T I J D S C H R I F T V A N D E F A C U LT E I T I N G E N I E U R S W E T E N S C H A P P E N E N V I L v Nr. 24 • januari 2014 ALUMNI INGENIEURS KU LEUVEN Afgiftekantoor 3000 Leuven 1 • P802104 Voorwoord Beste ingenieurs Het eerste nummer van een nieuw jaar … Het doet me terugdenken aan de nieuwjaarsbrieven die ik als kind mocht opzeggen voor mijn peter en meter. Met vele goede voornemens en een terugblik op het voorbije jaar. Een nieuwjaarsbrief zal dit voorwoord niet worden, maar toch wil ik even samenvatten wat vorig jaar verwezenlijkt is. De succesvolle opstart van de ijkingstoets, de goede inzet van het feestjaar, de uitreiking van het eerste facultaire ereprofessoraat, een druk bezochte Open Bedrijvendag samen met alle ingenieursdepartementen, en (gelukkig maar) weer vele enthousiaste startende studenten burgerlijk ingenieur of burgerlijk ingenieur-architect. De goede voornemens zijn meestal dezelfde als vorig jaar. Toch staan er heel wat nieuwe initiatieven en projecten op stapel, bedoeld om de kwaliteit van instroom tot uitstroom van onze burgerlijk ingenieurs en burgerlijk ingenieur-architecten te versterken. Samen met u allen, samen met de alumni, samen met de vele medewerkers en studenten blijven we constructief bouwen aan onze opleidingen, onze infrastructuur, onze wereldfaam in onderzoek en dit allemaal om onze burgerlijk ingenieurs en burgerlijk ingenieur-architecten op de kaart te zetten. Een duidelijk woordje van dank aan iedereen voor de aangename en constructieve samenwerking. Het feestjaar ‘KU Leuven ingenieurt 150 jaar’ is zeker nog niet voorbij. Er volgen nog talrijke gelegenheden om elkaar te ontmoeten bij een hapje en een drankje. Ik kijk uit naar weer een prachtig werkjaar samen met jullie allen. Michiel Steyaert, decaan Faculteit Ingenieurswetenschappen Beste collega-alumni In dit 150e jaar van onze ingenieursopleiding kun je me vast wel vergeven dat ik dit voorwoord toch begin met een klein uitstapje naar Brussel. Onze collega-burgerlijk ingenieur François Englert studeerde namelijk af aan de ULB. Ik ga ervan uit dat iedereen het met me eens is dat een Nobelprijs voor natuurkunde onze welgemeende felicitaties verdient. Wie in deze context wat mij betreft minder felicitaties verdienen zijn onze politici, en dan vooral diegenen die een ministerieel ambt bekleden. Ze schitterden collectief in afwezigheid op de plechtigheid in Stockholm waar collega Englert de prijs in ontvangst mocht nemen uit handen van het Zweedse koningspaar. In Zweden hebben ze blijkbaar wel kunnen kiezen wie naar Zuid-Afrika ging en wie thuis bleef. Ik vraag me af hoe het zou gelopen zijn mocht Nelson Mandela een half jaar later overleden zijn, en de plechtigheid was samengevallen met de finale tussen België en Nederland op het WK in Brazilië? Een beetje meer prominente aandacht voor wetenschap en techniek zou helpen om onze STEM-richtingen meer elan te geven en op die manier de schoolgaande jeugd warm te maken voor een bijzonder boeiend beroep. Uiteraard wil ik ook van de gelegenheid gebruikmaken om jullie namens onze alumnivereniging een schitterend 2014 toe te wensen, met veel vreugde, interessante ontmoetingen en natuurlijk een goede gezondheid. Gegroet en tot gauw. Gert Sablon, voorzitter VILv – Alumni Ingenieurs KU Leuven INHOUD nieuws uit de faculteit 3 terugval van het aantal inschrijvingen voor burgerlijk ingenieur 4-5 Marijke Kinnaer wint Passwerkprijs 2013 6-7 Ingenieurs in België 1830-1865, archeologie van een beroepsgroep 8-9 Arenbergsymposium: duurzaam ingenieuren voor mens en maatschappij 10-11 Sint-Barbara: Marcel Pelgrom wordt ereprofessor 12-13 Bart Nauwelaers, nieuwe departementsvoorzitter en kapitein van ESAT 14-15 forumavond 11 december 2013 16-17 VILv-prijs voor myo-elektrische handprothese en time scaling 18 Reünies 19 24 urenloop 2013: VTK grijpt nipt naast goud 20 Existenz: Kaffee Atelier 21 Revue: In Creemers’ Fields 22-23 Nieuws Prijzen, onderscheidingen, … • Aan Paul Van Houtte, emeritus aan de Faculteit Ingenieurs wetenschappen, werd de Sainte-Claire Deville-medaille toegekend door de Société Française de Métallurgie et de Matériaux (SF2M). Deze tweejaarlijkse prijs wordt toegekend aan een wetenschapper die zich verdienstelijk gemaakt heeft op het gebied van het verband tussen de structuur van eigenschappen van een materiaal. • Bart Van der Bruggen, gewoon hoogleraar bij het Departement Chemische Ingenieurstechnieken, is uitgeroepen tot doctor honoris causa aan de ‘Dunrea de Jos’ University of Galati in Roemenië. • De Society of Manufacturing Engineers (SME, Detroit, USA) bekroont Jean-Pierre Kruth, gewoon hoogleraar aan het Departement Werktuigkunde, met de Albert M. Sargent Progress Award. De prijs zal worden uitgereikt op 9 juni 2014 in Detroit. • Postdoctoraal onderzoeker Edwin Reynders (Departement Burgerlijke Bouwkunde) heeft een Young Professionals Grant ontvangen van het International Institute of Noise Control Engineering voor de conference paper ‘Uncertainty quantification of the sound transmission loss of building components at the design stage’. • Vladimir Matic (Departement ESAT - STADIUS – iMinds Future Health Department) en zijn team hebben de eerste prijs gewonnen tijdens Hack for Health, de eerste hackathon rond gezondheidszorg in België, die van 20 tot 22 september plaatsvond in C-Mine in Genk en werd georganiseerd door Microsoft Innovation Center Vlaanderen en HealthStartup Europe. • VLITS-student Steven Gijsenbergh wint TML-prijs. http://eng.kuleuven.be/algemeen/nieuws/tmlprijs • Een team studenten uit de groep van Sabine Van Huffel, gewoon hoogleraar aan het Departement Elektrotechniek, behaalde de tweede plaats in de TI European Analog Design Contest met hun project T-eye glasses. • Thomas Goossens, masterstudent in de ingenieurswetenschappen: architectuur en Erasmusstudent aan de Technical University Denmark (DTU) in Kopenhagen, werd benoemd tot Youth Goodwill Ambassador van Denemarken. Thomas Goossens: ‘The Ambassadors’ task is to promote Denmark to my peers in Belgium with the overall objective of sharing my personal story about international student mobility to foster intercultural exchange and global career opportunities.’ • Burgerlijk ingenieur-architect Marijke Kinnaer won met haar masterproef over autismevriendelijke architectuur de Passwerkprijs (1.500 euro). Deze prijs werd voor de eerste keer uitgereikt door Passwerk, een bedrijf uit Berchem dat personen met een autismespectrumstoornis (ASS) tewerkstelt. De thesis van Marijke Kinnaer legt een onverwachte link tussen autisme en architectuur. Haar werk is onmiddellijk bruikbaar en bestaat uit een bundeling van literatuur rond het onderwerp in combinatie met getuigenissen van personen met een ASS. www.passwerk.be/nl/prijs-passwerk • Alumnus Jan Van Houdt, Director Flash Memory, wordt IEE fellow. • Herman Van der Auweraer, gasthoogleraar aan het Departement Werktuigkunde en Director Research and Technology bij LMS International, heeft een eredoctoraat gekregen van de Technische Universiteit van Cluj-Napoca (TUCN) in Roemenië. • Op donderdag 5 december 2013 werd de O. & J. Pétersprijs door prof. em. Jacques Péters uitgereikt aan Humasol vzw. Humasol ontving deze prijs voor het project getiteld ‘Hydroinstallatie in Nuevo Jeruzalem, Peru’. Meer info over het project en over Humasol vzw: www.humasol.be/projecten/laCascarilla Uitreiking van de O. & J. Pétersprijs, v.l.n.r. Hendrik Van Brussel, Geert Serneels (Humasol), Jacques Péters, Paul Sas, Roger Dillemans Francquileerstoel 2013-2014 Op voordracht van Jan Van Humbeeck, gewoon hoogleraar aan het Departement MTM, wordt aan Harry Bhadeshia, University of Cambridge, de Francquileerstoel 2013-2014 toegekend. De academische zitting vindt plaats op dinsdag 6 mei 2014 om 16.00 u. in het Auditorium van de Tweede Hoofdwet. Facultair eredoctoraat Op dinsdag 3 juni 2014 zal de Faculteit Ingenieurswetenschappen een eredoctoraat uitreiken aan Gerald G. Fuller, Chemical Engineering - Stanford University. Promotor is Jan Vermant, gewoon hoogleraar aan het Departement Chemische Ingenieurstechnieken. In memoriam De universitaire gemeenschap neemt afscheid van: • Wim Verhaeghe, doctoraatsstudent aan het Departement Werktuigkunde. Hij overleed te Grimbergen op 9 oktober 2013. Annemie Caproens 3 Terugval van het aantal inschrijvi De onderstaande tabel toont het aantal inschrijvingen van generatiestudenten voor de faculteiten Ingenieurswetenschappen (burgerlijk ingenieur en burgerlijk ingenieur-architect) voor het academiejaar 2013-14. Een generatiestudent is iemand die voor het eerst inschrijft in het 1e jaar hoger onderwijs in de Vlaamse Gemeenschap, als hoofdinschrijving. De aantallen voor 2012-13 zijn overgenomen uit het artikel van vorig jaar. Zowel de KU Leuven als de UGent kennen een aanzienlijke terugval. Bij de VUB is er wel een toename voor de algemene richting, maar de globale trend is sterk negatief. KU Leuven stand op 28/11/2013 (persoonlijke mail van Erik Calluy, pedel Faculteit Ingenieurswetenschappen) 2012 – 2013 2013 – 2014 Verschil in # studenten Richting man vrouw totaal man vrouw totaal man vrouw totaal 1e fase bachelor ingenieurswetenschappen 424 76 500 377 64 441 -47 -12 -59 1e fase bachelor ingenieurswetenschappen: architectuur 65 66 131 45 59 104 -20 -7 -27 Totaal 489 142 631 422 123 545 -67 -19 -86 4 UGent stand op 08/11/2013 (persoonlijke mail van Anuschka De Pla, Directie Onderwijsaangelegenheden) 2012 – 2013 2013 – 2014 Verschil in # studenten Richting man vrouw totaal man vrouw totaal man vrouw totaal 1e fase bachelor ingenieurswetenschappen 299 52 351 266 49 315 -33 -3 -36 1e fase bachelor ingenieurswetenschappen: architectuur 67 65 132 65 50 115 -2 -15 -17 Totaal 366 117 483 331 99 430 -35 -18 -53 Vrije Universiteit Brussel stand op 04/12/2013 (persoonlijke mail van Tim Peeters, diensthoofd Studenten- en Alumnirelaties) 2012 – 2013 Richting 2013 – 2014 Verschil in # studenten man vrouw totaal man vrouw totaal man vrouw totaal 1e fase bachelor ingenieurswetenschappen 69 10 79 81 9 90 +12 -1 +11 1e fase bachelor ingenieurswetenschappen: architectuur 17 25 42 14 15 29 -3 -10 -13 Totaal 86 35 121 95 24 119 +9 -11 -2 ngen voor burgerlijk ingenieur De verklaring voor de terugval heeft deels te maken met de terughoudendheid voor de ingenieursstudies bij leerlingen van het laatste jaar secundair onderwijs. De studies staan bekend als moeilijk en schrikken ook af omwille van het vele werk. De studies zijn inderdaad even moeilijk als vroeger maar de kennisafstand tussen het laatste jaar van de middelbare school en het eerste bachelorjaar aan de universiteit groeit jaar na jaar. De redenen hiertoe zijn velerlei. Maatschappelijke evoluties waaronder de opkomst van het internet