Magazine Mei 2014 Nieuwe service voor klanten van Fa-med bij declareren aan zorgverzekeraars’ ‘Minder reclames, minder controles achteraf en dus meer grip op de zaak’ 06 20 Transparantie kwaliteit in de diergeneeskunde 24 LIMIS: innoveren als core business 28 Wijziging artikel 13 Zorgverzekeringswet Inhoud 20 04 Kostenonderzoek mondzorg: Feiten en visies 08 Geestelijke gezondheidszorg ‘nieuwe stijl’ zorgt voor spanning 10 100 jaar NMT: ‘De solist van weleer is een teamspeler geworden’ 14 HoorProfs: ‘Gehoorverlies is een ingrijpende verandering’ 16 Kort nieuws 20 Transparante kwaliteit in de diergeneeskunde 24 Sneak preview in de toekomst van de zorg 28 Wijziging artikel 13 Zorgverzekeringswet 32 Kliniek Tandheelkunde Sneek 34 Evenementen & contact d 04 Samenwerking is de sleutel Kan het nóg mooier? Op je honderdste verjaardag het predicaat ‘Koninklijk’ ontvangen…Het overkwam de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (NMT). In deze editie van ons Fa-med Magazine een uitgebreid interview met Rob Barnasconi, die aan het eind van dit jaar afscheid neemt als voorzitter van de jubilerende belangenorganisatie. Over de veranderingen in de mondzorg zegt hij onder andere: “De solist van weleer is een teamspeler geworden.” Ik vind dat een mooie constatering, die in feite van toepassing is op de gehele zorgsector. Want hoewel de discussies soms fel en verbeten zijn, is er tegelijk een groeiend besef dat samenwerking dé sleutel is naar de zorg van morgen. Ondanks verschillende invalshoeken streven zorgaanbieder, zorgverzekeraar, kabinet en Tweede Kamer uiteindelijk naar hetzelfde: het garanderen van kwalitatief hoogwaardige en betaalbare zorg voor iedereen. Dát is de bindende factor. Het ultieme gezamenlijke doel. Met dat gemeenschappelijke doel voor ogen moet het mogelijk zijn om tot besluitvorming te komen waar alle betrokken partijen gelukkig mee zijn. Met ons Fa-med Magazine volgen we de ontwikkelingen op de voet. We denken mee over thema’s die u bezighouden. We signaleren, schetsen achtergronden, spreken met vooren tegenstanders. Zo besteden we in deze editie aandacht aan actuele en veelbesproken onderwerpen: de verandering van de organisatie van de geestelijke gezondheidszorg, de voorgenomen wijziging van Artikel 13 van de Zorgverzekeringswet en de discussie over het kostenonderzoek. Maar we laten het niet bij woorden. Ook in daden denken we mee, want het ontzorgen van onze klanten staat hoog in ons vaandel. Het meest recente voorbeeld daarvan is de nieuwe service die we voor onze klanten hebben ontwikkeld bij het declareren aan zorgverzekeraars. De praktijk leert dat vooral de achteraf controles voor veel administratieve rompslomp zorgen. Dit werkt behoorlijk frustrerend voor onze klanten. Daarom gaan wij de ingediende declaratiebestanden vooraf valideren. Een pilot heeft inmiddels aangetoond dat de nieuwe service leidt tot minder reclames, minder controles achteraf en dus meer grip op de zaak. Daar gaat het om! 10 Henk de Jong Algemeen directeur 14 Kostenonderzoek mondzorg Nederlandse Zorgautoriteit: Feiten en visies Associatie Nederlandse Tandartsen: ‘Een duidelijke en breed gedragen toekomstvisie’ Met een alarmerend persbericht (‘Visieloze aanpak brengt kwaliteit van wereldtop naar grauwe middelmaat’) trok de Associatie Nederlandse Tandartsen (ANT) in de tweede helft van 2013 aan de bel. De beroepsorganisatie luidde de noodklok over het kostenonderzoek mondzorg, dat in opdracht van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) is uitgevoerd. Volgens de ANT vormt het onderzoek een onjuiste onderbouwing voor kwalitatief beleid in de mondzorg. M