GeniaaL jg. 7, nr. 24, januari 2014

T I J D S C H R I F T V A N D E F A C U LT E I T I N G E N I E U R S W E T E N S C H A P P E N E N V I L v
Nr. 24 • januari 2014
ALUMNI INGENIEURS
KU LEUVEN
Afgiftekantoor 3000 Leuven 1 • P802104
Voorwoord
Beste ingenieurs
Het eerste nummer van een nieuw jaar … Het doet me terugdenken aan de nieuwjaarsbrieven die ik
als kind mocht opzeggen voor mijn peter en meter. Met vele goede voornemens en een terugblik op
het voorbije jaar.
Een nieuwjaarsbrief zal dit voorwoord niet worden, maar toch wil ik even samenvatten wat vorig jaar
verwezenlijkt is. De succesvolle opstart van de ijkingstoets, de goede inzet van het feestjaar, de uitreiking
van het eerste facultaire ereprofessoraat, een druk bezochte Open Bedrijvendag samen met alle ingenieursdepartementen, en (gelukkig maar) weer vele enthousiaste startende studenten burgerlijk ingenieur of
burgerlijk ingenieur-architect.
De goede voornemens zijn meestal dezelfde als vorig jaar. Toch staan er heel wat nieuwe initiatieven en projecten op stapel, bedoeld
om de kwaliteit van instroom tot uitstroom van onze burgerlijk ingenieurs en burgerlijk ingenieur-architecten te versterken. Samen met
u allen, samen met de alumni, samen met de vele medewerkers en studenten blijven we constructief bouwen aan onze opleidingen,
onze infrastructuur, onze wereldfaam in onderzoek en dit allemaal om onze burgerlijk ingenieurs en burgerlijk ingenieur-architecten
op de kaart te zetten. Een duidelijk woordje van dank aan iedereen voor de aangename en constructieve samenwerking.
Het feestjaar ‘KU Leuven ingenieurt 150 jaar’ is zeker nog niet voorbij. Er volgen nog talrijke gelegenheden om elkaar te ontmoeten
bij een hapje en een drankje.
Ik kijk uit naar weer een prachtig werkjaar samen met jullie allen.
Michiel Steyaert, decaan Faculteit Ingenieurswetenschappen
Beste collega-alumni
In dit 150e jaar van onze ingenieursopleiding kun je me vast wel vergeven dat ik dit voorwoord toch
begin met een klein uitstapje naar Brussel. Onze collega-burgerlijk ingenieur François Englert studeerde
namelijk af aan de ULB. Ik ga ervan uit dat iedereen het met me eens is dat een Nobelprijs voor
natuurkunde onze welgemeende felicitaties verdient.
Wie in deze context wat mij betreft minder felicitaties verdienen zijn onze politici, en dan vooral diegenen
die een ministerieel ambt bekleden. Ze schitterden collectief in afwezigheid op de plechtigheid in
Stockholm waar collega Englert de prijs in ontvangst mocht nemen uit handen van het Zweedse
koningspaar. In Zweden hebben ze blijkbaar wel kunnen kiezen wie naar Zuid-Afrika ging en wie thuis
bleef. Ik vraag me af hoe het zou gelopen zijn mocht Nelson Mandela een half jaar later overleden zijn,
en de plechtigheid was samengevallen met de finale tussen België en Nederland op het WK in Brazilië?
Een beetje meer prominente aandacht voor wetenschap en techniek zou helpen om onze STEM-richtingen meer elan te geven en
op die manier de schoolgaande jeugd warm te maken voor een bijzonder boeiend beroep.
Uiteraard wil ik ook van de gelegenheid gebruikmaken om jullie namens onze alumnivereniging een schitterend 2014 toe te wensen,
met veel vreugde, interessante ontmoetingen en natuurlijk een goede gezondheid.
Gegroet en tot gauw.
Gert Sablon, voorzitter VILv – Alumni Ingenieurs KU Leuven
INHOUD
nieuws uit de faculteit
3
terugval van het aantal inschrijvingen voor burgerlijk ingenieur 4-5
Marijke Kinnaer wint Passwerkprijs 2013
6-7
Ingenieurs in België 1830-1865, archeologie van een beroepsgroep 8-9
Arenbergsymposium: duurzaam ingenieuren voor mens
en maatschappij
10-11
Sint-Barbara: Marcel Pelgrom wordt ereprofessor
12-13
Bart Nauwelaers, nieuwe departementsvoorzitter en kapitein van ESAT 14-15
forumavond 11 december 2013
16-17
VILv-prijs voor myo-elektrische handprothese en time scaling
18
Reünies
19
24 urenloop 2013: VTK grijpt nipt naast goud
20
Existenz: Kaffee Atelier
21
Revue: In Creemers’ Fields
22-23
Nieuws
Prijzen, onderscheidingen, …
• Aan Paul Van Houtte, emeritus aan de Faculteit Ingenieurs
wetenschappen, werd de Sainte-Claire Deville-medaille
toegekend door de Société Française de Métallurgie et de
Matériaux (SF2M). Deze tweejaarlijkse prijs wordt toegekend
aan een wetenschapper die zich verdienstelijk gemaakt heeft
op het gebied van het verband tussen de structuur van eigenschappen van een materiaal.
• Bart Van der Bruggen, gewoon hoogleraar bij het Departement
Chemische Ingenieurstechnieken, is uitgeroepen tot doctor
honoris causa aan de ‘Dunrea de Jos’ University of Galati
in Roemenië.
• De Society of Manufacturing Engineers (SME, Detroit, USA)
bekroont Jean-Pierre Kruth, gewoon hoogleraar aan het
Departement Werktuigkunde, met de Albert M. Sargent Progress
Award. De prijs zal worden uitgereikt op 9 juni 2014 in Detroit.
• Postdoctoraal onderzoeker Edwin Reynders (Departement
Burgerlijke Bouwkunde) heeft een Young Professionals Grant
ontvangen van het International Institute of Noise Control
Engineering voor de conference paper ‘Uncertainty quantification
of the sound transmission loss of building components at the
design stage’.
• Vladimir Matic (Departement ESAT - STADIUS – iMinds Future
Health Department) en zijn team hebben de eerste prijs gewonnen
tijdens Hack for Health, de eerste hackathon rond gezondheidszorg in België, die van 20 tot 22 september plaatsvond in C-Mine
in Genk en werd georganiseerd door Microsoft Innovation
Center Vlaanderen en HealthStartup Europe.
• VLITS-student Steven Gijsenbergh wint TML-prijs.
http://eng.kuleuven.be/algemeen/nieuws/tmlprijs
• Een team studenten uit de groep van Sabine Van Huffel, gewoon
hoogleraar aan het Departement Elektrotechniek, behaalde
de tweede plaats in de TI European Analog Design Contest
met hun project T-eye glasses.
• Thomas Goossens, masterstudent in de ingenieurswetenschappen: architectuur en Erasmusstudent aan de Technical
University Denmark (DTU) in Kopenhagen, werd benoemd tot
Youth Goodwill Ambassador van Denemarken.
Thomas Goossens: ‘The Ambassadors’ task is to promote
Denmark to my peers in Belgium with the overall objective of
sharing my personal story about international student mobility
to foster intercultural exchange and global career opportunities.’
• Burgerlijk ingenieur-architect Marijke Kinnaer won met haar
masterproef over autismevriendelijke architectuur de Passwerkprijs (1.500 euro). Deze prijs werd voor de eerste keer
uitgereikt door Passwerk, een bedrijf uit Berchem dat personen
met een autismespectrumstoornis (ASS) tewerkstelt. De thesis
van Marijke Kinnaer legt een onverwachte link tussen autisme
en architectuur. Haar werk is onmiddellijk bruikbaar en bestaat
uit een bundeling van literatuur rond het onderwerp in combinatie
met getuigenissen van personen met een ASS.
www.passwerk.be/nl/prijs-passwerk
• Alumnus Jan Van Houdt, Director Flash Memory, wordt IEE fellow.
• Herman Van der Auweraer, gasthoogleraar aan het Departement
Werktuigkunde en Director Research and Technology bij LMS
International, heeft een eredoctoraat gekregen van de Technische
Universiteit van Cluj-Napoca (TUCN) in Roemenië.
• Op donderdag 5 december 2013 werd de O. & J. Pétersprijs
door prof. em. Jacques Péters uitgereikt aan Humasol vzw.
Humasol ontving deze prijs voor het project getiteld ‘Hydroinstallatie in Nuevo Jeruzalem, Peru’. Meer info over het project
en over Humasol vzw:
www.humasol.be/projecten/laCascarilla
Uitreiking van de O. & J. Pétersprijs, v.l.n.r. Hendrik Van
Brussel, Geert Serneels (Humasol), Jacques Péters,
Paul Sas, Roger Dillemans
Francquileerstoel 2013-2014
Op voordracht van Jan Van Humbeeck, gewoon hoogleraar aan
het Departement MTM, wordt aan Harry Bhadeshia, University
of Cambridge, de Francquileerstoel 2013-2014 toegekend.
De academische zitting vindt plaats op dinsdag 6 mei 2014
om 16.00 u. in het Auditorium van de Tweede Hoofdwet.
Facultair eredoctoraat
Op dinsdag 3 juni 2014 zal de Faculteit Ingenieurswetenschappen
een eredoctoraat uitreiken aan Gerald G. Fuller, Chemical
Engineering - Stanford University. Promotor is Jan Vermant,
gewoon hoogleraar aan het Departement Chemische
Ingenieurstechnieken.
In memoriam
De universitaire gemeenschap neemt afscheid van:
• Wim Verhaeghe, doctoraatsstudent aan het Departement
Werktuigkunde. Hij overleed te Grimbergen op 9 oktober 2013.
Annemie Caproens
3
Terugval van het aantal inschrijvi
De onderstaande tabel toont het aantal inschrijvingen van generatiestudenten voor de faculteiten
Ingenieurswetenschappen (burgerlijk ingenieur en burgerlijk ingenieur-architect) voor het academiejaar
2013-14. Een generatiestudent is iemand die voor het eerst inschrijft in het 1e jaar hoger onderwijs
in de Vlaamse Gemeenschap, als hoofdinschrijving. De aantallen voor 2012-13 zijn overgenomen
uit het artikel van vorig jaar. Zowel de KU Leuven als de UGent kennen een aanzienlijke terugval. Bij de
VUB is er wel een toename voor de algemene richting, maar de globale trend is sterk negatief.
KU Leuven stand op 28/11/2013
(persoonlijke mail van Erik Calluy, pedel Faculteit Ingenieurswetenschappen)
2012 – 2013
2013 – 2014
Verschil in # studenten
Richting
man
vrouw
totaal
man
vrouw
totaal
man
vrouw
totaal
1e fase bachelor
ingenieurswetenschappen
424
76
500
377
64
441
-47
-12
-59
1e fase bachelor
ingenieurswetenschappen:
architectuur
65
66
131
45
59
104
-20
-7
-27
Totaal
489
142
631
422
123
545
-67
-19
-86
4
UGent stand op 08/11/2013
(persoonlijke mail van Anuschka De Pla, Directie Onderwijsaangelegenheden)
2012 – 2013
2013 – 2014
Verschil in # studenten
Richting
man
vrouw
totaal
man
vrouw
totaal
man
vrouw
totaal
1e fase bachelor
ingenieurswetenschappen
299
52
351
266
49
315
-33
-3
-36
1e fase bachelor
ingenieurswetenschappen:
architectuur
67
65
132
65
50
115
-2
-15
-17
Totaal
366
117
483
331
99
430
-35
-18
-53
Vrije Universiteit Brussel stand op 04/12/2013
(persoonlijke mail van Tim Peeters, diensthoofd Studenten- en Alumnirelaties)
2012 – 2013
Richting
2013 – 2014
Verschil in # studenten
man
vrouw
totaal
man
vrouw
totaal
man
vrouw
totaal
1e fase bachelor
ingenieurswetenschappen
69
10
79
81
9
90
+12
-1
+11
1e fase bachelor
ingenieurswetenschappen:
architectuur
17
25
42
14
15
29
-3
-10
-13
Totaal
86
35
121
95
24
119
+9
-11
-2
ngen voor burgerlijk ingenieur
De verklaring voor de terugval heeft deels te maken met de terughoudendheid voor de ingenieursstudies bij leerlingen van het laatste jaar
secundair onderwijs. De studies staan bekend als moeilijk en schrikken
ook af omwille van het vele werk. De studies zijn inderdaad even
moeilijk als vroeger maar de kennisafstand tussen het laatste jaar van
de middelbare school en het eerste bachelorjaar aan de universiteit
groeit jaar na jaar. De redenen hiertoe zijn velerlei. Maatschappelijke
evoluties waaronder de opkomst van het internet spelen hierbij een
belangrijke rol. Ook het wegvallen van het toelatingsexamen (en vooral
de voorbereiding hierop) en de reductie van enkele sleutelvakken zoals
analyse en analytische meetkunde in het secundair onderwijs spelen mee.
