DE KUNST VAN HET VARIËREN Radio Filharmonisch

SII4
symfonisch ii-4 2013-2014 53e seizoen
DE KUNST VAN HET VARIËREN
zaterdag 15 februari 2014 14.15-16.15 uur
Radio Filharmonisch Orkest
Groot Omroepkoor
Stéphane Denève dirigent
Gijs Leenaars koordirigent
Maurice Ravel 1875-1937
Ma mère l’oye suite 1908-1910 | 1911
Pavane de la Belle au bois dormant. Lent
Petit Poucet. Très modéré
Laideronnette, Impératrice des Pagodes. Mouvement de Marche
Les entretiens de la Belle et de la Bête. Mouvement de Valse modéré
Le Jardin Féerique. Lent et grave
Bart Visman 1962
Rumore voor koor en orkest 2013 | wereldpremière
opdrachtwerk ntr zaterdagmatinee, mede mogelijk
gemaakt door het fonds podiumkunsten
I romori –
De jaren
pauze
Henri Dutilleux 1916-2013
Métaboles 1959-1964
Incantatoire. Largamente –
Linéaire. Lento moderato –
Obsessionnel. Scherzando –
Torpide. Andantino –
Flamboyant. Presto
Maurice Ravel
Boléro 1928
SII
4
Koopman in Concerthuis
In oktober viert Ton Koopman zijn zeventigste
verjaardag. Vredenburg en de Vrijdag Van
Vredenburg nemen alvast een voorschot op
de feestelijkheden. Als er één componist
is die op Koopmans verjaardag niet mag
ontbreken, dan is dat Johann Sebastian
Bach. In tien jaar tijd heeft Ton Koopman alle
cantates van Bach uitgevoerd en opgenomen. Een
‘mammoetproject’, dat gevolgd werd door een nieuwe
uitdaging: het complete werk van Dietrich Buxtehude,
Bachs grote inspirator. In het Radio 4 Concerthuis
een greep uit zijn mooiste concerten. Samen met zijn
onvolprezen Amsterdam Baroque Orchestra & Choir
uiteraard, maar ook met die andere ‘reus’ uit de oudemuziekwereld: Jordi Savall.
 radio4.nl/concerthuis
Facebook en Twitter
Volg het laatste­nieuws
rond de NTR Zaterdag­
Matinee op onze eigen
Facebook-pagina en klik
‘vind ik leuk!’
... en op twitter:
@ZaterdagMatinee
NTR Podium
?!
Nieuwe brochure
Eind februari verschijnt
de nieuwe abonnemen­
tenbrochure. Vanaf don­
derdag 27 februari kunt
u uw abonnementen voor
het seizoen 2014-2015
bestellen.
2
documentaires en concertregistraties op ned 2
zo 16 feb 13.00 uur · ma 17 febr 24.05 uur
Jan Willem de Vriend geeft muziekcollege Wat
had Beethovens Negende symfonie te maken met
een levensgevaarlijke stoommachine? En Mozart
met de eerste zware industrie in het Duitse Mann­
heim? Alles, want ze verwerkten die in hun symfo­
nieën, beweert dirigent Jan Willem de Vriend. Met
zijn Nederlands Symfonieorkest/Het Orkest van het
Oosten laat hij horen hoe componisten hun industri­
ële omgeving lieten doorklinken in hun muziek. Van
weefgetouwen bij Vivaldi tot een robot in de Boléro
van Ravel. Presentatie: Dieuwertje Blok.
Aansluitend: het eerste deel van Beethovens
Negende door het Nederlands Symfonieorkest/Het
Orkest van het Oosten o.l.v. Jan Willem de Vriend.
 ntrpodium.ntr.nl
53e seizoen 15 februari 2014
DE KUNST VAN HET VARIËREN
Hoewel de partituur van Rumore van
Bart Visman rond de jaarwisseling
voltooid werd en kort daarop kon
worden aangeleverd, lijkt het alsof het
hele programma van vandaag rond dat
nieuwe werk is ontworpen. En dan gaat
het niet eens zozeer om de Franse gloed
bij Ravel en Dutilleux die goed past bij
de Italiaanse tekst van Bronzino die
Visman gekozen heeft. Nee, het is
technischer, in feite. Het betreft zaken
als melodisch en harmonisch vernuft,
orkestrale rijkdom en meer in het
algemeen de kunst van het variëren.
Dat laatste verstaan alle drie de componisten op het programma door en door.
Zelfs de aanhoudende herhalingen in
Ravels Boléro worden zo subtiel in steeds
wisselende orkestraties gepresenteerd,
dat wel degelijk van een variatiecyclus
sprake is, maar dan één zuiver op basis
van instrumentale kleur. Ook in Dutilleux’s Métaboles verschiet het orkest
menigmaal van kleur, terwijl daarnaast
de melodische variaties op basis van een
vaste set akkoorden van een bijzondere
muzikale verbeelding getuigen. En het is
juist die verbeelding waarmee Ravel de
oude sprookjes van Moeder de Gans een
tijdloos leven heeft ingeblazen.
Ook Visman zoekt na alle drukte van
een dag vol turbulente liefde en stads
lawaai naar rust, en wel in een koffiehuis, verdiept in een boek of krant, en
is toch ook daar zich bewust van de
tijdelijkheid der dingen: “En leest
verder / Wie er nu weer dood is / en hoe
oud.”
