9.0 samenwerking laboratoria, AB voorstel

ALGEMEEN BESTUUR
Vergadering d.d.:
17 september 2014
Onderwerp: Samenwerking laboratoria
Agendapunt: 9.0
Onderwerp
Samenwerking in de waterketen tussen de laboratoria van de waterschappen en de
drinkwaterbedrijven Noord-Oost Nederland.
Inleiding
Vanuit de waterschapsfusie in 2000 is het waterschapslaboratorium Hunze en Aa’s ontstaan.
Dit laboratorium voert werkzaamheden uit voor de waterschappen Noorderzijlvest (NZV) en
Hunze en Aa’s (HA). De samenwerking tussen beide waterschappen is geregeld door middel
van een lichte Gemeenschappelijke Regeling (GR). Voor laboratoriumbegrippen is dit een klein
laboratorium. De kleine schaal levert twee belangrijke nadelen op. Op de eerste plaats zijn we
op een aantal posities kwetsbaar. We hebben bijvoorbeeld een gecertificeerd kwaliteitssysteem
en maar één kwaliteitsfunctionaris. Hetzelfde geldt voor het informatiesysteem (LIMS) met één
applicatiebeheerder. In geval van langdurige uitval heeft dit behoorlijke consequenties.
Daarnaast zien we in het laboratorium een steeds verdergaande robotisering en doen nieuwe
technieken hun intrede. Om deze ontwikkelingen te kunnen volgen en om de kostprijs van het
laboratorium ook in de toekomst laag te kunnen houden is een minimale schaal nodig die groter
is dan de huidige schaal. Deze twee redenen zijn aanleiding geweest om een onderzoek te doen
naar een samenvoeging van de waterschapslaboratoria in Noord en Oost Nederland. Dit
onderzoek is uitgevoerd in 2012 en had als resultaat dat de kosten, in ieder geval in de eerste
jaren, voor Hunze en Aa’s en Noorderzijlvest (wij waren de best practice in dat onderzoek)
zouden stijgen. Ook bij een langere doorkijk konden er geen garanties worden gegeven dat er
een substantieel voordeel door ons behaald zou kunnen worden. Dit heeft er toe geleid dat
zowel Wetterskip Fryslân als ook Hunze en Aa’s en Noorderzijlvest niet zijn meegegaan in
deze samenvoeging. Hiermee waren we weer terug op onze beginpositie met een eigen
zelfstandig (te klein) laboratorium.
Naast samenwerking bestaat natuurlijk altijd de optie om de laboratoriumwerkzaamheden
volledig aan de markt uit te besteden. Onze ervaringen met het uitbesteden van een deel van de
laboratoriumwerkzaamheden geven ons de overtuiging dat de markt in financiële zin geen
alternatief is voor het zelf uitvoeren. Daarnaast zou overdracht aan de markt ongetwijfeld
leiden tot personele frictiekosten.
Een ander argument om niet afhankelijk te willen zijn van de markt is dat de
laboratoriumwerkzaamheden nodig zijn voor de uitvoering van onze wettelijke taak, met name
waar het gaat om belastingheffing en handhaving, op basis van bemonstering en analyse door
het laboratorium.
Daarnaast bestaat de kans dat, door de noodzaak tot periodiek Europees aanbesteden van de
laboratoriumwerkzaamheden, er steeds andere aanbieders komen. De continuïteit en het
voorkomen van trendbreuken in langjarige meetreeksen (bijv. bij monitoring) noodzakelijk
voor onze bedrijfsvoering, is hierdoor niet verzekerd.
1
Ontwikkelingen
Wij werken al meerdere jaren samen met het WaterLaboratorium Noord (WLN), het
gezamenlijk laboratorium van de waterbedrijf Groningen (WBGr) en Waterleiding
Maatschappij Drenthe (WMD). Sommige analyses worden voor ons bij WLN uitgevoerd en
andersom. Het gaat hierbij om metingen die niet in eigen beheer uitgevoerd kunnen worden en
waarvoor de ander wel de uitrusting en expertise heeft. Dit levert beide laboratoria (financieel)
voordeel op.
