Nederlandse V ereniging v oor T rombose e n Hemostase Nieuwsbrief November 2014 Nieuwsbrief Inhoud Inleiding 4 Bestuurszaken 6 NVTH AIO cursus en symposium 2014 7 Promoties 14 Wereld Trombose Dag 24 November 2014 Pagina 2 Nieuwsbrief Contents Introduction 5 Administration 6 NVTH AIO course and symposium 2014 7 PhD graduations 14 World Thrombosis Day 24 November 2014 Pagina 3 Nieuwsbrief Inleiding Hierbij de NVTH nieuwsbrief van november 2014 waarmee we u informeren over ontwikkelingen binnen het gebied van de Trombose en Hemostase en activiteiten van onze vereniging. De jaarlijkse NVTH PhD cursus heeft in 2015 het thema Veneuze Trombose en zal gehouden worden van maandag 30 maart - woensdag 1 april, wederom in Golden Tulip Strandhotel Westduin te Koudekerke. Aansluitend zal het NVTH symposium plaatsvinden op woensdag 1 april en donderdag 2 april. We hebben een nieuwe opzet voor het symposium, waarin de abstracts direct aansluiten bij de key-note lectures. Met trots kunnen wij aankondigen dat de “Van Creveld Lecture” dit jaar wordt gehouden door professor Peter Carmeliet. De key-note lectures worden dit jaar gegeven door: Robert Ariëns, Erik Klok, Bart van Vllijmen, PW Kamphuisen en Marjon Cnossen. De afgelopen maanden zijn er weer een aantal onderzoekers gepromoveerd. De samenvattingen van het promotieonderzoek vindt u verderop in de nieuwsbrief. Op 13 oktober was de eerste wereld trombosedag. In deze nieuwsbrief een korte terugblik. Speciaal voor het vijfde lustrum van de NVTH hebben we een boek samengesteld over de geschiedenis van Trombose en Haemostase Onderzoek in Nederland. Een exemplaar van het Lustrumboek kan aangevraagd worden bij Mark Roest: [email protected]. Namens het NVTH bestuur, Vriendelijke groeten, Mark Roest November 2014 Pagina 4 Nieuwsbrief Introduction We are proud to present the NVTH newsletter of November 2014 to inform you about developments within the field of Thrombosis and Haemostasis and about activities of our society. The theme of the annual NVTH PhD course 2015 is: “Venous Thrombosis” and will be held from Monday, March 30 to Wednesday, April 1st, at Golden Tulip Hotel Westduin, Koudekerke. Subsequently, the NVTH symposium will be held from Wednesday, April 1st until Thursday April 2nd. The format of the symposium is renewed: abstract presentations will be linked to the key-note lectures. We are proud to announce that the “Van Creveld Lecture” will be given by Professor Peter Carmeliet. De key-note lectures of this year will be presented by: Robert Ariëns, Erik Klok, Bart van Vllijmen, PW Kamphuisen and Marjon Cnossen. Several investigators received their PhD in recent months. The summaries of their thesis can be found in this newsletter. On October 13th, we celebrated the first World Thrombosis Day. In this newsletter a brief review. To celebrate the twenty-fifth anniversary of the NVTH we have made a book on the history of Thrombosis and Haemostasis Research in the Netherlands. Copies can be requested by sending an email to Mark Roest: [email protected]. On behalf of the NVTH Board, Sincerely, Mark Roest November 2014 Pagina 5 Nieuwsbrief Bestuurszaken Shirley Uitte de Willige is moeder geworden van een prachtige dochter! Haar naam is Juliette. Shirley Uitte de Willige gave birth to a beautiful daughter! Her name is Juliette. November 2014 Pagina 6 NVTH Course Venous Thrombosis – 30 March-1 April 2015 Golden Tulip Hotel Westduin–Koudekerke, Zeeland AIO cursus en symposium 2015 De jaarlijkse NVTH PhD cursus heeft in 2015 het thema Veneuze Trombose en zal gehouden worden van maandag 30 maart - woensdag 1 april, wederom in Golden Tulip Standhotel Westduin te Koudekerke. Aansluitend zal het NVTH symposium plaatsvinden op woensdag 1 april en donderdag 2 april. Registratie 2015: Inschrijving open : Deadline Inschrijven PhD cursus: Deadline Abstracts: Deadline Pre-registratie symposium: Deadline Registratie symposium: 20 oktober 2014 16 januari 2015 16 januari 2015 16 januari 2015 20 februari 2015 PhD course and Symposium 2015 The theme of the annual NVTH PhD course 2015 is: “Venous Thrombosis” and will be held from Monday, March 30 to Wednesday, April 1st, at Golden Tulip Hotel Westduin, Koudekerke. Subsequently, the NVTH symposium will be held from Wednesday, April 1st until Thursday April 2nd. Registration 2015: Registration open: Deadline registration PhD cursus: Deadline Abstracts: Deadline Pre-registration symposium: Deadline Registration symposium: November 2014 20 oktober 2014 16 januari 2015 16 januari 2015 16 januari 2015 20 februari 2015 Pagina 7 NVTH Course Venous Thrombosis – 30 March-1 April 2015 Golden Tulip Hotel Westduin–Koudekerke, Zeeland Monday March 30 12.00 – 13.00 Registration and lunch 13.00 – 13.05 Introduction 13.05 – 13.30 Introduction in coagulation and thrombosis 13.30 – 14.15 Mechanisms of natural anticoagulants 14.15 – 15.00 Mechanisms of therapeutic anticoagulants 15.00 – 15.30 Coffee break 15.30 – 16.10 Acquired risk factors for venous thrombosis 16.10 – 16.50 Genetic risk factors for venous thrombosis 16.50 – 17.30 Cancer and venous thrombosis 17.30 – 19.30 Dinner 19.30 – 21.00 Masterclass November 2014 Jeroen Eikenboom Jeroen Eikenboom Tilman Hackeng Michiel Coppens Astrid van Hylckama Vlieg ElisabettaCastoldi Henri Versteeg PhD students discuss own research Pagina 8 NVTH Course Venous Thrombosis – 30 March-1 April 2015 Golden Tulip Hotel Westduin–Koudekerke, Zeeland Tuesday March 31 08.30 – 09.30 Diagnosis of venous thromboembolism 09.30 – 10.30 Prevention and treatment of venous thromboembolism 10.30 – 11.00 Coffee break 11.00 – 12.00 Mouse models in venous thrombosis research 12.00 – 13.00 Fibrinolysis 13.00 – 14.00 Lunch 14.00 – 15.00 Post-thrombotic syndrome 15.00 – 16.00 Chronic thromboembolic pulmonary hypertension (CTEPH) 16.00 – 17.00 Women’s issues in venous thrombosis 17.00 - Cooking workshop and dinner November 