QFM examen Uitwerking Examen QFM Datum: 23 juni 2014 Onderdeel 1 Corporate Finance (totaal 20 punten) Vraag 1 (4 punten) EV VV rentedragend Net Capital Employed Kv netto Ke WACC 6360 9000 15360 3% 14% 7,55% Vraag 2 (4 punten) Het operationeel risico is het risico dat voortvloeit uit de aarde van de activiteiten van de onderneming. De omzet voorspelbaarheid/ stabiliteit/ mate van cycliciteit, de marge, de kostenstructuur en de activastructuur beïnvloeden het operationeel risico. Het financieel risico is het risico dat ontstaat door het financieren met rentedragend vreemd vermogen. Vraag 3 (4 punten) RONCE = 885/15.360; = 5,8%; dat is te laag gelet op de rendementseis van 7,55%. Vraag 4 (8 punten) Bedrijfsresultaat Belasting NOPAT 1180 295 885 Afschrijvingen 1800 Mutaties netto werkkapitaal 800 Invsteringskasstroom Vrije kasstroom -3500 -15 Netto rente Aflossing Mutatie RC bank Emissie Netto kasstroom -285 -800 100 800 -200 23 juni 2014 QFM examen Onderdeel 2 Working Capital Management/Liquiditeiten-beheer (totaal 30 punten) Vraag 1 (totaal 4 punten) De post overige reserves is toegenomen met (1.960 – 1.180 =) 780 1 punt Het bedrag dat aan dividend is uitgekeerd, bedraagt dan 1.875 – 780 = 1.095 1 punt De pay-out ratio bedraagt 1.095/1.875 *100 % = 58,4 % 2 punten Vraag 2 (totaal 4 punten) Inventory turnover 2013 = 8.925/2.050 = 4,35 2 punten De doelstelling voor de ratio van 5 wordt niet gehaald, omdat deze uitgelegd moet worden als minimaal te behalen. 2 punten Vraag 3 (totaal 6 punten) Begroting voor de resultatenrekening 2014 2010 Omzet 15.300 Inkoop omzet (10.710) Brutowinst 4.590 Afschrijvingskosten Beheerskosten Bedrijfsresultaat (170) (1.050) 3.370 Betaalde rente Winst voor belasting VPB (25 %) Winst na belasting (200) 3.170 (793) 2.377 Omzet 2014 = 1,2 maal 12.750 Inkoop omzet Brutowinst is 30 % van de omzet Afschrijving = 5 % van 3.400 Beheerskosten = 1,05 maal 1.000 Winst na belasting 23 juni 2014 1 punt 1 punt 1 punt 1 punt 1 punt 1 punt QFM examen Vraag 4 (totaal 6 punten) Opstelling financieringsbehoefte 2014 Methode 1 2014 3.370 (843) 2.527 170 (600) 2.097 (1.500) Bedrijfsresultaat Belasting 25 % BR na belasting Afschrijvingen Mutatie NWK Operationele kasstroom Investeringskasstroom Vrije kasstroom 597 Dividend (0,584 * 2.377) Betaalde rente na belasting (0,75 * 200) (1.388) (150) Financieringsbehoefte (tekort) (941) Methode 2 Ingehouden winst 2014 = (1-0.584) * 2.377= Afschrijvingen Mutatie NWK Investering Financieringsbehoefte (tekort) 989 170 (600) (1.500) (941) Dividend goed verwerkt Afschrijving goed verwerkt NWK goed verwerkt Investering goed verwerkt Einduitkomst goed = 1 punt 2 punten 1 punt 1 punt 1 punt 1 punt Vraag 5 (totaal 4 punten) Mogelijke situaties die aanleiding geven voor een liquiditeitsbegroting: • • • • Start van een onderneming Sterke groei van een onderneming Sterke seizoensschommelingen Geconstateerde liquiditeitsproblemen 2 + 2 punten Vraag 6 (totaal 6 punten ) Hyp. Lening Rek. courantkrediet Betaalde rente Dividend Tax shield 0,25 x 200 (200) 620 (200) (1.095) 50 Fin. KS (825) 23 juni 2014 1 punt 1 punt 1 punt 1 punt 2 punten QFM examen Onderdeel 3 Credit Management (totaal 20 punten) Vraag 1.a (2 punten) Een conservatoir beslag is een bewarend beslag. Het executoriale beslag is erop gericht daadwerkelijk te executeren n.a.v. een executoriale titel. (1 punt uitleg conservatoir beslag en 1 punt voor executoriaal beslag). Vraag 1.b (2 punten) Een voordeel kan zijn psychologisch effect om te gaan betalen of het beslagen goed wordt veiliggesteld. Een nadeel kan zijn dat het beslag niet kleeft en dat het beslag bij faillissement vervalt. (1 punt nadeel en 1 