spelen hierbij een belangrijke rol. Ook het wegvallen van het toelatingsexamen (en vooral de voorbereiding hierop) en de reductie van enkele sleutelvakken zoals analyse en analytische meetkunde in het secundair onderwijs spelen mee. Dat leerlingen steeds minder goed worden voorbereid op de ingenieursstudies beperkt zich niet tot Vlaanderen. Het is een algemeen gekend fenomeen in de westerse wereld. In Groot-Brittannië en de VS werden overheden deze trend zo beu dat men overbruggingsjaren heeft ingevoerd. In Groot-Brittannië worden de studenten bij de start geëvalueerd en in de meeste gevallen doorverwezen naar een Foundation Year. De studenten moeten eerst dit brugjaar met succes doorlopen voor ze aan de universiteit worden toegelaten. In de VS spreekt men van een Engineering Preparatory Program, ons voorbereidend jaar van vroeger. In Vlaanderen is zo’n drastische maatregel, die de studietijd met een jaar verlengt, niet aanvaardbaar (en ook niet betaalbaar). Nochtans hebben nogal wat studenten moeite om vanaf het eerste jaar mee te zijn en blijven zij de studies achternahollen gedurende het hele traject. Zij doen er vaak meer dan vijf jaar over. Dit aantal vertoont overigens een stijgende lijn. Nogal wat bedrijven klagen dan ook over het gemiddelde niveau van de afgestudeerden, ofwel officieel ofwel in de wandelgangen. De uitstroom van jonge bekwame ingenieurs is inderdaad qua aantal in dalende lijn. Vele technologische bedrijven hebben nu zelf een omstandig technisch ingangsexamen ingevoerd, waarmee ze willen zeggen dat het universitair diploma eigenlijk geen garantie op ‘technische ingenieurskunde’ meer biedt. Dit zijn ernstige trends en overheden van meerdere regio’s in de EU proberen hierop een positief antwoord te bieden. Een van die antwoorden is de sterke toename in financiering van het aantal doctoraten waarbij men hoopt om zo de industrie te versterken. Tevergeefs, echter. Getuige hiervan is de grote Research-to-Innovation Gap waarmee de EU zeer verveeld zit. Bedrijven, hier en ook elders, zeggen zelf dat ze niet gediend zijn met al die doctoraten. Om het tij te keren hebben de Vlaamse universiteiten op eigen initiatief de vrijwillige ijkingstoets ingevoerd, als alternatief voor het vroegere toelatingsexamen. Hopelijk kan dit de leraren van het secundair onderwijs ertoe aanzetten om hun leerlingen voor te bereiden op deze toets in de laatste twee jaren van het middelbaar. En hopelijk wordt het weer een prestigekwestie om met succes aan deze toets deel te nemen. Eric Van den Bulck ‘Het gedacht’ van de decaan Het aantal generatiestudenten voor de opleiding burgerlijk ingenieur (algemene richting) is in Leuven dit jaar spijtig genoeg gedaald van 500 naar 441 of ongeveer -10%. Is dit wel spijtig? Dat we minder studenten burgerlijk ingenieur hebben is natuurlijk niet zo goed, maar we moeten niet zozeer kwantiteit nastreven, dan wel ervoor zorgen dat de juiste studenten op de juiste plaats zitten. Als je weet dat vorig jaar ongeveer 10% van de startende studenten opgegeven hebben tijdens het jaar (stoppen met de studies burgerlijk ingenieur) en als je weet dat in de juni-examenperiode maar 15% van de studenten in alle vakken slaagt en nog eens 15% tot twee vakken kan ‘tolereren’ (dat 30% als ‘geslaagd’ mag beschouwd worden in de eerste examenperiode), dan was het meer dan noodzakelijk om in te grijpen. Gelukkig is er nog de septemberexamenperiode, zodat we, met mogelijke inzet van tolereerbare vakken, ongeveer 50% van de startende studenten als geslaagd mogen beschouwen. Maar toch was ingrijpen noodzakelijk en vandaar dat we, samen met de twee andere Vlaamse faculteiten Ingenieurswetenschappen, ook na vele jaren van werk en vergaderingen de ijkingstoets voor het eerst hebben kunnen uitrollen. Het is de bedoeling dat het impact heeft en dat we hierdoor minder inschrijvingen hebben is logisch, zolang het doel maar bereikt wordt: we hopen de minder geschikte studenten een dienst bewezen te hebben door ze te wijzen op de nodige voorkennis en diegenen die de studies toch willen aanvangen, beter te kunnen begeleiden en gerichter hulp en bijscholing te kunnen verlenen. Als we de inschrijvingen vergelijken met 2011, dan gaan we van 467 naar 441 of een daling die, zoals een burgerlijk elektrotechnisch ingenieur het zou zeggen, verdringt in de ruis van het signaal. We zien de daling dit jaar dus als een positief verhaal ten gevolge van de ijkingstoets met als hoofddoel de verbetering van de kwaliteit van onze studentenpopulatie. Michiel Steyaert, decaan 5 Marijke Kinnaer wint P Naar aanleiding van zijn vijfjarig bestaan reikte het Merksemse bedrijf Passwerk dit jaar voor de eerste keer de Passwerkprijs uit. Vanuit hun visie dat alle personen het recht hebben om deel te nemen aan het economische en sociale leven, stelt het bedrijf personen met een ASS (Autismespectrumstoornis) tewerk, naargelang hun kwaliteiten en mogelijkheden. Hierbij proberen ze gebruik te maken van de natuurlijke sterktes van deze mensen, zoals oog voor detail, een hoog concentratievermogen en een goed geheugen. Deze vaardigheden komen bijvoorbeeld sterk van pas bij het testen van computersoftware. 6 Met hun prijs wilde Passwerk een innoverende masterproef bekronen die zich focust op het bijstaan van autistische personen. Marijke Kinnaer, master in de ingenieurswetenschappen: architectuur, won eerder dit jaar de eerste editie van de Passwerkprijs ter waarde van een bedrag van 1.500 euro. Haar thesis ‘Autisme van bovenaf of binnenuit: een genuanceerder beeld over autismevriendelijke architectuur aan de hand van getuigenissen van (jong)volwassenen met ASS’ gaat over de link tussen personen met autisme en architectuur. De laatste decennia verschenen heel wat artikels en publicaties over autismevriendelijk bouwen. Deze veelheid aan informatie werd echter nooit efficiënt gebundeld en begon daarom ook een onoverzichtelijk geheel te vormen. De vraag rees ook hoe deze literatuur concreet toepasbaar was en wat de waarde en betekenis van de aangeboden concepten was. De gebruikte Cijfers Autisme is een stoornis die zich niet gemakkelijk laat omschrijven. Autisme kan namelijk op verschillende manieren en in verschillende gradaties tot uitdrukking komen. Om deze reden wordt vaak gesproken van autismespectrumstoornis (ASS). Naast klassiek autisme worden ook asperger en PDD-NOS (Pervasive Development Disorder - Not Otherwise Specified) tot ASS gerekend. concepten zijn namelijk niet voor iedereen op dezelfde manier toepasbaar, waardoor de eigenlijke focus van het onderzoek, de personen met een ASS, uit de aandacht dreigen te verdwijnen. De thesis van Marijke Kinnaer komt tegemoet aan dit probleem. Zij bundelde de beschikbare literatuur en combineerde deze bovendien met persoonlijke getuigenissen van personen met een ASS. Hiervoor gebruikte Marijke niet alleen verhalen uit autobiografieën, ze nam ook diepte-interviews af en leidde een focusgroepinterview. Als tweede luik van haar thesis bekeek Marijke hoe (jong)volwassenen met autisme daadwerkelijk wonen. Zo kon zij concluderen dat de concepten die in de literatuur worden aangehaald en geëxpliciteerd op verschillende manieren interpreteer- en toepasbaar zijn. Toch zijn deze concepten niet onbruikbaar. Ze kunnen helpen de aandacht te vestigen op autismevriendelijke en kwaliteitsvolle architectuur in het algemeen. Nico De Cleen van Passwerk motiveert de keuze van de jury voor deze masterproef “De thesis van Marijke Kinnaer legde een onverwachte link tussen autisme en architectuur. Haar werk is onmiddellijk bruikbaar, ze was de overduidelijke winnaar. Dankzij de hoge kwaliteit van haar thesis hebben wij besloten de prijs in de toekomst opnieuw uit te reiken.” In België zijn er naar schatting rond de 73.500 personen met autisme (ruim 1 op 150). Dat is een bevolkingsgroep die ongeveer even groot is als het aantal inwoners van steden als Mechelen, Kortrijk, Hasselt of Sint-Niklaas. Het merendeel van de personen met een ASS zijn mannen (1 op 4 is vrouw).Recente studies geven aan dat ongeveer 60 procent van de mensen met een ASS normaal tot hoogbegaafd zijn. (www.passwerk.be) De kandidaten voor de Passwerkprijs 2013 asswerkprijs 2013 Ilse Noens, voorzitster van de jury met Marijke Kinnaer, winnares van de Passwerkprijs 2013 De masterproef van Marijke kadert in het onderzoek van prof. dr. ir. Ann Heylighen rond Architectural design In Dialogue with dis-Ability (AIDA). Dit onderzoek gaat ervan uit dat personen met een beperking net door hun specifieke interactie met de gebouwde omgeving beter in staat zijn sommige zwaktes of sterktes in een architecturaal ontwerp op te sporen. Er wordt bijvoorbeeld ook onderzoek gedaan naar de specifieke mogelijkheden van blinden of personen met dementie. Volgens het onderzoeksteam kan de specifieke input van personen met een beperking de kennis van architecten en ontwerpers verdiepen en zelfs vernieuwing in architectuur stimuleren. De thesis van Marijke mondde ook uit in een publicatie die gepland is voor 2014, namelijk How do people with autism (like to) live? In Inclusive Designing: Joining Usability, Accessibility and Inclusion (Springer-Verlag). Het Departement Architectuur blijft zich inzetten voor ontwerpen met aandacht voor het perspectief van personen met een beperking of ziekte. De studenten in de eerste fase van de masteropleiding werken dit jaar in de ontwerpstudio aan ontwerpen voor een zogenaamd ‘Maggie’s Centre’, een centrum voor mensen die getroffen worden door kanker. Valérie Wyns Nico De Cleen, managing director van Passwerk en winnares Marijke Kinnaer 7 Voor meer informatie: • Passwerk: www.passwerk.be • AIDA: www.asro.kuleuven.be/aida/ Maggie’s Centre Leuven: http://maggiesleuven.blogspot.be/ Ingenieurs in België 1830-18 archeologie van een beroepsgroep Wie is ingenieur De titel ‘ingenieur’ bestaat al van oudsher en de oorsprong is moeilijk te achterhalen. Tot op de dag van vandaag is deze titel onbeschermd hoewel de opleiding sinds 1924 wettelijk werd vastgelegd. Toch dekt de titel van ingenieur zeer veel ladingen en kan men er niet een vastomlijnd beroep aan koppelen. Tijdens de eerste decennia na de onafhankelijkheid van België in 1830, het tijdsbestek dat voorwerp van onderzoek was in dit doctoraat, wordt in verschillende landen de titel verschillend gebruikt. De twee meest uiteenlopende tradities zijn de Britse en de Franse ingenieurscultuur. 