mei 2014 - Fa-med

Magazine
Mei 2014
Nieuwe service voor klanten van Fa-med
bij declareren aan zorgverzekeraars’
‘Minder reclames,
minder controles
achteraf en dus
meer grip op de
zaak’
06
20
Transparantie kwaliteit
in de diergeneeskunde
24
LIMIS: innoveren
als core business
28
Wijziging artikel 13
Zorgverzekeringswet
Inhoud
20
04
Kostenonderzoek mondzorg: Feiten en visies
08
Geestelijke gezondheidszorg ‘nieuwe stijl’
zorgt voor spanning
10
100 jaar NMT: ‘De solist van weleer is een
teamspeler geworden’
14
HoorProfs: ‘Gehoorverlies is een
ingrijpende verandering’
16
Kort nieuws
20
Transparante kwaliteit in de diergeneeskunde
24
Sneak preview in de toekomst van de zorg
28
Wijziging artikel 13 Zorgverzekeringswet
32
Kliniek Tandheelkunde Sneek
34
Evenementen & contact
d
04
Samenwerking is de sleutel
Kan het nóg mooier? Op je honderdste verjaardag het predicaat ‘Koninklijk’ ontvangen…Het overkwam de Nederlandse
Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (NMT). In
deze editie van ons Fa-med Magazine een uitgebreid interview
met Rob Barnasconi, die aan het eind van dit jaar afscheid
neemt als voorzitter van de jubilerende belangenorganisatie.
Over de veranderingen in de mondzorg zegt hij onder andere:
“De solist van weleer is een teamspeler geworden.” Ik vind dat
een mooie constatering, die in feite van toepassing is op de
gehele zorgsector. Want hoewel de discussies soms fel en verbeten zijn, is er tegelijk een groeiend besef dat samenwerking
dé sleutel is naar de zorg van morgen. Ondanks verschillende
invalshoeken streven zorgaanbieder, zorgverzekeraar, kabinet
en Tweede Kamer uiteindelijk naar hetzelfde: het garanderen van kwalitatief hoogwaardige en betaalbare zorg voor
iedereen. Dát is de bindende factor. Het ultieme gezamenlijke
doel. Met dat gemeenschappelijke doel voor ogen moet het
mogelijk zijn om tot besluitvorming te komen waar alle
betrokken partijen gelukkig mee zijn.
Met ons Fa-med Magazine volgen we de ontwikkelingen op
de voet. We denken mee over thema’s die u bezighouden.
We signaleren, schetsen achtergronden, spreken met vooren tegenstanders. Zo besteden we in deze editie aandacht
aan actuele en veelbesproken onderwerpen: de verandering
van de organisatie van de geestelijke gezondheidszorg, de
voorgenomen wijziging van Artikel 13 van de Zorgverzekeringswet en de discussie over het kostenonderzoek. Maar we
laten het niet bij woorden. Ook in daden denken we mee, want
het ontzorgen van onze klanten staat hoog in ons vaandel.
Het meest recente voorbeeld daarvan is de nieuwe service die
we voor onze klanten hebben ontwikkeld bij het declareren
aan zorgverzekeraars. De praktijk leert dat vooral de achteraf
controles voor veel administratieve rompslomp zorgen. Dit
werkt behoorlijk frustrerend voor onze klanten. Daarom gaan
wij de ingediende declaratiebestanden vooraf valideren. Een
pilot heeft inmiddels aangetoond dat de nieuwe service leidt
tot minder reclames, minder controles achteraf en dus meer
grip op de zaak. Daar gaat het om!
10
Henk de Jong
Algemeen directeur
14
Kostenonderzoek mondzorg
Nederlandse Zorgautoriteit:
Feiten en visies
Associatie Nederlandse Tandartsen:
‘Een duidelijke en breed gedragen toekomstvisie’
Met een alarmerend persbericht (‘Visieloze aanpak brengt kwaliteit van wereldtop naar grauwe middelmaat’) trok de Associatie Nederlandse Tandartsen (ANT) in de tweede helft van 2013 aan de bel. De beroepsorganisatie luidde de noodklok over het kostenonderzoek
mondzorg, dat in opdracht van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) is uitgevoerd. Volgens de ANT vormt het onderzoek een onjuiste
onderbouwing voor kwalitatief beleid in de mondzorg.
M
et het kostenonderzoek wil de NZa iedere
drie jaar de opbrengsten, productie, praktijkkosten en tijdsbesteding van mondzorgaanbieders in kaart brengen om zo de tarieven vast
te stellen. ANT- voorzitter en tandarts Jan Willem
Vaartjes is niet blij met de huidige opzet van het
04
26
onderzoek. Hij noemt verschillende bezwaren en
gevaren. “Je kunt op deze manier geen conclusie
trekken over het gemiddelde inkomen van een
tandarts. Het onderzoek richt zich op ondernemingen in de mondzorg en niet op de beroepsbeoefenaren zelf. Dat is vreemd, want de NZa
geeft aan dat zij de tarieven gaat herijken aan de
hand van een norminkomen. Los van de discussie over de hoogte van het norminkomen, zou
het norminkomen bedoeld moeten zijn om het
gemiddelde inkomen van de werkzame en BIGgeregistreerde tandartsen te beschrijven. Daarom
Achtergrond
wachten dat een grote groepspraktijk met meer
dan vijftig medewerkers slechts een winst van
eenmaal het norminkomen zou mogen behalen.
Hetzelfde geldt voor een onderneming met
bijvoorbeeld tien vestigingen opererend onder
één entiteit. Tandartspraktijken zijn tegenwoordig kleine ziekenhuizen en de methodiek van
het onderzoek had hierop moeten aansluiten.
Nu gebruikt de NZa een onderzoeksopzet die
misschien bij andere beroepsgroepen zonder
ingewikkelde samenwerkingsverbanden en
hightech apparatuur zou kunnen werken, maar
niet in de mondzorg.”
Jan Willem Vaartjes
is het relateren van de winst van een onderneming aan een norminkomen een methodologisch onjuiste stap en pure inkomenspolitiek.”
De ondernemer in de mondzorg is niet per definitie een tandarts, zo vervolgt hij. “Er bestaan zeer
diverse samenwerkingsverbanden. Bovendien
worden een paar duizend tandartsen die in de
mondzorg werkzaam zijn als zelfstandig ondernemer zonder personeel (ZZP’ers) buitengesloten
in het onderzoek. Ook is het niet duidelijk of er
gecompenseerd gaat worden als een praktijk
heel groot is. Bedrijfseconomisch kun je niet ver-
Ondertussen heeft onderzoeksbureau
Milliman in opdracht van de ANT onderzoek
gedaan naar de marktscan van de Nederlandse
Zorgautoriteit (NZa). Op basis van de resultaten
van Milliman is vastgesteld dat tandartsen in
2012 slechts een inflatiecorrectie hebben doorgevoerd tijdens het experiment met vrije tandartstarieven, in plaats van een prijsstijging van
meer dan 10 procent, zoals aangegeven door
de NZa, zo meent Vaartjes. “Wij zijn teleurgesteld
dat de minister in reactie op de Kamervragen opnieuw haar vertrouwen heeft uitgesproken in de
uitkomsten van de marktscans van de NZa. Uit
diverse onafhankelijke onderzoeken, waaronder
het rapport van Milliman, is juist gebleken dat de
marktscans ondeugdelijk waren. Maar ook dat
de proef met vrije tarieven onnodig, op onjuiste
gronden en cijfers, voortijdig is gestaakt.”
Vaartjes pleit voor het ontwikkelen van een duidelijke en breed gedragen toekomstvisie, voordat ingrijpende maatregelen kunnen worden
genomen. “Een visie die wordt ontwikkeld vanuit
de politiek, in samenspraak met marktpartijen en
mondzorgprofessionals, die duidelijk maakt wat
de patiënt in de toekomst van de tandarts en
andere betrokken partijen in de mondzorg kan
verwachten. Een visie dus die verder gaat dan de
huidige politieke opvatting van doelmatigheid
en goedkoper is beter. Een visie ook met belangrijke thema’s als taakherschikking, preventie,
jeugdtandzorg en kwaliteit. Inclusief gedegen
onderbouwingen van de kosten (gebaseerd op
een valide onderzoek); een budget (in relatie tot
de basisverzekering) dat doelmatig en beheersbaar is en een tariefsysteem (gereguleerd of vrij)
dat zowel recht doet aan de keuzevrijheid van
de consument als ook aan de inspanningen
en verantwoordelijkheid van alle professionele
mondzorgaanbieders in Nederland.”
Koninklijke Nederlandse
Maatschappij tot bevordering
der Tandheelkunde (KNMT):
‘Dat er meer tijd wordt
genomen is een positief
signaal’
N
ederland kent twee beroepsorganisaties
voor tandartsen: de in 1995 opgerichte
Associatie Nederlandse Tandartsen (ANT) en de
honderdjarige Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde
(KNMT). Ook de KNMT heeft een schaduwonderzoek laten uitvoeren, dat inmiddels is
voorgelegd aan de NZa. “De mondzorg is een
complexe sector met een enorme variatie tussen
de verschillende praktijken”, zegt KNMT-voorzitter
Rob Barnasconi.
“De NZa wil de werkelijke gemiddelde omzet
en de werkelijke gemiddelde kosten berekenen.
Deze omzet minus de kosten mag niet meer
opleveren dan het norminkomen. Is dit wel het
geval, dan betekent dit een korting op de
tarieven van 2014. Voor álle praktijken! Dat er
meer tijd wordt genomen voor het zorgvuldig
afronden van het NZa-onderzoek en de discussie over de herijking van het norminkomen is
een positief signaal voor alle professionals in de
mondzorg.”
27
05
Nederlandse Zorgautoriteit:
‘Beste alternatief voor
tariefdiscussies is de
sturende verzekeraar’
O
nder de kop ‘Een berekening is wat anders
dan een mening’ gaat de Nederlandse
Zorgautoriteit op haar website nader in op de
kostenonderzoeken. “Zorgaanbieders vinden
altijd dat het tarief te laag is, consumenten
vinden altijd dat het tarief te hoog is”, zegt
Theo Langejan, bestuursvoorzitter van de
NZa. “Daarom zijn de feitelijke gegevens zo
belangrijk voor onze berekeningen. Wat wordt
er daadwerkelijk gedeclareerd? Welke kosten
zijn daadwerkelijk gemaakt?”
“Als rekenmeester in de zorg moet je goed
kunnen uitleggen wat je doet”, stelt Langejan.
“Juist omdat veel aanbieders vinden dat ze te
weinig verdienen en veel consumenten vinden
dat ze teveel betalen aan de zorg. De methode
van onderzoek die we kiezen bespreken we
daarom altijd vooraf tot in detail door met
verschillende belangengroepen: met consumentenorganisaties, verzekeraars en vertegenwoordigers van de zorgaanbieders. Bij het
bespreken van de onderzoeksopzet, voordat
een kostenonderzoek begint, zijn belanghebbenden het meestal nog eens over de methode. Maar zodra er resultaten komen, wordt
vaak snel gezegd dat de onderzoeksmethode
niet deugt en dat het ook anders kan.”
De NZa baseert zich in haar kostenonderzoeken, maar ook in haar marktscans en
verdiepende onderzoeken alleen op feitelijke,
controleerbare gegevens, zo stelt de bestuursvoorzitter. “Niet op meningen over hoe de
uitkomst bijvoorbeeld vanuit een gewenste
behandelpraktijk zou moeten zijn. Overigens
is het vaak ook niet duidelijk wat dan een
gewenste behandelpraktijk is en dat kunnen
wij als overheid in ieder geval niet bepalen.”
Langejan benadrukt dat de NZa bij het berekenen van de tarieven op basis van de feitelijke
kosten en opbrengsten in de zorg altijd uitgaat
van een vastgesteld norminkomen.
“Zonder norminkomen zou de zorgaanbieder
namelijk een tarief ontvangen zonder beloning
voor zijn eigen werk. Zijn de opbrengsten
hoger dan het norminkomen? Dan kunnen de
tarieven omlaag. Zijn de opbrengsten lager?
Dan moeten de tarieven omhoog.”
06
De hoogte van het norminkomen is een
terugkerende discussie bij kostenonderzoeken, zo weet Langejan. “Die discussie moet je
op een ander moment voeren, die staat los
van de feitelijke gegevens over de kosten en
opbrengsten die in het onderzoek verzameld
worden. Ook in onze marktscans en monitors
over de verschillende zorgsectoren brengen
we alleen de feiten in kaart. We vergelijken
daarin uitsluitend de bedragen en behandelingen zoals die daadwerkelijk gedeclareerd en
in rekening gebracht zijn en de praktijkkosten
die daadwerkelijk gemaakt zijn. Over dezelfde
periode, op dezelfde manier. Dat is ook de
enige manier waarop je een goed beeld kunt
krijgen van verschillen door de jaren heen. Zo
laat je zien wat de consument daadwerkelijk ‘in
de portemonnee’ voelt.”
Bij het vaststellen van de tarieven doet de NZa
onderzoek naar de kosten en opbrengsten van
de gemiddelde zorgpraktijk in de sector. Dit betekent dat er uiteindelijk een tarief uitkomt dat
past bij de gemiddelde zorgpraktijk. Langejan:
“Nu zijn er altijd zorgaanbieders die van dat gemiddelde afwijken. Bijvoorbeeld omdat zij een
andere patiëntenpopulatie behandelen dan
het gemiddelde, of omdat hun praktijk beduidend groter of kleiner is dan het gemiddelde.
De tarieven passen daarom nooit precies bij
alle soorten praktijken, dat kan ook niet. Het
gemiddelde tarief is in ieder geval goed voor
de meeste praktijken.”
Het beste alternatief voor tariefdiscussies is
volgens de NZa de sturende verzekeraar. “Een
zorgverzekeraar is beter in staat om de zorg
betaalbaar te houden: de verzekeraar heeft
inzicht in alle behandelgegevens van aanbieders en kan onder andere regionaal afwijkende
prijsafspraken maken met zorgaanbieders.
Bijvoorbeeld als de patiëntenpopulatie anders
is. Ook kan de zorgverzekeraar in gesprek met
zorgaanbieders over het nut en de noodzaak
van bepaalde behandelmethodes en innovaties. Levert een innovatie ook echt wat op
in termen van gezondheidswinst of kost het
alleen maar geld? Zorgverzekeraars hebben de
gegevens en de expertise in huis om dat goed
te kunnen beoordelen.”
Nieuwe service voor klanten
van Fa-med bij het declareren
aan zorgverzekeraars
‘Minder reclames,
minder controles
achteraf en dus meer
grip op de zaak’
N
aast de discussie over het kostenonderzoek kreeg de mondzorg er in januari nog
een ‘hot item’ bij. Zorgverzekeraar Achmea
maakte bekend dat zij van duizend tandartsen
declaraties gaat terugvorderen. Na een dataanalyse stelde de verzekeraar vast dat zij de
laatste drie jaar (exclusief 2012, in verband met
de vrije tarieven) onterechte declaraties hebben ingediend. In sommige gevallen, zo stelde
de verzekeraar, werden combinaties gedeclareerd die niet mogelijk zijn. Achmea verwacht
overigens niet dat er op grote schaal opzet
in het spel is. De foutieve declaraties worden
vooral geweten aan de complexiteit van het
huidige (verouderde) declaratiesysteem. Het
zijn deze feiten die Fa-med inspireerden tot het
ontwikkelen van een nieuwe service, die vanaf
mei beschikbaar is voor klanten.