Dat leerlingen steeds minder goed worden voorbereid op de ingenieursstudies beperkt zich niet tot Vlaanderen. Het is een algemeen
gekend fenomeen in de westerse wereld. In Groot-Brittannië en de VS werden overheden deze trend zo beu dat men overbruggingsjaren heeft ingevoerd. In Groot-Brittannië worden de studenten bij de start geëvalueerd en in de meeste gevallen doorverwezen naar
een Foundation Year. De studenten moeten eerst dit brugjaar met succes doorlopen voor ze aan de universiteit worden toegelaten.
In de VS spreekt men van een Engineering Preparatory Program, ons voorbereidend jaar van vroeger. In Vlaanderen is zo’n drastische
maatregel, die de studietijd met een jaar verlengt, niet aanvaardbaar (en ook niet betaalbaar). Nochtans hebben nogal wat studenten
moeite om vanaf het eerste jaar mee te zijn en blijven zij de studies achternahollen gedurende het hele traject. Zij doen er vaak meer
dan vijf jaar over. Dit aantal vertoont overigens een stijgende lijn. Nogal wat bedrijven klagen dan ook over het gemiddelde niveau
van de afgestudeerden, ofwel officieel ofwel in de wandelgangen. De uitstroom van jonge bekwame ingenieurs is inderdaad qua
aantal in dalende lijn. Vele technologische bedrijven hebben nu zelf een omstandig technisch ingangsexamen ingevoerd, waarmee
ze willen zeggen dat het universitair diploma eigenlijk geen garantie op ‘technische ingenieurskunde’ meer biedt.
Dit zijn ernstige trends en overheden van meerdere regio’s in de EU proberen hierop een positief antwoord te bieden. Een van die
antwoorden is de sterke toename in financiering van het aantal doctoraten waarbij men hoopt om zo de industrie te versterken.
Tevergeefs, echter. Getuige hiervan is de grote Research-to-Innovation Gap waarmee de EU zeer verveeld zit. Bedrijven, hier en ook
elders, zeggen zelf dat ze niet gediend zijn met al die doctoraten. Om het tij te keren hebben de Vlaamse universiteiten op eigen initiatief
de vrijwillige ijkingstoets ingevoerd, als alternatief voor het vroegere toelatingsexamen. Hopelijk kan dit de leraren van het secundair
onderwijs ertoe aanzetten om hun leerlingen voor te bereiden op deze toets in de laatste twee jaren van het middelbaar. En hopelijk
wordt het weer een prestigekwestie om met succes aan deze toets deel te nemen.
Eric Van den Bulck
‘Het gedacht’ van de decaan
Het aantal generatiestudenten voor de opleiding burgerlijk ingenieur (algemene richting) is in Leuven dit jaar spijtig
genoeg gedaald van 500 naar 441 of ongeveer -10%. Is dit wel spijtig?
Dat we minder studenten burgerlijk ingenieur hebben is natuurlijk niet zo goed, maar we moeten niet zozeer kwantiteit
nastreven, dan wel ervoor zorgen dat de juiste studenten op de juiste plaats zitten. Als je weet dat vorig jaar ongeveer
10% van de startende studenten opgegeven hebben tijdens het jaar (stoppen met de studies burgerlijk ingenieur)
en als je weet dat in de juni-examenperiode maar 15% van de studenten in alle vakken slaagt en nog eens 15% tot
twee vakken kan ‘tolereren’ (dat 30% als ‘geslaagd’ mag beschouwd worden in de eerste examenperiode), dan was
het meer dan noodzakelijk om in te grijpen. Gelukkig is er nog de septemberexamenperiode, zodat we, met mogelijke
inzet van tolereerbare vakken, ongeveer 50% van de startende studenten als geslaagd mogen beschouwen.
Maar toch was ingrijpen noodzakelijk en vandaar dat we, samen met de twee andere Vlaamse faculteiten Ingenieurswetenschappen, ook na vele jaren van werk en vergaderingen de ijkingstoets voor het eerst hebben kunnen uitrollen.
Het is de bedoeling dat het impact heeft en dat we hierdoor minder inschrijvingen hebben is logisch, zolang het doel
maar bereikt wordt: we hopen de minder geschikte studenten een dienst bewezen te hebben door ze te wijzen op
de nodige voorkennis en diegenen die de studies toch willen aanvangen, beter te kunnen begeleiden en gerichter hulp
en bijscholing te kunnen verlenen.
Als we de inschrijvingen vergelijken met 2011, dan gaan we van 467 naar 441 of een daling die, zoals een burgerlijk
elektrotechnisch ingenieur het zou zeggen, verdringt in de ruis van het signaal.
We zien de daling dit jaar dus als een positief verhaal ten gevolge van de ijkingstoets met als hoofddoel de verbetering
van de kwaliteit van onze studentenpopulatie.
Michiel Steyaert, decaan
5
Marijke Kinnaer wint P
Naar aanleiding van zijn vijfjarig bestaan reikte het Merksemse bedrijf Passwerk dit jaar voor de
eerste keer de Passwerkprijs uit. Vanuit hun visie dat alle personen het recht hebben om deel te
nemen aan het economische en sociale leven, stelt het bedrijf personen met een ASS (Autismespectrumstoornis) tewerk, naargelang hun kwaliteiten en mogelijkheden. Hierbij proberen ze
gebruik te maken van de natuurlijke sterktes van deze mensen, zoals oog voor detail, een hoog
concentratievermogen en een goed geheugen. Deze vaardigheden komen bijvoorbeeld sterk van
pas bij het testen van computersoftware.
6
Met hun prijs wilde Passwerk een innoverende masterproef
bekronen die zich focust op het bijstaan van autistische personen.
Marijke Kinnaer, master in de ingenieurswetenschappen:
architectuur, won eerder dit jaar de eerste editie van de
Passwerkprijs ter waarde van een bedrag van 1.500 euro.
Haar thesis ‘Autisme van bovenaf of binnenuit: een genuanceerder beeld over autismevriendelijke architectuur aan de
hand van getuigenissen van (jong)volwassenen met ASS’
gaat over de link tussen personen met autisme en architectuur.
De laatste decennia verschenen heel wat artikels en publicaties
over autismevriendelijk bouwen. Deze veelheid aan informatie
werd echter nooit efficiënt gebundeld en begon daarom ook
een onoverzichtelijk geheel te vormen. De vraag rees ook hoe
deze literatuur concreet toepasbaar was en wat de waarde en
betekenis van de aangeboden concepten was. De gebruikte
Cijfers
Autisme is een stoornis die zich niet gemakkelijk laat
omschrijven. Autisme kan namelijk op verschillende
manieren en in verschillende gradaties tot uitdrukking
komen. Om deze reden wordt vaak gesproken van
autismespectrumstoornis (ASS). Naast klassiek
autisme worden ook asperger en PDD-NOS (Pervasive
Development Disorder - Not Otherwise Specified) tot
ASS gerekend.
concepten zijn namelijk niet voor iedereen op dezelfde manier
toepasbaar, waardoor de eigenlijke focus van het onderzoek,
de personen met een ASS, uit de aandacht dreigen te verdwijnen.
De thesis van Marijke Kinnaer komt tegemoet aan dit probleem.
Zij bundelde de beschikbare literatuur en combineerde deze
bovendien met persoonlijke getuigenissen van personen met
een ASS. Hiervoor gebruikte Marijke niet alleen verhalen uit
autobiografieën, ze nam ook diepte-interviews af en leidde een
focusgroepinterview. Als tweede luik van haar thesis bekeek
Marijke hoe (jong)volwassenen met autisme daadwerkelijk
wonen. Zo kon zij concluderen dat de concepten die in de
literatuur worden aangehaald en geëxpliciteerd op verschillende
manieren interpreteer- en toepasbaar zijn. Toch zijn deze
concepten niet onbruikbaar. Ze kunnen helpen de aandacht
te vestigen op autismevriendelijke en kwaliteitsvolle architectuur
in het algemeen. Nico De Cleen van Passwerk motiveert
de keuze van de jury voor deze masterproef “De thesis van
Marijke Kinnaer legde een onverwachte link tussen autisme
en architectuur. Haar werk is onmiddellijk bruikbaar, ze was
de overduidelijke winnaar. Dankzij de hoge kwaliteit van haar
thesis hebben wij besloten de prijs in de toekomst opnieuw
uit te reiken.”
In België zijn er naar schatting rond de 73.500 personen
met autisme (ruim 1 op 150). Dat is een bevolkingsgroep die ongeveer even groot is als het aantal inwoners
van steden als Mechelen, Kortrijk, Hasselt of
Sint-Niklaas.
Het merendeel van de personen met een ASS zijn
mannen (1 op 4 is vrouw).Recente studies geven
aan dat ongeveer 60 procent van de mensen met
een ASS normaal tot hoogbegaafd zijn.
(www.passwerk.be)
De kandidaten voor de Passwerkprijs 2013
asswerkprijs 2013
Ilse Noens, voorzitster van de jury met Marijke Kinnaer,
winnares van de Passwerkprijs 2013
De masterproef van Marijke kadert in het onderzoek van
prof. dr. ir. Ann Heylighen rond Architectural design In Dialogue
with dis-Ability (AIDA). Dit onderzoek gaat ervan uit dat personen
met een beperking net door hun specifieke interactie met de
gebouwde omgeving beter in staat zijn sommige zwaktes of
sterktes in een architecturaal ontwerp op te sporen. Er wordt
bijvoorbeeld ook onderzoek gedaan naar de specifieke
mogelijkheden van blinden of personen met dementie. Volgens
het onderzoeksteam kan de specifieke input van personen
met een beperking de kennis van architecten en ontwerpers
verdiepen en zelfs vernieuwing in architectuur stimuleren.
De thesis van Marijke mondde ook uit in een publicatie die
gepland is voor 2014, namelijk How do people with autism
(like to) live? In Inclusive Designing: Joining Usability,
Accessibility and Inclusion (Springer-Verlag).
Het Departement Architectuur blijft zich inzetten voor ontwerpen
met aandacht voor het perspectief van personen met een
beperking of ziekte. De studenten in de eerste fase van
de masteropleiding werken dit jaar in de ontwerpstudio
aan ontwerpen voor een zogenaamd ‘Maggie’s Centre’,
een centrum voor mensen die getroffen worden door kanker.
Valérie Wyns
Nico De Cleen, managing director van Passwerk en
winnares Marijke Kinnaer
7
Voor meer informatie:
• Passwerk: www.passwerk.be
• AIDA: www.asro.kuleuven.be/aida/
Maggie’s Centre Leuven:
http://maggiesleuven.blogspot.be/
Ingenieurs in België 1830-18
archeologie van een beroepsgroep
Wie is ingenieur
De titel ‘ingenieur’ bestaat al van oudsher en de oorsprong is
moeilijk te achterhalen. Tot op de dag van vandaag is deze titel
onbeschermd hoewel de opleiding sinds 1924 wettelijk werd
vastgelegd. Toch dekt de titel van ingenieur zeer veel ladingen
en kan men er niet een vastomlijnd beroep aan koppelen.
Tijdens de eerste decennia na de onafhankelijkheid van België
in 1830, het tijdsbestek dat voorwerp van onderzoek was in
dit doctoraat, wordt in verschillende landen de titel verschillend
gebruikt. De twee meest uiteenlopende tradities zijn de Britse
en de Franse ingenieurscultuur.
