Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/28793 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Valdivia Rivera, Soledad Title: 'Redes políticas' y procesos de democratización. La relación Estado-movimientos sociales bajo el gobierno de Evo Morales en Bolivia, 2006-2013 Issue Date: 2014-09-23 Samenvatting De presidentiële verkiezingen van december 2005 in Bolivia vormen een keerpunt in de geschiedenis van het land. Niet alleen werden de verkiezingen voor het eerst met een absolute meerderheid gewonnen, ook werd de sociale leider Evo Morales hiermee de eerste president van inheemse afkomst. De singulariteit van dit voorval wordt verder onderstreept door de Movimiento al Socialismo MAS (´Beweging naar het Socialisme´), een coalitie van linkse sociale bewegingen die de leider van de cocaboerenbeweging Morales als zijn politieke leider aanwees. Deze verzameling van verschillende sociale bewegingen wist op deze manier de politieke macht te veroveren, wat zowel grote verwachtingen schepte als vragen over de toekomst opriep bij verschillende sectoren van de maatschappij. Aangezien de overwinning van Morales zich na een periode van sociale onrust voltrok (waarbij het hele politieke systeem een legitimiteitscrisis onderging) was politieke stabiliteit een centrale en een van de meest relevante zorgen van het land. Tussen 2000 en 2005 werd de sociale oproer gekenmerkt door een groeiende samenwerking van sociale beweging in oppositie tot de staat, waarbij in meerdere voorvallen overheidsplannen noodgedwongen werden teruggetrokken en twee constitutionele presidenten werden weggestuurd. zodoende, mondde de sociale en politieke crisis uit op een situatie van ´onbestuurbaarheid´ die grote vraagtekens plaatste bij het niveau van consolidering van het democratische regime –twintig jaar later na zijn terugkeer in het land. De regering Morales heeft vanaf zijn installatie in januari 2006 een reeks hervormingen ingevoerd die een substantiële transformatie van de relatie tussen staat en maatschappij met zich hebben meegebracht. Dit proefschrift handelt over de veranderingen in de relatie tussen staat en sociale bewegingen, die zowel oorzaak als gevolg van de regering van Morales vormen. Specifiek betreft het object van studie de relatie tussen de staat en de (inheemse) sociale bewegingen in Bolivia en de invloed daarvan op het proces van democratisering van het land. In het academische debat over sociale bewegingen, in het bijzonder over de sociale bewegingen in Latijns-Amerika, worden deze actoren gekenmerkt door hun oppositie tegenover de staat en hun ´a-politieke´ karakter. Daarbij gaat de aandacht naar de autonomie van de sociale bewegingen ten aanzien van het staatsapparaat en het politieke systeem, omdat een grotere mate van autonomie het realiseren van de doelen van de beweging zou bevorderen. Door op autonome wijze druk uit te oefenen op de staat, kunnen de sociale bewegingen het politieke systeem dwingen om gehoor te geven aan de eisen van bepaalde sectoren uit de maatschappij. Deze sectoren zouden 298 SOLEDAD VALDIVIA RIVERA anders de staat niet kunnen bereiken via de formele of institutionele kanalen van politieke vertegenwoordiging en participatie. Daarbij bestaat er altijd het risico dat de sociale beweging door de staat gecoöpteerd wordt, wat onvermijdelijk ten koste gaat van de realisatie van de doelen van de sociale beweging. Anderzijds wordt de sociale beweging een emancipatorisch vermogen toegekend, juist omdat het zich geheel op afstand houdt van de traditionele politiek en de staat. Vanuit deze conceptualisering houdt de sociale beweging zich vooral bezig met het ver- en heroveren van sociale ruimtes waar de staat en de politiek buiten de deur blijven en zo dus ook al de ongewenste aspecten van het politieke spel. In beide gevallen wordt het belang van de autonomie van de sociale beweging benadrukt. De relatie tussen de staat en de sociale beweging wordt op zijn minst door spanning gekenmerkt, maar is vaak ook als vijandelijk te karakteriseren. Dat laatste is kenmerkend in de