Riskmedewerker Femke van de Looveren geeft
tekst en uitleg: “Het belangrijkste doel van het
implementeren van deze extra service is het
efficiënter inrichten van het declaratieproces
binnen de mondzorg”, stelt ze. “Bij de declaratiebestanden controleert de verzekeraar onder
andere of het juiste tarief is gehanteerd, of de gedeclareerde combinaties van verrichtingen zijn
toegestaan en of de elementcode is ingevuld,
waar dat verplicht is. Dit gebeurt op het moment
van aanleveren en door controles achteraf (tot 5
jaar na het indienen van de declaratie). Vooral de
achterafcontroles leveren veel administratieve
rompslomp op. Dit werkt erg frustrerend voor
onze klanten. Daarom gaan we de ingediende
declaratiebestanden vooraf valideren. Dat voorkomt niet alleen ergernis, maar het zorgt er ook
voor dat we voor onze klanten kostenbesparing
kunnen realiseren.”
Bron: Nederlandse Zorgautoriteit
Om zeker te weten dat dit initiatief van meerwaarde is voor de klant, is Fa-med in januari van
dit jaar van start gegaan met een pilot. De pilot
is gestart vanuit de gedachte dat het verwerken
van nacontroles vanuit zorgverzekeraars en het
Achtergrond
controleren van reclames een onnodige,
tijdrovende klus kan zijn. In de pilotperiode heeft
de focus steeds gelegen op de manier waarop
klanten de validaties in de praktijk ervaren.
Twintig klanten, die persoonlijk zijn benaderd om
mee te werken, hebben deelgenomen aan de
pilot. De feedback is inmiddels verwerkt.
Femke van de Looveren: “In de pilot zijn we
begonnen met tariefvalideringen, elementcodevalideringen en een aantal combinatievalideringen. Belangrijk is: we valideren alleen op
de door de NZa vastgestelde regels en tarieven.
We valideren ook niet op regels waar twijfel bij
ontstaat. Nadat Fa-med het declaratiebestand
heeft gevalideerd, ontvangt de klant mogelijk
enkele declaratieregels (verrichtingen) retour.
Deze declaratieregels nemen wij op basis van
de validaties niet direct over. Hier wordt een
melding van gemaakt in het verwerkingsverslag
en in het klantenportaal Mijn Fa-med, zoals onze
klanten nu ook al van ons gewend zijn. Bij deze
declaratieregels ontbreekt bijvoorbeeld een
geldig elementnummer of bevat het een combinatie van verrichtingscodes die niet toegestaan
is. De klant kan de desbetreffende declaratieregels direct controleren en aanpassen om ze
vervolgens opnieuw aan te leveren. De overige
declaratieregels worden uiteraard gewoon overgenomen en verwerkt.”
Dit zorgt ervoor dat onze klanten minder reclames krijgen en er minder verrekeningen plaats
hoeven te vinden. Met andere woorden: minder
reclames, minder controles achteraf en dus meer
grip op de zaak. Vanzelfsprekend zullen we het
validatieproces uitbreiden en continu optimaliseren. De wijze waarop de klanten declaraties
aanleveren is overigens niet gewijzigd.”
De reacties van de pilotklanten zijn erg positief,
vervolgt Femke. “Zij zijn blij dat ze de declaratiebestanden nu direct kunnen aanpassen en
niet pas maanden nadat een behandeling heeft
plaatsgevonden. We kregen ook een prachtig
compliment: ‘Jullie laten daadwerkelijk zien dat
jullie met ons meedenken en dat jullie onderscheidend zijn in de markt’. Daar zijn we erg blij
mee, want de kwaliteiten ‘ontzorgen’ en ‘goed
geregeld’ staan hoog in ons vaandel. De nieuwe
service maakt het een stuk gemakkelijker voor
onze klanten.
Femke van de Looveren
07
Geestelijke gezondheidszorg
‘nieuwe stijl’ zorgt voor spanning
Sinds 1 januari 2014 is de geestelijke gezondheidszorg (ggz) ingrijpend veranderd. Om doorverwijzing naar de duurdere specialistische
zorg te verminderen, is de positie van de huisarts, de Praktijk Ondersteuner Huisarts en de basishulpverlener geestelijke gezondheidszorg
versterkt. In essentie een goed idee, zo stellen de betrokken partijen. Toch zorgde de nieuwe structuur al meteen voor onrust: een verzekeraar die huisartsen en psychologen voor het blok zet. Het lijkt illustratief voor het spanningsveld tussen zorgverzekeraar en zorgaanbieder
anno 2014.
in de duurdere specialistische zorg behandeld.
Het gaat daarbij vaak om patiënten met lichte of
middelzware klachten. De trend dat patiënten
door huisartsen of psychologen te snel naar
specialistische zorg worden doorverwezen,
wordt met de nieuwe aanpak gekeerd. Door
goede samenwerking en ondersteunend beleid
verwachten we dat er een verschuiving van
patiëntstromen kan plaatsvinden. Om dit voor
elkaar te krijgen is het belangrijk dat de huisarts
patiënten met psychische problematiek goed
herkent, meer patiënten zelf gaat behandelen
en/of beter doorverwijst.”
D
e landelijke media brachten het prominent: de grootste verzekeraar van
Nederland, Achmea (5,3 miljoen verzekerden),
zet psychologen en huisartsen onder druk om
te werken met een methode die de zorgverzekeraar zelf mede heeft ontwikkeld. Wie weigert
mee te doen aan dit zogeheten Mirro-model
voor psychologische zorg, wordt financieel
gekort. Deelnemende psychologen moeten 2,5
procent van hun verdiensten afstaan. Huisartsen weigeren overigens om mee te doen
zolang het effect niet wetenschappelijk is onderbouwd. Brancheorganisatie GGZ Nederland
sprak over ‘machtsmisbruik’ en vreest ‘eenheidsworst in de behandelkamer’. ggz-directeur Paul
van Rooij stelde in de Volkskrant dat Achmea
zich op een ongeoorloofde manier in de
praktijk van artsen en psychologen mengt. “Als
de hele wereld het eens was dat dit model het
allerbeste is, was daar iets voor te zeggen. Maar
de methode is niet wetenschappelijk onderzocht. Mirro is geen slecht model, maar er zijn
even goede alternatieven.”
08
Dure hulp
Achmea denkt daar anders over. Volgens de
verzekeraar leidt het model (een standaard
stappenplan voor de analyse en behandeling
van psychologische klachten) tot betere en
goedkopere zorg, omdat patiënten sneller bij de
juiste behandelaar terechtkomen. De verzekeraar vindt dat het in de geestelijke gezondheidszorg lange tijd heeft ontbroken aan ‘uniforme
werkwijzen’ waardoor patiënten onnodig bij
dure specialistische hulp terechtkwamen.
“Het model legt geen behandeling op, maar
is ondersteunend”, aldus ggz-manager Bas de
Bruijn van Achmea. Ondertussen heeft minister
Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
VWS) laten weten dat zij het initiatief van de
verzekeraar toejuicht.
Met het Mirro-model heeft Achmea geanticipeerd op de veranderingen in de geestelijke gezondheidszorg, die sinds 1 januari zijn
doorgevoerd. Minister Schippers motiveert die
als volgt: “In vergelijking met de landen om ons
heen worden in Nederland relatief veel mensen
Stigma
Om de nieuwe rol te kunnen vervullen, krijgt
de huisarts meer mogelijkheden om praktijkondersteuning in te huren en om eHealth aan
te bieden. Daarnaast krijgt hij de beschikking
over extra instrumenten om patiënten beter en
sneller op ggz-problematiek te kunnen screenen
en om een psychiater (of andere specialisten) te
consulteren. Hiervoor heeft de overheid voor dit
jaar een bedrag van 25 miljoen euro beschikbaar gesteld (naast de 38,2 miljoen euro die al
was gereserveerd). Aartjan Beekman, hoogleraar
psychiatrie en voorzitter van de Nederlandse
Vereniging voor Psychiatrie (NVvP), is positief
over de veranderingen. In het vakblad Medisch
Contact van de Koninklijke Nederlandsche
Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst
(KNMG) stelt hij: “De geestelijke gezondheidszorg was veel te breed van opzet: patiënten met
verschillende gradaties van ernst en complexiteit werden behandeld, als ware het allemaal
specialistische geneeskunde. Een erfenis uit de
oude Riagg-tijd. Huisartsen doen nu te weinig
ggz. In de laatste twintig jaar zijn ze steeds meer
gaan verwijzen, uit tijdgebrek of omdat ze zich
niet competent voelen.”
In het januarinummer van ZN Dialoog, het
magazine van Zorgverzekeraars Nederland,
Achtergrond
staat een dubbelinterview met André Rouvoet,
voorzitter van Zorgverzekeraars Nederland en
Jacobine Geel, voorzitter van GGZ Nederland.
“Er komt veel tegelijk op de ggz-aanbieders af:
marktwerking, prestatiebekostiging, kostenbeheersing en noem maar op. We zien ook bereidheid om daarmee aan de slag te gaan”, zegt
Rouvoet. “Tegelijkertijd maken ze een terugtrekkende beweging als we concrete stappen willen
zetten om invulling te geven aan het akkoord,
of dat ze terugschrikken voor de consequenties.”
Rouvoet pleit voor meer transparantie vanuit de
ggz. “Het ontbreekt ons te vaak aan informatie
over de zorgvraagzwaarte en die is nodig om
gericht te kunnen inkopen.” Volgens Geel is dat
niet altijd even eenvoudig. “Een kapotte knie kun
je repareren en dan kun je vaststellen hoe goed
dit is gedaan. Maar bij een depressie is dat veel
complexer. Bovendien weegt de bescherming
van de privacy zwaar in de ggz, vanwege het
stigma dat nog altijd op psychische stoornissen
rust. Het betekent nogal wat als een zorgverzekeraar of een werkgever precies weten wat er
met iemand aan de hand is.”
Forse eisen
Ondertussen klagen ggz-zorgaanbieders over
strenge en verminderde zorginkoop en een
toename van bureaucreatie. Dat blijkt uit onderzoeken van Q-Consult en van het Nederlands
Instituut van Psychologen. In beide onderzoeken
komt naar voren dat verzekeraars forse eisen
stellen. Instellingen en zelfstandige psychologen kunnen vaak niet onderhandelen over de
contracten en spreken van eenzijdige procedure
waarbij zij moeten ‘slikken of stikken’. De aanbieders voelen zich onterecht uitgesloten van een
contract, terwijl zij wel beschikken over de benodigde kwalificaties. Degene die wel een contract
krijgt, heeft te maken met lagere omzetplafonds
en tarieven en groeiende, vaak onbegrijpelijke
of niet werkbare eisen. “Het voelt niet als een
onderhandeling tussen gelijkwaardige partners”,
aldus de ggz-zorgaanbieders in het rapport van
Q-Consult. “Er is geen enkel overleg mogelijk
over voorwaarden. De contractering ging volledig via een programma op internet en de enige
mogelijkheid was overal mee akkoord gaan.”
Een andere constatering: door de extra eisen zijn
psychologen veel tijd kwijt om te voldoen aan alle
regels en de benodigde administratie. Ook noemen de respondenten de contracten onduidelijk
en wordt op vragen pas na lange tijd gereageerd.
Maar niet elke ggz-zorgaanbieder oordeelt
kritisch. Negentien instellingen geven aan dat zij
tevreden zijn over hun belangrijkste verzekeraar.
‘De geestelijke gezondheidszorg is
gedemocratiseerd, beter bereikbaar
en toegankelijker geworden’
GGZ Nederland is de brancheorganisatie voor
instellingen in de geestelijke gezondheidszorg
en verslavingszorg. De organisatie telt ruim
honderd leden en vertegenwoordigt daarmee
ruim 90 procent van de zorg en het personeel
in de ggz. De leden variëren van grote regionale tot kleinere gespecialiseerde zorgaanbieders,
met in totaal circa 89.000 medewerkers. Zij verlenen zorg aan bijna een miljoen patiënten per
jaar. Hun gezamenlijke omzet bedraagt ruim 5
miljard euro. Volgens voorzitter Jacobine Geel
zijn de grenzen bereikt van wat de overheid
voor mensen kan doen. In een interview met
het vakblad De Dokter (decembereditie 2013)
van de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV)
stelt zij: “Nu breekt een tijd aan waarin mensen
eerst eens moeten kijken wat ze zelf kunnen.
Goede zorg moet beschikbaar blijven voor iedereen, maar er is een cultuuromslag nodig. In
de ggz betekent dit dat we de zorg veel meer
uit de instellingen moeten halen. Ambulantisering noemen we dat. Dat is in veel gevallen
ook veel beter, want hulp beklijft vaak beter
als mensen die zoveel mogelijk in hun eigen
omgeving ontvangen. De wereld van een instelling is toch een kunstmatige. Die beweging
naar buiten betekent vanzelfsprekend dat de
ggz veel meer zal moeten samenwerken met
andere zorgverleners.”
Tempo
Volgens Geel levert dat betere zorg op. Maar
zij voegt daar meteen aan toe: veranderen kost
ook moeite. “Er wordt wel heel veel in korte
tijd gevraagd: een nieuwe werkmethode, forse
inkrimping, hogere eisen van de zorgverzekeraars en veel meer samenwerken. Niet alleen
met huisartsen, maar ook met gemeenten,
woningcorporaties, politie, bureaus jeugdzorg
en vele andere partners. Bij zoveel veranderingen kan een gevoel van paniek ontstaan.
Een gevoel van ‘dat redden we nooit’. Daar
moeten we met z’n allen voor oppassen, want
anders gaat heel veel energie in die paniek
zitten in plaats van dat we bezig zijn iets
nieuws op te bouwen. Tempo is belangrijk,
maar we moeten ons wel realiseren dat we nu
in een paar jaar ombuigen wat in de loop van
decennia is opgebouwd.” Op de vraag hoe het
kan dat zoveel Nederlanders ggz-zorg nodig
hebben, antwoordt Geel: “Daar zit in ieder
geval een heel goede kant aan: de geestelijke
gezondheidszorg is gedemocratiseerd, beter
bereikbaar en toegankelijker geworden. Het is
niet meer alleen voor de elite. Dat is in tien jaar
tijd enorm veranderd. Ik geloof niet zo in oneigenlijk gebruik. Het duurt juist vaak nog veel te
lang voor mensen willen toegeven dat ze het
niet meer trekken. De ggz staat de komende
jaren voor enorme veranderingen: de geestelijke gezondheidszorg moet veel ambulanter
worden en ook veel meer naar de eerste lijn
verschuiven. Dus ook meer samenwerken met
de huisartsen.”