8
De Britse ingenieur wordt in deze periode gezien als een ‘selfmade
man’. Deze ingenieur wordt opgeleid op de werkvloer omdat
de opleidingen aan colleges en universiteiten nog niet voldoende
erkenning genoten. Praktijkervaring wordt hoger gewaardeerd
dan theoretische kennis. Toekomstige ingenieurs moeten meedingen naar felbegeerde stageplaatsen bij een ambachtsman.
Door de uitvoering van steeds complexere taken verwerft men
langzaam de kennis en vaardigheden die nodig zijn om de
socioprofessionele ladder te beklimmen die tot de titel ‘ingenieur’
leidt. Hoewel de algemene tendens is dat ingenieurs een beperkte
theoretische scholing genieten, trekken sommigen naar Frankrijk
voor een opleiding.
De Britse ingenieurs laten zich afbeelden voor hun kunstwerk,
het resultaat van werk en studie (zie figuur 1). De Franse ingenieur
verschijnt daarentegen netjes in kostuum met de sabel onder
de arm als verwijzing naar zijn militaire oorsprong (zie figuur 2).
België kent een mengeling van de verschillende ingenieursculturen: ingenieurs verkrijgen de titel door een theoretische
opleiding of verwerven de titel door praktijkervaring. Het feit
dat de ingenieurs een heterogene groep vormen, maakt het
moeilijk om de te onderzoeken groep af te bakenen.
Overzicht van ingenieurs in België
Willemijne Linssen maakte een inventaris op van ingenieurs die
opgeleid en/of tewerkgesteld werden in België tussen 1830 en
1865. In deze lijst werden personen opgenomen die vernoemd
werden als ingenieur, door henzelf, in ledenlijsten van beroepsverenigingen, in afstudeerlijsten van scholen, in personeelslijsten
van grotere bedrijven en in bevolkingstellingen. Momenteel staan
er 2.308 ingenieurs in de inventaris geregistreerd. Toch is dit
aantal onderschat aangezien veel ingenieurs onbekend bleven.
Deze ruim 2.000 ingenieurs kunnen volgens discipline ingedeeld
worden (zie tabel 1). Hieruit blijkt dat de ingenieurs van bruggen
en wegen en de mijningenieurs een zeer groot aandeel vormen
binnen de ingenieurspopulatie. Dit is te verklaren door het feit
In de bewuste periode heerst
in Frankrijk een andere cultuur,
geïdentificeerd als schoolcultuur.
In de algemene perceptie zijn
ingenieurs hier een elitevolk in
dienst van de staat. Zij volgen
een hoogstaand wetenschappelijke opleiding aan een staatsschool en zijn meer theoretisch
gericht. Deze staatsingenieurs
worden zo sterk gevalideerd dat
private initiatieven het daglicht
zien voor de opleiding van
ingenieurs. Deze ingenieurs
hopen een graantje mee te
pikken van het succes van hun
collega’s in dienst van de staat.
In het begin moet deze tweede
groep ingenieurs qua prestige
sterk onderdoen voor de staatsingenieurs maar doorheen de
tijd verandert dit.
Het verschil in ingenieurscultuur
is bijvoorbeeld te merken aan
de afbeeldingen van ingenieurs.
Figuur 1: Ingenieur Isambard Kingdom
Brunel voor de kettingen om de SS
Great Eastern aan te meren, 1857
Figuur 2: Ingenieur bruggen en wegen
M. F. Sadi Carnot, 1887
65,
dat beide disciplines door de staat tewerkgesteld worden en dat
in de inventaris de theoretisch geschoolde ingenieur de hoofdmoot uitmaakt. Om staatsingenieur te worden, moest men
immers een hogere opleiding genoten hebben.
Naarmate de tijd verstrijkt, komen er meer opleidingen en
beginnen ingenieurs zich bovendien meer en meer te verenigen
in beroepsverenigingen, waardoor ze gemakkelijker te traceren zijn.
Tabel 1. Benaderend aantal ingenieurs per discipline
in de periode 1830-18651
Specialisatie
Landbouwingenieurs
Chemische ingenieurs
Handelsingenieurs
Militaire mijningenieurs
Bruggen en Wegen
Landelijk genie
Mechanische ingenieurs
Stedelijke ingenieurs
Privégebouwen
Mijn- en metaalingenieurs (niet-militair)
Textielingenieurs
Aantal
% van de ingenieurs
met gespecifieerde
discipline
31
32
0
105
704
196
163
13
78
1,8%
1,9%
0%
6,2%
42%
11,6%
9,7%
0,8%
4,6%
347
12
20,6%
0,7%
Totaal gespecifieerd
Onbekende specialisatie
1681
627
100%
TOTAAL
2308
Geschiedenis van de ingenieursopleidingen in België
In eerste instantie zijn er vooral opleidingen in het geniekorps.
Later komen er ook burgerlijke scholen, bv. de ‘Ecole des mines’
in Luik. Deze school is oorspronkelijk opgericht om technici op
te leiden en zal later evolueren tot staatsschool voor ingenieurs.
Het pas ontstane België zet ingenieurs in voor de uitbouw van
het land met de aanleg van wegen en kanalen en een nationaal
spoornetwerk. Hiervoor worden drie staatsscholen voor ingenieurs
opgericht in de jaren 1834-1836, in Gent, Luik en Brussel.
In Brussel is het een militaire school, omdat de jonge staat
nood heeft aan militairen om het land te verdedigen. Gent en
Luik krijgen een monopolie over de opleiding van staatsingenieurs.
Afgestudeerden aan deze universiteiten kunnen aangeworven
worden als ‘korpsingenieur’ na selectie-examens. Conducteurs
kunnen na een aantal jaren praktijkervaring en na het slagen
Willemijne Linssen werd geboren op 2 juli 1983 en
studeerde kunstwetenschappen aan de KU Leuven.
Haar masterproef over de air terminus van Sabena in
Brussel deed haar interesse voor monumentenzorg
ontwaken. Daarop volgde zij de aanvullende opleiding
master in de monumentenzorg. Na geproefd te hebben
van het werken bij een architectenbureau keerde ze
naar de universiteit terug om een doctoraatsopleiding te
starten bij professor Krista De Jonge. Op 24 september
2013 verdedigde ze haar doctoraat.
9
voor examens eveneens aangeworven worden als ‘korpsingenieur’.
In de jaren 1860 beginnen de universiteiten van Brussel en
Leuven een eigen ingenieursopleiding aan te bieden, maar deze
ingenieurs worden uitgesloten van de selectie-examens voor
het korps. Dit leidt tot forse kritiek op het onderwijsmonopolie
van Gent en Luik, wat ervoor zorgt dat het monopolie in 1890
afgeschaft werd. De wettelijke graad van ‘burgerlijk ingenieur’
wordt dan ingesteld en de afgestudeerden aan deze universiteiten kunnen nu eveneens deelnemen aan de selectie-examens.
Hiernaast worden lokale scholen opgericht die technici opleiden
met kennis die in de omgeving belangrijk is, bijvoorbeeld in 1830
de ‘Ecole provinciale des mines du Hainaut’ in Mons. In eerste
instantie durven ze niet de titel ‘ingenieur’ gebruiken om niet in
competitie te komen met de staatsscholen maar na verloop
van tijd – vooral na 1865 – beginnen ze zich toch meer en meer
de naam ‘ingenieur’ toe te eigenen en wordt professionalisering
belangrijker dan de staatsstructuur.
Besluit
De ingenieurs van België in 1830-1865 vormen een heterogene
groep. Ze omvat een veelheid van profielen, gaande van
theoretisch geschoolden tot in de praktijk opgeleide personen.
Doorheen de tijd ontstaan er meerdere types opleidingen met
elk een eigen specificiteit.
Sigrid Maene
1
‘Engineers in Belgium 1830-1865: Archaeology of a profession’,
Willemijne Linssen, 2013
Arenbergsymposium: duurzaam inge
45° EDITIE VAN DE PROF. IR. R. VAN CAUTERENLEERSTOEL, 27 NOVEMBER 2013
Na een kort welkom door professor Michiel Steyaert, decaan van onze faculteit, werd het symposium
ingeleid door Karen Allacker (Departement Architectuur KU Leuven). Zij schetste de uitdagingen waarvoor de ingenieurs van vandaag en die van morgen staan: de spectaculaire groei van de wereldbevolking
tijdens de laatste decennia, de toename in schadelijke uitstoot allerhande, onze ecologische voetafdruk
die illustreert dat de mensheid sinds het einde van de jaren ‘80 meer verbruikt dan de gehele aarde
op een duurzame manier kan produceren ... De oplossingen moeten we zoeken in een holistische
Membrane technology
as a possible sustainable
solution for the challenges
of plastic waste management and water treatment
Jan Fockedey, Fred Molelekwa en
Kerwin Wong, Departement Chemische
Ingenieurstechnieken KU Leuven
10
De drie sprekers stelden een project voor
dat twee vliegen in één klap vangt: waterzuivering realiseren en terzelfder tijd plastic
afval nuttig hergebruiken. Deze twee doelstellingen worden zowel in ontwikkelingslanden als in de ontwikkelde landen
gerealiseerd, zij het met verschillende,
aangepaste technieken. In ontwikkelingslanden wordt het plastic afval gesinterd,
een proces waarbij de omgevingsvoorwaarden niet al te nauwkeurig gecontroleerd
moeten worden en geen schadelijke
reststoffen ontstaan. De resulterende
membranen worden gebruikt om
drinkwater te filteren. We kregen beelden
te zien van de eerste installatie in ZuidAfrika. In ontwikkelde landen worden
solventen gebruikt om de membranen
te produceren; deze membranen kunnen
worden ingezet bij het zuiveren van
afvalwater.
Energie, een roadmap
voor een duurzame
toekomst
Caro De Brouwer, voorzitter van
YERA: Young Energy Reviewers
Association
Algemeen wordt aangenomen dat een
temperatuurstijging van meer dan 2° C
een onomkeerbaar effect op het klimaat
zal hebben. Enkel indien er wereldwijd
tegen 2050 overgegaan wordt op 100%
energiewinning uit hernieuwbare bronnen,
wordt deze 2° C-grens niet overschreden.
Vito heeft berekend dat dit theoretisch
mogelijk is voor België, weliswaar met
een kostenplaatje van 3 tot 4 miljard euro.
Het belangrijkste is een juist beleidskader
met duidelijke doelstellingen. België kan
helaas niet snel genoeg beslissen.
Bovendien hebben regeringen maar 4 jaar
verantwoording af te leggen, terwijl de
gevolgen aan het klimaat met 75 jaar
vertraging gevoeld worden.
Wat we nodig hebben is een bewustzijnsverandering bij de mensen. Zoiets gaat
echter zeer traag. Ook het verder ontwikkelen van duurzame energiewinning
tegen een betaalbare prijs vordert maar
langzaam. Daarom is er een tijdelijke
tussenoplossing nodig: Caro De Brouwer
zag hier een rol voor kernenergie.
Water, meer dan er nu is,
is er niet
Jean Berlamont, Departement Burgerlijke
Bouwkunde, KU Leuven
Maar 0.33% van het water dat op onze
aardbol aanwezig is, is zoet water dat
ontginbaar is, dat dus niet te diep gelegen
is en niet in ijs vervat zit. Meer dan er nu
is, is er niet, dus we moeten er zuinig
mee omspringen.
Per persoon verbruiken wij per dag in
West-Europa 100 - 150 l water, met
hiernaast nog eens 2.000 - 5.000 l indirect
verbruik via voeding of kleding. De kritische
grens van wat heet ‘waterschaarste’ ligt
op 2.000 m³ per inwoner per jaar en het
grondgebied Vlaanderen (samen met
Brussel) ligt dicht bij deze grens.
Door bestrating – in Vlaanderen al 20%
van het totale oppervlak – krijgt water
niet de kans om langzaam in te sijpelen
en het grondwaterniveau aan te vullen.
Dit, samen met een teveel aan oppompen,
zorgt ervoor dat het grondwaterniveau
daalt. In het zuiden van Oost- en WestVlaanderen, daalde het niveau met
140 m (!) over de laatste 60 jaar,
in India met gemiddeld 4 cm per jaar.
Het is niet duurzaam om de productie
op te drijven door ontzilten – dit kost veel
energie –, noch door water op te slaan
en een dam te bouwen – hele populaties
moeten verhuizen –, noch door zeer diep
grondwater op te pompen – hooguit een
tussenoplossing want het is ook eindig –
noch door ijs van Antarctica te smelten.
