Het doel van het leven is een verhaal van God te

1
Palmpasen 2014: Het doel van het leven is een verhaal van God te worden.
Lezingen: Psalm 42 (hertaling van Huub Oosterhuis) en Matteüs 26:36-46
Bedroefd en angstig.
Zo wordt Jezus voor onze ogen geschilderd: als een eenzaam mensenkind in de tuin
van Getsemane. Geen mens die zijn verdriet en angst deelt op dat moment. Hij staat
er helemaal alleen voor. De camera zoemt in op zijn gezicht…
Het lijkt wel reality-tv: de programma’s waar de emoties vaak hoog scoren en dus
trekken ze veel kijkers. We lijken te smullen van andermans leed en verdriet.
Of is onze samenleving zo individualistisch geworden dat we elkaars tranen niet
meer zien? Huilen we alleen maar achter gesloten deuren?
Die huilende en angstige Jezus is voor mij al vroeg een probleem geweest. Ook al
laten de evangelisten Jezus tot 3x toe aankondigen dat hij een lijdensweg zal moeten
gaan en gekruisigd zal worden, maar ook dat hij na drie dagen zal opstaan: hoe echt
zijn dan die tranen en die angst? Hij wist toch dat het goed zou aflopen?
Als zoon van God was hij toch volledig op de hoogte van de wil van zijn Vader?
Hoe serieus moet je deze scène nemen?
In de Heidelbergse Catechismus is er zelfs een artikel aangewijd: art.19 over de
‘twee naturen van Christus’. Met als eindconclusie: ‘hierom belijden wij, dat Hij
werkelijk God en werkelijk mens is: werkelijk God om door zijn kracht de dood te
overwinnen, werkelijk mens om naar de zwakheid van zijn vlees voor ons te kunnen
sterven’.
Kunnen we met dit antwoord nog uit de voeten?
De vraag wordt alleen nog maar dringender: wie is die Jezus toch?
Met de lofzang op de lippen (na de Sedermaaltijd gevierd te hebben en al
vooruitwijzend naar zijn eigen lijden en dood) komen ze aan in de tuin van
Getsemané en is er van de feestvierende rabbi Jezus weinig over dan een angstig
en bedroefd mensenkind.
Blijkbaar is hij geen halfgod: hij staat niet boven het lijden. En heeft hij het medelijden van zijn volgelingen hard nodig. Rekent hij daar zelfs op.
Niets menselijks is hem dus vreemd: ook hij roept de Eeuwige aan.
2
Maar wie heeft die woorden gehoord? Wie was er bij? Niemand toch?
En toch weten we wat hij gesproken heeft. Alle evangelisten schrijven er over.
Hoe kan dat?
De woorden die zij hebben opgetekend, zijn aloude woorden: woorden die gelovige
joden van toen met de paplepel kregen ingegoten. Woorden uit het toen al
bestaande psalmenboek.
In het voorgelezen gedeelte kunnen we psalm 42 herkennen “mijn ziel is diep
bedroefd”.
En de bede “Vader, als het mogelijk is, laat deze beker dan aan mij voorbijgaan!
Maar laat het niet gebeuren zoals ik het wil, maar zoals u het wilt.” (26:39).
Woorden die lijken op het gebed dat Jezus aan zijn discipelen heeft geleerd, het
Onze Vader (‘Uw wil geschiede’), dat in de joodse traditie veel overeenkomsten kent
met het ‘Achttiengebed’: “moge de dienst van uw volk steeds naar uw wil zijn”.
De evangelisten zoeken hiermee verbinding met de traditie: Matteüs voelt zich
verbonden met de mensen van voorbij, maar ook met de God van zijn vaderen, de
God van Abraham, Izaäk en Jacob.
Je ziet vaak dat bij het voorbereiden van een afscheidsbijeenkomst, dat de
nabestaanden teruggrijpen naar liederen van vroeger. Naar Johannes de Heer, Oude
Berijming. Taal die de kinderen vaak helemaal niet meer begrijpen en verstaan.
Het doet hen weinig, terwijl het de ouderen juist diep kan ontroeren.
Is er ook zo’n afstand met de taal die de evangelisten Jezus laat spreken?
Als Jezus zijn discipelen vraagt te waken in de nacht, terwijl hij zich terugtrekt voor
gebed, dan is ook dat een aanwijzing dat herkenning oproept. Na de seidermaaltijd,
na de lofzang, volgt er een nacht van waken. Exodus 12:40-42 vertelt daarover:
40 Vierhonderddertig jaar hadden de Israëlieten in Egypte gewoond; 41 na precies
vierhonderddertig jaar – geen dag eerder of later – trok het volk van de HEE R , in
groepen geordend, uit Egypte weg. 42 Die nacht waakte de HE E R om hen uit
Egypte weg te leiden. Daarom waken de Israëlieten nog altijd in deze nacht ter ere
van de HE E R , elke generatie opnieuw”.
Weer ontdekken we overeenkomsten: wat wil Matteüs (en andere evangelisten) ons
met dit verhaal duidelijk maken?
3
Jezus wordt keer op keer in de geschiedenis van Israël en de Eeuwige ‘bij’
geschreven. Hij is één van het volk Israël en hoort bij het volk. Zijn levensverhaal is
onlosmakelijk verbonden met het verhaal van het 1e testament. Later is zijn
levensverhaal het 2e testament genoemd. Om daarmee aan te geven dat je het 1 e
moet lezen voordat je aan het 2e begint. Anders snap je er niets van.
