Publication

SAMEN
streven naar duurzame
economische groei
Inhoudstafel
INTRO
Voorwoord
Voorstelling van de financiële sector in cijfers
Voorstelling van Febelfin
KERNTAKEN T.O.V. DE ECONOMIE EN DE MAATSCHAPPIJ
Zal de financiële sector zijn kerntaken t.o.v. de economie
en de maatschappij kunnen blijven behartigen?
3
4
6
8
10
12
CONCRETE BELEIDSVOORSTELLEN
22
DE FINANCIERING VAN DE ECONOMIE
De financiering van de gezinnen
Behoud het stelsel van de woonbonus
Laat het consumentenkrediet een ondersteunende rol spelen
in de economie
De financiering van de ondernemingen
Harmoniseer de verschillende kredietondersteunende regelingen
Versterk de financiële onafhankelijkheid van ondernemingen
Werk de discriminatie bij FEDER-steun weg
EVENWICHTIG OMGAAN MET SPAREN EN BELEGGEN
Spaargeld
Benader de spaarfiscaliteit als een aspect van de capaciteit
tot financiering
Behoud de technische kenmerken van het spaarboekje
Beleggersbescherming
Streef naar een meer evenwichtige en duurzame vorm
van beleggersbescherming
De financiering van de vergrijzing
Moedig de tweede pensioenpijler aan
Fiscaal klimaat
Creëer een evenwichtig, voorspelbaar,
rechtvaardig en eenvoudig fiscaal klimaat
Hou de sectorale heffingen en taksen draaglijk
Hervorm het BTW-stelsel voor de financiële sector
Aanbod om mee na te denken over toekomstige fiscaliteit
van financiële producten
Hef de opgelegde 'gelijke behandeling' van Belgische
en buitenlandse ICB’s op
ZORGEN VOOR EEN MODERNE
EN EFFICIËNTE FINANCIËLE INFRASTRUCTUUR
Digitale, nieuwe economie
Stimuleer het elektronisch betaalverkeer op alle niveaus
Ondersteun hoog-innovatieve activiteiten
Laat iedereen zijn steentje bijdragen op de weg
naar veilig internetbankieren
Waardevervoer
Stel een minimum dienstverlening in voor het waardevervoer
BELGIË BINNEN EUROPA
Coherente regelgeving
Creëer coherente regelgeving en voer een cumulatieve impactanalyse uit
Gelijke voorwaarden
Creëer een sectoraal en Europees gelijk speelveld
Weerslag van de bankenunie
Bied snel duidelijkheid over de toekomstige toezichtsregeling
en de nationale wisselwerking binnen de Europese bankenunie
Maak herstel- en resolutieplannen op met inachtneming
voor het proportionaliteitsbeginsel
Stem de nationale hervorming van de depositobescherming
af op de Europese
MACRO-ECONOMISCHE CONTEXT
De economie en de financiële sector: communicerende vaten
Groei en jobs
Gezonde overheidsfinanciën
Vergrijzing
DEELVERENIGINGEN EN BESTUURDERS
24
26
26
30
32
32
34
35
36
38
38
41
42
42
44
44
48
48
49
52
53
56
58
60
60
64
66
69
69
70
72
72
74
74
77
77
78
80
82
90
91
96
97
98
De financiële
sector:
financieel zorgenkind
of een katalysator
voor duurzame
groei?
01.
2
INTRO
3
4
Voorwoord
PLEIDOOI OM WERK TE
MAKEN VAN EEN VERTROUWENWEKKENDE
TOEKOMSTVISIE
Via dit visiedocument wenst Febelfin een
constructief debat aan te gaan en mogelijke
denkoefeningen en bouwstenen aan te reiken voor een structureel gezonde financiële
sector die ten volle zijn rol kan spelen in de
economie.
Samen met alle betrokken partijen kunnen
we de lessen uit het verleden op een duurzame wijze vastkoppelen aan de kansen die
de 21ste eeuw biedt (veranderend consumentengedrag, innovatieve technologie, ...).
Met dit visiedocument wensen we alvast constructief mee te stappen in het verhaal.
De vraag die we ons daarbij moeten durven
stellen, is: welke financiële sector wenst de
samenleving? Het antwoord op die vraag
vereist een genuanceerd en evenwichtig
debat, wars van emotie. Febelfin pleit voor
een gediversifieerde sector die, op maat van
de consumenten en ondernemingen, kredieten kan verlenen tegen concurrerende
tarieven en die de economische groei kan
financieren. Een sector die evenwichtig omgaat met het spaar-en beleggingsgeld van
de burgers en die zorgt voor een moderne
en efficiënte financiële infrastructuur,
opdat financiële transacties in goede banen
geleid kunnen worden.
In het eerste deel van dit visiedocument wensen we vooral in te gaan op de vraag of de
financiële sector van morgen zijn kerntaken
nog voldoende ter harte zal kunnen nemen.
We kijken daarbij naar de invloed van recente
evoluties en regelgeving, denk maar aan de
‘bankenwet’, op de toekomst van België als
financieel centrum.
In het tweede deel van dit visiedocument
worden een reeks nieuwe voorstellen geformuleerd op verschillende financiële gebieden
of worden bestaande dossiers van de nodige
feedback voorzien.
De toekomst van België als financieel centrum is onlosmakelijk verbonden met het
ruimere macro-economische klimaat in
België. De financiële sector in België en de
economie werken immers als communicerende vaten. Wij sluiten dit visiedocument
dan ook graag af met deze ruimere economische context die enkele mogelijke oplossingen aanreikt om het Belgische model betaalbaar en competitief te houden.
Wij wensen u veel leesplezier.
Filip Dierckx
Voorzitter Febelfin
Michel Vermaerke
Gedelegeerd bestuurder Febelfin
5
in cijfers
De financiële sector
VOORSTELLING VAN DE FINANCIËLE SECTOR IN CIJFERS
Financiering van de economie
UITSTAANDE LENINGEN VERSTREKT
DOOR DE IN BELGIË GEVESTIGDE BANKEN
aan Belgische overheden
86,0 mia EUR
aan gezinnen (o.a. hypothecaire kredieten)
186,9 mia EUR
aan ondernemingen
117,8 mia EUR
Cijfers van 12/2013
Evenwichtig omgaan met sparen en beleggen
Geld op spaarboekjes
Beheer voor rekening van derden
225 mia EUR
Cijfer van 12/2012
Leasing (roerend & onroerend)
12,3 mia EUR
Cijfer van 12/2012
Zorgen voor een moderne en efficiënte financiële
infrastructuur
Geldautomaten
8.701*
Geldafhalingen/jaar
295,1 mio EUR
Kantoren (banken en gevolmachtigde agenten)
7.138*
Zelfstandige agenten
3.877*
Abonnementen internetbankieren
10,1 mio*
Transacties internetbankieren/jaar
434 mio EUR
Aantal betalingen met de kaart
(debet- en kredietkaart)/jaar
1,2 mia EUR
Betalingen met de kaart (debet- en kredietkaart)/jaar
66,9 mia EUR
Cijfers van 12/2012
* Cijfers van 12/2013
6
249,9 mia EUR
Cijfer van 12/2013
Financiële sector in het algemeen
Banken
104**
Kredietinstellingen naar Belgisch recht
42**
Asset Managers (beleggingsondernemingen
en fondsbeheerders)
65***
Tewerkstelling (banksector)
59.263 jobs*
* Cijfer van 12/2012
** Cijfers van 12/2013
*** Cijfer van 09/2013
Balanstotaal
996,7 mia EUR
Cijfer van 09/2013
Nooit meer 2008: de financiële sector 5 jaar na de crisis
Afbouw balans
-36,4%
Toename kapitaal en reserves
+22,4%
Afbouw hefboom
-49,7%
Geconsolideerde basis – cijfers tussen 09/2007 en 09/2013
Toename uitstaande bankleningen aan Belgische
overheden 12/2007-11/2013
+25,1%
Toename uitstaande bankleningen aan Belgische
gezinnen (hypothecaire kredieten) 12/2007-11/2013
+34,1%
Toename uitstaande bankleningen aan Belgische
ondernemingen 12/2007-11/2013
+21,3%
Toename geld op gereglementeerde spaarboekjes
+67,9 %
Cijfers tussen 12/2007 en 11/2013
Bron cijfers: Febelfin-berekeningen gebaseerd op cijfers van de NBB
Meer gedetailleerde informatie vindt u op p.82 in het hoofdstuk
'Macro-economische context'.
7
Voorstelling van
VOORSTELLING VAN FEBELFIN
8
Febelfin vzw is de
Belgische federatie
van de financiële
sector. Ze verzoent
de belangen van haar
leden met die van
de beleidsmakers,
toezichthouders,
beroepsverenigingen
en belangengroepen
op nationaal
en Europees niveau.
eemt standpunten in voor en door haar leden: grootbanken, nichespelers, niet-bancaire
n
financiële instellingen en organisaties, aanbieders van financiële infrastructuur, enz.;
vertegenwoordigt leden op nationaal en Europees niveau en voert sociale
onderhandelingen;
verleent diensten: ze informeert, duidt en geeft advies en verstrekt ook opleiding via
Febelfin Academy;
communiceert met de leden en het grote publiek en neemt deel aan debatten op professioneel, politiek en maatschappelijk vlak.
Bezoek ook www.febelfin.be.
+270 5
leden
10
deelverenigingen
leden met bijzonder statuut
(dit zijn niet-bancaire financiële instellingen en organisaties): Belgian Venturing
Association, Belgische Beroepsvereniging der Factormaatschappijen, Belsipa,
Erkenningsraad voor effectenmakelaars, Euroclear, Isabel, LCH. Clearnet,
NYSE Euronext, SWIFT, Worldine
9
02.
10
KERNTAKEN
T.O.V. DE
ECONOMIE
EN DE MAATSCHAPPIJ
11
KERNTAKEN VOOR DE ECONOMIE EN DE GEMEENSCHAP
Kerntaken
ZAL DE FINANCIËLE
SECTOR ZIJN KERNTAKEN
T.O.V. DE ECONOMIE EN
DE MAATSCHAPPIJ
KUNNEN BLIJVEN
BEHARTIGEN?
In juni 2013 lanceerde Febelfin een
strategische agenda die de krijtlijnen voor de
financiële sector uittekende voor de komende
5 jaar. De agenda was de concrete uitkomst
van een grootschalig onderzoek binnen de
financiële sector, met als resultaat de 3-3-4
strategie: de 3 kerntaken van de financiële
sector, de 3 sleutels tot succes en de 4 engagementen die de sector zelf wenste na te streven.
3 kerntaken
De 3 kerntaken van de financiële sector zijn
een vertaling van zijn maatschappelijke en
economische rol:
12
De financiering
van de economie
Evenwichtig omgaan
met sparen en beleggen
Zorgen voor een moderne
en efficiënte financiële
infrastructuur
Binnen de eerste kerntaak 'de financiering
van de economie' wenst de financiële sector
in te zetten op drie verschillende prioritaire
pijlers:
ancaire basisfinanciering
B
Alternatieve financiering
Versterking van het eigen vermogen van
de ondernemingen
Elk van deze aspecten komt uitvoerig aan bod
in het tweede deel van dit visiedocument.
Sinds de zomer van 2013 zijn er heel wat initiatieven op het stuk van regelgeving en reglementering genomen die een belangrijke
invloed zullen uitoefenen op de toekomst van
de sector. Net daarom wordt in dit visiedocument de belangrijkste regelgeving bekeken
vanuit het oogpunt van de 3 kerntaken van
de financiële sector. De twee cruciale vragen
zijn: kan de sector in dit nieuwe landschap
nog ten volle zijn rol spelen ? En welke toekomst is er daarbij weggelegd voor België
als financieel centrum ?
Meer informatie over de strategische agenda
vindt u via http://3-3-4.febelfin.be.
13
KERNTAKEN VOOR DE ECONOMIE EN DE GEMEENSCHAP
Kan de financiële sector in
het nieuwe landschap zijn rol
nog ten volle spelen ?
De bankenwet als sluitstuk
van het financiële
transformatieproces
Eind 2013 bereikte de federale regering een
akkoord over de bankenwet. Via deze uitvoerige wet probeerde de regering om ongewenste
speculatieve activiteiten in te perken, het
remuneratiebeleid voor topbankiers te herzien,
de bescherming van de spaarder te verbeteren
en tot slot Europese financiële regelgeving om
te zetten in nationale regelgeving.
Febelfin begrijpt ten volle de politieke visie
van waaruit de bankenwet is opgesteld: een
streven naar een veiliger banksysteem met
een grotere bescherming voor de spaarder.
Positief is dat de bankenwet zowel een duidelijk antwoord formuleert op die doelstellingen als een oplossing biedt om ze te
behalen.
De kerntaak van de financiële sector als een van
de sectoren met de meest ingrijpende weerslag
op de maatschappij is en blijft de financiering
van de economie. België kent een zeer open en
export-georiënteerde economie die grotendeels
op KMO’s berust. De financiële sector maakt
zich zorgen dat de limieten die de bankenwet oplegt aan de financiële instellingen
in het kader van de ontwikkeling van hun
handelsactiviteiten, al te beperkend zouden kunnen werken. Hierdoor is het niet
onmogelijk dat er onvoldoende toegespitste
kredietverlening beschikbaar is bij een toekomstige economische expansie. Zeker voor
de KMO’s, die meer dan grote ondernemingen een beroep doen op bankkrediet, kan dit
grote gevolgen hebben en zou dit zuurstof uit
de economie kunnen halen.
Het is belangrijk om een beleidsvisie te ontwikkelen die vertrekt vanuit het principe dat
voor de broodnodige groei en investeringen
in België krediet nodig is. De financiële sector
wil opnieuw voortuitkijken en zijn rol blijven
spelen in de toekomst. De bankenwet moet
het sluitstuk vormen van het financiële en
bancaire transformatieproces dat plaats
gevonden heeft sinds het uitbreken van de
financiële crisis in 2008. Men moet echter
Het is belangrijk om een beleidsvisie te ontwikkelen die
vertrekt vanuit het principe dat de broodnodige groei
en investeringen in België krediet nodig hebben.
De bankenwet moet een sluitstuk vormen van het
financiële en bancaire transformatieproces dat plaats
gevonden heeft sinds het uitbreken van de
financiële crisis in 2008.
14
voorkomen dat de bankenwet een ‘mondstuk’
wordt en de economische groei in de kiem
smoort. De financiële sector zal de bankenwet en de weerslag ervan grondig evalueren.
Laten we ervoor zorgen
dat de kredietverlening alle
kansen krijgt
In 2013 hechtte de federale regering haar
goedkeuring aan de wet houdende diverse
bepalingen inzake de financiering voor
kleine en middelgrote ondernemingen. In
de wet is bepaald dat een bank telkens de best
passende kredietsoort moet aanbieden aan een
onderneming, worden informatieverplichtingen opgelegd en wordt de wederbeleggingsvergoeding bij het vervroegd terugbetalen van een
lening beperkt.
Tegelijk met de wet werd een gedragscode tussen de financiële sector en enkele
werkgeversorganisaties opgesteld om in de
concrete uitwerking van sommige principes
– zoals vastgelegd in de wet – te voorzien.
Debetrentetarieven van de bancaire
leningen aan niet-financiële
vennootschappen (*) (maandgegevens,
leningen tot € 1 miljoen)
2,25
9
2,00
8
1,75
7
1,50
6
1,25
5
1,00
4
0,75
3
0,50
2
0,25
1
0
0,00
2008
Gewogen gemiddelde rente
5
2009
2010
2011
2012
2013
Standaardafwijking van de rentetarieven(**)
(linkerschaal)
(in %)
4
België
Spanje
Duitsland
Portugal
Frankrijk
Ierland
(rechterschaal)
Italië
Bron: ECB, NBB
* Rentetarieven voor nieuwe leningen,
alle looptijden samen
3
2
2009
2010
2011
2012
** Standaardafwijking van de rentetarieven voor de
twaalf lidstaten van het eurogebied op 1 januari
2002, met uitzondering van Luxemburg.
2013
Bron: NBB
Bron: NBB (MIR-enquête en Schema A).
GEMIDDELDE OVER DE PERIODE 2007-2013
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
5,03%
5,32%
3,73%
3,20%
3,45%
3,07%
2,97%
Bron: NBB-cijfers - Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen (actuele cijfers)
15
KERNTAKEN VOOR DE ECONOMIE EN DE GEMEENSCHAP
Ongekend
Aangevraagd en geweigerd
Aangevraagd en geweigerd
wegens te hoge kost
Aangevraagd en deels goedgekeurd
Aangevraagd en het grootste deel
goedgekeurd
Aangevraagd en integraal goedgekeurd
Voorstelling Febelfin op gegevens ECB: “Survey on the Access to Finance of SMEs in the Euro Area”
(april – september 2013)
Opnieuw heeft Febelfin alle begrip voor
de vraag naar een zo vlot mogelijke kredietverlening voor KMO’s, die de kern van
de Belgische economie vormen. De weigeringsgraad en de kostprijs van ondernemingskrediet in België behoren echter tot de
laagste in Europa.
Sinds de financiële crisis in 2008 is het
volume aan ondernemingskrediet sterk toegenomen en de kostprijs verder gedaald.
Deze vlotte toegang tot ondernemingskrediet
biedt België een concurrentievoordeel ten
opzichte van zijn buurlanden.
16
De nieuwe wet is bedoeld om gevallen van
misbruik in de relatie tussen kredietinstelling en onderneming te voorkomen. Febelfin
vraagt zich echter af of de gevolgen van die
wet niet te ver gaan. Door een overdreven
juridisering en bureaucratisering van het
kredietproces, waarbij nog weinig ruimte
bestaat voor persoonlijke interactie tussen
bankier en ondernemer, lijkt het erop dat de
huidige wetgeving de kredietverlening in de
toekomst zal bemoeilijken. De vrees bestaat
dan ook dat het Belgische concurrentievoordeel uitgehold zal worden. Febelfin zal de
tweejaarlijkse evaluatie — zoals bepaald in de
wet — dan ook aangrijpen om een ernstige
analyse te maken.
