LEES de nieuwsbrief van November 2014

 Nederlandse V ereniging v oor T rombose e n Hemostase Nieuwsbrief November 2014 Nieuwsbrief Inhoud
Inleiding
4
Bestuurszaken
6
NVTH AIO cursus en symposium 2014
7
Promoties
14
Wereld Trombose Dag
24
November 2014 Pagina 2 Nieuwsbrief Contents
Introduction
5
Administration
6
NVTH AIO course and symposium 2014
7
PhD graduations
14
World Thrombosis Day
24
November 2014 Pagina 3 Nieuwsbrief Inleiding
Hierbij de NVTH nieuwsbrief van november 2014 waarmee we u
informeren over ontwikkelingen binnen het gebied van de Trombose en
Hemostase en activiteiten van onze vereniging.
De jaarlijkse NVTH PhD cursus heeft in 2015 het thema Veneuze
Trombose en zal gehouden worden van maandag 30 maart - woensdag
1 april, wederom in Golden Tulip Strandhotel Westduin te Koudekerke.
Aansluitend zal het NVTH symposium plaatsvinden op woensdag 1 april
en donderdag 2 april.
We hebben een nieuwe opzet voor het symposium, waarin de abstracts
direct aansluiten bij de key-note lectures. Met trots kunnen wij
aankondigen dat de “Van Creveld Lecture” dit jaar wordt gehouden door
professor Peter Carmeliet. De key-note lectures worden dit jaar gegeven
door: Robert Ariëns, Erik Klok, Bart van Vllijmen, PW Kamphuisen en
Marjon Cnossen.
De afgelopen maanden zijn er weer een aantal onderzoekers
gepromoveerd. De samenvattingen van het promotieonderzoek vindt u
verderop in de nieuwsbrief.
Op 13 oktober was de eerste wereld trombosedag. In deze nieuwsbrief
een korte terugblik.
Speciaal voor het vijfde lustrum van de NVTH hebben we een boek
samengesteld over de geschiedenis van Trombose en Haemostase
Onderzoek in Nederland. Een exemplaar van het Lustrumboek kan
aangevraagd worden bij Mark Roest: [email protected].
Namens het NVTH bestuur,
Vriendelijke groeten,
Mark Roest
November 2014 Pagina 4 Nieuwsbrief Introduction
We are proud to present the NVTH newsletter of November 2014 to
inform you about developments within the field of Thrombosis and
Haemostasis and about activities of our society.
The theme of the annual NVTH PhD course 2015 is: “Venous
Thrombosis” and will be held from Monday, March 30 to Wednesday,
April 1st, at Golden Tulip Hotel Westduin, Koudekerke. Subsequently,
the NVTH symposium will be held from Wednesday, April 1st until
Thursday April 2nd.
The format of the symposium is renewed: abstract presentations will be
linked to the key-note lectures. We are proud to announce that the “Van
Creveld Lecture” will be given by Professor Peter Carmeliet. De key-note
lectures of this year will be presented by: Robert Ariëns, Erik Klok, Bart
van Vllijmen, PW Kamphuisen and Marjon Cnossen.
Several investigators received their PhD in recent months. The
summaries of their thesis can be found in this newsletter.
On October 13th, we celebrated the first World Thrombosis Day. In this
newsletter a brief review.
To celebrate the twenty-fifth anniversary of the NVTH we have made a
book on the history of Thrombosis and Haemostasis Research in the
Netherlands. Copies can be requested by sending an email to Mark
Roest: [email protected].
On behalf of the NVTH Board,
Sincerely,
Mark Roest
November 2014 Pagina 5 Nieuwsbrief Bestuurszaken
Shirley Uitte de Willige is moeder geworden van een prachtige dochter!
Haar naam is Juliette.
Shirley Uitte de Willige gave birth to a beautiful daughter! Her name is
Juliette.
November 2014 Pagina 6 NVTH Course Venous Thrombosis – 30 March-1 April 2015
Golden Tulip Hotel Westduin–Koudekerke, Zeeland
AIO cursus en symposium 2015
De jaarlijkse NVTH PhD cursus heeft in 2015 het thema Veneuze
Trombose en zal gehouden worden van maandag 30 maart - woensdag
1 april, wederom in Golden Tulip Standhotel Westduin te Koudekerke.
Aansluitend zal het NVTH symposium plaatsvinden op woensdag 1 april
en donderdag 2 april.
Registratie 2015:
Inschrijving open :
Deadline Inschrijven PhD cursus:
Deadline Abstracts:
Deadline Pre-registratie symposium:
Deadline Registratie symposium:
20 oktober 2014
16 januari 2015
16 januari 2015
16 januari 2015
20 februari 2015
PhD course and Symposium 2015
The theme of the annual NVTH PhD course 2015 is: “Venous
Thrombosis” and will be held from Monday, March 30 to Wednesday,
April 1st, at Golden Tulip Hotel Westduin, Koudekerke. Subsequently,
the NVTH symposium will be held from Wednesday, April 1st until
Thursday April 2nd.