2014 Menno Huisman Frank Leebeek Bart van Vlijmen Shirley Uitte de Willige Arina ten Cate Erik Klok Saskia Middeldorp Pagina 9 NVTH Course Venous Thrombosis – 30 March-1 April 2015 Golden Tulip Hotel Westduin–Koudekerke, Zeeland Wednesday April 1 08.30 – 09.30 Preparation debate Papers 1. Meyer G et al., Fibrinolysis for patients with intermediaterisk pulmonary embolism. N Engl J Med 2014;370:1402-1411 2. van Es N et al., Direct oral anticoagulants compared with vitamin K antagonists for acute venous thromboembolism: evidence from phase 3 trials. Blood 2014;124:1968-1975 09.30 – 10.30 Debate 1. Intermediate risk pulmonary embolism should be treated with fibrinolysis: Yes / No Moderator Frank Leebeek 2. Direct oral anticoagulants should become the drugs of first choice for the treatment of acute venous thromboembolism even in absence of antidotes: Yes / No Moderator Pieter Willem Kamphuisen 10.30 – 11.00 Coffee break 11.00 –11.30 Verbindende sessie met de Vereniging Hematologische Laboratoria (VHL) Laboratory measurement of direct oral anticoagulants 11.30 –12.00 Quality control of new assays for direct oral anticoagulants 12.00 – 13.00 November 2014 An Stroobant Piet Meijer Lunch Pagina 10 NVTH Symposium – 1 & 2 April 2015 Golden Tulip Hotel Westduin – Koudekerke, Zeeland Wednesday April I 11.00 – 12.00 Session of the Vereniging Hematologische Laboratoria (VHL) - Laboratory measurement of direct oral anticoagulants An Stroobants (AMC) - Quality control of new assays for direct oral anticoagulants Piet Meijer (ACAT Foundation) 12.00 – 13.00 Registration and Lunch 13.00 – 14.30 Session I: Keynote Lecture I + 4x PhD talks 14.30 – 15.00 Tea break 15.00 – 16.30 Session II: Keynote Lecture II + 4x PhD talks 16.30 – 17.30 Van Creveld Lecture 17.30 – 17.45 Presentation NVTH Awards 18.00 – … Dinner and party at Kon-tiki (beach) November 2014 Pagina 11 NVTH Symposium – 1 & 2 April 2015 Golden Tulip Hotel Westduin – Koudekerke, Zeeland Thursday April 2 07.30 – 09.00 Breakfast 09.00 – 10.30 Session III: Keynote Lecture III + 4x PhD talks 10.30 – 11.00 Quiz 11.00 – 11.30 Coffee break 11.30 – 13.00 Session IV: Keynote Lecture IV + 4x PhD talks 13.00 – 14.00 Lunch 14.00 – 14.30 NVTH Annual meeting 14.30 – 16.00 Session V: Keynote Lecture V + 4x PhD talks 16.00 – 16.30 Results quiz, presentation Jeanne Stibbe bokaal and closure November 2014 Pagina 12 NVTH Symposium – 1 & 2 April 2015 Golden Tulip Hotel Westduin – Koudekerke, Zeeland Prijzen 2015: Deadline Pre-registratie 16.01.2015 Registratie 20.02.2015 NVTH lid 1 pers kamer 2 pers kamer EUR 300 EUR 275 EUR 350 EUR 325 Niet-NVTH lid 1 pers kamer 2 pers kamer EUR 400 EUR 375 EUR 450 EUR 425 Dag-registratie: EUR 120 per dag Inschrijving via de website van de NVTH www.nvth.nl November 2014 Pagina 13 PhD graduation Name: Titel: Defense: Department: Promotores: Co-Promotores: Nakisa Khorsand Optimal Dosing Strategy for Prothrombin Complex Concentrate 22 october 2014 Thrombosis and Haemostasis, University Medical Center Groningen Prof. Dr. Karina Meijer, Prof. Dr. Hannek Kluin-Nelemans Dr. Nic Veeger, Dr. Reinier van Hest Behandeling van bloedingscomplicaties ten gevolge van vitamine K antagonist (VKA) gebruik is een klinische uitdaging. Naast het staken van de VKA en toedienen van vitamine K wordt bij een ernstige bloedingscomplicatie Protrombine Complex Concentraat (PCC) toegediend. PCC bestaat uit de vitamine K afhankelijke stollingsfactoren II, VII, IX en X. Deze eiwitten zijn afkomstig uit het bloed van gezonde donoren. Na intraveneuze toediening, nemen deze factoren direct deel aan het stollingsproces en is hun effect op de stolling direct zichtbaar en/of meetbaar. Nationaal en internationaal onderzoek toont aan dat veel onduidelijkheid bestaat over de juiste dosering en optimale doseerstrategie: De geregistreerde dosering is variabel en hangt af van het gewicht van de patiënt, de INR op het moment dat PCC behandeling nodig is (uitgangs INR, die in het geval van een bloeding vaak erg hoog is) en de INR die men wil bereiken met het toedienen van PCC (gewenste ofwel target INR). Het is echter de vraag of het gewicht en de INR van belang zijn op het moment dat een patiënt zich presenteert op de spoedeisende hulp met een levensbedreigende bloeding. Immers, het uitzoeken en bepalen van deze parameters kost waardevolle tijd. Een simpelere doseringsstrategie, bij voorkeur onafhankelijk van de parameters INR en gewicht, klinkt theoretisch gezien dan ook erg aantrekkelijk. Echter, over deze doseringsstrategie en de uitkomst ervan ten opzichte van een behandeling met de variabele dosering was tot nu toe weinig bekend. Wij hebben onderzocht wat het juiste doseerstrategie is bij de toepassing van PCC ter behandeling van VKA geassocieerde bloeding waarbij we de behandelresultaten van de geregistreerde, variabele dosering vergeleken hebben met die van een vaste, lage dosering. Verder hebben we de kosten-effectiviteit van beide strategieen onderzocht. Tenslotte hebben we het lange termijn beloop geobserveerd bij patienten die een dergelijke ernstige bloedingscomplicatie hebben overleefd. Hierbij keken we ook naar de besluitvorming om al dan niet de VKA therapie te herstarten na optreden van een ernstige bloedingsrisico. De belangrijkste bevindingen van dit proefschrift zijn: 1- Een lage, vaste dosering van protrombine complex concentraat werkt net zo goed als een hogere, variabele dosering en komt de snelheid tot start van de behandeling ten goede. Dit komt waarschijnlijk door de significant kortere tijd tot infusie bij toepassing van de vaste, lage dosering ten opzichte van de hogere, variabele dosering. 2- Voor het behandelen van een levensbedreigende bloeding onder vitamine K antagonist gebruik bespaart men gemiddeld € 2100,- per patiënt op de totale ziekenhuiskosten bij toepassing van een vaste protrombine complex concentraat dosering ten opzichte van een variabele dosering. 