et het kostenonderzoek wil de NZa iedere drie jaar de opbrengsten, productie, praktijkkosten en tijdsbesteding van mondzorgaanbieders in kaart brengen om zo de tarieven vast te stellen. ANT- voorzitter en tandarts Jan Willem Vaartjes is niet blij met de huidige opzet van het 04 26 onderzoek. Hij noemt verschillende bezwaren en gevaren. “Je kunt op deze manier geen conclusie trekken over het gemiddelde inkomen van een tandarts. Het onderzoek richt zich op ondernemingen in de mondzorg en niet op de beroepsbeoefenaren zelf. Dat is vreemd, want de NZa geeft aan dat zij de tarieven gaat herijken aan de hand van een norminkomen. Los van de discussie over de hoogte van het norminkomen, zou het norminkomen bedoeld moeten zijn om het gemiddelde inkomen van de werkzame en BIGgeregistreerde tandartsen te beschrijven. Daarom Achtergrond wachten dat een grote groepspraktijk met meer dan vijftig medewerkers slechts een winst van eenmaal het norminkomen zou mogen behalen. Hetzelfde geldt voor een onderneming met bijvoorbeeld tien vestigingen opererend onder één entiteit. Tandartspraktijken zijn tegenwoordig kleine ziekenhuizen en de methodiek van het onderzoek had hierop moeten aansluiten. Nu gebruikt de NZa een onderzoeksopzet die misschien bij andere beroepsgroepen zonder ingewikkelde samenwerkingsverbanden en hightech apparatuur zou kunnen werken, maar niet in de mondzorg.” Jan Willem Vaartjes is het relateren van de winst van een onderneming aan een norminkomen een methodologisch onjuiste stap en pure inkomenspolitiek.” De ondernemer in de mondzorg is niet per definitie een tandarts, zo vervolgt hij. “Er bestaan zeer diverse samenwerkingsverbanden. Bovendien worden een paar duizend tandartsen die in de mondzorg werkzaam zijn als zelfstandig ondernemer zonder personeel (ZZP’ers) buitengesloten in het onderzoek. Ook is het niet duidelijk of er gecompenseerd gaat worden als een praktijk heel groot is. Bedrijfseconomisch kun je niet ver- Ondertussen heeft onderzoeksbureau Milliman in opdracht van de ANT onderzoek gedaan naar de marktscan van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Op basis van de resultaten van Milliman is vastgesteld dat tandartsen in 2012 slechts een inflatiecorrectie hebben doorgevoerd tijdens het experiment met vrije tandartstarieven, in plaats van een prijsstijging van meer dan 10 procent, zoals aangegeven door de NZa, zo meent Vaartjes. “Wij zijn teleurgesteld dat de minister in reactie op de Kamervragen opnieuw haar vertrouwen heeft uitgesproken in de uitkomsten van de marktscans van de NZa. Uit diverse onafhankelijke onderzoeken, waaronder het rapport van Milliman, is juist gebleken dat de marktscans ondeugdelijk waren. Maar ook dat de proef met vrije tarieven onnodig, op onjuiste gronden en cijfers, voortijdig is gestaakt.” Vaartjes pleit voor het ontwikkelen van een duidelijke en breed gedragen toekomstvisie, voordat ingrijpende maatregelen kunnen worden genomen. “Een visie die wordt ontwikkeld vanuit de politiek, in samenspraak met marktpartijen en mondzorgprofessionals, die duidelijk maakt wat de patiënt in de toekomst van de tandarts en andere betrokken partijen in de mondzorg kan verwachten. Een visie dus die verder gaat dan de huidige politieke opvatting van doelmatigheid en goedkoper is beter. Een visie ook met belangrijke thema’s als taakherschikking, preventie, jeugdtandzorg en kwaliteit. Inclusief gedegen onderbouwingen van de kosten (gebaseerd op een valide onderzoek); een budget (in relatie tot de basisverzekering) dat doelmatig en beheersbaar is en een tariefsysteem (gereguleerd of vrij) dat zowel recht doet aan de keuzevrijheid van de consument als ook aan de inspanningen en verantwoordelijkheid van alle professionele mondzorgaanbieders in Nederland.” Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (KNMT): ‘Dat er meer tijd wordt genomen is een positief signaal’ N ederland kent twee beroepsorganisaties voor tandartsen: de in 1995 opgerichte Associatie Nederlandse Tandartsen (ANT) en de honderdjarige Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (KNMT). Ook de KNMT heeft een schaduwonderzoek laten uitvoeren, dat inmiddels is voorgelegd aan de NZa. “De mondzorg is een complexe sector met een enorme variatie tussen de verschillende praktijken”, zegt KNMT-voorzitter Rob Barnasconi. “De NZa wil de werkelijke gemiddelde omzet en de werkelijke gemiddelde kosten berekenen. Deze omzet minus de kosten mag niet meer opleveren dan het norminkomen. Is dit wel het geval, dan betekent dit een korting op de tarieven van 2014. Voor álle praktijken! Dat er meer tijd wordt genomen voor het zorgvuldig afronden van het NZa-onderzoek en de discussie over de herijking van het norminkomen is een positief signaal voor alle professionals in de mondzorg.” 27 05 Nederlandse Zorgautoriteit: ‘Beste alternatief voor tariefdiscussies is de sturende verzekeraar’ O nder de kop ‘Een berekening is wat anders dan een mening’ gaat de Nederlandse Zorgautoriteit op haar website nader in op de kostenonderzoeken. “Zorgaanbieders vinden altijd dat het tarief te laag is, consumenten vinden altijd dat het tarief te hoog is”, zegt Theo Langejan, bestuursvoorzitter van de NZa. “Daarom zijn de feitelijke gegevens zo belangrijk voor onze berekeningen. Wat wordt er daadwerkelijk gedeclareerd? Welke kosten zijn daadwerkelijk gemaakt?” “Als rekenmeester in de zorg moet je goed kunnen uitleggen wat je doet”, stelt Langejan. “Juist omdat veel aanbieders vinden dat ze te weinig verdienen en veel consumenten vinden dat ze teveel betalen aan de zorg. De methode van onderzoek die we kiezen bespreken we daarom altijd vooraf tot in detail door met verschillende belangengroepen: met consumentenorganisaties, verzekeraars en vertegenwoordigers van de zorgaanbieders. Bij het bespreken van de onderzoeksopzet, voordat een kostenonderzoek begint, zijn belanghebbenden het meestal nog eens over de methode. Maar zodra er resultaten komen, wordt vaak snel gezegd dat de onderzoeksmethode niet deugt en dat het ook anders kan.” De NZa baseert zich in haar kostenonderzoeken, maar ook in haar marktscans en verdiepende onderzoeken alleen op feitelijke, controleerbare gegevens, zo stelt de bestuursvoorzitter. “Niet op meningen over hoe de uitkomst bijvoorbeeld vanuit een gewenste behandelpraktijk zou moeten zijn. Overigens is het vaak ook niet duidelijk wat dan een gewenste behandelpraktijk is en dat kunnen wij als overheid in ieder geval niet bepalen.” Langejan benadrukt dat de NZa bij het berekenen van de tarieven op basis van de feitelijke kosten en opbrengsten in de zorg altijd uitgaat van een vastgesteld norminkomen. “Zonder norminkomen zou de zorgaanbieder namelijk een tarief ontvangen zonder beloning voor zijn eigen werk. Zijn de opbrengsten hoger dan het norminkomen? Dan kunnen de tarieven omlaag. Zijn de opbrengsten lager? Dan moeten de tarieven omhoog.” 