Daarnaast zijn we sinds enkele jaren bezig om de samenwerking in de waterketen vorm te
geven. Dit doen we in het verband van twee waterschappen (NZV en HA), 26 gemeenten en
twee drinkwaterbedrijven. De verwachting is dat door de intensievere samenwerking in de
waterketen er nieuwe onderzoeksvragen zullen ontstaan die op het raakvlak van afvalwater,
oppervlaktewater en drinkwater zullen liggen. Als we bijvoorbeeld samen met de gemeenten
scherper gaan opereren in het domein van de riolering/zuivering kan dit ook leiden tot
overlappen met de activiteiten van de drinkwaterbedrijven met betrekking tot bijvoorbeeld de
inname van oppervlaktewater voor de drinkwaterbereiding. Om daaruit voortvloeiende
onderzoeksvragen efficiënt en effectief aan te kunnen pakken is een verdere samenwerking
noodzakelijk. Een gezamenlijk laboratorium met de drinkwaterbedrijven zou hier een bijdrage
aan kunnen leveren.
Ten gevolge van de waterschapsfusie van 2000 is het pand van het Zuiveringsschap Drenthe in
Assen verkocht. Bij de verkoop is geregeld dat het daarin gevestigde laboratorium een deel van
dit gebouw zou kunnen huren voor een aantrekkelijke huurprijs. Dit huurcontract is per vijf jaar
opzegbaar. Afgelopen december is de huur van het laboratorium opgezegd en dat zou
betekenen dat wij per 1 januari 2015 het pand leeg moeten opleveren. Inmiddels is de tijdsdruk
van 1 januari 2015 van de ketel, maar de huur van deze ruimte lijkt binnen afzienbare tijd
eindig en indien het waterschapslaboratorium in zijn huidige vorm wordt voortgezet zal er een
verhuizing moeten plaatsvinden. Hierdoor zullen de huisvestingskosten van het laboratorium
zeker stijgen.
Automatiseringskosten vormen een belangrijk onderdeel van de kostprijs voor analyses. Het
hart van deze laboratoriumautomatisering wordt gevormd door een Laboratorium Informatie
Management Systeem (LIMS). Door een afnemend aantal Nederlandse gebruikers (o.a. door
fusie van waterschapslaboratoria) van ons LIMS (QMA) lijkt ondersteuning door de
leverancier in gevaar te komen. Bij het zelfstandig blijven van ons laboratorium zullen we over
enkele jaren moeten investeren in een nieuw LIMS. Overigens geldt dit evenzeer voor WLN.
Onderzoek
Omdat, op grond van bovenstaande overweging voorzien werd dat de geschetste problemen
niet werden opgelost als het zelfstandige waterschapslaboratorium ongewijzigd zou blijven
functioneren, is er in 2012 een verkenning gestart naar de voordelen van een fusie tussen het
waterschapslaboratorium en WLN. Dit onderzoek is uitgevoerd door een extern bureau (IPR
Normag). Uit dit onderzoek kwam naar voren dat het mogelijk moest zijn om, door middel van
2
een fusie tussen beide laboratoria, een besparing te realiseren van ongeveer 10% van de totale
kosten. Daarnaast neemt de eerder genoemde kwetsbaarheid af en liggen er op het gebied van
kennisvermeerdering kansen bij een gefuseerd laboratorium. Dit onderzoek schetste dus een
aantrekkelijk perspectief.
In de rapportage van IPR Normag werden tevens een aantal aandachtspunten geschetst die van
cruciaal belang zijn voor een succesvolle samenwerking. Daarom zijn voorafgaande aan de
nadere onderbouwing van het IPR Normag rapport eerst twee zaken in de randvoorwaardelijke
sfeer opgelost. Met de belastingdienst zijn afspraken gemaakt over het BTW regime en er is
een constructie bedacht waarbij zeker is gesteld dat de laboratoriumwerkzaamheden niet
behoeven te worden uitbesteed aan een marktpartij, terwijl gelijktijdig het werk voor de markt
dat nu door WLN wordt uitgevoerd kan worden gecontinueerd. Het veilig stellen van het werk
voor het eigen laboratorium is belangrijk omdat hiermee wordt voorkomen dat het werk “de
deur uit gaat” en dat de samenwerkingsorganisatie blijft zitten met het personeel dat dit werk
zou moeten uitvoeren. Overigens laat dit onverlet dat delen van het werk uitbesteed kunnen
worden waar dit efficiënter is.
