasting tussen rand
en midden van funderingsvloer
0,5 m zand
0,15 m beton 1
0,5 m zand
0,25 m beton 1
0,O m zand
0,15 m beton
1
1,0 m iand
0,25 m beton 1
Uit deze tabel blijkt dat de verschilzetting tussen rand en midden
per ml binnen het vervormingscriterium blijft wanneer de zandlaag
en de erfverharding in dezelfde belastingsgrootte wordt doorgezet,
buiten de funderingsvloer om, zoals aangegeven.
3.3. Zettingsverschillen t.g.v. veranderlijke belasting
Voor het berekenen van zetting van de voedergang t.g.v. de veranderlijke belasting, moet de werkelijk op te treden belasting bepaald worden.
In principe wordt de voedergang niet anders belast dan door wielvoertuigen en kleine belastingen door kort durende voederopslag
(periode: dag). Deze belasting worden regelmatig herhaald. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het voorkomen van materiaalopslag van langere duur (periode: maand)'en groter gewicht.
Deze belasting bestaat uit kortdurende voederopslag in de voedergang. Wanneer we ervan uitgaan dat telkens voeder wordt opgeslagen
ter grootte van 21cN/m2,dit wordt geleidelijk verwerkt en daarna weer
~
is er dus 1kN/mZ aanwezig. In
aangevuld tot ca. 2 k ~ / mgemiddeld
werkelijkheid zal dit minder zijn. Wanneer we hierin ook nog de
wielbelasting betrekken valt deze gemiddelde belasting van 1kN/m2
weg tegen de gemiddelde belasting van lkN/m2 op de mestgang en
ligboxen.
Eventuele
veranderlijke
belasting
....................
----------De veranderlijke belasting is als een driehoekvormige strookbelasting aangenomen over een breedte van 4 m. De spreiding is aangegeven op bijlage 7. De maximale verschilzetting die optreed over een
breedte van 1 m na een periode van 30 dagen is als criterium gekoZen. In tabel 4 zijn deze verschilzettingen aangegeven. In de zettingsberekening is uitgegaan van een betonvloer van 0,15 m en een
zandlaag van 1,O m. Over die periode zijn de zettingsverschillen
voor de diverse holoceendiktes gelijk.
belasting
zettingsverschil na
30 dagen m m / m l
q = 5 k ~ / m, ~
q = I O k N / m2
2,5
5
J
Tabel 4.
3.4. Initegle zettingsverschillen
In de ondergrond kunnen verschillen in samenstelling van het holoceen voorkomen die niet voldoende onderkend zijn tijdens het grondonderzoek of door het feit dathetstramien van het grondonderzoek
niet voldoende fijn is waardoor variaties in laagdiktes mogelijk
zijn. Deze verschillen kunnen aanleiding geven tot verschilzettingen.
Voor het bepalen van de grootte van de verschilzettingen zijn geen
gegevens bekend. We1 worden voor het vaststellen van grenzen waarbinnen zettingsprognoses en opgetreden zettingen varizren een percentage aangehouden van de totale zettingsprognose. Voor een grove
zettingsprognose is dat 20%.
Eenzelfde percentage kan aangehouden worden voor het mogelijk optreden van initeEle zettingsverschillen. Uitgaande van een breedte
van de betonvloer van 25m waarover dit zettingsverschil optreedt
levert dit getoetst aan het vervormingscriterium:
Wanneer de resterende zetting direct na het storten van de betonvloer minder dan 0,625 m bedraagt blijft dit zettingsverschil binnen het vervormingscriterium.
3.5. Sommatie van zettingsverschillen
Verschillende belastingsgevallen kunnen elkaar beinvloeden en
dientengevolge moeten de veroorzaakte zettingsverschillen opgeteld
worden. De volgende combinaties kunnen voorkomen.
a.: A z inite61 + A z spant
b.: A z initezl + A z veranderlijk
c.: A z initezl + A z rand
De combinatie Azspant en A z veranderlijk compenseren elkaar. Uit
de combinatie kan de conclusie worden getrokken dat de initegle
zettingsverschillen altijd zo klein mogelijk moeten worden gehouden. Dit betekent dat voor de aanvang van bouw een zo groot mogelijk deel van de totaal zetting zijn opgetreden.
Een overzicht van de berekende zettingsverschillen voor alle combinaties is op bijlage 8 in tabelvorm weergegeven. In tabel 1 is
combinatie A z maximaal + A z initezl aangegeven hierbij is tevens
de grootte van de restzetting bepaald zodat aan het vervormingscriterium wordt voldaan.