Registration 2015:
Registration open:
Deadline registration PhD cursus:
Deadline Abstracts:
Deadline Pre-registration symposium:
Deadline Registration symposium:
November 2014 20 oktober 2014
16 januari 2015
16 januari 2015
16 januari 2015
20 februari 2015
Pagina 7 NVTH Course Venous Thrombosis – 30 March-1 April 2015
Golden Tulip Hotel Westduin–Koudekerke, Zeeland
Monday March 30
12.00 – 13.00
Registration and lunch
13.00 – 13.05
Introduction
13.05 – 13.30
Introduction in coagulation and thrombosis
13.30 – 14.15
Mechanisms of natural anticoagulants
14.15 – 15.00
Mechanisms of therapeutic anticoagulants
15.00 – 15.30
Coffee break
15.30 – 16.10
Acquired risk factors for venous thrombosis
16.10 – 16.50
Genetic risk factors for venous thrombosis
16.50 – 17.30
Cancer and venous thrombosis
17.30 – 19.30
Dinner
19.30 – 21.00
Masterclass
November 2014 Jeroen Eikenboom
Jeroen Eikenboom
Tilman Hackeng
Michiel Coppens
Astrid van Hylckama Vlieg
ElisabettaCastoldi
Henri Versteeg
PhD students discuss own research
Pagina 8 NVTH Course Venous Thrombosis – 30 March-1 April 2015
Golden Tulip Hotel Westduin–Koudekerke, Zeeland
Tuesday March 31
08.30 – 09.30
Diagnosis of venous thromboembolism
09.30 – 10.30
Prevention and treatment of venous thromboembolism
10.30 – 11.00
Coffee break
11.00 – 12.00
Mouse models in venous thrombosis research
12.00 – 13.00
Fibrinolysis
13.00 – 14.00
Lunch
14.00 – 15.00
Post-thrombotic syndrome
15.00 – 16.00
Chronic thromboembolic pulmonary hypertension (CTEPH)
16.00 – 17.00
Women’s issues in venous thrombosis
17.00 -
Cooking workshop and dinner
November 2014 Menno Huisman
Frank Leebeek
Bart van Vlijmen
Shirley Uitte de Willige
Arina ten Cate
Erik Klok
Saskia Middeldorp
Pagina 9 NVTH Course Venous Thrombosis – 30 March-1 April 2015
Golden Tulip Hotel Westduin–Koudekerke, Zeeland
Wednesday April 1
08.30 – 09.30
Preparation debate
Papers
1. Meyer G et al., Fibrinolysis for patients with intermediaterisk pulmonary embolism. N Engl J Med 2014;370:1402-1411
2. van Es N et al., Direct oral anticoagulants compared with
vitamin K antagonists for acute venous thromboembolism:
evidence from phase 3 trials. Blood 2014;124:1968-1975
09.30 – 10.30
Debate
1. Intermediate risk pulmonary embolism should be treated
with fibrinolysis: Yes / No
Moderator Frank Leebeek
2. Direct oral anticoagulants should become the drugs of
first choice for the treatment of acute venous
thromboembolism even in absence of antidotes: Yes / No
Moderator Pieter Willem Kamphuisen
10.30 – 11.00
Coffee break
11.00 –11.30
Verbindende sessie met de Vereniging Hematologische
Laboratoria (VHL)
Laboratory measurement of direct oral anticoagulants
11.30 –12.00
Quality control of new assays for direct oral anticoagulants
12.00 – 13.00
November 2014 An Stroobant
Piet Meijer
Lunch
Pagina 10 NVTH Symposium – 1 & 2 April 2015
Golden Tulip Hotel Westduin – Koudekerke, Zeeland
Wednesday April I
11.00 – 12.00
Session of the Vereniging Hematologische Laboratoria
(VHL)
- Laboratory measurement of direct oral anticoagulants
An Stroobants (AMC)
- Quality control of new assays for direct oral anticoagulants
Piet Meijer (ACAT Foundation)
12.00 – 13.00
Registration and Lunch
13.00 – 14.30
Session I: Keynote Lecture I + 4x PhD talks
14.30 – 15.00
Tea break
15.00 – 16.30
Session II: Keynote Lecture II + 4x PhD talks
16.30 – 17.30
Van Creveld Lecture
17.30 – 17.45
Presentation NVTH Awards
18.00 – …
Dinner and party at Kon-tiki (beach)
November 2014 Pagina 11 NVTH Symposium – 1 & 2 April 2015
Golden Tulip Hotel Westduin – Koudekerke, Zeeland
Thursday April 2
07.30 – 09.00
Breakfast
09.00 – 10.30
Session III: Keynote Lecture III + 4x PhD talks
10.30 – 11.00
Quiz
11.00 – 11.30
Coffee break
11.30 – 13.00
Session IV: Keynote Lecture IV + 4x PhD talks
13.00 – 14.00
Lunch
14.00 – 14.30
NVTH Annual meeting
14.30 – 16.00
Session V: Keynote Lecture V + 4x PhD talks
16.00 – 16.30
Results quiz, presentation Jeanne Stibbe bokaal and closure
November 2014 Pagina 12 NVTH Symposium – 1 & 2 April 2015
Golden Tulip Hotel Westduin – Koudekerke, Zeeland
Prijzen 2015:
Deadline
Pre-registratie
16.01.2015
Registratie
20.02.2015
NVTH lid
1 pers kamer
2 pers kamer
EUR 300
EUR 275
EUR 350
EUR 325
Niet-NVTH lid
1 pers kamer
2 pers kamer
EUR 400
EUR 375
EUR 450
EUR 425
Dag-registratie: EUR 120 per dag
Inschrijving via de website van de NVTH www.nvth.nl
November 2014 Pagina 13 PhD graduation
Name:
Titel:
Defense:
Department:
Promotores:
Co-Promotores:
Nakisa Khorsand
Optimal Dosing Strategy for Prothrombin Complex Concentrate
22 october 2014
Thrombosis and Haemostasis, University Medical Center Groningen
Prof. Dr. Karina Meijer, Prof. Dr. Hannek Kluin-Nelemans
Dr. Nic Veeger, Dr. Reinier van Hest
Behandeling van bloedingscomplicaties ten gevolge van vitamine K antagonist (VKA)
gebruik is een klinische uitdaging. Naast het staken van de VKA en toedienen van
vitamine K wordt bij een ernstige bloedingscomplicatie Protrombine Complex Concentraat
(PCC) toegediend. PCC bestaat uit de vitamine K afhankelijke stollingsfactoren II, VII, IX
en X. Deze eiwitten zijn afkomstig uit het bloed van gezonde donoren. Na intraveneuze
toediening, nemen deze factoren direct deel aan het stollingsproces en is hun effect op
de stolling direct zichtbaar en/of meetbaar.
Nationaal en internationaal onderzoek toont aan dat veel onduidelijkheid bestaat over de
juiste dosering en optimale doseerstrategie:
De geregistreerde dosering is variabel en hangt af van het gewicht van de patiënt, de
INR op het moment dat PCC behandeling nodig is (uitgangs INR, die in het geval van een
bloeding vaak erg hoog is) en de INR die men wil bereiken met het toedienen van PCC
(gewenste ofwel target INR). Het is echter de vraag of het gewicht en de INR van belang
zijn op het moment dat een patiënt zich presenteert op de spoedeisende hulp met een
levensbedreigende bloeding. Immers, het uitzoeken en bepalen van deze parameters
kost waardevolle tijd. Een simpelere doseringsstrategie, bij voorkeur onafhankelijk van
de parameters INR en gewicht, klinkt theoretisch gezien dan ook erg aantrekkelijk.
Echter, over deze doseringsstrategie en de uitkomst ervan ten opzichte van een
behandeling met de variabele dosering was tot nu toe weinig bekend.
Wij hebben onderzocht wat het juiste doseerstrategie is bij de toepassing van PCC ter
behandeling van VKA geassocieerde bloeding waarbij we de behandelresultaten van de
geregistreerde, variabele dosering vergeleken hebben met die van een vaste, lage
dosering. Verder hebben we de kosten-effectiviteit van beide strategieen onderzocht.
Tenslotte hebben we het lange termijn beloop geobserveerd bij patienten die een
dergelijke ernstige bloedingscomplicatie hebben overleefd. Hierbij keken we ook naar de
besluitvorming om al dan niet de VKA therapie te herstarten na optreden van een
ernstige bloedingsrisico.