8 De Britse ingenieur wordt in deze periode gezien als een ‘selfmade man’. Deze ingenieur wordt opgeleid op de werkvloer omdat de opleidingen aan colleges en universiteiten nog niet voldoende erkenning genoten. Praktijkervaring wordt hoger gewaardeerd dan theoretische kennis. Toekomstige ingenieurs moeten meedingen naar felbegeerde stageplaatsen bij een ambachtsman. Door de uitvoering van steeds complexere taken verwerft men langzaam de kennis en vaardigheden die nodig zijn om de socioprofessionele ladder te beklimmen die tot de titel ‘ingenieur’ leidt. Hoewel de algemene tendens is dat ingenieurs een beperkte theoretische scholing genieten, trekken sommigen naar Frankrijk voor een opleiding. De Britse ingenieurs laten zich afbeelden voor hun kunstwerk, het resultaat van werk en studie (zie figuur 1). De Franse ingenieur verschijnt daarentegen netjes in kostuum met de sabel onder de arm als verwijzing naar zijn militaire oorsprong (zie figuur 2). België kent een mengeling van de verschillende ingenieursculturen: ingenieurs verkrijgen de titel door een theoretische opleiding of verwerven de titel door praktijkervaring. Het feit dat de ingenieurs een heterogene groep vormen, maakt het moeilijk om de te onderzoeken groep af te bakenen. Overzicht van ingenieurs in België Willemijne Linssen maakte een inventaris op van ingenieurs die opgeleid en/of tewerkgesteld werden in België tussen 1830 en 1865. In deze lijst werden personen opgenomen die vernoemd werden als ingenieur, door henzelf, in ledenlijsten van beroepsverenigingen, in afstudeerlijsten van scholen, in personeelslijsten van grotere bedrijven en in bevolkingstellingen. Momenteel staan er 2.308 ingenieurs in de inventaris geregistreerd. Toch is dit aantal onderschat aangezien veel ingenieurs onbekend bleven. Deze ruim 2.000 ingenieurs kunnen volgens discipline ingedeeld worden (zie tabel 1). Hieruit blijkt dat de ingenieurs van bruggen en wegen en de mijningenieurs een zeer groot aandeel vormen binnen de ingenieurspopulatie. Dit is te verklaren door het feit In de bewuste periode heerst in Frankrijk een andere cultuur, geïdentificeerd als schoolcultuur. In de algemene perceptie zijn ingenieurs hier een elitevolk in dienst van de staat. Zij volgen een hoogstaand wetenschappelijke opleiding aan een staatsschool en zijn meer theoretisch gericht. Deze staatsingenieurs worden zo sterk gevalideerd dat private initiatieven het daglicht zien voor de opleiding van ingenieurs. Deze ingenieurs hopen een graantje mee te pikken van het succes van hun collega’s in dienst van de staat. In het begin moet deze tweede groep ingenieurs qua prestige sterk onderdoen voor de staatsingenieurs maar doorheen de tijd verandert dit. Het verschil in ingenieurscultuur is bijvoorbeeld te merken aan de afbeeldingen van ingenieurs. Figuur 1: Ingenieur Isambard Kingdom Brunel voor de kettingen om de SS Great Eastern aan te meren, 1857 Figuur 2: Ingenieur bruggen en wegen M. F. Sadi Carnot, 1887 65, dat beide disciplines door de staat tewerkgesteld worden en dat in de inventaris de theoretisch geschoolde ingenieur de hoofdmoot uitmaakt. Om staatsingenieur te worden, moest men immers een hogere opleiding genoten hebben. Naarmate de tijd verstrijkt, komen er meer opleidingen en beginnen ingenieurs zich bovendien meer en meer te verenigen in beroepsverenigingen, waardoor ze gemakkelijker te traceren zijn. Tabel 1. Benaderend aantal ingenieurs per discipline in de periode 1830-18651 Specialisatie Landbouwingenieurs Chemische ingenieurs Handelsingenieurs Militaire mijningenieurs Bruggen en Wegen Landelijk genie Mechanische ingenieurs Stedelijke ingenieurs Privégebouwen Mijn- en metaalingenieurs (niet-militair) Textielingenieurs Aantal % van de ingenieurs met gespecifieerde discipline 31 32 0 105 704 196 163 13 78 1,8% 1,9% 0% 6,2% 42% 11,6% 9,7% 0,8% 4,6% 347 12 20,6% 0,7% Totaal gespecifieerd Onbekende specialisatie 1681 627 100% TOTAAL 2308 Geschiedenis van de ingenieursopleidingen in België In eerste instantie zijn er vooral opleidingen in het geniekorps. Later komen er ook burgerlijke scholen, bv. de ‘Ecole des mines’ in Luik. Deze school is oorspronkelijk opgericht om technici op te leiden en zal later evolueren tot staatsschool voor ingenieurs. Het pas ontstane België zet ingenieurs in voor de uitbouw van het land met de aanleg van wegen en kanalen en een nationaal spoornetwerk. Hiervoor worden drie staatsscholen voor ingenieurs opgericht in de jaren 1834-1836, in Gent, Luik en Brussel. In Brussel is het een militaire school, omdat de jonge staat nood heeft aan militairen om het land te verdedigen. Gent en Luik krijgen een monopolie over de opleiding van staatsingenieurs. Afgestudeerden aan deze universiteiten kunnen aangeworven worden als ‘korpsingenieur’ na selectie-examens. Conducteurs kunnen na een aantal jaren praktijkervaring en na het slagen Willemijne Linssen werd geboren op 2 juli 1983 en studeerde kunstwetenschappen aan de KU Leuven. Haar masterproef over de air terminus van Sabena in Brussel deed haar interesse voor monumentenzorg ontwaken. Daarop volgde zij de aanvullende opleiding master in de monumentenzorg. Na geproefd te hebben van het werken bij een architectenbureau keerde ze naar de universiteit terug om een doctoraatsopleiding te starten bij professor Krista De Jonge. Op 24 september 2013 verdedigde ze haar doctoraat. 9 voor examens eveneens aangeworven worden als ‘korpsingenieur’. In de jaren 1860 beginnen de universiteiten van Brussel en Leuven een eigen ingenieursopleiding aan te bieden, maar deze ingenieurs worden uitgesloten van de selectie-examens voor het korps. Dit leidt tot forse kritiek op het onderwijsmonopolie van Gent en Luik, wat ervoor zorgt dat het monopolie in 1890 afgeschaft werd. De wettelijke graad van ‘burgerlijk ingenieur’ wordt dan ingesteld en de afgestudeerden aan deze universiteiten kunnen nu eveneens deelnemen aan de selectie-examens. Hiernaast worden lokale scholen opgericht die technici opleiden met kennis die in de omgeving belangrijk is, bijvoorbeeld in 1830 de ‘Ecole provinciale des mines du Hainaut’ in Mons. In eerste instantie durven ze niet de titel ‘ingenieur’ gebruiken om niet in competitie te komen met de staatsscholen maar na verloop van tijd – vooral na 1865 – beginnen ze zich toch meer en meer de naam ‘ingenieur’ toe te eigenen en wordt professionalisering belangrijker dan de staatsstructuur. Besluit De ingenieurs van België in 1830-1865 vormen een heterogene groep. Ze omvat een veelheid van profielen, gaande van theoretisch geschoolden tot in de praktijk opgeleide personen. Doorheen de tijd ontstaan er meerdere types opleidingen met elk een eigen specificiteit. Sigrid Maene 1 ‘Engineers in Belgium 1830-1865: Archaeology of a profession’, Willemijne Linssen, 2013 Arenbergsymposium: duurzaam inge 45° EDITIE VAN DE PROF. IR. R. VAN CAUTERENLEERSTOEL, 27 NOVEMBER 2013 Na een kort welkom door professor Michiel Steyaert, decaan van onze faculteit, werd het symposium ingeleid door Karen Allacker (Departement Architectuur KU Leuven). Zij schetste de uitdagingen waarvoor de ingenieurs van vandaag en die van morgen staan: de spectaculaire groei van de wereldbevolking tijdens de laatste decennia, de toename in schadelijke uitstoot allerhande, onze ecologische voetafdruk die illustreert dat de mensheid sinds het einde van de jaren ‘80 meer verbruikt dan de gehele aarde op een duurzame manier kan produceren ... De oplossingen moeten we zoeken in een holistische Membrane technology as a possible sustainable solution for the challenges of plastic waste management and water treatment Jan Fockedey, Fred Molelekwa en Kerwin Wong, Departement Chemische Ingenieurstechnieken KU Leuven 10 De drie sprekers stelden een project voor dat twee vliegen in één klap vangt: waterzuivering realiseren en terzelfder tijd plastic afval nuttig hergebruiken. Deze twee doelstellingen worden zowel in ontwikkelingslanden als in de ontwikkelde landen gerealiseerd, zij het met verschillende, aangepaste technieken. In ontwikkelingslanden wordt het plastic afval gesinterd, een proces waarbij de omgevingsvoorwaarden niet al te nauwkeurig gecontroleerd moeten worden en geen schadelijke reststoffen ontstaan. De resulterende membranen worden gebruikt om drinkwater te filteren. We kregen beelden te zien van de eerste installatie in ZuidAfrika. In ontwikkelde landen worden solventen gebruikt om de membranen te produceren; deze membranen kunnen worden ingezet bij het zuiveren van afvalwater. Energie, een roadmap voor een duurzame toekomst Caro De Brouwer, voorzitter van YERA: Young Energy Reviewers Association Algemeen wordt aangenomen dat een temperatuurstijging van meer dan 2° C een onomkeerbaar effect op het klimaat zal hebben. Enkel indien er wereldwijd tegen 2050 overgegaan wordt op 100% energiewinning uit hernieuwbare bronnen, wordt deze 2° C-grens niet overschreden. Vito heeft berekend dat dit theoretisch mogelijk is voor België, weliswaar met een kostenplaatje van 3 tot 4 miljard euro. Het belangrijkste is een juist beleidskader met duidelijke doelstellingen. België kan helaas niet snel genoeg beslissen. Bovendien hebben regeringen maar 4 jaar verantwoording af te leggen, terwijl de gevolgen aan het klimaat met 75 jaar vertraging gevoeld worden. Wat we nodig hebben is een bewustzijnsverandering bij de mensen. Zoiets gaat echter zeer traag. Ook het verder ontwikkelen van duurzame energiewinning tegen een betaalbare prijs vordert maar langzaam. Daarom is er een tijdelijke tussenoplossing nodig: Caro De Brouwer zag hier een rol voor kernenergie. Water, meer dan er nu is, is er niet Jean Berlamont, Departement Burgerlijke Bouwkunde, KU Leuven Maar 0.33% van het water dat op onze aardbol aanwezig is, is zoet water dat ontginbaar is, dat dus niet te diep gelegen is en niet in ijs vervat zit. Meer dan er nu is, is er niet, dus we moeten er zuinig mee omspringen. Per persoon verbruiken wij per dag in West-Europa 100 - 150 l water, met hiernaast nog eens 2.000 - 5.000 l indirect verbruik via voeding of kleding. De kritische grens van wat heet ‘waterschaarste’ ligt op 2.000 m³ per inwoner per jaar en het grondgebied Vlaanderen (samen met Brussel) ligt dicht bij deze grens. Door bestrating – in Vlaanderen al 20% van het totale oppervlak – krijgt water niet de kans om langzaam in te sijpelen en het grondwaterniveau aan te vullen. Dit, samen met een teveel aan oppompen, zorgt ervoor dat het grondwaterniveau daalt. In het zuiden van Oost- en WestVlaanderen, daalde het niveau met 140 m (!) over de laatste 60 jaar, in India met gemiddeld 4 cm per jaar. Het is niet duurzaam om de productie op te drijven door ontzilten – dit kost veel energie –, noch door water op te slaan en een dam te bouwen – hele populaties moeten verhuizen –, noch door zeer diep grondwater op te pompen – hooguit een tussenoplossing want het is ook eindig – noch door ijs van Antarctica te smelten. Een meer duurzame oplossing bestaat erin de vraag te reduceren en verspilling en vergiftiging van het water tegen te gaan. Vaak kan dit zonder verlies van comfort dankzij een