Instrumenten
Waar het volgens Geel om gaat is dat mensen
eerder bij de huisarts of een psycholoog aankloppen, zodat ze ook eerder kunnen worden
geholpen. “Hoe sneller hulp kan worden
geboden, hoe korter de behandeling vaak kan
zijn. Het is enorm belangrijk dat de huisarts
daar bovenop zit, en ziet welke patiënten in
de eerste lijn kunnen worden behandeld en
welke direct naar de specialistische tweede
lijn zouden moeten. Hier ligt natuurlijk ook
een taak voor de zorgverzekeraars. Zij moeten
genoeg ggz-zorg inkopen. Wachtlijsten zijn
misschien niet uit te sluiten, maar er zijn ook
andere mogelijkheden: e-healthprogramma’s,
meekijkconsulten of consulten waarbij de psychiater op een vast dagdeel in de huisartspraktijk langskomt. Er zullen nieuwe instrumenten
moeten worden ontwikkeld en ingezet.”
09
Van trapboor naar high tech
tandheelkunde: 100 jaar NMT
‘De solist van weleer is een
teamspeler geworden’
Collectie tandheelkunde, Universiteitsmuseum Utrecht
De Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (KNMT) bestaat honderd jaar. Met als thema ‘Lang leve een
gezonde mond’ wordt het jubileum gevierd met onder andere een tweedaags congres in de Amsterdamse Beurs van Berlage, een sfeervol
midzomernachtfeest en een tweetal publicaties: de canon van de Nederlandse tandheelkunde en een prachtig prentenboek (‘Tandheelkunde in de prentkunst’).
10
Achtergrond
H
et jubileumgeschenk kon niet mooier
zijn: in de stijlvolle entourage van de
Haagse Ridderzaal ontving de NMT in februari
het predicaat ‘Koninklijk’. Minister Schippers
(Volksgezondheid, Welzijn en Sport) maakte
het goede nieuws bekend. In zijn column op
de website van de NMT, inmiddels ‘KNMT’ noteerde voorzitter Rob Barnasconi hierover : “Ik
vond het ontroerend om te zien en te merken
hoeveel dit met name ook betekent voor al die
actieve en betrokken leden, die nu en in het
verleden zoveel energie hebben gestopt in het
runnen en vitaal houden van onze vereniging.”
Ook enkele ‘oudgedienden’ hielden het niet
meer droog toen ze beseften dat hún NMT
deze grote maatschappelijke waardering ten
deel viel.” Het zijn woorden waarmee hij zichzelf
karakteriseert, want Rob Barnasconi staat te
boek als een bestuurder die de menselijke kant
van het vakgebied nooit uit het oog verliest.
Komt Nooit Meer Thuis
In december neemt hij afscheid als voorzitter.
Dan is hij bijna negen jaar (de maximale termijn) het boegbeeld geweest van de beroepsorganisatie die de mondgezondheid van alle
inwoners van Nederland wil bevorderen en
de voorwaarden wil verbeteren waaronder de
beroepsgroep hoogwaardige tandheelkundige
zorg kan verlenen. “Ik vond het een waanzinnig
mooie periode”, zegt hij. “Hoewel het met soms
bloed, zweet en tranen ging, hebben we onze
positie kunnen verstevigen. Wat ik mooi vind
van het werk voor de KNMT, is de combinatie
van aandachtsgebieden. Je bent vakmatig, bedrijfsmatig en bestuurlijk bezig.” Lachend: “Het
thuisfront is erg blij dat ik na december geen
voorzitter mee ben… Als mijn kinderen wordt
gevraagd: ‘waar werkt je vader?’, dan zeggen
ze: ‘bij de NMT: Nooit Meer Thuis…’. Sinds we
‘koninklijk’ zijn is het zelfs: ‘bij de KNMT: Komt
Nooit Meer Thuis…’
We praten over honderd jaar KNMT. Daarmee
óók over honderd jaar tandheelkunde. “Ons beroep heeft zich in de achterliggende decennia
enorm ontwikkeld. Ontwikkeling is onlosmakelijk met ons vak verbonden. Tandheelkunde
bestaat bij de gratie van innovaties, met als
voordeel dat we veel te maken hebben met
technieken, instrumenten en materialen die in
laboratoria kunnen worden getest. Dat is van
cruciaal belang, want innovaties moeten voldoen aan allerlei randvoorwaarden en aan de
Europese wetgeving. Het allerbelangrijkste is
dat een vernieuwing voor patiënten daadwerkelijk toegevoegde waarde heeft.”
Innovatie
Hij laat een aantal opvallende veranderingen
de revue passeren. “In technisch opzicht hebben bijvoorbeeld röntgenfoto’s, de behandelmicroscoop en digitalisering tot verdere
kwaliteitsverbetering geleid. Maar ook de
introductie van de snelboor, in 1965, is een belangrijke vernieuwing. Door de snelheid, water,
lucht en koeling werden de ingrepen minder
pijnlijk en duurden minder lang. Van een zittende houding ging de patiënt naar een liggende
houding. Comfortabeler voor de patiënt én
voor de tandarts. De tandarts had namelijk veel
beter zicht en het benodigde ‘afzuigen’ werd
vergemakkelijkt. In de jaren zestig hadden we
als beroepsgroep een goed antwoord op het
dreigend tekort aan tandartsen: de mondhygiënisten. Het was ook meteen een stap
Rob Barnasconi
Geboren:
1961 in Hengelo Overijssel
Studie:
Rijksuniversiteit Utrecht,
examen in 1988
Werk:
Partner in een
groepspraktijk in Beverwijk
KNMT:
Sinds juni 2006 voorzitter
van de KNMT
Burgerlijke staat:Gehuwd, drie kinderen
Bezigheden buiten het werk: Slagwerk
in diverse bands op semiprofessioneel
niveau. Diverse grammofoonplaten en cd’s,
optredens in onder andere Praag, Parijs,
Kaapstad en tournees door Luxemburg en
het Koninkrijk Bhutan. Zeezeilen, onder
andere Fastnet-race en Channel-race.
Feest!
‘Lang leve een gezonde mond’ is het jubileumthema van de jarige KNMT.
Rob Barnasconi over dit thema: “We leggen de relatie tussen mondgezondheid en algemene gezondheid. Patiënten zijn altijd complexer dan
hun mond. Ik hoef alleen maar aan medicijngebruik te denken. Streven
nummer één is voor de tandarts het behoud van natuurlijk weefsel en
functie. Doordat we ons werk goed gedaan hebben en mensen langer hun
eigen tanden en kiezen behouden krijgen we steeds meer te maken met
algemene gezondheidsaspecten. Een ongezonde mond kan van invloed
zijn op bijvoorbeeld hart- en vaatziekten, vroeggeboorte en diabetes. Een
tandarts heeft daarin een belangrijke signalerende functie.” Rond het thema
worden verschillende activiteiten georganiseerd. Zo is er 16 en 17 mei
het KNMT Jaarcongres in de Beurs van Berlage in Amsterdam. De eerste
dag (voor de tandarts en het team) staat in het teken van een inhoudelijk
wetenschappelijk congres, waarin de mondgezondheid en de relatie met
de algehele gezondheid centraal staat. De tweede dag heeft een internationaal karakter en richt zich op de tandarts. Op 20 juni is er een sfeervol
Midzomernachtfeest voor alle leden van de vereniging.
In het jubileumjaar verschijnt tevens de canon van
de Nederlandse tandheelkunde. Dit boek geeft een
overzicht van de belangrijkste en meest markante
ontwikkelingen en personen in de Nederlandse tandheelkunde. Daarnaast is er een gezamenlijk initiatief
met de Stichting Vrienden van het Tandheelkundig
Erfgoed: het boek ‘Tandheelkunde in de Prentkunst’.
11
naar de toekomst, want zij namen niet alleen
taken over, ze zorgden er ook voor dat veel
gebitsproblemen voorkomen konden worden.
Preventie dus. Een ander mooi voorbeeld van
innovatie vind ik de introductie van de witte
vulling, het glasionomeer en composiet.”
Samenwerking
“Maatschappelijk gezien hebben we ook niet
stil gezeten”, vertelt de KNMT-voorzitter. “Opvallend is onder andere de opmars van vrouwen
in het vak. Meer dan de helft van de tandartsen
in opleiding is tegenwoordig vrouw. Dat geldt
overigens niet alleen voor tandheelkunde,
maar voor de geneeskunde in het algemeen.”
Barnasconi ziet nog een ander opvallend
verschil met vroeger. “De tandarts van nu
beseft dat je door samenwerking met andere
dienstverleners in de mondzorg nog meer
kunt betekenen voor je patiënt. De solist van
weleer is een teamspeler geworden. Dat zie je
aan tandheelkundige teams die in de achterliggende jaren zijn ontstaan en het verwijsgedrag
van tandartsen. Ook de patiënt is veranderd. Internet zorgt bijvoorbeeld dat patiënten steeds
meer weten over mondzorg en kwaliteit,
waardoor ze kritischer zijn en bewuster kiezen.
We hebben natuurlijk ook te maken met
de vergrijzing van de samenleving. Je krijgt
oudere patiënten in je praktijk, die tot op hoge
leeftijd hun eigen gebit houden. Om met al die
Tijdens de viering van het honderdjarig jubileum, medio februari in de Ridderzaal in Den
Haag, prees minister Schippers de tandartsen
voor de slag in kwaliteit en transparantie die
ze de afgelopen tijd hebben gemaakt. In haar
toespraak benadrukte zij onder andere het
12
ontwikkelingen en innovaties te kunnen lezen
en schrijven, is training en continue deskundigheidsbevordering vereist. Het vak is complexer
en nog interessanter geworden.”
Keuzevrijheid
Als belangenorganisatie wil de KNMT de keuzevrijheid voor zorgaanbieders en patiënten
stimuleren en faciliteren. “Onze inzet was, is en
blijft: een systeem dat tegemoet komt aan de
enorme variatie in aanbod en behoefte aan
keuzevrijheid. Zeker bij tandheelkunde, waar
mensen vanaf 18 jaar de zorg zelf betalen.
Ook de zorgaanbieder moet zijn eigen keuzes
kunnen maken. Er zijn beschadigingen die je
op wel vijf verschillende manieren goed kunt
behandelen, met inzet van heel verschillende
materialen, middelen en tijd. De keuze die je
maakt, is mede afhankelijk van wat de patiënt
wil.” Barnasconi vindt dat tandheelkunde niet
bepaald mag worden door gemiddelden. “Ook
wat tarieven betreft pleiten we voor maximale
keuzevrijheid”, stelt hij. “Waar we al sinds 2009
op aansturen zijn referentietarieven met een
bandbreedte, waarbij de beroepsgroep de vrijheid heeft om beargumenteerd naar boven en
naar beneden af te wijken. Dat geeft mogelijkheden om te variëren. Daarbij moet er wel
maximaal sprake zijn van transparantie over
praktijksetting, behandeling en tarief.”
belang van preventie. “Een goed gebit kan
bepalend zijn voor je hele gezondheid. Zo kan
de tandarts een belangrijke rol spelen bij het
vroegtijdig signaleren van ziekten als diabetes,
kanker en dementie. Vroeg signaleren heeft
een enorme impact op de ontwikkeling van
die ziekten later.” Rob Barnasconi is het daar
volledig mee eens. “Het ziekteverzuim en
de zorgkosten kunnen omlaag als aandoeningen worden voorkomen of vroegtijdig
worden gesignaleerd. Mensen moeten zich
meer bewust zijn van de invloed van een
gezonde mond op hun algehele gezondheid.
Problemen in de mond kunnen bijvoorbeeld
duiden op aandoeningen als reuma, maag- en
darmproblemen en diabetes. Ook stress en
een verlaagde weerstand kunnen in de mond
worden herkend.”
Achtergrond
Patiënt 2.0 is kritischer en kiest bewuster
“Ook de patiënt is veranderd”, zegt
Rob Barnasconi in het interview. “Internet
zorgt bijvoorbeeld dat patiënten steeds meer
weten over mondzorg en kwaliteit, waardoor
ze kritischer zijn en bewuster kiezen.” Een goed
voorbeeld daarvan zijn de vergelijkingssites
voor zorgverzekeringen, zoals ZorgKiezer en
Consumentenbond. Hier worden de polissen
van zorgverzekeraars op basis van de specifieke
wensen van de zorgconsument met elkaar vergeleken. Maar ook de onstuitbare opmars van het
fenomeen app (applicatie) is illustratief
voor de patiënt 2.0. Zo kent de
mondzorg onder andere de
KiespijnPro App, de
PraktijkApp voor
tandartsen en
mondhygiënisten en
Mijn tandarts
(alle drie
bedacht door
tandarts
Dennis Webhofer
uit Culemborg).
Volgens de Nederlandse
Patiënten Consumenten
Federatie (NPCF) heeft 3 procent van de
Nederlanders en 7 procent van de chronisch
zieken wel eens een gezondheidsapp gedownload. Onder jongeren ligt het percentage
beduidend hoger: ruim een kwart gebruikt apps
die met sport of gezondheid te maken hebben.
De app ‘Moet ik naar de dokter’ is overigens
uitgeroepen tot Health App 2013. De toepassing
is bedacht door Gert-Jo van Doornik, directeur
van de Huisartsenpost Apeldoorn. Op de website
SmartHealth (over ontwikkelingen op het gebied
van e-health) zegt Van Doornik: “We zien op de
huisartsenpost veel mensen die zeggen ‘Ik weet
niet of het nodig is, maar ik wilde toch even bellen’ . Dat zijn de zogenaamde laag-urgente gevallen: mensen die een stukje geruststelling zoeken
en daarom bellen”. De app speelt daar op in door
met een aantal specifieke vragen, opgesteld
volgens de protocollen van het Nederlandse
Huisartsen Genootschap (NHG), vast te stellen of
de gebruiker inderdaad de huisarts moet bellen
of nog een dagje kan wachten. Zo kan een
consument thuis zelf beoordelen of er direct
actie moet worden ondernomen of niet.”
Scenario’s
Omdat het aantal digitale medische
hulpmiddelen alleen maar zal toenemen,
zo is de verwachting, wordt vanuit de ICT
en de medische sector gepleit voor een
kwaliteitscertificaat voor medische apps. “Niet
alleen om de patiënt te helpen bij
het maken van een keuze
voor de juiste
app, maar ook
om medische
professionals
meer betrokken
te laten zijn bij de
ontwikkeling van de apps”,
stelt redacteur Frank Voogel op
Computable.nl, het platform voor
ict-professionals.“ Wanneer gezondheidsorganisaties al in een vroeg stadium
betrokken zijn bij het bouwen van de software,
is er een veel hoger niveau van integratie
mogelijk tussen de software en de medische
wereld en kan er een veel betere samenwerking
tussen patiënt en arts worden gerealiseerd. Stel
je voor dat een patiënt behandeld wordt voor
een hartafwijking. In plaats van een periodiek
controlebezoek aan de kliniek zou de patiënt zelf
gedurende de hele dag zijn hartfuncties kunnen
meten met een sensor en een smartphone app.
De smartphone app stuurt de vergaarde data
door naar een centrale database van de kliniek
en signaleert afwijkingen op het moment dat
ze plaatsvinden. Het resultaat is een vele malen
goedkopere en veel fijnmaziger monitoring
dan nu mogelijk is en wanneer de patiënt de
kliniek bezoekt, is er met een klik van de muis
een enorme schat aan informatie beschikbaar
voor de behandelende arts.” Volgens Voogel zijn
er talloze gelijksoortige scenario’s te bedenken,
voor uiteenlopende aandoeningen, en kan de
integratie zelfs nog verder worden doorgevoerd.
