6_Artikelen_files/Varkensbedrijf VanGinneken VanBekkum

w interview
Coöperatiedeskundige Onno van Bekkum
“Grote coöperaties zitten gevangen
in dilemma”
Tekst: Rob van Ginneken
Beeld: Onno van Bekkum
is het coöperatiemodel nog wel van
deze tijd met groeiende coöperaties en
ondernemers die niet meer vanuit emotie
handelen? volgens Onno van Bekkum wel.
De coöperatiedeskundige wijst op de sterke
eigenschappen van een coöperatie, maar ziet
tegelijkertijd dat de ledenbetrokkenheid door
verschillende oorzaken minder wordt.
De grootte van de Nederlandse coöperatiesector in cijfers gevat; de 100 Nederlandse
coöperaties hebben een gezamenlijke omzet
van 108 miljard euro, bieden emplooi aan zo’n
155.000 werknemers en hebben 23 miljoen
leden.
Vooral in de agrarische sector is de coöperatiestructuur ingebakken. Van Nederlands 100
grootste coöperaties heeft 48 % een agrarische
oorsprong, en samen zijn deze bedrijven goed
voor een omzet van 31 miljard euro. De 48
agrarische bedrijven in de top 100 van grootste
coöperaties tellen samen ruim 132.000 leden.
Alleen de financiële sector is coöperatief groter.
Naast de Rabobank zitten daar ook de grote
zorgverzekeraars bij. Ook dat zijn coöperaties,
maar de ledenbetrokkenheid is niet zo groot in
vergelijking met de agrarische sector.
Met zo’n grote coöperatieve structuur behoort
de Nederlandse agribusiness tot de top van
Europa. De Europese ranglijst van 100 grootste
agrarische coöperaties, eveneens door Onno
van Bekkum opgesteld, telt 11 ondernemingen
van Nederlandse herkomst, waaronder de twee
grootste bedrijven. FrieslandCampina en VION
voeren de ranglijst aan, hoewel VION strikt
genomen geen coöperatie is. Maar omdat
de enige aandeelhouder ZLTO is, wordt
VION wel als coöperatie gezien.
Binnen de agribusiness zijn in Europa
alleen Frankrijk (29 noteringen in
de top 100) en Duitsland (15 noteringen in de top 100) groter qua
coöperatiestructuur.
- Hoeveel agrarisch georiënteerde
coöperaties telt Nederland
eigenlijk?
18
| www.varkensbedrijf.nl / NR 1 / JANUARI 2014 / interview
“In Nederland zijn er zo’n 300 agrarische
coöperaties actief. Het werkgebied loopt
uiteen van sierteelt tot de intensieve
veehouderij.”
- Waarom zijn wij zo’n sterk coöperatief ingesteld volkje?
“Dat Nederland coöperatief is ingesteld,
zit in onze genen. We hebben het cultureel
aangeleerd en dat is ontstaan vanuit ondernemerschap, export-oriëntatie, democratie en
cultuur. We hebben de strijd tegen de zee ook
samen gevoerd. En wellicht speelt de mix van
katholiek en protestant ook mee; dat helpt ons
aan normen en waarden waardoor we de ander
in beeld houden. Goed voor het ‘samen’.”
- Coöperaties zijn de afgelopen decennia hard
gegroeid. Kijk maar naar de zuivelmarkt of
de mengvoermarkt. Lokale coöperaties zijn
opgeschaald naar multinationals. Wat vraagt
dat van een organisatie?
“De schaalgrootte is inderdaad flink toegenomen. Met uitzondering van de groenteen fruitsector, The Greenery is nog steeds niet
‘gelukt’, hebben alle sectoren een landelijk
opererende coöperatie; FrieslandCampina,
CRV, Avebe, Cosun, FloraHolland, VION. In de
voersector liep men lang achter, maar ook daar
heeft de schaalvergroting zich ingezet. Voor een
coöperatie betekent dat er met grote
aantallen leden gecommuniceerd moet
worden. Hierdoor groeit
de anonimiteit en daalt
de ledenbetrokkenheid.