06 De hoogte van het norminkomen is een terugkerende discussie bij kostenonderzoeken, zo weet Langejan. “Die discussie moet je op een ander moment voeren, die staat los van de feitelijke gegevens over de kosten en opbrengsten die in het onderzoek verzameld worden. Ook in onze marktscans en monitors over de verschillende zorgsectoren brengen we alleen de feiten in kaart. We vergelijken daarin uitsluitend de bedragen en behandelingen zoals die daadwerkelijk gedeclareerd en in rekening gebracht zijn en de praktijkkosten die daadwerkelijk gemaakt zijn. Over dezelfde periode, op dezelfde manier. Dat is ook de enige manier waarop je een goed beeld kunt krijgen van verschillen door de jaren heen. Zo laat je zien wat de consument daadwerkelijk ‘in de portemonnee’ voelt.” Bij het vaststellen van de tarieven doet de NZa onderzoek naar de kosten en opbrengsten van de gemiddelde zorgpraktijk in de sector. Dit betekent dat er uiteindelijk een tarief uitkomt dat past bij de gemiddelde zorgpraktijk. Langejan: “Nu zijn er altijd zorgaanbieders die van dat gemiddelde afwijken. Bijvoorbeeld omdat zij een andere patiëntenpopulatie behandelen dan het gemiddelde, of omdat hun praktijk beduidend groter of kleiner is dan het gemiddelde. De tarieven passen daarom nooit precies bij alle soorten praktijken, dat kan ook niet. Het gemiddelde tarief is in ieder geval goed voor de meeste praktijken.” Het beste alternatief voor tariefdiscussies is volgens de NZa de sturende verzekeraar. “Een zorgverzekeraar is beter in staat om de zorg betaalbaar te houden: de verzekeraar heeft inzicht in alle behandelgegevens van aanbieders en kan onder andere regionaal afwijkende prijsafspraken maken met zorgaanbieders. Bijvoorbeeld als de patiëntenpopulatie anders is. Ook kan de zorgverzekeraar in gesprek met zorgaanbieders over het nut en de noodzaak van bepaalde behandelmethodes en innovaties. Levert een innovatie ook echt wat op in termen van gezondheidswinst of kost het alleen maar geld? Zorgverzekeraars hebben de gegevens en de expertise in huis om dat goed te kunnen beoordelen.” Nieuwe service voor klanten van Fa-med bij het declareren aan zorgverzekeraars ‘Minder reclames, minder controles achteraf en dus meer grip op de zaak’ N aast de discussie over het kostenonderzoek kreeg de mondzorg er in januari nog een ‘hot item’ bij. Zorgverzekeraar Achmea maakte bekend dat zij van duizend tandartsen declaraties gaat terugvorderen. Na een dataanalyse stelde de verzekeraar vast dat zij de laatste drie jaar (exclusief 2012, in verband met de vrije tarieven) onterechte declaraties hebben ingediend. In sommige gevallen, zo stelde de verzekeraar, werden combinaties gedeclareerd die niet mogelijk zijn. Achmea verwacht overigens niet dat er op grote schaal opzet in het spel is. De foutieve declaraties worden vooral geweten aan de complexiteit van het huidige (verouderde) declaratiesysteem. Het zijn deze feiten die Fa-med inspireerden tot het ontwikkelen van een nieuwe service, die vanaf mei beschikbaar is voor klanten. Riskmedewerker Femke van de Looveren geeft tekst en uitleg: “Het belangrijkste doel van het implementeren van deze extra service is het efficiënter inrichten van het declaratieproces binnen de mondzorg”, stelt ze. “Bij de declaratiebestanden controleert de verzekeraar onder andere of het juiste tarief is gehanteerd, of de gedeclareerde combinaties van verrichtingen zijn toegestaan en of de elementcode is ingevuld, waar dat verplicht is. Dit gebeurt op het moment van aanleveren en door controles achteraf (tot 5 jaar na het indienen van de declaratie). Vooral de achterafcontroles leveren veel administratieve rompslomp op. Dit werkt erg frustrerend voor onze klanten. Daarom gaan we de ingediende declaratiebestanden vooraf valideren. Dat voorkomt niet alleen ergernis, maar het zorgt er ook voor dat we voor onze klanten kostenbesparing kunnen realiseren.” Bron: Nederlandse Zorgautoriteit Om zeker te weten dat dit initiatief van meerwaarde is voor de klant, is Fa-med in