”Denk bijvoorbeeld aan een consult via een
videoverbinding tussen arts en patiënt. Of het
elektronisch aanpassen van de dosering van een
medicijn op basis van de gemeten effectiviteit,
zonder dat hiervoor een bezoek aan de huisarts
nodig is. “
13
Evert Huisman, mede-oprichter HoorProfs:
‘Gehoorverlies is een
ingrijpende verandering’
Er is veel veranderd in het vak dat Evert Huisman nu al meer dan veertig jaar uitoefent: audicien. De bijna 65-jarige Huisman was eigenaar
van audicienbedrijven in Zoetermeer, Leidschendam, Voorschoten en Leiderdorp. Twintig medewerkers stonden er op de loonlijst. “Een
prachtige tijd, maar wat ik steeds meer ging missen was het dagelijkse contact met cliënten. Als je meerdere zaken runt, dan ben je vooral
manager.” In 2009 gooide hij het roer om.
V
ijf jaar geleden nam Evert Huisman
afscheid van zijn filialen en van zijn leven
als manager en ging als ‘vakaudicien zonder
personeel’ in het gezondheidscentrum van
Waddinxveen aan de slag. Terug naar de kleinschaligheid. “Ik geniet nog iedere dag ”, zegt hij.
“Van het werken met hoogstaande techniek en
van het persoonlijke contact met mensen. De
sociale kant van dit vak is erg belangrijk. Mensen die te maken krijgen met gehoorverlies
ervaren dat als een ingrijpende verandering in
hun leven. Wanneer jij als audicien een goede
hooroplossing kunt bieden, dan heeft dat een
enorm positieve invloed op de kwaliteit van leven. Iemand gaat er letterlijk en figuurlijk weer
bij horen. Het is elke keer weer een uitdaging
14
om, soms samen met artsen en audiologen, op
zoek te gaan naar de beste hooroplossing.”
Huisman is oprichter van de inkoopcombinatie
IKA en medeoprichter van Stichting HoorProfs,
waarin zich meer dan tweehonderd zelfstandige audicienbedrijven hebben verenigd (één
op de vier audicienbedrijven in Nederland).
“Een belangrijk doel is het waarborgen van de
kwaliteit. Zo zijn HoorProfs audiciens niet alleen
gecertificeerd, maar worden ze ook tweemaal
per jaar gecontroleerd op de kwaliteit van de
dienstverlening. Het HoorProfs logo fungeert
dus als kwaliteitslabel. Onze vakaudicien is
volledig zelfstandig en dus niet verbonden aan
een keten. Door zijn merkonafhankelijkheid
kan hij een objectief advies geven.” Huisman
is overigens ook triage audicien. Dat betekent
dat hij zonder tussenkomst van een KNO-arts
of audiologisch centrum vast mag stellen of
er sprake is van ‘gewone’ ouderdomsslechthorendheid of dat er meer aan de hand is.
Maatschappelijk geaccepteerd
In Nederland dragen ongeveer 500.000 mensen een hoortoestel. Ieder jaar worden ruim
175.000 toestellen afgeleverd, waarmee een
bedrag is gemoeid (exclusief eigen bijdragen)
van circa 128 miljoen euro. De totale omzet
in de branche schommelt tussen de 200
en 220 miljoen euro per jaar. Huisman: “De
verwachting is dat het aantal hoortoesteldra-
Achtergrond
gers alleen maar zal toenemen. Steeds meer
slechthorenden ontdekken namelijk dat een
hoortoestel een uitstekend en maatschappelijk
geaccepteerd hulpmiddel is. Er is niemand die
vreemd opkijkt als jij een hoortoestel draagt.
Waarschijnlijk zien mensen niet eens dat je van
een hoortoestel gebruik maakt.” Dat laatste
heeft alles te maken met de technologische
ontwikkelingen in de hoortechniek, stelt Huisman. “Hoortoestellen en hoorhulpmiddelen
worden met de dag geavanceerder, waardoor
steeds meer hoorproblemen kunnen worden
opgelost. De hedendaagse toestellen – microfoontje, geluidsfilter, versterker en een luidsprekertje – zijn slechts een paar centimeter groot.”
Evert Huisman
Opleiding:
LTS, MTS, HTS,
vakopleiding audicien
en triage audicien
Burgerlijke staat:
gehuwd, vier kinderen
en elf kleinkinderen. Een
van zijn dochters is in
zijn voetsporen getre
den. Zij heeft een hoor
studio in Zoetermeer.
Laatst gelezen boek:‘Inferno’ van Dan Brown:
“Ik vind zijn beschrij
vingen van steden
ongelooflijk knap.”
Levensmotto:
Carpe diem
Marge
Naast de technische vooruitgang noemt hij
de invloed van de zorgverzekeraar de meest
opvallende verandering in zijn branche. “Sinds
januari 2013 is in de zorgverzekeringswet het
vergoedingssysteem voor hoortoestellen en
andere hoorhulpmiddelen veranderd. In het
nieuwe vergoedingssysteem wordt een hoortoestel voorgeschreven volgens het protocol
Hoorzorg dat is vastgesteld door Zorgverzekeraars Nederland. Eén van de onderdelen
van het protocol is een vragenlijst, die door de
slechthorende moet worden ingevuld. Aan de
hand van deze vragen wordt vastgesteld welke
van de vijf categorieën van hoortoestellen
het meest passend is voor de zorgvraag. Wat
ik jammer vind, is dat je door dit protocol niet
altijd het beste kunt doen. Je bent gebonden
aan de nieuwe regels.”
Door de nieuwe opzet hebben de audiciens
marge moeten inleveren, aldus Huisman. “Juist
daarom is de samenwerking met Fa-med heel
belangrijk. Sinds een aantal maanden hebben
wij als zelfstandige audiciens en als inkoopcombinatie het debiteurenbeheer toevertrouwd aan Fa-med. Binnen dertig dagen zijn
de nota’s betaald! Voorheen was het geen
uitzondering als we drie maanden moesten
wachten… Dat is uiterst vervelend en helemaal voor een ondernemer. Hoewel de marge
dus kleiner is, beschikken we nu veel
sneller over ons geld. Dat is weer winst.”
Gehoorverlies
“Gehoorverlies ontstaat vaak geleidelijk”, zegt
Evert Huisman. “Iemand die minder goed gaat
horen, past zich onbewust aan de situatie
aan. Vaak zijn het mensen uit de omgeving
die hem of haar daar op moeten wijzen.
Hoewel gehoorverlies op alle leeftijden
kan optreden, worden de meeste mensen
er op latere leeftijd mee geconfronteerd.
Het kan echter ook een erfelijke,
aangeboren of andere medische oorzaak
hebben. Een veelvoorkomende vorm van
slechthorendheid is lawaai slechthorendheid:
een verminderd gehoor als gevolg van
langdurige blootstelling aan hard geluid.
Vooral jongeren hebben hier mee te maken.”
15
Kort nieuws
Zeilseizoen gestart voor FamedCoach4SailingTeam
deden de zeilers mee aan de Palamos Optimist
Trophy Nations Cup. Met sterke zeilers uit
Noord-Amerika zat een prijs er niet in, maar het
team heeft goed gepresteerd en veel ervaring
opgedaan.
Foto: Foto De Boer
Het gaat goed met het FamedCoach4SailingTeam. Een aantal zeilers uit de groep van
vorig jaar is doorgestroomd naar de nationale
kernploeg. Dat biedt ruimte voor nieuwe,
jonge ‘optimistzeilers’. Vol motivatie en met een
gezonde dosis ambitie beginnen de jongens
en meiden aan dit watersportjaar. Geheel in
nieuwe kleding van Sailcenter start het FamedCoach4SailingTeam een nieuw zeilseizoen.
“We hebben de eerste wedstrijden al achter de
rug”, vertelt Frank van Haren. Sinds dit najaar is
hij de pr-medewerker van het team. “In Spanje
Internationale wedstrijden zijn goed voor de
ontwikkeling van jonge zeilers.” Ook de Optispring in Port Zélande en de Easter Regatta op
het Braassemermeer staan op de zeilkalender.
Van Haren is verder erg blij met de nieuwe
sponsors die Coach4Sailing dit jaar mede
mogelijk maken. Naast Fa-med als hoofdsponsor heeft het team verschillende bijsponsors.
Hofman Bouwgroep, Ernst & Young en Datumprikker zijn daar vanaf dit seizoen nieuw bijgekomen. “Sponsors als Fa-med zorgen ervoor
dat de kinderen uit het team een topcoach en
goede trainingsfaciliteiten hebben”, benadrukt
hij. “De Optimist is een springplank naar de rest
van de zeilsport. Bij een ervaringssport zoals
zeilen, is wat je als kind leert heel belangrijk.
Ik vind het sowieso belangrijk dat kinderen
sporten. Sportieve ambities moet je als ouder
koesteren. Fa-med maakt dat mede mogelijk.”
FamedCoach4SailingTeam
Fa-med is hoofdsponsor van het
Coach4SailingTeam. De groep van dit seizoen
bestaat uit de getalenteerde Optimistzeilers:
Willem Mulders, Tjeerd Lathouwers,
Tom Bosse Bout, Jasper Bout, Luigi Stagnaro,
Stan van Haren, Sophie Houweling,
Lilly Hofman, Mikki Spaander, Elise de Ruyter
en Lucas Struik.
www.famedcoach4sailingteam.nl
Zorg in ziekenhuizen verder verbeterd
De zorg in ziekenhuizen is in 2012 verder verbeterd ten opzichte van de jaren daarvoor. Dat
blijkt uit de meest recente cijfers van de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Bij operaties en in
de oncologie is de grootste winst behaald op
het gebied van terugdringen van vermijdbare
sterfte. Bijna 100 procent van de ziekenhuizen
heeft de zogenaamde time-out bij operaties
ingevoerd. Dat draagt veel bij aan het vermijden
van sterfte en schade bij patiënten. Een ander
opvallend resultaat is dat het multidisciplinair overleg over de behandeling van kanker
vrijwel overal is ingevoerd. Verder hebben veel
ziekenhuizen werk gemaakt van zogenaamde
16
perinatale audits waarin verschillende zorgaanbieders die betrokken zijn bij de geboorte
samenwerken. Daardoor is de kans op overlijden of schade voor de baby of de moeder
rond de geboorte aantoonbaar kleiner. Het
percentage patiënten met een herseninfarct
(CVA) die binnen een uur na binnenkomst
in het ziekenhuis een infuus met de juiste
medicijnen kregen (trombolyse) steeg. In het
jaarlijks terugkerende rapport ‘Het Resultaat
Telt Ziekenhuizen’ staan de resultaten van de
kwaliteitsindicatoren voor de ziekenhuizen.
Bron: Inspectie voor de Gezondheidszorg
Kort
Pilot implantatenregister van start
In Nederland is onlangs een pilot voor een
landelijk register van implantaten gestart. Dat
moet ertoe leiden dat geplaatste implantaten,
zoals borstimplantaten, kunstheupen en pacemakers, traceerbaar zijn. Er kunnen problemen
met een bepaald implantaat aan het licht
komen die mogelijk schadelijk zijn voor de
drager, bijvoorbeeld in het geval van de PIPimplantaten. In dat geval is het van belang zo
snel en efficiënt mogelijk alle niet naar behoren
functionerende implantaten op te sporen. Op
dit moment is dat nog niet mogelijk. De pilot
richt zich alleen op borstimplantaten. De uitkomsten daarvan worden gebruikt bij de bouw
van het register.
Bron: Rijksoverheid
Meer afschrikwekkende foto’s op tabaksverpakking
Er komen afschrikwekkende foto’s op sigarettenpakjes. Ook komt er een verbod op
lekkere smaakjes in sigaretten en shag. Deze
bepalingen staan in de nieuwe Tabaksproductenrichtlijn waarmee de Europese Raad heeft
ingestemd. Tevens zijn er op Europees niveau
eisen gesteld aan de elektronische sigaret op
het gebied van reclame, veiligheid en kwaliteit.
Bron: Rijksoverheid
Een nieuwe carrière voor Annita van Doorn
Van shorttracker naar fysiotherapeut
Fa-med is twee jaar sponsor geweest van
shorttracker Annita van Doorn. De samenwerking stopte toen Annita in september 2012
ophield met professioneel schaatsen. Hoe gaat
het nu met haar? De voormalig topsporter koos
voor een maatschappelijke carrière als fysiotherapeut. “Door de sponsoring van Fa-med heb ik
toch wat kunnen sparen zodat ik nu ik gestopt
ben een eigen praktijk kon opzetten”, vertelt ze.
Waarom besloot je te stoppen
met shorttrack?
“Na tien jaar wedstrijden schaatsen op internationaal niveau merkte ik dat het reizen me tegen
ging staan. Ook kon ik de motivatie voor de trainingen steeds moeilijker opbrengen. In plaats
van er 100 procent voor te gaan, kon ik nog
maar 80, 90 procent geven. Dat is niet genoeg.”
Hoe komt je tot zo’n beslissing?
“Het proces om te stoppen is lang en moeilijk. Ik
twijfelde al langer. De revalidatie na een schouderoperatie gaf mij de tijd om na te denken.
Wilde ik nog wel doorgaan met shorttrack? Na
vijf maanden blessures stond ik weer voor het
eerst op het ijs. Normaal denk je dan: ‘Yes, ik mag
weer!’ Dat had ik niet. Mijn motivatie kwam niet
terug. Toen was het voor mij duidelijk dat het tijd
was om er een punt achter te zetten.”
Val je dan in een zwart gat?
“Dat viel mee. Ik vond al snel werk als fysiotherapeut in Utrecht en Arnhem. Ondertussen was
ik aan het aftrainen en volgde ik een opleiding.
Daardoor kwam ik niet in een zwart gat terecht.
Wat ik wel merkte, is dat mijn lichaam veel sporten gewend is. Soms heb ik een onrustig gevoel
of zit mijn hoofd vol. Dan heb ik het sporten
echt nodig.”
Sinds juni heb je een eigen praktijk ‘Mijn
Fysiopraktijk’. Was dat altijd al het plan?
“Het is eigenlijk toevallig zo gelopen. Mijn
vriend Maarten Heisen is ook fysiotherapeut.
We hoorden dat er een geschikte ruimte vrij
kwam in onze woonplaats Ede. Dat zette ons
aan het denken. We besloten de stap te zetten.
We zijn een algemene praktijk met patiënten
van alle leeftijden, maar sportblessures is wel
onze specialiteit. Ik heb zelf natuurlijk ervaring
met blessures en revalidatie. Maarten is zelf ook
professioneel hardloper geweest. Dat is een
meerwaarde voor sporters.”
Hoe heb je naar de Olympische Spelen
gekeken?
“Ik vond het helemaal geweldig! Het liefst wilde
ik alles kijken. Van het shorttrack heb ik bijna alles gevolgd. Daar heb ik mijn afspraken omheen
gepland. De shorttrackers zijn jaren lang mijn
ploeggenoten geweest dus ik was ook onwijs
zenuwachtig als zij aan de start stonden. Het
gevoel van ‘daar had ik ook moeten staan’, had
ik niet.”
www.mijnfysiopraktijk.nl
17
Fa-med ontzorgt
Fa-med zorgt niet alleen voor u als zorgaanbieder, maar
optimaliseert ook de service aan uw patiënten en cliënten.