De belangrijkste bevindingen van dit proefschrift zijn:
1- Een lage, vaste dosering van protrombine complex concentraat werkt net zo goed
als een hogere, variabele dosering en komt de snelheid tot start van de
behandeling ten goede. Dit komt waarschijnlijk door de significant kortere tijd tot
infusie bij toepassing van de vaste, lage dosering ten opzichte van de hogere,
variabele dosering.
2- Voor het behandelen van een levensbedreigende bloeding onder vitamine K
antagonist gebruik bespaart men gemiddeld € 2100,- per patiënt op de totale
ziekenhuiskosten bij toepassing van een vaste protrombine complex concentraat
dosering ten opzichte van een variabele dosering.
3- Een bloeding onder vitamine K antagonist gebruik moet aanleiding zijn tot
heroverwegen van de antistolling omdat het bloedingsrisico bij continuering maar
liefst verzesvoudigd is ten opzichte van voor de bloeding.
November 2014 Pagina 14 PhD graduation
Verder zagen we dat een duidelijke correlatie tussen de INR en klinisch respons op de
behandeling van de VKA geassocieerde bloeding ontbreekt. Desalniettemin bleek het
bereiken van een gewenste INR in de meerderheid van de studies die meegenomen zijn
in onze systematische review als primaire eindpunt te zijn meegenomen. Aangezien INR
meting makkelijk en objectief is, is deze toepassing in klinisch onderzoek begrijpelijk.
Echter, klinische effectiviteit zou voor de beoordeling van de behandeling zowel in de
praktijk als in studieverband voorop moeten staan. Het feit dat er geen universeel
geaccepteerde definitie bestaat voor de klinische effectiviteit, maakt de toepassing ervan
onaantrekkelijk.
Tijdens het jaarlijkse congres van de “Scientific Subcommittee on Control of
Anticoagulation” van de “International Society on Thrombosis and Haemostasis” (ISTH) in
2014 hebben we dit gebrek aan uniformiteit besproken. Ons voorstel tot het ontwikkelen
van een gestandaardiseerde definitie van de klinische uitkomst na behandeling van een
ernstige bloeding met PCC of andere bloedstollende preparaten is geaccepteerd. Met een
internationale werkgroep zijn we nu bezig een standaard definitie te ontwikkelen voor de
klinische effectiviteit bij het acuut couperen van antistollingstherapie.
November 2014 Pagina 15 PhD graduation
Name:
Titel:
Defense:
Department:
Promotores:
Co-Promotores:
Susanne de Wit
The enlargement of thrombus formation: systems biology as a novel
key
November 27th
Department of Biochemistry, Maastricht University
Prof. Dr. J.W.M. Heemskerk
Dr. J.M.E.M. Cosemans
Bloedplaatjes spelen een cruciale rol bij de trombose en hemostase. Als de kleinste cellen in
het bloed, helpen bloedplaatjes bij de stelping van bloedingen als gevolg van beschadiging
van een bloedvat. In geval van ziekte zorgen bloedplaatjes voor trombusvorming,
bijvoorbeeld door ruptuur van een atherosclerotische plaque, met als gevolg afsluiting van
het bloedvat en een hartinfarct of beroerte. Trombusvorming is een dynamisch proces dat
bepaald wordt door adhesie, activatie, secretie, aggregatie en contractie van bloedplaatjes.
Daarnaast spelen ook componenten van het bloedplasma (zoals stollingsfactoren) en
componenten van de bloedvatwand een modulerende rol bij de vorming van een trombus. In
deze thesis is gebruik gemaakt van nieuwe analysetechnieken, ontwikkeld vanuit de
systeembiologie, om het veelzijdige proces van trombusvorming beter te kunnen begrijpen.
Hoofdstuk 1 geeft relevante achtergrondinformatie over het proces van
bloedplaatjesactivatie en trombusvorming. Het klassieke model van trombusvorming gaat uit
van bloedplaatjes interactie met collageen. Uit de literatuur van de laatste jaren is echter
gebleken, dat ook andere adhesieve substraten in de vaatwand een rol kunnen spelen in de
trombusvorming. Echter, hier is nog maar weinig over bekend. Verder is het onduidelijk in
hoeverre eiwitten, die vrijgemaakt worden uit de opslaggranulae van bloedplaatjes, zoals
von Willebrand factor (vWF) en trombospondine-1, kunnen bijdragen aan het proces van
trombusvorming. Het eerste hoofdstuk beschrijft verder het gebruik van de flowkamer voor
het meten van trombusvorming in geïsoleerd bloed. Tenslotte worden enige principes van
systeembiologische analysetechnieken geïntroduceerd.
In-huis ontwikkelde en commercieel verkrijgbare parallel-plaat flowkamers worden meer en
meer gebruikt voor het bestuderen van het proces van trombusvorming en
bloedplaatjesactivatie in bloed onder gedefinieerde stromingscondities. Hoofdstuk 2
beschrijft de vooruitgang die gemaakt is in de ontwikkeling van flowkamers, met name van
de zogenaamde microfluidic devices gemaakt van polydimethylsiloxaan, waarmee met kleine
bloedsamples gewerkt kan worden. Deze techniek maakt het mogelijk om sneller en
efficiënter te testen. Echter de veelvormigheid van microfluidic devices - ongeveer elk
laboratorium heeft zijn eigen flowkamer - maakt het lastig om de techniek te
standaardiseren, waarmee deze volbloedtest nog maar zelden preklinisch ingezet wordt.
Aspecten waar standaardisatie gewenst is, zijn onder meer de stromingscondities van het
bloed, het adhesieve oppervlak voor bloedplaatjes en de manier van analyse van de vele
testuitkomsten, waaronder microscopische beeldjes.
Voor het gebruik van de conventionele Maastricht flowkamer, waarmee het grootste deel van
het onderzoek beschreven in deze thesis is uitgevoerd, zijn in hoofdstuk 3 een aantal
gestandaardiseerde protocollen beschreven. Dit betreft de uitvoering van een multiparameter
volbloedtest voor het bepalen van de trombusvorming op verschillende soorten
oppervlakken. Protocols zijn opgesteld voor het coaten van plaatjesadhesieve oppervlakken,
de manier van bloedafname, de experimentele opzet, en de wijze van beeldanalyse.