De waaier aan regelgeving kan leiden tot een
verminderde financieringscapaciteit
Naast regelgeving zoals de bankenwet en de wet op KMO-kredieten
ziet de financiële sector, en in het bijzonder de bankensector, zich
geconfronteerd met een toevloed aan Europese regelgeving die
omgezet wordt in nationale regelgeving. We denken daarbij onder
meer aan CRD IV, MiFID II, Bank Recovery & Resolution
Directive, Deposit Guarantee en Resolution Funds, …
Febelfin vreest dat deze opeenstapeling van regelgeving in combinatie met een wijzigend macro-economisch klimaat zal leiden tot
een afnemende financieringscapaciteit van de financiële sector in
België: groei BBP => meer vraag naar krediet => meer consumentenvertrouwen => minder spaardrift => minder grondstof voor krediet
=> …., zie ook p.38. Een vlotte kredietverlening is fundamenteel
belangrijk voor het streven naar economische groei, de financiering
van de investeringen en de jobcreatie van morgen. Het kunnen
blijven financieren van de economie blijkt dan ook een belangrijke
uitdaging voor de komende jaren.
17
KERNTAKEN VOOR DE ECONOMIE EN DE GEMEENSCHAP
Welke toekomst is weggelegd
voor België als financieel
centrum ?
Gelijke voorwaarden
kunnen ervoor zorgen dat
investeerders België niet links
laten liggen
België heeft een erg internationaal financieel
landschap waarin ongeveer 80% van onze
financiële instellingen in buitenlandse handen
zijn. Net daarom is het van belang dat België de
financiële sector binnen een Europees en internationaal kader probeert te regelen.
Als België regelgeving ontwikkelt die strenger
is dan de Europese regels, kan dit ongewenste
gevolgen meebrengen. Buitenlandse financiële instellingen zouden zich dan immers
kunnen terugtrekken uit België of zich omvormen tot bijkantoren, waardoor ze onder
de toepassing vallen van de rechtspraak en
regelgeving van het land waarin hun zetel is
gevestigd. Dit betekent ook dat zij bepaalde
heffingen niet betalen in België (zoals de
depositogarantiebijdrage).
De jongste tijd is er een trend waarbij een
steeds groter aantal financiële instellingen zich
effectief omvormt tot bijkantoren. Hierdoor
wordt de concurrentie op de Belgische financiële markt verstoord: financiële instellingen
van uiteenlopende aard vallen onder de toepassing van verschillende regels en belastingstelsels. Financiële instellingen naar Belgisch
recht ondervinden dan ook een mogelijk concurrentienadeel ten aanzien van buitenlandse
spelers.
18
Een te strenge financiële regelgeving in
vergelijking met onze buurlanden creëert
bovendien geen vruchtbare grond voor
het aantrekken van buitenlandse financiële
activiteiten die economische groei kunnen
voortbrengen in België. Buitenlandse spelers
zullen door dergelijke ‘goldplating’ sneller de
knoop doorhakken om hun beslissingscentra
buiten België te huisvesten.
De bankenwet is een van de punten waarop
België verder gaat dan de Europese Unie.
De beperkingen die België oplegt met betrekking tot de handelsactiviteiten van banken
en het remuneratiebeleid voor bankiers, zijn
strenger dan die in de Europese regelgeving,
en de bescherming van spaarders wordt
strenger ingevuld.
Een gezonde rendabiliteit is
in het belang van de gehele
samenleving
De ruime waaier aan regels waarmee de
financiële sector, en meer bepaald de banksector, zich in België en in Europa geconfronteerd
ziet, hebben allemaal een veiligere sector tot
doel. Een onrechtstreeks gevolg is echter dat de
rendabiliteit van de sector sterk is teruggevallen: in 2012 bedroeg de opbrengst uit eigen
vermogen voor de gehele sector 4,1%, in 2011
zelfs maar 0,7%.
De sector heeft geen enkele ambitie om terug te keren naar de rendabiliteitsniveaus
die sommige instellingen erop nahielden
vóór de financiële crisis. Een structureel
gezonde winstgevendheid is echter van belang voor de samenleving.
De financieringscapaciteit van de financiële
instellingen staat namelijk in verhouding tot
hun eigen vermogen. Hoe meer eigen vermogen een instelling heeft, hoe meer ze de economie kan financieren en hoe schokbestendiger ze is in geval van stress op de markten.
Het eigen vermogen versterken kan enkel via
het reserveren van winsten of het aantrekken van kapitaal op de markten. Voor beide
elementen is een zekere winstgevendheid
vereist.
Niet toevallig wijst het Internationaal Monetair
Fonds (IMF) geregeld erop dat het kritieke
rendabiliteitsniveau een structureel risico inhoudt
voor de Belgische financiële sector.
‘De herstructurering van de banksector is de financiële kwetsbaarheid
verminderd en bleef ook de capaciteit van de banken op het gebied van de financiering van de economie intact. Door de vermindering van het hefboomeffect
is balanstotaal van de banken gekrompen van 410% van het BBP in 2008 tot
268% in het tweede kwartaal van 2013. De risico's verbonden aan vroegere
tegoeden zijn nu minder groot en de resterende portefeuille zal geleidelijk
aan worden ontmanteld. Er is verdere vooruitgang geboekt op het gebied van
liquiditeit en solvabiliteit. De risico's die voor de financiële sector blijven
doorlopen, hebben meestal te maken met een large structurele rentabiliteit en
vandaar dus ook met de mate waarin banken vastgelegde inkomsten kunnen
aanspreken om, indien nodig, kapitaalbuffers aan te leggen. De druk op de winst
is het gevolg van de hoge werkingkosten, het klimaat van lage rentetarieven
en de structurele beperking die karakteristiek is voor een markt die zijn
grenzen heeft bereikt en een trage groei kent.'(1)
(1) Bron: IMF Belgium article IV country recommendations
19
KERNTAKEN VOOR DE ECONOMIE EN DE GEMEENSCHAP
Laten we ook de weerslag van
regelgeving op de kostprijs
van het bankieren niet
vergeten
financieel centrum.(2) De strengere regelgeving maakt het de in België gevestigde spelers
niet eenvoudiger om talent aan te trekken en
marktconform te vergoeden.
Een ander gevolg van de vele regelgeving is
dat dit zal leiden tot een gemiddeld hoger
kostenplaatje voor de financiële sector en
dus mogelijk ook tot duurder bankieren.
Voor de optimale ontplooiing van gezonde
financiële economische activiteiten in ons
land moet talent worden aangetrokken.
Indien dit talent moeilijker zijn weg zal
vinden naar de Belgische financiële markt,
zal dit op lange termijn beperkend werken.
De invoering van strengere eigenvermogensvereisten voor banken, de liquiditeitscriteria,
de toegenomen belasting op banken, de verwachte verhoging van de financieringskosten
van een financiële instelling door het privilege voor de spaarder en belegger, de ‘bail-in’
regelgeving, … zullen een opwaartse druk
uitoefenen op de kostprijs van het bankieren. Elke instelling zal daarop inspelen al
naargelang haar strategische prioriteiten. In
de hypothese dat dit zou leiden tot duurdere
dienstverlening door sommige financiële
instellingen heeft dit een duidelijk remmend
effect op de economische ontwikkeling van
ons land.
Het aantrekken van voldoende
talent is nodig om voort te
werken aan de toekomst van
België als financieel centrum
België gaat verder dan de EU in de beperkingen die ze oplegt op vlak van de remuneratie
van bankiers.
Door de sterk internationale positionering
van de Belgische financiële sector moet er
rekening gehouden worden met een afhankelijkheid van de grote markttendensen. België
is afgezakt naar plaats 23 in de wereld als
Een gediversifieerd bancair
landschap garandeert de
beste dienstverlening
Een van de troeven van België als financieel
centrum is het aanbod van een gediversifieerd
financieel landschap. Dit is in het voordeel van
de klant, die verscheidene dienstverleners kan
raadplegen al naargelang zijn profiel.
Net daarom is het positief dat het Belgische
financiële landschap bestaat uit zowel vermogensbeheerders, beursvennootschappen,
universele banken, nichebanken, spaarbanken als infrastructuurbanken.
Een van de onrechtstreekse en ongewenste
gevolgen van de financiële regelgeving zou
echter kunnen zijn dat de banken steeds meer
in de richting van het retailbankieren worden
geduwd. Dat geldt zeker voor voor de bankenwet, waarin limieten en beperkingen met
betrekking tot handelsactiviteiten en gespecialiseerd risicobeheer voor de bankcliënten
worden opgelegd.
(2) Bron: The Banker
20
Indien een te groot deel van de markt afhankelijk wordt van de inkomsten uit het retailsegment leidt dit tot minder diversificatiemogelijkheden van de financiële sector op het
vlak van inkomsten. Dit verhoogt de interne
concurrentie binnen het retailsegment en
kan leiden tot ongezonde lage prijszettingen of tot een consolidatie binnen de retailmarkt. Op termijn kan dit ook een eventuele daling van de werkgelegenheid tot
gevolg hebben. De vraag is of die gevolgen
maatschappelijk wenselijk zijn.
Febelfin is van oordeel dat een gediversifieerd financieel landschap vele voordelen
biedt en behouden moet kunnen blijven.
Om maximaal gezonde financiële economische
activiteiten te ontplooien in ons land is de aantrek
van talent broodnodig. Indien dit talent moeilijker
zijn weg zal vinden naar de Belgische financiële
markt zal dit op lange termijn beperkend werken.
21
CONCRETE
BELEIDSVOORSTELLEN
22
Febelfin wenst inspiratie te bieden aan de beleidsmakers via inhoudelijke feedback en
concrete beleidsvoorstellen voor aangelegenheden die tijdens de komende regeerperiode
aanbod kunnen komen.
De voorstellen
sluiten aan
bij de drie kerntaken
van de financiële
sector:
De financiering
van de economie
Evenwichtig omgaan
met sparen en beleggen
Zorgen voor een moderne
en efficiënte financiële
infrastructuur
23
03.
24
DE
FINANCIERING
VAN DE
ECONOMIE
25
van de gezinnen
De financiering
DE FINANCIERING VAN DE GEZINNEN
BEHOUD HET STELSEL
VAN DE WOONBONUS
Enige tijd geleden heeft de overheid
besloten om de stimuli voor de woningmarkt (vandaag gekend als federale
woonbonus) over te hevelen naar het
regionale niveau. De regering heeft daarbij wel laten verstaan dat ze het systeem
van de woonbonus minstens wenst te
behouden voor bestaande contracten.
Belangrijke aanmoediging
Uit een studie van de KU Leuven(3) blijkt
dat de belastingvoordelen die de overheid
toekent via de woonbonus, een belangrijke aanmoediging zijn voor de Belg om
een eigen woning te verwerven, zeker voor
eenoudergezinnen of alleenstaanden. In 2010
bedroeg het belastingvoordeel 1.727,73 EUR
per nieuw verstrekt hypothecair krediet, wat
ongeveer overeenkwam met het gemiddelde
nettomaandloon van 1.740 EUR.(4)
Het verwerven van een eigen woning wordt
ook wel de ‘vierde pensioenpijler’ genoemd.
Het biedt de Belgische gezinnen meer stabiliteit en schokbestendigheid. Zolang de fiscale
aftrek niet leidt tot een oververhitting van de
vastgoedmarkt (maar hiervoor is de aftrek te
bescheiden), zorgt dit ook voor een versoepeling van het hoge belastingpeil in België.
Gezien de belangrijkheid van de stimuli,
wenst Febelfin zo snel mogelijk duidelijkheid te krijgen over de vorm die de regionale
woonbonus zal krijgen. Voor de concrete uitwerking ervan wil Febelfin nauw samenwerken met de Gewesten.
26
De financiële sector is van mening dat de
stimuli voor de woningmarkt, op het gebied
van de investeringen, moeten bijdragen tot
de verwezenlijking van drie doelstellingen,
met name:
e mogelijkheid voor een zo groot moged
lijk deel van de bevolking om eigenaar te
worden van een eigen woning;
de verwezenlijking van internationale
(milieu)doelstellingen, zoals op het vlak
van energiebesparing;
de renovatie van bestaande (deels verouderde) woningen.
In die context heeft hij een voorstel uitgewerkt waarbij de prioriteit komt te liggen op:
1
e verwerving van de enige eigen
D
woning, en dit zowel via aankoop als
via nieuwbouw.
De
bevordering van energiebesparende
2
investeringen, zowel voor de huurder
als de eigenaar. Bovendien speelt het
geen rol of het gaat om een enige eigen
woning, een opbrengsteigendom, enz.
De
verwerving van een tweede woning,
3
zowel via aankoop als via nieuwbouw.
Een belangrijke voorwaarde is wel
dat de woning aan bepaalde energienormen vodoet of dat er energiebesparende investeringen gedaan worden om tot een dergelijk peil te komen.
Hoe moeten de stimuli
er concreet uitzien ?
Het behoud van het huidige systeem van de
woonbonus geniet de voorkeur: de stimuli
worden gekoppeld aan de kredietverlening.
Het verschil ligt in het feit dat het systeem
toegepast wordt op gewestelijk en gemeenschappelijk niveau.
Het systeem is bij de kredietnemers al jaren
gekend en heeft verscheidene voordelen:
e stimuli worden gespreid in de tijd. Een
D
beperking van de looptijd van de woonbonus is een mogelijke optie.
De koopkracht wordt op peil gehouden.
Op sociaal-economisch gebied dragen de
stimuli ertoe bij dat ook mensen uit lagere inkomensklassen een eigen woning
kunnen verwerven of renovaties kunnen
uitvoeren.
Er kan gedacht worden aan het principe van
een algemene ‘basiswoonbonus’ voor alle kredieten, ongeacht de bestemming: aankoop,
bouw, verbouwing, ... De regionale overheid
kan deze basisbonus dan volgens haar eigen
beleidsaccenten aanvullen met extra stimulansen voor bijvoorbeeld de enige eigen
woning, energiebesparende investeringen, de
verwerving van een enige eigen woning door
jongeren, ...
De huidige samenstelling van de woonbonus
(kapitaal, interesten, levensverzekeringspremie) zou integraal behouden moeten worden.
(3) Studie naar het belang van het consumentenkrediet
en het hypothecair krediet voor de Belgische economie,
Prof. Dr. Nancy Huyghebaert, KU Leuven, januari 2012
(4) Salarisenquête 2010
27
DE FINANCIERING VAN DE GEZINNEN
Voor Febelfin is het belangrijk dat iedereen in aanmerking komt voor de woonbonus. Febelfin wenst daarom ook niet
dat de woonbonus vervangen wordt door
een BTW-verlaging. Een dergelijke maatregel zou enkel de bouw en de renovatie van
woningen bevorderen en niet de verwerving van een eigen woning. De overgrote
meerderheid van de bevolking beschikt,
zonder de huidige belastingvoordelen, niet
over voldoende middelen om een woning te
bouwen of te renoveren. Bovendien heeft
een BTW-verlaging een onmiddellijk effect,
wat prijsverhogend kan werken. Ook heeft
het een onmiddellijke budgettaire weerslag
op de uitgaven van de overheid.
Hypothecair krediet
Wordt het belastingvoordeel toegekend
via een hypothecair krediet, dan moet het
verbonden blijven met een hypothecaire
inschrijving.
Een hypothecaire inschrijving vormt voor de
kredietgever immers een stabiele waarborg
en leidt tot een lager risiconiveau en dus tot
lagere contractuele rentevoeten.
Febelfin is binnen het kader van de hypothecaire kredieten voorstander van zo weinig
mogelijk maatregelen die een direct voordeel
opleveren, zoals premies, aangezien die een
prijsverhogend effect kunnen hebben.
Hypothecaire omloop (FSMA)
200.000
188.167
183.615
180.000
172.049
161.723
160.000
151.738
137.016
140.000
x 1.000.000 EUR
126.383
120.000
114.105
101.092
100.000
89.414
74.775
80.000
59.127
82.900
64.287 67.707
60.000
40.000
20.000
0
!"!#$%&'%()!
*= raming
Bron: FSMA. Cijfers voor alle kredietgevers (ook niet-bancaire)
28
Het belastingvoordeel zou maar gelden voor
hypothecaire kredieten op minimum 10 jaar.
Op die manier blijft de het verschil met een
consumentenkrediet duidelijk.
Febelfin pleit voor een verlenging van
de geldigheidsduur van de hypothecaire
inschrijving. Vandaag bedraagt de duur
van een hypothecaire inschrijving 30
jaar. Een verlenging van de hypothecaire
inschrijving tot 40 jaar is wenselijk voor
alle vormen van hypothecair krediet.
Omgekeerd woonkrediet
Omgekeerd woonkrediet biedt senioren de
mogelijkheid om de waarde van hun onroerend vermogen te activeren en zo hun roerend vermogen aan te vullen.
Bij een traditioneel woonkrediet betaalt de
eigenaar een lening af bij zijn financiële instelling. Een omgekeerd woonkrediet draait
dit patroon om. De eigenaar verkoopt zijn
woning, of een deel hiervan, aan de financiële instelling. In ruil krijgt hij een kapitaal
uitbetaald of (bijvoorbeeld) een maandelijks
bedrag. Op die manier wordt het slapende
vermogen van de woning omgevormd tot een
(belasting)vrij inkomen en voorziet de eigenaar van de woning zichzelf van een aanvullend pensioen.
Bij overlijden van de betrokkenen of bij verkoop van de woning wordt bij het omgekeerd
woonkrediet steeds bekeken welke som nog
kan worden uitbetaald aan de nabestaanden
op basis van de verkoopwaarde van het onroerend goed. Op die manier blijft er voor
hen nog een stuk erfenis over. Dit soort van
transactie is dus niet gelijk aan een volledige
verkoop.