Omdat het onderzoek deels was uitgevoerd op basis van kengetallen bestond de behoefte om dit
onderzoek nader uit te werken voor de specifieke situatie van Groningen en Noord Drenthe.
Deze nadere uitwerking heeft het afgelopen jaar plaatsgevonden en is uitgevoerd door
medewerkers van WLN, WBGr, WMD, NZV en HA.
Onder supervisie van een stuurgroep, bestaande uit de directeuren van de drinkwaterbedrijven
en de waterschappen heeft een projectgroep vervolgens zeven aspecten nader uitgewerkt. Deze
aspecten zijn:
1. Juridische en Interne organisatie
2. Personeelszaken
3. Producten en Diensten
4. Werkterrein Technologie en Hydrobiologie
5. ICT
6. Huisvesting
7. Financiën
De uitwerkingen van de werkgroepen zijn opgenomen in het bijlagenboek Deelrapportages
werkgroepen. Alle bevindingen zijn samengevat verwerkt in het Eindrapport “Samenwerken in
de Waterketen tussen de Laboratoria van Waterschappen en Drinkwaterbedrijven in NoordOost Nederland” (Bijlage 2).
In de uitwerking wordt er van uit gegaan dat, na besluitvorming door de diverse gremia, het
laboratorium in de nieuwe samenstelling per 1 januari 2015 kan starten. Het laboratorium zal
worden gehuisvest te Glimmen. Om onderdak te kunnen bieden aan de volledig gefuseerde
organisatie zal er ver- en nieuwbouw moeten plaatsvinden. In de tussenliggende periode tot de
oplevering hiervan, zal tevens vanuit de satellietlocatie Assen gewerkt worden.
3
Voorstel
1. In te stemmen met de voorgenomen samenwerking tussen het laboratorium van de
waterschappen Noorderzijlvest en Hunze en Aa's met WLN.
2. In te stemmen met het op evenredige wijze participeren in het aandelenkapitaal van de
nieuw op te richten entiteit die deze taken gaat uitvoeren.
3. In te stemmen met het verstrekken van een lening ten behoeve van de bedrijfsvoering van
de nieuw op te richten entiteit (tegen marktconforme voorwaarden).
4. In te stemmen met het onderbrengen van twee zuiveringstechnologen van Noorderzijlvest
in de nieuwe samenwerkingsorganisatie.
Beoogd effect
Op een effectieve wijze uitvoeren van de laboratoriumwerkzaamheden en daarmee gelijktijdig
invulling te geven aan samenwerking in de waterketen.
Argumenten
1.1 Zelfstandig blijven maakt ons kwetsbaar en de exploitatiekosten zullen toenemen
Het laboratorium van de twee waterschappen is relatief gezien te klein voor de toekomst.
Ondanks het feit dat de prestaties van het laboratorium, ook in prijstechnische zin, tot een van
de beste van Nederland behoren, is er een aantal ontwikkelingen waarmee rekening moet
worden gehouden.
In kwalitatieve zin is dat de toenemende druk om het kwaliteitslabel (het laboratorium is
gecertificeerd) te behouden. Door de geringe omvang is er één kwaliteitsmedewerker in dienst
en daarmee is de organisatie kwetsbaar. Ook het aantal HBO-functies is thans zeer beperkt. De
vraag naar kennis op dit niveau zal in de toekomst alleen maar groter worden. Zie bijv. onze
samenwerking met WLN-medewerkers in het kader van het project Garmerwolde. Daarnaast
zijn er technische ontwikkelingen te noemen, zoals de steeds verdergaande robotisering en
nieuwe sensortechnieken, waarop ingespeeld zal moeten worden. Dit vraagt niet alleen een
andere werkwijze maar ook om (hoge) investeringen.
