Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1985-1986 17497 Herziening Onderwijs Salarisstructuur N r . 18 B R I E F V A N DE M I N I S T E R V A N O N D E R W I J S EN WETENSCHAPPEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Zoetermeer, 1 april 1986 De vaste Commissie voor Onderwijs en W e t e n s c h a p p e n heeft onlangs verzocht een overzicht te geven van a. knelpunten die zijn opgelost b. nog hangende knelpunten c. evt. nieuw ontstane knelpunten voortvloeiend uit de invoering van de beleidsnota Herziening Onderwijssalarisstructuur (kamerstuk 17 4 9 7 , het zgn. HOS-systeem). In reactie daarop w i l ik u het volgende meedelen. Ada Zowel in de Bijzondere Commissie voor Onderwijspersoneel (BC) als in de Commissie Besturenorganisaties (CB) zijn na de t o t s t a n d k o m i n g van het akkoord over de uitwerkingen van het HOS-systeem werkgroepen in het leven geroepen met als doel het signaleren en inventariseren van punten van het nieuwe salarissysteem en vervolgens het vinden van mogelijke oplossingen voor deze knelpunten. In een groot aantal besprekingen is in deze werkgroepen tal van zaken de revue gepasseerd. Dit betrof zowel mineure, voornamelijk technische aangelegenheden als een aantal meer ingrijpende problemen. (Een en ander is neergelegd in het zogenaamde «Bezem-KB».) Het is ondoenlijk een volledige o p s o m m i n g te geven van alle knelpunten en knelpuntjes waarover het overleg inmiddels tot een afronding heeft geleid. Ik wil mij daarom beperken tot een aantal hoofdzaken. 1 e Overgangsrecht voor de «zittende studerende leraren» Daarover bent u geïnformeerd door middel van mijn brief DI/AB 1 5 0 . 8 8 4 van 17 januari 1986. TweeJe Kamer, vergaderjaar 1 9 8 5 - 1 9 8 6 , 1 7 4 9 7 , nr. 18 1 2e Fusiecirculaire Voortgezet Onderwijs (Circulaire DI/AB 85-30 d.d. 30 augustus 1985) Met name de invoering van de nieuwe sectorindeling en de verzelfstandigde positie van de schoolleiding maakte het noodzakelijk de regeling voor fusies van scholen voor voortgezet onderwijs te «vertalen» naar het nieuwe HOS-systeem. Over deze vertaling, die is neergelegd in circulaire DI/AB 85-30 van 30 augustus 1985 is in het overleg overeenstemming bereikt. Naderhand is gebleken dat over en aantal punten, overigens van minder groot belang, nog nader overleg nodig was (zie ad b). 3e Faciliteitenregeling voortgezet onderwijs Voor een groot aantal extra activiteiten op verschillende beleidsterreinen (culturele minderheden, emancipatieprojecten e.d.) kunnen aan scholen extra faciliteiten, veelal in de vorm van extra taakeenheden, worden toegekend. Ten aanzien van de rechtspositionele voorwaarden waaronder deze faciliteiten worden verstrekt diende in het nieuwe systeem een aantal uitspraken te worden gedaan betreffende: - het opdragen van deze eenheden aan directieleden, - het wel of niet hebben van een «taakomvangsgarantie» van leraren ten aanzien van de facilitaire taakeenheden, en - de mate waarin deze eenheden buiten het normale toedelingsmechanisme van werkzaamheden aan leraren vallen. Van de gelegenheid is tevens gebruik gemaakt om te komen tot een vorm van harmonisatie van de rechtspositionele voorwaarden waaronder facilitaire eenheden kunnen worden verstrekt. Een en ander heeft geresulteerd in de circulaire DI/AB 86-100 van 14 februari 1986. 4e Bovenschoolse aanstelling in het basisonderwijs In het basisonderwijs en in het (voortgezet) speciaal onderwijs is bij de invoering van het HOS-systeem tevens een taakomvangsgarantieregeling voor leraren van toepassing geworden. In het algemeen dient deze garantieregeling voor leraren per betrekking te worden toegepast. Een uitzondering daarop wordt gevormd door de situatie waarin voor leraren een zogenoemde bovenschoolse aanstelling geldt. In dat geval wordt de garantie-regeling toegepast op de totale omvang van de bovenschoolse betrekking van de desbetreffende leraar. In het overleg is een verschil van mening gebleken over de vraag in welke gevallen er sprake diende te zijn van deze bijzondere garantieregeling en in welke gevallen de normale regeling moet worden toegepast. Mijnerzijds is de opvatting gehuldigd dat de bijzondere