In tabel 2 is uit gegaan van dilitatievoegen langs de voedergang
zodat de A z veranderlijk niet maatgevend is. De combinatie A z
maximaal + A z initezl is aangegeven in tabel 2 met de berekende
restzetting zodat aan het vervormingscriterium wordt voldaan.
Bijlage 8, tabel I
-
Uit de waarden voor de toegestane restzetting na de bouw van het
bedrijf blijkt dat voor alle gevallen het funderen op staal op
een samendrukbaar pakket van 2 m mogelijk is.
- Voor een pakket samendrukbare lagen van 6 m is dit niet mogelijk
met deze combinaties en dit vervormingscriterium.
- Voor een pakket samendrukbare lagen van 4 m geldt: fundatie op
staal mogelijk voor een betonvloer dik 0,15 m met een bepaalde
voorbelasting van de samendrukbare lagen en geen fundatie op
staal mogelijk voor een betonvloer dik 0,25 m.
Bijlage 8, tabel 2
Hierbij worden dilitaties toegepast in de betonvloer op de plaatsen waar de grootste vervormingen worden verwacht, tussen de voedergang en de loopruimte voor het vee.
De resultaten van de combinatie van zettingsverschillen is als
volgt:
- ~oloceendikte2 m. Fundatie op staal op samendrukbare lagen mogelijk.
- Holoceendikte 4 m. Fundatie op staal op samendrukbare lagen mogelijk na voorbelastingvandeze lagen.
- Holoceendikte 6 m. Fundatie op staal op samendrukbare lagen niet
mogelijk uitgezonderd de combinatie 0,5 m zand en 0,25 m beton
met een grote voorbelasting.
Opmerkingen
a. Het funderen op staal op een pakket van 2 m Holoceen is mogelijk. In dit geval wordt vaak gekozen voor gierkelders onder de
bedrijfsvloer. Vlakke plaatvloeren zijn voor deze holoceen afmetingen op staal ook gerealiseerd in het verleden.
Het aanbrengen van dilitaties in de mestgang heeft alleen tot
gevolg dat dikkere betonvloeren van 0,25 m, kunnen worden toegepast zelfs op 6 m holoceen. Dilitaties in de voedergang resulteren slechts voor twee combinaties in een kortere of kleinere voorbelasting.
b. Er is slechts gekeken naar een vlakke plaatvloer een eventuele
inpandige melkkelder levert onoverkomenlijke zettingsverschillen op. Deze dient daarom afzonderlijk gefundeerd te worden.
c. Voor aansluitingen van leidingen, kabels etc. mogen grotere
zettingsverschillen optr'eden omdat hiervoor andere oplossingen
voorhanden zijn.
d. Zettingsversnelling is mogelijk door:
I. Vroegtijdig aanbrengen zandlaag.
2. Extra voorbelasting voor de bouwfase.
3. Versnelling van de consolidatie door verticale drainage.
e. Het gebruik van ander funderingsmateriaal.
- Ongebonden steenfunderingen. Heeft geen voordelen v.w.b. belastingspreiding t.a.v. een zandlaag.
- Gebonden funderingsmaterialen, zoals z a n d - c e m e n t s t u b i l i s a t i e ,
zand-asfaltmengsel, hydraulische slakken. Deze materialen
binden zich en zorgen voor plaatwerking zodat de belastingen
beter gespreid worden, wanneer de vervormingen te groot worden gaat het materiaal scheuren en verliest gedeeltelijk de
spreidende functie.
f. Andere uitvoering bedrijfsvloer.
Het is mogelijk de voedergang uit te voeren in straatwerk (of
asfalt, betonklinkers, stelconplaten) en de mestgang en ligboxen
vloer als een betonplaat: zodat de zettingsverschillen t.g.v.
de veranderlijke belasting geen scheurvorming veroorzaken en
eventueel gecompenseerd kunnen worden door het herstraten van
de voedergang. In dat geval i s ook een grotere b e l a s t i n g op de
voedergang toelaatbaar.
g. D i l i t a t i e i n voedergang.
D i l i t a t i e s tussen de voedergang en de voederstaanplaats voor
het vee maken het mogelijk te rekenen met een grotere veranderl i j k e belasting.
4. CONCLUSIES
Het funderen van vlakke plaatvloeren op samendrukbare lagen is mogelijk
wanneer de zettingsverschillen binnen de gestelde eisen blijven waarbij
de samendrukbare lagen t.p.v. de fundering gelijk van dikte en samenstelling zijn. Uit het voorgaande volgt dat een staalfundatie op een
pakket van 2 m holoceen goed mogelijk is, op een pakket van 4 m is dit
mogelijk m.b.v. een voorbelasting van het maaiveld en op een pakket van
6 m is een fundatie op staal bijna niet mogelijk.