Bijgevoegd is ook een actielijst met wat te doen bij technische problemen. Verder
November 2014 Pagina 16 PhD graduation
beschreven zijn het gebruik van verschillende (confocale) fluorescentiemicroscopen, evenals
methoden voor het opnemen van witlicht- en fluorescentiebeeldjes. Uitkomstmaten van deze
microscopiebeelden zijn de mate van stabiele adhesie van bloedplaatjes en
eindpuntparameters, zoals de morfologische score, de grootte van een trombus en de
depositie van bloedplaatjes. Andere uitkomstmaten geven informatie over de mate van
bloedplaatjesactivatie, te weten granulaire secretie, fibrinogeenbinding en procoagulante
activiteit. Tenslotte zijn enige details vermeld van software-toepassingen en protocollen voor
beeldverwerking.
In het klassieke model van trombusvorming op collageen zijn slechts een beperkt aantal
bloedplaatjesreceptoren actief. Bij arteriële stromingscondities (hoge afschuifsnelheden)
vindt initiële bloedplaatjesadhesie plaats via glycoproteïne Ib-V-IX (GPIb) met vWF, dat
gebonden is aan collageen. De bloedplaatjes worden vervolgens geactiveerd door samenspel
van de twee collageenreceptoren glycoproteïne VI (GPVI) en integrine α2β1. Aggregatie van
bloedplaatjes vanuit het bloed vindt plaats via de fibrinogeenreceptor integrine αIIbβ3.
Bloedplaatjes hebben echter ook verschillende andere receptoren die een rol kunnen spelen
bij de trombusvorming. Hoofdstuk 4 beschrijft de ontwikkeling van een multiparameter
volbloedtest, waarbij de trombusvorming gemeten wordt op meerdere adhesieve
oppervlakken, die tesamen alle belangrijke bloedplaatjesreceptoren omvatten. Deze test is
uitgevoerd met bloedmonsters van gezonde vrijwilligers en van een aantal patiënten met een
zeldzame bloedingsziekte. In totaal zijn 52 adhesieve oppervlakken (met bekende
receptorinteracties) met elkaar vergeleken, en daarnaast acht uitkomst-parameters,
representatief voor verschillende fasen van trombusvorming. Vervolgens hebben we bekende
systeembiologische technieken gehanteerd om patronen te ontdekken in de trombusvorming
voor de verschillende uitkomst-parameters en de soorten van oppervlak.
Clusteranalyse leidde tot een driedeling van de oppervlakken, elk resulterend in een bepaald
type van trombus. Oppervlakken waarop type I trombi gevormd werden, lieten alleen
adhesie zien van losse bloedplaatjes. Type II trombi werden gevormd op oppervlakken, die
meestal bestonden uit vWF in combinatie met een ander eiwit; dit resulteerde in de depositie
van vele losse bloedplaatjes of van kleine aggregaten met beperkte plaatjesactivatie. Type
III trombi werden gevormd op oppervlakken met bepaalde combinaties van eiwitten; deze
gaven grote aggregaten bestaande uit sterk geactiveerde bloedplaatjes. Componentanalyse
stelde ons in staat om een schatting te maken van de relatieve bijdrage van de afzonderlijke
bloedplaatjesreceptoren aan de vorming van een type III trombus. In afnemende volgorde
was deze: GPVI, CLEC-2 > GPIb > α6β1, αIIbβ3 > α2β1. Bij arteriële stromingscondities (hoge
afschuifsnelheden) was de bijdrage van de receptoren CD36, αvβ3 en α5β1 verwaarloosbaar
klein.
Regressie-analyse leerde dat alle acht parameters bijdroegen aan de groepering in type I-III
trombi, althans bij gezonde proefpersonen. Zes van deze parameters bleken voldoende voor
een volledige kwantificering van dit proces. Op basis van deze analyse zijn negen van de
meest relevante oppervlakken (met gecoat vWF) geselecteerd voor de bepaling van
referentiewaarden betreffende zes parameters. Bloedsamples van verschillende patiënten
met zeldzame plaatjesgebonden bloedingsaandoeningen werden geanalyseerd op
trombusvorming en vergeleken met de controle-data. Zogenoemde heatmaps werden
gemaakt voor elk van de patiënten, om inzicht te krijgen in het patroon van afwijkingen per
oppervlak en parameter. Bij alle patiëntenmonsters waren er veranderingen in
trombusvorming op oppervlakken voor GPIb-adhesie (vWF) in combinatie met CLEC, GPVI
November 2014 Pagina 17 PhD graduation
en/of α2β1. Met name parameters van secretie waren verlaagd in bloed van patiënten met
partieel granulaire defecten. Anderszins waren parameters van bloedplaatjesaggregatie
verlaagd in bloed van een patiënt met integrin αIIbβ3 deficiëntie en een patiënt met een
myosine-celskelet defect. De heatmap van een patiënt met gecombineerd
immuundeficiëntie-syndroom toonde daarentegen een toename in sommige activatieparameters. Samengevat laten deze bevindingen zien dat de fingerprints, verkregen door
multiparameter en multi-oppervlakmetingen van trombusvorming, waardevol kunnen zijn bij
het klinisch voorspellen van een trombotische of bloedingsneiging.
In hoofdstuk 4 is tevens beschreven dat combinaties van oppervlakken met daarin vWF
een sterkere trombusvorming laten zien bij hoge afschuifsnelheden dan bij lage
afschuifsnelheden. Dit is in overeenstemming met berekeningen dat GPIb een grote bijdrage
levert tot de vorming van type III trombi, doch alleen bij hoge afschuifsnelheden. Daarmee
hebben we kunnen aantonen de vWF-GPIb interactie de meest belangrijke is voor
bloedplaatjesadhesie en trombusvorming onder arteriële stromingscondities.
Het eiwit vWF komt voor als zeer grote multimeren in de Weibel-Palade lichaampjes van
endotheelcellen en in de α-granulae van bloedplaatjes. Na vrijzetting in de bloedstroom knipt
het matrixmetalloprotease ADAMTS-13 deze grote multimeren in kleinere en daarmee minder
actieve multimeren. Deze proteolyse gebeurt op asymmetrische wijze, wat resulteert in
zogenaamde tripletvormen van vWF multimeren met kleine verschillen in molecuulgewicht.
De grotere tripletvormen hebben een langere N-terminale zijde met daarin een extra GPIbbindingsplaats. In hoofdstuk 5 zijn twee vWF-preparaten die verschilden in samenstelling
van tripletten, en die functioneel zijn gekarakteriseerd. Uitvoerige analyse toonde aan dat
het vWF-preparaat met extra N-terminus een hogere bindingsaffiniteit voor GPIb had dan
het andere preparaat. Verhoogde plaatjesadhesieve werking het eerste preparaat werd
bevestigd middels flowkamerexperimenten over collageen onder arteriële stromingscondities,
evenals met bloed van patiënten met de ziekte van von Willebrand. Met deze resultaten
tonen we aan dat een veranderde tripletsamenstelling, zoals soms aanwezig in deze
patiënten, kan resulteren in veranderde bloedplaatjesadhesie onder stromingscondities.