januari van dit jaar van start gegaan met een pilot. De pilot is gestart vanuit de gedachte dat het verwerken van nacontroles vanuit zorgverzekeraars en het Achtergrond controleren van reclames een onnodige, tijdrovende klus kan zijn. In de pilotperiode heeft de focus steeds gelegen op de manier waarop klanten de validaties in de praktijk ervaren. Twintig klanten, die persoonlijk zijn benaderd om mee te werken, hebben deelgenomen aan de pilot. De feedback is inmiddels verwerkt. Femke van de Looveren: “In de pilot zijn we begonnen met tariefvalideringen, elementcodevalideringen en een aantal combinatievalideringen. Belangrijk is: we valideren alleen op de door de NZa vastgestelde regels en tarieven. We valideren ook niet op regels waar twijfel bij ontstaat. Nadat Fa-med het declaratiebestand heeft gevalideerd, ontvangt de klant mogelijk enkele declaratieregels (verrichtingen) retour. Deze declaratieregels nemen wij op basis van de validaties niet direct over. Hier wordt een melding van gemaakt in het verwerkingsverslag en in het klantenportaal Mijn Fa-med, zoals onze klanten nu ook al van ons gewend zijn. Bij deze declaratieregels ontbreekt bijvoorbeeld een geldig elementnummer of bevat het een combinatie van verrichtingscodes die niet toegestaan is. De klant kan de desbetreffende declaratieregels direct controleren en aanpassen om ze vervolgens opnieuw aan te leveren. De overige declaratieregels worden uiteraard gewoon overgenomen en verwerkt.” Dit zorgt ervoor dat onze klanten minder reclames krijgen en er minder verrekeningen plaats hoeven te vinden. Met andere woorden: minder reclames, minder controles achteraf en dus meer grip op de zaak. Vanzelfsprekend zullen we het validatieproces uitbreiden en continu optimaliseren. De wijze waarop de klanten declaraties aanleveren is overigens niet gewijzigd.” De reacties van de pilotklanten zijn erg positief, vervolgt Femke. “Zij zijn blij dat ze de declaratiebestanden nu direct kunnen aanpassen en niet pas maanden nadat een behandeling heeft plaatsgevonden. We kregen ook een prachtig compliment: ‘Jullie laten daadwerkelijk zien dat jullie met ons meedenken en dat jullie onderscheidend zijn in de markt’. Daar zijn we erg blij mee, want de kwaliteiten ‘ontzorgen’ en ‘goed geregeld’ staan hoog in ons vaandel. De nieuwe service maakt het een stuk gemakkelijker voor onze klanten. Femke van de Looveren 07 Geestelijke gezondheidszorg ‘nieuwe stijl’ zorgt voor spanning Sinds 1 januari 2014 is de geestelijke gezondheidszorg (ggz) ingrijpend veranderd. Om doorverwijzing naar de duurdere specialistische zorg te verminderen, is de positie van de huisarts, de Praktijk Ondersteuner Huisarts en de basishulpverlener geestelijke gezondheidszorg versterkt. In essentie een goed idee, zo stellen de betrokken partijen. Toch zorgde de nieuwe structuur al meteen voor onrust: een verzekeraar die huisartsen en psychologen voor het blok zet. Het lijkt illustratief voor het spanningsveld tussen zorgverzekeraar en zorgaanbieder anno 2014. in de duurdere specialistische zorg behandeld. Het gaat daarbij vaak om patiënten met lichte of middelzware klachten. De trend dat patiënten door huisartsen of psychologen te snel naar specialistische zorg worden doorverwezen, wordt met de nieuwe aanpak gekeerd. Door goede samenwerking en ondersteunend beleid verwachten we dat er een verschuiving van patiëntstromen kan plaatsvinden. Om dit voor elkaar te krijgen is het belangrijk dat de huisarts patiënten met psychische problematiek goed herkent, meer patiënten zelf gaat behandelen en/of beter doorverwijst.” D e landelijke media brachten het prominent: de