Gebruikers ‘Nota van Fa-med’
meer dan verdubbeld
Het aantal gebruikers van de ‘Nota van
Fa-med’ is in minder dan een jaar meer dan
verdubbeld. Dat komt mede door de actie die
Fa-med daaraan gekoppeld heeft. Gebruikers
van de ‘Nota van Fa-med’ kunnen sinds juni
2013 VIP-kaarten winnen voor een concert
naar keuze in de Ziggo Dome in Amsterdam.
Dat is een groot succes. In totaal hebben
ruim 92.000 mensen inmiddels een account
aangemaakt waarmee zij veel zaken rondom
hun nota’s zelf kunnen regelen. Zo zijn er ruim
2.800 adressen gewijzigd, meer dan 12.000
aanvragen gedaan voor uitstel van betaling
of betalingsregelingen verwerkt. Tot slot hebben ruim 2.750 patiënten/cliënten hun nota
digitaal ingediend bij hun zorgverzekeraar.
Bovendien hebben patiënten/cliënten de
mogelijkheid om de nota direct te voldoen
via FiNBOX. Kijk voor meer informatie op
www.notavanfamed.nl
Fa-med verbetert interne processen
met ‘lean-methodiek’
Bij Fa-med hebben we voortdurend aandacht
voor onze interne processen. Eén van de
methodes die we daarbij gebruiken is ‘Lean
Procesmanagement’. Dat betekent dat we op
alle afdelingen van Fa-med kritisch kijken naar
de bestaande processen. De centrale vraag
hierbij is: Hoe kunnen we onze processen
beter laten aansluiten op de wensen van onze
klanten en welke elementen uit het proces zijn
daarbij overbodig? Met deze benadering ko-
gemiddeld 1088 (telefonische) gesprekken.
…verleende het Contact Center service bij
allerlei vragen.
…dacht het Contact Center op patiëntniveau
mee met de zorgaanbieder.
…werd 80 procent van alle binnenkomende
telefoontjes binnen 45 seconden beantwoord.
De meest gestelde vragen aan het
Contact Center
- “Kan ik uitstel van betaling aanvragen?”
- “Is de nota al naar mijn zorgverzekeraar
verzonden?”
- “Waarom vergoedt mijn zorgverzekeraar
de kosten niet?”
men we met regelmaat tot verbeter- voorstellen. Wat doen we daarmee? In samenspraak
met de afdeling, de procesmanager en het
management implementeren we die na een
pilotperiode. Dit zorgt voor eenduidigheid,
flexibiliteit en transparantie. We kunnen zo
nog beter inspelen op de zorgwereld om ons
heen en de vragen van u als zorgaanbieder.
Wat ziet u daar als klant van terug? De Lean
methodiek heeft een belangrijke rol gespeeld
in de oplevering van het klantenportaal Mijn
Fa-med 3.0 en in de Mondzorgvalidaties. Meer
over de mondzorgvalidaties kunt u lezen in
het artikel op pagina 4.
Feiten en cijfers uit het Fa-med Contact Center
In 2013…
…voerde het Contact Center per dag
Wie vormen het Contact Center?
Een poule van veertig agents zijn van maandag tot en met vrijdag tussen 8.00 en 18.00
uur telefonisch bereikbaar. Gemiddeld zijn
31 agents de hele dag telefonisch in gesprek
met patiënten/cliënten over hun ontvangen
nota. Behalve het Contact Center biedt
Fa-med patiënten/cliënten met het portaal
‘Nota van Fa-med’ de mogelijkheid om veel
zaken rondom hun ontvangen nota zelf te
regelen.
Wettelijke wijziging tarieven 0900-informatienummers per 13 juni 2014
Per 13 juni 2014 wijzigen de tarieven voor het
bellen naar 0900-informatienummers. Patiënten/
cliënten kunnen voor vragen over hun ontvangen nota of voor het aanvragen van een duplicaatnota bellen naar het Fa-med Contact Center.
Op dit moment rekent Fa-med € 0,15 per
minuut (0900 0885). Dit gaat per 13 juni 2014
18
veranderen in € 0,90 per gesprek. Fa-med rekent
voor het aanvragen van een duplicaatnota
momenteel € 1,30 per gesprek (0900 0882). Dit
verandert per 13 juni 2014 in € 1,00 per gesprek.
Daarnaast worden, zoals in de oude situatie, de
reguliere belkosten in rekening gebracht. De
wijziging in het berekenen van deze gesprekskosten wordt kostenneutraal doorgevoerd.
Wij zullen uw patiënten/cliënten hierover
informeren door middel van vermeldingen
op de nota, onze websites (www.famed.nl
en www.notavanfamed.nl), brochures en de
patiëntenflyers. Indien u het op prijs stelt, kunt
u de nieuwe patiëntenflyers aanvragen bij
Team Aftersales via [email protected] of bel
033 43 45 292.
Kort
Obesitas gaat vaak samen met chronische aandoeningen
Een op de tien inwoners van ons land had in
2012 ernstig overgewicht (obesitas). Ziektes en
aandoeningen zoals suikerziekte type 2, hoge
bloeddruk, gewrichtsslijtage en hart- en vaatziek-
ten, komen bij mensen met ernstig overgewicht
veel meer voor. Ook zijn mensen met obesitas
angstiger en vaker depressief. Ze hebben een
minder goede mentale gezondheid. Dat blijkt uit
cijfers die het CBS
onlangs naar buiten bracht.
Bron: CBS
Maatregelen nodig voor behoud drinkwaterkwaliteit
Op alle locaties in Nederland waar oppervlaktewater wordt gewonnen voor drinkwater staat de
waterkwaliteit onder druk als gevolg van de klimaatverandering. Maatregelen zijn nodig om het
water in de toekomst geschikt te houden voor
de drinkwaterbereiding. Het meest kansrijk is een
combinatie van beleidsmaatregelen, aanpassingen in het watersysteem en een uitgebreidere
zuivering door de drinkwaterbedrijven. Dit blijkt
uit een gezamenlijk onderzoek van Deltares, KWR
Watercycle Research Institute en het RIVM.
De kwaliteit van water verslechtert als bij aanhoudende droogte de hoeveelheid water die
door de rivieren stroomt, afneemt. De invloed
van lozingen van afvalwater op de waterkwa-
liteit is dan veel groter, omdat de concentraties van vervuilende stoffen uit de lozingen
minder worden verdund. Een mogelijke
beleidsmaatregel die de partijen adviseren is
om lozingsvergunningen te relateren aan de
hoeveelheid water die door de rivier stroomt.
Een andere maatregel is om het toelatingsbeleid van stoffen aan te passen en het effect
van klimaatverandering bij de toelating van
stoffen mee te wegen.
Geneesmiddelen in
oppervlaktewater
Om de vervuiling van het oppervlaktewater met
geneesmiddelen en andere stoffen effectief
te kunnen bestrijden, zeker bij laagwater, zou
een uitgebreidere zuivering
door rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s) ook een
goede optie zijn. RWZI’s lozen
gezuiverd rioolwater op het
oppervlaktewater, dat daarna
wordt gebruikt voor de drinkwatervoorziening. Dit gezuiverde water bevat echter nog
resten van medicijnen, omdat
de waterzuivering op de RWZI
er niet op is ingericht om
medicijnen te verwijderen.
Bron: RIVM
Bijna 1 miljoen mensen onder behandeling van een alternatieve genezer
Ongeveer 6 procent van de Nederlandse
bevolking was in de periode 2010-2012 onder
behandeling van een alternatieve genezer.
Dat blijkt uit onderzoek van het CBS. Het komt
neer op bijna 1 miljoen mensen. Vrouwen,
hoger opgeleiden en aanvullend verzekerden
bezoeken de alternatieve genezer het vaakst.
Het meest werd een beroep gedaan op de
acupuncturist, de homeopaat en de chiropractor. Van de mensen die een alternatieve genezer
bezochten, heeft 63 procent een langdurige
aandoening en bezocht ruim de helft naast de
alternatieve genezer ook een specialist. Het zijn
vooral 30- tot 65-jarigen die onder behandeling
zijn van een alternatieve genezer. Degenen die
contact hadden met een alternatieve genezer
zijn daar erg tevreden over. Gemiddeld gaven zij
in 2010-2012 een 8,1 als rapportcijfer.
Bron: CBS
Minder zout, vet en calorieën in eten
Het bedrijfsleven en de overheid hebben een
akkoord ondertekend om de gehaltes aan
zout, verzadigd vet en calorieën in ons voedsel
verder te verlagen. Dit moet leiden tot een
gezonder productaanbod. Het bedrijfsleven
heeft voor een aantal productcategorieën
al afspraken gemaakt. Dit wordt uitgebreid
naar meer. “De bedoeling is dat consumenten
vanzelf minder zout, verzadigd vet en calorieën
binnenkrijgen”, zegt minister Schippers van
Volksgezondheid. “Door verbetering van de
productsamenstelling en een gezond aanbod.”
Veel bedrijven zijn al langer bezig met
voedingskundige verbetering van producten
en uitbreiding van hun aanbod met magere,
light- of dieetproducten. Eerder werden al
goede stappen gezet om zout in groenteconserven en zout én verzadigd vet in diverse
soorten vleeswaren te reduceren. Ook in brood
en Goudse kaas is de hoeveelheid zout gestaag
afgenomen. De eerstvolgende stap is om ook
voor koekproducten, soepen en sauzen tot
maximumnormen te komen.
Bron: Rijksoverheid
19
20
Interview
Dirk Willink is de nieuwe voorzitter
van de KNMvD
Transparante kwaliteit in de
diergeneeskunde
Nederland is een land van regels. In de diergeneeskunde is dat niet anders. Wetten op het gebied van dierenwelzijn, regels voor diergeneesmiddelengebruik. Maar is die regeldrang wel zo erg? “Over het algemeen hebben we het op het gebied van diergeneeskunde
in Nederland goed voor elkaar”, stelt Dirk Willink, de nieuwe voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD). Op 1 maart 2014 volgde hij Ludo Hellebrekers op. Fa-med Magazine sprak met de dierenarts over de trends en regels in
zijn branche.
Het schoot de beroepsorganisatie van
dierenartsen in Nederland in het verkeerde
keelgat dat de SP en D66 onlangs een
Kamermotie indienden over de ontkoppeling
van het apotheekrecht van dierenartsen.
De politieke partijen verwachten dat dit
een bijdrage kan leveren aan het verder
terugdringen van het antibioticagebruik in de
Nederlandse veehouderij omdat een veearts
zo geen geld verdient aan het voorschrijven
van antibiotica. “Daarmee wordt verondersteld
dat dierenartsen het economisch belang
zwaarder laten wegen dan het dierenwelzijn”,
zegt Willink geagiteerd. “Dat is absoluut niet
het geval. Daling in antibioticagebruik is niet
van invloed op de inkomsten van dierenartsen.”
De motie staat bovendien haaks op de nieuwe
UDD-regeling. Die bepaalt dat antibiotica
uitsluitend mag worden voorgeschreven,
geleverd en toegediend door een dierenarts.
“Dat de motie inmiddels verworpen is, ervaar
ik als vertrouwen van de politiek in de goede
weg die wij samen met de boeren aan het
bewandelen zijn.”
60 procent minder antibiotica
Willink doelt daarbij op de inspanningen die
de dierenartsen en veehouders verrichten
om het antibioticagebruik terug te dringen.
“We hebben er samen voor gezorgd dat dit
in de afgelopen jaren met ruim 60 procent is
afgenomen. Zonder dwingende maatregelen
van bovenaf hebben we grote slagen gemaakt.
We zijn er nog niet, maar we zijn goed op
weg. Het heeft allemaal met transparante
kwaliteit te maken.” Met de oprichting van de
Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa)
is er een onpartijdige organisatie gekomen die
registreert hoeveel antibiotica dierenartsen
in- en verkopen en hoeveel veehouders
antibiotica gebruiken’. Zodra dat aan de hoge
kant is, trekt de toezichthouder aan de bel. “Ik
wil daarbij wel een kanttekening maken”, zegt
de KNMvD-voorzitter. “Keihard van bovenaf
sturen om een cijfer naar beneden te krijgen,
heeft een risico in zich. De keerzijde is namelijk
dat het welzijn van het dier op een bepaald
moment in het geding is. Dan schieten we ons
doel voorbij.”
Lid van het gezin
Niet alleen de veehouderij is in ontwikkeling,
ook op het gebied van huisdieren en (kleine)
gezelschapsdieren ziet de KNMvD dat er
veel verandert. Vroeger hadden mensen een
hond als waakdier en een kat om muizen
te vangen. Tegenwoordig zien mensen het
huisdier als onderdeel van het gezin. Kosten
voor de zorg worden daarbij geaccepteerd.
Dat leidt er toe dat mensen ook voor hun
hond of kat een zorgverzekering afsluiten.
“Een verzekering heeft als doel een bepaald
risico af te dekken. In de humane geneeskunde
heeft de zorgverzekering als onbedoeld
bijeffect gehad dat de sector tot enorme
omvang is toegenomen.” Willink hoopt dat dit
effect in de diergeneeskunde uitblijft. “In de
humane geneeskunde weet niemand meer
wat een behandeling kost. Ik vind het gezond
en verstandig dat je als dierenarts met de
eigenaar van een ziek dier bespreekt hoe de
behandeling eruit gaat zien en welke kosten
eruit voortkomen, in plaats van dat je dit doet
met een verzekeringsmaatschappij. Als een
zorgverzekering voor huisdieren standaard
wordt, zal de zorgvraag toenemen. Mensen
gaan dan sneller naar de dierenarts. Het wordt
namelijk toch vergoed.”
Open deur
Regels voor antibioticagebruik,
zorgverzekeringen voor huisdieren. In
vergelijking met andere landen hebben we in
Nederland veel zaken ‘geregeld’. “We hebben
ook allemaal een aangeboren vrijheidsdrang,”
zegt Willink, “maar minder regels is een
open deur. Dan ontstaat er vaak een nieuw
probleem.” De nieuwe voorzitter van de
KNMvD vindt dat we het over het algemeen in
ons land goed georganiseerd hebben. “Onze
agrarische sector is effectiever dan in welk land
dan ook. Zo geven onze koeien meer melk,
terwijl dit geen consequenties heeft voor het
dierenwelzijn. Sterker nog, dat is hier beter
geregeld dan op de meeste andere plekken.”
21
Loopbaan
De liefde voor het vak ontstond in de omgeving van
Winterswijk waar Willink opgroeide. “Ik heb jaren
tussen de boerenbedrijven gewoond. Ik werd heel
enthousiast van die dieren om mij heen. Op mijn
veertiende was het helder: Ik wilde dierenarts worden”, vertelt de hij. Op het Achterhoekse platteland
ligt de basis van zijn carrière.
Studeren in de stad was een logisch gevolg, want
de enige universitaire studie voor diergeneeskunde
is in Utrecht. Na zijn studie is Willink in Someren,
Noord-Brabant, gaan werken en behaalde daar de erkenning Specialist Reproductie Paard. “De combinatie
van het omgaan met mens en dier vind ik erg mooi.
Daar komt bij dat je als dierenarts door het buitengebied rijdt op weg naar een ziek dier. Tegelijkertijd
ben je ook de bedrijfsadviseur die boeren van goede
adviezen voorziet.”