Hierbij moet worden opgemerkt dat in het geval het waterschapslaboratorium autonoom verder
zou gaan de huidige meerjarenraming met een aantal kosten moet worden aangepast. Wat
betreft de kostenontwikkeling zijn er twee posten van belang. In de eerste plaats de huisvesting
in Assen. Zoals uit de inleiding blijkt, zullen bij autonome ontwikkeling de kosten voor
huisvesting sterk toenemen. Verwacht wordt een investering op korte termijn van 2-2,5 miljoen
euro. Daarnaast zal een nieuw softwaresysteem moeten worden aangeschaft (kosten € 0,5
miljoen).
Dit alles zal de jaarlijkse exploitatiekosten verhogen met € 250.000 - € 290.000. Het aandeel
van NZV in de huidige verrekening bedraagt 44% ofwel € 110.000 - € 130.000 per jaar. Deze
kosten worden door de samenwerking vermeden en zijn derhalve als een additioneel voordeel
te beschouwen dat niet in de cijfers tot uitdrukking komt.
4
1.2 Samenwerking levert kwalitatieve voordelen op
Door de schaalvergroting kunnen de kwalitatieve ontwikkelingen zoals onder punt 1.1
genoemd beter opgepakt worden. Door onze zuiveringstechnologen onder te brengen in de
nieuwe samenwerking zien wij nog meer voordelen (zie punt 4.1).
Kort samengevat zijn de voordelen:
a. Minder kwetsbaar op een aantal posities (zoals kwaliteitszorg, HBO-werk)
b. Groter draagvlak voor nieuwe technologische ontwikkelingen (kennislaboratorium)
c. Versterking samenwerking in de waterketen (de drie K’s: Kosten, Kwaliteit en Kennis)
d. Bundeling van kennis (onderzoeken, technologie) en professionalisering
e. Kennis blijft in de regio beschikbaar (voor handhaving, monitoring en belastingheffing
noodzakelijk)
1.3 Samenwerking levert financieel voordeel op
Voorafgaand aan het onderzoek in 2012 is gesteld dat de samenwerking ongeveer 10%
besparing zou opleveren.
De eindconclusie in het rapport is echter dat er uiteindelijk voor de waterschappen een voordeel
van 4-5% wordt gerealiseerd. Daarbij moet worden opgemerkt dat in het onderzoek een
vergelijking is gemaakt met de huidige kosten die de waterschappen maken. Als rekening
wordt gehouden met de extra kosten voor huisvesting en automatisering, zie punt 1.1, dan
bedraagt het voordeel 8-9% per jaar.
In bijlage 1 zijn de financiële gevolgen voor de moederorganisatie nader toegelicht. Omdat in
de berekening uit wordt gegaan van de werkelijke afname van diensten, is er in de laatste tabel
een herrekening uitgevoerd naar de huidige (vaste) verdeling tussen NZV en H&A’s van 4456%. Nadat in 2015 en 2016 de start- en aanloopkosten zijn verrekend, bedraagt het voordeel
voor NZV 4,2-4,4% (plm. € 65.000 per jaar).
Uit het overzicht blijkt dat de waterbedrijven een hoger financieel voordelen behalen terwijl de
commerciële activiteiten van WLN een gering voordeel opleveren. Dit heeft alles te maken met
het niet kostendekkend zijn van de huidige doorbelastingen tussen WLN en de twee
drinkwaterbedrijven.
1.4 Gevolgen voor de Gemeenschappelijke Regeling Samenwerking waterschappen H&A’s en
NZV 2011.
De waterschappen NZV en HA werken op diverse terreinen samen onder de vlag van de
“Gemeenschappelijke Regeling Samenwerking waterschappen H&A’s en NZV 2011”. Eén van
de onderdelen hierin is het laboratorium.
In artikel 9 lid 4 en lid 7 van deze regeling is het volgende bepaald:
Art.9 lid 4 Tussentijdse uittreding is slechts mogelijk per onderdeel als de noodzaak tot
samenwerking ophoudt naar inzicht van de deelnemers gezamenlijk. Hiervoor geldt een
opzegtermijn van 12 maanden.