verbeterde technologie, bijvoorbeeld een betere regeling van waterverdeling in kanalen met overloopkleppen in plaats van met schuiven of lager waterverbruik in was- en vaatwasmachines. nieuren voor mens en maatschappij benadering, waarin producten en processen innovatief worden herdacht in functie van hun duurzaamheid, rekening houdend met hun volledige levenscyclus. Dit vereist een duidelijke visie die aanvaard wordt door het brede publiek, en de bereidheid om compromissen te vinden om de talrijke tegenstellingen te overbruggen (zoals financiële kosten tegenover impact op de omgeving). De verschillende sprekers van dit symposium illustreren dit in een brede waaier van toepassingen: milieu, energie, water, communicatie, mobiliteit en gezondheid. Elektriciteitsverbruik van ICT-apparatuur wereldwijd: overzicht en trends Mario Pickavet, Departement Informatietechnologie (INTEC), UGent - iMinds In 2012 verbruikten alle ICT-apparaten wereldwijd ongeveer 1800 TWh, dit was 9% van het totale globale elektriciteitsverbruik. Van 2007 tot 2012 groeide dit globale verbruik jaarlijks met ongeveer 3%; het verbruik voor ICT groeide in dezelfde periode met 7% per jaar. Het loont dus zeker de moeite om de energie-efficiëntie van ICT-apparatuur te verbeteren. Hiervoor bestaan een aantal veelbelovende onderzoekspistes. Op korte termijn kan echter heel wat energie worden bespaard door het verbruik in ‘sleep’ (of ‘idle’) modus te beperken: bij de huidige apparaten is dat ongeveer 60% van het verbruik bij volle belasting. Ook de hulpapparaten, zoals de UPS (‘uninterruptible power supplies’), vertonen hetzelfde gedrag. Het ‘GreenTouch’ consortium van ICTconstructeurs is daarom gestart met het ‘one-watt-initiative’, waarbij de apparaten minder dan 1 watt zullen verbruiken in slaaptoestand. Ook bij netwerken gaat zeer veel energie verloren: Mario Pickavet gaf als voorbeeld een basisstation voor draadloze communicatie waarbij maar 3% van het verbruikte vermogen door de antennes in de lucht wordt uitgestraald. Duurzame mobiliteit: strijd van de ingenieur op vier fronten Chris Tampère, Departement Werktuigkunde KU Leuven Het verkeer kan duurzamer. Niet alleen kan het verkeerspark almaar meer elektrische voertuigen bevatten, maar ook kan de verkeerschaos verminderd worden. Ingenieurs kunnen hierin een bijdrage leveren door inefficiënties te bestrijden op minstens vier fronten. Ten eerste is er operationele inefficiëntie. In tegenstelling tot bijvoorbeeld waterstroming is verkeer geen lineair systeem: waar meer waterinstroom meer druk en een verhoging van de doorstroomsnelheid geeft, geeft meer verkeersinstroom vanaf een bepaalde grens files en hiermee een verlaging van de doorstroomsnelheid. Mogelijk ontstaan er files waar de kop vastloopt op de staart en staat alles vast. Hier kunnen maatregelen als toeritdosering een oplossing bieden om ervoor te zorgen dat de kritische grens niet overschreden wordt. Ten tweede betalen we een ‘price of anarchy’. Analoog aan de speltheorie kan er bewezen worden dat wanneer ieder voor zichzelf de optimale keuze zou maken uit drie mogelijke routes, er uiteindelijk slechts een suboptimum bereikt wordt in de doorstroomtijd. Door bepaalde wegen te ontmoedigen en zo als keuze uit te schakelen, wint uiteindelijk iedereen aan doorstroomtijd. Ten derde is er marktinefficiëntie. Hier gelden de klassieke economische regels van vraag en aanbod. Een voorbeeld is een studie over de verkeerschaos op de ring rond Stockholm. Door tolheffing werd de ring gedurende 1,5 jaar ontlast doordat veel mensen een andere manier van transport zochten. Na afsluiting van de studie en het weer openstellen van de ring was de chaos even groot als ervoor, tot even later de Stockholmers via een referendum voor tol kozen. Tot slot is er de ruimtelijke inefficiëntie: Vlaanderen is een versnipperd landschap waarin duurzame mobiliteit moeilijker is. Een geïntegreerd herontwerp van Vlaanderen kan op lange termijn tot meer duurzaam verkeer leiden. Hoe ons gehoorzintuig kan hersteld worden dankzij hoorimplantaten Carl Van Himbeeck, general manager Cochlear Wereldwijd zijn 278 miljoen mensen ‘diep doof’: elke vooruitgang die ingenieurs op dit gebied maken, kan dus de levenskwaliteit van zeer veel personen verbeteren. In 1979 startte prof. Stefaan Peeters van de onderzoeksgroep MICAS (ESAT, KU Leuven) samen met de Universiteit Antwerpen het project ‘LAURA’: na veel geduld en volharding konden zij in 1987 hun eerste implantaat plaatsen. Nu krijgen in ons land alle dove kinderen jonger dan 3 jaar een dergelijk toestel. Na een korte beschrijving van het menselijk hoororgaan, waarvan de werking nog steeds niet volledig begrepen wordt, gaf de spreker een overzicht van de verschillende soorten implantaten en hun toepassingsgebied: in het middenoor, voor botgeleiding, direct akoestische cochleaire implantaten (Codacs™, ontwikkeld in Mechelen) en ten slotte elektro-akoestische cochleaire implantaten. Hierbij probeert men telkens maximaal gebruik te maken van de organen die nog functioneel zijn. In de toekomst hoopt men betere resultaten te bekomen door een verder doorgedreven preprocessing van het geluidssignaal. Ook de grootte en de beperkte levensduur van de batterijen vormen een probleem. Er worden ook implantaten gebruikt bij epilepsie en voor pijnonderdrukking. Tot slot benadrukte Carl Van Himbeeck dat er in onze regio zeer veel expertise aanwezig is over deze problematiek; hij hoopt dat dit zal leiden tot de oprichting van meerdere spin-offs. Sigrid Maene Yves Willems 11 Sint-Barbara: Marcel Pel Sint-Barbara werd vroeger als patroonheilige van o.a. de ingenieurs gevierd op haar naamdag, 4 december. Van een feest werd het een feestweek tot zelfs een feestveertiendaagse. Maar met de invoering van het semesterexamensysteem is deze traditie in onbruik geraakt. Nu we aan de KU Leuven 150 jaar ingenieursopleiding vieren, willen we de traditie weer opfrissen en op de dag van onze beschermheilige een ereprofessoraat toekennen aan een uitmuntend ingenieur. Deze eer valt nu te beurt aan Marcel Pelgrom. 12 Marcel Pelgrom studeerde elektrotechniek aan de HTS (Hogere Technische School) in Arnhem en de Universiteit Twente. Hij werkte 27 jaar als onderzoeker en afdelingshoofd voor Philips Research op het gebied van elektronisch ontwerp. Sinds 2006 is hij medewerker van NXP. Pelgrom is gastdocent aan Stanford University, Universiteit Twente en de TU Delft. Daarnaast schrijft hij regelmatig columns in Bits&Chips. batterijtjes detectoren in elkaar om te zien of iemand de trap op kwam en dat soort zaken. Dat culmineerde tot we van Sinterklaas een pionierbouwdoos van Philips kregen met kristalontvangerradio’s. Je had er een grote spoel in zitten met een variabele condensator, een diode en een kristaloortje die je in staat stelden de sterke zenders te ‘vangen’. Op die manier is de interesse gekomen. Marcel Pelgrom, u wordt vaak in één adem genoemd met uw bevindingen en publicaties over ‘mismatch’. Wat houdt uw domein in? Nadat ik mijn HTS had gedaan en mijn militaire dienst erop zat ben ik naar de universiteit gegaan. Ik heb eigenlijk maar 3,5 jaar universiteit gevolgd, wat in die tijd een snelheidsrecord was.’ Marcel Pelgrom: ‘In veel elektronische schakelingen gebruiken we in essentie de gelijkheid van componenten. Neem het onthouden van 1 bit, dus een ja-nee-, hoog-laag-, zwart-witbeslissing, de kleinste informatiedrager. In chips gebruiken we daarvoor een circuit dat uit twee identieke helften bestaat, dat zoals een wip in een speeltuin, in één van twee posities kan staan. Als twee ongeveer even zware kinderen aan beide zijden op die wip zitten, kost het hen vrijwel geen moeite om van stand te wisselen. Dat geldt ook voor zo’n schakeling in een chip: als de beide helften gelijk zijn, kost het vrijwel geen energie om van stand te wisselen. Dat wordt anders als de helften ongelijk worden. De wip heeft een sterke voorkeur voor één zijde, net als de schakeling. En je moet veel energie gebruiken om de stand te wisselen. Dat soort ongelijkheid noemt men in een schakeling “mismatch”. Dat fenomeen speelt een rol in vrijwel elke schakeling voor geheugens, telefonie, consumentenelektronica tot de elektronica voor de CERN-versneller. U heeft verder altijd op de grens tussen de industrie en de academische wereld gewerkt. Hoe ziet volgens u de ideale kruisbestuiving tussen de industrie en de academische wereld eruit? Ik was niet de eerste die daarover publiceerde en zeker niet de laatste. Maar ik heb met mijn werk op het gebied van gelijkheid van componenten blijkbaar wat geluk gehad. Deze publicatie uit 1989 bevatte de goede mix om een betrekkelijk lastig statistisch probleem voor veel ontwerpers en technologen hanteerbaar te maken. Voortaan kon je uitrekenen hoeveel mismatch je had en voorspellen hoe groot je componenten moest ontwerpen om een robuuste schakeling te maken.’ Wat heeft u er in uw jeugd toe aangezet om te kiezen voor een opleiding (ingenieurs)wetenschappen en meer bepaald de micro-elektronica? ‘Mijn ouders hadden een fietsenwinkel met werkplaats. Ik ben dus opgegroeid in een lucht van petroleum, benzine en fietsvet. Al vrij jong begon ik een beetje mee te helpen samen met mijn broer. We bleken vooral het elektrisch gedeelte van de fiets het leukste te vinden. Al vanaf een jaar of vijf-zes knutselden we met Marcel Pelgrom: ‘Het antwoord op die vraag is zowel afhankelijk van de technische activiteit als van externe omstandigheden. De grote maatschappelijke veranderingen op wereldschaal vormen de externe krachten waarbinnen je als industrie moet opereren. Industrie heeft vooral goed opgeleide en flexibele mensen nodig. Soms ligt de focus een aantal jaren op een bepaalde categorie producten en dan zie je een hele sterke interactie, waarbij alles op stel en sprong moet gebeuren. De industrie steekt enorme hoeveelheden geld in een ontwikkeling. Maar dan verdwijnt dat weer. Voor veel academici is dat spel onbegrijpelijk. Dan komt daar de eis van de overheid naar valorisatie van wetenschappelijk onderzoek en dan letten ze er speciaal op of universitaire groepen wel voldoende bijdragen aan dit spel. Ridicuul, maar de neiging om de verantwoordelijkheid voor politieke keuzes af te schuiven naar Excelsheets is blijkbaar moeilijk te onderdrukken. Rond de tijd dat ik me 34 jaar geleden aan de Philipspoort meldde voor mijn eerste werkdag, accepteerde iedereen dat meer dan een procent van de omzet aan probeersels moest worden uitgegeven: ‘kunnen we wat met optische recording?’ (werd de CD), ‘kunnen we een lithografische machine bouwen?’ (werd ASML), enzovoort. Dit is in het huidige economische en ideologische klimaat niet meer mogelijk. Wat moet je als universiteit doen? In mijn optiek is het belang van een goede en gedegen opleiding dominant. Met goede contacten in de industrie zijn daarna goede researchresultaten verzekerd.’ grom wordt ereprofessor Wat vindt u de voornaamste evolutie in het vakgebied van de elektronica van de afgelopen tien jaar? En wat verwacht u dat de grootste mijlpaal zal zijn de komende tien jaar? Marcel Pelgrom: ‘Uiteraard zien we Moore’s Law, de verdubbeling van de hoeveelheid transistors per eenheid oppervlakte elke twee jaar, als de dominante drijfveer. Dat heeft het mogelijk gemaakt om al die goedkope elektronica te produceren. Die economische wetmatigheid was een losgebroken stier die doordendert. Aardige ideeën werden terzijde geschoven omdat de technologie ze over een half jaar al weer ingehaald had. Echter ‘no exponent lasts forever’ zoals Gordon Moore tien jaar geleden opmerkte. Mijn verwachting is dat in de komende tien jaar veel van die oude zijpaden opnieuw bekeken zullen worden. Verder zijn er revolutionaire manieren bedacht om dingen echt anders te doen, zoals polymeerelektronica. Eigenlijk wordt het nu pas echt leuk, Moore’s Law was ook wel een beetje beknellend.’ Het werkveld voor ingenieurs is in de voorbije eeuw dus veel veranderd. De KU Leuven ingenieurt 150 jaar, hoe pakken we de komende 150 jaar best aan? In welke mate moeten we onze ingenieursopleiding aan de nieuwe en toekomstige tijdsgeest aanpassen? Marcel Pelgrom: ‘150 jaar lijkt lang, maar is het soms ook niet. Na 1860 reisde je per trein van mijn geboorteplaats (Zevenaar) in ongeveer 2,5 uur naar Amsterdam, nu is dat net onder de 2 uur. De luchtvaart is 110 jaar oud, na 30 jaar vloog men al 400 km/uur en nu 800 km/uur, sneller vliegen is te duur. Om niet al te veel interrupties te hebben, beantwoord ik twee keer per dag mijn e-mail. 150 jaar geleden was dat niet anders. Sterker, in sommige steden had je zelfs drie postbezorgingen per dag, kranten verschenen in ochtend-, middag- en avondedities. Leven we dan nu echt in een moderne informatiemaatschappij? Als je rondkijkt als ingenieur, dan is er een dominant verschil: evolutie gaat zo traag dat je een mensenleven nodig hebt om vooruitgang te zien. Echte revoluties maken verschil. De stoommachine maakte dat spierkracht overbodig werd en meer voedsel met aanzienlijk minder mensen geproduceerd kon worden. De anticonceptiepil maakte dat vrouwen essentiële fases in hun leven kunnen plannen en een gelijkwaardige rol kunnen innemen. Dat zijn grote revoluties die de mensheid in zijn wezen veranderen. Internet wordt zo’n revolutie als blijkt dat de mensen daardoor in staat zijn opgedrongen ideologische verschillen te herkennen en hun schimmige leiders te ontmaskeren. Komt het zover? De rest lijkt kolossaal maar bestaat vooral uit aanpassingen aan de omstandigheden, die ook weer de andere kant op kunnen gaan. In lijn met het voorgaande denk ik dat de moderne ingenieur om verder door te groeien vooral een behoefte heeft aan een solide basis: gedegen wiskunde met een betere statistiekbasis, goede natuurkunde en halfgeleiderfysica en dan de specifieke elektronische onderdelen: elektromagnetisch veld, netwerktheorie, materiaalkunde, schakelingtechniek, meet- en regeltechniek, halfgeleidercomponenten en -schakelingen en systeemaspecten. Daarbij komen de huidige kersen op de taart: coderingstechnieken, numerieke wiskunde, halfgeleidertechnologie, betrouwbaarheid.’ Van een honorary professor krijgen we natuurlijk graag wijze levenslessen. Wat is de voornaamste goede raad die u een jonge ingenieur vandaag zou willen meegeven? Marcel Pelgrom: ‘Mijn advies is al vaak gegeven: blijf je ontwikkelen. Een van mijn vroegere bazen zei eens, en toen was hij vlak voor zijn pensioen en op directeursniveau: ik vind mijn baan leuk omdat ik elke dag weer wat leer. Ja, dat geldt ook voor mij. Dat wil dus ook zeggen: maak het je niet te makkelijk. Ga uitdagingen aan. Van dingen die je al kunt, leer je niet zo veel. Ik heb geleerd dat ik mensen kan aansturen, een zaal kan toespreken en een column kan schrijven, terwijl ik op school altijd onvoldoendes had voor mijn opstellen, spreekbeurten enzovoort. Maar ik heb bij Philips ook geleerd dat ik weinig commercieel inzicht heb, te veel rechtdoorzee ben voor de hogere diplomatie van de bestuurselite. Dat ik makkelijk risico’s neem als de beloning navenant is. Als je dat geleerd hebt, kun je tevreden zijn met de rol die je in het leven mag spelen.’ De presentatie (pdf) van Marcel Pelgrom ter gelegenheid van zijn ereprofessoraat staat online op https://eng.kuleuven.be/ kuleuveningenieurt150jaar/sintbarbarafeest Marian Verhelst Jelle De Borger 13 Bart Nauwelaers, nieuwe departementsvoorzitter en Bart Nauwelaers werd verkozen tot nieuwe voorzitter van het Departement Elektrotechniek in opvolging van Georges Gielen die per 1 augustus 2013 is aangetreden als vicerector van de Groep Wetenschap & Technologie. Wie is Bart Nauwelaers van ESAT? Laat ons met het meest interessante deel van je vraag beginnen: ESAT. Hoe ziet de nieuwe departementsvoorzitter dan zijn departement? ESAT beschrijven is niet eenvoudig. Laat mij het proberen aan de hand van een aantal kernwoorden: bruisend divers, proactief eigenzinnig en creatief. 14 Dat klinkt goed, maar leg eens uit. Wij zijn een heel divers departement en dat op verschillende gebieden. ESAT herbergt veel verschillende nationaliteiten, in mijn directe omgeving tussen de 10 en 15 schat ik en in heel ESAT zijn het er een zestigtal. Er is gezorgd voor een gezond genderevenwicht binnen het docentenkorps: met een verhouding van een vierde vrouwen doen we het duidelijk beter dan het gemiddelde in de studentenpopulatie (ongeveer 15% in de bachelor, de architecten niet meegerekend). Ook qua onderwerpen is die diversiteit te merken: van micro- en nano-elektronica tot elektrische energie en machines, van hardware tot software, van theoretische ontwikkelingen tot zeer diverse praktische toepassingen, … Bij dit laatste denk ik bv. aan de bio-informatica en aan design van sensoren, stimulatoren en implantaten. Dan was er nog ‘eigenzinnig’ en ‘creatief’. Het eigenzinnige slaat op de niet-hiërarchische structuur, de open cultuur waarbinnen iedereen het vertrouwen krijgt om zich (wetenschappelijk) te ontplooien en waarbij eigen initiatief op alle niveaus wordt gewaardeerd. Daarbij sluit het creatieve aan: je krijgt binnen ESAT de kans om erin te vliegen als je een goed idee hebt, niemand zal je stoppen, integendeel. ESAT staat voor dromen met je twee voeten op de grond. We houden niet van regelneverij, maar wel van vlotte actie. Het spreekt voor zich dat dit leidt tot een grote dynamiek. ESAT is groot. Is er wel één ESAT of heb je gewoon een aantal afdelingen? ESAT is ESAT en dat is één geheel. Je zou ESAT misschien kunnen vergelijken met een vloot met kleine bootjes. De schaal van de bootjes maakt het mogelijk snel te reageren en van richting te veranderen, maar samen vormen ze een krachtige vloot. De samenhang is er dus wel degelijk, die zit hem in de specifieke ESAT-ingesteldheid. Iedereen is ook trots op het feit dat we snel zijn om nieuwe dingen te zien aankomen, eraan te werken en wetenschappelijk resultaat te boeken. Neem nu cryptografie, waarbij we als vroege vogels startten en nu aan de wereldtop staan, denk maar aan het Rijndael-algoritme. Hetzelfde geldt voor de ontwikkeling van chips, nieuwe energienetwerken, beeldverwerking, … Maar ESAT is inderdaad groot. Er zijn een honderdtal vaste medewerkers: ZAP, BAP en ATP, meer dan driehonderd doctorandi en daarnaast ook nog deeltijdse medewerkers. Alles samen zijn er ruim zeshonderd personen verbonden aan ESAT. En dan zijn er natuurlijk nog de studenten die één van de programma’s volgen waarin ons departement een grote rol speelt: elektrotechniek (bachelor en master) en daarnaast de interdepartementale opleidingen: energie, wiskundige ingenieurstechnieken, biomedische technologie en de interfacultaire opleidingen: nanowetenschappen en nanotechnologie, en bio-informatica ... sommige met een Engelse taalvariant. We proberen de studenten trouwens ook de gelegenheid te geven om iets te organiseren; studenten en oud-studenten zullen in dit verband zeker lokaal 00.62, het zogenaamde receptielokaal, kennen. Kun je kwaliteit waarborgen in zo’n groot departement? Absoluut. Als ik kijk naar de bijdragen van de leden van het departement in academische tijdschriften en op internationale conferenties ben ik daar gerust in. Kwaliteit is bovendien niet iets dat per ongeluk gerealiseerd wordt. Kwaliteit staat bij ons voorop, ook bij aanwerving. Er wordt hard gewerkt aan een kwaliteitscultuur bij alle medewerkers. Een andere maatstaf voor die kwaliteit is volgens mij ook het aantal spin-offs. Zowat de helft van de spin-offs van de Groep Wetenschap & Technologie komen vanuit ons departement. Meer dan 20 zijn er dat ondertussen, of ongeveer 20% van alle KU Leuven spin-offs. De grootste is uiteraard imec. Imec en ESAT, een interessante relatie? Imec is er dankzij ESAT, denk maar aan het icoon Roger Van Overstraeten die jarenlang het boegbeeld is geweest. Bij de oprichting van imec is een hele generatie proffen van ESAT naar imec vertrokken. In het domein van de micro-elektronica zijn er maar enkele gebleven. Dat was een uitdaging voor het departement, maar we zijn er uiteindelijk nog sterker uitgekomen. De link met imec blijft stevig, alhoewel het karakter van de relatie toch is veranderd; imec is nu iets meer bedrijf en iets minder onderzoeksinstelling dan vroeger. kapitein van ESAT Imec is trouwens niet de enige partner van ESAT. Er is ook iMinds, Vito en een hele lijst van nationale en internationale bedrijven. Daar zitten hele grote internationale bedrijven tussen zoals AlcatelLucent, Infineon en Samsung, maar ook andere organisaties zoals de Nederlandse Taalunie. ESAT neemt ook prominent deel aan het bestuur van de universiteit. Absoluut. In het recente verleden heeft ESAT al een rector, André Oosterlinck, en vicerectoren, Bart De Moor en Karen Maex, geleverd. Op dit ogenblik zijn de vicerector Wetenschap & Technologie, Georges Gielen, en de decaan van de Faculteit Ingenieurswetenschappen, Michiel Steyaert, afkomstig uit ESAT. Joos Vandewalle is vicedecaan geweest en Antoine Van de Capelle hoofd van ICTS. André Oosterlinck heeft na zijn rectoraat het voorzitterschap van de Associatie opgenomen. Dat leiderschap uit zich ook buiten de universiteit. Er zijn heel wat collega’s die zich inzetten voor nieuwe initiatieven, zoals Energyville of die een rol opnemen binnen organisaties als IEEE. ESAT bouwt niet alleen mee aan de universiteit, maar bouwt ook met bakstenen … Dat klopt. Begin 2015 komt ESAT2 er, een nieuwbouw met plaats voor onderwijs, onderzoek en een aantal labo’s. We participeren ook in Energyville, met