Dirk Willink
Functie:
Voorzitter KNMvD
Geboren:
31 maart 1958, Winterswijk
Burgerlijke staat: Getrouwd met
Monique L’Hoir, vier
kinderen: Douwe, Plien,
Jip en IJsbrand
Hobby’s:
Paardrijden, tuinieren en
cultuurhistorie
Na jaren in Someren keerde de veearts terug naar
Winterswijk waar hij werkzaam was in een gemengde praktijk, maar ook de lokale politiek in ging. Zo
was hij zeven jaar fractievoorzitter van de destijds net
opgerichte en sindsdien grootste partij Winterwijks
Belang. Die politieke ervaring komt hem nu goed van
pas als voorzitter van de KNMvD. “Ook in deze functie
ben ik bezig met het leggen van contacten en het
opbouwen van relaties. Zo kon ik recent premier
Rutte een paar vragen stellen op een bijeenkomst
over de agrarische sector. Dat is erg leuk”, aldus Willink. Deze parttime functie combineert hij met het
voorzitterschap van een stichting die onder andere
het lokale erfgoed rond Winterswijk beheert.
KNMvD
De Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde (KNMvD) is de beroeps- en brancheorganisatie van dierenartsen in Nederland. De KNMvD bevordert de
professionele ontplooiing van dierenartsen
op de gebieden dierenwelzijn, dierengezondheid, volksgezondheid en voedselveiligheid.
De organisatie behartigt de belangen van
dierenartsen en bevordert een goede sociaaleconomische en onafhankelijke positie van
de dierenarts.
Willink is voor drie jaar benoemd als voorzitter. “Mijn doel is dat het gebouwde huis van
transparante kwaliteit in de diergeneeskunde
omarmd wordt door de beroepsgroep.
De dierenarts is een belangrijk onderdeel
van de volksgezondheid. Transparantie en
reductie van antibioticagebruik is daarin
een belangrijke schakel. Via intercollegiale
overlegstructuren, uniforme handelswijzen
en richtlijnen verhogen we de transparante kwaliteit van de diergeneeskunde. Als
dierenartsen zelf bepalen we met elkaar wat
goede veterinaire praktijken zijn in de zin van
werkuitvoering. Zo komen we gezamenlijk
tot de best gangbare methodieken. Wij willen
als KNMvD graag onze leden verbinden en
hun belangen dienen.”
www.knmvd.nl
Verbetering positie dierenarts
De KNMvD stelde drie jaar geleden een vijfpuntenplan op om de positie van de dierenarts
te verbeteren. In april 2011 was er namelijk
veel aandacht in de media en in de politiek
over de rol van de dierenarts. De KNMvD liet
met dit plan zien dat de beroepsgroep integer
en deskundig is en diergezondheid, dierwelzijn, volksgezondheid en transparante kwaliteit bovenaan de prioriteitenlijst heeft staan.
Met de vijf actiepunten wilde de organisatie
destijds tevens een kwaliteitsslag maken binnen de beroepsgroep. Hoe staat het drie jaar
later met de acties uit het vijfpuntenplan?
22
01
1. Kwaliteit borgen
In 2011: De KNMvD zal een kwaliteitsregister opzetten, te beginnen met een
beroepscompetentieprofiel voor dierenartsen. Om de juiste kwaliteitseisen te stellen ontwikkelt de KNMvD reeds wetenschappelijk onderbouwde
richtlijnen. In 2014: Het beroepscompetentieprofiel is
inmiddels ontwikkeld en vastgesteld door de beroepsgroep. Hierin staan de zeven vaardigheden beschreven
waarover een dierenarts moet beschikken om zijn
vak uit te oefenen. “Het bijzondere is dat dit een wetenschappelijk beroepscompetentieprofiel is waarop
binnenkort gepromoveerd wordt”, vertelt Willink. “Waar
vroeger vooral naar vakkennis gekeken werd, vinden
we tegenwoordig communicatie en samenwerking
ook belangrijk. Dit is apart als competentie meegenomen. We hebben meer oog voor communicatie en
samenwerking als dierenartsen onderling, maar ook
met de klant.”
02
2. Ondersteunende kaders
In 2011: De KNMvD wil voor de toekomst
een één-op-één relatie tussen dierenarts
en veehouder wettelijk vastleggen, zodat
‘shoppen’ door veehouders niet meer mogelijk is. De
dierenarts is dan werkelijk regisseur en poortwachter van
dierenwelzijn, diergezondheid en volksgezondheid.
In 2014: Het wettelijke kader is vastgelegd. Dierenartsen
en veehouders werken één-op-één samen. Willink: “Voor
deze samenwerking gaan zij samen een overeenkomst
aan.” De dierenarts kan daarmee beter adviseren over
preventie en gezondheidsmanagement en verantwoord
medicijngebruik. “Dit is overigens geen bedreiging van
de vrije markt. De overeenkomst is uiteraard opzegbaar,
maar de veehouder zal dan wel weer een overeenkomst
moeten sluiten met een andere dierenarts.”
Interview
Geschiedenis van de
diergeneeskunde
In de moderne geschiedenis ontstond rond
1761 in Frankrijk met Claude Bourgelat de eerste
diergeneeskundige opleiding ter wereld. De eerste
scholen richtten zich vooral op legerpaarden. In
Nederland wordt de eerste onderwijsstelling in
1821 in de stad Utrecht geopend met de Rijks Veeartsenschool. Alexander Numan (1780-1852) wordt
beschouwd als grondlegger van de Nederlandse
diergeneeskunde. (Bron: Wikipedia)
03
3. Vergoeding voor
maatschappelijke taken
In 2011: De KNMvD wil de vergoeding
van de dienstverlening in de één-op-één
relatie tussen dierenarts en veehouder richten op advisering en behandeling. Hiermee wordt de afhankelijkheid van de verkoop van medicijnen teruggebracht
tot een minimum. Conform advies van de Raad voor
Dierenaangelegenheden (RDA), komt er een passende vergoeding voor maatschappelijke taken van
de dierenarts. In 2014: Willink: “Door de één-op-één
samenwerking wordt de dierenarts door de veehouder
aangesteld als bedrijfsadviseur voor zaken als diergezondheid, dierenwelzijn, maar ook volksgezondheid.”
04
4. Concurrentie op prijs beperken
In 2011: De KNMvD wil door middel van
een beperkte bandbreedte de prijzen van
de medicijnen begrenzen. Hiermee wordt
de concurrentie op verkoop van diergeneesmiddelen
uit de markt gehaald. In 2014: Dit punt was een wens
van de staatsecretaris en werd daarom in 2011 door
de KNMvD in het vijfpuntenplan opgenomen. Het
politieke landschap is inmiddels veranderd. Bovendien
zien de landelijke politici inmiddels ook dat dit niet te
realiseren is. “Van bovenaf sturen op prijzen gaat ten
koste van de vrije marktwerking”, verklaart Willink. “Ga
je die centraal inperken dan krijg je onvermijdelijk
problemen met de Autoriteit Consument en Markt.”
05
5. Registratie inkoop,
verkoop en levering
In 2011: De KNMvD stelt voor de inkoop,
verkoop én het toepassingspunt (de veehouder) van medicijnen wettelijk te registreren in VetCIS.
Daardoor wordt de stroom van medicijnen volledig
transparant en wordt de Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa) in staat gesteld het gebruik transparant
te maken. In 2014: Het registratiesysteem is inmiddels
ontwikkeld en wordt gebruikt door de SDa en werkt
boven verwachting goed. Willink: “Dat is zeer succesvol,
met spectaculaire resultaten. Veehouders en dierenartsen
hebben er op deze manier samen voor gezorgd dat het
antibioticagebruik ten opzichte van 2009 met 60 procent
is afgenomen. Landen als Denemarken zijn hier bijzonder
in geïnteresseerd. Zij hebben een ambitie geformuleerd
om het antibioticagebruik in de veehouderij met 10
procent omlaag te brengen.
23
LIMIS: innoveren als core business
Sneak preview in de
toekomst van de zorg
24
Achtergrond
BlijvendinBalans: e-coaching
programma bij overgewicht
Het is een behoorlijke expeditie, wanneer je vanaf de hoofdingang van het Medisch Centrum
Leeuwarden (MCL) door de bijna eindeloze gangen loopt op weg naar LIMIS. Maar voor wie
van innovatie houdt, is een bezoek aan het ‘Institute for Healthcare Innovations & Training’
een heerlijk uitje. In propere lichtgekleurde ruimten werkt hier een team van medisch specialisten én business managers hand in hand aan vernieuwingen die de wereldwijde gezondheidzorg nieuwe dimensies geven. Enkele wapenfeiten: ‘BlijvendinBalans’ -e-coaching voor
mensen met overgewicht, de Virtuele OK en het ‘project naadlekkage’, waar we nog veel van
zullen horen. Fa-med sprak met directeur Hessel Bouma en kreeg alvast een sneak preview in
de toekomst van de gezondheidszorg.
“Innovaties hebben een bijzondere eigenschap”,
stelt Bouma. “Dat is dat je nooit kunt voorspellen
hoe en wanneer ze precies ontstaan. Ergens op
de wereld heeft iemand een idee, de omstandigheden blijken gunstig en páts; er groeit iets.
Zo is het in Leeuwarden ook gegaan. Aanvankelijk met kijkoperaties in de buikholte, ook wel
laparoscopie of minimaal-invasieve chirurgie
genoemd. Dat was rond het jaar 2000. In die
tijd werkte chirurg Jeroen Meijerink in het MCL,
nu verbonden aan het VU medisch centrum.
Hij was buitengewoon geïnteresseerd in de
methodieken voor zogenaamde knoopsgatoperaties en ging zich in deze techniek bekwamen.
Zo begon het in Leeuwarden te broeien. “Men
gelóófde er in. Er werd door de MCL-directie
geïnvesteerd in vier nieuwe operatiekamers,
zogenaamde endosuites en het werd een
specialisme. Met als gevolg dat Leeuwarden uitgroeide tot dé plek waar iedere chirurg moest
zijn voor expertise en de side-by-side training
laparoscopie. Dit werd als enige in Nederland
door de inspectie goedgekeurd. Vanuit die
situatie is LIMIS ontstaan.”
De succesvolle ontwikkeling als trainingscentrum was een goede zakelijke bodem om
verder te ontwikkelen. Daarvoor werd in 2009
Hessel Bouma aangetrokken, die eerder zijn
sporen had verdiend als business manager bij
onder andere Philips en als kwartiermaker Healthy Ageing bij het Universitair Medisch Centrum
Groningen (UMCG). Hierbij ontwikkelde hij de
strategie en was hij onder andere oprichter van
het Healthy Ageing Network Noord-Nederland
(HANNN ). “Ik vond LIMIS een échte uitdaging,
al klinkt dat misschien wat cliché. De minimaalinvasieve chirurgie was zich wereldwijd razendsnel aan het ontwikkelen, met als gevolg dat
Leeuwarden op dat gebied werd gezien als een
zeer belangrijke hotspot. Er werden veel
trainingen gegeven. Vanuit die positie zijn we
vérder gaan kijken. Onze missie is dat we zinvolle, innovatieve bijdragen willen leveren aan het
verbeteren van de gezondheidszorg. Dus zijn
we, los van die trainingen, ook continu op zoek
gegaan naar nieuwe innovaties. De spin-off van
die inspanningen is dat de gezondheidszorg op
bepaalde gebieden beter wordt en er ook nog
eens nieuwe bedrijvigheid ontstaat.”
De strategie die Bouma schetst heeft al een
aantal opmerkelijke projecten opgeleverd, die
de incubatieperiode al achter zich hebben
en op het punt staan op de markt te worden
gebracht. Een mooi voorbeeld is de innovatie
BlijvendinBalans, een e-coaching programma
voor mensen met overgewicht (zie kader). Mensen met overgewicht worden online geholpen
hun leefstijl te verbeteren en te komen tot een
gezond gewicht. Deelnemers krijgen persoonlijke tips en adviezen. Het is een heel intelligent
programma, ontwikkeld door onder andere psychologen, diëtisten en bewegingsdeskundigen.
Overgewicht en obesitas bedreigen de gezondheid van mensen. Maar ook bedrijven
kunnen ermee te maken krijgen, bijvoorbeeld door verzuim van medewerkers.
BlijvendinBalans is ontwikkeld in samenwerking met diverse bedrijven, waaronder
internetbedrijf Coolminds (Leeuwarden).
Begin dit jaar is het programma afgerond.
In maart 2014 is BlijvendinBalans geïntroduceerd en beschikbaar voor consumenten
en bedrijven.
www.blijvendinbalans.nl
Lap Wii Trainer
De Nintendo Wii U Laparoscopie Trainer is
een game voor het oefenen van laparoscopische vaardigheden. De innovatie
werd ontwikkeld door Cutting Edge, een
samenwerkingsverband tussen UMCG, Triade, Grendel Games en LIMIS. De hardwareontwikkeling vindt plaats in een partnership
met Pezy . De huidige test met het apparaat
zal in de loop van 2014 worden uitgebreid
naar een grotere populatie van chirurgen.
Cutting Edge hoopt de innovatie medio
2014 op de markt te brengen.
Project naadlekkage
Dit betreft de ontwikkeling van een meetinstrument die de kwaliteit van weefsel
van de darmwand in beeld brengt. In dit
project werkt LIMIS nauw samen met de
vakgroep Biomedical Photoning Imaging
van professor Wiendelt Steenbergen van de
Technische Universiteit Twente en met de
NHL (computervision), MCL en het UMCG.
Dit jaar vindt er onderzoek plaats en wordt
gewerkt aan de ontwikkeling van een
prototype.
Grendel Games
Grendel Games is een snelgroeiende
gamingstudio in Leeuwarden. Oprichters
zijn Jan-Jaap Severs en Tim Laning. Het
bedrijf ontwikkelt games, maar is vooral
gespecialiseerd in ‘serious games’. Games
worden gebruikt voor het verbeteren van
vaardigheden in operatiekamers, maar ook
machinekamers, bij zelfstandig wonen, bij
revalidatie of om bewustwording te verbeteren op het gebied van duurzaamheid.
25
Gaming
Andere in het oog springende innovaties
betreffen de introductie van gaming bij opleidingstrajecten. Bouma: “De behoefte is begonnen op universiteiten en andere plekken waar
chirurgen en OK-assistenten worden opgeleid.
Die locaties waren dikwijls goed voorzien van
allerlei simulatieapparatuur, maar die werden
niet intensief genoeg gebruikt. Iedereen vroeg
zich af hoe dat nu kon. Blijkbaar wordt werken
aan een simulator als onderdeel van een lange
werk- of studiedag saai gevonden. In een
samenwerkingsverband tussen UMCG en het
gamingbedrijf Grendel Games en LIMIS wordt
nu de ‘Nintendo Lap Wii Trainer’ ontwikkeld ter
verbetering van de oog-hand coördinatie voor
de chirurgen. Samen met Grendel Games en
Olympus Medical systems uit Hamburg is ook
de Virtuele OK (operatiekamer) ontwikkeld. Dat
is een online trainingstool voor OK-assistenten.