Als één van velen heeft het
individuele lid ook minder
te vertellen en zo gaan leden
zich vaak gedragen. Maar ook
blijkt het niet eenvoudig
om het ledenbestuur op
een dusdanig niveau te
krijgen dat ze tegenwicht
kunnen bieden aan de
directies. De schaalvergroting stelt hoge eisen aan de
professionaliteit van de aansturing van de bedrijven. Het
ledenbestuur is toezichthouder
geworden en de directies claimen
meer en meer ruimte. Ook dat vergroot
de ledenafstand. Je moet van goede
huizen komen – ook inhoudelijk – om
tegenwicht te kunnen bieden aan
de directie. Veel grote coöperaties
zitten nu gevangen in een
dilemma van ledenbetrokkenheid, ledentoezicht
en ledenfinanciering.”
Profiel Onno van Bekkum
Dr. ir. Onno van Bekkum werd in 1969
geboren in Terborg (Gelderland) en
groeide op in Doetinchem. Na zijn middelbare school werkte hij een jaar als vrijwilliger in de baha’i-tuinen in Haifa, Israel en
begon in 1988 aan zijn studie Agrarische
Economie bij Wageningen Universiteit. Na
zijn afstuderen in december 1993 deed van
Bekkum een jaar freelance projecten, was
initiator en voorzitter van het Wagenings
Landbouwdebat en begon in 1995 bij
Rabobank Nederland.
In 1998 verhuisde hij van de Rabobank
naar het Netherlands Institute for Cooperative Entrepreneurship (NICE), gevestigd
bij Nyenrode Business Universiteit. Daar
promoveerde hij in maart 2001 op een
coöperatieproefschrift. Van Bekkum
- Waarom is ledenfinanciering onderdeel van
dat dilemma?
“Diverse ondernemingen realiseren tweederde of driekwart van hun omzet buiten de
landsgrenzen. Er ontstaan vragen als: zijn de
Nederlandse leden het beste toegerust om
die buitenlandse activiteiten te overzien? En
zijn de Nederlandse leden eigenlijk wel de
geëigende personen om deze internationale
groei te financieren? Als je hier tweemaal nee
op zou antwoorden, is de vervolgvraag: zoek je
dan financiering bij buitenlandse leden of bij
niet-leden? Beide willen de meeste coöperaties
echter niet.”
- Financiering is een gevoelig punt bij
coöperaties. Met boerengeld
opgebouwde bedrijven
hebben altijd
een ach-
vervolgde bij NICE/Nyenrode als senioronderzoeker en coöperatieadviseur en
deed projecten voor tal van coöperaties
en gelieerde organisaties in binnen- en
buitenland. Sinds die tijd houdt hij
diverse ranglijsten bij, waaronder die
van de Europese landbouwcoöperaties,
de mondiale coöperatieve zuiveltop-50,
de Nederlandse food top-100 en de
ICA-Global 300 van coöperaties in alle
sectoren. In januari 2010 begon hij zijn
eigen bureau voor coöperatieontwikkeling
onder de naam CO-OP Champions. Zijn
advieswerk profiteert van zijn database
over coöperatiestructuren en de financiën
van zo’n 3.000 coöperaties in Nederland
en bijna 800 land- en tuinbouwcoöperaties in ± 40 landen wereldwijd.
<
terban waaraan ze iets uit te leggen hebben.
Zit die verplichting hen niet in de weg bij het
maken van beslissingen? Particuliere ondernemingen hebben die emoties niet.
“Emotie is ook een kracht, een vergeten kracht
zelfs. Op de grote schaal van de wereld zie je in
deze crisistijd dat de grote ondernemingen, die
de emotie missen van de mensen om wie het
draait, de wereld lelijk in de weg zitten. Met de
coöperatie als alternatief. Het is daarom goed
om te werken aan coöperatieve revitalisering
nu het nog kan. Of het oprichten van nieuwe
coöperaties, al vindt dat vooral buiten de landen tuinbouw plaats.