Ma mère l’oye
Maurice Ravel behoorde tot die bevoorrechte mensen die hun leven lang een
opvallende, verfrissende kinderlijke
kijk op de wereld rondom hen behouden hebben. Intelligentie en naïviteit,
de last van eeuwen menselijke cultuur
en ellende, nostalgie naar onbekende
horizonten en een jeugdige, onbezorgde en vaak ook onbevooroordeelde
nieuwsgierigheid lijken in perfecte
balans. Zelfs na de Eerste Wereldoorlog,
toen Ravel menige dierbare vriend op
de slagvelden verloren had, is zijn
muziek ondanks een aanzienlijke
grotere constructieve strengheid in
wezen optimistisch en quasi-naïef
gebleven.
Het is dan ook geen toeval dat zijn
vriendschap met het echtpaar Godebski
en hun kinderen Jean en Mimi tot een
aantal muzikale sprookjes heeft geleid.
Mimi, Madame Godebska-Blaque Belair,
heeft er jaren later, na Ra­vels dood, het
volgende over geschreven: “Ik had een
voorkeur voor Ravel, want hij vertelde
mij verhalen waar ik dol op was. Ik ging
dan op zijn knie zitten en onvermoeibaar begon hij al­tijd weer met ‘Er was
3
er eens....’. Dat was dan Laideronnette,
La Belle et la Bête, maar het waren
vooral de avonturen van een arme,
kleine muis die hij spe­ciaal voor mij
verzonnen had. Ik lachte veel om die
laatste verhalen, maar later had ik er
weer spijt van, want ik moest mezelf
wel bekennen dat het in wezen heel
droevige geschiedenissen waren.”
Tussen 1908 en 1910 heeft Ravel enkele
sprookjes voor piano vier­han­dig in
muziek gezet, met als basis de bekende
Franse sprookjes zoals die in de zeventiende en achttiende eeuw door Charles
Perrault, Marie-Catherine Comtesse
d’Aulnoy en Marie Leprince de Beaumont zijn opgetekend. Charles Perraults verzameling Sprookjes van Moeder
de Gans (1697) heeft daarbij de titel van
de gehele suite en twee verhalen aangereikt: De schone slaapster of Doornroosje (‘Pa­vane de la Belle au bois dormant’)
en Klein Duimpje (‘Petit Pouce’).
‘Laide­ron­nette, Impératrice des Pagodes’ komt uit Serpentin Vert van de
Com­tesse d’Aulnoy en vertelt van een
4
Luca Martini, door Agnolo Bronzino
zeer lelijk meisje, de keizerin van de
Pa­goden (kleine afgodsbeeldjes die in
Frankrijk als snuisterijen zeer ge­liefd
zijn), die een bad neemt: “Zij ontkleedde zich en liet zich in het water zakken.
Onmiddellijk begonnen Pagoden en
Pagodinnen te zingen en op hun instrumenten te spelen. Sommigen hadden
théorbes gemaakt van hazelnotendoppen, anderen vedels van amandeldoppen. De instrumenten moesten immers
wel aan hun lichaamsmaten aangepast
worden.” Het beroemde verhaal van La
Belle et la Bête van Madame Leprince de
Beaumont is muzikaal wellicht het
hoog­te­punt van de gehele set, die met
een typisch Ravelliaanse apotheose
wordt afge­slo­ten: ‘Le jardin féerique’.
In 1911 heeft Ravel deze suite eerst
georkestreerd en vervolgens omgewerkt
tot een ballet, waarvoor hij overigens
nog verschillende nieuwe delen com­
poneerde: een Prélude, de ‘Danse du
rouet’ en enkele tussenspelen. Over de
eenvoud en verrassende helderheid van
deze muziek valt nauwelijks te schrij­
ven. Tussen de overdadige en virtuoze
pianotriptiek Gaspard de la nuit en het
minstens zo weelderige en sensuele
ballet Daphnis et Chloé heeft Ravel juist
door de beperkingen die hij zich had
opgelegd – uiteindelijk moest de piano­
suite door de kinderen Godebski gespeeld kunnen worden – een won­der
van schoonheid en poëzie geschapen
dat zijn gelijke nauwelijks kent.
Bart Visman – Rumore
Voor Rumore (herrie, lawaai, kabaal)
heeft Visman tekst en titel ontleend
aan het gedicht I romori van de Italiaanse schilder Agnolo Bronzino (15031572), geboren in Florence onder de
naam Agnolo di Cosimo. Waarschijnlijk
heeft zijn donkere huid hem de bijnaam Il Bronzino opgeleverd. Bronzino
was niet alleen een succesvolle en alom
gelauwerde schilder, maar bij leven ook
bekend als dichter van burlesken:
turbulente en baldadige gedichten
waarin het stadse leven van zijn tijd op
de hak wordt genomen, maar alles
GERRIT SCHREURS
Samenkomst bij Cyprien Godebski, door Georges d’Espagnat, 1910; Ravel leunt op de
piano, Riccardo Viñes is de pianist
Bart Visman
bezongen als door iemand die dronken
van liefde is. Bronzino bezingt hier ‘O
Luca mio’, zijn vriend Luca Martini, aan
wie het gedicht ook is opgedragen. Hij
roert daarbij tal van onderwerpen aan
die het leven toen evenzeer als nu
bepalen: leven, dood, liefde, erotiek, het
schone en het lelijke van alledag.