Door te gamen leert men spelenderwijs om
te gaan met ingewikkelde OK-apparatuur en
in te spelen op reële situaties. Wat zie je? De
trainingsarbeid neemt gigantisch toe! Als er
één ding is dat we hebben geleerd dan is het
dat ieder mens, van groot tot klein, verknocht is
aan spelletjes.” Dat ook chirurgen zich niet aan
die menselijke eigenschap onttrekken wordt
volgens Bouma bewezen door het succes van
de ‘Nintendo Wii U Laparoscopie Trainer’. “Dat is
een trainingsgame waarmee specialisten hun
laparoscopische vaardigheden kunnen verbeteren. Dat is nu al een pr-succes. Niet alleen kan
men nu thuis trainen, wanneer men maar wil;
ook kan men in het ziekenhuis een half uurtje
voor aanvang van een operatie nog even het
hoofd scherpen en de handen soepel maken.
De game is dan als het ware het equivalent van
een warming up van een sportman.”
Verminderen naadlekkage
Het zijn innovaties die de gezondheidszorg
beter en tegelijkertijd efficiënter maken. De
patiënt profiteert omdat de vaardigheden van
specialisten beter worden, maar ook omdat
operaties preciezer worden en de risico’s daarmee kleiner. Een mooi voorbeeld is een project
dat bij LIMIS – in vergelijking met de gamingtoepassingen – een iets minder exotische naam
heeft gekregen: ‘project naadlekkage’. “Een
innovatie waar veel patiënten erg blij van zullen
worden”, aldus Bouma. “Bij 10 procent van alle
darmoperaties wereldwijd treedt namelijk de
gevaarlijke complicatie van naadlekkage op. Een
pas geopereerde darm gaat dan lekken, wat
levensbedreigend is. We ontwikkelen nu een
meetinstrument waarmee de chirurg kan meten
op welke plek de doorbloeding van de darm het
beste is. Dát is dan de plek die je moet kiezen
voor je ingreep en de daaropvolgende hechting.
Het gevolg is dat het percentage naadlekkages
naar verwachting afneemt. Je kunt je voorstellen
wat een dergelijke ontwikkeling de komende
jaren mondiaal kan betekenen voor het welzijn
van patiënten en ook de efficiency in de gezondheidszorg.”
En de toekomst? Mogen we verwachten
dat LIMIS de komende jaren blijft groeien?
Bouma:“Groei van onze organisatie zélf is geen
doel op zich. Wel hebben we de ambitie om
onze innovaties in het huidige tempo door
te ontwikkelen. Daarbij staat samenwerking
centraal, met specialisten, maar ook met tal
van toeleveranciers en kennisinstellingen. En
natuurlijk met bedrijven die risico durven te
nemen, omdat ze een duidelijke marktvisie
hebben. Dat soort samenwerkingsverbanden is
de beste garantie voor groei.”
www.limis.org
LIMIS in Leeuwarden is een stichting die haar opbrengsten weer opnieuw investeert in de
ontwikkeling van nieuwe diensten en producten in de zorg.
26
Achtergrond
eHealth voor iedereen:
Droom of werkelijkheid?
Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft 5 procent van de Nederlandse
huishoudens geen toegang tot internet. Nu e-coaching en eHealth-programma’s in steeds
rapper tempo over Nederland worden uitgerold begint juist die 5 procent te knellen. Immers;
het gaat dan altijd nog om 735.000 Nederlanders, zo stelt ook Renske Visscher, orthopedagoog
van Altrecht, een Bilhovense specialist op het gebied van geestelijke gezondheidszorg. De
oplossing lijkt simpel: gratis internet voor de laatste non-internetters. De vraag is echter of
hiermee eHealth ook daadwerkelijk wordt ontsloten voor die groep mensen.
“Jaarlijks wordt 6 miljard uitgegeven aan
geestelijke gezondheid. Uit cijfers van Achmea in
2011 bleek dat 90 procent van de kosten wordt
gemaakt door 10 procent van de ggz-patiënten.
Die kleine groep patiënten is dus verantwoordelijk
voor 5,4 miljard euro”, zo schrijft Visscher op het
blog van Altrecht. “Zelfs al zou je maar 5 procent
van de kosten kunnen besparen dan heb je
nog jaarlijks 270 miljoen euro bespaard.” Volgens
Altrecht zijn het juist vaak de complexe patiënten
die geen internet hebben, maar daar juist wel veel
baat bij zouden hebben. “Het gaat dus niet om
eHealth in de vorm van online zelfhulpmodules, al
geven patiënten uit deze groep vaak zelf aan dat
ze ook graag online oefeningen zouden maken”,
aldus Altrecht. “Het gaat meer om eHealth
in de vorm van beeldbellen, domotica en/of
sensortechnologie met pleisters of horloges. Maar
ja dan moet je dus wel internet hebben.”
De voorbeelden die Visscher en passant even
noemt illustreren dat eHealth al vergevorderd is.
Vraag is: Hoe succesvol is dit nieuwe vakgebied
nu eigenlijk? En: hoe toegankelijk is eHealth,
anno 2014? Jan Dirk Bijker van internetbureau
Coolminds heeft er een duidelijke visie op.
Zijn bedrijf werkt dan ook al vijftien jaar aan
eHealth-projecten (zie kader). Hij legt uit: “In de
zorg stonden altijd kwaliteit, bereikbaarheid en
doelmatigheid centraal. Daar is zelfredzaamheid
bij gekomen. Enerzijds omdat het kan. Patiënten
zijn immers mondiger geworden dankzij
het internet. Anderzijds ook vanwege allerlei
demografische ontwikkelingen. Mensen worden
ouder, chronische zieken nemen toe en er dreigt
een tekort aan personeel in de zorg. eHealth biedt
daar een uitkomst.”
Volgens Bijker is het fenomeen eHealth al ver
voorbij de hype. “Er bestaan al zeer succesvolle
toepassingen, waar grote groepen mensen
online coaching en voorlichting krijgen. Dat kan
omdat je tegenwoordig via internet, via apps en
natuurlijk ook via je tablet of smartphone van alles
kunt meten. Hoeveel passen je op een dag doet,
hoe het met je vetgehalte is, met je bloeddruk,
wat medicijngebruik concreet en actueel met jou
doet; het is allemaal al beschikbaar.”
De meest recente trend zit volgens Bijker in de
sfeer van de virtual reality. “Misschien heb je
Matthijs van Nieuwkerk al met een virtual realtybril op tv gezien. Wanneer ik het even heel simpel
samenvat kun je met die bril op fysieke en reële
omgevingen volstrekt waarheidsgetrouw virtueel
weergeven. Wij hebben als een van de weinigen
in Nederland zo’n bril en experimenteren er nu
volop mee voor de gezondheidszorg. De bril zelf
is helemaal niet meer zo kostbaar. Moest je er
tien jaar geleden 20.000 euro voor neertellen, nu
kost zo’n bril hooguit 300 euro. Denk eens wat
je op die manier kunt doen voor mensen met
pleinvrees, waarbij je virtueel kunt oefenen en
kunt wennen. Het aanpakken van tal van andere
fobieën ligt voor de hand, maar ook revaliderende
mensen kun je een virtuele oefenomgeving van
hun huis bieden. Commercieel is het natuurlijk
ook interessant, wanneer je bijvoorbeeld je huis
te koop hebt staan en potentiele kopers kunnen
virtueel een 100 procent beleef-ervaring van jouw
huis krijgen.”
Gaat het om eHealth dan blijft de vraag: hoe trek
je die laatste 5 procent over de lijn? Immers; wie
geen internet heeft zal geen toegang hebben tot
al die nieuwe ontwikkelingen. De oplossing van
Visscher lijkt simpel. Op haar blog pleit Renske
Visscher er voor dat gemeenten en bedrijven
gratis wifi aan zouden moeten bieden, als blijk
van maatschappelijke betrokkenheid. Ze wil
ook zélf wel een bijdrage leveren: “Misschien
kunnen we de aansluiting realiseren via ‘shared
wifispots’ van UPC en Ziggo. Ik wil mijn spot best
delen met een aantal mensen die veel lagere
abonnementskosten betalen omdat ze eigenlijk
geen geld hebben voor internet.”
Jan Dirk Bijker vraagt zich echter af hoe lang
dit nog een probleem is. Plattelandsgebieden
krijgen glasvezel en de grote mobiele aanbieders
hebben hun 4G netwerk uitgerold, zo stelt hij.
Dankzij de tablet en de smartphone is er ook
voor oudere mensen een zeer gebruiksvriendelijk
instrument bijgekomen om bij te blijven. Bijker:
“Databonnementen worden steeds goedkoper.
Wifi is gratis in veel algemene ruimtes. Ook de
laatste 5 procent zullen worden bereikt. eHealth
ligt binnen ieders handbereik. Dat vereist echter
wel van de zorgaanbieders een pro-actieve
houding en de wil om op die manier mensen te
helpen. Zorginstellingen willen wel, maar moeten
op hun beurt ook weer geholpen worden omdat
ze het tegenwoordig financieel moeilijk hebben.
De politiek zal dus door regelgeving of met
subsidie een klimaat moeten scheppen waarbij
de zorg eHealth massaal gaat omarmen.”
Coolminds is een internetbedrijf, gevestigd in
Leeuwarden. Het bedrijf is gespecialiseerd in
eHealth toepassingen en werkt daarbij nauw
samen met tal van gezondheidsorganisaties,
waaronder het Trimbos-instituut. Het bedrijf was
onder andere verantwoordelijk voor websites als
minderdrinken.nl, depressievrij.nl, 113online.nl,
verslaafdaanjou.nl, blijfinbalans.nl en
beweegze.nl.
www.coolminds.nl
27
Wijziging artikel 13
Zorgverzekeringswet
Briljant idee
of ‘worst case
scenario’?
28
Achtergrond
Artikel 13 van de Zorgverzekeringswet zegt dat zorgverzekeraars de verplichting hebben om voldoende zorg in te kopen voor hun verzekerden (zorgplicht) en ook de zorg moeten vergoeden die wordt geleverd door niet-gecontracteerde aanbieders. In dat laatste geval
mogen de verzekeraars een lagere vergoeding dan 100 procent geven. De vergoeding mag echter niet zo laag zijn dat het voor de verzekerden een ‘hinderpaal’ is om bij een niet-gecontracteerde zorgaanbieder aan te kloppen. Het kabinet is op dit moment in debat over het
zogeheten ‘hinderpaalcriterium’. ‘Wanneer er besloten wordt om het hinderpaalcriterium te schrappen, zullen zorgverzekeraars de vrijheid
krijgen om te bepalen wat zij wel of niet vergoeden’. Wat zijn op dit moment de opvattingen en standpunten in het debat over de aanpassing van artikel 13 van de Zorgverzekeringswet?
Zorginkoop effectiever
Volgens de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)
wordt de zorginkoop effectiever als zorgverzekeraars er ook voor kunnen kiezen om
niets te vergoeden voor zorg geleverd door
zorgaanbieders waar zij geen contract mee
hebben. Omdat zorgverzekeraars nu ook voor
niet gecontracteerde zorg 75 tot 80 procent
van het gebruikelijke tarief moeten vergoeden,
blijft de premie onnodig hoog. Bovendien
zorgt de standaardvergoeding ervoor dat
zorgaanbieders minder druk ervaren om betere
of efficiëntere zorg te bieden.
De politiek
De VVD is voor de aanpassing van artikel 13.
“Patiënten hebben straks nog steeds vrije
artsenkeus, omdat er een groot aanbod van
zorgverzekeraars bestaat”, stelt Tweede Kamerlid
Anne Mulder. “Zij kunnen dan de zorgverzekeraar kiezen die de door hen gewenste zorgaanbieder vergoedt.” Volgens Mulder is de maatregel nodig om kosten te drukken. “Nu moeten
verzekeraars zaken doen met te dure ziekenhuizen. Wil je de kosten beheersen, dan moet je
dit aanpassen. Een ziekenhuis kan nu elke prijs
vragen, want ze krijgen het toch wel vergoed. Er
bestaan te grote prijsverschillen terwijl dezelfde
kwaliteit geboden wordt.“ Het CDA denkt daar
anders over. “Het verbod op verticale integratie
is bedoeld om de keuzevrijheid van de patiënt
te waarborgen. Maar deze wijziging leidt feitelijk
tot een inperking van die keuzevrijheid.”
D66 noemt het een goede ontwikkeling dat
artikel 13 wordt aangepast. De partij verwacht
dat dit de concurrentie en de daarbij behorende kwaliteits- en doelmatigheidswinst
zullen stimuleren. Over het voornemen om in
de toekomst de basisverzekering te beperken
tot naturapolissen is D66 minder enthousiast.
“Het schrappen van de restitutiepolis in de
basisverzekering beperkt de vrije artsenkeuze,
beperkt de differentiatie van zorgverzekeraars en kan het vertrouwen van patiënten in
verzekeraars schaden. Bovendien is er het risico
dat de betrokkenheid van patiënten bij de zorg
wordt ondermijnd, wat een opdrijvende wer-
king voor de zorgkosten kan betekenen.” De
PvdA maakt zich zorgen over de keuzevrijheid
van patiënten wanneer de restitutiepolis wordt
ondergebracht in de aanvullende verzekering.
Verder vragen zij zich af in hoeverre verzekerden op dit moment in staat zijn inzicht te
verkrijgen in de zorginkoop door verzekeraars
en de kwaliteit van die door de verzekeraars
ingekochte zorg.
snurkpoli bezoekt, krijgen wij de rekening voor
een consult longpolikliniek”, aldus Bestuursvoorzitter Erno Kleijnenberg van ONVZ. “Wij
hebben onvoldoende zicht op de patiëntenstromen in het ziekenhuis. Nu bestaat het risico
dat juist innovatieve nieuwe aanbieders uit de
markt worden gedrukt omdat de meeste grote
zorgverzekeraars liever contracten afsluiten
met grote gevestigde zorgaanbieders.”
Tweede Kamerlid Kees van der Staaij van de
SGP vindt het niet acceptabel dat patiënten
geen zorg meer kunnen ontvangen van een
zorgaanbieder met wie hij of zij al jarenlang
een langdurige behandel- en vertrouwensrelatie heeft opgebouwd. Dat vindt ook de
ChristenUnie. In de optiek van Tweede
Kamerlid Arie Slob is keuzevrijheid tevens
een belangrijke prikkel voor zorgaanbieders
om goede zorg te leveren. GroenLinks en de
SP noemen het onacceptabel wanneer het
hinderpaalcriterium verdwijnt. “Wij vragen ons
af hoe de minister dit rijmt met de door haar
altijd geroemde keuzevrijheid van de patiënt”,
aldus de SP. De PVV tenslotte is van mening dat
het recht van de burger om zijn eigen arts te
kiezen in het geding komt.
De beroeps- en brancheorganisaties
De zorgverzekeraars
Volgens CZ zijn genoeg zorgaanbieders gecontracteerd, ook kleine innovatieve. Bovendien
vindt de verzekeraar dat er inmiddels voldoende
zicht is op de kwaliteit van zorg om namens
verzekerden de beste aanbieders te selecteren.
Volgens Zorgverzekeraars Nederland (ZN) is er
een breed draagvlak voor de aanpassing. “Door
de verplichting weg te nemen om aanbieders
zonder contract toch een vergoeding te geven,
kunnen zorgverzekeraars de zorg nog effectiever inkopen en de premie betaalbaar houden”,
aldus Zorgverzekeraars Nederland.