En dat is wat er gaan de is vandaag de dag: we hebben Jezus’ verhaal los gepeld
van het 1e verhaal en daardoor is het een eigen leven gaan leiden.
Dan komt Pasen los van het Pascha te staan, het avondmaal los van de
seidermaaltijd, het lijden van Jezus los van het lijden van het volk Israël en het lijden
van de mensheid zoals het vanaf het begin beschreven is.
Het verhaal is op zichzelf komen te staan en is daardoor uniek geworden.
Maar hoe uniek is het verhaal?
Is Jezus’ lijden anders dan het lijden van mensen in Syrië, in Centraal Afrika…?
Zinloos geweld komt zo vaak voor: mensen die slachtoffer worden van geweld
zonder dat zij daaraan schuldig zijn…
Afgelopen week nog: de Nederlandse pater Frans van der Lugt in Syrië….
Hoeveel verhalen zijn er niet te vertellen, die lijken op het verhaal van Jezus?
Mensen zijn het verhaal van God, zei ooit RK- theoloog Edward Schillebeeckx.
In ‘Woord en Dienst’ (maart 2014) schreef een collega over de Hernhutter traditie waaruit hij zelf kwam - en waar het een religieuze plicht is om je eigen levensverhaal
op te schrijven: onze levens vormen een ‘3e testament’.
Het doel van het leven is een verhaal van God te worden.
En als je zo naar het leven van Jezus kijkt, dan snap je waarom de evangelisten
d.m.v. bekende woorden van het 1e testament het leven van Jezus hebben verteld.
In Jezus hebben zij God herkend: Jezus’ leven is een verhaal van God geworden.
En als je je dat realiseert, dan is de vraag of Jezus God en/of mens was helemaal
geen vraag meer. Dan is het niet meer belangrijk of Jezus wel of niet die woorden
gesproken heeft in de tuin van Getsemané.
Dan is van belang dat Jezus net als ieder ander mens in doodsangst heeft verkeerd.
Dat hij de stilte opzocht om te bidden.
4
En dan zijn de woorden van het gebed niet van belang, maar het zoeken naar kracht
wel. Bidden is niet vragen om een bovennatuurlijk ingrijpen, maar om kracht, moed,
wijsheid om je weg te gaan in het leven.
Helpt het bidden van Jezus?
Het is opvallend dat hij na het bidden in de nacht zijn kracht hervonden heeft. Het
bidden heeft iets in hem zelf veranderd. Innerlijke rust is over hem gekomen.
Hij heeft zijn levensdoel weer voor ogen.
En zijn volgelingen?
Zij slapen. Het is bijna niet voor te stellen: de dreiging zal groot geweest zijn en voor
mensen die op hun hoede moeten zijn, angstig en onzeker over wat hen te wachten
staat, is het wakker liggen en wakker blijven een logisch gevolg.
Door zorgen, verdriet, stress, angst enz. maken we allemaal wel eens doorwaakte
nachten door. Slapeloze nachten waar geen einde aan lijkt te komen. De zorgen
stapelen zich alleen maar op in de nacht van waken, terwijl je je overdag soms
afvraagt waar je nou zo moeilijk over hebt gedaan. Bij daglicht lijken de zorgen toch
minder groot en te verbleken….
Toch slapen de volgelingen van Jezus.
Waarom zo expliciet vermeld? Tot drie maal toe?
Je laat het je toch geen drie keer zeggen??
Zij staan toch ook in de traditie van de exodus en zijn bekend met de nacht van
waken, zoals generaties lang dat voorgeleefd is?
Wanneer Jezus zijn lijden aankondigde, was er altijd wel één van zijn volgelingen die
er tegen in ging: dat zal nooit gebeuren! Ongeloof bij de discipelen en weerstand.
Zo hebben zij de toekomst niet voor ogen!
Wanneer ze nu in de tuin liggen te slapen, bedoelt de evangelist waarschijnlijk te
zeggen dat zij hun ogen sloten voor de angst en verdriet van Jezus; ze gingen hierin
niet met hem mee. Waarschijnlijk hadden ze een andere verwachting van hun
meester en zijn rol als bevrijder. Niet zijn dood, maar zijn intocht staat hen nog vers
in het geheugen: het Hosanna dreunt nog na….
5
Dat Jezus zijn kracht hervindt door het gebed, stemt overeen met de slotakkoorden
van psalm 42:12. Hij schrijft hiermee zijn eigen geschiedenis in het Grote Verhaal
van God met mensen:
“Wat ben je bedroefd, mijn ziel, en onrustig in mij.
Vestig je hoop op God,
eens zal ik hem weer loven,
mijn God die mij ziet en redt”
Jezus staat op uit de nacht van waken als een mens met een toekomstvisie: zijn
verhaal is een verhaal van God geworden.
Zijn leven eindigt niet zinloos. En wij….wij kunnen ons aan dit verhaal optrekken en
ons eigen verhaal er aan spiegelen. Misschien wel na een nacht van waken.
Om bij zonsopgang het Licht als nieuw te ervaren in je leven. En te verzuchten:
‘Maar dan stijgt plotseling
een stem
in mij omhoog
boven mij uit
ik weet niet waarvandaan:
Jij bent mijn god…’ (Huub Oosterhuis, in ‘Psalmen vrij’)
Leersum, Corine Beeuwkes-van Ede