Het alles omvattende van Bronzino’s
dichtkunst, van het leven, via de dood,
tot het paradijs, sprak Visman aan. Het
gaf hem ook de ruimte in zijn muziek
zijn verbeelding geheel de vrije teugel
te laten. Gelijk op met de dichter
ontwaakt in de muziek de dag als een
nieuw begin, met nieuwe kansen voor
de liefde, en nieuwe aanvallen op de
stilte. Het rumoer van spelende kinderen, jankende honden, kletsende
wandelaars en gillende buren leidt in
de tekst tot een vrolijke catalogus van
geluiden. Overigens, Bronzino woonde
zelf in een steeg dicht bij de Duomo
waar al het stadse lawaai in weerkaatst;
dat was toen het geval en is het nu nog
steeds.
5
Visman volgt de tekst op de voet,
zonder deze letterlijk weer te geven. Hij
is een componist, geen schilder of
dichter. Toch volgt de formele structuur
de tekst nauw op de huid. Bij het
toenemen van het rumoer gaat het hart
van de muziek sneller kloppen. De
luisteraar wordt meegesleurd in een
heuse tarantella. De klokken van de
toren naast de Dom beieren er lustig op
los. Tenslotte voert een laatste emotionele golfslag ons naar een eerder
melancholieke dan louter berustende
coda, waarvoor Visman een geheel
andere tekstbron heeft aangeboord,
namelijk het gedicht De Jaren van de
zanger van regisseur en nu ook dichter
Marc Pantus. Het idee van een gedicht
door Pantus ontstond overigens exact
daar waar het zich ook afspeelt: in een
groot café.
Visman ziet de twee gedichten, de ene
uit de zestiende eeuw en de andere van
‘gisteren’ als een ideale combinatie,
met als resultaat “een lang, meest
opgewekt deel over kabaal, waarmee de
liefde wordt bedoeld, en een kort deel,
een postludium, dat bij wijze van
spreken in de nagalm van het eerste
wordt gezongen, en dat gaat over
eenzaamheid en de dood.”
Henri Dutilleux – Métaboles
Al tijdens zijn lange leven was het
duidelijk dat Henri Dutilleux een van
de meest originele meesters van de
twintigste-eeuwse muziek is, een man
die onverstoorbaar zijn eigen weg is
gegaan, altijd met een blik op de
traditie, maar tegelijk zonder gemak-
6
“Een kunstenaar heeft slechts zeer weinig dingen te
zeggen, maar doet dat zeer luid en altijd weer.”
Henri Dutilleux
Henri Dutilleux
zuchtige compromissen op het verleden
te sluiten. Zijn muziek past in meerdere
tradities van Franse componisten, en
tegelijkertijd is zij onvervreemdbaar en
altijd herkenbaar zijn eigen muziek. Zo
herkennen we in zijn symfonische
werken de wereld van Debussy en
vooral Ravel in de kleurige orkestraties,
en die van Paul Dukas, en daarvóór
César Franck en Vincent d’Indy, in het
gebruik van passacaglia’s (een zich
steeds herhalende vaste opeenvolging
van samenklanken waarover gevarieerd
wordt) als vormend beginsel. Met zowel
Dukas als Albert Roussel heeft Dutilleux ook zijn voorkeur voor vaak
broedende, sombere, soms ook mistige
sferen gemeen.
Het briljante orkestwerk Métaboles
componeerde Dutilleux op verzoek van
George Szell en het Cleveland Orchestra
naar aanleiding van het veertigjarig
bestaan van het orkest in 1957. De
eerste uitvoering vond echter pas na
voltooiing in 1964 plaats. Tussen de
opdracht voor Métaboles en de première
ervan beleefde de Tweede symfonie ‘Le
Double’ in december 1959 in Boston
zijn eerste uitvoering onder leiding van
Charles Münch. Met dit werk vestigde
Dutilleux zich internationaal als een
van de belangrijkste componisten van
zijn tijd. Métaboles zou die reputatie
consolideren.
De titel ‘métaboles’ verwijst naar een
retorische figuur waarbij enerzijds een
transformatieproces wordt doorgevoerd
(bijvoorbeeld woord voor woord: “het
weer is verschrikkelijk, stormen, afschuwelijk… ), anderzijds in de tweede helft
van een zin hetzelfde wordt gezegd als
in de eerste helft, maar met andere
woorden of aan de hand van beeldende
synoniemen. In zijn compositie volgt
Dutilleux beide procedés. In de vijf
aaneengesloten delen van Métaboles
wordt een ingenieus transformatieproces toegepast dat zowel psychologisch
van aard is, als strikt muziektechnisch.
Zo wordt de luisteraar op basis van
grotendeels hetzelfde harmonische
materiaal (een goed herkenbare opeenvolging van samenklanken) op een reis
meegenomen, vanuit een aanheffend
gezang (‘incantatoire’), via een door de
strijkers gedragen intiem lijnenspel
(‘lineaire’), een obsessief, jazzy ritme
(‘obsessionel’) en een onbestemd,
draaierig schimmenspel afgewisseld
met gestopte koperblaasinstrumenten
(‘torpide’) tot een briljante, virtuoze en
opzwepende finale (‘flamboyant’).
In zijn muzi­kale dag­boek schreef
Dutilleux eens: “Een kunstenaar heeft
slechts zeer weinig dingen te zeggen,
maar doet dat zeer luid en altijd weer.”
Dat is nu precies wat ons in Métaboles
als afzonderlijke partituur opvalt, van
deel tot deel, maar evenzeer in het
gehele oeuvre van deze bijzondere
componist, een oeuvre dat ruim zeventig jaren omvat!
7
SII
4
Maurice Ravel – Boléro
De Boléro is zonder meer Ravels
bekendste werk. Geen compositie van
hem, weinig composities zelfs van
anderen hebben zo’n breed publiek
gevonden, in de concertzaal, in het
theater, in de bioscoop, in tal van
bewerkingen, zelfs in videospelletjes.