Een meer duurzame oplossing bestaat
erin de vraag te reduceren en verspilling
en vergiftiging van het water tegen te gaan.
Vaak kan dit zonder verlies van comfort
dankzij een verbeterde technologie,
bijvoorbeeld een betere regeling van
waterverdeling in kanalen met overloopkleppen in plaats van met schuiven
of lager waterverbruik in was- en
vaatwasmachines.
nieuren voor mens en maatschappij
benadering, waarin producten en processen innovatief worden herdacht in functie van hun duurzaamheid, rekening houdend met hun volledige levenscyclus. Dit vereist een duidelijke visie die aanvaard
wordt door het brede publiek, en de bereidheid om compromissen te vinden om de talrijke tegenstellingen te overbruggen (zoals financiële kosten tegenover impact op de omgeving). De verschillende
sprekers van dit symposium illustreren dit in een brede waaier van toepassingen: milieu, energie,
water, communicatie, mobiliteit en gezondheid.
Elektriciteitsverbruik van
ICT-apparatuur wereldwijd: overzicht en trends
Mario Pickavet, Departement
Informatietechnologie (INTEC),
UGent - iMinds
In 2012 verbruikten alle ICT-apparaten
wereldwijd ongeveer 1800 TWh, dit was
9% van het totale globale elektriciteitsverbruik. Van 2007 tot 2012 groeide dit
globale verbruik jaarlijks met ongeveer 3%;
het verbruik voor ICT groeide in dezelfde
periode met 7% per jaar. Het loont dus
zeker de moeite om de energie-efficiëntie
van ICT-apparatuur te verbeteren.
Hiervoor bestaan een aantal veelbelovende
onderzoekspistes. Op korte termijn kan
echter heel wat energie worden bespaard
door het verbruik in ‘sleep’ (of ‘idle’) modus
te beperken: bij de huidige apparaten is
dat ongeveer 60% van het verbruik bij
volle belasting. Ook de hulpapparaten,
zoals de UPS (‘uninterruptible power
supplies’), vertonen hetzelfde gedrag.
Het ‘GreenTouch’ consortium van ICTconstructeurs is daarom gestart met het
‘one-watt-initiative’, waarbij de apparaten
minder dan 1 watt zullen verbruiken in
slaaptoestand. Ook bij netwerken gaat
zeer veel energie verloren: Mario Pickavet
gaf als voorbeeld een basisstation voor
draadloze communicatie waarbij maar
3% van het verbruikte vermogen door de
antennes in de lucht wordt uitgestraald.
Duurzame mobiliteit:
strijd van de ingenieur
op vier fronten
Chris Tampère, Departement
Werktuigkunde KU Leuven
Het verkeer kan duurzamer. Niet alleen
kan het verkeerspark almaar meer elektrische voertuigen bevatten, maar ook kan
de verkeerschaos verminderd worden.
Ingenieurs kunnen hierin een bijdrage
leveren door inefficiënties te bestrijden
op minstens vier fronten.
Ten eerste is er operationele inefficiëntie.
In tegenstelling tot bijvoorbeeld waterstroming is verkeer geen lineair systeem:
waar meer waterinstroom meer druk en
een verhoging van de doorstroomsnelheid
geeft, geeft meer verkeersinstroom vanaf
een bepaalde grens files en hiermee een
verlaging van de doorstroomsnelheid.
Mogelijk ontstaan er files waar de kop
vastloopt op de staart en staat alles vast.
Hier kunnen maatregelen als toeritdosering een oplossing bieden om ervoor
te zorgen dat de kritische grens niet
overschreden wordt.
Ten tweede betalen we een ‘price of
anarchy’. Analoog aan de speltheorie
kan er bewezen worden dat wanneer
ieder voor zichzelf de optimale keuze
zou maken uit drie mogelijke routes,
er uiteindelijk slechts een suboptimum
bereikt wordt in de doorstroomtijd.
Door bepaalde wegen te ontmoedigen
en zo als keuze uit te schakelen, wint
uiteindelijk iedereen aan doorstroomtijd.
Ten derde is er marktinefficiëntie. Hier gelden
de klassieke economische regels van vraag
en aanbod. Een voorbeeld is een studie
over de verkeerschaos op de ring rond
Stockholm. Door tolheffing werd de ring
gedurende 1,5 jaar ontlast doordat veel
mensen een andere manier van transport zochten. Na afsluiting van de studie
en het weer openstellen van de ring was
de chaos even groot als ervoor, tot even
later de Stockholmers via een referendum
voor tol kozen.
Tot slot is er de ruimtelijke inefficiëntie:
Vlaanderen is een versnipperd landschap
waarin duurzame mobiliteit moeilijker is.
Een geïntegreerd herontwerp van
Vlaanderen kan op lange termijn tot
meer duurzaam verkeer leiden.
Hoe ons gehoorzintuig
kan hersteld worden
dankzij hoorimplantaten
Carl Van Himbeeck, general manager
Cochlear
Wereldwijd zijn 278 miljoen mensen ‘diep
doof’: elke vooruitgang die ingenieurs op
dit gebied maken, kan dus de levenskwaliteit van zeer veel personen verbeteren.
In 1979 startte prof. Stefaan Peeters
van de onderzoeksgroep MICAS (ESAT,
KU Leuven) samen met de Universiteit
Antwerpen het project ‘LAURA’: na veel
geduld en volharding konden zij in 1987
hun eerste implantaat plaatsen. Nu krijgen
in ons land alle dove kinderen jonger dan
3 jaar een dergelijk toestel.
Na een korte beschrijving van het menselijk
hoororgaan, waarvan de werking nog
steeds niet volledig begrepen wordt, gaf de
spreker een overzicht van de verschillende
soorten implantaten en hun toepassingsgebied: in het middenoor, voor botgeleiding,
direct akoestische cochleaire implantaten
(Codacs™, ontwikkeld in Mechelen) en
ten slotte elektro-akoestische cochleaire
implantaten. Hierbij probeert men telkens
maximaal gebruik te maken van de organen
die nog functioneel zijn.
In de toekomst hoopt men betere resultaten
te bekomen door een verder doorgedreven
preprocessing van het geluidssignaal.
Ook de grootte en de beperkte levensduur van de batterijen vormen een
probleem. Er worden ook implantaten
gebruikt bij epilepsie en voor pijnonderdrukking. Tot slot benadrukte Carl Van
Himbeeck dat er in onze regio zeer veel
expertise aanwezig is over deze problematiek; hij hoopt dat dit zal leiden tot
de oprichting van meerdere spin-offs.
Sigrid Maene
Yves Willems
11
Sint-Barbara: Marcel Pel
Sint-Barbara werd vroeger als patroonheilige van o.a. de ingenieurs gevierd op haar naamdag,
4 december. Van een feest werd het een feestweek tot zelfs een feestveertiendaagse. Maar met
de invoering van het semesterexamensysteem is deze traditie in onbruik geraakt. Nu we aan
de KU Leuven 150 jaar ingenieursopleiding vieren, willen we de traditie weer opfrissen en op
de dag van onze beschermheilige een ereprofessoraat toekennen aan een uitmuntend ingenieur.
Deze eer valt nu te beurt aan Marcel Pelgrom.
12
Marcel Pelgrom studeerde elektrotechniek aan de HTS (Hogere
Technische School) in Arnhem en de Universiteit Twente. Hij werkte
27 jaar als onderzoeker en afdelingshoofd voor Philips Research
op het gebied van elektronisch ontwerp. Sinds 2006 is hij
medewerker van NXP. Pelgrom is gastdocent aan Stanford
University, Universiteit Twente en de TU Delft. Daarnaast schrijft
hij regelmatig columns in Bits&Chips.
batterijtjes detectoren in elkaar om te zien of iemand de trap
op kwam en dat soort zaken. Dat culmineerde tot we van
Sinterklaas een pionierbouwdoos van Philips kregen met
kristalontvangerradio’s. Je had er een grote spoel in zitten
met een variabele condensator, een diode en een kristaloortje
die je in staat stelden de sterke zenders te ‘vangen’. Op die
manier is de interesse gekomen.
Marcel Pelgrom, u wordt vaak in één adem genoemd
met uw bevindingen en publicaties over ‘mismatch’.
Wat houdt uw domein in?
Nadat ik mijn HTS had gedaan en mijn militaire dienst erop zat
ben ik naar de universiteit gegaan. Ik heb eigenlijk maar 3,5 jaar
universiteit gevolgd, wat in die tijd een snelheidsrecord was.’
Marcel Pelgrom: ‘In veel elektronische schakelingen gebruiken
we in essentie de gelijkheid van componenten. Neem het
onthouden van 1 bit, dus een ja-nee-, hoog-laag-, zwart-witbeslissing, de kleinste informatiedrager. In chips gebruiken we
daarvoor een circuit dat uit twee identieke helften bestaat,
dat zoals een wip in een speeltuin, in één van twee posities
kan staan. Als twee ongeveer even zware kinderen aan beide
zijden op die wip zitten, kost het hen vrijwel geen moeite om
van stand te wisselen. Dat geldt ook voor zo’n schakeling in
een chip: als de beide helften gelijk zijn, kost het vrijwel geen
energie om van stand te wisselen. Dat wordt anders als de
helften ongelijk worden. De wip heeft een sterke voorkeur voor
één zijde, net als de schakeling. En je moet veel energie gebruiken
om de stand te wisselen. Dat soort ongelijkheid noemt men in
een schakeling “mismatch”. Dat fenomeen speelt een rol in
vrijwel elke schakeling voor geheugens, telefonie, consumentenelektronica tot de elektronica voor de CERN-versneller.
U heeft verder altijd op de grens tussen de industrie en
de academische wereld gewerkt. Hoe ziet volgens u de
ideale kruisbestuiving tussen de industrie en de academische
wereld eruit?
Ik was niet de eerste die daarover publiceerde en zeker niet de
laatste. Maar ik heb met mijn werk op het gebied van gelijkheid
van componenten blijkbaar wat geluk gehad. Deze publicatie
uit 1989 bevatte de goede mix om een betrekkelijk lastig
statistisch probleem voor veel ontwerpers en technologen
hanteerbaar te maken. Voortaan kon je uitrekenen hoeveel
mismatch je had en voorspellen hoe groot je componenten
moest ontwerpen om een robuuste schakeling te maken.’
Wat heeft u er in uw jeugd toe aangezet om te kiezen voor
een opleiding (ingenieurs)wetenschappen en meer bepaald
de micro-elektronica?
‘Mijn ouders hadden een fietsenwinkel met werkplaats. Ik ben
dus opgegroeid in een lucht van petroleum, benzine en fietsvet.
Al vrij jong begon ik een beetje mee te helpen samen met mijn
broer. We bleken vooral het elektrisch gedeelte van de fiets het
leukste te vinden. Al vanaf een jaar of vijf-zes knutselden we met
Marcel Pelgrom: ‘Het antwoord op die vraag is zowel afhankelijk
van de technische activiteit als van externe omstandigheden.
De grote maatschappelijke veranderingen op wereldschaal
vormen de externe krachten waarbinnen je als industrie moet
opereren. Industrie heeft vooral goed opgeleide en flexibele
mensen nodig. Soms ligt de focus een aantal jaren op een
bepaalde categorie producten en dan zie je een hele sterke
interactie, waarbij alles op stel en sprong moet gebeuren.
De industrie steekt enorme hoeveelheden geld in een ontwikkeling.
Maar dan verdwijnt dat weer. Voor veel academici is dat spel
onbegrijpelijk. Dan komt daar de eis van de overheid naar
valorisatie van wetenschappelijk onderzoek en dan letten ze
er speciaal op of universitaire groepen wel voldoende bijdragen
aan dit spel. Ridicuul, maar de neiging om de verantwoordelijkheid voor politieke keuzes af te schuiven naar Excelsheets is
blijkbaar moeilijk te onderdrukken.
Rond de tijd dat ik me 34 jaar geleden aan de Philipspoort
meldde voor mijn eerste werkdag, accepteerde iedereen dat
meer dan een procent van de omzet aan probeersels moest
worden uitgegeven: ‘kunnen we wat met optische recording?’
(werd de CD), ‘kunnen we een lithografische machine bouwen?’