Latijns-Amerikaanse literatuur. In dit proefschrift wordt dit in verband gebracht met de specifieke regionale context waarin de opkomst van ´nieuwe sociale bewegingen´ plaatsvond. In tegenstelling tot hun Europese tegenhangers die zich sterk maakten voor het verdiepen van de democratie, kwamen de sociale bewegingen in Latijns-Amerika op om het democratische regime te herstellen. Het verzet tegen de autoritaire regimes van de jaren 60 en 70 hield in dat er een werkelijke tegenstelling bestond in de verhouding staat-maatschappij. Met het herstel van de democratie kwam hier géén wezenlijke verandering in. Na de terugkeer van de democratie was er sprake van een aanvankelijk enthousiasme met de veronderstelde deugden van de civiele maatschappij, die immers dat herstel mogelijk hadden gemaakt. Echter, dat maakte snel plaats voor bedaardheid, daar de sociale bewegingen ook de prille democratische regimes in gevaar konden brengen. In een context van imminente risico van terugval, moesten de civiele maatschappij en daarmee de sociale bewegingen zich gedeisd houden om de herstelde politieke instituties de ruimte en rust te geven om zich te consolideren en zo het democratische regime te kunnen waarborgen. Er werd impliciet gesteld dat er een spanning of tegenstelling bestond tussen democratisering en een al te actieve civiele maatschappij. De tegenstelling werd in de Latijns-Amerikaanse context verder benadrukt door de ervaring met een neoliberaal ontwikkelingsmodel. Vanaf de jaren 80, in het kader van structurele aanpassingen voor herstel van de economie, voerden de nieuwe democratische regeringen neoliberale hervormingen door die, samen met de terugkeer van de democratie, grote verwachtingen onder de bevolking schepten. De neoliberale regeringen slaagden er over het algemeen echter niet in om deze waar te maken, en in vele gevallen betrof de neoliberale periode een sterke achteruitgang van de leefomstandigheden van grote delen van de maatschappij. Het onvermogen van de staat om hun bevolking in de meest primaire behoeften te voorzien, het negeren van sociale problemen, de politieke marginalisatie en de corruptie binnen het politieke systeem, leidde ertoe dat de getroffen actoren in de vorm van collectieve mobilisaties zich tot ´REDES POLíTICAS´ y PROCESOS DE DEMOCRATIzACIóN 299 de staat richtten om hun belangen te vertegenwoordigen. De tegenstelling in het academische debat werd geschetst door aan de ene kant democratische en autonome sociale bewegingen te zetten, en aan de andere kant de staat en de politiek, die gekenmerkt werd door corruptie, en voor uitsluiting zorgden. Deze studie stelt dat het debat dat hierboven kort wordt geschetst, zich berust op de dichotomie staat-maatschappij en stelt deze ter discussie. De dichotomie schept het beeld dat er een duidelijk scheiding te maken is tussen twee sferen van actie met elke zijn eigen soort actoren en wijze van werken. zo behoort de institutionele politiek bij de staat, met de legale kaders en actoren als de politieke partijen, die volgens bepaalde regels ordelijk handelen in het belang van de gemeenschap. Daartegenover staat de maatschappij, waar de interactie tussen mensen wordt gekenmerkt door een ´sociale´ en/of ´culturele´ inhoud rond particuliere belangen, waarbij hiërarchie, instituties of wettelijke regels minder een rol spelen. Dit proefschrift stelt dat de dichotomie staat-maatschappij slechts een analytische differentiatie is zonder empirische onderbouwing, die het begrip van politieke processen en democratisering niet bevordert. Daarbij steunt het op het meer recentelijke debat over sociale bewegingen die vraagtekens plaatst bij de scheiding tussen ´institutionele politiek´ en de ´niet institutionele politiek´, die voortvloeit uit de dichotomie. Volgens meer conventionele begrippen over de relatie staat-maatschappij, behoren de politieke partijen tot de ´institutionele politiek´ en zijn daarmee een formele tussenschakel die volgens het principe van politieke vertegenwoordiging, de belagen en eisen vanuit de maatschappij tot de staat weten