En dan te bedenken dat Ravel zelf dit
werk als weinig meer dan een experiment beschouwde: “Voor de eerste
uitvoering heb ik een waarschuwing
uitgevaardigd waarin ik schreef dat
het om een stuk van zeventien minuten gaat, dat geheel en al bestaat uit
orkestraal weefsel zonder muziek –
om een enkel lang, stap voor stap
opgebouwd crescendo. Er zijn geen
contrasten, en er zit vrijwel niets
nieuws in, afgezien van het proces en
de manier van uitvoeren. De thema’s
zijn onpersoonlijk – volksmelodieën
van het gewone Spaans-Arabische
soort.”
Kortom, het stelt volgens Ravel niet
veel voor, dit toch bijzondere orkestwerk, dat hij in 1928 voor het dansgezelschap van Ida Rubinstein componeerde. En toch… Weinig muziek is zo
hallucinerend en opzwepend als juist
de Boléro. Het aanhoudende ritmische
53e seizoen 15 februari 2014
Rumore
Bart Visman gebruikte slechts delen uit Agnolo Bronzino’s tekst. Het cursief gedrukte deel
wordt niet gezongen.
Maurice Ravel
patroon, dat net lang genoeg is om
niet al te simpel te zijn. De zich steeds
weer herhalende melodie, met slechts
een enkele variant voor de afwisseling. Om en om. En vooral de briljante orkestratie, waarbij het orkest
laagje voor laagje, kleur na kleur,
ontsloten wordt. Het is vooral de
Boléro geweest waarmee Ravel wereldberoemd is geworden. Het is nog
steeds zijn bekendste werk. Inderdaad.
Leo Samama
“er zijn geen contrasten, en er zit vrijwel niets nieuws in,
afgezien van het proces en de manier van uitvoeren”
Maurice Ravel, over de Boléro
8
[Poi che l’infermità vostra e la mia
n’impedisce il vedersi e ‘l ragionare,
la penna in vece d’occhi e lingua sia.]
[Omdat wij beiden ziek zijn, kunnen wij
elkaar een tijd niet zien en dus niet spreken.
Een pen dient ons tot ogen, mond en tong.]
Ogni mattina il nostro singulare
maestro mi dà nuove, o Luca mio,
come la fate o la sete per fare
e mi raccende la speme e ‘l desio
rivedervi e già mi pare udirvi
picchiarmi l’uscio e dir “Apri; i’ son io”.
Intendo ancor come, perché dormirvi
possiate più quieto, ha fatto il Tasso
in camera una fonte comparirvi,
che certi zampilli, or alto, or basso,
spruzzar fa l’acqua in sì soave pioggia,
ch’ogn’affannato cor n’arebbe spasso.
Een vreemde bode brengt mij elke ochtend
bericht, nu jij en ik door koorts geveld zijn,
hoe het met jou, mijn beste Luca, gaat,
iets dat in mij hoop en verlangen wekt
jou spoedig op mijn deur te horen kloppen,
terwijl je roept: ‘Ik ben het. Doe eens open!’
Je schrijft mij in je brief dat makker Tasso,
opdat jij rustiger zou kunnen slapen,
je kamer heeft gesierd met een fontein,
die met haar waterstralen, hoog of laag,
zulk een rustgevend regentje creëert
dat elk onrustig hart daar troost in vindt.
In vicinanza ho le più sciagurate
arti del mondo: non voglion far fiato
s’elle non son percosse e bastonate.
E perché me intendiate, i’ ho dal lato
sinistro la cucina del Cappello,
cioè d’uno spezial così chiamato,
ch’ogni mattina a nov’ore, in su quello
che, stanco dall’ardore e dall’affanno,
mi godarei con pace un sonnerello,
ei pesta e trita; io non so che malanno
ei tempesti, che sei quarti d’ora
ogni mattina mi fa questo danno.
Maar rond mijn woning heerst geen rust:
men hoort
hier de ellendigste geluiden klinken.
Stokslagen lijken het, ranselpartijen.
Om duidelijk te zijn: ter linkerzijde
grenst aan mijn huis de keuken van
Cappello,
zo heet de apotheker die daar woont,
en elke ochtend om een uur of zes,
als ik, moe van de hitte en de zorgen,
heel eventjes in slaap zou willen vallen,
stampt, bonkt en maalt hij, en ik weet niet
welke
9
kwaal hij bestrijdt, maar anderhalf uur lang
kwelt hij me elke dag met dit lawaai.
Abbiamo anco un coiaio presso presso,
ch’ha fatto quasi tanto ch’e’ ci aggrada,
pe’ suoi corrotti puzzi, quel del cesso;
costui non manca di tormi la testa
come quest’altri e fa un suo rinvolto
d’una pelle bagnata e vien con questa
fuori e, senza posarsi o poco o molto,
la sbatte e picchia in terra o sur un desco
e buon parte m’ha del cervel tolto.
Ook hebben wij een leerlooier als buurman,
wiens nerinkje zo stinkt dat mij welhaast
de lucht die uit de plee komt meer bevalt.
Die man doet alles om mij gek te maken,
net als de apotheker. Regelmatig
komt hij naar buiten met een nat stuk leer
en zonder ook maar even te pauzeren
spreidt hij dat uit op straat of op een tafel
en beukt erop tot ik krankzinnig word.
Da la man destra una ribalda giunta,
o più presto derrata principale,
a questa nostra casa abbiam congiunta.