3- Een bloeding onder vitamine K antagonist gebruik moet aanleiding zijn tot heroverwegen van de antistolling omdat het bloedingsrisico bij continuering maar liefst verzesvoudigd is ten opzichte van voor de bloeding. November 2014 Pagina 14 PhD graduation Verder zagen we dat een duidelijke correlatie tussen de INR en klinisch respons op de behandeling van de VKA geassocieerde bloeding ontbreekt. Desalniettemin bleek het bereiken van een gewenste INR in de meerderheid van de studies die meegenomen zijn in onze systematische review als primaire eindpunt te zijn meegenomen. Aangezien INR meting makkelijk en objectief is, is deze toepassing in klinisch onderzoek begrijpelijk. Echter, klinische effectiviteit zou voor de beoordeling van de behandeling zowel in de praktijk als in studieverband voorop moeten staan. Het feit dat er geen universeel geaccepteerde definitie bestaat voor de klinische effectiviteit, maakt de toepassing ervan onaantrekkelijk. Tijdens het jaarlijkse congres van de “Scientific Subcommittee on Control of Anticoagulation” van de “International Society on Thrombosis and Haemostasis” (ISTH) in 2014 hebben we dit gebrek aan uniformiteit besproken. Ons voorstel tot het ontwikkelen van een gestandaardiseerde definitie van de klinische uitkomst na behandeling van een ernstige bloeding met PCC of andere bloedstollende preparaten is geaccepteerd. Met een internationale werkgroep zijn we nu bezig een standaard definitie te ontwikkelen voor de klinische effectiviteit bij het acuut couperen van antistollingstherapie. November 2014 Pagina 15 PhD graduation Name: Titel: Defense: Department: Promotores: Co-Promotores: Susanne de Wit The enlargement of thrombus formation: systems biology as a novel key November 27th Department of Biochemistry, Maastricht University Prof. Dr. J.W.M. Heemskerk Dr. J.M.E.M. Cosemans Bloedplaatjes spelen een cruciale rol bij de trombose en hemostase. Als de kleinste cellen in het bloed, helpen bloedplaatjes bij de stelping van bloedingen als gevolg van beschadiging van een bloedvat. In geval van ziekte zorgen bloedplaatjes voor trombusvorming, bijvoorbeeld door ruptuur van een atherosclerotische plaque, met als gevolg afsluiting van het bloedvat en een hartinfarct of beroerte. Trombusvorming is een dynamisch proces dat bepaald wordt door adhesie, activatie, secretie, aggregatie en contractie van bloedplaatjes. Daarnaast spelen ook componenten van het bloedplasma (zoals stollingsfactoren) en componenten van de bloedvatwand een modulerende rol bij de vorming van een trombus. In deze thesis is gebruik gemaakt van nieuwe analysetechnieken, ontwikkeld vanuit de systeembiologie, om het veelzijdige proces van trombusvorming beter te kunnen begrijpen. Hoofdstuk 1 geeft relevante achtergrondinformatie over het proces van bloedplaatjesactivatie en trombusvorming. Het klassieke model van trombusvorming gaat uit van bloedplaatjes interactie met collageen. Uit de literatuur van de laatste jaren is echter gebleken, dat ook andere adhesieve substraten in de vaatwand een rol kunnen spelen in de trombusvorming. Echter, hier is nog maar weinig over bekend. Verder is het onduidelijk in hoeverre eiwitten, die vrijgemaakt worden uit de opslaggranulae van bloedplaatjes, zoals von Willebrand factor (vWF) en trombospondine-1, kunnen bijdragen aan het proces van trombusvorming. Het eerste hoofdstuk beschrijft verder het gebruik van de flowkamer voor het meten van trombusvorming in geïsoleerd bloed. Tenslotte worden enige principes van systeembiologische analysetechnieken geïntroduceerd. In-huis ontwikkelde en commercieel verkrijgbare parallel-plaat flowkamers worden meer en meer gebruikt voor het bestuderen van het proces van trombusvorming en bloedplaatjesactivatie in bloed onder gedefinieerde stromingscondities. Hoofdstuk 2 beschrijft de vooruitgang die gemaakt is in de ontwikkeling van flowkamers, met name van de zogenaamde microfluidic devices gemaakt van polydimethylsiloxaan, waarmee met kleine bloedsamples gewerkt kan worden. Deze techniek maakt het mogelijk om sneller en efficiënter te testen. Echter de veelvormigheid van microfluidic devices - ongeveer elk laboratorium heeft zijn eigen flowkamer - maakt het lastig om de techniek te standaardiseren, waarmee deze volbloedtest nog maar zelden preklinisch ingezet wordt. Aspecten waar standaardisatie gewenst is, zijn onder meer de stromingscondities van het bloed, het adhesieve oppervlak voor bloedplaatjes en de manier van analyse van de vele testuitkomsten, waaronder microscopische beeldjes. Voor het gebruik van de conventionele Maastricht flowkamer, waarmee het grootste deel van het onderzoek beschreven in deze thesis is uitgevoerd, zijn in hoofdstuk 3 een aantal gestandaardiseerde protocollen beschreven. Dit betreft de uitvoering van een multiparameter volbloedtest voor het bepalen van de trombusvorming op verschillende soorten oppervlakken. Protocols zijn opgesteld voor het coaten van plaatjesadhesieve oppervlakken, de manier van bloedafname, de experimentele opzet, en de wijze van beeldanalyse. Bijgevoegd is ook een actielijst met wat te doen bij technische problemen. Verder November 2014 Pagina 16 PhD graduation beschreven zijn het gebruik van verschillende (confocale) fluorescentiemicroscopen, evenals methoden voor het opnemen van witlicht- en fluorescentiebeeldjes. Uitkomstmaten van deze microscopiebeelden zijn de mate van stabiele adhesie van bloedplaatjes en eindpuntparameters, zoals de morfologische score, de grootte van een trombus en de depositie van bloedplaatjes. Andere uitkomstmaten geven informatie over de mate van bloedplaatjesactivatie, te weten granulaire secretie, fibrinogeenbinding en procoagulante activiteit. Tenslotte zijn enige details vermeld van software-toepassingen en protocollen voor beeldverwerking. In het klassieke model van trombusvorming op collageen zijn slechts een beperkt aantal