grootste verzekeraar van Nederland, Achmea (5,3 miljoen verzekerden), zet psychologen en huisartsen onder druk om te werken met een methode die de zorgverzekeraar zelf mede heeft ontwikkeld. Wie weigert mee te doen aan dit zogeheten Mirro-model voor psychologische zorg, wordt financieel gekort. Deelnemende psychologen moeten 2,5 procent van hun verdiensten afstaan. Huisartsen weigeren overigens om mee te doen zolang het effect niet wetenschappelijk is onderbouwd. Brancheorganisatie GGZ Nederland sprak over ‘machtsmisbruik’ en vreest ‘eenheidsworst in de behandelkamer’. ggz-directeur Paul van Rooij stelde in de Volkskrant dat Achmea zich op een ongeoorloofde manier in de praktijk van artsen en psychologen mengt. “Als de hele wereld het eens was dat dit model het allerbeste is, was daar iets voor te zeggen. Maar de methode is niet wetenschappelijk onderzocht. Mirro is geen slecht model, maar er zijn even goede alternatieven.” 08 Dure hulp Achmea denkt daar anders over. Volgens de verzekeraar leidt het model (een standaard stappenplan voor de analyse en behandeling van psychologische klachten) tot betere en goedkopere zorg, omdat patiënten sneller bij de juiste behandelaar terechtkomen. De verzekeraar vindt dat het in de geestelijke gezondheidszorg lange tijd heeft ontbroken aan ‘uniforme werkwijzen’ waardoor patiënten onnodig bij dure specialistische hulp terechtkwamen. “Het model legt geen behandeling op, maar is ondersteunend”, aldus ggz-manager Bas de Bruijn van Achmea. Ondertussen heeft minister Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport, VWS) laten weten dat zij het initiatief van de verzekeraar toejuicht. Met het Mirro-model heeft Achmea geanticipeerd op de veranderingen in de geestelijke gezondheidszorg, die sinds 1 januari zijn doorgevoerd. Minister Schippers motiveert die als volgt: “In vergelijking met de landen om ons heen worden in Nederland relatief veel mensen Stigma Om de nieuwe rol te kunnen vervullen, krijgt de huisarts meer mogelijkheden om praktijkondersteuning in te huren en om eHealth aan te bieden. Daarnaast krijgt hij de beschikking over extra instrumenten om patiënten beter en sneller op ggz-problematiek te kunnen screenen en om een psychiater (of andere specialisten) te consulteren. Hiervoor heeft de overheid voor dit jaar een bedrag van 25 miljoen euro beschikbaar gesteld (naast de 38,2 miljoen euro die al was gereserveerd). Aartjan Beekman, hoogleraar psychiatrie en voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP), is positief over de veranderingen. In het vakblad Medisch Contact van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) stelt hij: “De geestelijke gezondheidszorg was veel te breed van opzet: patiënten met verschillende gradaties van ernst en complexiteit werden behandeld, als ware het allemaal specialistische geneeskunde. Een erfenis uit de oude Riagg-tijd. Huisartsen doen nu te weinig ggz. In de laatste twintig jaar zijn ze steeds meer gaan verwijzen, uit tijdgebrek of omdat ze zich niet competent voelen.” In het januarinummer van ZN Dialoog, het magazine van Zorgverzekeraars Nederland, Achtergrond staat een dubbelinterview met André Rouvoet, voorzitter van Zorgverzekeraars Nederland en Jacobine Geel, voorzitter van GGZ Nederland. “Er komt veel tegelijk op de ggz-aanbieders af: marktwerking, prestatiebekostiging, kostenbeheersing en noem maar op. We zien ook bereidheid om daarmee aan de slag te gaan”, zegt Rouvoet. “Tegelijkertijd maken ze een terugtrekkende beweging als we concrete stappen willen zetten om invulling te geven aan het akkoord, of dat ze terugschrikken voor de consequenties.” Rouvoet