Ei ci tornò in malora un animale,
che non si stende più là con l’ingegno,
ch’a far di cuoio o spalliera o guanciale;
e tutto dì, con un certo suo legno,
tempella in sur un ferro, né già mai
d’un minimo riposo si fa degno.
Voorts leunt er nog een akelige nering,
een uiterst ambitieuze onderneming,
tegen de rechterkant van onze woning.
Ze wordt gedreven door een domme ezel
die dagenlang niets anders weet te doen
dan meubelen met rundleer te bekleden.
Hij timmert met zijn hamer heel de dag
op dingen die waarschijnlijk spijkers zijn
en gunt zichzelf geen ogenblikje rust.
La vostro cameretta in su la loggia
terrena, sana e fresca, un gran contento
mi porge, quand’io penso chi v’alloggia;
tanto ch’e’ non vi manca, a quel ch’io
sento,
se non la sanità, ch’al Signor piaccia
rendervi tosto e trarvi di tormento.
Ma io sto in una stanza di tre braccia,
sottile e gnuda e questo sol lione
la scalda, anzi arde, acciò con lei mi
sfaccia.
Jouw slaapkamer, die aan een loggia
grenst,
is luchtig en gezond. Het stemt mij blij
te weten wie er in die kamer slaapt,
te meer omdat het jou aan niets ontbreekt,
naar ik verneem, behalve dan gezondheid.
Moge de Heer je spoedig beter maken!
Mijn kamertje is echter drie el breed,
en klein, en kaal, en deze zomerhitte
verwarmt het zo dat ik er haast in smelt.
Ma, raccozzando i tormenti, che letti
avete, e mille cose altre più strane,
sarian quasi piacer, quasi diletti,
posti a comparazion delle campane,
ch’a scrivere o pensar del nome pure,
10
De kwellende geluiden die ik hier
beschreef en nog zo’n duizend rare dingen
zouden mij echter haast welluidend lijken
als ik ze vergelijk met klokgebeier.
Wanneer ik slechts het woordje ‘klok’
nel corpo appena l’anima rimane.
Io n’ho cose da dir tante e sì scure,
che noi faremmo una capitolessa,
s’io l’aggiugnessi a quest’altre sciagure.
O noioso stormento, o briga espressa
del cervel de’ mortali, odiosa al cielo
ed alla terra e nimica a te stessa!
opschrijf
of het alleen maar denk, word ik al gek!
Ik haat die klokken zo dat jij en ik
een aardige satire kunnen schrijven
over die kwelling, bovenop de rest.
Ondragelijke marteling, geschapen
door mensen, maar alom gehaat door
hemel
en aarde, en een vijand van zichzelf!
Attendete a tornar gagliardo e sano,
ed io m’ingegnerò di guarir tosto,
acciò ch’in qualche luogo ce n’andiano
de le campane e da’ romor discosto.
Wacht tot je weer gezond en vrolijk bent,
dan doe ook ik mijn best om te genezen,
en daarna gaan wij samen naar een oord
dat ver is van gebeier en lawaai.
Agnolo Bronzino
vertaling Ike Cialona
Zit in het hoog café.
Maar hier aan tafel zijn Bodoni, Giambattista, Firmin en Pierre Didot, John Baskerville, Max Miedinger en Claude Garamond.
Hoort u dat geroezemoes?
Het ketst tegen de tegelvloer.
Te luid, maar voor de solitaire Krantenlezer
heel geschikt
Daar sneuvelt al het eerste theeglas,
(Wat doen die zeven zwanen daar?)
Ze kunnen hier zo goed negeren.
Affiches daveren zelfklaterend applaus,
De stalen ramen kaatsen roze kreten weer.
Luister goed. Dat moet het leven zijn,
’t Is in de buurt.
En ik, ik schuil bij hun verlichte fluisteren,
Op broadsheet, tabloid en berliner.
Hopla! Daar nog een.
In minstens duizend stukken.
Luister!
Ik ben er nu vlakbij, toch?
En leest verder.
Wie er nu weer dood is
En hoe oud
Marc Pantus
11
SII
4
53e seizoen 15 februari 2014
uitvoerenden
Stéphane Denève
Boston en Tanglewood. Hij stond bovendien voor orkesten als het Philadelphia
Stéphane Denève is sinds 2011 chefOrchestra, Chicago Sym­phony, het
dirigent van het Radio-SinfonieorchesCleveland Orchestra, het Los Angeles
ter Stuttgart des SWR; voordien (2005Philharmonic en San Francisco Sym­
2012) had hij de muzikale leiding bij
het Royal Scottish National Orchestra in phony. Opera’s dirigeerde hij in het
Royal Opera House Covent Garden, bij
Glasgow. Hij dirigeerde het Koninklijk
het Glyndebourne Festival, in La Scala
Concertgebouworkest, het London
Symphony Orchestra, het Philharmonia in Milaan, tijdens het Saito Kinen
Orchestra en het Deutsches Symphonie- Festival, in het Gran Teatro de Liceu in
Orchester Berlin en maakte in 2012 zijn Barcelona, bij De Nederlandse Opera, in
de Koninklijke Muntschouwburg, bij de
Carnegie Hall-debuut met het Boston
Opéra National de Paris, in het Teatro
Symphony Orchestra, het orkest waarComunale Bologna en bij Cincinnati
mee hij met regelmaat optreedt in
12
Opera. De (nieuwe) muziek van zijn
geboorteland Frankrijk vormt het
speerpunt van zijn werk. Zijn opnames
van het werk van Poulenc, Debussy,
Roussel, Franck en Connesson werden
meermalen onderscheiden. Vroeg in
zijn loopbaan werkte Denève samen
met Sir Georg Solti, Georges Prêtre en
Seiji Ozawa.