bloedplaatjesreceptoren actief. Bij arteriële stromingscondities (hoge afschuifsnelheden) vindt initiële bloedplaatjesadhesie plaats via glycoproteïne Ib-V-IX (GPIb) met vWF, dat gebonden is aan collageen. De bloedplaatjes worden vervolgens geactiveerd door samenspel van de twee collageenreceptoren glycoproteïne VI (GPVI) en integrine α2β1. Aggregatie van bloedplaatjes vanuit het bloed vindt plaats via de fibrinogeenreceptor integrine αIIbβ3. Bloedplaatjes hebben echter ook verschillende andere receptoren die een rol kunnen spelen bij de trombusvorming. Hoofdstuk 4 beschrijft de ontwikkeling van een multiparameter volbloedtest, waarbij de trombusvorming gemeten wordt op meerdere adhesieve oppervlakken, die tesamen alle belangrijke bloedplaatjesreceptoren omvatten. Deze test is uitgevoerd met bloedmonsters van gezonde vrijwilligers en van een aantal patiënten met een zeldzame bloedingsziekte. In totaal zijn 52 adhesieve oppervlakken (met bekende receptorinteracties) met elkaar vergeleken, en daarnaast acht uitkomst-parameters, representatief voor verschillende fasen van trombusvorming. Vervolgens hebben we bekende systeembiologische technieken gehanteerd om patronen te ontdekken in de trombusvorming voor de verschillende uitkomst-parameters en de soorten van oppervlak. Clusteranalyse leidde tot een driedeling van de oppervlakken, elk resulterend in een bepaald type van trombus. Oppervlakken waarop type I trombi gevormd werden, lieten alleen adhesie zien van losse bloedplaatjes. Type II trombi werden gevormd op oppervlakken, die meestal bestonden uit vWF in combinatie met een ander eiwit; dit resulteerde in de depositie van vele losse bloedplaatjes of van kleine aggregaten met beperkte plaatjesactivatie. Type III trombi werden gevormd op oppervlakken met bepaalde combinaties van eiwitten; deze gaven grote aggregaten bestaande uit sterk geactiveerde bloedplaatjes. Componentanalyse stelde ons in staat om een schatting te maken van de relatieve bijdrage van de afzonderlijke bloedplaatjesreceptoren aan de vorming van een type III trombus. In afnemende volgorde was deze: GPVI, CLEC-2 > GPIb > α6β1, αIIbβ3 > α2β1. Bij arteriële stromingscondities (hoge afschuifsnelheden) was de bijdrage van de receptoren CD36, αvβ3 en α5β1 verwaarloosbaar klein. Regressie-analyse leerde dat alle acht parameters bijdroegen aan de groepering in type I-III trombi, althans bij gezonde proefpersonen. Zes van deze parameters bleken voldoende voor een volledige kwantificering van dit proces. Op basis van deze analyse zijn negen van de meest relevante oppervlakken (met gecoat vWF) geselecteerd voor de bepaling van referentiewaarden betreffende zes parameters. Bloedsamples van verschillende patiënten met zeldzame plaatjesgebonden bloedingsaandoeningen werden geanalyseerd op trombusvorming en vergeleken met de controle-data. Zogenoemde heatmaps werden gemaakt voor elk van de patiënten, om inzicht te krijgen in het patroon van afwijkingen per oppervlak en parameter. Bij alle patiëntenmonsters waren er veranderingen in trombusvorming op oppervlakken voor GPIb-adhesie (vWF) in combinatie met CLEC, GPVI November 2014 Pagina 17 PhD graduation en/of α2β1. Met name parameters van secretie waren verlaagd in bloed van patiënten met partieel granulaire defecten. Anderszins waren parameters van bloedplaatjesaggregatie verlaagd in bloed van een patiënt met integrin αIIbβ3 deficiëntie en een patiënt met een myosine-celskelet defect. De heatmap van een patiënt met gecombineerd immuundeficiëntie-syndroom toonde daarentegen een toename in sommige activatieparameters. Samengevat laten deze bevindingen zien dat de fingerprints, verkregen door multiparameter en multi-oppervlakmetingen van trombusvorming, waardevol kunnen zijn bij het klinisch voorspellen van een trombotische of bloedingsneiging. In hoofdstuk 4 is tevens beschreven dat combinaties van oppervlakken met daarin vWF een sterkere trombusvorming laten zien bij hoge afschuifsnelheden dan bij lage afschuifsnelheden. Dit is in overeenstemming met berekeningen dat GPIb een grote bijdrage levert tot de vorming van type III trombi, doch alleen bij hoge afschuifsnelheden. Daarmee hebben we kunnen aantonen de vWF-GPIb interactie de meest belangrijke is voor bloedplaatjesadhesie en trombusvorming onder arteriële stromingscondities. Het eiwit vWF komt voor als zeer grote multimeren in de Weibel-Palade lichaampjes van endotheelcellen en in de α-granulae van bloedplaatjes. Na vrijzetting in de bloedstroom knipt het matrixmetalloprotease ADAMTS-13 deze grote multimeren in kleinere en daarmee minder actieve multimeren. Deze proteolyse gebeurt op asymmetrische wijze, wat resulteert in zogenaamde tripletvormen van vWF multimeren met kleine verschillen in molecuulgewicht. De grotere tripletvormen hebben een langere N-terminale zijde met daarin een extra GPIbbindingsplaats. In hoofdstuk 5 zijn twee vWF-preparaten die verschilden in samenstelling van tripletten, en die functioneel zijn gekarakteriseerd. Uitvoerige analyse toonde aan dat het vWF-preparaat met extra N-terminus een hogere bindingsaffiniteit voor GPIb had dan het andere preparaat. Verhoogde plaatjesadhesieve werking het eerste preparaat werd bevestigd middels flowkamerexperimenten over collageen onder arteriële stromingscondities, evenals met bloed van patiënten met de ziekte van von Willebrand. Met deze resultaten tonen we aan dat een veranderde tripletsamenstelling, zoals soms aanwezig in deze patiënten, kan resulteren in veranderde bloedplaatjesadhesie onder stromingscondities. Het glycoproteïne CD36 wordt gezien als dé receptor van een eiwit dat sterk tot expressie komt in de α-granulae van bloedplaatjes, namelijk trombospondine-1 (TSP1). De precieze rol van CD36 en TSP1 bij de trombusvorming onder stromingscondities is echter onduidelijk. Hoofdstuk 6 beschrijft experimenten om hierin opheldering te brengen, gebruik makend van