(werd ASML), enzovoort. Dit is in het huidige economische en
ideologische klimaat niet meer mogelijk.
Wat moet je als universiteit doen? In mijn optiek is het belang
van een goede en gedegen opleiding dominant. Met goede
contacten in de industrie zijn daarna goede researchresultaten
verzekerd.’
grom wordt ereprofessor
Wat vindt u de voornaamste evolutie in het vakgebied van
de elektronica van de afgelopen tien jaar? En wat verwacht
u dat de grootste mijlpaal zal zijn de komende tien jaar?
Marcel Pelgrom: ‘Uiteraard zien we Moore’s Law, de verdubbeling
van de hoeveelheid transistors per eenheid oppervlakte elke
twee jaar, als de dominante drijfveer. Dat heeft het mogelijk
gemaakt om al die goedkope elektronica te produceren.
Die economische wetmatigheid was een losgebroken stier
die doordendert. Aardige ideeën werden terzijde geschoven
omdat de technologie ze over een half jaar al weer ingehaald
had. Echter ‘no exponent lasts forever’ zoals Gordon Moore
tien jaar geleden opmerkte.
Mijn verwachting is dat in de komende tien jaar veel van die
oude zijpaden opnieuw bekeken zullen worden. Verder zijn
er revolutionaire manieren bedacht om dingen echt anders te
doen, zoals polymeerelektronica. Eigenlijk wordt het nu pas
echt leuk, Moore’s Law was ook wel een beetje beknellend.’
Het werkveld voor ingenieurs is in de voorbije eeuw
dus veel veranderd. De KU Leuven ingenieurt 150 jaar,
hoe pakken we de komende 150 jaar best aan? In welke
mate moeten we onze ingenieursopleiding aan de nieuwe
en toekomstige tijdsgeest aanpassen?
Marcel Pelgrom: ‘150 jaar lijkt lang, maar is het soms ook niet.
Na 1860 reisde je per trein van mijn geboorteplaats (Zevenaar)
in ongeveer 2,5 uur naar Amsterdam, nu is dat net onder de
2 uur. De luchtvaart is 110 jaar oud, na 30 jaar vloog men al
400 km/uur en nu 800 km/uur, sneller vliegen is te duur. Om niet
al te veel interrupties te hebben, beantwoord ik twee keer per
dag mijn e-mail. 150 jaar geleden was dat niet anders. Sterker,
in sommige steden had je zelfs drie postbezorgingen per dag,
kranten verschenen in ochtend-, middag- en avondedities.
Leven we dan nu echt in een moderne informatiemaatschappij?
Als je rondkijkt als ingenieur, dan is er een dominant verschil:
evolutie gaat zo traag dat je een mensenleven nodig hebt om
vooruitgang te zien. Echte revoluties maken verschil. De stoommachine maakte dat spierkracht overbodig werd en meer
voedsel met aanzienlijk minder mensen geproduceerd kon
worden. De anticonceptiepil maakte dat vrouwen essentiële
fases in hun leven kunnen plannen en een gelijkwaardige rol
kunnen innemen. Dat zijn grote revoluties die de mensheid in
zijn wezen veranderen. Internet wordt zo’n revolutie als blijkt
dat de mensen daardoor in staat zijn opgedrongen ideologische
verschillen te herkennen en hun schimmige leiders te ontmaskeren. Komt het zover?
De rest lijkt kolossaal maar bestaat vooral uit aanpassingen
aan de omstandigheden, die ook weer de andere kant op
kunnen gaan.
In lijn met het voorgaande denk ik dat de moderne ingenieur
om verder door te groeien vooral een behoefte heeft aan een
solide basis: gedegen wiskunde met een betere statistiekbasis,
goede natuurkunde en halfgeleiderfysica en dan de specifieke
elektronische onderdelen: elektromagnetisch veld, netwerktheorie, materiaalkunde, schakelingtechniek, meet- en
regeltechniek, halfgeleidercomponenten en -schakelingen
en systeemaspecten.
Daarbij komen de huidige kersen op de taart: coderingstechnieken,
numerieke wiskunde, halfgeleidertechnologie, betrouwbaarheid.’
Van een honorary professor krijgen we natuurlijk graag
wijze levenslessen. Wat is de voornaamste goede raad
die u een jonge ingenieur vandaag zou willen meegeven?
Marcel Pelgrom: ‘Mijn advies is al vaak gegeven: blijf je ontwikkelen. Een van mijn vroegere bazen zei eens, en toen was
hij vlak voor zijn pensioen en op directeursniveau: ik vind mijn baan
leuk omdat ik elke dag weer wat leer. Ja, dat geldt ook voor mij.
Dat wil dus ook zeggen: maak het je niet te makkelijk. Ga uitdagingen aan. Van dingen die je al kunt, leer je niet zo veel. Ik heb
geleerd dat ik mensen kan aansturen, een zaal kan toespreken
en een column kan schrijven, terwijl ik op school altijd onvoldoendes had voor mijn opstellen, spreekbeurten enzovoort.
Maar ik heb bij Philips ook geleerd dat ik weinig commercieel
inzicht heb, te veel rechtdoorzee ben voor de hogere diplomatie
van de bestuurselite. Dat ik makkelijk risico’s neem als de beloning
navenant is. Als je dat geleerd hebt, kun je tevreden zijn met
de rol die je in het leven mag spelen.’
De presentatie (pdf) van Marcel Pelgrom ter gelegenheid van
zijn ereprofessoraat staat online op https://eng.kuleuven.be/
kuleuveningenieurt150jaar/sintbarbarafeest
Marian Verhelst
Jelle De Borger
13
Bart Nauwelaers,
nieuwe departementsvoorzitter en
Bart Nauwelaers werd verkozen tot nieuwe voorzitter van het Departement Elektrotechniek in
opvolging van Georges Gielen die per 1 augustus 2013 is aangetreden als vicerector van de Groep
Wetenschap & Technologie.
Wie is Bart Nauwelaers van ESAT?
Laat ons met het meest interessante deel van je vraag
beginnen: ESAT.
Hoe ziet de nieuwe departementsvoorzitter dan zijn
departement?
ESAT beschrijven is niet eenvoudig. Laat mij het proberen aan
de hand van een aantal kernwoorden: bruisend divers, proactief
eigenzinnig en creatief.
14
Dat klinkt goed, maar leg eens uit.
Wij zijn een heel divers departement en dat op verschillende
gebieden. ESAT herbergt veel verschillende nationaliteiten, in mijn
directe omgeving tussen de 10 en 15 schat ik en in heel ESAT
zijn het er een zestigtal. Er is gezorgd voor een gezond genderevenwicht binnen het docentenkorps: met een verhouding van
een vierde vrouwen doen we het duidelijk beter dan het gemiddelde
in de studentenpopulatie (ongeveer 15% in de bachelor,
de architecten niet meegerekend). Ook qua onderwerpen is die
diversiteit te merken: van micro- en nano-elektronica tot elektrische
energie en machines, van hardware tot software, van theoretische
ontwikkelingen tot zeer diverse praktische toepassingen, …
Bij dit laatste denk ik bv. aan de bio-informatica en aan design
van sensoren, stimulatoren en implantaten.
Dan was er nog ‘eigenzinnig’ en ‘creatief’.
Het eigenzinnige slaat op de niet-hiërarchische structuur, de open
cultuur waarbinnen iedereen het vertrouwen krijgt om zich
(wetenschappelijk) te ontplooien en waarbij eigen initiatief op
alle niveaus wordt gewaardeerd. Daarbij sluit het creatieve aan:
je krijgt binnen ESAT de kans om erin te vliegen als je een goed
idee hebt, niemand zal je stoppen, integendeel. ESAT staat voor
dromen met je twee voeten op de grond. We houden niet van
regelneverij, maar wel van vlotte actie. Het spreekt voor zich
dat dit leidt tot een grote dynamiek.
ESAT is groot. Is er wel één ESAT of heb je gewoon een
aantal afdelingen?
ESAT is ESAT en dat is één geheel. Je zou ESAT misschien
kunnen vergelijken met een vloot met kleine bootjes. De schaal
van de bootjes maakt het mogelijk snel te reageren en van richting
te veranderen, maar samen vormen ze een krachtige vloot.
De samenhang is er dus wel degelijk, die zit hem in de specifieke
ESAT-ingesteldheid. Iedereen is ook trots op het feit dat we snel
zijn om nieuwe dingen te zien aankomen, eraan te werken en
wetenschappelijk resultaat te boeken. Neem nu cryptografie,
waarbij we als vroege vogels startten en nu aan de wereldtop
staan, denk maar aan het Rijndael-algoritme. Hetzelfde geldt
voor de ontwikkeling van chips, nieuwe energienetwerken,
beeldverwerking, …
Maar ESAT is inderdaad groot. Er zijn een honderdtal vaste
medewerkers: ZAP, BAP en ATP, meer dan driehonderd doctorandi
en daarnaast ook nog deeltijdse medewerkers. Alles samen zijn
er ruim zeshonderd personen verbonden aan ESAT. En dan zijn
er natuurlijk nog de studenten die één van de programma’s volgen
waarin ons departement een grote rol speelt: elektrotechniek
(bachelor en master) en daarnaast de interdepartementale
opleidingen: energie, wiskundige ingenieurstechnieken, biomedische
technologie en de interfacultaire opleidingen: nanowetenschappen
en nanotechnologie, en bio-informatica ... sommige met een
Engelse taalvariant.
We proberen de studenten trouwens ook de gelegenheid te geven
om iets te organiseren; studenten en oud-studenten zullen in dit
verband zeker lokaal 00.62, het zogenaamde receptielokaal, kennen.
Kun je kwaliteit waarborgen in zo’n groot departement?
Absoluut. Als ik kijk naar de bijdragen van de leden van het
departement in academische tijdschriften en op internationale
conferenties ben ik daar gerust in. Kwaliteit is bovendien niet
iets dat per ongeluk gerealiseerd wordt. Kwaliteit staat bij ons
voorop, ook bij aanwerving. Er wordt hard gewerkt aan een
kwaliteitscultuur bij alle medewerkers.
Een andere maatstaf voor die kwaliteit is volgens mij ook het
aantal spin-offs. Zowat de helft van de spin-offs van de Groep
Wetenschap & Technologie komen vanuit ons departement.
Meer dan 20 zijn er dat ondertussen, of ongeveer 20% van
alle KU Leuven spin-offs. De grootste is uiteraard imec.
Imec en ESAT, een interessante relatie?
Imec is er dankzij ESAT, denk maar aan het icoon Roger Van
Overstraeten die jarenlang het boegbeeld is geweest. Bij de
oprichting van imec is een hele generatie proffen van ESAT naar
imec vertrokken. In het domein van de micro-elektronica zijn er
maar enkele gebleven. Dat was een uitdaging voor het departement,
maar we zijn er uiteindelijk nog sterker uitgekomen. De link met
imec blijft stevig, alhoewel het karakter van de relatie toch is
veranderd; imec is nu iets meer bedrijf en iets minder onderzoeksinstelling dan vroeger.
kapitein van ESAT
Imec is trouwens niet de enige partner van ESAT. Er is ook iMinds,
Vito en een hele lijst van nationale en internationale bedrijven.
Daar zitten hele grote internationale bedrijven tussen zoals AlcatelLucent, Infineon en Samsung, maar ook andere organisaties
zoals de Nederlandse Taalunie.
ESAT neemt ook prominent deel aan het bestuur van
de universiteit.
Absoluut. In het recente verleden heeft ESAT al een rector,
André Oosterlinck, en vicerectoren, Bart De Moor en Karen
Maex, geleverd. Op dit ogenblik zijn de vicerector Wetenschap
& Technologie, Georges Gielen, en de decaan van de Faculteit
Ingenieurswetenschappen, Michiel Steyaert, afkomstig uit ESAT.
Joos Vandewalle is vicedecaan geweest en Antoine Van de
Capelle hoofd van ICTS. André Oosterlinck heeft na zijn
rectoraat het voorzitterschap van de Associatie opgenomen.
Dat leiderschap uit zich ook buiten de universiteit. Er zijn heel
wat collega’s die zich inzetten voor nieuwe initiatieven, zoals
Energyville of die een rol opnemen binnen organisaties als IEEE.