Het glycoproteïne CD36 wordt gezien als dé receptor van een eiwit dat sterk tot expressie
komt in de α-granulae van bloedplaatjes, namelijk trombospondine-1 (TSP1). De precieze rol
van CD36 en TSP1 bij de trombusvorming onder stromingscondities is echter onduidelijk.
Hoofdstuk 6 beschrijft experimenten om hierin opheldering te brengen, gebruik makend
van bloed van muizen met een deficiëntie in ofwel CD36 ofwel TSP1. Aangetoond is dat het
secretieproduct van normale bloedplaatjes, maar niet van bloedplaatjes zonder TSP1, de
adhesie en fosfatidylserine-expressie verhoogt van bloedplaatjes mits deze ook CD36
bevatten. Bovendien verhoogde het secretieproduct van normale bloedplaatjes de
collageengestimuleerde integrine-activatie en fosfatidylserine-expositie tijdens de
trombusvorming onder stromingscondities. In overeenstemming hiermee bleken er in vivo
minder stabiele trombi gevormd te worden met meer embolisatie in muizen met een CD36deficiëntie. Tesamen duiden deze resultaten op een verankerende rol van
plaatjesgesecreteerd TSP1 via CD36 bij de adhesie van bloedplaatjes en de
collageenafhankelijke trombusstabilisatie. Daarmee wordt de TSP1-CD36 interactie gezien als
een volgende bloedplaatjes ligand-receptor as, die kan bijdragen tot de stabiliteit van een
trombus. Hoofdstuk 7 beoogt meer inzicht te geven in de rol van bloedplaatjes bij de
bloedstolling. Op basis van analyse van gepubliceerde studies, uitgevoerd met genetisch
gemodificeerde muizen en met farmacologische remmers, laten we zien dat de
November 2014 Pagina 18 PhD graduation
fosfatidylserine-expositie van bloedplaatjes gestimuleerd met collageen gereguleerd wordt
door een veelvoud aan signaleringseiwitten en membraanreceptoren, merendeels direct of
indirect betrokken bij de calciumsignaalgeneratie. Verder blijken ook regulerende eiwitten
van de secretie van α- and δ-granulae alsmede diverse granulaire eiwitten van belang te zijn
voor de fosfatidylserine-expositie. Het fosfatidylserine-exposerend membraan biedt een
functioneel oppervlak voor trombine- en fibrinevorming, en daarmee voor de fibrineafhankelijke retractie van een trombus. Onze data-analyse toont verder een opmerkelijke
overeenkomst tussen de plaatjeseiwitten betrokken bij ogenschijnlijk zo uiteenlopende
processen als stolselretractie, integrine-signalering, vorming van homotypische plaatjesplaatjes interacties en actine-celskelet organisatie. Samengevat laat deze review zien dat, bij
de collageen-adhesie van bloedplaatjes, ten dele gemeenschappelijke signaleringseiwitten en
gezamenlijke activeringpaden zorgen voor de drie kenmerken van de
bloedplaatjesafhankelijke stolling, te weten fosfatidylserine-expositie, vorming van trombine
en fibrine, en retractie van het stolsel.
Een uitgebreid overzicht over muizenstudies is opgenomen in hoofdstuk 8. Uitgewerkt
hierin is een meta-analyse van gepubliceerde effecten van genetische modificatie op arteriële
trombusvorming in vivo en in vitro, dit in vergelijking met effecten op de staartbloeding. In
deze meta-analyse zijn 1080 studies opgenomen, resulterend in een database van 315
muizengenen, die onderzocht zijn op een rol in arteriële trombose en/of hemostase. Gebruik
makend van een gecalibreerde driepunts- en vijfpuntsschaal, hebben wij de effecten van
genetische modificatie zo goed en volledig mogelijk in kaart gebracht. Daarbij blijkt dat de
manier van vasculaire beschadiging een sterker variante parameter is voor het gen-effect op
de trombusvorming dan het vaatbed van beschadiging. Verder vinden wij een sterke
correlatie tussen de uitkomst van in vivo trombosestudies en die van in vitro studies met
flowkamers, met name bij de collageen-afhankelijke trombosemodellen. De scores laten
verder zien dat er in totaal 44 genen zijn, waarbij een positieve bijdrage aan de
trombusvorming niet gepaard gaat met een veranderde staartbloeding. Door gebruik te
maken van systeembiologische technieken konden wij een netwerk construeren van
overeenkomstige humane genen, met daarin diverse nieuwe genen en eiwitten die een doel
kunnen zijn voor antitrombotische therapie. Deze meta-analyse bevestigt de hoge mate van
homologie tussen muis en mens van de processen en eiwitten betrokken bij de
trombusvorming. Verder kan deze systematische vergelijking van in vivo en in vitro studies
bijdragen tot de 3V alternatieven van proefdieronderzoek (vervanging, vermindering,
verfijning).
In het afsluitend hoofdstuk 9 zijn de meest belangrijke bevindingen van dit proefschrift
bediscussieerd in het licht van de huidige literatuur en de mogelijke klinische relevantie.
Toegelicht wordt hoe zowel de muizenstudies als de toegepaste systeembiologische
analysemethoden meer inzicht bieden in de complexiteit van de trombusvorming.