bloed van muizen met een deficiëntie in ofwel CD36 ofwel TSP1. Aangetoond is dat het secretieproduct van normale bloedplaatjes, maar niet van bloedplaatjes zonder TSP1, de adhesie en fosfatidylserine-expressie verhoogt van bloedplaatjes mits deze ook CD36 bevatten. Bovendien verhoogde het secretieproduct van normale bloedplaatjes de collageengestimuleerde integrine-activatie en fosfatidylserine-expositie tijdens de trombusvorming onder stromingscondities. In overeenstemming hiermee bleken er in vivo minder stabiele trombi gevormd te worden met meer embolisatie in muizen met een CD36deficiëntie. Tesamen duiden deze resultaten op een verankerende rol van plaatjesgesecreteerd TSP1 via CD36 bij de adhesie van bloedplaatjes en de collageenafhankelijke trombusstabilisatie. Daarmee wordt de TSP1-CD36 interactie gezien als een volgende bloedplaatjes ligand-receptor as, die kan bijdragen tot de stabiliteit van een trombus. Hoofdstuk 7 beoogt meer inzicht te geven in de rol van bloedplaatjes bij de bloedstolling. Op basis van analyse van gepubliceerde studies, uitgevoerd met genetisch gemodificeerde muizen en met farmacologische remmers, laten we zien dat de November 2014 Pagina 18 PhD graduation fosfatidylserine-expositie van bloedplaatjes gestimuleerd met collageen gereguleerd wordt door een veelvoud aan signaleringseiwitten en membraanreceptoren, merendeels direct of indirect betrokken bij de calciumsignaalgeneratie. Verder blijken ook regulerende eiwitten van de secretie van α- and δ-granulae alsmede diverse granulaire eiwitten van belang te zijn voor de fosfatidylserine-expositie. Het fosfatidylserine-exposerend membraan biedt een functioneel oppervlak voor trombine- en fibrinevorming, en daarmee voor de fibrineafhankelijke retractie van een trombus. Onze data-analyse toont verder een opmerkelijke overeenkomst tussen de plaatjeseiwitten betrokken bij ogenschijnlijk zo uiteenlopende processen als stolselretractie, integrine-signalering, vorming van homotypische plaatjesplaatjes interacties en actine-celskelet organisatie. Samengevat laat deze review zien dat, bij de collageen-adhesie van bloedplaatjes, ten dele gemeenschappelijke signaleringseiwitten en gezamenlijke activeringpaden zorgen voor de drie kenmerken van de bloedplaatjesafhankelijke stolling, te weten fosfatidylserine-expositie, vorming van trombine en fibrine, en retractie van het stolsel. Een uitgebreid overzicht over muizenstudies is opgenomen in hoofdstuk 8. Uitgewerkt hierin is een meta-analyse van gepubliceerde effecten van genetische modificatie op arteriële trombusvorming in vivo en in vitro, dit in vergelijking met effecten op de staartbloeding. In deze meta-analyse zijn 1080 studies opgenomen, resulterend in een database van 315 muizengenen, die onderzocht zijn op een rol in arteriële trombose en/of hemostase. Gebruik makend van een gecalibreerde driepunts- en vijfpuntsschaal, hebben wij de effecten van genetische modificatie zo goed en volledig mogelijk in kaart gebracht. Daarbij blijkt dat de manier van vasculaire beschadiging een sterker variante parameter is voor het gen-effect op de trombusvorming dan het vaatbed van beschadiging. Verder vinden wij een sterke correlatie tussen de uitkomst van in vivo trombosestudies en die van in vitro studies met flowkamers, met name bij de collageen-afhankelijke trombosemodellen. De scores laten verder zien dat er in totaal 44 genen zijn, waarbij een positieve bijdrage aan de trombusvorming niet gepaard gaat met een veranderde staartbloeding. Door gebruik te maken van systeembiologische technieken konden wij een netwerk construeren van overeenkomstige humane genen, met daarin diverse nieuwe genen en eiwitten die een doel kunnen zijn voor antitrombotische therapie. Deze meta-analyse bevestigt de hoge mate van homologie tussen muis en mens van de processen en eiwitten betrokken bij de trombusvorming. Verder kan deze systematische vergelijking van in vivo en in vitro studies bijdragen tot de 3V alternatieven van proefdieronderzoek (vervanging, vermindering, verfijning). In het afsluitend hoofdstuk 9 zijn de meest belangrijke bevindingen van dit proefschrift bediscussieerd in het licht van de huidige literatuur en de mogelijke klinische relevantie. Toegelicht wordt hoe zowel de muizenstudies als de toegepaste systeembiologische analysemethoden meer inzicht bieden in de complexiteit van de trombusvorming. Name: Name: November 2014 Mourits van Montfoort Susanne de Wit Pagina 19 PhD graduation Name: Maurits van Montfoort Titel: Date: Department Promotores: Factor XI as target for antithrombotic therapy 14 november 2014 (14.00 uur) Experimentele Vasculaire Geneeskunde prof. dr. J.C.M. Meijers Wereldwijd sterven de meeste mensen door een probleem in de bloedstolling: trombose. In feite is trombose activatie van de bloedstolling op het verkeerde moment op de verkeerde plek. Normaal treedt activatie van de stolling pas op na beschadiging van een bloedvat, bijvoorbeeld als iemand zich in de vingers snijdt. Dit verlies van bloed moet zo snel mogelijk worden gestopt en hiervoor wordt het stollingssysteem geactiveerd. Wanneer de stolling wordt geactiveerd in een intact bloedvat en daardoor de bloedstroom belemmert spreken we van een trombus. Trombi kunnen in alle vaten van het menselijk lichaam optreden, van de allerkleinste vaatjes in de vingertoppen tot de grote slagaders van en naar het hart. Over het algemeen wordt er onderscheid gemaakt in arteriële- en veneuze trombi. Arteriële trombi ontstaan in slagaders, de bloedvaten die zuurstofrijk bloed van het hart naar de rest van het lichaam brengen. Veneuze trombi ontstaan in venen, die het zuurstofarme bloed terugbrengen naar het hart. Een dergelijke trombus is vaak vrij instabiel en regelmatig breken er stukjes af. Deze afgebroken stukjes worden vervolgens meegevoerd met het bloed en lopen dan vast in kleinere bloedvaten. Dit noemen we een