Omgekeerd woonkrediet kan een uitbreiding
zijn van de derde pensioenpijler (het individueel aanvullend pensioen of het zogenaamde pensioensparen). Ook kan het dienen in
het kader van de oprichting van een vierde
pijler (individuele beleggingsdoelen).
België kent niet de hoogste wettelijke pensioenen in Europa maar heeft wel een bevolking die veel onroerend bezit heeft. Het omgekeerd woonkrediet geeft, bijvoorbeeld aan
gepensioneerden, de mogelijkheid om hun
pensioen aan te vullen en hun beschikbaar
inkomen sneller te vergroten.
In tegenstelling tot andere landen zoals
Frankrijk en Nederland, is het in België tot
op de dag van vandaag niet mogelijk een
omgekeerd woonkrediet te sluiten. Nochtans kan dit product nuttig en bruikbaar
zijn. Er is echter behoefte aan regelgeving
en toezicht, opdat de consument voldoende beschermd wordt bij het aangaan
van een dergelijk kredietvorm. Ook moet
worden gezorgd voor voldoende fiscale
omkadering.
Het bedrag aan
uitstaand hypothecair
krediet is meer dan
188 miljoen EUR.
29
DE FINANCIERING VAN DE GEZINNEN
LAAT HET CONSUMENTENKREDIET EEN
ONDERSTEUNENDE
ROL SPELEN IN DE
ECONOMIE
Eind 2013 ging er heel wat mediaaandacht naar de uitspraken van de
minister van Economie, Noordzee en
Consumentenzaken in verband met
het consumentenkrediet. Hij stelde dat
steeds meer mensen hun krediet op
afbetaling niet meer kunnen betalen.
Duidelijkere regels moeten volgens hem
zorgen voor een daling van het aantal
mensen die onvoldoende geïnformeerd
een consumentenkrediet aangaan en
in een uitzichtloze financiële situatie
terechtkomen.
In 2012 daalde de omloop van het consumentenkrediet voor het eerst sinds 2003. Het
bedrag aan uitstaande kredieten verminderde
met 1,5% tegenover het jaar daarvoor. Ook in
de eerste helft van 2013 zette die tendens zich
voort: de omloop lag toen 1% lager dan het
jaar voordien (21,3 miljard EUR in plaats van
21,5 miljard EUR).
Het bedrag
aan uitstaand
consumentenkediet is
21,3 miljard EUR.
Consumentenkrediet: omloop (ADSEI)
Bron: ADSEI, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
Cijfers voor alle kredietgevers (ook niet-bancaire)
30
TOTAAL AANTAL
COLLECTIEVE
SCHULDEN­REGELINGEN
TOTAAL AANTAL
SCHULDENREGELINGEN
ZONDER KREDIET
% TOTAAL AANTAL
SCHULDENREGELINGEN
ZONDER KREDIET
2008
70.168
22.251
31,71%
2009
78.147
25.128
32,15%
2010
87.125
28.013
32,15%
2011
94.863
35.020
36,92%
2012
101.155
37.214
36,79%
2013
106.921
39.504
36,95%
Vandaag leven we in economisch ongunstige tijden. Burgers gaan hierop echter niet
reageren door overmatige schulden aan te
gaan. In tegenstelling tot wat vaak gedacht
wordt, compenseren gezinnen een daling
in het beschikbare inkomen niet door meer
kredieten op te nemen. De bovenstaande, dalende cijfers tonen duidelijk het procyclische
karakter van consumentenkredieten aan.
Binnen het stijgend aantal collectieve schuldenregelingen neemt (achterstallig) krediet
een alsmaar kleinere plaats in. Uit cijfers van
de Nationale Bank van België (NBB) blijkt
dat het aandeel van andere schuldvormen
toeneemt. Dit gaat dan over schulden met betrekking tot energiefacturen, huur, gezondheidszorg, telefoon of belastingschulden. In
2013 waren er 39.504 schuldenregelingen
zonder enige vorm van krediet, d.i. 36,95%
van het totaal aantal regelingen. 5 jaar eerder
lag dat cijfer nog op 31,71%.
De financiële sector is vragende partij voor
een echte schuldencentrale. Daarvoor is een
verruiming van de Centrale voor Kredieten
aan Particulieren bij de NBB nodig. Gegevens per betalingsachterstand bijvoorbeeld
met betrekking tot GSM-facturen zouden
daarin moeten worden opgenomen. Dit
zou een enorme stap vooruit zijn in de beoordeling van de kredietwaardigheid van
potentiële kredietnemers.
Het is absoluut nodig dat het consumentenkrediet zijn ondersteunende rol in de
economie kan blijven spelen. De beleidsmakers kunnen en mogen niet om de vaststelling heen dat consumentenkredieten
erg belangrijk zijn voor de Belgische economie. De financiële sector heeft behoefte aan
een gezonde en stabiele regelgeving waarin
zowel consumentenkrediet als hypothecair
krediet een plaats heeft. Dit kan perfect
samengaan met de strijd tegen overmatige
schuldenlast. Permanent sleutelen aan de
regelgeving en steeds verder willen gaan
dan Europa is niet de weg die vandaag bewandeld moet worden.
31
van de ondernemingen
De financiering
DE FINANCIERING VAN DE ONDERNEMINGEN
32
HARMONISEER
DE VERSCHILLENDE
KREDIETONDERSTEUNENDE REGELINGEN
Belgische ondernemingen die een
krediet willen aangaan, kunnen bij tal
van instellingen aankloppen.
Het betreft instellingen die zelf achtergestelde
leningen verstrekken (bijv. het Participatiefonds), garantieregelingen voor KMO’s, een
kredietportefeuille die verzekerd kan worden
tegen faling door Gigarant, subsidieregeling
voor durfkapitaal via win-winleningen, enz.
Febelfin is van oordeel dat elk van die
regelingen waardevol is en bijdraagt tot een
efficiënt financieringslandschap in België.
De grote verscheidenheid aan initiatieven
maakt echter dat mensen soms door de bomen het bos niet meer zien. Het bestaan van
Volume ondernemingskredieten (in miljoen EUR)
zowel regionale, federale als Europese systemen maakt de situatie nog complexer.
De financiële instellingen stellen zich op
als een constructieve partner bij de zoektocht naar de regeling die het best past bij
het kredietdossier van de klant. Toch is het
niet onmiddellijk de taak van de bankier om
als adviseur op te treden in dit kluwen van
regelingen.
Er is behoefte aan een duidelijk overzicht
van de verschillende kredietondersteunende regelingen om ondernemers meer
inzicht in de mogelijkheden te bieden. Ook
is een verdere afstemming wenselijk tussen Vlaamse, Waalse, federale en Europese
systemen. Zeker als de toegang tot het
bankkrediet in de toekomst misschien niet
meer zo vlot zal kunnen verlopen onder
meer als gevolg van Basel III, is het belangrijk dat de ondernemers een duidelijk beeld
hebben van de alternatieve oplossingen die
ter beschikking zijn.
Febelfin heeft zich ertoe verbonden om een
overzicht van de verschillende regelingen
te geven op de website
www.financieringvanondernemingen.be
(onderdeel ‘overheidssteun’). Een andere
mogelijkheid die Febelfin daarbij onderzoekt, is of er via Febelfin Academy geen
opleidingen kunnen aangeboden worden die de bankiers zelf meer inzicht bieden in het gamma aan ondersteunende
maatregelen.
Febelfin roept ook op om maatregelen
te nemen die het eigen vermogen van de
ondernemingen kunnen verhogen. Op
Vlaams niveau werd al een initiatief in die
zin genomen via de win-winlening van
PMV, die haar nut als financieringsmiddel voor bedrijven al heeft bewezen. In
2013 was er een totale productie van 1.668
win-winleningen voor een totaal bedrag
van 46,55 miljoen EUR. Febelfin pleit voor
meer van die initiatieven op het niveau van
alle drie de Gewesten.
Win-win leningen
Aantal
Bedrag (in miljoen EUR)
Het bedrag aan
uitstaand krediet aan
ondernemingen is
118,5 miljard EUR.
1668 1800
50
45
1600
40
1314
1400
35
1200
30
1000
851
25
800
20
15
10
5
0
337
308
370
600
331
400
123
200
3,12
8,96
8,13
9,65
8,23
24,24
36,07
46,55
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Bedrag
0
Aantal
Bron: PMV
33
DE FINANCIERING VAN DE ONDERNEMINGEN
VERSTERK
DE FINANCIËLE
ONAFHANKELIJKHEID
VAN ONDERNEMINGEN
Door de economisch minder gunstige
conjunctuur van de jongste jaren,
hebben we zowel het aantal kredietaanvragen als de kwaliteit van de
aanvragen zien dalen. Zeker de kleinste
ondernemingen worden getroffen door
deze evolutie.
De Nationale Bank van België (NBB) heeft op
basis van de balansen van 2011 een onderzoek
gevoerd naar de financiële onafhankelijkheid
(d.i. de verhouding tussen het eigen vermogen
en de som van de passiva/verplichtingen) van
256.000 Belgische ondernemingen. Zij stelde
vast dat de financiële onafhankelijkheid van
Financiële onafhankelijkheid en graad
van zelffinanciering (in %)
GRAAD VAN FINANCIELE ONAFHANKELIJKHEID
50
50
45
45
40
40
0
2010
5
0
Grote ondernemingen (globalisatie)
Kmo’s (globalisatie)
Grote ondernemingen (mediaan)
Kmo’s (mediaan)
Bron: NBB - Resultaten en financiële situatie
van de ondernemingen in 2012
34
2012 r
10
5
2008
15
10
2006
20
15
2004
25
20
2002
30
25
1998
35
2000
35
30
de bedrijven in het algemeen erop vooruit is
gegaan. Voor de kleinste bedrijven blijft dit
echter problematisch en dat kan in de toekomst alleen nog meer verergeren.
De financiële onafhankelijkheid bij alle
KMO’s bedroeg eind 2012 39%. Als we, ter
vergelijking, naar de grote ondernemingen
kijken, dan stijgt dat cijfer tot 44,7%. 17,3%
van de ondernemingen torste in 2012 echter
een negatief eigen vermogen. Dit betekent
dat ongeveer 1 op 6 ondernemingen in een
weinig comfortabele toestand verkeert. Vaak
zijn dit de allerkleinste ondernemingen.
Financieel onafhankelijk zijn is voor een
onderneming van groot belang. Bedrijven
die minder afhankelijk zijn van vreemde
middelen, hebben ook minder financiële lasten die wegen op het financiële resultaat. Op
die manier kunnen ze ook makkelijker en
tegen gunstigere tarieven nieuwe leningen
aangaan als ze die nodig hebben. Omgekeerd leidt minder financiële onafhankelijkheid tot minder investeren en dus een lagere
levensvatbaarheid en een hoger risicoprofiel.
Febelfin stelt voor dat fiscale maatregelen
worden genomen die KMO’s aanmoedigen
om hun eigen vermogen te versterken. Een
van de mogelijkheden is een hervorming
van de notionele intrestaftrek, waarbij de
fictieve interestvoet berekend op basis van
het gemiddelde van 10-jarige OLO’s (lineaire obligaties) aangepast wordt ten gunste
van KMO’s.
WERK DE
DISCRIMINATIE BIJ
FEDER-STEUN WEG
Ondernemingen die steun wensen te genieten, moeten hun uitgaven doen vóór het
einde van die periode. Wanneer die investeringen gefinancierd worden via een leasingstransactie, komt het deel van het investeringsbedrag dat pas na die datum betaald
wordt via huurbetalingen, niet in aanmerking
voor FEDER-steun.
FEDER/EFRO (Fonds européen de
développement régional / Europees
Fonds voor regionale ontwikkeling)
is een project van de Europese Unie
dat onder meer bedrijven in bepaalde
regio’s vooruit wilt helpen.
De huidige FEDER-werkwijze leidt tot ongewenste en vermijdbare beperkingen op
het vlak van de kredietmogelijkheden van
de ondernemingen en tot een vorm van discriminatie tussen financiering via leasing en
financiering via bankkrediet.
In het kader van de FEDER-steunprogramma’s kunnen ondernemingen een beroep
doen op subsidiëring van hun investeringen.
Febelfin pleit ervoor dat het investeringsbedrag dat na de einddatum van het programma betaald wordt via een huurbetaling toch
in aanmerking komt voor steun.
In het steunprogramma staat altijd een
bepaalde termijn vermeld (bijv. 5 jaar).
Er staat in ons land
12,3 miljard EUR aan leasing uit.
Roerende leasing is
het populairst.
Roerende en onroerende leasing:
UITSTAANDE VOLUMES (BEDRAGEN IN MILJOEN EUR, AANTALLEN IN EENHEDEN)
2005
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2012/2011
Aantal Bedrag Aantal Bedrag Aantal Bedrag Aantal Bedrag Aantal Bedrag Aantal Bedrag Aantal Bedrag Aantal Bedrag
Roerende
leasing
240.161
6.356,7
252.326
7.344,8
282.713
8.570,7
265.139
7.779,8
270.825
7.988,7
258.327
8.145,6
257.896
8.527,0
-0,2%
4,7%
Onroerende
leasing
1.363
2.490,0
1.636
3.023,6
1.853
3.641,1
2.028
3.857,6
2.147
3.969,4
2.258
4.071,3
2.343
3.820,1
3,8%
-6,2%
Totaal
241.524
8.846,7
253.962 10.368,4 284.566 12.211,8 267.167 11.637,4 272.972 11.958,1 260.585 12.216,9 260.239 12.347,1
-0,1%
1,1%
Bron: Belgische Leasingvereniging (BLV)
35
04.
36
EVENWICHTIG
OMGAAN
MET SPAREN
EN BELEGGEN
37
Spaargeld
SPAARGELD
BENADER DE SPAARFISCALITEIT ALS EEN
ASPECT VAN DE CAPACITEIT TOT FINANCIERING
VAN DE ECONOMIE
Een aantal federale ministers alsook
de Nationale Bank van België (NBB)
hebben al herhaaldelijk publiekelijk de
wens uitgedrukt om de spaarfiscaliteit
te herzien, bijv. via een aanpassing
van de huidige belastingvrijstelling van
1.900 EUR.
De redenen daarvoor zijn onder meer:
de looptijd van spaargelden op de balans
van de banken (bijv. via het aanhouden
van termijnrekeningen, kasbons, …) kan
verlengd worden;
de reële (lokale) economie kan verder ondersteund worden dankzij de inzet van
spaargeld;
ook al worden er verscheidene spaarboekjes aangehouden, het belastingvoordeel
wordt maar één keer toegekend.
Vandaag staat er een recordbedrag
van bijna 250 miljard EUR op de
Belgische spaarboekjes.
38
Aantal gereglementeerde spaarboekjes
250.000
200.000
150.000
Gereglementeerde
spaardeposito's
100.000
50.000
0
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens van de NBB
Dit beschikbare depositovolume is echter
geen structureel maar een volatiel gegeven. In een studie die Febelfin laten uitvoeren heeft door KU Leuven Professor Nancy
Huyghebaert, wordt aangetoond dat het
volume aan spaargeld fluctueert en wordt
bepaald door verschillende macro-economische parameters zoals een verschuiving
binnen het beschikbaar inkomen van de
gezinnen, de volatiliteit op de aandelenmarkt,
het werkloosheidsniveau, enz. Elk van die
parameters heeft (on)rechtstreeks invloed op
de (on)zekerheid van het volume aan spaargeld. Aangezien de spaardeposito’s de grootste bron zijn voor de kredietverlening, heeft
de volatiliteit van het spaarvolume ook een
onmiddellijke en aanzienlijke weerslag op de
financiering van de economie.
In de studie wordt erop gewezen dat het niet
gezond zou zijn om een beleid te bouwen op
het huidige, uitzonderlijk hoge volume aan
spaardeposito’s. Er bestaan namelijk geen
aanwijzingen dat dit volume permanent
beschikbaar is of zal volstaan bij een mogelijke stijging van de kredietvraag.
De financieringscapaciteit van een financiële instelling is en blijft een fragiel web
van verschillende draden. Wie aan een van
die draden raakt, dreigt deining te veroorzaken in het hele web. Beleidsingrepen die
wijzigingen in het depositovolume kunnen
veroorzaken, moeten daarom met de grootste
omzichtigheid benaderd worden.
Meer uitgebreide informatie daarover staat
te lezen in onze strategische agenda,
http://3-3-4.febelfin.be, onderdeel ‘Engagement 1: Economie financieren’.
39
SPAARGELD
Het verband tussen spaargeld en
kredietverlening
Wat is de concrete betekenis van het verband
tussen de spaarboekjes en de kredietverlening? Als het depositovolume slinkt, bijvoorbeeld door een combinatie van de aanpassing
van de belastingvrijstelling op het spaarboekje, de daling van de werkloosheidscijfers en
de aantrekking van de aandelenmarkten, dan
bestaan er twee opties:
e financiële sector krijgt het relatief snel
d
moeilijk om te voldoen aan de liquiditeitsregels die opgelegd worden door Basel III;
of hij moet zijn financieringscapaciteit
terugschroeven.
Vele burgers denken dat financiële instellingen op grote bergen spaargeld zitten waardoor ze hun financieringscapaciteit zomaar
kunnen opdrijven zonder dat dit gevolgen
heeft voor de liquiditeit. Dit klopt echter niet:
uit een sensitiviteitsanalyse blijkt dat de
Belgische financiële sector bij een bruuske
uitstroom van minder dan 5% van de depositobasis al in ademnood zou komen op het
vlak van de nieuw opgelegde liquiditeits­
criteria. Met andere woorden: hij zou misschien niet meer kunnen voldoen aan de
nieuwe liquiditeitsregels.