Name:
Name:
November 2014 Mourits van Montfoort
Susanne de Wit
Pagina 19 PhD graduation
Name:
Maurits van Montfoort
Titel:
Date:
Department
Promotores:
Factor XI as target for antithrombotic therapy
14 november 2014 (14.00 uur)
Experimentele Vasculaire Geneeskunde
prof. dr. J.C.M. Meijers
Wereldwijd sterven de meeste mensen door een probleem in de bloedstolling: trombose. In
feite is trombose activatie van de bloedstolling op het verkeerde moment op de verkeerde
plek. Normaal treedt activatie van de stolling pas op na beschadiging van een bloedvat,
bijvoorbeeld als iemand zich in de vingers snijdt. Dit verlies van bloed moet zo snel mogelijk
worden gestopt en hiervoor wordt het stollingssysteem geactiveerd. Wanneer de stolling
wordt geactiveerd in een intact bloedvat en daardoor de bloedstroom belemmert spreken we
van een trombus. Trombi kunnen in alle vaten van het menselijk lichaam optreden, van de
allerkleinste vaatjes in de vingertoppen tot de grote slagaders van en naar het hart. Over het
algemeen wordt er onderscheid gemaakt in arteriële- en veneuze trombi. Arteriële trombi
ontstaan in slagaders, de bloedvaten die zuurstofrijk bloed van het hart naar de rest van het
lichaam brengen. Veneuze trombi ontstaan in venen, die het zuurstofarme bloed
terugbrengen naar het hart. Een dergelijke trombus is vaak vrij instabiel en regelmatig
breken er stukjes af. Deze afgebroken stukjes worden vervolgens meegevoerd met het bloed
en lopen dan vast in kleinere bloedvaten. Dit noemen we een embolie. Als een trombus of
embolie vastloopt in de vaten die het hart van bloed voorzien (de coronair vaten), krijgt een
gedeelte van het hart minder bloed en dus minder zuurstof wat leidt tot een hartinfarct. Een
vergelijkbaar mechanisme kan optreden in de hersenvaten en dan spreken we van een
herseninfarct of beroerte. Dit zijn potentieel dodelijke aandoeningen en veroorzaken
substantiële invaliditeit. Belangrijke risicofactoren op het ontstaan van deze ziekten zijn
roken, hoge bloeddruk of een verhoogd cholesterol. Veneuze stolsels ontstaan vaak in de
onderbenen, dit is in principe niet dodelijk, maar deze stolsels kunnen wel vervelende
klachten geven. Echter, als er een embolie vanuit de benen vastloopt in de longvaten
ontstaat er wel een levensbedreigende aandoening, een longembolie. Dit kan leiden tot een
longinfarct. Stolsels in de venen treden vaker op bij mensen met kanker, na een operatie en
bij vrouwen die de anticonceptiepil gebruiken.
Een belangrijk onderdeel van de behandeling van trombose, zowel arterieel als veneus, is
het gebruik van antistollingsmedicatie. Antistollingsmiddelen worden al sinds de jaren ’50 van
de vorige eeuw gebruikt en zijn zeer effectief in het voorkomen van trombose. Deze
antistollingsmiddelen brengen echter wel een groot nadeel met zich mee, ze werken zo goed
dat het volledige bloedstollingssysteem wordt geremd. Met andere woorden, zelfs het
kleinste sneetje in de vinger kan moeilijk worden gestelpt. Het bloedverlies kan zelfs zo groot
worden dat patiënten komen te overlijden, bijvoorbeeld na een val op het hoofd of bij een
ongeluk. De wetenschap is daarom hard op zoek naar een antistollingsmiddel wat enerzijds
trombose voorkomt, maar anderzijds geen bijwerkingen veroorzaakt in de vorm van
bloedingen. Dit is nog niet zo eenvoudig, omdat er een zeer precair evenwicht bestaat
tussen bloedstolling, bloeden en trombose. Het is dus zaak om een antistollingsmiddel te
ontwikkelen dat minimaal net zo effectief is als de bestaande middelen zonder dat er
bloedingen optreden. Om dit te bewerkstelligen hebben wij in ons onderzoek gekozen voor
een ander aangrijpingspunt dan de bestaande antistollingsmiddelen. Om dit nader toe te
lichten is enige kennis van het bloedstollingssysteem noodzakelijk. In het bloed zijn een
November 2014 Pagina 20 PhD graduation
groot aantal stollingsfactoren aanwezig. De stollingsfactoren circuleren in een inactieve
vorm. Door beschadiging van een bloedvat worden bepaalde factoren geactiveerd, die op
hun beurt weer andere factoren omzetten in hun actieve vorm waardoor een keten van
reacties ontstaat. Een belangrijke eerste stap bij dit proces vindt plaats wanneer tissue factor
(weefselfactor) vanuit de bloedvatwand in contact komt met het bloed, bijvoorbeeld na
beschadiging. Tissue factor bindt vervolgens aan het in bloed circulerende factor VIIa. Dit
vormt een complex wat stollingsfactoren IX en X kan activeren. Dit leidt uiteindelijk via de
activatie van trombine tot een fibrinenetwerk wat de beschadiging kan afsluiten. Daarnaast
activeert trombine ook nog factor XI, wat een startpunt is voor een positieve terugkoppeling
waardoor meer trombine en dus meer fibrine wordt gevormd. Uit bovenstaande kan men dus
afleiden dat factor XI niet betrokken is bij de eerste stappen van de bloedstolling, maar pas
later in het proces betrokken raakt. Je hebt dus waarschijnlijk in eerste instantie geen factor
XI nodig om een wond af te dichten. Uit onderzoek is echter wel gebleken dat factor XI
betrokken is bij trombose, de pathologische kant van de bloedstolling. Dit heeft geleid tot de
hypothese dat remming van factor XI geen invloed heeft op de bloedingsneiging, maar wel
trombose voorkomt. Deze informatie komt met name van patiënten met een genetisch
defect, waardoor ze minder of helemaal geen circulerend factor XI in hun bloed hebben. Dit
is een zeer zeldzame ziekte die in ongeveer 1 op de 1.000.000 mensen voorkomt. Deze
mensen hebben eigenlijk nauwelijks bloedingsproblemen, terwijl ze wel minder vaak
trombose hebben. Dit suggereert dat factor XI een goed aangrijpingspunt is voor
antistollingsmedicatie.
Nu factor XI is vastgesteld als aangrijpingspunt voor antistollingsmedicatie, vroegen we ons
af wat de beste manier is om factor XI te remmen. Factor XI is een eiwit en er zijn
verschillende manieren om een eiwit te remmen. Wij hebben gekozen voor antistoffen tegen
factor XI en factor XI antisense oligonucleotiden. Allereerst de antistoffen. Antistoffen zijn
eiwitten die betrokken zijn bij de afweer van bijvoorbeeld bacteriën of virussen. In principe
kan het afweersysteem antistoffen maken tegen alles wat het niet als lichaamseigen herkent.
Daarom kun je ook niet zonder problemen een orgaantransplantatie uitvoeren, het
afweersysteem markeert het nieuwe orgaan als ‘vreemd’ en zal er alles aan doen om het af
te stoten. Van dit gegeven hebben we gebruikt gemaakt bij de ontwikkeling van de
antistoffen tegen factor XI. We hebben muizen geïnjecteerd met menselijk factor XI, het
afweersysteem van de muis herkent dit menselijk factor XI als vreemd eiwit en gaat
antistoffen maken. Vervolgens hebben we de muis getermineerd en uit de milt deze
specifieke antistoffen (2 in totaal) geïsoleerd. Eerst hebben we de antistoffen uitgebreid
onderzocht in het laboratorium. Hieruit bleek dat de (muizen) antistoffen menselijk factor XI
remde en daarmee ook de bloedstolling. Door deze resultaten hebben we besloten te
onderzoeken of de antistoffen geschikt waren voor de behandeling van trombose. Hiervoor
hebben we gebruik gemaakt van een diermodel. Muizen werden behandeld met de
antistoffen tegen factor XI, placebo (nepmedicijn) of heparine (de huidige standaard voor de
behandeling van trombose), vervolgens werd trombose veroorzaakt en keken we naar
trombusformatie. Het bleek dat de muizen die behandeld waren met de antistoffen tegen
factor XI significant minder trombose hadden dan de muizen in de placebo groep. Tevens
traden er geen bloedingen op bij deze muizen, ook niet na beschadiging van een bloedvat.