Gijs Leenaars
Gijs Leenaars studeerde piano en
ontving orkestdirectielessen van Joop
van Zon, studeerde koordirectie bij Jos
Vermunt en zang bij Paula de Wit.
Gijs Leenaars is artistiek leider van
Bachkoor Holland en Capella Frisiae en
was assistent-dirigent bij de Radio
Kamer Filharmonie en het Radio
Filharmonisch Orkest. Hij is regelmatig te gast bij La Filarmonica di Torino
in Italië en repetitor bij Cappella
Amsterdam en het Nederlands Kamerkoor. Het afgelopen seizoen dirigeerde
Gijs Leenaars concerten bij onder
andere Cappella Amsterdam, het
Residentie Orkest, het Rotterdams
Philharmonisch Orkest en de Radio
Kamer Filharmonie. Het huidige
seizoen dirigeert hij o.a. Cappella
Amsterdam in een a cappella programma van twinstigste-eeuwse koorwerken.
Gijs Leenaars werkt sinds het seizoen
2004-2005 geregeld samen met het
Groot Omroepkoor, eerst als assistentdirigent en daarna als gastdirigent. In
het seizoen 2012-2013 is hij Celso
Antunes opgevolgd als chef-dirigent
van het Groot Omroepkoor.
13
Radio Filharmonisch Orkest
Het Radio Filharmonisch Orkest (RFO)
bezet een prominente plaats in het
Nederlandse muziekleven. Door een
onuitputtelijk streven naar de hoogste
artistieke kwaliteit en een uitgebalanceerde programmering groeide het
momenteel honderd musici sterke
orkest uit tot een van de beste orkesten
van Nederland. Het orkest werd in 1945
opgericht door Albert van Raalte en
werd nadien geleid door achtereenvolgens Paul van Kempen, Bernard Haitink, Jean Fournet, Willem van Otterloo, Hans Vonk, Sergiu Comissiona, Edo
de Waart en Jaap van Zweden. In 2012
werd Markus Stenz aangesteld als
chef-dirigent. De Amerikaanse dirigent
James Gaffigan is vaste gastdirigent
sinds het seizoen 2011-2012. Met ingang
van augustus 2013 maakt het RFO deel
uit van de Stichting Omroep Muziek,
samen met het Groot Omroepkoor en
de productie-afdeling van de concert­
series van Radio 4 (NTR, Avro en Tros).
Het RFO werkte samen met befaamde
gastdirigenten als Leopold Stokowski,
Kirill Kondrashin, Antal Doráti, Riccar­
do Muti, Kurt Masur, Charles Dutoit,
Mariss Jansons, Michael Tilson Thomas,
Gennady Rozhdestvensky, Peter Eötvös,
Vladimir Jurowsky en Valery Gergiev.
Het RFO levert belangrijke bijdragen
aan de NTR ZaterdagMatinee en Het
Zondagochtend Concert in het Amsterdamse Concertgebouw, en aan De
Vrijdag van Vredenburg te Utrecht. Het
RFO excelleert in bijzonder geprogrammeerde symfonische concerten en
concertante opera-uitvoeringen, waar-
14
bij het regelmatig eerste uitvoeringen
in Nederland en wereldpremières
betreft. Naast de concerten in de omroepseries was het RFO onder andere te
horen op het Festival Musica 2008 en
tijdens de BBC Proms 2011 in de Royal
Albert Hall.
Het Radio Filharmonisch Orkest heeft
een indrukwekkende plaat- en cd-catalogus opgebouwd. Op verschillende
labels verschenen vanaf de jaren ’70
legendarische grammofoonplaten met
dirigenten als Leopold Stokowski en
Antal Doráti. Onder leiding van Jean
Fournet werd een serie cd’s gerealiseerd
met Frans repertoire. Opnamen van de
complete symfonieën van Mahler onder
leiding van Edo de Waart verschenen op
cd, alsook een unieke Wagner-box en de
complete orkestwerken van Rachmaninov. Cd’s met werken van hedendaagse componisten als Jonathan Harvey,
Klas Torstensson en Jan van Vlijmen
werden onderscheiden met prijzen en
eervolle vermeldingen. Met dirigent
Mark Wigglesworth werden de symfonieën van Sjostakovitsj op cd vastgelegd, en onder leiding van Jaap van
Zweden verscheen een Bruckner-cyclus.
De live-registratie van Wagners Parsifal,
in de NTR ZaterdagMatinee onder
leiding van Van Zweden, werd onderscheiden met de Edison Klassiek 2012
in de categorie Opera.
 www.radiofilharmonischorkest.nl
 volg het Radio Filharmonisch Orkest op
twitter (@radiofilhorkest) en facebook
Groot Omroepkoor
Het Groot Omroepkoor is met zestig
vocalisten het grootste professionele
koor van Nederland. Sinds de oprichting in 1945 brengt het koor een breed
repertoire, uiteenlopend van barok tot
en met eigentijdse muziek. Voor de
uitvoering van dit repertoire werkt het
koor in wisselende bezettingen, afhankelijk van het werk en de wens van de
dirigent. Het Groot Omroepkoor werkte
samen met gastdirigenten als Marcus
Creed, Peter Dijkstra, Stefan Parkman
en Kaspars Putnin
¸ š, met oude-muziekspecialisten als Frans Brüggen, Philippe
Herreweghe, Nikolaus Harnoncourt en
Ton Koopman. In het grote koor-symfonische repertoire en concertante
operaproducties werd opgetreden
onder leiding van dirigenten als Jaap
van Zweden, Riccardo Chailly, Peter
Eötvös, Sir Simon Rattle en Mariss
Jansons.