Voor ONVZ en Menzis is het afschaffen van de
restitutiepolis een stap te ver. Zij vinden dat
patiënten de keuze moeten houden zelf hun
arts te kiezen. Maar tegelijk pleiten zij voor
meer transparantie in de zorg. “Als iemand een
“Het is een mensenrecht om zelf je zorgbieder
uit te kiezen”, zegt voorzitter Rob Barnasconi
van de KNMT. “Als je artikel 13 wijzigt, dan
beperk je de keuzevrijheid van een patiënt. Die
kan zo alleen naar een tandarts of mondhygiënist die door de verzekeraar is gecontracteerd.”
Ook de NVM (Nederlandse Vereniging Mondhygiënisten), bij monde van Corrie Jongbloed,
ziet niets in het plan van de minister. “Ik denk
dat de relatie patiënt - zorgaanbieder een
vertrouwensrelatie is. Er moet een klik zijn. Patiënten zouden door een zorgverzekeraar naar
een zorgaanbieder kunnen worden gestuurd
waar ze niets mee hebben.” De ANT (Associatie
Nederlandse Tandartsen) is eveneens tegen.
“Het voornemen betekent dat een patiënt met
een basisverzekering niet meer zelf kan kiezen
naar welke tandarts hij wil gaan.” Volgens
Edwin Brugman, directeur Kennismanagement
en netwerken VvAA (Vereniging van Arts en
Auto), is een echte besparing op de kosten
feitelijk pas mogelijk als: “De aanbieders die
gecontracteerd worden nog verder worden
uitgeknepen, want alleen door zorgaanbieders
29
van vergoeding uit te sluiten neemt de zorgvraag natuurlijk niet af.”
In de visie van de NVVP (Nederlandse Vereniging van Vrijgevestigde Psychologen &
Psychotherapeuten) komt de vrije artsenkeuze in gevaar als de Tweede Kamer
instemt met de voorgestelde wetswijziging.
“Verzekerden zullen dan voor gecontracteerde aanbieders kiezen.” De vereniging is
bang dat veel vrijgevestigde psychologen
en psychotherapeuten, die geen afspraken
met zorgverzekeraars hebben, daardoor hun
praktijkdeuren moeten sluiten. De KNMP
(Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter
bevordering der Pharmacie) noemt het
schrappen van artikel 13 in strijd met de
vrije keuze van de patiënt en de richtlijn uit
2011 over grensoverschrijdende zorg. ActiZ
(brancheorganisatie voor zorgondernemers),
KNGF (Koninklijk Nederlands Genootschap
voor Fysiotherapie), LVE (Landelijke Vereniging van Eerstelijnspsychologen) en KNOV
(Koninklijke Nederlandse Organisatie van
Verloskundigen) pleiten onder andere voor
het verplicht stellen van transparantie van
het inkoopbeleid, het verbeteren van het
toezicht op de marktmacht en contractvrijheid in de aanvullende verzekeringen. Voor
de KNOV is het bovendien van belang dat
verloskundigen inhoudelijk worden betrokken bij de contractering. De LHV (Landelijke
Huisartsen Vereniging) stelt dat de beoogde
wijziging de onderhandelingsmacht van
zorgverzekeraars versterkt en dat er door
zorgverzekeraars onvoldoende invulling
wordt gegeven aan hun informatieplicht
en zorgplicht. Dat vindt ook de OMS (Orde
van Medisch Specialisten).
Volgens deze organisatie is een flankerend beleid noodzakelijk om een te
grote macht van de zorgverzekeraars te
voorkomen en de keuzevrijheid van
zorggebruikers te beschermen.
De Artsenfederatie KNMG
steunt de voorgestelde wijziging van de Zorgverzekeringswet alleen als drie voorgestelde aanbevelingen worden
overgenomen. “Ten eerste moet
de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)
strenger optreden tegen aanmerkelijke
marktmacht van zorgverzekeraars. Ten
tweede dient de zorgplicht van zorgverzekeraars nu eindelijk te worden ingevuld.
Zorgverzekeraars dienen voor elke soort van
30
zorg altijd drie zorgaanbieders te contracteren binnen een redelijke reisafstand voor
de patiënt. Op deze manier kunnen ook
verzekerden die vrijwillig kiezen voor een
polis met een (zeer) beperkt gecontracteerd
zorgaanbod, ten minste uit twee andere
zorgaanbieders kiezen als de relatie met een
eerste zorgaanbieder niet optimaal blijkt.
Tenslotte moeten verzekerden op toegankelijke wijze kennis kunnen nemen van het
inkoopbeleid van zorgverzekeraars.
Verzekerden moeten gemakkelijk kunnen
inzien of het niet-gecontracteerde
zorgaanbod inderdaad buiten de criteria
van het inkoopbeleid van hun zorgpolis valt.
Dit vereenvoudigt het kiezen voor een polis
die het beste bij de verzekerde past. En het
stelt verzekerden en zorgaanbieders beter
in staat vergoeding af te dwingen
als een zorgaanbieder onterecht
niet is gecontracteerd.” Directeur
Wilna Wind van de Nederlandse
Patiënten Consumenten
Federatie (NPCF)
noemt behoud van de
restitutiepolis fundamenteel.
“Ook al zal
dat eventueel prijsverschil betekenen.
Keuzevrijheid is voor de patiënt het
belangrijkste.”
Voor de Consumentenbond komt de
wijziging te snel. De bond vindt dat aan een
aantal voorwaarden voor transparantie nog
lang niet is voldaan.
Het debat is nog in volle gang en zodoende
wordt er nog volop gediscussieerd om
tot een besluit te komen waar iedereen
zich in kan vinden. Eén ding is zeker, het
ultieme gezamenlijke doel is en blijft: het
garanderen van kwalitatief hoofwaardige en
betaalbare zorg voor iedereen.
Bij het samenstellen van dit artikel is gebruik
gemaakt van tientallen bronnen. Met
het oog op de beschikbare ruimte
is het helaas niet mogelijk om
de volledige bronnenlijst te
publiceren. Wij zenden de
lijst echter graag op
aanvraag toe.
Fa-med golfdag
3 juli Golfclub Anderstein te Maarsbergen
Goede tradities zijn er om in stand gehouden te worden.
Daarom organiseert Fa-med ook dit jaar de golfdag. Deze
editie vindt plaats op Golfclub Anderstein en wordt
georganiseerd op donderdag 3 juli.
Vanaf 11.00 uur heten wij u van harte welkom op
Golfclub Anderstein. Aan het einde van de
middag sluiten wij deze sportieve buitendag
af met een gezamenlijke barbeque.
Komt u ook?
Wacht dan niet langer met aanmelden,
want het aantal beschikbare plaatsen
is beperkt. Per praktijk/bedrijf kunnen
maximaal twee deelnemers (GVB
verplicht) meedoen, voor een eigen
bijdrage van € 50,- per persoon.
Aanmelden kan via: golftoernooi@famed.
nl. Vergeet daarbij niet uw naam/namen,
de handicap(s) en uw deelnemernummer
te vermelden.
27
31
Kliniek Tandheelkunde Sneek
‘We willen de nieuwste
technieken voor
onze klanten’
Frank Post begon zijn carrière in 1987 in Dortmund. In 2004 startte hij samen met zijn
partner Doris Kliniek Tandheelkunde Sneek. Voorlopers zijn ze, op het gebied van innovatie, klantgerichtheid en de nieuwste tandheelkunde technieken. Frank: “Na mijn studie ben
ik naar Duitsland gegaan, omdat Duitsland voorop loopt op het gebied van de tandheelkunde. Sinds begin jaren negentig houd ik me al bezig met implantologie.”
D
e twee ontmoeten elkaar op een vrijgezellenfeestje waar de vlam oversloeg. Doris:
“Vanaf toen ging alles snel, binnen drie jaar
werden de twee oudsten geboren. Ook raakte
ik al snel als praktijkmanager bij de praktijk betrokken. Ik begon met het organiseren van preventieprogramma’s en projecten voor kinderen.”
Toch bleef Nederland trekken, het echtpaar
vestigde zich uiteindelijk in Friesland. Frank:
“Ik ben in het westen (Beverwijk) opgegroeid,
maar ging met mijn ouders elke zomer zeilen
in Friesland. Die binding met het water is nooit
verdwenen. We wonen in Heeg, direct aan het
water. Met ons zeiljacht kunnen we zo het meer
op. Onze (inmiddels drie) kinderen hebben hier
meteen zeilen geleerd, de oudste is een fanatiek zeiler. Friesland is mijn thuis geworden.”
Frank Post
Rustkamer
Bij binnenkomst valt de mooie, rustige en lichte
wachtruimte op, met op de muur een uitgestrekt strand aan de vloedlijn. Op tafel liggen
tijdschriften en glossy’s, voor wie zich verveelt
biedt de televisie ontspanning of informatie.
Doris Post (praktijkmanager): “We vinden het
belangrijk dat mensen zich hier prettig voelen.
Veel mensen komen niet graag bij de tandarts,
sommigen zijn zelfs bang.” Haar partner Frank
Post (tandarts-implantoloog) vult aan: “Soms zie
je dat direct, maar er zijn ook mensen die het in
eerste instantie heel goed weten te verbergen.
Het is belangrijk om angstige mensen op hun
gemak te stellen. Dat doe ik vaak door eerst
rustig met ze te praten in onze rustkamer, een
prettige, lichte ruimte met privacy.”
Geboren:
26 juli 1958, Beverwijk
Studie:Tandarts/tandarts-implantoloog
Loopbaan: Tandarts in loondienst (1986-1987), eigen tandartspraktijk Dortmund
(1987-2004), docent, teamleider UMCG ( 2004-2008), kliniek
Tandheelkunde Sneek (2004-heden).
Hobby’s:
zeilen, golf, hardlopen
32
Interview
Nieuwste technieken
In 2004 startte Frank Post als stand alone tandarts en implantoloog. Inmiddels bestaat Kliniek
Tandheelkunde Sneek uit een multidisciplinair
team van tandartsen, mondhygiënisten, implantologen en een klinisch-prothese-technicus. Vanuit zijn ervaring in Duitsland nam hij de
nieuwste technieken mee. Frank: “Implanteren
was hier destijds nog een noviteit, maar in mijn
Duitse praktijk ben ik daar al in de jaren negentig mee gestart. Want ik streef ernaar om voor
mijn patiënten altijd de nieuwste technieken
te kunnen toepassen om het beste resultaat te
behalen. Een paar jaar geleden hebben wij als
een van de eerste tandartspraktijken in Nederland ‘teeth in an hour’ geïntroduceerd. Dit was
toen een noviteit. Sinds kort voeren we behandelingen uit onder volledige narcose, als een
van de tien mondzorgklinieken in Nederland.”
Volledige narcose
Behandeling onder narcose is een uitkomst
voor zakenmensen met een volle agenda, maar
ook voor angstige mensen of mensen met een
verstandelijke handicap. Frank: “Onder narcose
kun je complexe operaties, zoals het plaatsen
van implantaten, snel en pijnloos uitvoeren.
Die snelle behandeling zorgt ook nog eens
voor een sneller herstel.” Alle voorkomende
behandelingen kunnen onder narcose worden
uitgevoerd, in onze eigen praktijk in samenwerking met het anesthesieteam van Anesthesie
Service Nederland (ASN). Frank: “Dit zijn zeer
goed opgeleide en ervaren anesthesiologen
en anesthesieassistenten die BIG-geregistreerd
zijn. Na afloop van de narcosebehandeling
word je wakker in onze rustkamer en kun je
naar huis. De narcosemiddelen die worden gebruikt, voorkomen misselijkheid na de narcose.
Want ook dat hoort bij goede zorg en dat is
waar het bij ons allemaal om draait.”
Doris Post
Geboren:
20 maart 1966, Dortmund
Studie:Rechten/Praktijkmanager
Loopbaan: Organiseren van diverse preventieprogramma’s, samenwerken met
verschillende instellingen, praktijkmanager Kliniek Tandheelkunde Sneek
Hobby’s:
zeilen, golf en hardlopen
33
Evenementen
Contact
Vrijdag 16 & zaterdag 17 mei 2014
Overzicht met belangrijke contactgegevens voor u en
uw patiënten/cliënten .
NMT Jaarcongres
Voor u als klant
Beurs van Berlage, Amsterdam
Organisatie: NMT
www.tandartsennet.nl
Vrijdag 6 juni 2014
Dental Debate
Auditorium Burgers’ Zoo, Arnhem
Organisatie: Arnhemse
Vragen over de dienstverlening
Bereikbaar op werkdagen van 08:00 – 18:00 uur
T 033 43 45 250
Team Mondzorg
T 033 43 45 270
Team Paramedici
T 033 43 45 295
Team Dierenartsen
T 033 43 45 293
Team Optiek en Audiciens
T 033 43 45 230 Team Huisartsen
T 033 43 45 260 Team Medisch Specialistische Zorg
T 033 43 45 228
Team Apothekers
T 033 43 45 292
Team Aftersales
[email protected]
Uw declaraties versturen
Iwww.famed.nl
www.mijnfamed.nl
Tandartsenvereniging
Voor uw patiënten/cliënten
www.dentaldebate.nl
Bereikbaar op werkdagen van 08:00 – 18:00 uur.
Vrijdag 3 oktober 2014
Exquise Gebruikersdag
Organisatie: Vertimart
www.vertimart.nl
T Algemeen 0900 0885 (€ 0,15 p/min)
T Aanvraag duplicaatnota 0900 0882 (€ 1,30 p/gesprek)
I www.notavanfamed.nl
Via deze website kunnen uw patiënten/cliënten zaken rondom
hun nota zelf regelen.
B ABN AMRO 62.70.00.800 t.n.v. Fa-med B.V. o.v.v. het notanummer
IBAN: NL97ABNA0627000800
BIC: ABNANL2A
Verkoop en advies
Bereikbaar van 08.30 tot 17.00 uur
T 033 45 34 444
[email protected]
Postadres
Postbus 1570
3800 BN Amersfoort
facebook.com/famedbv
Bezoekadres
Plotterweg 26-28
3821 BB Amersfoort
@famedbv
34
26
Achtergrond
35
27
Colofon
Fa-med magazine is een uitgave van
Fa-med B.V.
Plotterweg 26-28
3821 BB Amersfoort
Postbus 1570
3800 BN Amersfoort
Telefoon: 033 - 43 45 200
Fax:
033 - 43 45 210
E-mail:[email protected]
Internet:www.famed.nl
Opmaak en realisatie
The Satisfactorie B.V.
Postbus 3063
3850 CB Ermelo
Telefoon: 0341 – 562 333
E-mail:[email protected]
Internet:www.tsfo.nl
Eindredactie en redactie
Narvic Media & Communicatie
Foeke Sjoerdswei 38
8914 BH Leeuwarden
Telefoon: 06 - 22 49 58 45
Email:[email protected]
Internet:www.narvic.nl
© 2014 Fa-med, alle rechten voorbehouden.
Fa-med B.V. neemt u de tijdrovende en kostbare zorg
over uw debiteurenportefeuille uit handen. Wij zorgen
voor een snelle uitbetaling van uw declaraties, correcte facturering en inning. Door de zeer zorgvuldige,
efficiënte en klantvriendelijke werkwijze zijn wij een
betrouwbare partner gebleken. Fa-med B.V. is als enige
medical factoring dienstverlener ISO 9001 en NEN 7510
gecertificeerd.