embolie. Als een trombus of embolie vastloopt in de vaten die het hart van bloed voorzien (de coronair vaten), krijgt een gedeelte van het hart minder bloed en dus minder zuurstof wat leidt tot een hartinfarct. Een vergelijkbaar mechanisme kan optreden in de hersenvaten en dan spreken we van een herseninfarct of beroerte. Dit zijn potentieel dodelijke aandoeningen en veroorzaken substantiële invaliditeit. Belangrijke risicofactoren op het ontstaan van deze ziekten zijn roken, hoge bloeddruk of een verhoogd cholesterol. Veneuze stolsels ontstaan vaak in de onderbenen, dit is in principe niet dodelijk, maar deze stolsels kunnen wel vervelende klachten geven. Echter, als er een embolie vanuit de benen vastloopt in de longvaten ontstaat er wel een levensbedreigende aandoening, een longembolie. Dit kan leiden tot een longinfarct. Stolsels in de venen treden vaker op bij mensen met kanker, na een operatie en bij vrouwen die de anticonceptiepil gebruiken. Een belangrijk onderdeel van de behandeling van trombose, zowel arterieel als veneus, is het gebruik van antistollingsmedicatie. Antistollingsmiddelen worden al sinds de jaren ’50 van de vorige eeuw gebruikt en zijn zeer effectief in het voorkomen van trombose. Deze antistollingsmiddelen brengen echter wel een groot nadeel met zich mee, ze werken zo goed dat het volledige bloedstollingssysteem wordt geremd. Met andere woorden, zelfs het kleinste sneetje in de vinger kan moeilijk worden gestelpt. Het bloedverlies kan zelfs zo groot worden dat patiënten komen te overlijden, bijvoorbeeld na een val op het hoofd of bij een ongeluk. De wetenschap is daarom hard op zoek naar een antistollingsmiddel wat enerzijds trombose voorkomt, maar anderzijds geen bijwerkingen veroorzaakt in de vorm van bloedingen. Dit is nog niet zo eenvoudig, omdat er een zeer precair evenwicht bestaat tussen bloedstolling, bloeden en trombose. Het is dus zaak om een antistollingsmiddel te ontwikkelen dat minimaal net zo effectief is als de bestaande middelen zonder dat er bloedingen optreden. Om dit te bewerkstelligen hebben wij in ons onderzoek gekozen voor een ander aangrijpingspunt dan de bestaande antistollingsmiddelen. Om dit nader toe te lichten is enige kennis van het bloedstollingssysteem noodzakelijk. In het bloed zijn een November 2014 Pagina 20 PhD graduation groot aantal stollingsfactoren aanwezig. De stollingsfactoren circuleren in een inactieve vorm. Door beschadiging van een bloedvat worden bepaalde factoren geactiveerd, die op hun beurt weer andere factoren omzetten in hun actieve vorm waardoor een keten van reacties ontstaat. Een belangrijke eerste stap bij dit proces vindt plaats wanneer tissue factor (weefselfactor) vanuit de bloedvatwand in contact komt met het bloed, bijvoorbeeld na beschadiging. Tissue factor bindt vervolgens aan het in bloed circulerende factor VIIa. Dit vormt een complex wat stollingsfactoren IX en X kan activeren. Dit leidt uiteindelijk via de activatie van trombine tot een fibrinenetwerk wat de beschadiging kan afsluiten. Daarnaast activeert trombine ook nog factor XI, wat een startpunt is voor een positieve terugkoppeling waardoor meer trombine en dus meer fibrine wordt gevormd. Uit bovenstaande kan men dus afleiden dat factor XI niet betrokken is bij de eerste stappen van de bloedstolling, maar pas later in het proces betrokken raakt. Je hebt dus waarschijnlijk in eerste instantie geen factor XI nodig om een wond af te dichten. Uit onderzoek is echter wel gebleken dat factor XI betrokken is bij trombose, de pathologische kant van de bloedstolling. Dit heeft geleid tot de hypothese dat remming van factor XI geen invloed heeft op de bloedingsneiging, maar wel trombose voorkomt. Deze informatie komt met name van patiënten met een genetisch defect, waardoor ze minder of helemaal geen circulerend factor XI in hun bloed hebben. Dit is een zeer zeldzame ziekte die in ongeveer 1 op de 1.000.000 mensen voorkomt. Deze mensen hebben eigenlijk nauwelijks bloedingsproblemen, terwijl ze wel minder vaak trombose hebben. Dit suggereert dat factor XI een goed aangrijpingspunt is voor antistollingsmedicatie. Nu factor XI is vastgesteld als aangrijpingspunt voor antistollingsmedicatie, vroegen we ons af wat de beste manier is om factor XI te remmen. Factor XI is een eiwit en er zijn verschillende manieren om een eiwit te remmen. Wij hebben gekozen voor antistoffen tegen factor XI en factor XI antisense oligonucleotiden. Allereerst de antistoffen. Antistoffen zijn eiwitten die betrokken zijn bij de afweer van bijvoorbeeld bacteriën of virussen. In principe kan het afweersysteem antistoffen maken tegen alles wat het niet als lichaamseigen herkent. Daarom kun je ook niet zonder problemen een orgaantransplantatie uitvoeren, het afweersysteem markeert het nieuwe orgaan als ‘vreemd’ en zal er alles aan doen om het af te stoten. Van dit gegeven hebben we gebruikt gemaakt bij de ontwikkeling van de antistoffen tegen factor XI. We hebben muizen geïnjecteerd met menselijk factor XI, het afweersysteem van de muis herkent dit menselijk factor XI als vreemd eiwit en gaat antistoffen maken. Vervolgens hebben we de muis getermineerd en uit de milt deze specifieke antistoffen (2 in totaal) geïsoleerd. Eerst hebben we de antistoffen uitgebreid onderzocht in het laboratorium. Hieruit bleek dat de (muizen) antistoffen menselijk factor XI remde en daarmee ook de bloedstolling. Door deze resultaten hebben we besloten te onderzoeken of de antistoffen geschikt waren voor de behandeling van trombose. Hiervoor hebben we gebruik gemaakt van een diermodel. Muizen werden behandeld met de antistoffen tegen factor XI, placebo (nepmedicijn) of heparine (de huidige standaard voor de behandeling van trombose), vervolgens werd trombose veroorzaakt en keken we naar trombusformatie. Het bleek dat de muizen die behandeld waren met de antistoffen tegen factor XI significant minder trombose