Art. 9 lid 7 Opheffing en wijziging van en toetreding van derden tot deze gemeenschappelijke
regeling kan slechts plaatsvinden met instemming van de deelnemers, wat moet blijken uit
daartoe strekkende besluiten van hun algemene besturen.
5
De voorgenomen samenwerking tussen de laboratoria van de drinkwaterbedrijven en de
waterschappen is een door de deelnemers gezamenlijk gedragen initiatief. Na besluitvorming
door de algemene besturen van de waterschappen is dit expliciet en is aan de voorwaarde van
zowel artikel 9 lid 4 als van artikel 9 lid 7 voldaan.
Het jaar 2015 zal gebruikt worden om de financiële afwikkeling van de (in 2014) binnen de GR
uitgevoerde laboratoriumwerkzaamheden te doen. De opzegtermijn van 12 maanden is
vanwege het feit dat beide deelnemers dezelfde koers varen niet relevant.
Wel zal formeel de GR moeten worden aangepast omdat het onderdeel laboratorium daarin
komt te vervallen. Dit is echter een mineure wijziging, die formeel als nieuw vastgestelde GR
door de algemene besturen moeten worden bekrachtigd.
2.1 Juridische vormgeving
Voor de juridische totstandkoming van het geheel zijn verschillende rechtsfiguren denkbaar.
Dat de deelnemers in het nieuw te vormen laboratorium niet geconfronteerd willen worden met
(potentiële) risico’s uit het verleden, is een belangrijk uitgangspunt. Een ander criterium is om
het op een zo eenvoudig mogelijke wijze te doen.
De voorkeur gaat dan uit naar een activa-passiva transactie.
Dit betekent dat WLN BV via statutenwijziging en naamswijziging wordt omgevormd tot
WLN Business BV. De drinkwaterbedrijven zijn hiervan enig aandeelhouder en blijven dat.
Het commerciële deel van de laboratoriumactiviteiten dient vanwege aanbesteding technische
redenen te worden afgescheiden (dit bevindt zich voornamelijk bij WLN BV). De
waterschappen hebben te kennen gegeven hierin niet te willen participeren.
De vier samenwerkende partijen richten een nieuwe BV op: WKC BV (WKC =
WaterKwaliteits Centrum). Deze BV koopt van voorheen WLN BV en van het
waterschapslaboratorium de materiele vaste activa. De werknemers van WLN BV gaan als het
ware automatisch over vanwege de wetgeving inzake rechten van werknemers bij overgang van
ondernemingen. De werknemers van de waterschappen worden in dienst genomen op basis van
een arbeidsovereenkomst.
De winst en verliesrekening van WKC BV (en Nuts BV) eindigt dus ieder jaar op € 0.
Het aandelenkapitaal van WKC BV is daarom gering. De aandelen hebben alleen de functie
zeggenschap; niet de functie van kapitaalverschaffing. Alle aandelen hebben dezelfde rechten.
Er is voorzien in een gelijkelijke verdeling van de aandelen tussen de vier samenwerkende
partijen.
Over het al dan niet instellen van een Raad van Commissarissen (RvC) vindt nog overleg
plaats. Het advies van de stuurgroep is om niet te kiezen voor een structuur met een RvC als
tweede besturingslaag. Het is de wens om een korte lijn en een grote betrokkenheid bij ons
gezamenlijk laboratorium te hebben, dit gelet op het beperkt aantal aandeelhouders(vier). De
continuïteit van de onderneming wordt primair door de aandeelhouders geleverd en niet door
een RvC. Wij zijn van mening dat het onverstandig is geen onafhankelijk toezicht te houden
omdat het samenwerkingsverband ook de commerciële markt op gaat.
6
In het huidige laboratorium van de drinkwaterbedrijven fungeert wel een RvC.