pleit voor meer transparantie vanuit de ggz. “Het ontbreekt ons te vaak aan informatie over de zorgvraagzwaarte en die is nodig om gericht te kunnen inkopen.” Volgens Geel is dat niet altijd even eenvoudig. “Een kapotte knie kun je repareren en dan kun je vaststellen hoe goed dit is gedaan. Maar bij een depressie is dat veel complexer. Bovendien weegt de bescherming van de privacy zwaar in de ggz, vanwege het stigma dat nog altijd op psychische stoornissen rust. Het betekent nogal wat als een zorgverzekeraar of een werkgever precies weten wat er met iemand aan de hand is.” Forse eisen Ondertussen klagen ggz-zorgaanbieders over strenge en verminderde zorginkoop en een toename van bureaucreatie. Dat blijkt uit onderzoeken van Q-Consult en van het Nederlands Instituut van Psychologen. In beide onderzoeken komt naar voren dat verzekeraars forse eisen stellen. Instellingen en zelfstandige psychologen kunnen vaak niet onderhandelen over de contracten en spreken van eenzijdige procedure waarbij zij moeten ‘slikken of stikken’. De aanbieders voelen zich onterecht uitgesloten van een contract, terwijl zij wel beschikken over de benodigde kwalificaties. Degene die wel een contract krijgt, heeft te maken met lagere omzetplafonds en tarieven en groeiende, vaak onbegrijpelijke of niet werkbare eisen. “Het voelt niet als een onderhandeling tussen gelijkwaardige partners”, aldus de ggz-zorgaanbieders in het rapport van Q-Consult. “Er is geen enkel overleg mogelijk over voorwaarden. De contractering ging volledig via een programma op internet en de enige mogelijkheid was overal mee akkoord gaan.” Een andere constatering: door de extra eisen zijn psychologen veel tijd kwijt om te voldoen aan alle regels en de benodigde administratie. Ook noemen de respondenten de contracten onduidelijk en wordt op vragen pas na lange tijd gereageerd. Maar niet elke ggz-zorgaanbieder oordeelt kritisch. Negentien instellingen geven aan dat zij tevreden zijn over hun belangrijkste verzekeraar. ‘De geestelijke gezondheidszorg is gedemocratiseerd, beter bereikbaar en toegankelijker geworden’ GGZ Nederland is de brancheorganisatie voor instellingen in de geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg. De organisatie telt ruim honderd leden en vertegenwoordigt daarmee ruim 90 procent van de zorg en het personeel in de ggz. De leden variëren van grote regionale tot kleinere gespecialiseerde zorgaanbieders, met in totaal circa 89.000 medewerkers. Zij verlenen zorg aan bijna een miljoen patiënten per jaar. Hun gezamenlijke omzet bedraagt ruim 5 miljard euro. Volgens voorzitter Jacobine Geel zijn de grenzen bereikt van wat de overheid voor mensen kan doen. In een interview met het vakblad De Dokter (decembereditie 2013) van de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) stelt zij: “Nu breekt een tijd aan waarin mensen eerst eens moeten kijken wat ze zelf kunnen. Goede zorg moet beschikbaar blijven voor iedereen, maar er is een cultuuromslag nodig. In de ggz betekent dit dat we de zorg veel meer uit de instellingen moeten halen. Ambulantisering noemen we dat. Dat is in veel gevallen ook veel beter, want hulp beklijft vaak beter als mensen die zoveel mogelijk in hun eigen omgeving ontvangen. De wereld van een instelling is toch een kunstmatige. Die beweging naar buiten betekent vanzelfsprekend dat de ggz veel meer zal moeten samenwerken met andere zorgverleners.” Tempo Volgens Geel levert dat betere zorg op. Maar zij voegt daar meteen aan toe: veranderen kost ook moeite. “Er wordt wel heel veel in korte tijd gevraagd: een nieuwe werkmethode, forse inkrimping, hogere eisen van de