Verloren gegane financiering
De financiële sector zou in zo’n geval de verloren gegane financiering moeten compenseren op een van de volgende manieren:
oor zijn balans in te krimpen en minD
der leningen te verstrekken. De sector
zou dan geen problemen hebben om aan
de liquiditeitseisen te voldoen, maar de
40
reële economie zou wel lijden onder de
verminderde financieringscapaciteit van
de financiële sector.
Door financiering aan te trekken op de
interbancaire markt. Basel III ontraadt
echter financiering via de interbancaire
markt waardoor de LCR-scores (liquidity
coverage ratio), dit zijn criteria om in te
schatten of een bank een stresssituatie van
30 dagen kan overleven op het vlak van liquiditeit) van de financiële sector onder de
verplichte drempelwaarde zouden vallen.
Febelfin pleit ervoor om de spaarfiscaliteit
niet bruusk te hervormen. Een beleid dat
ontradend werkt op het aanhouden van een
spaarboekje kan ongewenste effecten meebrengen. Zo kan de financieringscapaciteit
in het gedrang komen wanneer de macroeconomische context wijzigt, bijv. bij het
aantrekken van de aandelenmarkten.
BEHOUD DE TECHNISCHE KENMERKEN
VAN HET SPAARBOEKJE
In juli 2012 sloten de minister van
Economie, Noordzee en Consumentenzaken, de minister van Financiën,
de FSMA (Autoriteit voor Financiële
Diensten en Markten) en Febelfin een
politiek akkoord over de spaarboekjes.
Vandaag rijst overal de vraag naar duurzame, transparante en coherente regelgeving.
De financiële sector gaat er, binnen dat
kader, vanuit dat het nieuwe systeem van
het spaarboekje geruime tijd gebruikt kan
worden. Hij is dan ook vragende partij om
de technische modaliteiten van de werking
van de spaarboekjes niet opnieuw aan te
passen, zeker niet op korte of middellange
termijn.
In dat akkoord werden volgende afspraken
gemaakt:
e verworven getrouwheidspremie wordt
d
op trimestriële basis toegekend;
de klant heeft de mogelijkheid om driemaal per jaar geld over te schrijven tussen
zijn spaarrekeningen binnen een zelfde
bank(merk) zonder dat hij zijn getrouwheidspremie verliest (het bedrag van
overdracht moet wel minimum 500 EUR
bedragen);
elke bank (of elk bankmerk) mag maximum zes rentecombinaties aanbieden;
er wordt een calculator gecreëerd die de
spaarder gepersonaliseerde informatie
biedt over de lopende en de verworven interesten op zijn spaarrekening(en).
De toepassing van het akkoord heeft verregaande inspanningen en investeringen gevergd van de financiële sector, zeker op het
gebied van de trimestriële bijschrijving van
de getrouwheidpremie en de mogelijkheid
om geld over te schrijven tussen rekeningen
zonder de getrouwheidspremie te verliezen.
41
Beleggersbescherming
BELEGGERSBESCHERMING
42
STREEF NAAR EEN
MEER EVENWICHTIGE
EN DUURZAME VORM
VAN BELEGGERSBESCHERMING
Beleggers beschermen en de efficiëntie,
concurrentie en transparantie op
de Europese financiële markten
bevorderen: dat is de doelstelling van
de MiFID-richtlijn of de Markets in
Financial Instruments Directive.
De eerste MiFID-richtlijn van 2007 is ondertussen grondig herwerkt op basis van de lessen
die zijn getrokken uit de financiële crisis. Onder MiFID II zullen bijvoorbeeld niet alleen
meer financiële instrumenten (obligaties, gestructureerde producten, derivaten, ...) maar
ook verzekeringsproducten onder de toepassing van de MiFID-bepalingen vallen.
MiFID II zal binnenkort door het Europees
Parlement worden goedgekeurd en bijgevolg zal onze regelgeving opnieuw moeten
worden aangepast. Daarbij zal ook rekening
moeten worden gehouden met de Level II
technische normen van de ESMA (European Securities and Markets Authority). Wat
België betreft, gaat het om erg belangrijke
werkzaamheden die een samenwerking met
de regelgever vergen.
Ook op nationaal vlak kwamen er hervormingen die de belegger beter moeten
beschermen. Het wetsontwerp Twin Peaks II
is daarbij een heel belangrijke schakel. Twin
Peaks II versterkt de bevoegdheden en toe-
zichtsinstrumenten van de FSMA (Autoriteit
voor Financiële Diensten en Markten), die
nu nauwer kan toezien op de inachtneming
van financiële regelgeving en verplichtingen
kan opleggen aan de financiëledienstenverleners om de belangen van hun klanten te
beschermen. Met Twin Peaks II behoort de
verzekeringssector nu ook tot het toepassingsgebied van MiFID en dat heeft gevolgen
voor de banken die verzekeringsproducten
aanbieden.
Wegens de complexiteit van die regelgeving
zal het nodig zijn dat er koninklijke uitvoeringsbesluiten en reglementen worden uitgevaardigd of dat de regelgever toelichting
verstrekt via circulaires. Het Twin Peaks
II-pakket in zijn geheel zal een ingrijpende
wijziging van de Belgische regelgeving op
dat gebied tot gevolg hebben.
Wetboek
Een ander belangrijk onderdeel van de nationale hervormingen betreft de Codificatie
en herwerking van het Wetboek Economisch
Recht. Daarin zitten onder meer de wetboeken ‘Marktpraktijken en bescherming van de
consument’ en ‘Bescherming van de consument van financiële diensten en instrumenten’. De herwerking moet leiden tot meer
bescherming aan de leek die financiële producten koopt.
e hervormingen neigen naar overreguD
lering. De verregaande controles op een
juiste toepassing van het beleggingsprofiel, zware sancties, omgekeerde bewijslast,
mystery shopping, enz. impliceren een toename van bureaucratie en van de daaraan
verbonden kosten.
De beoogde transversale coherentie tussen
de verschillende regelgevingen is voor verbetering vatbaar. Dit geldt eveneens voor
de dubbele of overlappende bevoegdheden
van de FSMA en de FOD Economie.
Febelfin ondersteunt en moedigt het beleid
van de FSMA aan om nog meer inspanningen te leveren om het niveau van financiële
geletterdheid van de (toekomstige) consumenten te verhogen.
Febelfin is voorstander van een coherente
en duidelijke regelgeving waarin rekening
wordt gehouden met de praktijk, zowel wat
de termijnen van inwerkingtreding als de
bijbehorende administratieve rompslomp
betreft.
Febelfin is absoluut voorstander van beleggersbescherming. Zij streeft er echter naar
dat deze bescherming op een evenwichtige
en duurzame manier vorm krijgt. In dat kader plaatst zij enkele kanttekeningen bij de
huidige en toekomstige hervormingen:
43
van de vergrijzing
De financiering
DE FINANCIERING VAN DE VERGRIJZING
MOEDIG DE TWEEDE
PENSIOENPIJLER AAN
Vanuit het oogpunt van duurzame,
economische groei en de toenemende
vergrijzing van de bevolking, kan de
vraag gesteld worden of landen die over
aanzienlijke pensioenreserves beschikken, niet beter gewapend zijn voor de
toekomst dan landen die deze reserves
niet hebben.
Institutionele partijen hebben binnen de langetermijnfinanciering van de economie ook
een specifieke rol te spelen onder meer via
de pensioenfondsen, die een verdere horizon
hebben dan de kortetermijnbeleggingen.
Uit internationale vergelijkingen blijkt dat de
Belgische pensioenreserves laag zijn, zowel in
relatieve (t.o.v. het BBP) als absolute cijfers (in
miljard EUR). Het debat rond de pensioenhervorming mag niet herleid worden tot een discussie over de voor- of nadelen van de eerste
pijler (het wettelijk pensioen), de tweede pijler
(aanvullend pensioen via de werkgever, bijv.
een groepsverzekering) of de derde pijler (individueel aanvullend pensioen, bijv. een pensioenspaarfonds). België heeft de complementariteit van de drie pijlers nodig en zal nog een
bijkomende omschakeling moeten maken om
de tweede pijler verder ingang te doen vinden
en mogelijk uit te diepen.(5)
(5) BEAMA denkpistes voor een uitbreiding van de
aanvullende 2de pijler pensioenvoorziening in België
– bijdrage in het tijdschrift Bank- en Financiewezen,
Financieel Forum (uitg. Larcier), 2013/2.
44
Toepassing op ruimere schaal
Een toepassing van de tweede pijler op ruimere
schaal betekent dat iedereen toegang ertoe krijgt.
Daarvoor stelt Febelfin voor dat iedereen – zowel werknemers, zelfstandigen of contractueel
benoemde ambtenaren – actief aangemoedigd
worden om deel te nemen aan de tweede pijler
zodra de persoon op de arbeidsmarkt komt.
Niet alle werkgevers en sectoren zien de inrichting van een pensioeninstelling als een prioriteit.
Daarom dient het ook mogelijk te zijn om los
van de ‘inrichter’ (de werkgever of sector) bij een
onafhankelijke pensioeninstelling aan te sluiten.
Wie deelneemt aan de tweede pijler, zou dus vrij
kunnen kiezen tussen de aangeboden pensioeninstellingen. De loskoppeling van pensioeninstelling en inrichter impliceert een zuiver defined
contribution systeem of beschikbare-premiesysteem (6) waarbij de begunstigde vaste bijdrages betaalt om zijn aanvullend pensioen op te bouwen.
Uitdieping
Uitdieping betekent dat er voldoende reserves
opgebouwd worden. Febelfin stelt voor om de
bijdragen voor de tweede pijler (waar nodig)
geleidelijk te verhogen tot een voldoende hoog
niveau. Men kan hierbij gebruik maken van bestaande mechanismen. Aan werkgeverszijde kan
dat bijvoorbeeld via een loonindexatie, loonsverhogingen of variabele verloningen. Langs de
kant van de werknemer kan dat via persoonlijke
bijdragen. Men krijgt dan de mogelijkheid om
op eigen initiatief stortingen te doen, bovenop
dat wat reeds verplicht is in het pensioenreglement van het bedrijf of bij ontstentenis van een
pensioenverzekering in een bedrijf.
De suggesties m.b.t. een toepassing op ruimere
schaal en een uitdieping zijn maatschappelijk
verantwoord, kunnen gestimuleerd en gelijkmatig over alle categorieën van de werkende bevolking op vrijwillige basis ingevoerd worden en
verschuiven de facto het kortetermijnsparen naar
een pensioenopbouw via langetermijnsparen.
Indien een politiek draagvlak kan worden gevonden, kan worden gekozen voor een verplichte aansluiting voor nieuwkomers op de
arbeidsmarkt.
Als we de voorstellen tot veralgemening en verdieping vandaag invoeren voor wie op de arbeidsmarkt treedt, zal het volledige proces 45 jaar
in beslag nemen. Personen die al langer op de arbeidsmarkt zijn, kunnen de mogelijkheid krijgen
om vrijwillig toe te treden. Via deze voorstellen,
kan er een belangrijke aangroei in de pensioenreserves opgebouwd worden die bovendien:
et consumentenvertrouwen gunstig zal
h
beïnvloeden;
de economie zal stimuleren (als risicodragend kapitaal voor ondernemingen);
zal bijdragen tot de financiering van overheden en het financiële systeem.
(6) Technisch kan dit vermogensbeheer de vorm aannemen
van een ICB (vorm van gezamenlijk portefeuillebeheer,
met principes van risicospreiding, en beheerd uitsluitend in
het belang van de deelnemers). Europees bestaat hiervoor
een geharmoniseerde regelgeving (UCITS, OCERP).
45
DE FINANCIERING VAN DE VERGRIJZING
FEBELFIN STELT VOOR OM DE TWEEDE
PENSIOENPIJLER UIT TE BREIDEN ALS VOLGT:
Voor hen die toetreden tot de arbeidsmarkt:
mogelijke deelname aan de tweede pijler;
in een bedrijfs- of sectorpensioeninstelling of in een (op te richten)
onafhankelijke pensioeninstelling;
met vrije keuze van pensioeninstelling;
in een eenvormig systeem voor werknemers, zelfstandigen
en contractueel benoemde ambtenaren;
waarbij bijdragen gestort worden door werkgever
en/of werknemer;
op een niveau waarbij behoud van koopkracht op pensioenleeftijd
geboden kan worden;
waarbij de onafhankelijke pensioeninstellingen werken als defined
contribution systeem dat belegt via beleggingsfondsen aangepast
aan de individuele profielen van elke deelnemer, binnen de grenzen aangegeven door de wetgever.
46
Voor hen die al aanwezig zijn op de arbeidsmarkt:
vrijwillige toetreding tot de tweede pijler;
in een bedrijfs-, of sectorpensioeninstelling of in een (op te richten)
onafhankelijke pensioeninstelling;
met vrije keuze van pensioeninstelling;
geleidelijke verhoging, voor hen die al pensioen opbouwen
in de tweede pijler;
gebruikmaking van mechanismen zoals loonindexatie,
loonsverhogingen en variabele verloningen;
mogelijkheid van persoonlijke bijdragen.
47
Fiscaal klimaat
FISCAAL KLIMAAT
CREËER EEN
EVENWICHTIG,
VOORSPELBAAR,
RECHTVAARDIG EN
EENVOUDIG FISCAAL
KLIMAAT
De financiële instellingen zijn een van
de drijvende krachten achter de economie en de groei, waardoor zij een gunstig effect hebben op de werkgelegenheid
en de fiscale en parafiscale ontvangsten
van de overheid.
In België opereren deze instellingen binnen
een erg open economie. 80% van de leden
van Febelfin hebben hun beslissingscentrum
in het buitenland.
Het spreekt voor zich dat de mate waarin
een aantrekkelijk Belgisch fiscaal klimaat
gecreëerd wordt een grote rol speelt om deze
troeven binnen België te houden. Stabiliteit,
transparantie en voorspelbaarheid moeten
centraal staan in het fiscaal beleidsplan, of het
nu gaat over de roerende voorheffing, de vennootschapsbelasting, de BTW (zie ook p.52)
of enigerlei andere belasting.
Belastingvoordelen die over verscheidene jaren gespreid worden, hebben vaak meteen ten
volle effect als gevolg van hun voorspelbaarheid. Een evenwichtig en voorspelbaar fiscaal
en ondernemingsklimaat verhoogt het vertrouwen bij zowel de burgers als de investeerders en creëert zo meer economische groei.
48
Febelfin vraagt de overheid om, binnen de
huidige begrotingsuitdagingen, bijzondere
aandacht te schenken aan een stabiel, eenvoudig en aantrekkelijk fiscaal klimaat dat
een gelijk spelersveld creëert tussen de verschillende financiële producten.
Febelfin biedt de politieke overheden haar
expertise aan voor de hervorming van de
algemene en financiële fiscaliteit. Drie kernwoorden lijken hierbij centraal te staan:
rechtvaardigheid, eenvoud en voorspelbaarheid. Op het gebied van de financiële
fiscaliteit zijn we geëvolueerd naar een situatie waarin de fiscale behandeling te complex
en te afhankelijk is geworden van het specifieke financiële product, het onderliggende
risico, enz. Tijdens deze regeerperiode opende
minister Geens hierover het debat door openlijk na te denken over een verruiming van
de belastingvrijstelling op het spaarboekje.
HOU DE SECTORALE
HEFFINGEN EN TAKSEN
DRAAGLIJK
Enkele heffingen op de financiële
sector
Naast de klassieke taksen en heffingen (vennootschapsbelasting, sociale bijdragen, nietaftrekbare BTW, enz.), betaalt de sector nog
een aantal bijzondere (hoge) heffingen:
KOST (IN MILJOEN EUR)
2007
2012
2013
2014
DGS (Deposit guarantee scheme)
41,1
258
274
290 (e)
Bijzondere en bijkomende DGS
-
580
171
-
FSC (Financial stability
contribution)
-
250
155
155 (e)
Loan-to-deposit tax
-
81
96 (e)
96 (e)
Abonnementstaks
111,2
145
235 (e)
400 (e)
Totaal
152,3
1314
931 (e)
941 (e)
(e) = raming
49
FISCAAL KLIMAAT
e banken betalen sinds het najaar van
D
2008 eveneens een verhoogde jaarlijkse
bijdrage aan het Bijzonder Beschermingsfonds voor deposito’s, levensverzekeringen
en het kapitaal van erkende coöperatieve
vennootschappen. Dit Bijzonder Beschermingsfonds is, net als het Resolutiefonds,
ondergebracht bij de Deposito- en Consignatiekas (Administratie van de Thesaurie).
Sinds de financiële crisis (tot 2013) hebben
de banken en beursvennootschappen naar
Belgisch recht, alsook de banken en beursvennootschappen naar het recht van een
land dat niet tot de Europese Economische
Ruimte behoort, op deze manier meer dan
2,2 miljard EUR afgedragen. Het Beschermingsfonds is het centrale orgaan in het
Belgische depositogarantiestelsel, dat een
wettelijke garantie geeft tot 100.000 EUR
per depositohouder wanneer een bank de
depositogelden die ze aangetrokken heeft,
niet meer kan terugbetalen. Deze depositogarantie is overigens ingeschreven in de
Europese wetgeving. Op kruissnelheid (vanaf 2014) moet de banksector een bijdragenenveloppe van 8 basispunten op het depositovolume dat in aanmerking komt voor de
bescherming, overmaken aan het Bijzonder
Beschermingsfonds. De totale sectorfactuur
wordt vervolgens gespreid over de betrokken
banken, op basis van een vrij complexe risicogebaseerde verdeelsleutel.
e ‘financial stability contribution’ (FSC)
D
is een heffing die de banken naar Belgisch
recht sinds 2012 elk jaar moeten betalen
aan het Resolutiefonds. Dat Fonds is ondergebracht bij de Deposito- en Consignatiekas (onderdeel van de Administratie van de
Thesaurie) waarvan de middelen in principe
zijn bestemd om de gevolgen te verzachten
van een situatie waarin een bank in gebreke
50
blijft. De bijdragegrondslag van deze heffing
wordt gevormd door van de totale passiva
op de balans van de bank, de deposito’s die
in aanmerking komen voor bescherming
via het depositogarantiestelsel, alsook het
eigen vermogen van de bank, in mindering
te brengen. Tot 2013 werd op deze grondslag een uniform heffingstarief toegepast van
3,5 basispunten. Vanaf 2014 wordt deze bijdragevoet gemoduleerd op basis van bepaalde risico-indicatoren, die overigens verschillen voor de banken die systeemrelevant zijn
enerzijds en de overige banken naar Belgisch
recht anderzijds. Voor de systeemrelevante
banken is de bijdragevoet minstens 3,25 basispunten en hoogstens 6 basispunten. Voor
de overige banken bedraagt de bijdragenvoet
minstens 3 basispunten en hoogstens 3,25
basispunten. Voor banken die erkend zijn
als centrale depositaris voor financiële instrumenten, geldt vanaf 2014 een specifiek
bijdragenstelsel.