3.1. Het financieren van de nieuwe organisatie
Naast de jaarlijkse bijdrage in de kosten zal door de moederorganisaties financiering
beschikbaar gesteld moeten worden. Vanwege het ontbreken van eigen vermogen (omdat de
winst- en verliesrekeningen van het nieuwe laboratorium ieder jaar op € 0 eindigen) zal het
aantrekken van externe financiering naar alle waarschijnlijkheid alleen maar mogelijk zijn met
borgstelling van de aandeelhouders. Uitgangspunt is dan ook financiering door de
moederorganisaties zelf, tegen uniforme voorwaarden. Voor de waterschappen is hiervoor een
besluit van het Algemeen Bestuur noodzakelijk, voor de waterleidingbedrijven van de RvC. De
financiering zal marktconform moeten geschieden om zo elke schijn van belangenverstrengeling ook fiscaal, tegen te gaan.
Alleen door het verstrekken van borgstelling door de moederorganisaties zal de nieuwe
organisatie extern geld kunnen aantrekken. Andere zekerheden zijn niet aanwezig. Alle vier
moederorganisaties verstrekken naar verwachting een geldlening liggende tussen € 250.000 en
€ 400.000 (tegen marktconforme rente).
4.1.Onderbrengen technologen in een grotere cluster geeft voordelen
Er zijn verschillen in afname van producten en diensten op het gebied van Technologie en
Hydrobiologie tussen de vier moederorganisaties, doordat de vier organisaties dit anders
hebben georganiseerd. Uiteraard is er ook synergie, zodra door de samenwerking technologie
en laboratorium intensief met elkaar gaan samenwerken. Binnen deze samenwerking zal
uitwisseling van kennis en capaciteit gaan plaatsvinden, waarbij vraagstukken in de waterketen
vanuit beide achtergronden kunnen worden benaderd. Het nieuwe samenwerkingsverband heeft
daarbij de mogelijkheid om meetdata te benutten over de gehele watercyclus; afvalwater,
oppervlaktewater, grondwater, drinkwater. Dit is onderdeel van een groeimodel. Synergie
zoeken in onderzoek en van elkaar leren zijn belangrijke pijlers voor verdere samenwerking in
de waterketen.
Synergie op het werkterrein Technologie wordt gerealiseerd door ‘zachte’ aspecten als:
 Vergroten kwaliteit
 Kennisdeling en ontwikkeling
 Vergroten van kritische massa, waardoor hogere kwaliteit/kwaliteitsvraag (we kunnen
straks putten uit een groep van 13,7 fte technologie ipv de huidige 1,85 fte technologie)
 Verkleinen kwetsbaarheid (bijv. langdurige ziekte of vertrek huidige medewerkers)
NZV brengt 1,85 fte (= 1,67 fte na correctie (factor 0,9) van 36 naar 40 uur-werkweek).
Bij de start van het nieuwe WKC is het uitgangspunt dat deze fte’s het werk meenemen dat zij
nu uitvoeren bij de beide waterschappen. En dat dit ook meerdere jaren gegarandeerd is.
Samenvoeging biedt meer kansen dan risico’s, maar dient nader uitgewerkt te worden in een
zgn. groeimodel dat zich zal richten op o.a.:
 Verbreding technologische en waterkwaliteitskennis bij de vier moederorganisaties
 Beheer en onderhoud on-line apparatuur bij de waterschappen
7

Door verbreding kennis ook bredere inzet adviseurs (zowel Nuts BV, maar ook WLN
Business BV (o.a. industriewater dochters drinkwaterbedrijven))
Eerlijkheidshalve moet wel worden opgemerkt dat het onderbrengen van de twee technologen
in de nieuwe samenwerkingsorganisatie ons in eerste instantie een gering financieel nadeel
oplevert (€ 7.000). Echter de voordelen van een betere op maat toegesneden dienstverlening en
betere kennisontwikkeling etc. zijn groter. Daarnaast ontstaat er ook een voordeel, we huren nu
al jaren technologische kennis in bij WLN (project Garmerwolde). In de nieuwe situatie is dat
tegen een lager tarief dan het huidige tarief.