Overigens hebben familiebedrijven ook te
maken met emotie, maar inderdaad niet van
dezelfde orde als bij coöperaties. De leden verwachten van hun directies een bepaald gedrag,
zoals niet te grote auto’s en geen groots
gedrag. Ze moeten de taal van de boer blijven
spreken. Van directeuren van particuliere
ondernemingen accepteert de veehouder, raar
genoeg, wel dit soort ‘machtsspelen’.”
- Hoe kijkt u aan tegen de ontwikkelingen bij ForFarmers? Het ledenbelang
lijkt daar uit het oog verloren door de
geplande beursgang. Aandeelhouders willen het hoogste rendement,
terwijl die opbrengst gegenereerd
wordt bij de leden. Ontstaat hier
geen belangentegenstelling?
“Het belang van de leden is
inmiddels gedefinieerd in termen
van aandeelhoudersbelang; er is
dus geen sprake meer van tegenwww.varkensbedrijf.nl / NR 1 / JANUARI 2014 / interview |
19
w interview
gestelde belangen. Vergeet niet dat vandaag
de dag ForFarmers nog maar 20 % van haar
omzet genereert bij haar leden. Qua omzet zijn
die leden dus niet heel belangrijk meer. Het is
dus al praktijk dat ForFarmers zaken doet op
basis van marktconforme omstandigheden.”
- Wat doet dat met de verbondenheid tussen
ForFarmers en de leden-veehouders?
“Veehouders gaan individueel bepalen
wanneer ze hun aandelen verkopen. Op dat
moment is die ‘emotionele’ binding met
­ForFarmers ook weg en kiezen ze voor de beste
keuze als ondernemer. Op basis van prijs en
kwaliteit zal ForFarmers dagelijks moeten
winnen van hun concurrenten.”
- Ik heb het idee dat veehouders sowieso minder
gebonden zijn aan coöperaties. VION is weliswaar de grootste vleesverwerker, maar de Van
Rooi Meat Group is ook hard gegroeid. En met
hen nog verschillende slachterijen. In de zuivel
speelt hetzelfde. Nieuwvestiger A-ware trekt
hard aan de leden van coöperatie en buurman
DOC.
“Dat is een kip-ei verhaal. Zijn de agrariërs
minder coöperatief geworden of investeren
de grote coöperaties te weinig in de relatie
met de grotere aantallen leden? Ik geloof
persoonlijk niet dat de Nederlandse boeren
vergeten zijn dat het een aanwinst is dat we
hier een ­coöperatieve structuur hebben. Ik heb
ook sterk de indruk dat veel van de grotere
­coöperaties zich steeds meer bewust worden
van de verantwoordelijkheid die zij hebben
naar hun leden toe. Met een sterk coöperatief
verhaal, en met goede business prestaties
voorop, kunnen ze de trots van veehouders op
hun coöperatie terugbrengen. Het is belangrijk
dat de coöperaties de leden serieus blijven
nemen, maar ook andersom. Binnen de ene
sector is dat makkelijker dan de andere.”
- Is dat wat er fout gegaan is bij VION? Een
gebrek aan communicatie tussen de directie
en toezichthouders enerzijds en de ledenveehouders aan de andere kant?