Echter, de antistoffen waren niet zo effectief als heparine en daarom hebben we verder
gezocht naar nog betere antistoffen tegen factor XI. Hierbij hebben we met name gelet op
de capaciteit van de antistof om te binden aan factor XI. Hoe hoger de bindingscapaciteit,
November 2014 Pagina 21 PhD graduation
hoe beter de antistof factor XI herkent in de circulatie en hoe beter de remming. Twee
nieuwe antistoffen tegen factor XI bleken een 10x sterkere binding te hebben dan de eerder
beschreven antistoffen. Deze antistoffen hebben we vervolgens onderzocht in hetzelfde
diermodel. Het bleek dat de antistoffen net zo effectief waren in de behandeling van
trombose als heparine. Daarnaast is een van de antistoffen dusdanig aangepast dat deze ook
geschikt is voor menselijk gebruik.
Ten tweede de factor XI antisense oligonucleotiden. Dit zijn medicijnen die op RNA niveau
voorkomen dat factor XI geproduceerd wordt in de lever. In plaats van een eiwit te remmen
zoals de antistoffen, voorkomen de antisense oligonucleotiden dat factor XI überhaupt
gevormd wordt. Deze medicijnen bleken zeer effectief voor de behandeling van trombose,
zowel arterieel als veneus. Dit was echter alleen getest bij jonge muizen zonder
atherosclerose, terwijl de meeste trombose optreedt bij oudere patiënten met atherosclerose
(aderverkalking). Over het algemeen is atherosclerose het onderliggend lijden van arteriële
trombose, daarom hebben we onderzocht wat het effect is van factor XI remming op
trombose in muizen met atherosclerose. Het bleek dat muizen behandeld met factor XI
antisense oligonucleotiden veel minder trombusvorming hadden in atherosclerotische vaten,
terwijl ze wel in staat waren een beschadigd vat af te dichten. Factor XI speelt dus een rol in
de acute fase van atherosclerotische aandoeningen zoals een hartinfarct of een beroerte. Tot
slot vroegen we ons af of factor XI ook betrokken is bij het ontstaan van atherosclerose zelf.
Om dit te onderzoeken hebben we muizen 3 maanden op een dieet gezet wat verrijkt was
met vet en suiker, een zogenaamd westers dieet. Hierdoor ontwikkelen deze dieren forse
atherosclerose in hun bloedvaten. De muizen werden in 3 groepen verdeeld: 1 groep kreeg
de factor XI antisense oligonucleotiden, groep 2 kreeg dabigatran (een nieuw
antistollingsmiddel) en de derde groep kreeg een placebo. Na 12 weken werd de hoeveelheid
atherosclerose geanalyseerd in het hart en de grote vaten. Hieruit bleek dat muizen die
behandeld waren met dabigatran of factor XI antisense oligonucleotiden minder
atherosclerose hadden dan muizen die placebo kregen. Dit suggereert dat stolling en
stollingsfactoren invloed hebben op het ontstaan van atherosclerose. Als blijkt dat remming
van factor XI inderdaad veilig is, zouden factor XI remmers gebruikt kunnen worden voor de
chronische behandeling van atherosclerose en daarmee gepaard gaande aandoeningen zoals
beroertes en hart infarcten. Dit dient echter eerst goed uitgezocht te worden in klinische
studies.
Samenvattend kunnen we concluderen dat remming van stollingsfactor XI een veilige
methode is om trombose te voorkomen in muizen. De toekomst zal leren of remming van
factor XI ook effectief is in het voorkómen van trombose bij mensen.
November 2014 Pagina 22 PhD graduation
Name:
Titel:
Date:
Department:
Promotores:
Co-Promotores:
Saartje Bloemen
Managing anticoagulant therapy using innovative thrombin
generation assays
19 december 2014
Synapse BV/Biochemie, Universiteit Maarstricht
Prof. Dr. T. Hackeng, Prof. Dr. H.C. Hemker
Dr. R. Al Dieri, Dr. B. de Laat
Wanneer een bloedvat beschadigd wordt, moet er een stolsel gevormd worden om
het bloeden te stelpen. Als dit stolsel op een verkeerd moment ontstaat, spreekt men
van trombose waarbij het bloedvat deels of volledig kan worden afgesloten. Wanneer
mensen lijden aan trombose kunnen ze behandeld worden met stollingsremmers,
zoals vitamine K antagonisten (coumarines waaronder acenocoumarol en
fenprocoumon), heparines en de nieuwe orale anticoagulantia (NOACs), meer
bepaald de directe trombineremmers (bv. dabigatran) alsook directe factor Xaremmers (bv. rivaroxaban).
Een van de belangrijkste factoren die de bloedstolling in de hand werkt, is trombine.
Dit enzyme zorgt ervoor dat er fibrinedraden gevormd worden die de beschadiging in
de vaatwand helpen dichten. De trombinegeneratie test registreert de vorming van
trombine en hoe meer trombine gevormd wordt, hoe hoger het risico op trombose;
hoe minder trombine, hoe hoger het risico op bloedingen.
Wanneer patiënten behandeld worden met stollingsremmers moet het effect van de
medicatie gemeten kunnen worden. Dit gebeurt momenteel met verschillende testen
voor de verschillende stollingsremmers. Zo wordt bv. de protrombine tijd omgerekend
naar de INR om coumarines te monitoren. Deze protrombine tijd kan echter niet
gebruikt worden voor het monitoren van heparine.
Wij hebben het effect van de stollingsremmers op de trombinegeneratie test
bestudeerd. Hieruit bleek dat alle stollingsremmers die getest werden de vorming van
trombine in de test remmen. Uit de studies bleek bovendien dat sommige personen
veel sterker reageren op de medicatie dan anderen, hetgeen gevolgen kan hebben
voor hun behandeling. Verder werd onderzocht of patiënten, behandeld met
coumarines, getest konden worden met de recent ontwikkelde trombinegeneratie test
in volbloed. Hieruit bleek dat de resultaten vergelijkbaar waren met die in plasma.
Daarnaast heeft de test in volbloed een voorspellende waarde voor bloedingen in
deze patiënten. De resultaten wijzen erop dat de trombinegeneratie test gebruikt kan
worden om stollingsremmers te onderzoeken en dat er meer informatie wordt
verkregen dan met de conventionele testen.