S inds 2012 betalen de banken die gereglementeerde spaardeposito’s aanbieden, nog
een bijkomende ‘jaarlijkse taks op de kredietinstellingen’. Deze nieuwe taks heeft dezelfde grondslag als de ‘abonnementstaks’. In
2012 en 2013 was het basistarief van die belasting 5 basispunten, maar dat vertrektarief
werd vervolgens voor elke bank afzonderlijk
gemoduleerd, afhankelijk van de mate van
kredietverlening door de bank ten opzichte
van het spaardepositovolume. Vandaar dat
deze belasting ook de loan-to-deposit taks
werd gedoopt. Daardoor kon het feitelijke
belastingtarief variëren tussen 3 en 12 basispunten. Vanaf 2014 wordt afgestapt van
die tariefmodulering en overgeschakeld
op een eenvormig tarief voor alle betrokken banken dat op 4,35 basispunten werd
vastgesteld.
Alle in België gevestigde banken, moeten
jaarlijks een taks betalen die gebaseerd
is op het uitstaande volume van de gereglementeerde fiscaal vrijgestelde spaardeposito’s. Die taks wordt ook de ‘abonnementstaks’ genoemd. Instellingen voor
collectieve belegging (ICB’s) betalen overigens een variant van deze taks. Het tarief
van de abonnementstaks op de spaardeposito’s bij de banken is door de tijd heen blijven stijgen: van oorspronkelijk 6 basispunten (in 1997) naar achtereenvolgens 7 en 8
basispunten (vanaf 2007 tot 2012). In 2013
werd het tarief nog tot 12 basispunten verhoogd en in 2014 komt er opnieuw een grote opwaartse sprong tot 19,29 basispunten.
Febelfin is van mening dat de financiële
sector een passende bijdrage moet leveren aan de werking van de Staat. Dit mag
echter niet tot scheeftrekkingen leiden tussen de verschillende economische spelers.
Febelfin pleit dan ook voor een homogenere fiscaliteit tussen sectoren.
In dat kader vraagt Febelfin ook dat het geleidelijk wegvallen van de sectorspecifieke bijdragen bespreekbaar wordt. Na enige tijd zal
een groot deel van de staatssteun door sommige banken afgelost zijn, wat een daling van
de verschillende bancaire heffingen zou recht-
vaardigen. In die zin moet ook een halt toegeroepen worden aan nieuwe, onnodige lasten.
Febelfin wenst te benadrukken dat de verschillende heffingen die het spaarboekje
(mede) als grondslag hebben, wegen op de
mogelijke rente die banken kunnen aanbieden. De combinatie van bancaire heffingen
(abonnementstaks, loan-to-deposit taks en
de depositogarantieheffing) lopen op tot
een indirecte heffing van circa 0,3% op het
spaargeld. Met een gemiddeld rendement
van circa 1% op het huidige spaarboekje is de
weerslag ervan niet gering, niet enkel voor de
spaarder maar ook voor business modellen
die zich vooral financieren via het aantrekken
van stabiele spaargelden.
De rendabiliteit van de financiële sector bedroeg 4,1% in 2012. Een dergelijk laag peil
zet de leefbaarheid van de sector op lange
termijn op de helling en heeft een negatief
effect op de financiering van de economie.
Enkel door een vermindering van de huidige en toekomstige lasten kan de financiële sector een duurzame rendabiliteit
nastreven en zijn financieringscapaciteit
op peil houden, zelfs indien de economie
opnieuw aangroeit. Met een voldoende hoge
rendabiliteit kan hij ook zelf uitgroeien tot
potentiële economische groeipool.
De financiële sector betaalt jaarlijks
meer dan 941 miljoen EUR aan
bijzondere heffingen. Dat is meer
dan zesmaal het bedrag van 2007.
51
FISCAAL KLIMAAT
HERVORM HET
BTW-STELSEL VOOR DE
FINANCIËLE SECTOR
Om historische redenen zijn financiële
diensten vrijgesteld van BTW.
Dat heeft vooral te maken met de praktische moeilijkheden bij het bepalen van de
belastbare basis voor de meeste financiële
producten.
Toch duiken er voor de financiële sector twee
belangrijke problemen op:
et ontbreken van BTW-neutraliteit,
H
nochtans een van de basisbeginselen van
de BTW-wetgeving. Financiële instellingen kunnen bijvoorbeeld, in tegenstelling tot de meeste andere bedrijven, BTW
niet volledig aftrekken voor het door hen
aangekochte materiaal. Indirect kan dit
een extra kost betekenen voor de financiële diensten die zij aanbieden. Hoewel de
klant geen BTW betaalt op zijn financiële
diensten, kan de economische last voor
hem dus wel degelijk bestaan;
Enorme scheeftrekkingen tussen de verschillende landen. Elk land interpreteert
en past de BTW-regels op zijn eigen manier toe (strikte of ruime interpretatie/toepassing van de verschillende begrippen en
vrijstellingen).
Hoewel er al verscheidene initiatieven werden gelanceerd om het BTW-stelsel te verbeteren, bestaat het huidige stelsel al meer dan
30 jaar in een nagenoeg ongewijzigde vorm.
De Europese Commissie kwam enkele jaren
geleden met voorstellen voor een Richtlijn
52
en Verordening. Die kwamen er echter niet,
omdat er geen consensus werd gevonden onder de verschillende lidstaten.
De voorstellen hebben betrekking op concrete maatregelen die relatief gemakkelijk in
de praktijk gebracht kunnen worden:
armonisering van de definities, overeenH
komstig de principes waarop het Hof van
Justitie gewezen heeft. Voor belanghebbenden die in Europa gevestigd zijn, is het
belangrijk dat ze op gelijke voet behandeld
worden en dat de basisbegrippen voor
BTW-heffing in alle landen gelijk zijn. Momenteel is dat niet het geval.
Cross-border cost sharing. De mogelijkheid om op internationaal niveau competence centres te organiseren is een element
dat bijdraagt tot de versteviging van de
eenheidsmarkt en dat de neutraliteit van
de belasting verhoogt.
Een beter stelsel voor de optie voor belasting. Een verruiming van het stelsel voor de
optie voor belasting, dat weliswaar bestaat
maar te beperkt is en verschilt van land tot
land, kan ook bijdragen tot een neutralere
BTW en biedt uitzicht op een meer gelijke
voorwaarden voor alle belanghebbenden.
Febelfin pleit voor de invoering van BTWneutraliteit in de verschillende sectoren en
landen. Nu de Europese financiële markten
steeds meer open worden, blijft de Belgische financiële sector een grote pleitbezorger van elke stap vooruit die het mogelijk
maakt om beter te beantwoorden aan de
basisbeginselen van de BTW.
AANBOD OM MEE NA TE
DENKEN OVER TOEKOMSTIGE FISCALITEIT VAN
FINANCIËLE PRODUCTEN
producten, vinden zowel de spaarder als de belegger soms moeilijk hun weg in het kluwen.
De jongste jaren zijn er verscheidene
nieuwe belastingregels gekomen,
vaak ingegeven door tijdelijke
begrotingsdoeleinden.
Door de bijzonder grote verscheidenheid aan
belastingen op de diverse spaar- en beleggings-
Gelijkaardige soorten van producten worden
dan ook vaak op een verschillende manier
belast, elkeen met een eigen rationale. Een belasting kan geheven worden bijvoorbeeld op
inkomsten (roerende voorheffing) maar ook op
transacties (taks op beursverrichtingen), op een
inschrijving (taks op verzekeringen) of op het
volume (abonnementstaks voor deposito’s en
beveks). Voor een correcte vergelijking moet rekening gehouden worden met alle parameters,
dus ook het niet of minder zichtbare gedeelte
van de ijsberg (met andere woorden: ook met
de indirecte heffingen).
OVERZICHT VAN DE FISCALITEIT OP SPAAR- EN INVESTERINGSPRODUCTEN
WELKE TAKSEN ZIJN VERSCHULDIGD VOOR WELKE SPAAR-EN INVESTERINGSPRODUCTEN?
Bancaire producten
Rechtstreeks
aangehouden
GeregleTermijn- Aandelen
menteerde rekeningen
spaaren kasbons
deposito’s
Fondsen
Verzekeringen
Obligaties Kapitalisa- Distributietiefondsen fondsen
Tak 21
Tak 23
Roerende
voor­heffing op
inkomsten
ü
ü
ü
ü
ü
ü
l
l
Roerende
voorheffing op
obligatiemeerwaarden
l
l
l
l
ü
ü
l
l
Beurstaks
l
l
ü
ü
ü
l
l
l
Verzekeringstaks
l
l
l
l
l
l
ü
ü
Abonnementstaks
ü
l
l
l
ü
ü
l
ü
Loan-to-deposit taks
ü
ü
l
l
l
l
l
l
l
ü
l
l
l
l
ü
l
DGS-bijdrage
ü directe heffing
ü indirecte heffing
l niet van toepassing
2013
53
FISCAAL KLIMAAT
Een analyse van de belangrijkste spaar- en
beleggingsproducten leert het volgende:
p alle financiële producten wordt belasO
ting geheven ten voordele van de overheid.
In economisch opzicht is het inderdaad
zo dat op elk product belasting geheven
wordt. Voor de gereglementeerde spaarrekening bijvoorbeeld geldt er een belastingvrijstelling van de roerende voorheffing tot
1.900 EUR. De financiële instelling moet
echter twee heffingen en een DGS-bijdrage
betalen en dat heeft indirect ook een weerslag op het rendement voor de spaarder
en belegger.
De heffingen lopen sterk uiteen al naargelang de vorm, de aard en de duurtijd van
de financiële producten, elkeen met een
eigen rationale.
De belastingtarieven zijn erg verschillend.
De tarieven voor roerende voorheffing zijn
bijvoorbeeld opgetrokken tot 25%, maar
dit is slechts een gedeeltelijke harmonisering en voor bepaalde producten gelden
nog specifieke tarieven. Nog opmerkelijker is dat de tarieven van de beurstaks erg
sterk uiteenlopen al naargelang het product en de transactie, gaande van 0 tot 1%
van de tegoeden. Dat kan tot gevolg hebben dat de inhouding meer bedraagt dan
de opbrengst.
De fiscaliteit blijkt een belangrijke factor te
zijn voor een bepaald product (keuze door
de belegger, algemeen rendement, enz.).
Blijkbaar duwt de ‘zichtbare’ belasting de beleggers in de richting van een bepaald product, ook al is dat niet noodzakelijk volledig
verantwoord indien er ook rekening gehouden wordt met de niet onmiddellijk zichtbare
inhoudingen voor dat product.
Het herstel van de Belgische ICB-sector versus het Europese herstel van de ICB-sector
Bron: Belgian Asset Management Association (BeAMA)
54
Het verschil in belasting op financiële producten kan de aantrekkelijkheid van product A
ten opzichte van product B doen afnemen of
toenemen. Een voorbeeld: in Europa is er een
boost in de vorm van een instroom van nieuw
geld in de obligatiefondsen (fondsen met overwegend beleggingen in vastrentende effecten
zoals obligatiefondsen). In België heeft de bijzonder zware belasting van de obligatiefondsen ertoe geleid dat België die trend al jarenlang niet meer volgt (in vroegere periodes was
dit wel zo). Dit is duidelijk een gevolg van de
fiscale behandeling van het financiële product.
De Belgische fondsenindustrie heeft meer dan
eens erop gewezen dat risicoarme producten
zoals obligatiefondsen door de beleggers in de
steek gelaten werden om al te specifiek getroffen fiscale heffingen te ontwijken. Beleggingsproducten met meer risico en minder transparantie werden in de plaats gekozen.
Wanneer een mogelijke herziening en vereenvoudiging van de roerende belasting
op de politieke tafel komt te liggen, vraagt
Febelfin dat rekening wordt houden met
het totale plaatje: een wijziging bij het ene
product kan bijvoorbeeld ook (ongewild)
een verschuiving teweegbrengen bij een
ander product. Wanneer de fiscaliteit op
spaar-en beleggingsproducten in haar geheel wordt bekeken, kunnen gelijke voorwaarden voor alle producten en betrokken
partijen worden vastgelegd.
Een impactstudie kan een stap in de goede
richting betekenen naar gelijke voorwaarden. Daarbij moet voldoende rekening gehouden worden met ‘behavioural finance’
(invloed van perceptie, groepsgedrag van
beleggers,…).
55
FISCAAL KLIMAAT
HEF DE OPGELEGDE
‘GELIJKE BEHANDELING’
VAN BELGISCHE EN
BUITENLANDSE ICB’S OP
Voor Belgische vennootschappen wordt geen
roerende voorheffing ingehouden op dividenden die zij ontvangen van aandelen van andere
Belgische vennootschappen. Wanneer buitenlandse vennootschappen dergelijke aandelen
aanhouden, is dat echter wel het geval.
Het Europees Hof van Justitie oordeelde
eind 2012 dat de Belgische overheid
buitenlandse vennootschappen discrimineert tegenover Belgische en dat er
een rechtzetting diende te gebeuren. (7)
Om deze ongelijke behandeling tussen Belgische en Europese fondsen (Instellingen voor
Collectieve Belegging of ICB’s zoals beveks
en bevaks) weg te werken, zal een uniforme
roerende voorheffing op Belgische dividenden
ingehouden worden aan de bron.
Belgische en buitenlandse ICB’s zullen hierdoor op dezelfde voet behandeld worden
waardoor zij ook op een gelijkgestelde wijze
kunnen investeren in Belgische aandelen.(8)
Belgische beveks komen voor in de portefeuilles van diverse institutionele beleggingsvennootschappen. Doordat er roerende voorheffing ingehouden zal worden op de dividenden
van Belgische vennootschappen, zullen zij
minder aantrekkelijk worden voor de portefeuilles van deze professionele investeerders.
Buitenlandse vennootschappen kunnen namelijk in vele gevallen een vermindering van
de Belgische roerende voorheffing genieten
op basis van de dubbelbelastingverdragen met
België. Dat zorgt voor scheeftrekkingen. Een
dergelijke beslissing staat dan ook haaks op
de ontwikkeling van een duurzame en vitale
Belgische financiële sector.
(7) EHJ, arrest van 25 oktober 2012, zaak C‑387/11
(8) Voor pensioenfondsen onder de vorm van OFP
naar Belgisch recht blijft gelden dat ze de RV die ze
betalen op dividenden van Belgische bedrijven blijven
verrekenen en terugvorderen.
56
Gelijke voorwaarden voor zowel
de verschillende nationaliteiten
van ICB’s als de investeringstypes
van ICB’s moeten ervoor zorgen
dat investeerders in ICB’s kunnen
beleggen die het best aansluiten
bij hun behoeften en risicoprofiel,
ongeacht de fiscale aspecten.
Febelfin acht het wenselijk een stabiel fiscaal klimaat met een bijbehorend ‘level
playing field’ te creëren. Fiscale maatregelen hebben de voorbije jaren meermaals
de ontwikkeling van de Belgische fondsen
(ICB’s) en de Belgische ICB-markt negatief
beïnvloed. Gelijke voorwaarden voor zowel
de verschillende nationaliteiten van ICB’s
als de investeringstypes van ICB’s moeten
ervoor zorgen dat investeerders in ICB’s
kunnen beleggen die het best aansluiten bij
hun behoeften en risicoprofiel, ongeacht de
fiscale aspecten.
57
05.
58
ZORGEN
VOOR EEN
MODERNE
EN EFFICIËNTE
FINANCIËLE
INFRASTRUCTUUR
59
nieuwe economie
Digitale,
DIGITALE, NIEUWE ECONOMIE
STIMULEER
HET ELEKTRONISCH
BETAALVERKEER
OP ALLE NIVEAUS
Net zoals in alle geledingen van de
maatschappij staat -anno 2014- het
digitale denken ook binnen de financiële sector centraal. Er wordt dan ook
volop ingezet op elektronisch bankieren.
The future of money
60% wil niet op zoek naar een geldautomaat om iemand terug te kunnen betalen;
56% zou zich er comfortabel bij voelen om
nooit meer cashgeld te moeten gebruiken;
43% blijkt nooit cashgeld op zak te hebben
38% denkt dat mobiel betalen beter zou
zijn dan cash betalen;
36% zou al zijn aankopen met zijn smartphone betalen;
34% loopt liever rond met zijn smartphone
dan met klein geld.
Bron: Mobile Payments World
E-betalingen hebben
de minst grote
ecologische
voetafdruk van alle
betaalmiddelen.
60
Cashbetaling:
22G CO2
Betaling
via cheque:
15G CO2
Betaling
via kaart:
3G CO2
Elektronische
betaling via kaart:
3G CO2
Bron: Ernst & Young en Bio Intelligence Service
61
DIGITALE, NIEUWE ECONOMIE
Mobiele en contactloze betalingen via onder
meer de smartphone zullen bovendien steeds
meer het betaalverkeer van morgen gaan
uitmaken.