Risico’s & Kanttekeningen
1.1 Financiële risico’s
a. Hogere exploitatiekosten door effecten plaatsing personeel, verbouw pand Glimmen
etc. Voor de plaatsing van het personeel is een extra uitgave geraamd van ruim € 0,7
miljoen gedragen door de vier partijen, aandeel NZV € 0,2 miljoen. Het risico wordt
door de stuurgroep vooralsnog laag ingeschat.
b. De realisatie van de niet gebonden/commerciële omzet is een factor die het rendement
van de samenwerking kan beïnvloeden. De afgelopen tien jaren is er sprake van een vrij
constante commerciële omzet. Door het aangaan van een dienstverleningsovereenkomst
met een minimaal gegarandeerde afname door de commerciële entiteit met een
tijdshorizon van drie jaar is het nieuwe laboratorium in staat om maatregelen te treffen
om de eventuele veranderende vraag op te vangen.
c. Bij wijziging van de BTW wetgeving, waarbij de gehanteerde koepelvrijstelling komt te
vervallen, zullen voor de waterschappen de kosten voor dienstverlening met een bedrag
van circa € 350.000 stijgen, aandeel NZV € 160.000. De belastingdienst heeft
schriftelijk bevestigd (d.d. 28 maart 2014) in te stemmen met het toepassen van de
koepelvrijstelling, hetgeen leidt tot vrijstelling van BTW voor de waterschappen. De
belastingdienst geeft geen garantie, zodra wijzigingen van beleid en wetgeving worden
doorgevoerd. Landelijk vindt hieromtrent thans discussie plaats mede in het licht van
het gemeentelijk en provinciaal BTW compensatiefonds. Het is daarbij overigens niet
ondenkbaar dat de wijziging in de wetgeving ook gevolgen zou hebben voor de huidige
GR regeling.
d. Invoering van vennootschapsbelasting. Dat raakt de waterschappen niet omdat de
exploitatie van WKC kostendekkend is. Er is feitelijk geen sprake van winst, doch de
fiscale winst wordt op een afwijkende wijze bepaald.
Ten slotte loopt het waterschap nog het risico van voor- of nadelig rekeningresultaat WKC. In
de huidige samenwerking met H&A’s is er sprake van een vooraf vastgestelde prijs per jaar.
Financiën
Zie voorgaande paragrafen. In de eerste jaren is er sprake van een financieel nadeel door de
start- en aanloopkosten. In de jaren 2017 en 2018 ontstaat een positief voordeel van ruim
€ 60.000 per jaar.
8
Daar staan tegenover financiële risico’s zoals voor frictiekosten (geschat op minimaal € 0,2
miljoen). Het risico van vervallen van de BTW vrijstelling wordt vooralsnog laag ingeschat
door instemming van de belastingdienst voor toepassen van de koepelvrijstelling.
Communicatie
Na de definitieve besluitvorming door het algemeen bestuur in september (zie hieronder) wordt
een persbericht uitgedaan.
Uitvoering
Het eindrapport van de Stuurgroep, is/wordt voor instemming voorgelegd aan de BOR *)
en zal voor besluitvorming worden aangeboden aan de betrokken organisaties, die zorgdragen
voor hun interne besluitvorming (RvC/AvA/DB/AB). Voor de OR van WLN geldt adviesplicht
en voor de OR van HA en NZV instemmingsplicht.
Afronding van de principe besluitvorming door de diverse partijen is medio augutus 2014
voorzien, waarna na advisering door de BOR, na hernieuwde behandeling in het dagelijks
bestuur, de definitieve besluitvorming in het algemeen bestuur van september kan worden
verricht.
*) Voor de medezeggenschap hebben de drie betrokken ondernemingsraden (NZV, H&A, WLN)
een Bijzondere Ondernemingsraad (BOR) opgericht. Tussen de BOR en de WOR-bestuurders
vindt overleg plaatst. De BOR is ook geïnformeerd door de verschillende werkgroepen.
Bijlage(n)
Bijlage 1: Financiële gevolgen voor de individuele organisaties en interpretatie hiervan
Bijlage 2: Eindrapport Samenwerken in de waterketen tussen de laboratoria van waterschappen
en drinkwaterbedrijven in Noord-Oost Groningen
9