hadden dan de muizen in de placebo groep. Tevens traden er geen bloedingen op bij deze muizen, ook niet na beschadiging van een bloedvat. Echter, de antistoffen waren niet zo effectief als heparine en daarom hebben we verder gezocht naar nog betere antistoffen tegen factor XI. Hierbij hebben we met name gelet op de capaciteit van de antistof om te binden aan factor XI. Hoe hoger de bindingscapaciteit, November 2014 Pagina 21 PhD graduation hoe beter de antistof factor XI herkent in de circulatie en hoe beter de remming. Twee nieuwe antistoffen tegen factor XI bleken een 10x sterkere binding te hebben dan de eerder beschreven antistoffen. Deze antistoffen hebben we vervolgens onderzocht in hetzelfde diermodel. Het bleek dat de antistoffen net zo effectief waren in de behandeling van trombose als heparine. Daarnaast is een van de antistoffen dusdanig aangepast dat deze ook geschikt is voor menselijk gebruik. Ten tweede de factor XI antisense oligonucleotiden. Dit zijn medicijnen die op RNA niveau voorkomen dat factor XI geproduceerd wordt in de lever. In plaats van een eiwit te remmen zoals de antistoffen, voorkomen de antisense oligonucleotiden dat factor XI überhaupt gevormd wordt. Deze medicijnen bleken zeer effectief voor de behandeling van trombose, zowel arterieel als veneus. Dit was echter alleen getest bij jonge muizen zonder atherosclerose, terwijl de meeste trombose optreedt bij oudere patiënten met atherosclerose (aderverkalking). Over het algemeen is atherosclerose het onderliggend lijden van arteriële trombose, daarom hebben we onderzocht wat het effect is van factor XI remming op trombose in muizen met atherosclerose. Het bleek dat muizen behandeld met factor XI antisense oligonucleotiden veel minder trombusvorming hadden in atherosclerotische vaten, terwijl ze wel in staat waren een beschadigd vat af te dichten. Factor XI speelt dus een rol in de acute fase van atherosclerotische aandoeningen zoals een hartinfarct of een beroerte. Tot slot vroegen we ons af of factor XI ook betrokken is bij het ontstaan van atherosclerose zelf. Om dit te onderzoeken hebben we muizen 3 maanden op een dieet gezet wat verrijkt was met vet en suiker, een zogenaamd westers dieet. Hierdoor ontwikkelen deze dieren forse atherosclerose in hun bloedvaten. De muizen werden in 3 groepen verdeeld: 1 groep kreeg de factor XI antisense oligonucleotiden, groep 2 kreeg dabigatran (een nieuw antistollingsmiddel) en de derde groep kreeg een placebo. Na 12 weken werd de hoeveelheid atherosclerose geanalyseerd in het hart en de grote vaten. Hieruit bleek dat muizen die behandeld waren met dabigatran of factor XI antisense oligonucleotiden minder atherosclerose hadden dan muizen die placebo kregen. Dit suggereert dat stolling en stollingsfactoren invloed hebben op het ontstaan van atherosclerose. Als blijkt dat remming van factor XI inderdaad veilig is, zouden factor XI remmers gebruikt kunnen worden voor de chronische behandeling van atherosclerose en daarmee gepaard gaande aandoeningen zoals beroertes en hart infarcten. Dit dient echter eerst goed uitgezocht te worden in klinische studies. Samenvattend kunnen we concluderen dat remming van stollingsfactor XI een veilige methode is om trombose te voorkomen in muizen. De toekomst zal leren of remming van factor XI ook effectief is in het voorkómen van trombose bij mensen. November 2014 Pagina 22 PhD graduation Name: Titel: Date: Department: Promotores: Co-Promotores: Saartje Bloemen Managing anticoagulant therapy using innovative thrombin generation assays 19 december 2014 Synapse BV/Biochemie, Universiteit Maarstricht Prof. Dr. T. Hackeng, Prof. Dr. H.C. Hemker Dr. R. Al Dieri, Dr. B. de Laat Wanneer een bloedvat beschadigd wordt, moet er een stolsel gevormd worden om het bloeden te stelpen. Als dit stolsel op een verkeerd moment ontstaat, spreekt men van trombose waarbij het bloedvat deels of volledig kan worden afgesloten. Wanneer mensen lijden aan trombose kunnen ze behandeld worden met stollingsremmers, zoals vitamine K antagonisten (coumarines waaronder acenocoumarol en fenprocoumon), heparines en de nieuwe orale anticoagulantia (NOACs), meer bepaald de directe trombineremmers (bv. dabigatran) alsook directe factor Xaremmers (bv. rivaroxaban). Een van de belangrijkste factoren die de bloedstolling in de hand werkt, is trombine. Dit enzyme zorgt ervoor dat er fibrinedraden gevormd worden die de beschadiging in de vaatwand helpen dichten. De trombinegeneratie test registreert de vorming van trombine en hoe meer trombine gevormd wordt, hoe hoger het risico op trombose; hoe minder trombine, hoe hoger het risico op bloedingen. Wanneer patiënten behandeld worden met stollingsremmers moet het effect van de medicatie gemeten kunnen worden. Dit gebeurt momenteel met verschillende testen voor de verschillende stollingsremmers. Zo wordt bv. de protrombine tijd omgerekend naar de INR om coumarines te monitoren. Deze protrombine tijd kan echter niet gebruikt worden voor het monitoren van heparine. Wij hebben het effect van de stollingsremmers op de trombinegeneratie test bestudeerd. Hieruit bleek dat alle stollingsremmers die getest werden de vorming van trombine in de test remmen. Uit de studies bleek bovendien dat sommige personen veel sterker reageren op de medicatie dan anderen, hetgeen gevolgen kan hebben voor hun behandeling. Verder werd onderzocht of patiënten, behandeld met coumarines, getest konden worden met de recent ontwikkelde trombinegeneratie test in volbloed. Hieruit bleek dat de resultaten vergelijkbaar waren met die in plasma. Daarnaast heeft de test in volbloed een voorspellende waarde voor bloedingen in deze patiënten. De resultaten wijzen erop dat de trombinegeneratie test gebruikt kan worden om stollingsremmers te onderzoeken en dat er meer informatie wordt verkregen dan met de conventionele testen. November 2014 Pagina 23 World Thrombosis Day