te brengen. Sociale bewegingen zouden daarentegen een ´niet institutionele´ medium van politieke participatie zijn, die door hun directe en ongeregeld appel op de staat, het systeem van politieke partijen ondermijnen. Daarmee vormen ´niet institutionele´ vormen van politieke participatie een gevaar voor goed werkende democratieën. Het recentelijke debat over sociale bewegingen stelt dat de empirie toont dat de scheidslijnen zodanig vaag zijn, dat zulke differentiaties niet kunnen worden gerechtvaardigd. Het geval van de MAS in Bolivia, een coalitie van sociale bewegingen die als politieke partij de politiek macht in handen krijgt en daarmee ´Staat´ wordt, vormt een veelzeggend voorbeeld. Het laat zien hoe de sociale beweging in een politieke partij en staatsinstituties overloopt, zonder dat het daarbij duidelijk is aan te geven waar de een begint en de andere eindigt. In dezelfde lijn en in algemenere zin wordt er gesteld dat de staat en de maatschappij deel uitmaken van één systeem, die in een ´dialectische relatie´ elkaar continu beïnvloeden en vormgeven. In het eerste hoofdstuk worden deze debatten omtrent de sociale bewegingen en de verhouding staat-maatschappij besproken in relatie tot een proces van democratisering, vooral in de Latijns-Amerikaanse context. De conclusie is dat het hier om een ‘dialectische relatie’ tussen twee delen uit een zelfde systeemgaat. Dit leidt tot de introductie van een tweetal concepten die een meer geïntegreerde visie van de relatie laten zien. Hiermee zijn ze meer geschikt voor het analyse van het object van studie 300 SOLEDAD VALDIVIA RIVERA (de relatie staat-sociale bewegingen in Bolivia onder de regering van Evo Morales). Deze concepten zijn ´State/society interface´ (interfaz socioestatal) en ´politieke netwerken´ (political networks). Als laatste wordt het concept van ´bestuurbaarheid´ (governability) besproken die nuttig is om het effect te bestuderen van de relatie –gekenmerkt door bovengenoemde concepten- op het proces van democratisering. Hoofdstuk twee handelt over de specifieke socio-historische context waarin de sociale bewegingen in Bolivia tot meest centrale politieke actor zijn geworden. Het toont hoe de politieke articulatie van de sociale bewegingen, het resultaat is van hun constante interactie met de staat. Daarbij wordt de ontwikkeling vanaf de jaren ´80 gevolgd waar de dominante Marxistische analyse en de centrale rol van de vakbond steeds meer plaats maken voor een culturalistisch discours rondom de inheemse identiteit. In deze ontwikkeling vindt de stichting van de Movimiento al Socioalismo (MAS) plaats als ´politieke instrument van de sociale bewegingen’. Vanuit het idee van een ´dialectische relatie´ stelt deze studie dat de zware confrontaties tussen de staat en de cocaboeren beweging, het beleid van politieke decentralisatie en een groeiende wantrouw in het systeem van politieke partijen als gevolg van corruptie, ten grondslag liggen aan de intrede van sociale bewegingen als belangrijke politieke actoren. De periode 2000-2005, die gekenmerkt werd door intense confrontaties tussen de staat en de sociale bewegingen en succesvolle verkiezingsuitslagen voor de MAS in 2002 en 2005, vormen zo hoogtepunten van deze politieke articulatie. In het derde hoofdstuk wordt het politieke proces van de Grondwetgevende Vergadering (2006-2009) door middel van het concept van ´state/society interface´ geanalyseerd. De periode wordt uitgelegd als een plaats van ontmoeting tussen de staat en de maatschappij in een proces van democratisering, die gekenmerkt wordt door conflicten, tegenstrijdigheden en onderhandelingen. Op basis van het genoemde concept wordt de analyse niet beperkt tot wat er binnen de institutionele grenzen van de Wetgevende Vergadering gebeurde. Dit maakt mogelijk om ook daarbuiten te kijken, in het domein van het zogenaamde ´niet institutionele´. Daarbij wordt wederom een zeer belangrijke rol voor de sociale bewegingen gesignaleerd –vooral de inheemse sociale bewegingen- waar de straatconfrontaties even of meer bepalend blijken