In België is er echter nog steeds heel wat cashgeld in omloop. Landen zoals Nederland,
Denemarken, Zweden, Noorwegen, Finland
en Frankrijk staan een stuk verder in de
terugdringing van cashverrichtingen.
Wat geregeld uit het oog verloren wordt, is
dat die cashomloop veel geld kost, zowel aan
de financiële sector als aan de gehele samenleving. Het beheer van cash vraagt veel logistieke inspanningen, beveiliging, tijdsbesteding, infrastructuur, ... Daarbij komt dat een
sterke stimulans van het elektronisch betaalverkeer een belangrijke buffer vormt tegen
de zwarte economie, die in België volgens
diverse ramingen nog steeds meer dan 10%
van het BBP uitmaakt.
Rangschikking: de zwarte economie in Europa
ulgarije:
B
31,2 procent van de
totale economische
activiteit
Roemenië: 28,4
Litouwen: 28
Estland: 27,6
Letland: 25,5
Cyprus: 25,2
Malta: 24,3
Polen: 23,8
Griekenland: 23,6
Slovenië: 23,1
Hongarije: 22,1
Italië: 21,1
Portugal: 19
Spanje: 18,6
België: 16,4
Tsjechië: 15,5
Slovakije: 15
Zweden: 13,9
Bron: Visa, AT Kearney en Universiteit Linz, cijfers voor 2012
62
enemarken: 13
D
Duitsland: 13
Finland: 13
Ierland: 12,2
Frankrijk: 9,9
Verenigd Koninkrijk: 9,7
Nederland: 9,1
Luxemburg: 8
Oostenrijk: 7,5
Maatregelen die het elektronisch betaalverkeer stimuleren of cashbetalingen
ontraden, kunnen een positieve invloed
hebben op de overheidsinkomsten en
de economische groei. Voorbeelden van
denkoefeningen:
een subsidiëring van de betaalterminals
in de vorm van een daling van de kosten;
een overeenkomst met de handelaars
om geen kosten meer te vragen aan de
consument;
etc.
Ook de overheid zou een grote bijdrage
kunnen leveren via fiscale aanmoedigingen aan handelaars die investeren in
POS-terminals (point of sale terminals),
via de exclusieve storting van uitkeringen
of betalingen op een rekening, via nog meer
promotie van elektronische facturatie,
via een beperking van cashbetalingen tot
1.000 EUR, enz.
Geldafhalingen aan ATM’s (in EUR) per capita
Cijfers voor 2012
Berekening op basis van ECB cijfers
63
DIGITALE, NIEUWE ECONOMIE
ONDERSTEUN
HOOG-INNOVATIEVE
ACTIVITEITEN
producten te ontwikkelen. Voorbeelden
hiervan zijn de invoering van Proton en het
Bancontact/Mister Cash-systeem, dat vanuit
België de hele wereld heeft veroverd.
De Belgische financiële sector is
binnen Europa altijd een voorloper
geweest op het vlak van innovatieve
betaal­systemen.
De ontwikkeling van hoog-innovatieve activiteiten vergt permanente investeringen,
zeker als België zijn plaats bij de koplopers wil
behouden. Wij zien vandaag dat de Belgische
financiële sector terrein begint te verliezen.
Landen zoals pakweg Denemarken, Zweden
of Nederland doen het een stuk beter als het
gaat om het aantal betalingen per debetkaart
of het aantal online aankopen.
De bijzonder competitieve Belgische bankenmarkt stuwde de financiële instellingen vooruit en zette hen ertoe aan om vernieuwende
AANTAL POS TRANSACTIES
België
Bulgarije
Tsjechië
Denemarken
Duitsland
Estland
Ierland
Griekenland
Spanje
Frankrijk
Italië
Cyprus
Letland
Litouwen
Luxemburg
Hongarije
Malta
Nederland
Oostenrijk
Polen
Portugal
Roemenië
Slovenië
Slovakije
Finland
Zweden
Verenigd Koninkrijk
Totaal eurolanden
EU totaal
2008
46,22
1,36
15,35
135,1
17,77
77,3
56,5
4,41
25,55
74,39
12,62
21,5
34,34
19,63
41,1
18,38
13,23
57,9
27,4
18,5
48,45
4,43
30,29
9,67
146,11
68,86
49,5
36
38,12
2009
47,98
1,58
19,51
119,79
18,31
79,69
55,97
4,39
26,7
77,2
21,17
20,1
34,51
20,47
40,48
20,51
13,39
65,51
28,28
20,68
51,98
5,98
30,97
12,86
127,17
73,75
54,88
38,37
41,2
Bron: Europese Centrale Bank, 'The social and private costs of retail payment instruments'
64
2012
54,18
3,79
28,16
140,62
21,83
112,38
56,24
4,26
31,81
99,04
29,9
24,89
44,58
32,47
21,63
28,93
11,35
82,34
32,01
35,63
59,49
9,92
35,98
21,11
146,98
95,89
64,99
47,28
51,1
De financiële sector blijft tijd en middelen
investeren om zijn producten en diensten
zo innovatief en veilig mogelijk te houden.
Hij pleit er echter voor dat deze oefening
ook door de overheid wordt ondersteund.
Er bestaat in België immers nog heel wat
groeipotentieel in onze digitale economie.
Bepaalde economische sectoren komen in
aanmerking voor een gunstig belastingstelsel, op het stuk van het onderzoek en
de ontwikkeling van nieuwe, innovatieve
producten (R&D). De financiële sector
is vragende partij voor een zelfde fiscale
stimulans (belastingvrijstelling) voor de
ontwikkeling van een performanter betaalverkeer, zeker rekening houdend met de
ruimere positieve gevolgen voor de nationale economie.
De financiële sector besteedt jaarlijks
3,06% van zijn brutosalarismassa aan opleiding. Dat percentage ligt aanzienlijk hoger
dan in andere sectoren. Gemiddeld spenderen de Belgische ondernemingen 1,53% aan
opleiding. In het Generatiepact ligt de minimum doelstelling op 1,9%. Een mogelijk
denkoefening is dat het verschil tussen wat
minimum opgelegd wordt en wat een sector
besteedt, omgezet kan worden in een ‘fiscal
break’. Dit zet sectoren en ondernemingen
ertoe aan om in te zetten op opleiding en
draagt actief bij aan de beoogde kenniseconomie alsook aan de nodige permanente
bijscholing/vorming van onze actieve bevolking.
België kan bogen op een ruime IT-expertise
met internationale reputatie in dit ontwikkelingsgebied. Fiscale stimulansen zouden
ervoor kunnen zorgen dat die expertise nog
verder ontwikkeld wordt en dat er internationale activiteiten aangetrokken worden.
65
DIGITALE, NIEUWE ECONOMIE
LAAT IEDEREEN ZIJN
STEENTJE BIJDRAGEN
OP DE WEG NAAR VEILIG
INTERNETBANKIEREN
Elektronisch bankieren is in België
een populaire manier om bankzaken
te verrichten.
In 2013 waren er 10,1 miljoen abonnementen
voor internetbankieren in omloop. Online
bankieren biedt dan ook heel wat voordelen:
het is goedkoop, snel en gemakkelijk. Het
is echter ook een aantrekkelijk doelwit voor
fraudeurs die via verschillende technieken zoals phishing, malware, identiteitsfraude, enz.
geld proberen te stelen vanop de rekeningen
van hun slachtoffers.
Aantal abonnementen (in miljoen)
66
Awareness
De financiële instellingen nemen vele veiligheidsmaatregelen om hun kanalen voor
internetbankieren zo veilig mogelijk te houden. Bovendien worden diverse communicatiecampagnes opgezet om de aandacht
van de klanten te vestigen op de risico’s die
ze lopen door onoplettendheid en nonchalance op het internet en bij het internetbankieren. Fraudeurs hebben het namelijk steeds
vaker gemunt op de meest kwetsbare schakel in de ketting van het internetbankieren:
de klant en zijn pc. Via phishing proberen
deze fraudeurs de klant zijn codes voor internetbankieren rechtstreeks te ontfutselen.
In 2013 waren er 1.772 fraudegevallen bij internetbankieren. In 99% van die gevallen ging
het om phishing.
De jongste maanden werden twee YouTube
video’s en een boodschap van algemeen nut
gelanceerd. De eerste YouTube campagne
Amazing Mindreader werd ondertussen
meer dan 11 miljoen keer bekeken en werd
verschillende keren gelauwerd, onder meer
met een Golden Lion in Cannes. De tweede
campagne See how easily freaks can take over
your life werd onlangs (in december 2013)
bekroond als beste campagne van 2013 op de
European Excellence Awards.
Aantal fraudes
1.772
2.000
1.500
1.003
1.000
500
0
21
2006
48
2007
37
2008
3
2009
1
2010
94
2011
2012
2013
67
DIGITALE, NIEUWE ECONOMIE
Via workshops aan ouderen, lessen aan jongeren, reportages in verschillende magazines,
enz. probeert Febelfin ook een boodschap op
maat te brengen voor de diverse doelgroepen.
Op de website www.safeinternetbanking.be
worden de verschillende inspanningen in het
vlak van communicatie verzameld en staat
ook alle mogelijke informatie over de verschillende fraudetechnieken.
De financiële sector blijft samenwerken met
alle betrokken partijen (toezichthouders,
politie, enz.) om de e-bankingfraude in te
dijken en zo het elektronisch betaalverkeer
efficiënt en vlot te laten verlopen. Het is
wel belangrijk dat alle partijen hun verantwoordelijkheid opnemen: ook de klant
kan zijn steentje bijdragen aan veilig internetverkeer. In de verschillende bewustmakingscampagnes van Febelfin wordt dat
aspect dan ook altijd opgenomen. Dat zal
ook het geval zijn in de nieuwe campagne
die in het voorjaar van 2014 gelanceerd
zal worden.
Febelfin pleit expliciet voor een nauwere
samenwerking met de verschillende overheden en toezichthouders. Op die manier
krijgen de veiligheid van het elektronisch
betaalverkeer en de bescherming van de
privacy van de consument de beste kansen
op slagen.
68
Waardevervoer
WAARDEVERVOER
STEL EEN MINIMUMDIENSTVERLENING
IN VOOR HET
WAARDEVERVOER
Alhoewel de Belgische financiële
sector volop de weg bewandelt van het
elektronisch betaalverkeer, neemt dit
niet weg dat hij zijn maatschappelijke
rol wil blijven spelen op het gebied van
cashverrichtingen.
Febelfin hecht dan ook veel belang aan een
constructief overleg met de overheden en
andere stakeholders om die rol naar behoren
te kunnen vervullen.
Een van de elementen bij dit overleg is de essentiële rol die de waardevervoerders spelen
in het hele cashgebeuren. Alle geldtransport
om bankkantoren of geldautomaten te bevoorraden verloopt in België bijna uitsluitend
door G4S of Cobelguard. Het is dan ook niet
uitgesloten dat (bijvoorbeeld) een algemene
staking door deze spelers de volledige geldcirculatie in het gedrang brengt en onveilige situaties doet ontstaan in de bankkantoren waar
grote hoeveelheden geld opgeslagen wordt. De
gevolgen van dergelijke gebeurtenissen mogen
niet onderschat worden.
Met het oog op een beperking, hoe klein
ook, van de economische weerslag van bijvoorbeeld een (langdurige) staking bij de
waardevervoerders, stelt Febelfin voor dat
de overheid een minimumdienstverlening
van de waardevervoerders overweegt.
69
06.
70
BELGIË
IN EUROPA
71
regelgeving
Coherente
COHERENTE REGELGEVING
CREËER COHERENTE
REGELGEVING EN VOER
EEN CUMULATIEVE
IMPACTANALYSE UIT
De voorbije jaren hebben internationale, Europese en nationale wetgevers
en autoriteiten veel nieuwe regelgeving
uitgevaardigd om de financiële sector
stabieler te maken en de risico’s in te
perken. De weerslag van elk afzonderlijk voorstel is meestal gekend maar
een overzicht van de effecten van alle
voorstellen samen ontbreekt, zeker wat
de gevolgen voor de Belgische financiële
sector betreft.
Om die reden publiceerde KPMG, een internationaal netwerk van adviesbureaus, in
2013 een rapport over de cumulatieve impact
van de regelgeving op de Belgische financiële
sector.(9) Het rapport biedt een integraal overzicht van de recente en toekomstige regelgeving en geeft inzicht in de mogelijke effecten
van de nieuwe regelgeving op het kredietverlenend vermogen van de financiële sector (en
dus ook op de mogelijkheid tot financiering
van de Belgische economie).
Het rapport toont aan dat de nieuwe regelgeving wel degelijk een enorme invloed heeft op
de Belgische financiële sector. In dat rapport
wordt ook het belang van de rendabiliteit van de
sector voor de komende jaren in de verf gezet.
(9) http://www.kpmg.com/Global/en/
IssuesAndInsights/ArticlesPublications/betterregulation-in-banking/Documents/betterregulation-in-banking.pdf
72
Febelfin wijst erop dat het fundamenteel
belangrijk is dat er op Belgisch en Europees niveau aandacht besteed wordt aan
een studie waarin de cumulatieve impact
van de nieuwe regelgeving op de Belgische
economie wordt geanalyseerd. Op die manier kan worden voorkomen dat de steeds
toenemende regelgeving een bepaald punt
overschrijdt en een negatieve weerslag op
de economische groei heeft, waardoor de
initiële baten van de nieuwe regelgeving
onmiddellijk teniet zouden worden gedaan.
Bij de invoering van nieuwe regelgeving
moeten ook coherentie en consistentie tussen de verschillende beleidsniveaus centraal staan. Op die manier worden onnodige implementatiekosten voor de financiële
instellingen voorkomen, want de bedrijfskosten verbonden aan nieuwe regelgeving
zijn inderdaad niet te onderschatten.
Ten slotte is het belangrijk dat de financiële
sector betrokken wordt bij de uitwerking
van de technische aspecten van de wetgeving en dat zijn leden voldoende tijd krijgen voor de invoering.
Bij de invoering van nieuwe
regelgeving moeten ook
coherentie en consistentie tussen
de verschillende beleidsniveaus
centraal staan.
73
Gelijke voorwaarden
GELIJKE VOORWAARDEN
CREËER EEN SECTORAAL
EN EUROPEES GELIJK
SPEELVELD
De Europese Unie streeft naar een
eengemaakte interne markt, opdat de
concurrentie ten volle kan spelen in
het voordeel van de dienstverlening en
prijszetting voor de consument.
Daarvoor is het nodig dat de verschillende
Europese sectoren werken volgens een min
of meer uniforme regelgeving.
In de nasleep van de financieel-economische
crisis zag de financiële sector zich geconfronteerd met een waaier aan nieuwe regelgeving
en toezichtsregels. Hierdoor dreigen ze in de
verdrukking te komen in vergelijking met andere sectoren die minder regelgeving kennen
maar evenzeer aan financiële dienstverlening
doen. (Ook voor de fiscale heffingen en taksen dreigt een scheeftrekking, zie p.49).
Regulation versus economic growth
Bron: KPMG
74
Voorbeelden van nieuwe regelgeving
erivates (EMIR)
D
Deposit Guarantee Schemes
Credit Rating Agencies
Structural reform of banks
MiFID
Enhanced framework to prevent market abuse (MAD/R)
Prevention, management & resolution of bank crises (“BRRD”)
Shadow banking
Short-Selling & Credit Default Swaps
Creation of the Single Euro Payments Area (SEPA)
Responsible lending (mortgage credit)
Enhanced transparency rules
Improved investor information for complex financial products (“PRIPS”)
Safer rules for retail investment funds (UCITS)
Strengthened regime on anti-money laundering
Access to basic bank account / transparency of fees / switching of bank accounts
Creation of European long-term investment funds
Revised rules for innovative payment services (cards, internet & mobile payments)
Regulation of Financial Benchmarks (such as LIBOR & EURIBOR)
Single Supervisory Mechanism
Single Resolution Mechanism
Hedge Funds & Private Equity (AIFMD)
Remuneration & prudential requirements for banks (“CRD III”)
Single Rule Book of prudential requirements for banks: capital, liquidity & leverage +
stricter rules on remuneration and improved tax transparency (CRD IV/ CRR)
Revised rules for innovative payment services (cards, internet & mobile payments)
And many others…
Bron: Europese Commissie
75
GELIJKE VOORWAARDEN
‘Vóór de financiële crisis bevonden we ons op
punt A, waar de weerslag van financiële crises
op de economische groei voor een deel werd
bepaald door een gebrek aan voldoende regelgeving. Als gevolg van de officiële ramingen
in het kader van de Basel III-hervormingen
op het stuk van de kapitaals- en liquiditeitsvereisten evolueerde de regelgeving in de
richting van punt B en kwam er ruimte voor
aanvullende hervormingen van de regels. De
volgende stap was het ‘optimale’ punt C. Wat
we nu zien, vooral in Europa, doet echter
vermoeden dat we na punt C op punt D zijn
aanbeland en dat de economie in haar geheel
zo te lijden heeft van overdreven regelgeving
dat de reële gevolgen van de regelgeving op
de economische groei negatief zijn.’
Evenwicht
De hoge mate aan regelgeving met betrekking tot de financiële sector kan bovendien
een ongewenst effect hebben, met name dat
financiële dienstverlening buiten de financiële sector om (het zogenaamde ‘shadow banking’) aan terrein wint.
Niet alleen moet er worden gezorgd voor een
evenwicht tussen de verschillende sectoren
maar ook tussen de verschillende lidstaten
van de eurozone, tussen de leden van de
bankenunie en de andere EU-lidstaten. Een
Europees financieel stelsel dat werkt met verschillende snelheden, moet absoluut worden
voorkomen.