ESAT bouwt niet alleen mee aan de universiteit,
maar bouwt ook met bakstenen …
Dat klopt. Begin 2015 komt ESAT2 er, een nieuwbouw
met plaats voor onderwijs, onderzoek en een aantal labo’s.
We participeren ook in Energyville, met als sterke kracht Ronnie
Belmans en zijn collega’s van ELECTA. En er is het Nanohotel,
waar collega Bob Puers een hoofdrol speelt. Uiteraard doet
ESAT die laatste dingen niet alleen, maar in samenwerking
met collega’s uit andere departementen.
Dan wordt het toch stilaan tijd om in te zoomen op de nieuwe
departementsvoorzitter zelf … Wie is hij? Wat drijft hem?
Bart Nauwelaers is geboren en getogen in Niel, een niet-elitaire
gemeente met een geschiedenis van steenbakkerijen en schoenfabrieken. Hij heeft school gelopen in Wilrijk (Pius X), met de
voordeur voor de leraars op de VIIde-Olympiadelaan (Beerschotstadion) en de achterdeur voor de leerlingen in de Cyriel
Buyssestraat. Symbolisch is dat wel mooi en het past goed bij
de persoon: vooraan de grandeur van de Olympische Spelen en
achteraan de schrijver die sympathiseerde met de kleine man,
en toch horen ze essentieel bij mekaar. Bart is een enthousiast
balsporter: hij heeft heel lang voetbal gespeeld, een tijdje tafeltennis, nu nog korfbal. Hij is gehuwd en heeft twee dochters.
In een ver verleden was hij ook een uiterst gedreven trompetspeler.
Ik kom uit de kleinste afdeling van ESAT, wat misschien verrassend
is voor een departementsvoorzitter. Mijn domein is telecommunicatie, vooral microgolftechnieken en bij uitbreiding alles wat met
golven te maken heeft. Ik ben begonnen bij antennes en daarna
gestart met het onderzoek in schakelingen. Nu proberen we onze
kennis in te zetten in een aantal specifieke toepassingsdomeinen
(MMID, biomedische metingen).
De taak van departementsvoorzitter zie ik als een boeiende
uitdaging. Mijn lesopdracht is voorlopig ongewijzigd en dat is
best zwaar. Wegens tijdsgebrek moet ik de POC’s (permanente
onderwijscommissies) waar ik lid van was, laten schieten en dat
is met pijn in het hart, maar het is niet meer te combineren met
de job van departementsvoorzitter.
Als persoon ben ik geen tafelspringer of een klassiek leidersfiguur,
maar eerder een animator en communicator, met niet alleen oog
voor de feiten maar ook voor de mensen. Daarom denk ik niet
dat ik het typische profiel van een ingenieur heb.
Wat zie je als grote uitdagingen voor de komende jaren?
Ongetwijfeld is een van de grote uitdagingen hoe de KULLOCs,
de KU Leuven-afdelingen op locatie of de vroegere associatiepartners, te integreren. De bestaande structuren zullen nog
moeten evolueren om dat mogelijk te maken. Het vinden van
een manier om deze integratie op een correcte manier te laten
verlopen, is een taak van ons allemaal.
In het algemeen denk ik dat we het imago van de ingenieur
moeten beïnvloeden, zodat de ingenieur meer wordt geassocieerd
met zijn positieve bijdragen tot de welvaart en het welzijn van
de mensen.
Veel succes met het mandaat van departementsvoorzitter.
Liliane Pintelon
15
Forumavond 11 december 2013
Op de historische dag 11.12.’13 had onze
forumavond plaats over de evolutie van
elektronische chips. Drie sprekers belichtten
elk een verschillend aspect van de halfgeleidertechnologie, gevolgd door een boeiende interactie
met het publiek. In het publiek waren diverse
bekenden van onze Alma Mater, waaronder
ererector André Oosterlinck, decaan Michiel
Steyaert en een aantal (ere)professoren van
ESAT, waaronder Hugo De Man, een van de
grondleggers van het ontwerpen van halfgeleiders,
bij velen erkend als begenadigd lesgever en
visionair in het domein.
16
Prof. Wim Dehaene van de KU Leuven sprak als eerste over de
historiek van de chip en de toekomstige technologische vereisten.
De wet van Moore is al 50 jaar het toonbeeld van hoe de halfgeleiderindustrie evolueert. Deze wet geeft aan dat elke 18 à
24 maanden het aantal transistors op een chip verdubbelt.
Dit is geen fysische wet, maar een voorspelling en uitdaging
die bewaarheid zijn geworden, dankzij de schaling van de technologie. Voor de niet-halfgeleiderspecialisten onder ons werd
een mooie vergelijking gemaakt. Als we een transistor op een
chip vervangen door een legoblokje, betekent deze evolutie
het volgende. In de jaren ’80 was de technologie gebaseerd op
3 micrometer en bevatte een chip (zoals de Intel 8086-processor)
een aantal transistoren dat ongeveer gelijk is aan een aantal figuren
gebouwd in Lego. Wanneer we nu kijken naar de nieuwste
generatie Intel processoren (i7) in 32 nanometertechnologie,
komt dit overeen met 20 keer Legoland op een chip. Verdere
schaling zal moeilijk zijn omdat de grootte van een transistor
in de grootte-orde komt van atomen en omwille van de grote
investeringskosten voor de fabrieken die dergelijke technologieën
kunnen implementeren.
Daarom wordt er meer en meer gekeken naar ‘More than Moore’
(met de huidige afmetingen creatieve nieuwe technologieën
ontwikkelen) in plaats van ‘More Moore’ (steeds verder schalen
naar kleinere afmetingen). Concrete voorbeelden zijn gemengd
analoog-digitaal ontwerp en technologieën zoals ‘RF-throughplastics’, geleiding door kunststof.
Leo Warmerdam, directeur van het mixed-signal ontwerplab
in NXP Research gaf een visie op het gebruik van halfgeleiders
in de toekomstige ‘slimme wereld met beveiligde connecties’.
NXP Semiconductors is een onafhankelijk halfgeleiderbedrijf,
dat ontstaan is uit Philips Semiconductors. Het bedrijf heeft
een omzet van bijna 4,5 miljard dollar en heeft meer dan
3.300 ingenieurs in R&D wereldwijd, met een afdeling in Leuven.
Leo Warmerdam gaf aan dat de halfgeleiderindustrie gegroeid is
door de evolutie van computers naar mobiele (slimme) telefoons
en tablets. De toekomstige groei wordt gedicteerd door het
‘Internet-of-Things’, waar alles met elkaar verbonden is en waar
communicatie tussen dagelijkse gebruiksvoorwerpen schering
en inslag wordt. Deze communicatie is al zichtbaar in diverse
toepassingen zoals communicatie tussen auto’s (bijvoorbeeld
automatisch afremmen van een wagen bij een hindernis).
haene
Wim De
Leo Warmerdam
Chips: meer, sneller, kleiner, slimmer!
Danny Goderis
Patrick Pype
De voortschrijdende urbanisatie – men voorspelt dat 80% van
de wereldbevolking in 2050 in steden leeft – zorgt ervoor dat we
slimme oplossingen moeten bedenken voor verkeersmobiliteit
en energieverbruik. Dit is enkel mogelijk wanneer er oplossingen
komen om bijvoorbeeld diverse draadloze standaarden intelligent
te laten samenwerken en oplossingen te vinden die de nodige
beveiliging garanderen voor de gebruiker. De robuustheid van
toekomstige chipgebaseerde oplossingen en de maatschappelijke
aanvaarding ervan zijn cruciaal voor toekomstig succes. Bovendien
zullen de oplossingen voor de problemen van onder andere
verkeersmobiliteit en intelligente huis- en kantooromgevingen
enkel mogelijk zijn wanneer er samenwerkingsverbanden opgezet
worden met diverse spelers in de waardeketen. NXP Semiconductors wil hierbij een rol van betekenis spelen en werkt mee
aan diverse consortia met grote spelers zoals IBM, Schneider,
imec, TNO en overheden om deze ‘Smart Cities’ in de toekomst
mogelijk te maken.
De laatste spreker was Danny Goderis, COO van iMinds, een interdisciplinair onderzoekscentrum voor innovatieve ICT-diensten en
–toepassingen in de domeinen media, energie, gezondheid, ICT,
productie en slimme steden. Danny Goderis’ verhaal was vooral
gericht op het aantonen hoe hardware de cruciale differentiator
kan zijn in productontwikkelingen waar hardware en software
samenkomen. Zo is software eenvoudiger te kopiëren dan
hardware. De waarde van de software van Apple is voor 93%
gerealiseerd door verkoop van hardware. Differentiatie is dus
vooral mogelijk door de intelligente combinatie van hardware
en software, waarbij hardware een cruciaal onderdeel vormt.
Danny Goderis gaf drie redenen aan waardoor het ‘blenden’
van hardware en software cruciaal is voor de Vlaamse industrie.
Ten eerste is er duurzame differentiatie, mogelijk door de integratie
van intelligente software met differentiërende hardware. Enkel
differentiëren via de software is dikwijls te kwetsbaar voor kopiëren.
Voorbeelden zijn de telecom DSLAMs en routers, displays en
medische scanners. Ten tweede is er de productinnovatie en het
design. Hier pleit Danny Goderis voor een flexibele methodiek
voor productinnovatie, waarbij FPGA-technologie belangrijk is in
het begin van de innovatiecyclus en voor kleine volumes, terwijl
ASICs belangrijk worden wanneer er grote volumes aan te pas
komen. Hier werden een aantal voorbeelden gegeven van nieuwe
spin-offbedrijven van onze Vlaamse universiteiten, zoals onder
andere Benchtop SPECT Imager, MindSpeller (medisch), Track4c;
eXia (mobiliteit) en Viloc (beveiliging). Ten derde is er het aanboren
van high-end nichemarkten. Competitie wordt gedreven door
functionele differentie, maar in beperkte volumes. Voor deze markten
en in het bijzonder voor KMO’s, is de FPGA-technologie belangrijk.
Na de drie boeiende uiteenzettingen volgde nog een geanimeerd
debat. Een van de hoofdpunten in de discussie was het feit dat
niet de technologie het struikelblok vormt, maar wel de sociale
aanvaarding van de nieuwe toepassingsmogelijkheden dankzij
de geavanceerde halfgeleiders en bijhorende software. Hoe zal
de maatschappij autonoom rijdende voertuigen aanvaarden?
Tevens werd er ingegaan op de discussie omtrent FPGA versus
ASIC. Meestal wordt deze discussie zwart-wit gevoerd, maar in
de praktijk is dit niet zo. Voor een aantal toepassingen kan het
onmiddellijk mikken op een ASIC een belangrijke voorsprong
geven in de markt en kan het ook een aantal zaken mogelijk maken
die niet kunnen met een FPGA, zoals bijvoorbeeld ultralaagvermogenverbruik (bijvoorbeeld in hoorapparaten en -implantaten,
waar NXP een van de marktleiders is). De KU Leuven biedt hier
eveneens een waaier aan mogelijkheden om onze Vlaamse
industrie verder competitief uit te bouwen.
Patrick Pype
De volgende forumavond vindt plaats op 18 februari 2014.
Het thema is ‘de technologische singulariteit – ingenieurs, filosofen en psychologie herontdekken elkaar’.
Meer informatie en inschrijven op http://eng.kuleuven.be/AlumniVILv/forumavonden-2013-2014
17
VILv-prijs voor myo-elektrische
handprothese en time scaling
VILv - Alumni Ingenieurs KU Leuven heeft in overleg met de Faculteit Ingenieurswetenschappen
een VILv-prijs in het leven geroepen voor de best uitgewerkte ‘P&O3’-opdrachten in de algemene
bacheloropleiding en het beste architectuurontwerp in de derde fase van de bacheloropleiding
burgerlijk ingenieur-architect.
De winnaars waren Jeff Looijmans, Stijn Lammar, Stijn Kuypers,
Stijn Lefever, Matthias Hoernaert en Pieter Jansen met hun
eenvoudige myo-elektrische handprothese:
De minimumvereisten voor de handprothese zijn dat ze een vol
frisdrankblikje moet kunnen vastgrijpen en het ook uitschenken.
Ze moet goedkoop, licht, eenvoudig en makkelijk te bedienen
zijn. De groep probeert een verschil te maken met andere
ontwerpen door:
• onderactuatie: de aansturing van elke vinger gebeurt apart
met één servomotor.
