Download

Samenvatting PREEK “Van Jeruzalem naar Rome”
Jaap van de Poll
Zaterdag/zondag 5 en 6 april 2014
Gespreksmateriaal KRINGAVOND 9 april 2014
Lezen: Hand. 27 en 28
‘God heeft ons geen kalme reis beloofd, maar wel een behouden aankomst’.
Zoals verwacht kreeg Paulus in Jeruzalem te maken met veel moeilijkheden (Hand 2126). Hij werd gearresteerd en verschijnt uiteindelijk voor koning Agrippa. Deze komt tot
de conclusie dat ‘deze man niets gedaan heeft dat met de dood of gevangenschap wordt
bestraft’ (26:32).
Een kritiek keuzemoment: ‘Hij had al vrij man kunnen zijn als hij zich niet op de keizer
had beroepen’ (26:32). Paulus had de keuze uit 2 ‘uitdagende’ opties: beroep op de
keizer intrekken en in Jeruzalem blijven of naar Rome vertrekken. In Jeruzalem was hij
zijn leven niet zeker, maar bij vrijspraak zou de weerstand onder de bevolking misschien
wel omslaan en zijn bediening mogelijk een enorme impuls krijgen. Naar Rome
vertrekken betekende blijvende gevangenschap, een moeilijke reis en maar afwachten
wat de keizer uiteindelijk zou besluiten: vrijspraak of executie.
Paulus bleef bij zijn eerste keuze: op naar Rome, op naar de keizer. En hij nam opnieuw
zijn kruis op, gehoorzaam aan zijn Heer (23:11).
Paulus ging weer op reis: van Jeruzalem naar Rome.
Wat hield Paulus op de been tijdens die moeilijke reis?
1. Motivatie en roeping
Hij had er altijd al van gedroomd om naar het westen te gaan, om daar het evangelie
te brengen en gemeenten te stichten en bestaande. En God had die opdracht nog eens
bevestigd in een nachtelijke verschijning: ‘zoals je in Jeruzalem getuigenis van mij
hebt afgelegd, zo moet je ook in Rome van mij getuigen’ (23:11).
2. Moed
Hij wist vooraf dat het een hachelijke onderneming zou worden. Maar God zei: ‘Houd
moed, Paulus!’ (23:11).
Moed is een sleutelwoord in het Bijbelgedeelte.
Ze zaten midden in de hevige storm op de Adriatische zee. Een uitzichtloze situatie.
Totaal de weg kwijt; de controle over het schip en elke hoop op redding verloren (27:
20).
En dan komt God langszij en spreekt Paulus moed in via een engel die hem ’s nachts
bezocht: ‘Wees niet bang, Paulus…’ (vs 24).
Paulus putte moed uit zijn intieme relatie met God.
En inmiddels in Italië aangeland, op zijn laatste deel van de reis werd hij gastvrij
ontvangen door leerlingen in Puteoli en kwamen de leerlingen in Rome hem tegemoet
onderweg naar Rome. Toen Paulus hen zag dankte hij God en vatte daardoor moed
(28:15).
Moed om die laatste zware kilometers te voet te kunnen afleggen.
Moed om voor de keizer te verschijnen.
Moed om de spanning over wat hem daar te wachten stond te kunnen dragen.
God kwam hem tegemoet in zijn broeders en zusters. Hij hoefde die weg niet alleen te
gaan.
Vanaf het begin van zijn reis had Paulus al twee metgezellen, Lucas en Aristarchus de
Macedoniër. Twee broeders die vrijwillig als passagier met hem als gevangene aan
©VEZwolle, 2014
1
boord gingen om hem te ondersteunen en nabij te zijn, naast hem gingen staan toen
het moeilijk werd.
Paulus putte moed uit de relatie met broeders en zusters die naast hem stonden.
Paulus ontving moed en gaf moed door.
Een belangrijk principe in de Bijbel. We ontvangen van God om het door te geven:
Overvloed om te delen met anderen; vrijgevigheid van God om zelf ook vrijgevig te zijn
naar anderen; vergeving om anderen ook te kunnen vergeven; moed om anderen moed
te geven. Paulus deed dat ook en gaf moed door (27:22 en 25).
Niet alleen in woorden maar ook in daden. Door een stuk brood te nemen, onder
dakzegging te breken en te eten gaf Paulus aan de bemanning moed door, zodat ze
begonnen te eten (27:34-36).
Bemoedigen is moed doorgeven.
Moedig zijn is moed ontvangen en moed doorgeven.
Moedig zijn is wat anders dan sterk zijn of stoer zijn.
Moedig zijn heeft meer te maken met nederigheid, barmhartigheid, kwetsbaarheid.
Moed ontvang je door je vast te houden aan God en aan Zijn beloften. In elke
omstandigheid (Psalm 23, Mattheüs 28:20b).
Geen kalme reis, maar wel een behouden aankomst en God is er altijd bij. Meer
garanties hebben we niet. Succes is niet verzekerd.
Jezus weet wat je doormaakt. Hij weet wat lijden is. Hij is de man van smarten.
Moed ontvang je in verbondenheid met de Geest en mag je doorgeven aan anderen.
Door ons over elkaar en anderen te ontfermen, mee te lijden met elkaar (Fil. 2:1).
Jezus vraagt ons om (slechts) één uur met hem te waken (Matth. 26:40).
We kunnen mensen in onze omgeving, in onze stad, wijken en dorpen, moed geven,
hoop verspreiden. Door een uur met hen te waken, met hen te bidden en hen te
zegenen, door voorbeeld te zijn, het brood met hen te breken, naast hen te staan en een
mijl met hen op te trekken, hen te erkennen als mensen die God liefheeft, dat ze
meetellen, dat ze er mogen zijn. Met Jezus waken is waken met degene met wie Jezus
zich identificeert (Matth. 25:40)
God roept ons om moed door te geven.
Ook aan onze zendelingen die namens ons en met een speciale roeping dienstbaar zijn
op verschillende plekken in deze wereld. Ook zij komen van alles tegen op hun
‘zendingsreis’. Naast mooie dingen, ook tegenslag, teleurstelling, verdriet en strijd.
Zending vraagt moed, Moed om te gaan en vooral ook moed om het vol te houden.
Wij zijn partners in zending: onze zendelingen ‘overzee’, wij hier in Zwolle en omgeving.
Allemaal mogen we beelddragers van God zijn, moed doorgeven, aan elkaar en aan
anderen in onze omgeving.
Gespreksvragen:
1. Waaruit put jij moed voor jezelf? Noem een voorbeeld van hoe en waarvoor je
moed ontvangen hebt.
2. Moed doorgeven, hoe doe je dat? Noem een voorbeeld hoe je moed hebt
doorgegeven aan anderen? Wat motiveerde je daarin en wat vond je daarin
moeilijk?
3. Wat kunnen wij voor elkaar als kring betekenen als het om moed gaat en wat
kunnen wij daarin betekenen voor anderen in onze omgeving?
4. Hoe kunnen we moed doorgeven aan onze zendelingen? Hoe ben jij betrokken bij
(de reis van) onze zendelingen?
©VEZwolle, 2014
2