Het Groot Omroepkoor treedt veelal op
met het Radio Filharmonisch Orkest in
de concertseries van de publieke omroep, en wordt daarnaast met enige
regelmaat uitgenodigd door het Koninklijk Concertgebouworkest, het
Rotterdams Philharmonisch Orkest en
de Berliner Philharmoniker. In de NTR
ZaterdagMatinee voerde het koor vele
wereldpremières uit, en werken van
hedendaagse componisten als Ligeti,
Boulez, Birtwistle, Kagel, Reich, Wagemans, Adès en Adams. Op cd’s schittert
het Groot Omroepkoor in een breed
repertoire, met opnamen van onder
meer Keuris, MacMillan, Mahler, Poulenc, Rossini en Wagner.
De eerste officiële chef-dirigent van het
Groot Omroepkoor was Kenneth Montgomery. Na hem waren respectievelijk
Robin Gritton, Martin Wright, Simon
Halsey en Celso Antunes chef-dirigent
van het koor. Sinds het seizoen 20122013 is Gijs Leenaars chef-dirigent.
Michael Gläser is vaste gastdirigent van
het koor sinds september 2010. Vanaf
augustus 2013 maakt het Groot Omroepkoor deel uit van de Stichting
Omroep Muziek, samen met het Radio
Filharmonisch Orkest en de productieafdeling van de concertseries van Radio
4 (NTR, Avro en Tros).
 www.grootomroepkoor.nl
 volg het Groot Omroepkoor op twitter
(@grootomroepkoor) en facebook
15
Radio Filharmonisch Orkest
Groot Omroepkoor
BESCHERMHEER
EERSTE VIOOL
CELLO
HOORN
CHEF-DIRIGENT
SOPRAAN
TENOR
Bernard Haitink
Joris van Rijn
Semjon Meerson
Fred Gaasterland
Alexander Baev
Maria Escarabajal
Alberto Facanha
Johnson
Mariska Godwaldt
Josje ter Haar
Kerstin Kendler
Anna Korpalska
Pamela Kubik
Leonie Mensink
Pedja Milosavljevic
Pieter Vel
Ruud Wagemakers
Peter Weimar
Michael Stirling
Eveline Kraayenhof
Harm Bakker
Winnyfred Beldman
Mirjam Bosma
Crit Coenegracht
Anneke Janssen
Ansfried Plat
Arjen Uittenbogaard
Marjolein Meijer
Annelies van Nuffelen
Toine Martens
Fréderick Franssen
Rebecca Grannetia
Gijs Leenaars
CONTRABAS
TROMBONE
Wilmar de Visser
Walter van Egeraat
Annika Hope
Edward Mebius
Jim Schultz
Stephan Wienjus
Eduard Zlatkin
Guus Grentzius
Marijn van Prooijen
Jaume Gavilan Agullo
Rommert Groenhof
Daniel Quiles Cascant
Esther Adelaar
Annelie Brinkhof
Elma van den Dool
Daphne Druijf
Loes Groot Antink
Anitra Jellema
Margo van Laack
Tanja Obalski
Judith Petra
Margo Post
Maja Roodveldt
Annette de Rozario
Jolanda Sengers
Henda Strydom
Dorien Verheijden
Yuko Yagishita
Alan Belk
Sebastian Brouwer
Kevin Doss
Boguslaw Fiksinski
Peter-Paul Houtmortels
Marius Kwaks
Aart Mateboer
Ioan Micu
Matthew Minter
Matthew Smith
Henk Vels
John Vredeveldt
Deniz Yilmaz
Richard Zook
ALT
BAS
FLUIT
SLAGWERK
Barbara Deleu
Ellen Alberts
Carla Meijers
Maike Grobbenhaar
Hans Zonderop
Mark Haeldermans
Vincent Cox
Esther Doornink
René Oussoren
Gerda Tuinstra
Yvonne Benschop
Nicoline Bovens
Ans van Dam
Marjan van Eldik
Jose Kamminga
Anneke Leenman
Els Liebregt
Suzanne Meessen
Marga Melerna
Anjolet Rotteveel
Janneke Vis
Lisinka de Vries
Harda van Wageningen
Pierrette de Zwaan
Anke Zuithoff
Gert-Jan Alders
Erks Jan Dekker
Peter Duyster
Joep van Geffen
Geert van Hecke
Henk van Heijnsbergen
Daniël Hermán Mostert
Palle Fuhr Jørgensen
Itamar Lapid
Ludovic Provost
Lars Terray
Luuk Tuinder
Hans de Vries
Nanco de Vries
CHEF-DIRIGENT
Markus Stenz
HONORARY CHIEF
CONDUCTOR­
Jaap van Zweden
ERE-DIRIGENT
Edo de Waart
VASTE GASTDIRIGENT
James Gaffigan
ASSISTENT-DIRIGENT
Karel Deseure
TWEEDE VIOOL
Casper Bleumers
Eveline Trap
Sarah Loerkens
Michiel Eekhof
Wouter Groesz
Annemarie van Hel deren
Esther Kövy
Renate van Riel
Alexander van den Tol
Nina de Waal
Frits Wagenvoorde
Heather Kurzbauer
Julija Hartig
Robbert Honorits
HOBO
Hans Wolters
Marjolein Koning
Yvonne Wolters
Gerard van Andel
Francien Schatborn
Huub Beckers
Marije Helder
Annemijn den Herder
Erik Krosenbrink
Robert Meulendijk
Igor Bobylev
Lotte de Vries
Ewa Wagner
Wouter Huizinga
Annemieke Huls
Maartje van Lent
Ruben Sanderse
16
Hessel Buma
Hans van Loenen
Jacco Groenendijk