Wanneer van het vervormingscriterium wordt afgeweken en scheurvorming
wordt toegelaten zijn er meer mogelijkheden voor het funderen op staal.
Door de gevolgde berekeningswijze worden de zettingsverschillen uitgedrukt in millimeters. Dit is noodzakelijk om de verschillende belastingsituaties met elkaar te kunnen vergelijken. De nauwkeurigheid van zettingsprognoses lijkt hierdoor :root maar varieert van 10-20 Z afbankelijk van de nauwkeurigheid van de pondparameters.
In de uiteindelijke beoordeling varisren de uitkomsten van de berekende toelaatbare zettingen ook binnen deze grenzen.
5. SAMENVATTING
Het funderen van vlakke plaatvloeren op samendrukbare holoceen materiaal is wat betreft het optreden van zettingen voor een algemene situatie uitgewerkt.
Uitgangspunt: vlakke plaatvloer, dik 0,15 of 0,25 m op een zandlaag van
0,5 of 1,0 m gelijkmatige holoceendikte en -samenstelling
onder de bedrijfsvloer.
Vervormingscriterium 5 mm/ml vloer.
Elke belasting veroorzaakt zetting.
Zolang de zetting gelijkmatig optreedt onder de plaatvloer ontstaan
geen problemen maar zakt de vloer in zijn geheel. Zettingsverschillen
kunnen we1 problemen veroorzaken hetzij hinderlijke scheurvorming in de
vloer hetzij instabiliteit van de bovenbouw, wanneer de zettingsverschillen het vervormingscriterium overschrijden.
De berekende zettingsverschillen zijn gerelateerd aan de totale zetting
in 30 jaar van elke afzonderlijke belasting. Hierdoor ontstaan een aantal zettingscriteria waaraan het ontwerp moet voldoen.
Deze zijn:
I
<5m/m
A z spant
b.: A z initegl + A z veranderlijk <5mm/ml
c.: A z initegl + A z zand
<5mm/m I
a.: A z initegl +
Als gevolg van de wijze waarop het probleem benaderd is en de berekeningsmethodiek zijn de zettingsverschillen uitgedrukt in millimeters.
In de praktijk varieert de nauwkeurigheid voor zettingsprognoses van
10 - 20%. In de uiteindelijke beoordeling varigren de uitkomsten van de
berekende toelaatbare zettingen binnen deze grenzen. ,
Uit de combinatie van mogelijk voorkomende zettingsverschillen volgt
dat een fundatie op staal van een vlakke plaatvloer goed mogelijk is
voor een gelijkmatig holoceenpakket van 2 m dikte. Een holoceenpakket
van 4 m vereist een voorbelasting gedurende enige tijd voordat de op
staal gefundeerde plaatvloer wordt aangebracht. Een holoceenpakket van
6 m vereist een zodanig grote of lange voorbelasting dat deze funderingen niet aantrekkelijk zijn.
Boring 1
.15
nclr
.45
.Q
1.2
niit7~lphouQnd
z d hunaus
klol z
k stark humus
n t i g klalhoudond
tIJKSDIENST
VOOR
DE
IJSSELMEERPOLDER!
Studi~afdelinq
Directie Stedebouw en Openbare Werken
-
.
a
-
.
t'
.......
m
1
N
C1
-.......--
Betreft
Boorprofiel sectie Nz
Zuidelijk Flevoland
Bi jlag_e 1
get..- ...r....Plct-;.
... ... ...
3ritll. r K70'3Li
.
Arch w ~ 1 ,o
-
6
1 36 35
2
SPANTLAST ~n CN
spanten hoh &.am
mXXjTEWORSNEDE A - 0
I
PLATTEGROND EN SPANTLASTEN VAN WflDEBEDRlJF
Schaal 1 LOO
b~jlage 2
b
CP
ffi
CPA CSA EIEtE
1.90 .0110 .ms? .0101 .me7 5.m
1.45.OBm.0098.CB77.0110
ZOO
i.zs.om.01rn.1~m.rn70
am
1.~.0078..022.1570.0284 200
LAWNR VOCGEY
1
2
3
4
I-
Dim OIKTE DIKE g T T I m a K W I N C N R
.45
.45
-45
,3
.45
.3
4
23
.45
.45
VmSTINC
T/,,.2
WGEBRACHTE BELASTIMC T/N-2
.3
CRONOYATER IN
.B
H tov
1
2
3
0
0
0
1.E
I.@
1.8
DUDE MV.