18
Al vroeg in de opleiding ingenieurswetenschappen leren de
studenten multidisciplinair in groep werken in de ontwerpateliers
en het opleidingsonderdeel ‘Probleemoplossen en Ontwerpen’.
Als alumnivereniging juicht VILv - Alumni Ingenieurs KU Leuven
deze onderwijsvorm toe en wil dan ook de best uitgewerkte
opdrachten belonen met een prijs.
De P&O-prijs werd op 11 december 2013 op het einde van de
demodag uitgereikt door VILv-voorzitter Gert Sablon en P&O3coördinator Tinne De Laet. Voor de algemene bacheloropleiding
worden acht laureaten geselecteerd door de academische
begeleiders – twee uit elk van de grote richtingen elektrotechniek
en werktuigkunde en telkens één uit de andere richtingen.
Uit deze groep komen dan een winnaar en een runner-up.
De runner-up was het team van Axel Geysels, Nikki Hendrickx,
Nicolas Hoppenbrouwers, Giel Leyssens, Emil Loevbak en
Tomas Fiers met ‘Time scaling’:
Het is soms handig om geluid te versnellen of te vertragen.
Toepassingen hiervan zijn het beatmatchen bij het dj’en,
het versnellen van ingesproken teksten
voor blinden of het vertragen van audio
voor anderstaligen. Het signaal eenvoudigweg afspelen met een andere
bemonsteringssnelheid verandert de
toonhoogte. In dit project worden
drie algoritmes geïmplementeerd die
het signaal vertragen of versnellen
zonder de toonhoogte te veranderen.
De implementatie gebeurt eerst in
MATLAB en vervolgens, voor real-time
implementaties, in Simulink.
De vingers kunnen zich in verschillende posities zetten, afhankelijk
van de vorm van het vast te nemen voorwerp.
• aparte onderdelen: eenvoudig in elkaar te steken,
te demonteren en te vervangen.
• aandacht ook voor esthetiek: vingers en pols uit plexiglas,
een 3D-geprinte arm en behuizing, realistische bematingen
en gewichten.
Een microcontroller stuurt zowel het grijpen als de rotatie aan.
Deze is voorgeprogrammeerd met een programmacode die
de hoeken van de servomotoren aanpast aan de stand van
de schuifknoppen of de draaiknop.
Voor de studenten was dit een tussentijdse beloning van het
geleverde werk. Nu rest hen nog het schriftelijk en mondeling
rapporteren van het eindresultaat.
Jelle De Borger
Reünies
Reünie 1959
Op 17 oktober 2013 kwamen wij nog eens samen met ons promotiejaar.
Vroeger troffen we elkaar wel eens om de twee-drie jaar, maar nu was het van
2009 geleden, dus hoog tijd om de draad weer op te pikken. Vier jaar is te lang
om je alle namen meteen weer voor de geest te halen.
Deze keer was onze ontmoetingsplaats ‘De Oude Kantien’, in de schaduw van
het Kasteel van Arenberg, waardoor wij ineens in ‘de sfeer van toen’ waren.
Er waren 37 deelnemers; 11 collega’s hadden zich verontschuldigd. De datum was
misschien wel wat te laat vastgelegd. Voor 2014 mikken wij op donderdag 18 september.
Voor zover ons bekend betreuren wij in ons promotiejaar 19 overlijdens, waarvan vier sinds onze vorige samenkomst in 2009.
Omdat 2013 voor onze promotie geen jubileumjaar is, werd onze reünie beperkt tot een eenvoudig etentje.
Mede dankzij een uitgebreid aperitief en het erg geapprecieerde menu werd het weer een gezellig samenzijn. Wij danken hierbij
VILv voor de financiële bijdrage voor het aperitief. Natuurlijk werden de verhalen en anekdotes van vroeger weer wat meer aangedikt. Om ook na het aperitief de onderlinge contactmogelijkheden te verbeteren suggereerde Frieda ons om voor de volgende
bijeenkomst iets te bedenken in de aard van een wandelbuffet.
Ter gelegenheid van een dergelijke reünie moet natuurlijk de adressenlijst van ons jaar geactualiseerd worden: een moeilijke opgave,
waar alle hulp welkom en noodzakelijk is. Gelukkig beloofden enkele collega’s (waaronder Pierre Croon) een inspanning te doen
om verloren schapen op te sporen. Ondertussen kregen we via Jef Tirez de coördinaten van Jaak Van den Sijpe, onze collega
die sinds jaar en dag in de VS verblijft.
Traditiegetrouw gedenken wij met ons promotiejaar het steunfonds voor ontwikkelingshulp van Piet Van Assche door een bijdrage
over te maken aan de ‘Stichting Hubi en Vinciane’.
Leo Hellemans
Reünie 1964
Zoals ieder jaar verzamelden de ingenieurs van de promotie 1964 op de tweede zaterdag van oktober voor hun jaarlijkse bijeenkomst.
We kwamen samen in Hoeve Dewalleff in het Limburgse Millen-Riemst voor een korte buffetlunch. Een ideaal moment om weer
wat bij te praten in afwachting van een korte verplaatsing naar het Fort van Eben-Emael om het echte verhaal te horen van wat
daar op 10 mei 1940 gebeurde.
Dit fort werd in de jaren dertig gebouwd om het Albertkanaal en de Luikse zware industrie te beschermen, mocht er een conflict
uitbreken. Tegelijkertijd moest op die manier ook de Antwerpse haven gevrijwaard worden, ten minste voor een paar dagen.
Het fort werd als oninnneembaar bestempeld. Een beperkte en speciaal opgeleide Duitse luchtlandingseenheid had echter precies
15 minuten nodig om het fort uit te schakelen en de 1.200 Belgische soldaten die er gekazerneerd waren te neutraliseren.
Vooral de piloten van de zweefvliegtuigen die boven op het fort moesten landen om er de commando’s te droppen die de
schutskoepels moesten uitschakelen, verwezenlijkten een waar huzarenstukje.
Deskundige gidsen legden het ons haarfijn uit tijdens een uitgebreide rondgang in het doolhof van kilometerslange gangen die
deze ondergrondse kazerne vormen. Op een bepaalde plaats heeft men de verwoesting die de holle ladingen veroorzaakten
bewaard, zodat bezoekers een idee krijgen van wat de ongelukkige soldaten die de koepels bemanden hebben meegemaakt.
Dit bezoek is een echte aanrader.
Om 17 uur waren we terug in Hoeve Dewallef voor een voortreffelijk diner,
voorafgegaan door het obligate aperitief om de collega’s die pas dan het
gezelschap vervoegden eveneens de gelegenheid te geven om wat bij te
praten. Gelegenheidsmuziek van onze collega Hugo Claessen zorgde na
het diner voor een gezellige danssfeer, waar menig collega gebruik van
maakte om aan te knopen met de vroegere traditie.
Een goede algemene repetitie voor de klapper van de 50e bijeenkomst in
2014, voor onze promotie een bijzonder lustrum.
Freddy Decamps
19
24 urenloop 2013:
VTK grijpt nipt naast goud
24 urenloop, altijd een van de meest speciale evenementen
van het jaar. Maar dit jaar was anders. De spanning was al
maanden op voorhand voelbaar. De looptrainingen werden
niet gewoon enkele weken voor de 24 urenloop zelf georganiseerd, maar al van in het begin van het jaar. Dit jaar zou
ons jaar worden, dit jaar: to victory!
Ikzelf kan meestal wel goed om met stress, maar als het ontwerpdeadline én 24 urenloop is, sta ik toch ook op springen. Als er
dan nog geen realtime verslaggeving is, is het hek helemaal
van de dam. Gelukkig is Veto er om mij uit de nood te helpen.
Maar niets gaat boven het échte werk. Niet online, niet via
Facebook, maar de harde realiteit van de piste. De sfeer die
er rond de piste hangt, is overweldigend. En als het even stil
valt, is er altijd die ene held met zijn trompet die de sfeer weer
komt opwakkeren als het middernachtuur stilaan wordt bereikt.
Laurens Vanden Eynde, VTK Communicatie
20
Half twaalf, de gsm trilt de eerste keer; oproep voor het
noodteam. Mijn vierde editie als doorgewinterd nachtloper
begint. Het komt een beetje als een verlossende sms: na een
jaar op de sukkel met een knieblessure heb ik er meer dan
ooit zin in en de adrenaline verhindert de slaap al de hele
nacht. Ik spring uit mijn bed en neem mijn eerder gemaakte
zak mee. Vanaf nu is het 20 uren tot het einde enkel en
alleen 24 urenloop. Ik ga naar de VTK-stand en de sfeer zit
er meteen in: er staan nog steeds een hoop supporters en
langs de kanten staan andere noodteamleden zich al op
te warmen of zelfs al luid hijgend en zwetend op de best
mogelijke manier te recupereren. Ook binnen in het loperskot
bevinden zich lopers op de hometrainer en zelfs twee bevallige
schachtjes die vol overgave het zuur uit de lopersbenen
kneden, ‘this was definitely the place where I belonged’.
Ik maak me klaar om een eerste keer de kuiten onder spanning
te zetten. De zenuwen gieren me door de keel. Een gezonde
stress voor een op en top focus op wat mijn besttijd van deze
editie zal worden. Achteraf recupereren want ik ben gauw weer
aan de beurt in de speedyteamshift tussen 2 en 4. Dan zijn
een tweede en derde halve kilometer mijn deel. Een 1’27”
en een mooie 1’24” zijn het resultaat. Maar nog meer dan
het resultaat is het gevoel in de benen na een jaar van
gesukkel en blessureleed bevredigend.
Dit gevoel van individueel succes wordt echter zwaar
verstoord door het lijden van onze lopersgroep. Tijden die
de vorige jaren ’s nachts altijd een mooie tijdswinst opgeleverd zouden hebben, zijn deze keer maar een voetnoot in de
constante 1’20” druk die Apolloon ons oplegt. Daarnaast krijgen
we met een aantal ‘lekken’ te kampen in een voorts waterdicht tactisch meesterplan. Het niet komen opdagen van
een aantal lopers is een spijtige onvoorzienigheid en dreigt
ons onderbemand te maken. Maar nog meer blijkt die nacht
dat heel wat speedyteamlopers van de tweede shift ook al
deel uitmaken van het noodteam, dat dan al meer dan 2 uren
het beste van zichzelf aan het geven is. De verhoopte lading
nieuwe lopers komt er niet. Een half rondje achterstand wordt
een volledig, één wordt twee, twee wordt vier. De moed zakt
ons stilaan in de schoenen. Net op dat moment komen met
hernieuwde kracht, als uit de hemel gezonden, onze burgievrienden van Lerkeveld. Op een moment dat Apolloon zelf
ook even naar adem moet happen slaan zij keihard terug.
We kunnen weer rondjes aftellen, we komen weer in de
juiste flow en in de stille uurtjes maakt Lerkeveld de arena
klaar voor onze schachten. “Nog 15 uur te gaan, amper drie
rondjes om terug te pakken, zij zijn misschien animals voor
één dag, wij zijn leeuwen elke dag opnieuw”.
Robin Portier, VTK loper
1.012 rondes ... Een getal dat in mijn geheugen gegrift zal
blijven staan, een getal waar ik alleen maar trots op kan zijn.
Voor mij begint het verhaal van de 24 urenloop al met de
eerste voorbereidingen in juli. Vaste waarden die behouden
moeten blijven, oude concepten die van onder het stof worden
gehaald en geheel nieuwe ideeën naar boven brengen,
vormden de basis van deze 24 urenloop. Een van deze
oude concepten was het opnieuw invoeren van het speedyteam en het noodteam. Iets wat achteraf wellicht een van de
beste beslissingen bleek te zijn. De looptrainingen zijn nog
nooit zo populair geweest en dit heeft zich dan ook uitgedrukt
in het laaiende enthousiasme van onze lopers waardoor we
die kaap van 1000 toertjes voorbij hebben gevlogen.
Emily Haest, Groepscoördinator VTK Sport
In het begin van elk academiejaar vindt de fantastische
24 urenloop plaats. Alle faculteiten en andere verenigingen
doen hun best om de meeste rondjes achter hun naam te
krijgen. Elk jaar zorgt dit voor een competitie die iedereen
dichter bij elkaar brengt. Existenz krijgt zo ook de kans om
het eetstandje voor VTK te verzorgen. Omdat dit jaar een
speciaal jaar is voor onze faculteit, was het thema ‘kasteel’.