November 2014 Pagina 23 World Thrombosis Day
Waarde NVTH-ers,
Een korte terugblik op 13 oktober, Wereld Trombose Dag (WTD), die dit jaar voor het
eerst plaats vond en in het leven werd geroepen door de International Society of
Thrombosis and Haemostasis. WTD vindt vanaf nu jaarlijks plaats op de geboortedag
van Virchow (1821), van de bekende trias, die anno 2014 nog steeds standhoudt.
Internationaal viel WTD samen met de publicatie van het “Global burden of disease”
stuk wat in JTH en alle andere trombosebladen, met editorial in de Lancet is
geplaatst.
Ook in Nederland is het goed gelukt aandacht te geven aan WTD! Vele NVTH-leden
hebben hun bijdrage geleverd aan plaatselijke en landelijke acties. In Leiden werd er
voorlichting gegeven op de plaatselijke zaterdagmarkt en is er een geaccrediteerde
bijeenkomst voor huisartsen en andere geïnteresseerde professionals gehouden
gevolgd door een publiekslezing met Leidenaars. In Rotterdam hebben tromboseonderzoekers een stand ingericht nabij de hoofdingang van het ErasmusMC en zij
hebben veel aanloop gehad. Ook stond er een stukje in het AD-Rotterdam Dagblad
over trombose en de aandacht hiervoor in het ErasmusMC, en heeft Frank Leebeek
een live interview gegeven over trombose bij radio Rijnmond. In Amsterdam is een
aantal publiekslezingen gegeven waarbij met name polikliniek patiënten werden
ontvangen. Het was duidelijk dat we in een behoefte voorzagen. En in Maastricht zijn
er stollingsproeven gedaan, is er geborreld en was er muziek, zoals het het
bourgondische zuiden van onze oud-voorzitter Tilman Hackeng betaamt! En tenslotte
was er aandacht in de landelijke pers, met een artikel met aandacht voor trombose in
de Telegraaf (wat wellicht het publicatie-hoogtepunt van het jaar van uw huidige
voorzitter betreft). De TSN heeft overal gezorgd voor vrijwilligers, grote vlaggen, een
fraaie krantenbijlage over trombose en radiospotjes.
Al met al een geslaagd begin van een nieuwe traditie. Als NVTH maken wij ons sterk
voor ons vakgebied. WTD helpt hierbij. Ideeën voor WTD 2015, plaatselijk of
landelijk, juichen wij dan ook zeer toe.
Namens de NVTH-WTD commissie
Tilman Hackeng, Frank Leebeek, Karina Meijer, Pieter Reitsma
Saskia Middeldorp
November 2014 Pagina 24 World Thrombosis Day
Wereld Trombose Dag in Maastricht (MUMC+) – 13 oktober 2014
Eindelijk was daar de dag waar we lang naar hadden uitgekeken: de Wereld Trombose Dag,
en wel in Maastricht. Op 13 oktober, de geboortedag van de Duitse trombosewetenschapper
Rudolf Virchow, begon het dagprogramma om 13 uur in de Serrehal van het ziekenhuis. De
trombosedienst, het Hart en Vaat centrum en vele andere hadden een stand opgebouwd. Ook
Tinie van den Bergh en Ilona de Jong waren als ambassadeurs van de Trombosestichting
aanwezig. Gedurende de dag kon men het nieuwe Centraal Diagnostisch Laboratorium
bekijken en men kon speed-daten met verschillende dokters en een apotheker. Er waren
demonstraties van point-of-care stollingstesten, informatie over steunkousen, de
trombosedienst, voeding en vitamine K, en enkele stands van de sponsoren van deze dag.
Vele patiënten en hun familie namen de tijd om even bij de stands te blijven staan en
informatie tot zich te nemen. Het dagprogramma sloot af om 17 uur en vervolgens werden
enkele stands, waaronder die van de Trombosestichting naar de universiteit verhuisd voor het
avondprogramma.
Om 18 uur begon het avondprogramma in het trefcentrum van de universiteit aan de
universiteitssingel 40. Op deze mooie locatie waren er verschillende stands en posters te zien
met uitleg over het stollingsonderzoek uitgevoerd aan de afdeling Biochemie. Er was een
signeersessie door de auteurs van het Vitamine K kookboek, Dr. Leon Schurgers en professor
Ten Cate. Ook kon men van prof. Coen Hemker een gesigneerde versie van zijn bekende
trombineboek krijgen. Daarnaast was er ook een stand van het spin-off bedrijf van Biochemie
Synapse dat hun volbloed trombinegeneratie meting demonstreerde. Het publiek kon genieten
van de geboden activiteiten met een kopje koffie met een lekker stukje Limburgse vlaai als
ook luisteren naar de gezellige muziek van Mario Nyeky and the Road. Om 19 uur begon in
de Maastrichtzaal het publieke symposium met een introductie over de Wereld Trombose Dag
door prof. Tilman Hackeng. Kristien Winckers, interniste in opleiding en jarenlang dokter van
de trombosedienst, gaf vervolgens een heel helder praatje over wat trombose precies is, en
vooral wat de waarschuwingstekens waren. Hierna was er een duo presentatie gegeven door
prof. Hugo Ten Cate samen met Tinie van den Bergh over de behandeling van trombose.
Tinie vertelde haar aangrijpende verhaal over haar 6 longembolieën vanaf zeer jonge leeftijd
tot aan recente jaren. Samen met het vraaggesprek met prof. Ten Cate maakte dit een grote
indruk op het publiek. Vervolgens werd er een film vertoond van een bergexpeditie van dr.
Bas de Laat van het Universitaire spin off bedrijf Synapse waarin men de relatie tussen
(hoogte) hypoxie en trombose heeft onderzocht. Deze film “Red meets White” werd ingeleid
door Edward Bekker die als gediplomeerde berggids de expeditie in goede banen heeft geleid.
Na een akoestisch intermezzo van Mario Nyeky and the Road vervolgde prof. Hackeng het
symposium met een lezing over de factor V Leiden mutatie en de relatie met trombose.
Vervolgens werd de film “Red meets Gold” vertoond waar men onderzoek gedaan heeft naar
inspanning door bij sporters voor en na de Amstel gold race bloed af te nemen. Deze film
betrof een wereldprimeur en werd ingeleid door Ilze Bekker, naast partner van Edward
Bekker ook semiprofessioneel wielrenster. Als afsluiting kon iedereen onder een lekker
drankje en muziek nog wat napraten en vragen stellen aan de aanwezige specialisten. De
algemene indruk was dat iedereen over deze eerste wereld trombosedag zeer tevreden was.
November 2014 Pagina 25 World Thrombosis Day
November 2014 Pagina 26