voor het resultaat van het politieke proces. Dit proefschrift stelt dat in dit scenario de sociale beweging als het meeste effectieve vehikel van politieke participatie optreedt en daarmee de grenzen tussen het formele terrein van politieke besluitvorming en het terrein van de sociale strijd op zijn minst laat vervagen. Hierbij zijn een aantal aspecten op te merken. In deze periode is te zien dat de sociale bewegingen effectief aan de onderhandelingstafel aanschoven en daarbij inhoudelijke voorstellen konden maken die voorbij hun particuliere belangen reikten. Dat was in het bijzonder het geval bij de inheemse sociale bewegingen. Tegelijkertijd werd de collectieve mobilisatie niet gedeactiveerd: het activisme en de dialoog vonden naast elkaar plaats en hadden beide invloed op het uiteindelijke resultaat. Ook opmerkelijk is het feit dat de traditionele politieke en economische elite, die zijn bevoorrechte ´REDES POLíTICAS´ y PROCESOS DE DEMOCRATIzACIóN 301 positie begon te verliezen, zich ook tot het formaat van sociale beweging wendde om zijn belangen te verdedigen. Vormen van sociaal activisme die van oudsher tot de volksbewegingen hadden behoord, werden door de ‘burgerbeweging’ (movimiento cívico) en de ´beweging voor autonomie´ (movimiento autonómico) ingezet. Daarmee kan de nieuwe grondwet gezien worden als het resultaat van de onderhandelingen binnen het institutionele kader van de Grondwetgevende Vergadering alsmede van de confrontaties die op straat tussen verschillende sociale bewegingen plaatsvonden. Het resultaat van de ‘state/society interface’ die de Grondwetgevende Vergadering vormde, i.e. de nieuwe grondwet die sinds januari 2009 geldig is, kan daarmee worden opgevat als een nieuw ´sociaal pact´ dat een herformulering van de relatie tussen de staat en maatschappij met zich mee brengt. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de implicaties van de nieuwe grondwet. In beschouwing van het academische debat rondom de ´judicialisation of politics´ en het ´nieuwe Latijns-Amerikaanse constitutionalisme´(nuevo constitucionalismo latinoamericano), wordt er gesteld dat de nieuwe grondwet aan de ene kant het welslagen van sociale strijdenveronderstelt, en dat het aan de andere kant gekenmerkt wordt door zijn ´vergankelijkheid´, i.e. het betreft meer een wens of project dan een concrete werkelijkheid. In die zin, stelt dit proefschrift dat de nieuwe Boliviaanse grondwet beter begrepen wordt als een ´project´ of ´intentie´ om de relaties tussen staat en maatschappij te herschikken. Gezien het feit dat in de Latijns-Amerikaanse context de wettelijke stellingen niet altijd een concrete vertaling hebben gevonden, wordt in het vierde hoofdstuk gekeken naar de veranderingen waarvoor dit document in principe de basis legt. De analyse draait om twee belangrijke elementen die voortvloeien uit het theoretische debat over sociale bewegingen en democratisering, te weten ´politieke vertegenwoordiging´ (representation) en ´politieke verantwoording´ (accountability). Om die reden worden de wet van Sociale Participatie en Controle (Ley de Participación y Control Social) en de wet van Politieke Organisaties (Ley de Organizaciones Políticas) onder de loep genomen. Daarbij wordt geconstateerd dat beide wetten een centrale rol aan het formaat van sociale beweging toeschrijven. De belangrijkste conclusies zijn ten eerste dat de sociale beweging als voornaamste schakel tussen staat en maatschappij zowel positieve als negatieve kanten heeft t.a.v. een proces van democratisering. Ten tweede, deze wetten betreffen enerzijds een vorm van institutionele vernieuwing maar zijn anderzijds slechts het formaliseren van praktijken die, buiten de wettelijke en institutionele kaders, het politieke proces al langere tijd op effectieve wijze beïnvloedden. Op deze manier kan worden geconstateerd dat, in een ´dialectische relatie´ met elkaar, de staat zich hervormt voor een betere afstemming met de maatschappelijke werkelijkheid, en dat deze hervorming tegelijkertijd de sociale actoren en daarmee de maatschappij beïnvloedt