als sterke kracht Ronnie Belmans en zijn collega’s van ELECTA. En er is het Nanohotel, waar collega Bob Puers een hoofdrol speelt. Uiteraard doet ESAT die laatste dingen niet alleen, maar in samenwerking met collega’s uit andere departementen. Dan wordt het toch stilaan tijd om in te zoomen op de nieuwe departementsvoorzitter zelf … Wie is hij? Wat drijft hem? Bart Nauwelaers is geboren en getogen in Niel, een niet-elitaire gemeente met een geschiedenis van steenbakkerijen en schoenfabrieken. Hij heeft school gelopen in Wilrijk (Pius X), met de voordeur voor de leraars op de VIIde-Olympiadelaan (Beerschotstadion) en de achterdeur voor de leerlingen in de Cyriel Buyssestraat. Symbolisch is dat wel mooi en het past goed bij de persoon: vooraan de grandeur van de Olympische Spelen en achteraan de schrijver die sympathiseerde met de kleine man, en toch horen ze essentieel bij mekaar. Bart is een enthousiast balsporter: hij heeft heel lang voetbal gespeeld, een tijdje tafeltennis, nu nog korfbal. Hij is gehuwd en heeft twee dochters. In een ver verleden was hij ook een uiterst gedreven trompetspeler. Ik kom uit de kleinste afdeling van ESAT, wat misschien verrassend is voor een departementsvoorzitter. Mijn domein is telecommunicatie, vooral microgolftechnieken en bij uitbreiding alles wat met golven te maken heeft. Ik ben begonnen bij antennes en daarna gestart met het onderzoek in schakelingen. Nu proberen we onze kennis in te zetten in een aantal specifieke toepassingsdomeinen (MMID, biomedische metingen). De taak van departementsvoorzitter zie ik als een boeiende uitdaging. Mijn lesopdracht is voorlopig ongewijzigd en dat is best zwaar. Wegens tijdsgebrek moet ik de POC’s (permanente onderwijscommissies) waar ik lid van was, laten schieten en dat is met pijn in het hart, maar het is niet meer te combineren met de job van departementsvoorzitter. Als persoon ben ik geen tafelspringer of een klassiek leidersfiguur, maar eerder een animator en communicator, met niet alleen oog voor de feiten maar ook voor de mensen. Daarom denk ik niet dat ik het typische profiel van een ingenieur heb. Wat zie je als grote uitdagingen voor de komende jaren? Ongetwijfeld is een van de grote uitdagingen hoe de KULLOCs, de KU Leuven-afdelingen op locatie of de vroegere associatiepartners, te integreren. De bestaande structuren zullen nog moeten evolueren om dat mogelijk te maken. Het vinden van een manier om deze integratie op een correcte manier te laten verlopen, is een taak van ons allemaal. In het algemeen denk ik dat we het imago van de ingenieur moeten beïnvloeden, zodat de ingenieur meer wordt geassocieerd met zijn positieve bijdragen tot de welvaart en het welzijn van de mensen. Veel succes met het mandaat van departementsvoorzitter. Liliane Pintelon 15 Forumavond 11 december 2013 Op de historische dag 11.12.’13 had onze forumavond plaats over de evolutie van elektronische chips. Drie sprekers belichtten elk een verschillend aspect van de halfgeleidertechnologie, gevolgd door een boeiende interactie met het publiek. In het publiek waren diverse bekenden van onze Alma Mater, waaronder ererector André Oosterlinck, decaan Michiel Steyaert en een aantal (ere)professoren van ESAT, waaronder Hugo De Man, een van de grondleggers van het ontwerpen van halfgeleiders, bij velen erkend als begenadigd lesgever en visionair in het domein. 16 Prof. Wim Dehaene van de KU Leuven sprak als eerste over de historiek van de chip en de toekomstige technologische vereisten. De wet van Moore is al 50 jaar het toonbeeld van hoe de halfgeleiderindustrie evolueert. Deze wet geeft aan dat elke 18 à 24 maanden het aantal transistors op een chip verdubbelt. Dit is geen fysische wet, maar een voorspelling en uitdaging die bewaarheid zijn geworden, dankzij de schaling van de technologie. Voor de niet-halfgeleiderspecialisten onder ons werd een mooie vergelijking gemaakt. Als we een transistor op een chip vervangen door een legoblokje, betekent deze evolutie het volgende. In de jaren ’80 was de technologie gebaseerd op 3 micrometer en bevatte een chip (zoals de Intel 8086-processor) een aantal transistoren dat ongeveer gelijk is aan een aantal figuren gebouwd in Lego. Wanneer we nu kijken naar de nieuwste generatie Intel processoren (i7) in 32 nanometertechnologie, komt dit overeen met 20 keer Legoland op een chip. Verdere schaling zal moeilijk zijn omdat de grootte van een transistor in de grootte-orde komt van atomen en omwille van de grote investeringskosten voor de fabrieken die dergelijke technologieën kunnen implementeren. Daarom wordt er meer en meer gekeken naar ‘More than Moore’ (met de huidige afmetingen creatieve nieuwe technologieën ontwikkelen) in plaats van ‘More Moore’ (steeds verder schalen naar kleinere afmetingen). Concrete voorbeelden zijn gemengd analoog-digitaal ontwerp en technologieën zoals ‘RF-throughplastics’, geleiding door kunststof. Leo Warmerdam, directeur van het mixed-signal ontwerplab in NXP Research gaf een visie op het gebruik van halfgeleiders in de toekomstige ‘slimme wereld met beveiligde connecties’. NXP Semiconductors is een onafhankelijk halfgeleiderbedrijf, dat ontstaan is uit Philips Semiconductors. Het bedrijf heeft een omzet van bijna 4,5 miljard dollar en heeft meer dan 3.300 ingenieurs in R&D wereldwijd, met een afdeling in Leuven. Leo Warmerdam gaf aan dat de halfgeleiderindustrie gegroeid is door de evolutie van computers naar mobiele (slimme) telefoons en tablets. De toekomstige groei wordt gedicteerd door het ‘Internet-of-Things’, waar alles met elkaar verbonden is en waar communicatie tussen dagelijkse gebruiksvoorwerpen schering en inslag wordt. Deze communicatie is al zichtbaar in diverse toepassingen zoals communicatie tussen auto’s (bijvoorbeeld automatisch afremmen van een wagen bij een hindernis). haene Wim De Leo Warmerdam Chips: meer, sneller, kleiner, slimmer! Danny Goderis Patrick Pype De voortschrijdende urbanisatie – men voorspelt dat 80% van de wereldbevolking in 2050 in steden leeft – zorgt ervoor dat we slimme oplossingen moeten bedenken voor verkeersmobiliteit en energieverbruik. Dit is enkel mogelijk wanneer er oplossingen komen om bijvoorbeeld diverse draadloze standaarden intelligent te laten samenwerken en oplossingen te vinden die de nodige beveiliging garanderen voor de gebruiker. De robuustheid van toekomstige chipgebaseerde oplossingen en de maatschappelijke aanvaarding ervan zijn cruciaal voor toekomstig succes. Bovendien zullen de oplossingen voor de problemen van onder andere verkeersmobiliteit en intelligente huis- en kantooromgevingen enkel mogelijk zijn wanneer er samenwerkingsverbanden opgezet worden met diverse spelers in de waardeketen. NXP Semiconductors wil hierbij een rol van betekenis spelen en werkt mee aan diverse consortia met grote spelers zoals IBM, Schneider, imec, TNO en overheden om deze ‘Smart Cities’ in de toekomst mogelijk te maken. De laatste spreker was Danny Goderis, COO van iMinds, een interdisciplinair onderzoekscentrum voor innovatieve ICT-diensten en –toepassingen in de domeinen media, energie, gezondheid, ICT, productie en slimme steden. Danny Goderis’ verhaal was vooral gericht op het aantonen hoe hardware de cruciale differentiator kan zijn in productontwikkelingen waar hardware en software samenkomen. Zo is software eenvoudiger te kopiëren dan hardware. De waarde van de software van Apple is voor 93% gerealiseerd door verkoop van hardware. Differentiatie is dus vooral mogelijk door de intelligente combinatie van hardware en software, waarbij hardware een cruciaal onderdeel vormt. Danny Goderis gaf drie redenen aan waardoor het ‘blenden’ van hardware en software cruciaal is voor de Vlaamse industrie. Ten eerste is er duurzame differentiatie, mogelijk door de integratie van intelligente software met differentiërende hardware. Enkel differentiëren via de software is dikwijls te kwetsbaar voor kopiëren. Voorbeelden zijn de telecom DSLAMs en routers, displays en medische scanners. Ten tweede is er de productinnovatie en het design. Hier pleit Danny Goderis voor een flexibele methodiek voor productinnovatie, waarbij FPGA-technologie belangrijk is in het begin van de innovatiecyclus en voor kleine volumes, terwijl ASICs belangrijk worden wanneer er grote volumes aan te pas komen. Hier werden een aantal voorbeelden gegeven van nieuwe spin-offbedrijven van onze Vlaamse universiteiten, zoals onder andere Benchtop SPECT Imager, MindSpeller (medisch), Track4c; eXia (mobiliteit) en Viloc (beveiliging). Ten derde is er het aanboren van high-end nichemarkten. Competitie wordt gedreven door functionele differentie, maar in beperkte volumes. Voor deze markten en in het bijzonder voor KMO’s, is de FPGA-technologie belangrijk. Na de drie boeiende uiteenzettingen volgde nog een geanimeerd debat. Een van de hoofdpunten in de discussie was het feit dat niet de technologie het struikelblok vormt, maar wel de sociale aanvaarding van de nieuwe toepassingsmogelijkheden dankzij de geavanceerde halfgeleiders en bijhorende software. Hoe zal de maatschappij autonoom rijdende voertuigen aanvaarden? Tevens werd er ingegaan op de discussie omtrent FPGA versus ASIC. Meestal wordt deze discussie zwart-wit gevoerd, maar in de praktijk is dit niet zo. Voor een aantal toepassingen kan het onmiddellijk mikken op een ASIC een belangrijke voorsprong geven in de markt en kan het ook een aantal zaken mogelijk maken die niet kunnen met een FPGA, zoals bijvoorbeeld ultralaagvermogenverbruik (bijvoorbeeld in hoorapparaten en -implantaten, waar NXP een van de marktleiders is). De KU Leuven biedt hier eveneens een waaier aan mogelijkheden om onze Vlaamse industrie verder competitief uit te bouwen. Patrick Pype De volgende forumavond vindt plaats op 18 februari 2014. Het thema is ‘de technologische singulariteit – ingenieurs, filosofen en psychologie herontdekken elkaar’. Meer informatie en inschrijven op http://eng.kuleuven.be/AlumniVILv/forumavonden-2013-2014 17 VILv-prijs voor myo-elektrische handprothese en time scaling VILv - Alumni Ingenieurs KU Leuven heeft in overleg met de Faculteit Ingenieurswetenschappen een VILv-prijs in het leven geroepen voor de best uitgewerkte ‘P&O3’-opdrachten in de algemene bacheloropleiding en het beste architectuurontwerp in de derde fase van de bacheloropleiding burgerlijk ingenieur-architect. De winnaars waren Jeff Looijmans, Stijn Lammar, Stijn Kuypers, Stijn Lefever, Matthias Hoernaert en Pieter Jansen met hun eenvoudige myo-elektrische handprothese: De minimumvereisten voor de handprothese zijn dat ze een vol frisdrankblikje moet kunnen vastgrijpen en het ook uitschenken. Ze moet goedkoop, licht, eenvoudig en makkelijk te bedienen zijn. De groep probeert een verschil te maken met andere ontwerpen door: • onderactuatie: de aansturing van elke vinger gebeurt apart met één servomotor. 