De loopstand van VTK was omgetoverd tot een reusachtig
kasteel. Existenz maakte dan weer een eetkraam in ware
barokstijl. De verkoop van pastabekers was dé eyecatcher
van het eetstandje. Toch was er voor ieder wat wils: warme
wafels, muffins, soep, thee en ’s morgens ook nog koffiekoeken en muesli met fruit. De gigantisch lange rij aan de
pastaverkoop liet wel vermoeden dat onze eyecatcher zijn
doel had bereikt. De plaatselijke stortbuien die er tijdens die
24 uur zijn gevallen hebben de pret en de eetlust zeker niet
bedorven. Het was weer een prachtige editie!
Simona Nikova, Existenz
Existenz: Kaffee Atelier
Op 26 november was er iets aan de hand in de Vital Decosterstraat nummer 102. Het voormalige
Bacteriologisch Instituut dat hier gevestigd is, werd voor één avond ingepalmd door een groep
enthousiastelingen, genaamd Existenz. Deze jaarwerking wordt ieder academiejaar opnieuw
gevormd door studenten van het eerste masterjaar burgerlijk ingenieur-architect, zodat er elk jaar
weer een nieuwe groep staat met originele ideeën en een eigen visie. Zo organiseren zij niet
enkel befaamde feestjes (Bauhouse is een begrip in het Leuvense uitgaansleven), maar richten
zij zich ook op meer culturele aangelegenheden door hun reizen, tijdschriften (Unité wordt over
kunstscholen in heel Vlaanderen verspreid) en cultureel getinte evenementen (de befaamde cafés).
Zo werd het voormalige Bacteriologisch Instituut omgetoverd
tot de locatie van ons tweede café van dit jaar: Kaffee Atelier.
Alleen al aan de naam kun je zien waar we met dit café naartoe
wilden: een avond waarop mensen konden kennismaken met
verschillende facetten van kunst en cultuur, en dat in een
Ateliersfeer. Het was dus niet enkel de bedoeling om afgewerkte
kunst te komen bekijken, maar ook om kunstenaars aan het
werk te zien en bezoekers de mogelijkheid tot dialoog te bieden.
Zo ontmoette je tekenaars, juwelenmakers, beeldhouwers,
patronenontwerpsters en nog veel meer: een groep enthousiaste
kunstenaars die hun werk met alle plezier met de Leuvense
student wilde delen. In de meest centrale ruimte kwam de
Kaffeesfeer wat meer naar boven. Een grote ruimte, ingericht
als een typisch ‘kaffee’ in een verlaten gebouw waar de klimop
aan de muren groeit. Hier vond men de mogelijkheid om even
te bekomen van het culturele gebeuren bij een sterk biertje,
een lekkere (dik gesneden en belegde) boterham en de live
muziek waar onze bandjes voor zorgden. De mengeling van
‘Kaffee’ en ‘Atelier’ bezorgde ons een heerlijke avond.
De locatie die we daarvoor gevonden hadden, paste perfect
in dit plaatje, een uiterst interessant gebouw met een rijke
voorgeschiedenis. Aan het einde van de 19e eeuw was er een
opmerkelijke groei van een nieuw soort wetenschap: de ‘bacteriologie’. Professor Joseph Denys, die hierin sterke vooruitgang
boekte, en het plaatsgebrek in de voormalige instituten gaven
de aanzet tot de eerste stenen van dit gebouw. Vele interessante
elementen, zoals de oude paardenstallen en de wintertuin
grenzend aan de woonkamer van de directeur, zijn jammer
genoeg verdwenen. Momenteel is het instituut geklasseerd
als monument en is men op zoek naar een nieuwe bestemming.
Gelukkig zijn er ook veel elementen van het originele gebouw
behouden gebleven. Vooral het ingenieuze circulatiesysteem
is opvallend aanwezig en zorgt voor een feilloze verbinding
tussen de vele grote en kleine ruimtes. Ook op ons Kaffee Atelier
konden we daar handig gebruik van maken en leidden we onze
bezoekers op een eenvoudige, logische manier doorheen onze
culturele avond. Naast de Kaffeeruimte strekten zich twee lange
gangen uit, ideaal als expositieruimten. Zo bracht David van Bael
een expositie van ‘The Other Side’: oude, mysterieuze gebouwen
en vergeten plaatsen die opnieuw in de kijker worden gezet.
Een sterk staaltje Urban Exploration fotografie. Aan de andere
zijde wist Stefan Beekaert veel mensen te boeien met zijn tekenexpositie. Deze twee gangen maakten maar een deel uit van
wat er allemaal te beleven viel. Zo was er één kamer volledig
verduisterd om dienst te doen als een filmzaal voor onze ruime
selectie aan kortfilms. Een oude houten bank bleek ideaal om
onze eerste uitgave van de Unité voor te stellen. Twee lezingen
vonden plaats in de gewezen woonkamer van de directeur
van het voormalige instituut. En daarnaast was er ook ruimte
voor circusacrobaten en improvisatietheater.
Na al de exposities verhuisde de avond naar de Kaffeeruimte.
Studenten van alle richtingen, oud-studenten en hier en daar
wat ouders en buurtbewoners namen plaats aan de tafeltjes
met een Tripel Karmeliet, bio-appelsapje of iets anders uit
het uitgebreide assortiment. Bij het vorderen van de avond
had deze ruimte gerust wat groter mogen zijn. Zo’n massale
opkomst hadden we niet verwacht en wijst erop dat er steeds
meer interesse is voor zulke unieke evenementen. Tegen middernacht wisselde het laatste livebandje af met Brakken DJ,
begeleid door een saxofonist. De tafels en stoelen verdwenen
zodat er voldoende dansruimte beschikbaar was en niet veel
later stond de dansvloer vol. Met ‘Hey Jude’ sloten we deze
meer dan geslaagde avond af!
Simona Nikova
21
Revue: In Creemers’ Fields
Al van 1955 wordt er elk jaar een Revue opgevoerd. Ook dit jaar zal dit niet anders zijn. Een show
van 60 vrijwilligers die je zullen omverblazen met hun prachtig, origineel en humoristisch theater.
Grapjes van of over de proffen afgewisseld met rock, blues en klassieke muziek door ons eigen
live bandje en lieflijke danseressen.
Ook de teams van decor en techniek zullen dit jaar het beste
van zichzelf geven. Een mix van hout, verf, spijkers, piepschuim
en duct tape wordt omgetoverd tot een prachtig decor samen
met het lichtspel en de special effects van techniek.
Iedereen heeft er hard aan gewerkt om een geweldig toneelstuk te brengen en het publiek te laten genieten van een
gezellige avond.
Om de revue van dit jaar aan jullie voor te stellen, moeten we
even teruggaan in de tijd. We nemen de teletijdmachine van
professor Barabas en flitsen terug naar 1914 bij een zekere
Ferdinand …
‘Ploef’, hier zijn we dan, een beetje verwilderd door de reis
ploffen we in een weiland waar koeien staan.
22
We kijken om ons heen en zien vele mensen naar boven kijken
en wijzen. We zijn nieuwsgierig en kijken ook naar boven.
Ferdinand Von Zeppelin heeft op 31 maart een nieuw hoogtewereldrecord verbroken met een hoogte van 3.065 meter.
Lap zeg, deze Ferdinand zochten we niet. We flitsen ons
een paar maanden verder: 28 juni 1914.
We komen terecht in een optocht van Frans-Ferdinand van
Oostenrijk-Este, troonopvolger van Oostenrijk-Hongarije.
Een paar dissidente elementen hebben een duivels plan beraamd
om de kroonprins (onze Ferdinand dus) te vermoorden. ‘Kaboem’,
de bom ontploft. Helaas niet goed genoeg opgelet bij Creemers;
Ferdinand komt er zonder kleerscheuren vanaf. Zijn officieren
hebben niet zoveel geluk. De dissidente studenten, euhm ik
bedoel elementen, houden het voor
bekeken en slaan op de vlucht.
Knaepen
r
Frans-Ferdinand, die nog stipter is
e
g
e
Z
©
dan de bordschikking van Vandepitte,
staat erop dat hij zijn agenda
ongestoord kan afwerken en een
extra punt(last)je mag toevoegen:
het bezoeken van zijn gewonde
officieren. Wat hij niet weet is dat
hij met deze wending zijn eigen
doodvonnis en dat van zijn vrouw
© Zeger Knaepen
23
heeft getekend. Ze stappen de auto in om naar het ziekenhuis
te rijden en dan slaat het noodlot toe. Allemaal toevalligheden
die elkaar opvolgen: de chauffeur van de kroonprins neemt
een verkeerde afslag en de auto komt tot stilstand. Princip,
een van de moordberamers, komt juist uit een broodjesbar en
ziet de auto staan. Hij heeft nog een geweer op zak en schiet
op de kroonprins en zijn vrouw Sophie waardoor zij dodelijk
gewond raken en sterven.
The rest is history. Negen à acht
miljoen doden (we zijn de tel
© Zeger Knaepen
kwijt geraakt) later, eindigde
De Grote Oorlog.
Ergens te midden van al dit
krijgsgewoel, ergens in de
Vlaanders, ligt een klein stukje
loopgraaf. Nee, niet dat stukje.
Een beetje meer naar rechts …
een beetje meer naar links.
Wel gemiddeld zitten we al goed.
Hier in dit cruciaal stukje loopgraaf, als het ware de hoeksteen
van het hele westelijke front,
zit een afgelegen compagnie
soldaten: Burgie Company.
Zij zullen de speerpunt van het
vijandelijke offensief moeten
opvangen. De eerste linies bezwijken al langzaam onder druk van
de vijand. De glorieuze leider van dit prestigieuze smaldeel is
kolonel dr. ir. Claude Creemers. Deze geniale frontofficier krijgt het
moeilijk. Niet alleen zal hij het moeten opnemen tegen de numeriek
superieure vijand, ook zijn eigen troepen komen in opstand.
WO I, hierover zal onze Revue gaan. Er worden vele moordcomplotten beraamd op de machtige officier dr. ir. Claude
Creemers, we zullen ook soldaten zien die hun soldij nuttig
besteden en dappere vrouwen die zullen opkomen voor hun
rechten. Nu is de grote hamvraag: welk moordcomplot zal lukken
en wie zal er uiteindelijk in slagen om zijn doelwit te assassineren?
Of wordt er nog een plot beraamd waar niemand van weet?
Zal officier dr. ir. Claude Creemers de moordcomplotten
kunnen verijdelen?
Om dit te weten te komen zul je op maandag 3, dinsdag 4 of
woensdag 5 maart 2014 naar Alma 3 moeten komen om een
papiertje te kopen. Dit papiertje zal je toegang geven tot de
ontknoping van het verhaal.
We zien jullie graag op onze Revue!
**Iedere gelijkenis met bestaande figuren of personen berust
op louter toeval**
Sophie Marien
Maarten Croonen
COLOFON
‘GeniaaL’ is een tijdschrift
van de Faculteit Ingenieurswetenschappen en VILv Alumni Ingenieurs KU Leuven,
met bijdragen van medewerkers
van de faculteit, alumni en
studenten.
‘GeniaaL’ verschijnt viermaal
per jaar: in januari, april, juli
en oktober.
verantwoordelijke uitgever:
Michiel Steyaert
redactie:
Annemie Caproens, Jelle De Borger,
Elke Kalokerinos, Sigrid Maene,
Liliane Pintelon, Patrick Pype,
Gert Sablon, Michiel Steyaert,
Eric Van den Bulck, Marian
Verhelst, Yves Willems, Valérie
Wyns, VTK-Communicatie
redactieadres:
GeniaaL
Faculteit Ingenieurswetenschappen
Jelle De Borger
Kasteelpark Arenberg 1 bus 2200
3001 HEVERLEE
tel. + 32 16 32 16 89
fax + 32 16 32 19 82
[email protected]
www.eng.kuleuven.be
grafisch ontwerp:
altera.be
drukwerk:
Artoos
Oudestraat 19
1910 KAMPENHOUT
tel. + 32 16 61 83 59