Bankenwet
Een voorbeeld hiervan kan gevonden worden in de Belgische bankenwet. Die wet is
van toepassing op kredietinstellingen naar
Belgisch recht en niet op kredietinstellingen
naar buitenlands recht. Het Belgische bancaire landschap bestaat echter voor 60% uit
banken naar buitenlands recht. Dit betekent
dat bepaalde onderdelen van de bankenwet
waarmee België vooroploopt in vergelijking
met de Europese Unie niet van toepassing
zijn voor de meeste van de spelers die op de
Belgische markt actief zijn. Zolang er geen
Europese regelgeving is, ontstaat daardoor
een verstoring van de concurrentie op de binnenlandse bancaire markt. Banken met een
hoofdzetel in België hebben inderdaad niet
de mogelijkheid om zich om te vormen tot
een kredietinstelling naar buitenlands recht.
Uiteraard geldt die stelling niet alleen op Europees niveau. Ook de nationale regelgeving
moet voldoende worden afgestemd zijn op
de Europese. Voor een aantal aangelegenheden treedt België op als een voorloper: de
belasting op financiële transacties, living wills
(herstel-en resolutieplannen, zie ook p.78),
liquiditeitsnormen, de bankensplitsing en de
bonuswetgeving. Op nationaal niveau wordt
er een andere regelgeving opgelegd die strenger is dan die op Europees niveau. Dit maakt
het moeilijk om een coherente regelgeving te
creëren. Bovendien dreigt de Belgische financiële sector een concurrentienadeel op te lopen ten aanzien van de overige lidstaten.
Febelfin roept op tot evenwicht tussen
de verschillende spelers en sectoren op
alle niveaus.
76
van de bankenunie
Weerslag
WEERSLAG VAN DE BANKENUNIE
BIED SNEL
DUIDELIJKHEID
OVER DE TOEKOMSTIGE
TOEZICHTSREGELING
EN DE NATIONALE
WISSELWERKING
BINNEN DE EUROPESE
BANKENUNIE
De Europese Unie werkt aan
een bankenunie. De lidstaten willen
het gezamenlijke beleid voor
financiële instellingen versterken
via geharmoniseerde Europese regels
en een centraal toezicht op de sector.
77
WEERSLAG VAN DE BANKENUNIE
De installatie van een Europese toezichthouder is een eerste stap in de richting van een
volwaardige bankenunie. Febelfin is voorstander daarvan, aangezien het voor de financiële instellingen eenvoudiger wordt om
grensoverschrijdend te werken.
De bankenunie zal bestaan uit de eurozonelanden en de overige lidstaten die vrijwillig toetreden. De Belgische financiële sector
vraagt dan ook aandacht voor gelijke voorwaarden, waarbij de regels voor het toezicht
gelijk zijn voor alle banken in de Europese
Unie. Een coherente aanpak tussen de verschillende Europese instellingen, met name
de Europese Centrale Bank (ECB) en de
Europese Bankenautoriteit (EBA) is vereist.
Het Europees bankentoezicht wordt verwacht operationeel te zijn na de afronding
van de uitgebreide beoordeling van risico’s en
de kwaliteit van activa van de banken en een
daaropvolgende stresstest in november 2014.
Momenteel heerst er echter nog veel onduidelijkheid over de praktische werking van
het Europees toezichtsmechanisme (dat deel
uitmaakt van de bankenunie) en over de samenwerking tussen de nationale en Europese
toezichthouders.
Febelfin hoopt snel een antwoord te krijgen
over de concrete organisatie van het bankentoezicht. Ze pleit voor een uniforme regelgeving en coherent toezicht op zowel de
Europese banken binnen de bankenunie, de
Europese banken buiten de bankenunie en
de banken met een beslissingscentrum buiten de Europese Unie, maar met activiteiten
binnen de bankenunie.
78
MAAK HERSTEL- EN
RESOLUTIEPLANNEN
OP MET INACHTNEMING
VAN HET PROPORTIONALITEITSBEGINSEL
Zowel in België als in de rest van
Europa werken de financiële
instellingen momenteel herstelen resolutieplannen uit.
De herstelplannen bevatten maatregelen die
de financiële instellingen kunnen nemen op
het ogenblik dat hun financiële stabiliteit in
het gedrang komt, om aan die toestand het
hoofd te bieden. Dankzij de plannen zijn ze
beter voorbereid op mogelijke problemen en
kunnen ze die problemen sneller en efficiënter aanpakken en dit zonder dat ze daarvoor
een beroep op staatssteun hoeven te doen.
Resolutieplannen geven de toezichthouders,
zoals de NBB, een houvast om besmetting
van de rest van het financiële systeem te
voorkomen wanneer er zich een probleem
voordoet. De plannen geven een beter inzicht
in de structuur van financiële instellingen en
in de manier waarop problemen aangepakt
kunnen worden zonder dat de financiële
sector verder in gevaar komt. Elke financiële
instelling is uniek en heeft een eigen bedrijfsmodel. De plannen richten zich dan ook op
individuele instellingen en moeten proportioneel toegepast worden.
Op Europees niveau zijn de herstel- en
resolutieplannen onderdeel van de Bank
Recovery & Resolution Directive (BRRD).
Over deze Richtlijn werd in december 2013
een politiek akkoord gesloten. De nieuwe regels zullen ervoor zorgen dat, als de financiele situatie van een bank zo slecht wordt dat
de situatie niet meer hersteld kan worden, de
kritieke functies van een bank gered kunnen
worden en de kosten van herstructurering en
afwikkeling van failliete banken op de eigenaars en schuldeisers, en niet op de belastingbetalers, afgewenteld worden.
De financiële sector begrijpt de behoefte
aan herstel-en resolutieplannen en toont
zich bereid om ze mee op te stellen. Wel legt
hij de nadruk erop dat dit moet gebeuren
vanuit een groepsoogpunt, dat het proportionaliteitsbeginsel moet toegepast worden
en dat confidentialiteit cruciaal is.
In ons land zijn de nationale modaliteiten
van herstel- en resolutieplannen, die op alle
types van financiële instellingen van toepassing zullen worden, eveneens uitgewerkt in
het kader van de bankenwet. Een passende
toepassing van het proportionaliteitsprincipe
is hierbij cruciaal. Kleine banken die geen
systemisch effect teweegbrengen in de economie bij een eventuele faling, dienen dan ook
anders gewogen te worden dan grote banken. Zo kan er bijvoorbeeld voor geopteerd
worden om de herstel-en resolutieplannen
anders toe te passen of ze sterk te reduceren
voor deze kleine banken.
De financiële sector stelt een
harmonisering op Europees
niveau voor en pleit ervoor
dat België niet vooruitloopt,
bijvoorbeeld door een
vervroeging van de opgelegde
Europese deadlines.
79
WEERSLAG VAN DE BANKENUNIE
STEM DE NATIONALE
HERVORMING VAN DE
DEPOSITOBESCHERMING AF OP DE EUROPESE
Zowel op Europees als op nationaal
niveau wordt de depositobescherming
hervormd of is er een hervorming in de
maak.
Europees niveau
De Europese bankenunie bestaat uit drie
pijlers:
et eengemaakte prudentieel toezicht (Sinh
gle Supervisory Mechanism, SSM, zie ook
p.77);
de eengemaakte stelsels voor herstel en afwikkeling (Single Resolution Mechanism,
SRM, zie ook p.78);
de bijkomende integratie van de depositogarantiestelsels.
Medio 2010 had de Europese Commissie een
voorstel van Richtlijn ingediend waarmee ze
de bestaande Europese wetgeving op de depositogarantiestelsels (die van 1994 dateert)
heel grondig wou aanpassen. Die bijsturingen
zouden zowel op de draagwijdte en de werking van de garantiesystemen van de lidstaten slaan als op de financieringsomvang en
-odaliteiten. De werkzaamheden in verband
met het Commissievoorstel hebben aanzienlijke vertraging opgelopen, onder meer doordat dit voorstel rechtstreeks verband hield
met de twee andere pijlers van de bankenunie
en eerst daarover een akkoord bereikt moest
worden.
80
Pas onlangs is er opnieuw beweging gekomen in het dossier van de depositobescherming: in december 2013 werd een politiek
akkoord bereikt.
Belgisch niveau
Op Belgisch niveau wil men het Beschermingsfonds voor deposito’s en financiële
instrumenten opheffen en integraal onderbrengen bij het Bijzonder Beschermingsfonds
(dat eind 2008 bij de Deposito- en Consignatiekas werd geïnstalleerd).
De bijkomende Europese integratie van de
depositogarantiestelsels zal de normale en
concurrerende werking van de Europese
eenheidsmarkt voor retailbankdiensten
versterken. Wel moet erop toegezien worden dat de voorwaarden zoveel mogelijk
gelijk zijn en dat de depositobescherming
niet voor schadelijke scheeftrekkingen
zorgt. De bijkomende integratie moet zorgen voor een maximale gelijktrekking van
de geboden depositowaarborg en van financiële lasten voor de banken (de bijdragen die aan het garantiefonds moeten worden betaald).
De depositogarantie is een belangrijk instrument om het vertrouwen in het financiële systeem te ondersteunen, ook in moeilijke
omstandigheden. Toch moet er voldoende
aandacht zijn voor een ‘moral hazard’: de
garantie kan ertoe leiden dat consumenten een spaar- en beleggingsproduct kiezen alleen nog op basis van het rendement
en dat ze niet meer kijken naar het risico.
De financiële sector gaat ermee akkoord
dat de nationale beschermingsstelsels op
een efficiënte manier moeten kunnen optreden wanneer een bankinstelling ‘in ge-
breke’ blijft en er een schadevergoeding
uitgekeerd wordt aan de depositohouders.
In een amendement op de Europese depositogarantierichtlijn van 2009 staat dat de
depositogarantiestelsels in staat moeten
zijn om de uitbetalingen te doen binnen
een termijn van 20 werkdagen na de formele vaststelling van het in gebreke blijven.
In Europa werd een akkoord bereikt om die
termijn geleidelijk aan te verminderen:
De herschikking van de Belgische garantieregeling moet ervoor zorgen dat ze optimaal afgestemd is op de nieuwe Europese
vereisten, ook wat de bijdragenlasten betreft. De Belgische financiële instellingen
hebben tussen 2008 en 2013 al meer dan 2,2
miljard EUR aan bijdragen gestort. Die bijdragen moeten integraal in aanmerking genomen kunnen worden, opdat de Europese
fundingdoelstellingen worden gehaald.
15 werkdagen vanaf 1 januari 2019
10 werkdagen vanaf 1 januari 2021
7 werkdagen vanaf 1 januari 2024
De financiële sector stelt een harmonisering
op Europees niveau voor en pleit ervoor dat
België niet vooruitloopt, bijvoorbeeld door
een vervroeging van de opgelegde Europese
deadlines.
Febelfin wenst ervoor te pleiten
dat sectorspecifieke bijdragen
uit het verleden in rekening
worden genomen bij de opbouw
van de gelden voor de op te
richten depositogarantie-,
herstel- en resolutiefondsen.
81
07.
82
MACROECONOMISCHE
CONTEXT
83
MACRO-ECONOMISCHE CONTEXT
Macro-
De toegevoegde waarde van de financiële
sector in de gehele economie (tegenover het
Bruto Binnenlands Product of BBP) bedraagt
5,8% (cijfer voor 2012).
economische context
Die toegevoegde waarde wordt geïllustreerd
via volgende cijfers:
De financiële sector verstrekt 250 miljard
EUR aan spaargeld. (Exact cijfer: 249,89
miljard EUR). Die spaardeposito’s vormen
echter maar een deel van het geheel aan
deposito’s (korte-en langetermijnspaargelden) dat de financiële instellingen aanhouden. Het totaal aan deposito’s bedraagt
430,52 miljard EUR.
FINANCIERING VAN BANKEN IN BELGIË VIA BELGISCHE GEZINNEN,
NIET-FINANCIËLE ONDERNEMINGEN EN OVERHEDEN (UITSTAANDE
BEDRAGEN, IN MILJOEN EUR)
1. Deposito’s op rekening
306.808
b. Niet-financiële ondernemingen
83.451
c. Overheid
13.680
2. Kasbons
26.576
3. Totaal deposito’s en kasbons
430.515
Cijfers: december 2013
Bron: Febelfin-berekeningen op gegevens van de NBB
84
403.939
a. Gezinnen
e totale activa die vanuit België beheerd
D
worden voor Belgische en buitenlandse
klanten (asset management), bedragen
224,55 miljard EUR. Dit gaat dan zowel
over collectief vermogensbeheer (zoals
pensioenspaarfondsen) als individueel
vermogensbeheer (zoals private banking).
Particulieren en private banking klanten
vormen de belangrijkste klantengroep binnen het asset management.
Totaal activa beheerd vanuit België
Bron: BEAMA
Cijfers: 2012
ijna 1,4 miljoen Belgen investeren in een individueel pensioenspaarfonds. Als het aantal
B
personen meegerekend wordt dat investeert in een individuele pensioenspaarverzekering,
komt het aantal op 2,7 miljoen spaarders te liggen. Deze groep spaart dus binnen de derde
pensioenpijler.
De netto-activa van de pensioenspaarfondsen bedragen 14,35 miljard EUR.
Evolutie netto actief en netto instroom van de pensioenspaarfondsen (in miljard EUR)
Bron: BEAMA,
Belgian Asset
Management
Association
85
MACRO-ECONOMISCHE CONTEXT
e financiële sector verstrekt iets minder dan 400 miljard EUR aan kredieten (uitstaand
D
volume).
Kredieten aan gezinnen
186.878 miljoen EUR
Kredieten aan ondernemingen
117.765 miljoen EUR
Kredieten aan overheden
86.034 miljoen EUR
Totaal
390.677 miljoen EUR
Cijfers: december 2013
Bron: Febelfin berekeningen op gegevens van de NBB
et uitstaand bedrag aan roerende en onroerende leasing bedraagt 12,3 miljard EUR.
H
Roerende leasing (machines en industriële uitrustingen, computers en kantooruitrusting,
wagens, boten, vliegtuigen, …) beloopt 8,5 miljard EUR. Onroerende leasing (industriële
gebouwen, winkels, kantoorruimtes, …) is goed voor 3,8 miljard EUR.
Uit een studie van 2012 van de Vlerick
(11)
Management School bleek dat één op
de vier Belgische ondernemingen gebruik
maakt van leasing en hoofzakelijk de rendabele bedrijven met groeivooruitzichten zijn
die behoefte hebben aan externe middelen
om hun investeringen te financieren.
Roerende en onroerende leasing:
UITSTAANDE VOLUMES (BEDRAGEN IN MILJOEN EURO, AANTALLEN IN EENHEDEN)
2005
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2012/2011
Aantal Bedrag Aantal Bedrag Aantal Bedrag Aantal Bedrag Aantal Bedrag Aantal Bedrag Aantal Bedrag Aantal Bedrag
Roerende
leasing
240.161
6.356,7
252.326
7.344,8
282.713
8.570,7
265.139
7.779,8
270.825
7.988,7
258.327
8.145,6
257.896
8.527,0
-0,2%
4,7%
Onroerende
leasing
1.363
2.490,0
1.636
3.023,6
1.853
3.641,1
2.028
3.857,6
2.147
3.969,4
2.258
4.071,3
2.343
3.820,1
3,8%
-6,2%
Totaal
241.524
8.846,7
253.962 10.368,4 284.566 12.211,8 267.167 11.637,4 272.972 11.958,1 260.585 12.216,9 260.239 12.347,1
-0,1%
1,1%
Bron: Belgische Leasingvereniging
(11) http://www.febelfin.be/nl/een-op-vier-belgischeondernemingen-maakt-gebruik-van-leasing
86
In 2012 haalde de factoringsector een omzet
van 42,25 miljard EUR. Voor de eerste helft
van 2013 bedroeg de omzet 22,9 miljard
EUR. Factoring stelt ondernemingen in staat
de vorderingen op hun klanten over te dragen
aan een gespecialiseerd financieel organisme.
Hierdoor beschikken zij onmiddellijk over liquiditeiten dankzij een gedeeltelijke betaling
van het bedrag van de overgedragen facturen.
PERIODE
OMZET FACTORINGSECTOR
BEDRAG
(IN MILJOEN EUR)
2007
19.414
2008
22.553
2009
23.922
2010
32.204
2011
38.204
2012
42.352
1e sem. 2013
22.901
In België is elektronisch bankieren een geliefde vorm van bankieren. Elk jaar wint het
concept bovendien aan populariteit. In 2013 waren er in België 10,1 miljoen dergelijke
abonnementen in gebruik.
Aantal abonnementen (in miljoen)
87
MACRO-ECONOMISCHE CONTEXT
I n België kunnen burgers aan 8.684 geldautomaten terecht om cashgeld af te halen. Een mogelijkheid waarvan veelvuldig gebruik wordt gemaakt: in 2012 werd meer dan 295 miljoen
keer geld afgehaald, voor een bedrag van meer dan 39 miljard EUR.
GELDAFHALINGEN AAN BANKAUTOMATEN (1), (2)
EINDE JAAR
AANTAL
TOESTELLEN
AANTAL
GELDAFHALINGEN
(IN MILJOEN)
TOTAAL OPGENOMEN
BEDRAG
(IN MILJOEN EUR)
1995
3.591
144,7
14.551,4
2000
6.673
201,2
21.230,3
2005
7.256
252,6
28.881,6
2010
8.312
287,4
35.817,9
2011
8.558
294,3
38.329,8
2012
8.684
295,1
39.650,8
Bron: Atos Worldline, De Post en Febelfin
Laatste bijwerking december 2013
(1)Tot 2005: gegevens Atos Worldline, De Post en Febelfin; vanaf 2007: Febelfin-berekeningen op enquêtegegevens
bij de banken-leden.
(2) Vanaf 2003 inclusief de automaten opgesteld in de door de gevolgmachtigde agenten zelf-ingerichte kantoren.