punt voordeel). Vraag 2.a (4 punten) Ze kunnen de afspraken vastleggen in een overeenkomst en de algemene voorwaarden van toepassing verklaren. De overeenkomst is specifiek voor deze transactie en bevat afspraken over prijs en aantal etc. De algemene voorwaarden bevatten meer algemene afspraken zoals hoogte incassokosten, eigendomsvoorbehoud etc. (1 punt per goed antwoord en 1 punt voor elke toelichting) Vraag 2.b (3 punten) Ja, hij kan privé aansprakelijk worden gesteld. Bestuurdersaansprakelijkheid. In casu kan dit omdat hij verplichtingen is aangegaan waarvan hij vooraf wist dat de BV deze niet zou kunnen nakomen. (Positief antwoord 1 punt. Toelichting 2 punten) Vraag 2.c (2 punten) Ja, dat kan mits er meerdere schuldeisers zijn die niet betaald krijgen en Tuinder BV in een toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. (Positief antwoord is 1 punt en 2 voorwaarden genoemd is 1 punt) Vraag 3 (2 punten) Juist, goederen geleverd onder eigendomsvoorbehoud blijven eigendom van de leverancier totdat er betaald is en behoren niet toe aan de boedel van de schuldenaar. (1 punt voor een positief antwoord en 1 punt voor de toelichting) Vraag 4 (5 punten) Een deelbetaling vragen voor het niet gedisputeerde gedeelte, het dispuut oplossen, de vordering overdragen ter incasso, conservatoir beslag, procedure starten, faillissement aanvragen. (Voor elk goed antwoord 1 punt) 23 juni 2014 QFM examen Onderdeel 4 Factoring Management (totaal 30 punten) Vraag 1 (9 punten) A:Verpandingsverboden, bonussen, duurovereenkomsten (jaarafspraken), etc.; B: bonussen, recht van retour, duurovereenkomsten (jaarafspraken), etc.; C: internationale overeenkomsten, projecten/duurovereekomsten, verpandingsverboden (bouw), etc. (Per genoemd goed en specifiek en juist toegelicht aspect kan een punt worden toegekend) Vraag 2 (6 punten) Bij consignatielevering heeft juridisch levering nog niet plaatsgevonden. Consignatievoorraad is dus uit perspectief van de factor voorraad van cliënt op locatie (en onder controle bij) derden. Vordering bestaat pas bij de daadwerkelijk juridische levering. Voor de factor is het facturatieproces en de timing hierin van belang en onderdeel van het onderzoek. Overigens is de vordering uit de daadwerkelijke levering veelal goed factorabel omdat sprake is van een afgeronde prestatie in tegenstelling tot een situatie waarbij sprake is van bijvoorbeeld recht van retour, waarbij weliswaar sprake is van een afgeronde prestatie, maar met voorwaardelijkheid. Antwoord dient inzicht te tonen dat voor de factor het moment van daadwerkelijke juridische levering en de samenhang hierin met het facturatiemoment van belang is. Vraag 3 (9 punten) Bruto debiteurensaldo: 20.000.000 Af: Debiteuren buiten NL: EUR 500.000 Ouderdom EUR 500.000 Concentratie (Stiho): EUR 1.000.000 Verpandingsverboden EUR 500.000 Totaal inhoudingen -/- 2.500.000 Geschoond saldo 17.500.000 Faciliteit 85% 14.875.000 Af: reservering bonussen -/- 200.000 Netto faciliteit 14.675.000 Huidig saldo bevoorschotting Beschikbaar 4.300.000 10.375.000 (Per inhouding en reservering 1 punt (5 punten), overzichtelijke opstelling als bovenstaand (2 punten), juiste berekeningen bevoorschotting, huidig saldo en beschikbaar (2 punten)) Vraag 4 (6 punten) 1. Bruto saldo -/- 5 miljoen, Inhoudingen -/- 1 miljoen, netto-faciliteit -/- 3.400.000, availability +/+ 1.600.000. 2. Bruto saldo, inhoudingen en netto faciliteit geen mutatie, availability -/- 15.000 3. Bruto saldo + 4.600.000, inhoudingen +550.000, netto faciliteit +/+ 3.442.500, availability +/+ 3.442.500 (Per volledig goed antwoord 2 punten, anders geen punten) 23 juni 2014
© Copyright 2024 ExpyDoc