“Bij VION was er geen disciplinering door
leden ingebakken in de structuur. De boeren­
vertegenwoordigers hielden op aristocratische
wijze toezicht. Ze gingen er prat op dat VION
daardoor slagvaardig was en snel kon groeien,
maar inmiddels is gebleken dat succes dan
geen garantie is. Dat is lastig uitleggen aan de
leden. En in de tussentijd is de afstand tussen
de boer als mede-eigenaar van VION en de
leiding dusdanig groot geworden dat het uitleggen van het falen haast niet meer relevant
lijkt. Het is jammer dat er zo berustend op
20 | www.varkensbedrijf.nl / NR 1 / JANUARI 2014 / interview
Top tien Nederlandse coöperaties
Op basis van omzet valt de onderstaande top 10 van coöperaties te maken:
Naam
Sector
1. Achmea
Fin. Zorg/schade
2. Rabobank Groep Fin. Bank
3. Cooperatie VGZ
Fin. zorg
4. FrieslandCampina Ag. zuivel
5. CZ Groep
Fin. Zorg
6. ForFarmers
Ag. Aan/verkoop
7. Superunie
Ink. Food
8. Menzis
Fin. zorg
9. FloraHolland
AG. Sierteelt
10. Agrifirm
Ag. Aan/verkoop
(Bron: Coöperatie, mei 2012)
Omzet in
Aantal
Type
Aantal FTE
miljoenen €
leden
leden
19.650
19.302 6.900.000 P/Z
13.378
59670
1.862.000 P/Z
10.555
3.010
3.405.618
P
9.626
19.036
14.391
Z
7.065
2.480
2.696.720
P
6.617
2194
6.300
Z
6.247
45
13
Z
4.998
2.074
1.687.510
P
4.130
3.054
17.500
Z
2.272
3.054
17.500
Z
Europese Agribusiness coöperaties top 10
Naam
Land
Omzet in
­miljoenen €
9.626
8.870
7.903
6.954
6.954
6.468
6.161
6.083
5.494
5.346
Sector
1. FrieslandCampina
Nederland
Zuivel
2. Vion Food*
Nederland
Vlees
3. BayWa
Duitsland
Aan/verkoop
4. Arla Foods
Denemarken
Zuivel
5. Danish Crown
Denemarken
Vlees
6. Agravis
Duitsland
Aan/verkoop
7. Südzucker
Duitsland
Akkerbouw
8. InVivo
Frankrijk
Aan/verkoop
9. DLG
Denemarken
Aan/verkoop
10. Metsäliitto
Finland
Bosbouw
(Bron: Coöperatie, mei 2012)
*Vion staat wel op de ranglijst maar is strikt genomen geen coöperatie. De enige aandeelhouder is ZLTO, maar omdat die ruim 16.500 leden telt, is Vion toch op de Europese ranglijst
opgenomen.
gereageerd is door de sector. Er heerst gelatenheid onder de boeren; ze hebben geen heft
meer in handen. Dat is logisch, want je kunt er
niets aan doen. Toch denk ik wel dat er nog een
herbinding mogelijk is tussen de veehouders
en VION. Als VION ervoor open staat en de
veehouders opnieuw de verantwoording willen
nemen voor hun organisatie.”
- Is het een logische gedachte dat de schaalvergroting van coöperaties zich in de toekomst
verder door gaat zetten? Er komen immers
minder veehouders die grotere bedrijven
runnen.
“Niet noodzakelijk hoor. In Denemarken en
Nieuw-Zeeland zie je een patroon waarbij
er naast de grote coöperaties ook kleinere
­coöperaties blijven bestaan. Zoals we in
­Nederland in de zuivel CONO en CZ Rouveen
kennen, of mengvoerfabrikant Vitelia.
Grotere coöperaties zullen zich ook meer
regionaal willen gaan profileren op het vlak
van kwaliteit, duurzaamheid, kennisdeling en
ontwikkeling. Geen enkele niet-coöperatieve
onderneming zal bereid zijn zoveel te investeren
in het ondernemerschap van de vee­houders
waarmee hij zaken doet. De ­coöperatieve
bereidheid gaat veel verder dan alleen het
leveren of afnemen van producten. Coöperaties
kunnen hun kracht uitnutten door écht geloofwaardige ketens te maken tussen producent
en consument. De consument - tenminste
als burger - ziet namelijk een meerwaarde in
­eerlijke, verantwoorde productievormen die
actief bijdragen aan regionale economie en die
niet gedreven worden door het hoogste rende­
ment. Die boodschap uitdragen in de markt,
daar ligt nog een coöperatieve uitdaging. Want
grote coöperaties hebben ook naar de markt
toe moeite om de coöperatieve missie uit te
leggen. Maar ik zie een toenemende bereidheid
om daarin te investeren.”
<