De banksector telt bijna 60.000 werknemers.
OVERZICHT WERKGELEGENHEID IN DE BELGISCHE BANKSECTOR
(GERAAMD AANTAL PERSONEN)
2011
Werknemers in loondienst bij de banken
60.868
59.263
Gevolmachtigde bankagenten
4.146
4.099
Personeel in loondienst bij gevolmachtigde agenten
n.b.
n.b.
Totaal banksector (exclusief personeel in loondienst
bij gevolmachtigde agenten)
65.014
63.362
Bron: ramingen Febelfin
n.b.: niet bekend
88
2012
e financiële sector speelt een essentiële rol
D
in de werking van de financiële markten:
•D
e in België gevestigde banken zijn allemaal actief op de financiële markten
om de behoeften van hun klanten in te
vullen. Het kan dan gaan om het traditionele retailbankieren, beleggingsbankieren, zakenbankieren of ’private banking’.
Dit wil echter niet zeggen dat de banken
of beursvennootschappen rechtstreeks
toegang hebben tot de verschillende
markten.
oor de financiering van ondernemingen
•V
en overheidsinstellingen zijn de financiële markten fundamenteel belangrijk.
Een goede mix van financieringsbronnen maakt het voor de ondernemingen
gemakkelijker om financiering op maat
aan te spreken.
•D
e banken begeleiden de ondernemingen en institutionele beleggers die bij hen
klant zijn, op de wissel- en rentemarkten,
bij thesaurietransacties, transacties voor
risicodekking (afgeleide producten), arbitragetransacties, enz.
e banken houden voor de beleggers en
•D
andere financiële bemiddelaars effectenen cashrekeningen aan.
De activiteiten die de financiële instellingen
beoefenen op en via de financiële markten,
hebben dan ook weinig te maken met de ongewenste speculatieve activiteiten die men
via de bankenwet aan banden wil leggen (zie
ook p.14).
De financiële sector heeft dankzij zijn vakkennis, zijn klantenbestand en (voor sommige instellingen) de verankering in een
buitenlandse groep, een erg goed evenwicht
weten te vinden tussen de verschillende activiteiten op de financiële markten op Belgisch
niveau: staatsleningen, omvangrijke deposito’s, (spaar)pensioenfondsen, veel ondernemingen die zaken doen in het buitenland,
enz. De sector is competitief waar het gaat om
efficiëntie en een veelvoud aan complementaire activiteiten.
•D
e banken begeleiden beleggers bij de
stappen die nodig zijn om een beursgang, een kapitaalverhoging, de uitgifte
van een obligatielening, een herstructurering, enz. tot een goed einde te
brengen.
89
MACRO-ECONOMISCHE CONTEXT
DE ECONOMIE EN DE
FINANCIËLE SECTOR:
COMMUNICERENDE
VATEN
Het economische klimaat en de
financiële sector zijn onlosmakelijk
met elkaar verweven en fungeren als
communicerende vaten:
conomische groei leidt tot een grotere
E
vraag naar investeringskredieten en tot
betere en meer solvabele kredietdossiers. Op die manier verwerven de financiële instellingen meer inkomsten. Dit
heeft twee voordelen: ze kunnen hun eigen kapitaal en dus schokbestendigheid
versterken (dankzij de grotere vraag naar
kredietverlening) en ze moeten minder
risico’s aangaan (dankzij de verbeterende solvabiliteit van de kredietdossiers).
Economische groei zorgt ervoor dat de
gezinnen meer beschikbaar inkomen hebben. De gezinnen die hiervoor open staan,
kunnen hun geld beleggen in durfkapitaal
(aandelen, bedrijfsobligaties, …). Deze belegging zorgt opnieuw voor meer groei.
Economische groei leidt tot hogere rentevoeten. Dit remt het risico op mogelijke kredietbubbels af en maakt langetermijnsparen aantrekkelijker. Sparen op
lange termijn biedt aan de financiële sector
het voordeel dat het spaargeld niet zomaar
weggetrokken kan worden. Financiële instellingen kunnen daardoor meer inzetten
op langetermijnfinanciering, en dat komt
ook de stabiliteit van het financieel stelsel ten goede komt: doordat de financiële
sector kan beschikken over spaargeld met
90
langere en stabielere looptijden verkleint
ook het transformatierisico (omzetting
van spaardeposito’s op korte termijn in
kredieten op lange termijn).
Doordat de economie en de financiële sector
zo sterk verbonden zijn, is het fundamenteel
belangrijk dat er voldoende duurzame economische groei gecreëerd wordt. Minstens
even belangrijk is echter dat een performant
en gezond financieel systeem die groei kan
financieren.
In dat verband bestaan er enkele uitdagingen
waarop Febelfin een antwoord heeft proberen
te vinden via een aantal initiatieven op 3 verschillende niveaus:
g roei en jobs;
gezonde overheidsfinanciën;
vergrijzingsproblematiek.
GROEI EN JOBS
Groei is de enige manier om de economie structureel gezond te houden.
Die groei moet een onderdeel zijn van een
allesomvattend beleidsplan dat de welvaart
van de huidige en toekomstige generaties kan
waarborgen. Een beleidsplan dat gradueel
en voorspelbaar ingevoerd wordt, heeft vaak
meteen ten volle effect dankzij het verhoogd
vertrouwen dat dergelijke projecten op lange
termijn met zich meedragen.
Op het gebied van de concurrentiekracht
heeft België veel ingeboet aan sterkte, zowel
in vergelijking met de buurlanden als met de
rest van de wereld:
et aandeel in de internationale export
h
verkleint: België lijdt verlies op de exportmarkten, zeker in vergelijking met onze
buurlanden Nederland en Duitsland;
de handelsbalansen kleuren de jongste jaren (sinds 2008) negatief. Ook voor 2013
kleurde het merendeel van de handelsbalans rood. In september 2013 zien we
echter een positieve evolutie in de cijfers.
De ramingen van de Nationale Bank van
België (NBB) wijzen op een overschot van
0,2 miljard EUR voor oktober 2014;
de buitenlandse investeringen stagneren
en creëren nog weinig nieuwe jobs. Per investeringsproject werden in België in 2012
gemiddeld 17,4 nieuwe jobs gecreëerd. In
Duitsland is dat 20, in Frankrijk 22,2, in
het Verenigd Koninkrijk 43,5 en in Ierland
72,3. In 2003 lag dat cijfer in België nog
aanzienlijk hoger, namelijk 46,9;
de industriële activiteit neemt af: de toegevoegde waarde van de Belgische industrie
herstelt zich maar moeizaam sinds de aanvang van de financiële crisis. Andere landen zoals Nederland, Duitsland en Oostenrijk presteren aanzienlijk beter;
de productiviteitsvoorsprong kalft af. De
potentiële groei van de Belgische economie is de jongste jaren behoorlijk gedaald.
Dit maakt dat de structurele groei in België
terugvalt tot nauwelijks 1%.
91
MACRO-ECONOMISCHE CONTEXT
Verlies (-) of winst (+) aan marktaandelen tussen 2005 en 2013
op de industriële exportmarkten
Bron: EC
Verloop van de handelsbalans
Bron: NBB
92
Aantal buitenlandse investeringsprojecten
Extension
New
Bron: EY
Gemiddelde jobcreatie per investeringsproject in 2012
Bron: EY
93
MACRO-ECONOMISCHE CONTEXT
Toegevoegde waarde van de financiële sector in de industrie is tanende,
in vergelijking met de voornaamste buurlanden
Bron : Eurostat
Uitsplitsing van de potentiële
groei in belgië (*) (bijdragen tot
de potentiële groei, in procentpunt,
tenzijUITSPLITSING
anders
vermeld)
UITSPLITSING
VAN
DE VAN
POTENTIËLE
DE POTENTIËLE
GROEI INGROEI
BELGIË
IN BELGIË
(*)
Verschil in tfp-bijdrage tussen België
en zijn partners (in procentpunt)
VERSCHIL
VERSCHIL
IN TFP-BIJDRAGE
IN TFP-BIJDRAGE
TUSSEN TUSSEN
BELGIË EN
BELGIË EN
ZIJN PARTNERS
ZIJN PARTNERS
(in procentpunt)
(in procentpunt)
(*)
(bijdragen
(bijdragen
tot de potentiële
tot de potentiële
groei, ingroei,
procentpunt,
in procentpunt,
tenzij anders
tenzijvermeld)
anders vermeld)
3,0
3,0
3,0
3,0
0,00
0,00
0,00
0,00
2,5
2,5
2,5
2,5 –0,05
–0,05
–0,05
–0,05
2,0
2,0
2,0
2,0
–0,10
–0,10
–0,10
–0,10
–0,15
–0,15
–0,15
–0,15
–0,20
–0,20
–0,20
–0,20
–0,25
–0,25
–0,25
–0,25
1,5
1,5
1,5
1,5
–0,35
–0,35
–0,5
–0,5
–0,5
–0,5–0,40
–0,40
–0,40
–0,40
Totale factorproductiviteit
Totale factorproductiviteit
(**)
(**)
T.o.v. deT.o.v.
drie buurlanden
de drie buurlanden
Kapitaal Kapitaal
(***)
(***)
T.o.v. hetT.o.v.
eurogebied
het eurogebied
2017 r
–0,35
2015 r
0,0 –0,35
2015 r
2011
2017
2013 rr
0,0
2011
2007
2013 r
2009
0,0
2007
2003
2009
2005
–0,30
0,0
2003
1999
2005
2001
–0,30
1999
1995
2001
1997
–0,30
1995
1991
1997
1993
–0,30
1991
1987
1993
1989
0,5
1989
0,5
1987
0,5
2017 r
0,5
2015 r
1,0
1989
1985
1991
1987
1993
1989
1995
1991
1997
1993
1999
1995
2001
1997
2003
1999
2005
2001
2007
2003
2009
2005
2011
2007
2013 r
2009
2015 r
2011
2017 r
2013 r
1,0
1987
1,0
1985
1,0
Arbeid Arbeid
Potentiële
(in veranderingspercentages)
Potentiële
groei (ingroei
veranderingspercentages)
Bron: EC
(*)Berekend volgens de productiefunctiemethode van de EC (cf. EC (2010), The production function methodology for
calculating potential growth rates and output gaps, Economic Paper 420, July).
(**)Gewogen gemiddelde van de bijdrage van de potentiële TFP tot de potentiële groei van Frankrijk,
Nederland en Duitsland.
(***)De cijfers voor het EUROgebied (17 lidstaten) zijn slechts beschikbaar vanaf 2003.
94
Welke inspanningen moeten
er geleverd worden om opnieuw
groei en banen te creëren?
Of beter gezegd: op welke
manier kan het beleidsplan
de economie laten heropleven
en zo de financiële sector en
de gehele economie meer
zuurstof bieden?
Enkele ideeën:
e en flexibelere sociale wetgeving;
een betere mobiliteit. België kampt met
een groot mobiliteitsprobleem dat aangepakt kan worden via een ruimer en beter
aanbod aan openbaar vervoer, een vermindering van het aantal files en een betere
arbeidsmobiliteit. Een Belg zal niet snel
verhuizen om reden van zijn werk en dus
Rode lijn: België
spendeert hij vaak veel tijd aan pendelen.
Dit heeft een negatief effect op zijn levenskwaliteit en arbeidsproductiviteit. Bovendien zoekt hij hierdoor vaak naar een arbeidsplaats dicht bij huis die daarom nog
niet noodzakelijk de beste is of de grootste
economische meerwaarde biedt. Betere arbeidsmobiliteit betekent in die zin dan ook
een stukje welvaartsverhoging;
een verlaging van de werkgeversbijdragen,
en meer bepaald een plafonnering van de
socialezekerheidsbijdragen. Die hervorming
zal fiscale stabiliteit bieden, op voorwaarde
dat ze op een geleidelijke en voorspelbare
wijze tot stand komt;
een rechtvaardige, voorspelbare en vereenvoudigde fiscaliteit. De belastingdruk in
België is erg hoog: de belastingdruk op het
kapitaal is in 2012 gestegen met 66% doordat de roerende voorheffing is gestegen van
15 tot 25%. Het komt erop aan de uitgaven
te beperken, de structuren te optimaliseren
en, indien nodig, inkomsten van ergens
anders te halen;
Blauwe lijn: OECD (Organisation
for Economic Co-operation and
Development), gemiddelde van de
34 OECD-leden
Bron: OECD
95
MACRO-ECONOMISCHE CONTEXT
e en betere samenwerking tussen sociale en
fiscale departementen. Op het gebied van
loonuitkeringen zouden de sociale wetten
en de belastingstelsels beter op elkaar afgestemd moeten worden. Nog al te vaak bestaat er een verschil in de fiscale of sociale
behandeling van sommige uitkeringen aan
het personeel. Een werkgever kan bijvoorbeeld zijn personeel toestaan om mobiele
communicatiemiddelen voor eigen rekening te gebruiken. De huidige fiscale en
parafiscale regels op dat gebied zijn echter
verschillend en ingewikkeld en sluiten niet
goed aan bij de praktijk. Forfaitaire, identieke en billijke formules, zowel op fiscaal
als parafiscaal gebied, zouden veel efficiënter zijn en iedereen ten goede komen;
een stimulans van innovatieve ‘clusters’.
Bepaalde sectoren waarvan men verwacht
dat ze voor nog aanzienlijke toegevoegde
waarde zullen zorgen in de toekomst en
dat ze de Belgische economische activiteit
kunnen aanzwengelen (bv. biotechnologie,
chemie, energie, …), kunnen specifieke fiscale en logistieke voordelen krijgen. Denken wij bijvoorbeeld aan de verlening van
subsidies op gerichte wijze binnen een ruimere industriële of technologische visie.
GEZONDE
OVERHEIDSFINANCIËN
Inzetten op groei en jobs veronderstelt
investeringen van de overheid, via een
toename van de inkomsten (dit ligt echter
moeilijk door de hoge belastingdruk in
België en het grote overheidsbeslag) of via
een beperking van de uitgaven.
96
De financiële sector draagt bij tot de sanering
van de overheidsfinanciën dankzij de specifieke door de banken betaalde bijdragen, die
jaarlijks ongeveer 1 miljard EUR bedragen.
Het volledige kostenplaatje van de heffingen
op de financiële sector is terug te vinden op
p.49.
Hoe kan er gezorgd worden voor minder
uitgaven? Uiteraard bestaan er geen mirakeloplossingen om de overheidsfinanciën
gemakkelijk en snel te saneren. Bovendien
heeft de overheid de voorbije maanden en
jaren al vele inspanningen in dat opzicht
geleverd. Febelfin denkt echter graag constructief mee om deze oefening voort te
kunnen zetten. Enkele denkoefeningen:
v erhoging van de activeringsgraad van de
50-plussers, de afbouw van het brugpensioen, bijtelling van de effectief gepresteerde
loopbaanjaren in de berekening van de
loopbaan en eventueel een verhoging van
de pensioenleeftijd en/of een koppeling
aan de levensverwachting;
verdere activering van de werklozen;
vermindering van de primaire uitgaven,
zeker op het vlak van de sociale zekerheid
(bijv. pensioenen, werkloosheidsuitkeringen, enz.).
VERGRIJZING
In 2011 beliepen de sociale uitgaven
in België 25,3% van het BBP. Door de
vergrijzing zullen die uitgaven stijgen
naar 29,5% in 2030 en 31,4% in 2060.
Op ongeveer 50 jaar tijd betekent dit
een toename van om en bij de 6%.
In concrete cijfers spreken we over
ongeveer 21 miljard EUR.
De financiële sector ontsnapt niet aan deze
evolutie. De komende decennia zullen veel
medewerkers met pensioen gaan. De ‘war
for talent’ zal dan volop uitbreken, voor
zover dit tegen dan nog niet gebeurd zal zijn.
Febelfin meent dat groei en gezonde overheidsfinanciën de enige structurele oplossingen zijn om die evolutie op te vangen,
zonder dat daarbij de financiële draagkracht van de huidige en toekomstige generaties worden ondermijnd.
In het beleidsplan mag de vergrijzing dan
ook niet ontbreken. Hoe groter de geloofwaardigheid van de huidige aanpak van de
vergrijzing, hoe meer vertrouwen dit zal
wekken bij de ondernemingen en de consumenten. Meer vertrouwen zorgt ervoor dat
de mensen minder sparen, meer consumeren en meer investeren. Op zijn beurt zorgt
dit voor meer groei, waardoor de uiteindelijke kostprijs van de vergrijzing lager zal
uitvallen.
97
en bestuurders
Deelverenigingen
98
ABB
BVB
BVB is de beroepsvereniging van banken en
beursvennootschappen.
BVK is de beroepsvereniging van de
instellingen die kredieten aan particulieren
verlenen.
BEAMA is de vereniging van instellingen
voor beheer van ICB's, beheer voor
institutionele en privécliënten en
beleggingsadvies.
BLV is de beroepsvereniging van
leasingmaatschappijen gespecialiseerd in
financieringsverhuur.
BVBL is de beroepsvereniging van actoren op
de Belgische beurs.
Bestuurders Febelfin vzw
Filip Dierckx, BNP Paribas Fortis
Michel Vermaerke, Febelfin
Johan Thijs, KBC Groep
Marc Raisière, Belfius Bank
Philippe Masset, ING België
Luc Versele, Crelan
Dirk Wouters, Bank J. van Breda & C°
Patrick Keusters, Bank Degroof
Geoffroy Vermeire, Petercam
Frederic Hannequart, Euroclear
Wim Hautekiet, The Bank of New York Mellon
Myriam Vanneste, Candriam Belgium
Hugo Lasat, Petercam Institutional Asset Management
Gérald Bogaert, Europabank
Joanna Van Bladel, Belfius Bank
Guy De Ceuster, Belfius Lease
Umberto Arts, KBC Securities
Samenstelling op datum van 10/03/2014.