Hans Verheij
Michael Gläser
TUBA
Bernard Beniers
PAUKEN
Maarten Smit
HARP
Ellen Versney
CELESTA
KLARINET
ALTVIOOL
TROMPET
VASTE GASTDIRIGENT
Stephan Kiefer
Frank van den Brink
Esther Misbeek
Diede Brantjes
Sergio Hamerslag
FAGOT
Hajime Konoe
Freek Sluijs
Birgit Strahl
Desirée van Vliet
SAXOFOON
Femke IJlstra
Lotte Pen
17
zaterdag 22 februari 2014, 13.30 uur
Concertgebouw Amsterdam
PETRA LANG
ZINGT WAGNER
deFilharmonie
Edo de Waart dirigent
Petra Lang sopraan
Wagner
Ouverture Der fliegende Holländer
Sentas Ballade
(uit Der fliegende Holländer)
Huldigungsmarsch
Vorspiel en Isoldes Liebestod
(uit Tristan und Isolde)
Siegfried-Idyll
‘Starke Scheite’
(slotscène Götterdämmerung)
O3
opera 2013-2014
18
Sinds enkele seizoenen is Edo de Waart
chef-dirigent van dePhilharmonie (en
eredirigent van het Radio Filharmonisch Orkest). Zijn Vlaamse orkest
neemt hij mee naar Amsterdam voor
repertoire dat hem op het lijf geschreven is: het werk van de operavernieuwer Richard Wagner. Hij begeleidt de
Duitse ster-sopraan Petra Lang. Zij zong
de grote Wagnerrollen in de belangrijke
theaters wereldwijd: van Bayreuth tot
La Scala, van San Fransisco en Chicago
tot De Nederlandse Opera.
zaterdag 1 maart 2014, 14.15 uur
Concertgebouw Amsterdam
Der fliegende Holländer is nog duidelijk
geënt op de romantische Duitse muziek. Even effectvol is de Huldigungsmarsch, die Wagner in 1864 schreef voor
Ludwig II van Beieren, de mecenas die
zijn plannen voor de Ring en het Festpielhaus financierde. Hiermee kon
Wagner zijn ideeën voor een volledig
nieuw soort opera realiseren. In Tristan
und Isolde horen we compositorische
vernieuwingen, zoals de ‘unendliche
Melodie’. Met de instrumentale Siegfried-Idyll, een verjaardagsgeschenk voor
zijn vrouw Cosima, lijkt Wagner even
terug te keren naar de pure romantiek.
Maar in feite vormt deze muziek een
lyrische opmaat naar de dramatiek van
zijn Ring, waarin Brünnhildes monoloog ‘Starke Scheite’ (Götterdämmerung)
de dramatische apotheose vormt.
Abrahamsen Let me tell you
nederlandse première
Strauss Eine Alpensinfonie
NAAR DE TOPPEN MET
YANNICK & BARBARA
HANNIGAN
Rotterdams Philharmonisch Orkest
Yannick Nézet-Séguin dirigent
Barbara Hannigan sopraan
De Deense componist Hans Abrahamsen vertelt verhalen die zijn innerlijk
gehoor heeft opgevangen. “Wat je
hoort, zijn beelden”, zei hij ooit, en zijn
muziek heeft een sterk visuele en
poëtische component. Abrahamsen
tovert ons arcadische landschappen
voor, vol zinnelijke klanken die organisch in elkaar overvloeien. Voor
Barbara Hannigan schreef hij de cyclus
Let me tell you, op een tekst van Paul
Griffiths. En die greep terug op de
woorden die Shakespeare dichtte voor
zijn heldin Ophelia.
De ‘Rotterdamse’ ster Yannick NézetSéguin dirigeert na de pauze Richard
Strauss’ enerverende Alpensinfonie.
Opnieuw sterke landschapsbeelden, zij
het dat de ruige toppen van diens Alpen
minder idyllisch zijn dan het glooiende
Deense land van Abrahamsen. Strauss
greep terug op een jeugdervaring, toen
hij als veertienjarige door noodweer
werd gedwongen een bergbeklimming
af te breken. Met groot bezet orkest en
Fernorchester evoceert hij geraffineerd
ijle ochtendnevel, watervallen, storm
en onweer.
SIII
4
symfonisch iii 2013-2014
19
vrijdag 21 februari 2014, 20.15 uur
Vredenburg Leidsche Rijn, Utrecht
vrijdag 28 februari 2014, 20.15 uur
Vredenburg Leidsche Rijn, Utrecht
PETER EÖTVÖS 70 JAAR
MIDORI SPEELT DOREMI
MEESTERWERK:
BEETHOVENS MISSA
SOLEMNIS
Radio Filharmonisch Orkest
Peter Eötvös dirigent
Midori viool
Radio Filharmonisch Orkest
Groot Omroepkoor
Jérémie Rhorer dirigent
Kodály Dansen uit Galánta*
Eötvös Vioolconcert ’Do-Re-Mi’
(nederlandse première)
Bartók Concert voor orkest*
Ruth Ziesak sopraan
Gerhild Romberger alt
Maximilian Schmitt tenor
Johannes Weisser bas
Beethoven Missa solemnis
* 23 februari, 11.00 uur ook in
Het Zondagochtend Concert,
Concertgebouw Amsterdam
20