garantie-regeling zich slechts diende uit te strekken tot die situaties waarin volgens de WBO bovenschoolse aanstellingen formeel mogelijk zijn. Deze opvatting werd gedeeld door een deel van de centrales, terwijl de andere centrales van mening waren dat ook in een groot aantal andere gevallen waarin door een leraar bij verschillende scholen een betrekking wordt bekleed, de garantie-regeling op het totaal van die betrekkingen van toepassing zou moeten zijn, in plaats van op elk der betrekkingen afzonderlijk. Het overleg over deze zaak is weliswaar afgerond, maar heeft niet tot overeenstemming geleid. Adb Ook voor deze categorie knelpunten geldt dat een limitatieve opsomming niet goed mogelijk is. Daarom wil ik mij beperken tot een aantal van de grotere knelpunten: Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 1 7 497, nr. 18 2 1 e Inschaling bij indiensttreding Met het HOS-systeem is overgegaan van het vroegere systeem van leeftijdsbezoldiging naar een systeem van anciënniteitenbezoldiging. Dit maakte het noodzakelijk ten aanzien van de inschaling van het personeel bij indiensttreding bij het onderwijs nadere regelen te geven. Deze regels, die zijn neergelegd in de artikelen I-P6 tot en met I-P10 van het Rechtspositiebesluit Onderwijspersoneel, en die verder zijn uitgewerkt in de circulaire DI/AB 85-106/85-205 van 8 augustus 1985 blijken in de praktijk op een aantal punten niet tot algemeen aanvaardbare uitkomsten te leiden. Dit betreft onder meer de inschaling - van leraren afkomstig uit/werkzaam geweest zijnde in het buitenland; - van leraren die naast een betrekking in het bedrijfsleven, reeds een (kleine) onderwijsbetrekking vervulden op het moment dat een nieuwe onderwijsbetrekking werd aanvaard, en - van leraren afkomstig uit het bedrijfsleven, wier salaris voor een (groot) deel werd gevormd door zogenaamde «variabele» inkomensbestanddelen. Ten aanzien van dit knelpunt is afgesproken dat, nadat enige tijd ervaring met het nieuwe systeem is opgedaan, in het overleg zal worden bezien of, en zo ja op welke punten, de regeling met betrekking tot de inschaling en dergelijke van nieuw personeel zou moeten worden bijgesteld. Het overleg hierover is nog niet gestart. 2e Vervangingsregeling De bestaande circulaires voor het voortgezet onderwijs, het basisonderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs waarin regels zijn gegeven met betrekking tot vervanging van afwezige leraren en directieleden, dienen aan het nieuwe salarissysteem te worden aangepast. Een generale circulaire is in voorbereiding. Deze kan naar verwachting binnen enkele weken aan het georganiseerd overleg worden aangeboden. 3 e Fusiecirculaire basisonderwijs Evenals dat voor het voortgezet onderwijs het geval was, dient ook in het basisonderwijs de fusiecirculaire in het nieuwe systeem te worden vertaald. De desbetreffende circulaire wordt zeer binnenkort aan het georganiseerd overleg aangeboden. 4e Knelpunten fusiecirculaire voortgezet onderwijs De fusiecirculaire voor het voortgezet onderwijs (zie Ad a, punt 2) leidt in de praktijk op een aantal punten tot problemen. Dit betreft onder meer: - de voorrangsbenoeming van de ex-directeur van één van de fuserende scholen tot plaatsvervangend directeur; - de betrekkelijk ingewikkelde regeling met betrekking tot de formatiegarantie bij fusies (de zgn. XYZ-regeling), en - de boventalligheid binnen het directieteam in geval van autonome terugloop van het leerlingenaantal van de school. 5e Het zogenoemde «economie-probleem» In scholen voor VWO/HAVO kan zich het volgende voordoen. Wanneer een eerstegraads vacature in de school ontstaat dient deze functie bij voorrang te worden aangeboden aan tweedegraads leraren voor wie een zgn. 15-jaars salarisuitzicht geldt en die bevoegd zijn voor enige vakken in de eerstegraads sector. Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 17 497, nr. 18 3 Ingeval een eerstegraads leraar economie uit de school vertrekt kan het dus v o o r k o m e n dat de daardoor ontstane vacature w o r d t vervuld door een tweedegraads leraar die niet voor het vak economie bevoegd is. Gevolgd daarvan is dat voor de lessen economie een (eerstegraadsbevoegde) leraar moet w o r d e n aangetrokken in een tweedegraads functie. Aangezien echter de lessen economie in het algemeen vooral in de bovenbouw van de desbetreffende V W O / H A V O - s c h o o l w o r d e n gegeven, ontstaat hiermee een stijdigheid met het in de regeling neergelegd beginsel van functiebeloning. Dit beginsel is tot uitdrukking gebracht in de bepaling dat de leraar tenminste voor de helft van zijn functie werkzaamheden op «adequaat» niveau m o e t e n w o r d e n opgedragen (de zgn. 1 4 / 1 9 - s t e regeling). Soortgelijke problemen kunnen zich overigens ook voordoen ten aanzien van andere vakken die voornamelijk in de bovenbouw voorkomen. In het kader van de bespreking in het georganiseerd overleg over de «sectorsgewijze afvloeiing» (zie A d c) is mijnerzijds een voorstel g e f o r m u leerd dat erop neer k o m t dat in de hiervoor geschetste situatie de voorrangsbenoeming aan leraren met een 1 5-jaars-uitzicht achterwege kan blijven en voor de desbetreffende vacature dus op eerstegraads niveau kan w o r d e n geworven. Adc Op dit m o m e n t vindt tripartite-overleg plaats met de centrales uit de BC en de CB over een aantal gevolgen van het overgangsrecht met betrekking t o t het principe van de sectorsgewijze afvloeiing, zoals dat in de nieuwe regeling is verwerkt. Sectorsgewijze afvloeiing houdt in dat voor de verschillende sectoren in een school (eerste en tweedegraads sector) afzonderlijk per sector w o r d t bepaald of er sprake is van opheffing van een betrekking. Het daaruit voortvloeiende ontslag w o r d t gegeven aan een leraar die een functie in de desbetreffende sector bekleedt en binnen die sector onderaan de afvloeiingslijst staat. Overgangsrechte/ijk is hierop een uitzondering gemaakt via het zgn. H O S - p r o t o c o l ; op dit protocol zijn de onderlinge afvloeiingsposities (door de sectoren heen) van de leraren vastgelegd zoals die op 31 maart 1986 golden. Een eventueel ontslag kan via dit HOS-protocol worden «doorgeschoven» naar een andere, op het protocol ongunstiger geplaatste leraar die niet noodzakelijk binnen dezelfde sector een functie bekleedt. Op deze wijze is doorschuiven van ontslag van de eerste naar de t w e e d e graads sector en omgekeerd in de overgangsrechtelijke situatie mogelijk. 1e Door besturen- en personeelsorganisaties w o r d t als zeer knellend probleem aangemerkt het feit dat leraren die op of na 1 april 1985 in dienst zijn gekomen buiten dit overgangsrecht vallen. Dat wil o.m. zeggen dat naar deze leraren geen HOS-protocolontslag kan worden doorgeschoven: naar een buiten het protocol vallende fweectegraads leraar (bijvoorbeeld) kan geen ontslag dat het gevolg is van de opheffing van een betrekking in de eerstegraads sector worden doorgeschoven, terwijl zulks wel mogelijk is voor een tweedegraads leraar, die wel op het protocol voorkomt, onafhankelijk van de onderlinge afvloeiingspositie van deze twee leraren. 2e Een bijzondere problematiek doet zich voor bij fusie, waarbij het probleem van het doorschuiven van het ontslag zich niet beperkt tot schuiven tussen sectoren, maar ook het probleem van het schuiven tussen de verschillende bij de fusie ingebrachte scholen aan de orde is. Het streven is erop gericht binnen enkele weken het overleg over oplossingen van deze problemen af te ronden. Het overleg hierover voorzover het betreft de personee/s-organisaties vindt plaats onder de Tweede Kamer, vergaderjaar 1 9 8 5 - 1 9 8 6 , 17 4 9 7 , nr. 18 4 randvoorwaarde die indertijd is afgesproken met betrekking tot vervolgoverleg over eventuele HOS-knelpunten; dit betekent dat zo enigszins mogelijk het overleg met een unanieme overeenstemming met de personeelsorganisaties dient te worden afgerond. Gelet op de specifieke positie van öesfurenorganisaties ten aanzien van deze kwestie zal ik echter ook de van die zijde in het tripartite overleg ingebrachte argumenten en standpunten bijzonder zwaar laten wegen bij mijn uiteindelijke oordeelsvorming. De Ministervan Onderwijs en Wetenschappen, W. J. Deetman Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 17 497, nr. 18 5
© Copyright 2024 ExpyDoc