en deels vormgeeft. De centrale rol die de sociale beweging aanneemt, suggereert de opkomst van ´politieke netwerken´ en daarmee een ander model van bestuur, namelijk ´netwerk 302 SOLEDAD VALDIVIA RIVERA bestuur´ (network governance). In hoofdstuk 5 wordt er om deze reden een netwerkanalyse uitgevoerd voor een complexer en meer inzichtelijk beeld van de relaties tussen de staat en de sociale bewegingen. Hierbij wordt opgemerkt dat, net als in het verleden, deze relaties zich niet alleen via de formele kanalen voordoen, maar dat ze evenwel informeel plaatsvinden. Dit legt uit waarom de MAS zich niet laat vatten door concepten als ´sociale beweging´ of ´politieke partij´. zelfs hybride vormen als ´politieke beweging´ of ´partij-beweging´ schieten tekort. Dit proefschrift stelt dat de MAS moet worden begrepen in een scenario waarin ´politieke netwerken´ de relaties tussen staat en sociale bewegingen kenmerken. Daarin is de MAS weliswaar een zeer groot en belangrijk ´politiek netwerk´, maar niettemin één van de vele actoren die in het politieke proces een rol spelen. De conceptualisering van de relatie op basis van ´politiek netwerken´ lost veel van de problemen op die zich voordoen op het moment dat er vanuit meer conventionele aannames naar de relatie wordt gekeken. In termen van ´autonomie´ en ´coöptatie´ ontstaan tegenstrijdigheden over de grenzen tussen de sociale beweging en zijn autonomie en de staat en zijn praktijken van coöptatie. zo lijkt een sociale beweging op een gegeven moment zeer autonoom ten opzichte van de staat, op een andere weer ´gecoöpteerd´ door de staat, en op een ander moment is de scheiding tussen de beweging en de staat niet mogelijk. Vanuit het concept van ‘politieke netwerken’ stelt dit proefschrift dat de verhoudingen bepaald worden door de specifieke kwestie die de staat en de sociale beweging bij elkaar brengt. Dit verklaart de ogenschijnlijke paradox dat een sociale beweging rondom een bepaalde kwestie de lijn van de regering volgt of deelt (coöptatie) en bij een andere recht tegenover de staatsstellingsname staat (autonomie). De relatie staat-maatschappij tekent zich zo als een complexe dynamiek van steeds veranderende ‘politieke netwerken’ rondom specifieke thematieken. In een scenario van ‘netwerk bestuur’ wordt de ideologie, als spil voor de articulatie van de politieke vertegenwoordiging en participatie, door een meer pragmatische benadering vervangen. Daarin lijken concrete interesses leidend in het politieke proces en de productie van publiek beleid, waarbij de betrokkenheid van alle relevante actoren (ook die door kwestie getroffen worden), de scheiding tussen identificeren, formuleren, implementeren en controleren van beleid moeilijk laat maken. Door het concept van ‘politieke netwerken’ te gebruiken, wordt ook zichtbaar dat bij de relatie tussen staat en sociale bewegingen ook andere actoren een belangrijk rol spelen, omdat ze ook deelnemen aan de ´politieke netwerken´. In de Boliviaanse politieke arena vallen er twee op, te weten de media en nationale NGO’s, de zogenaamde ‘steuninstituties’ (instituciones de apoyo). Deze actoren beschikken over belangrijke politieke middelen waardoor hun deelname aan een bepaalde ‘politieke netwerk’ rondom een specifiek onderwerp invloedrijk is. zonder de overwicht van de sociale bewegingen te ondermijnen, steltdit proefschrift dat de MAS en het resultaat van het proces van de Grondwetgevende Vergadering niet in zijn geheel begre- ´REDES POLíTICAS´ y PROCESOS DE DEMOCRATIzACIóN 303 pen kunnen worden zonder daarbij de rol van de ‘steuninstituties’ te beschouwen. Op dezelfde manier oefenen de media grote invloed uit op het politieke proces door hun impact op de publieke opinie en de politieke agenda. Dit is voornamelijk het geval in de Bolivaanse context waar deze actoren een grote mate van politisering laten zien en actief deelnemen aan de articulatie van ‘politieke netwerken’. In hoofdstuk 5 wordt als laatste de rol van de sociale leiders geanalyseerd. De relatie tussen de staat en de sociale bewegingen in de vorm