18 Al vroeg in de opleiding ingenieurswetenschappen leren de studenten multidisciplinair in groep werken in de ontwerpateliers en het opleidingsonderdeel ‘Probleemoplossen en Ontwerpen’. Als alumnivereniging juicht VILv - Alumni Ingenieurs KU Leuven deze onderwijsvorm toe en wil dan ook de best uitgewerkte opdrachten belonen met een prijs. De P&O-prijs werd op 11 december 2013 op het einde van de demodag uitgereikt door VILv-voorzitter Gert Sablon en P&O3coördinator Tinne De Laet. Voor de algemene bacheloropleiding worden acht laureaten geselecteerd door de academische begeleiders – twee uit elk van de grote richtingen elektrotechniek en werktuigkunde en telkens één uit de andere richtingen. Uit deze groep komen dan een winnaar en een runner-up. De runner-up was het team van Axel Geysels, Nikki Hendrickx, Nicolas Hoppenbrouwers, Giel Leyssens, Emil Loevbak en Tomas Fiers met ‘Time scaling’: Het is soms handig om geluid te versnellen of te vertragen. Toepassingen hiervan zijn het beatmatchen bij het dj’en, het versnellen van ingesproken teksten voor blinden of het vertragen van audio voor anderstaligen. Het signaal eenvoudigweg afspelen met een andere bemonsteringssnelheid verandert de toonhoogte. In dit project worden drie algoritmes geïmplementeerd die het signaal vertragen of versnellen zonder de toonhoogte te veranderen. De implementatie gebeurt eerst in MATLAB en vervolgens, voor real-time implementaties, in Simulink. De vingers kunnen zich in verschillende posities zetten, afhankelijk van de vorm van het vast te nemen voorwerp. • aparte onderdelen: eenvoudig in elkaar te steken, te demonteren en te vervangen. • aandacht ook voor esthetiek: vingers en pols uit plexiglas, een 3D-geprinte arm en behuizing, realistische bematingen en gewichten. Een microcontroller stuurt zowel het grijpen als de rotatie aan. Deze is voorgeprogrammeerd met een programmacode die de hoeken van de servomotoren aanpast aan de stand van de schuifknoppen of de draaiknop. Voor de studenten was dit een tussentijdse beloning van het geleverde werk. Nu rest hen nog het schriftelijk en mondeling rapporteren van het eindresultaat. Jelle De Borger Reünies Reünie 1959 Op 17 oktober 2013 kwamen wij nog eens samen met ons promotiejaar. Vroeger troffen we elkaar wel eens om de twee-drie jaar, maar nu was het van 2009 geleden, dus hoog tijd om de draad weer op te pikken. Vier jaar is te lang om je alle namen meteen weer voor de geest te halen. Deze keer was onze ontmoetingsplaats ‘De Oude Kantien’, in de schaduw van het Kasteel van Arenberg, waardoor wij ineens in ‘de sfeer van toen’ waren. Er waren 37 deelnemers; 11 collega’s hadden zich verontschuldigd. De datum was misschien wel wat te laat vastgelegd. Voor 2014 mikken wij op donderdag 18 september. Voor zover ons bekend betreuren wij in ons promotiejaar 19 overlijdens, waarvan vier sinds onze vorige samenkomst in 2009. Omdat 2013 voor onze promotie geen jubileumjaar is, werd onze reünie beperkt tot een eenvoudig etentje. Mede dankzij een uitgebreid aperitief en het erg geapprecieerde menu werd het weer een gezellig samenzijn. Wij danken hierbij VILv voor de financiële bijdrage voor het aperitief. Natuurlijk werden de verhalen en anekdotes van vroeger weer wat meer aangedikt. Om ook na het aperitief de onderlinge contactmogelijkheden te verbeteren suggereerde Frieda ons om voor de volgende bijeenkomst iets te bedenken in de aard van een wandelbuffet. Ter gelegenheid van een dergelijke reünie moet natuurlijk de adressenlijst van ons jaar geactualiseerd worden: een moeilijke opgave, waar alle hulp welkom en noodzakelijk is. Gelukkig beloofden enkele collega’s (waaronder Pierre Croon) een inspanning te doen om verloren schapen op te sporen. Ondertussen kregen we via Jef Tirez de coördinaten van Jaak Van den Sijpe, onze collega die sinds jaar en dag in de VS verblijft. Traditiegetrouw gedenken wij met ons promotiejaar het steunfonds voor ontwikkelingshulp van Piet Van Assche door een bijdrage over te maken aan de ‘Stichting Hubi en Vinciane’. Leo Hellemans Reünie 1964 Zoals ieder jaar verzamelden de ingenieurs van de promotie 1964 op de tweede zaterdag van oktober voor hun jaarlijkse bijeenkomst. We kwamen samen in Hoeve Dewalleff in het Limburgse Millen-Riemst voor een korte buffetlunch. Een ideaal moment om weer wat bij te praten in afwachting van een korte verplaatsing naar het Fort van Eben-Emael om het echte verhaal te horen van wat daar op 10 mei 1940 gebeurde. Dit fort werd in de jaren dertig gebouwd om het Albertkanaal en de Luikse zware industrie te beschermen, mocht er een conflict uitbreken. Tegelijkertijd moest op die manier ook de Antwerpse haven gevrijwaard worden, ten minste voor een paar dagen. Het fort werd als oninnneembaar bestempeld. Een beperkte en speciaal opgeleide Duitse luchtlandingseenheid had echter precies 15 minuten nodig om het fort uit te schakelen en de 1.200 Belgische soldaten die er gekazerneerd waren te neutraliseren. Vooral de piloten van de zweefvliegtuigen die boven op het fort moesten landen om er de commando’s te droppen die de schutskoepels moesten uitschakelen, verwezenlijkten een waar huzarenstukje. Deskundige gidsen legden het ons haarfijn uit tijdens een uitgebreide rondgang in het doolhof van kilometerslange gangen die deze ondergrondse kazerne vormen. Op een bepaalde plaats heeft men de verwoesting die de holle ladingen veroorzaakten bewaard, zodat bezoekers een idee krijgen van wat de ongelukkige soldaten die de koepels bemanden hebben meegemaakt. Dit bezoek is een echte aanrader. Om 17 uur waren we terug in Hoeve Dewallef voor een voortreffelijk diner, voorafgegaan door het obligate aperitief om de collega’s die pas dan het gezelschap vervoegden eveneens de gelegenheid te geven om wat bij te praten. Gelegenheidsmuziek van onze collega Hugo Claessen zorgde na het diner voor een gezellige danssfeer, waar menig collega gebruik van maakte om aan te knopen met de vroegere traditie. Een goede algemene repetitie voor de klapper van de 50e bijeenkomst in 2014, voor onze promotie een bijzonder lustrum. Freddy Decamps 19 24 urenloop 2013: VTK grijpt nipt naast goud 24 urenloop, altijd een van de meest speciale evenementen van het jaar. Maar dit jaar was anders. De spanning was al maanden op voorhand voelbaar. De looptrainingen werden niet gewoon enkele weken voor de 24 urenloop zelf georganiseerd, maar al van in het begin van het jaar. Dit jaar zou ons jaar worden, dit jaar: to victory! Ikzelf kan meestal wel goed om met stress, maar als het ontwerpdeadline én 24 urenloop is, sta ik toch ook op springen. Als er dan nog geen realtime verslaggeving is, is het hek helemaal van de dam. Gelukkig is Veto er om mij uit de nood te helpen. Maar niets gaat boven het échte werk. Niet online, niet via Facebook, maar de harde realiteit van de piste. De sfeer die er rond de piste hangt, is overweldigend. En als het even stil valt, is er altijd die ene held met zijn trompet die de sfeer weer komt opwakkeren als het middernachtuur stilaan wordt bereikt. Laurens Vanden Eynde, VTK Communicatie 20 Half twaalf, de gsm trilt de eerste keer; oproep voor het noodteam. Mijn vierde editie als doorgewinterd nachtloper begint. Het komt een beetje als een verlossende sms: na een jaar op de sukkel met een knieblessure heb ik er meer dan ooit zin in en de adrenaline verhindert de slaap al de hele nacht. Ik spring uit mijn bed en neem mijn eerder gemaakte zak mee. Vanaf nu is het 20 uren tot het einde enkel en alleen 24 urenloop. Ik ga naar de VTK-stand en de sfeer zit er meteen in: er staan nog steeds een hoop supporters en langs de kanten staan andere noodteamleden zich al op te warmen of zelfs al luid hijgend en zwetend op de best mogelijke manier te recupereren. Ook binnen in het loperskot bevinden zich lopers op de hometrainer en zelfs twee bevallige schachtjes die vol overgave het zuur uit de lopersbenen kneden, ‘this was definitely the place where I belonged’. Ik maak me klaar om een eerste keer de kuiten onder spanning te zetten. De zenuwen gieren me door de keel. Een gezonde stress voor een op en top focus op wat mijn besttijd van deze editie zal worden. Achteraf recupereren want ik ben gauw weer aan de beurt in de speedyteamshift tussen 2 en 4. Dan zijn een tweede en derde halve kilometer mijn deel. Een 1’27” en een mooie 1’24” zijn het resultaat. Maar nog meer dan het resultaat is het gevoel in de benen na een jaar van gesukkel en blessureleed bevredigend. Dit gevoel van individueel succes wordt echter zwaar verstoord door het lijden van onze lopersgroep. Tijden die de vorige jaren ’s nachts altijd een mooie tijdswinst opgeleverd zouden hebben, zijn deze keer maar een voetnoot in de constante 1’20” druk die Apolloon ons oplegt. Daarnaast krijgen we met een aantal ‘lekken’ te kampen in een voorts waterdicht tactisch meesterplan. Het niet komen opdagen van een aantal lopers is een spijtige onvoorzienigheid en dreigt ons onderbemand te maken. Maar nog meer blijkt die nacht dat heel wat speedyteamlopers van de tweede shift ook al deel uitmaken van het noodteam, dat dan al meer dan 2 uren het beste van zichzelf aan het geven is. De verhoopte lading nieuwe lopers komt er niet. Een half rondje achterstand wordt een volledig, één wordt twee, twee wordt vier. De moed zakt ons stilaan in de schoenen. Net op dat moment komen met hernieuwde kracht, als uit de hemel gezonden, onze burgievrienden van Lerkeveld. Op een moment dat Apolloon zelf ook even naar adem moet happen slaan zij keihard terug. We kunnen weer rondjes aftellen, we komen weer in de juiste flow en in de stille uurtjes maakt Lerkeveld de arena klaar voor onze schachten. “Nog 15 uur te gaan, amper drie rondjes om terug te pakken, zij zijn misschien animals voor één dag, wij zijn leeuwen elke dag opnieuw”. Robin Portier, VTK loper 1.012 rondes ... Een getal dat in mijn geheugen gegrift zal blijven staan, een getal waar ik alleen maar trots op kan zijn. Voor mij begint het verhaal van de 24 urenloop al met de eerste voorbereidingen in juli. Vaste waarden die behouden moeten blijven, oude concepten die van onder het stof worden gehaald en geheel nieuwe ideeën naar boven brengen, vormden de basis van deze 24 urenloop. Een van deze oude concepten was het opnieuw invoeren van het speedyteam en het noodteam. Iets wat achteraf wellicht een van de beste beslissingen bleek te zijn. De looptrainingen zijn nog nooit zo populair geweest en dit heeft zich dan ook uitgedrukt in het laaiende enthousiasme van onze lopers waardoor we die kaap van 1000 toertjes voorbij hebben gevlogen. Emily Haest, Groepscoördinator VTK Sport In het begin van elk