I
.... .~..
~
.
-. - . ~ . . ~
R IJK50 ZENST VOOC DL 1JiSiLM-iKi!iLJERS
;
i ---D i r e k t i e Stedebouw enAenbare Werken Studi eaf del i ng
r-.-I
BIJLAGE I
-.
-.
....
.-
.!
. .. . ...:
~
I
!
ZETTINGVERLOOP
-. ...
I
---
i
~
.. .
. .. -1
2
3
4
5
1.45 .0800 .m98 . a 7 7 .0110 2 W
i . z ~ . o m . o i m . i ~ r n . m 7 02.00
.45
.3
-45
.3
.am .ISM .w Loo
.1.a. m a .me4 . I 1 2 .a
250
2 3
t a
0
0
1.a .o7e3
-45 OPGEBRACHTE BELASTING T h - 2
-3
CRWMIATW I N M t o v DUDE MV.
51
34
1.7
23
0
"om
=LASTIS
-1
-1
-I
_
I
I
i
.-
RIJKSDIENST VOOR DE I3SS.ELMEERPOLDEKS
!i
Direktie Stedebouw en Openbare Werken Studieafdel ing
i
i
VOORBELASTING MAAIVELD
-
1
iI
I
I
-&&Dm
I
-
6 kN
LLO m
1
&
(
6 kN
%4
betonvloer
,
-k
1
-m
betonvloer
SPRElDlNG SPANTLAST WOR ELASTISCH ONERSTEUNDE LIGGER
t gvspanttelast~nq
-q A
/&q=
+
/ A q S , k 2"2'
;irKr
" q9 -- 057 i&rn1
w
%4
%&LJ
1,,0.% .OX
.M2
= 1.54 kNlm1
,Om3
061
0%
0
.Om2
0.15
M7
0
betonvl~er
E
2:,028
xOM
3,,P15
0
.a06
,0003
P m O
L,,Il08
.(M7
.006
,,
0.015
5
.0OL
,OD3
3
a
8
I
,005
0
0
OD5
A Nz/ml
6
Nz = Spnnn~ngsspre~dlngs
coefflclent
I
SPANNINGSSPREIDING ClRKELMlRMlGE BELASTING
dl& betonvloer 025 m .
l m mnd=nq =nNz =O,LxP57overlm holoceen
z = 1mm12m1
-
-1m zand
-05 rn zand = q = NZ = 0,sx Q57M 15 m Moceen
-QSrn mnd
-
d ~ k t ebetonvloer 0.15 m
A q =A Nz = QLxl,5L c ~ e r1m hdaceen
z = 2rnm12rn'
z = 2 mrn12m1
A
q = 4 I+.
0.5x15L over 1.5m hdoceen
z = 7mm/2m1
Zettingsverschillen t gy, swnthsten
b~jlage6
@
.
<
LO rn
C
I
-7m
- Hdoceen
2 m A ,p,
= 0.20
-
Holoceen Lrn A =p,
014
-
Holoceen 6rn A p,
= 0.10
6
,
ANZ rmx/ml
SR4NNINGSSPREIDING VERANDERLIJKE BELASTING
bljlage 7
3
/
R I JKSD IENST VOOR DE
-';
I JS..,
"1: 1.4 1.-.: E..l<~-1[.~L.DEm3S
I
1
BI JLAGE 7a ZETTINGSVERSCHILPER M'
I
t. 9. v.
I
1
'
.. ...ldi
.-'
'-
.,
i
j
VERANDERLIJKE BELASTING
-.
5 KN/'Ma2
3
1.93 .oito . m .OIOL
~ . m 7 rw
1.45.GBa).m9B.OB7.0110
2W
1.~.0780.01m.12m.wm
zw
4
l.ao.0?gj.0~~.1~70.-
1
2
I
/
t m
.45
.4s
.a
.45
.3
.4
23
.4s
T/n.2
2.16 2.16 2.18,
.45
1
OREBIW2m BELASTING T/N-2 L
14 - 2
.3
.8
mmATERINMtovOUanV-
.
-
I
i
1
R I JKSD iENST VOOR DE I JSSELMEERP01-.3EilS
i
en -O l b a
e---. Werken
Studieaf
- Direktie Stedebouw
-.-- --r.
-- del i n q - ~
BIJLAGE 7b ZETTINGSVERSCHIL PER M'
t. g. V.
'.
'VERANUERLIJKE BELASTING 10 KN/M'2
- .-- .- --
i
I
4
I
~
i
I
1
2