Waarde NVTH-ers, Een korte terugblik op 13 oktober, Wereld Trombose Dag (WTD), die dit jaar voor het eerst plaats vond en in het leven werd geroepen door de International Society of Thrombosis and Haemostasis. WTD vindt vanaf nu jaarlijks plaats op de geboortedag van Virchow (1821), van de bekende trias, die anno 2014 nog steeds standhoudt. Internationaal viel WTD samen met de publicatie van het “Global burden of disease” stuk wat in JTH en alle andere trombosebladen, met editorial in de Lancet is geplaatst. Ook in Nederland is het goed gelukt aandacht te geven aan WTD! Vele NVTH-leden hebben hun bijdrage geleverd aan plaatselijke en landelijke acties. In Leiden werd er voorlichting gegeven op de plaatselijke zaterdagmarkt en is er een geaccrediteerde bijeenkomst voor huisartsen en andere geïnteresseerde professionals gehouden gevolgd door een publiekslezing met Leidenaars. In Rotterdam hebben tromboseonderzoekers een stand ingericht nabij de hoofdingang van het ErasmusMC en zij hebben veel aanloop gehad. Ook stond er een stukje in het AD-Rotterdam Dagblad over trombose en de aandacht hiervoor in het ErasmusMC, en heeft Frank Leebeek een live interview gegeven over trombose bij radio Rijnmond. In Amsterdam is een aantal publiekslezingen gegeven waarbij met name polikliniek patiënten werden ontvangen. Het was duidelijk dat we in een behoefte voorzagen. En in Maastricht zijn er stollingsproeven gedaan, is er geborreld en was er muziek, zoals het het bourgondische zuiden van onze oud-voorzitter Tilman Hackeng betaamt! En tenslotte was er aandacht in de landelijke pers, met een artikel met aandacht voor trombose in de Telegraaf (wat wellicht het publicatie-hoogtepunt van het jaar van uw huidige voorzitter betreft). De TSN heeft overal gezorgd voor vrijwilligers, grote vlaggen, een fraaie krantenbijlage over trombose en radiospotjes. Al met al een geslaagd begin van een nieuwe traditie. Als NVTH maken wij ons sterk voor ons vakgebied. WTD helpt hierbij. Ideeën voor WTD 2015, plaatselijk of landelijk, juichen wij dan ook zeer toe. Namens de NVTH-WTD commissie Tilman Hackeng, Frank Leebeek, Karina Meijer, Pieter Reitsma Saskia Middeldorp November 2014 Pagina 24 World Thrombosis Day Wereld Trombose Dag in Maastricht (MUMC+) – 13 oktober 2014 Eindelijk was daar de dag waar we lang naar hadden uitgekeken: de Wereld Trombose Dag, en wel in Maastricht. Op 13 oktober, de geboortedag van de Duitse trombosewetenschapper Rudolf Virchow, begon het dagprogramma om 13 uur in de Serrehal van het ziekenhuis. De trombosedienst, het Hart en Vaat centrum en vele andere hadden een stand opgebouwd. Ook Tinie van den Bergh en Ilona de Jong waren als ambassadeurs van de Trombosestichting aanwezig. Gedurende de dag kon men het nieuwe Centraal Diagnostisch Laboratorium bekijken en men kon speed-daten met verschillende dokters en een apotheker. Er waren demonstraties van point-of-care stollingstesten, informatie over steunkousen, de trombosedienst, voeding en vitamine K, en enkele stands van de sponsoren van deze dag. Vele patiënten en hun familie namen de tijd om even bij de stands te blijven staan en informatie tot zich te nemen. Het dagprogramma sloot af om 17 uur en vervolgens werden enkele stands, waaronder die van de Trombosestichting naar de universiteit verhuisd voor het avondprogramma. Om 18 uur begon het avondprogramma in het trefcentrum van de universiteit aan de universiteitssingel 40. Op deze mooie locatie waren er verschillende stands en posters te zien met uitleg over het stollingsonderzoek uitgevoerd aan de afdeling Biochemie. Er was een signeersessie door de auteurs van het Vitamine K kookboek, Dr. Leon Schurgers en professor Ten Cate. Ook kon men van prof. Coen Hemker een gesigneerde versie van zijn bekende trombineboek krijgen. Daarnaast was er ook een stand van het spin-off bedrijf van Biochemie Synapse dat hun volbloed trombinegeneratie meting demonstreerde. Het publiek kon genieten van de geboden activiteiten met een kopje koffie met een lekker stukje Limburgse vlaai als ook luisteren naar de gezellige muziek van Mario Nyeky and the Road. Om 19 uur begon in de Maastrichtzaal het publieke symposium met een introductie over de Wereld Trombose Dag door prof. Tilman Hackeng. Kristien Winckers, interniste in opleiding en jarenlang dokter van de trombosedienst, gaf vervolgens een heel helder praatje over wat trombose precies is, en vooral wat de waarschuwingstekens waren. Hierna was er een duo presentatie gegeven door prof. Hugo Ten Cate samen met Tinie van den Bergh over de behandeling van trombose. Tinie vertelde haar aangrijpende verhaal over haar 6 longembolieën vanaf zeer jonge leeftijd tot aan recente jaren. Samen met het vraaggesprek met prof. Ten Cate maakte dit een grote indruk op het publiek. Vervolgens werd er een film vertoond van een bergexpeditie van dr. Bas de Laat van het Universitaire spin off bedrijf Synapse waarin men de relatie tussen (hoogte) hypoxie en trombose heeft onderzocht. Deze film “Red meets White” werd ingeleid door Edward Bekker die als gediplomeerde berggids de expeditie in goede banen heeft geleid. Na een akoestisch intermezzo van Mario Nyeky and the Road vervolgde prof. Hackeng het symposium met een lezing over de factor V Leiden mutatie en de relatie met trombose. Vervolgens werd de film “Red meets Gold” vertoond waar men onderzoek gedaan heeft naar inspanning door bij sporters voor en na de Amstel gold race bloed af te nemen. Deze film betrof een wereldprimeur en werd ingeleid door Ilze Bekker, naast partner van Edward Bekker ook semiprofessioneel wielrenster. Als afsluiting kon iedereen onder een lekker drankje en muziek nog wat napraten en vragen stellen aan de aanwezige specialisten. De algemene indruk was dat iedereen over deze eerste wereld trombosedag zeer tevreden was. November 2014 Pagina 25 World Thrombosis Day November 2014 Pagina 26
© Copyright 2024 ExpyDoc