academiejaar vindt de fantastische 24 urenloop plaats. Alle faculteiten en andere verenigingen doen hun best om de meeste rondjes achter hun naam te krijgen. Elk jaar zorgt dit voor een competitie die iedereen dichter bij elkaar brengt. Existenz krijgt zo ook de kans om het eetstandje voor VTK te verzorgen. Omdat dit jaar een speciaal jaar is voor onze faculteit, was het thema ‘kasteel’. De loopstand van VTK was omgetoverd tot een reusachtig kasteel. Existenz maakte dan weer een eetkraam in ware barokstijl. De verkoop van pastabekers was dé eyecatcher van het eetstandje. Toch was er voor ieder wat wils: warme wafels, muffins, soep, thee en ’s morgens ook nog koffiekoeken en muesli met fruit. De gigantisch lange rij aan de pastaverkoop liet wel vermoeden dat onze eyecatcher zijn doel had bereikt. De plaatselijke stortbuien die er tijdens die 24 uur zijn gevallen hebben de pret en de eetlust zeker niet bedorven. Het was weer een prachtige editie! Simona Nikova, Existenz Existenz: Kaffee Atelier Op 26 november was er iets aan de hand in de Vital Decosterstraat nummer 102. Het voormalige Bacteriologisch Instituut dat hier gevestigd is, werd voor één avond ingepalmd door een groep enthousiastelingen, genaamd Existenz. Deze jaarwerking wordt ieder academiejaar opnieuw gevormd door studenten van het eerste masterjaar burgerlijk ingenieur-architect, zodat er elk jaar weer een nieuwe groep staat met originele ideeën en een eigen visie. Zo organiseren zij niet enkel befaamde feestjes (Bauhouse is een begrip in het Leuvense uitgaansleven), maar richten zij zich ook op meer culturele aangelegenheden door hun reizen, tijdschriften (Unité wordt over kunstscholen in heel Vlaanderen verspreid) en cultureel getinte evenementen (de befaamde cafés). Zo werd het voormalige Bacteriologisch Instituut omgetoverd tot de locatie van ons tweede café van dit jaar: Kaffee Atelier. Alleen al aan de naam kun je zien waar we met dit café naartoe wilden: een avond waarop mensen konden kennismaken met verschillende facetten van kunst en cultuur, en dat in een Ateliersfeer. Het was dus niet enkel de bedoeling om afgewerkte kunst te komen bekijken, maar ook om kunstenaars aan het werk te zien en bezoekers de mogelijkheid tot dialoog te bieden. Zo ontmoette je tekenaars, juwelenmakers, beeldhouwers, patronenontwerpsters en nog veel meer: een groep enthousiaste kunstenaars die hun werk met alle plezier met de Leuvense student wilde delen. In de meest centrale ruimte kwam de Kaffeesfeer wat meer naar boven. Een grote ruimte, ingericht als een typisch ‘kaffee’ in een verlaten gebouw waar de klimop aan de muren groeit. Hier vond men de mogelijkheid om even te bekomen van het culturele gebeuren bij een sterk biertje, een lekkere (dik gesneden en belegde) boterham en de live muziek waar onze bandjes voor zorgden. De mengeling van ‘Kaffee’ en ‘Atelier’ bezorgde ons een heerlijke avond. De locatie die we daarvoor gevonden hadden, paste perfect in dit plaatje, een uiterst interessant gebouw met een rijke voorgeschiedenis. Aan het einde van de 19e eeuw was er een opmerkelijke groei van een nieuw soort wetenschap: de ‘bacteriologie’. Professor Joseph Denys, die hierin sterke vooruitgang boekte, en het plaatsgebrek in de voormalige instituten gaven de aanzet tot de eerste stenen van dit gebouw. Vele interessante elementen, zoals de oude paardenstallen en de wintertuin grenzend aan de woonkamer van de directeur, zijn jammer genoeg verdwenen. Momenteel is het instituut geklasseerd als monument en is men op zoek naar een nieuwe bestemming. Gelukkig zijn er ook veel elementen van het originele gebouw behouden gebleven. Vooral het ingenieuze circulatiesysteem is opvallend aanwezig en zorgt voor een feilloze verbinding tussen de vele grote en kleine ruimtes. Ook op ons Kaffee Atelier konden we daar handig gebruik van maken en leidden we onze bezoekers op een eenvoudige, logische manier doorheen onze culturele avond. Naast de Kaffeeruimte strekten zich twee lange gangen uit, ideaal als expositieruimten. Zo bracht David van Bael een expositie van ‘The Other Side’: oude, mysterieuze gebouwen en vergeten plaatsen die opnieuw in de kijker worden gezet. Een sterk staaltje Urban Exploration fotografie. Aan de andere zijde wist Stefan Beekaert veel mensen te boeien met zijn tekenexpositie. Deze twee gangen maakten maar een deel uit van wat er allemaal te beleven viel. Zo was er één kamer volledig verduisterd om dienst te doen als een filmzaal voor onze ruime selectie aan kortfilms. Een oude houten bank bleek ideaal om onze eerste uitgave van de Unité voor te stellen. Twee lezingen vonden plaats in de gewezen woonkamer van de directeur van het voormalige instituut. En daarnaast was er ook ruimte voor circusacrobaten en improvisatietheater. Na al de exposities verhuisde de avond naar de Kaffeeruimte. Studenten van alle richtingen, oud-studenten en hier en daar wat ouders en buurtbewoners namen plaats aan de tafeltjes met een Tripel Karmeliet, bio-appelsapje of iets anders uit het uitgebreide assortiment. Bij het vorderen van de avond had deze ruimte gerust wat groter mogen zijn. Zo’n massale opkomst hadden we niet verwacht en wijst erop dat er steeds meer interesse is voor zulke unieke evenementen. Tegen middernacht wisselde het laatste livebandje af met Brakken DJ, begeleid door een saxofonist. De tafels en stoelen verdwenen zodat er voldoende dansruimte beschikbaar was en niet veel later stond de dansvloer vol. Met ‘Hey Jude’ sloten we deze meer dan geslaagde avond af! Simona Nikova 21 Revue: In Creemers’ Fields Al van 1955 wordt er elk jaar een Revue opgevoerd. Ook dit jaar zal dit niet anders zijn. Een show van 60 vrijwilligers die je zullen omverblazen met hun prachtig, origineel en humoristisch theater. Grapjes van of over de proffen afgewisseld met rock, blues en klassieke muziek door ons eigen live bandje en lieflijke danseressen. Ook de teams van decor en techniek zullen dit jaar het beste van zichzelf geven. Een mix van hout, verf, spijkers, piepschuim en duct tape wordt omgetoverd tot een prachtig decor samen met het lichtspel en de special effects van techniek. Iedereen heeft er hard aan gewerkt om een geweldig toneelstuk te brengen en het publiek te laten genieten van een gezellige avond. Om de revue van dit jaar aan jullie voor te stellen, moeten we even teruggaan in de tijd. We nemen de teletijdmachine van professor Barabas en flitsen terug naar 1914 bij een zekere Ferdinand … ‘Ploef’, hier zijn we dan, een beetje verwilderd door de reis ploffen we in een weiland waar koeien staan. 22 We kijken om ons heen en zien vele mensen naar boven kijken en wijzen. We zijn nieuwsgierig en kijken ook naar boven. Ferdinand Von Zeppelin heeft op 31 maart een nieuw hoogtewereldrecord verbroken met een hoogte van 3.065 meter. Lap zeg, deze Ferdinand zochten we niet. We flitsen ons een paar maanden verder: 28 juni 1914. We komen terecht in een optocht van Frans-Ferdinand van Oostenrijk-Este, troonopvolger van Oostenrijk-Hongarije. Een paar dissidente elementen hebben een duivels plan beraamd om de kroonprins (onze Ferdinand dus) te vermoorden. ‘Kaboem’, de bom ontploft. Helaas niet goed genoeg opgelet bij Creemers; Ferdinand komt er zonder kleerscheuren vanaf. Zijn officieren hebben niet zoveel geluk. De dissidente studenten, euhm ik bedoel elementen, houden het voor bekeken en slaan op de vlucht. Knaepen r Frans-Ferdinand, die nog stipter is e g e Z © dan de bordschikking van Vandepitte, staat erop dat hij zijn agenda ongestoord kan afwerken en een extra punt(last)je mag toevoegen: het bezoeken van zijn gewonde officieren. Wat hij niet weet is dat hij met deze wending zijn eigen doodvonnis en dat van zijn vrouw © Zeger Knaepen 23 heeft getekend. Ze stappen de auto in om naar het ziekenhuis te rijden en dan slaat het noodlot toe. Allemaal toevalligheden die elkaar opvolgen: de chauffeur van de kroonprins neemt een verkeerde afslag en de auto komt tot stilstand. Princip, een van de moordberamers, komt juist uit een broodjesbar en ziet de auto staan. Hij heeft nog een geweer op zak en schiet op de kroonprins en zijn vrouw Sophie waardoor zij dodelijk gewond raken en sterven. The rest is history. Negen à acht miljoen doden (we zijn de tel © Zeger Knaepen kwijt geraakt) later, eindigde De Grote Oorlog. Ergens te midden van al dit krijgsgewoel, ergens in de Vlaanders, ligt een klein stukje loopgraaf. Nee, niet dat stukje. Een beetje meer naar rechts … een beetje meer naar links. Wel gemiddeld zitten we al goed. Hier in dit cruciaal stukje loopgraaf, als het ware de hoeksteen van het hele westelijke front, zit een afgelegen compagnie soldaten: Burgie Company. Zij zullen de speerpunt van het vijandelijke offensief moeten opvangen. De eerste linies bezwijken al langzaam onder druk van de vijand. De glorieuze leider van dit prestigieuze smaldeel is kolonel dr. ir. Claude Creemers. Deze geniale frontofficier krijgt het moeilijk. Niet alleen zal hij het moeten opnemen tegen de numeriek superieure vijand, ook zijn eigen troepen komen in opstand. WO I, hierover zal onze Revue gaan. Er worden vele moordcomplotten beraamd op de machtige officier dr. ir. Claude Creemers, we zullen ook soldaten zien die hun soldij nuttig besteden en dappere vrouwen die zullen opkomen voor hun rechten. Nu is de grote hamvraag: welk moordcomplot zal lukken en wie zal er uiteindelijk in slagen om zijn doelwit te assassineren? Of wordt er nog een plot beraamd waar niemand van weet? Zal officier dr. ir. Claude Creemers de moordcomplotten kunnen verijdelen? Om dit te weten te komen zul je op maandag 3, dinsdag 4 of woensdag 5 maart 2014 naar Alma 3 moeten komen om een papiertje te kopen. Dit papiertje zal je toegang geven tot de ontknoping van het verhaal. We zien jullie graag op onze Revue! **Iedere gelijkenis met bestaande figuren of personen berust op louter toeval** Sophie Marien Maarten Croonen COLOFON ‘GeniaaL’ is een tijdschrift van de Faculteit Ingenieurswetenschappen en VILv Alumni Ingenieurs KU Leuven, met bijdragen van medewerkers van de faculteit, alumni en studenten. ‘GeniaaL’ verschijnt viermaal per jaar: in januari, april, juli en oktober. verantwoordelijke uitgever: Michiel Steyaert redactie: Annemie Caproens, Jelle De Borger, Elke Kalokerinos, Sigrid Maene, Liliane Pintelon, Patrick Pype, Gert Sablon, Michiel Steyaert, Eric Van den Bulck, Marian Verhelst, Yves Willems, Valérie Wyns, VTK-Communicatie redactieadres: GeniaaL Faculteit Ingenieurswetenschappen Jelle De Borger Kasteelpark Arenberg 1 bus 2200 3001 HEVERLEE tel. + 32 16 32 16 89 fax + 32 16 32 19 82 [email protected] www.eng.kuleuven.be grafisch ontwerp: altera.be drukwerk: Artoos Oudestraat 19 1910 KAMPENHOUT tel. + 32 16 61 83 59
© Copyright 2024 ExpyDoc