van ´politieke netwerken´ maakt het belang zichtbaar van de sociale leiders op politieke posten, als punt van intersectie tussen staat en maatschappij. Dit verklaart tevens het overwicht van de figuur van Morales in het actuele politieke scenario in Bolivia. In deze positie worden de conflicten en tegenstrijdigheden gecondenseerd, die opduiken in de poging om op basis van particuliere interesses algemene belangen te articuleren en formuleren. In de regering Morales, moeten de sociale leiders aan de haast onmogelijk eis voldoen van tegelijkertijd de interesses van hun specifieke politieke en sociale achterban te behartigen én een staatsvisie te dragen. Deze actoren lijken dus gedoemd tot mislukking en worden inderdaad continu uit allerlei hoeken onder vuur genomen. De grote uitzondering lijkt de figuur van Evo Morales wiens leiderschap met relatief succes de tegenstrijdigheden en complexiteit van zijn positie het hoofd weet te bieden. In de conclusie wordt gereflecteerd op de bevindingen van elk hoofdstuk. Daarbij wordt gekeken naar de impact en implicaties van een model van ´politieke netwerken´ en ´netwerk bestuur´, waarmee de actuele Boliviaanse scenario gekarakteriseerd wordt in relatie tot een proces van democratisering en ´bestuurbaarheid´. Naast de positieve ontwikkelingen wordt nogmaals gewezen naar de risico´s die de komst van sociale bewegingen als centrale politieke actoren met zich meebrengt. De belangrijkste constatering daarbij is dat sociale bewegingen, ondanks hun democratiserend vermogen, in essentie strijdlustig en polariserend blijven, wat processen van dialoog en consensus op zijn minst bemoeilijken en daarmee de ´bestuurbaarheid´ in gevaar brengen. Ten aanzien van de rol van staat wordt gewezen op de constatering dat, in een ´dialectische relatie´, de hervorming van de staat plaatsvindt om de maatschappelijke veranderingen en belangen beter te kunnen weergeven. In de Boliviaanse context heeft dit geleid tot de integratie in het politieke proces van sociale groepen, die tot voor kort gemarginaliseerd werden en is er, in die zin, sprake van een positieve ontwikkeling in termen van democratisering. Een staatapparaat die meer in toon is met de interesses en conflicten van de maatschappij, brengt echter het gevaar met zich mee dat de staat door interne tweedracht ontwricht wordt. Daarmee wordt in feite het oude debat rondom de ´raison d´état´ opnieuw actueel. Een model van ´netwerk bestuur´ impliceert de intrede van diverse actoren in de formulering en implementatie van publiek beleid. De karakteristieke complexiteit kan leiden tot een verzwakking van de Staat als articulerende spil van het sociale en het politieke, voornamelijk in een context van zwakke instituties. Daarnaast wordt de penetratie van de Staat door andere actoren niet beperkt tot natio- 304 SOLEDAD VALDIVIA RIVERA naal niveau, maar kan er ook aan een grotere, internationale context gedacht worden: instanties als de IMF, de Wereldbank e.d. Hoewel die context buiten het bereik van dit onderzoek valt, onderstreept het idee dat in een context van ´netwerk bestuur´ de vraag hoe de staatsmacht kan worden verhoogd wellicht meer op zijn plaats is dan de vraag hoe deze beperkt kan worden. Dit proefschrift stelt zo het idee ter discussie dat de staat een homogene eenheid is die zich boven de maatschappij bevindt. De verhoudingen tussen staat en maatschappij kunnen beter begrepen worden als een ‘dialectische relatie´ tussen twee delen van een systeem. De ´politieke netwerken´ en het ´netwerk bestuur´ waarmee de relatie onder de regering van Morales gekenmerkt wordt, tonen dus niet zo zeer de singulariteit (of anomalie) van de Boliviaanse casus, maar meer dat het hier gaat om de eigen versie van een meer algemeen fenomeen. Om die reden is het belangrijk om vervolg te geven aan de analyse van het Boliviaanse politieke proces, niet alleen in relatie tot het democratisering van dat land, maar ook voor de inzichten en lessen die gewonnen kunnen worden en die voor andere contexten relevant kunnen zijn.
© Copyright 2024 ExpyDoc