zorgverzekeraars en veel meer samenwerken. Niet alleen met huisartsen, maar ook met gemeenten, woningcorporaties, politie, bureaus jeugdzorg en vele andere partners. Bij zoveel veranderingen kan een gevoel van paniek ontstaan. Een gevoel van ‘dat redden we nooit’. Daar moeten we met z’n allen voor oppassen, want anders gaat heel veel energie in die paniek zitten in plaats van dat we bezig zijn iets nieuws op te bouwen. Tempo is belangrijk, maar we moeten ons wel realiseren dat we nu in een paar jaar ombuigen wat in de loop van decennia is opgebouwd.” Op de vraag hoe het kan dat zoveel Nederlanders ggz-zorg nodig hebben, antwoordt Geel: “Daar zit in ieder geval een heel goede kant aan: de geestelijke gezondheidszorg is gedemocratiseerd, beter bereikbaar en toegankelijker geworden. Het is niet meer alleen voor de elite. Dat is in tien jaar tijd enorm veranderd. Ik geloof niet zo in oneigenlijk gebruik. Het duurt juist vaak nog veel te lang voor mensen willen toegeven dat ze het niet meer trekken. De ggz staat de komende jaren voor enorme veranderingen: de geestelijke gezondheidszorg moet veel ambulanter worden en ook veel meer naar de eerste lijn verschuiven. Dus ook meer samenwerken met de huisartsen.” Instrumenten Waar het volgens Geel om gaat is dat mensen eerder bij de huisarts of een psycholoog aankloppen, zodat ze ook eerder kunnen worden geholpen. “Hoe sneller hulp kan worden geboden, hoe korter de behandeling vaak kan zijn. Het is enorm belangrijk dat de huisarts daar bovenop zit, en ziet welke patiënten in de eerste lijn kunnen worden behandeld en welke direct naar de specialistische tweede lijn zouden moeten. Hier ligt natuurlijk ook een taak voor de zorgverzekeraars. Zij moeten genoeg ggz-zorg inkopen. Wachtlijsten zijn misschien niet uit te sluiten, maar er zijn ook andere mogelijkheden: e-healthprogramma’s, meekijkconsulten of consulten waarbij de psychiater op een vast dagdeel in de huisartspraktijk langskomt. Er zullen nieuwe instrumenten moeten worden ontwikkeld en ingezet.” 09 Van trapboor naar high tech tandheelkunde: 100 jaar NMT ‘De solist van weleer is een teamspeler geworden’ Collectie tandheelkunde, Universiteitsmuseum Utrecht De Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (KNMT) bestaat honderd jaar. Met als thema ‘Lang leve een gezonde mond’ wordt het jubileum gevierd met onder andere een tweedaags congres in de Amsterdamse Beurs van Berlage, een sfeervol midzomernachtfeest en een tweetal publicaties: de canon van de Nederlandse tandheelkunde en een prachtig prentenboek (‘Tandheelkunde in de prentkunst’). 10 Achtergrond H et jubileumgeschenk kon niet mooier zijn: in de stijlvolle entourage van de Haagse Ridderzaal ontving de NMT in februari het predicaat ‘Koninklijk’. Minister Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) maakte het goede nieuws bekend. In zijn column op de website van de NMT, inmiddels ‘KNMT’ noteerde voorzitter Rob Barnasconi hierover : “Ik vond het ontroerend om te zien en te merken hoeveel dit met name ook betekent voor al die actieve en betrokken leden, die nu en in het verleden zoveel energie hebben gestopt in het runnen en vitaal houden van onze vereniging.” Ook enkele ‘oudgedienden’ hielden het niet meer droog toen ze beseften dat hún NMT deze grote maatschappelijke waardering ten deel viel.” Het zijn woorden waarmee hij zichzelf karakteriseert, want Rob Barnasconi staat te boek als een bestuurder die de menselijke kant van het vakgebied nooit uit het oog verliest. Komt Nooit Meer Thuis In december neemt hij afscheid als voorzitter. Dan is hij bijna negen jaar (de maximale termijn) het boegbeeld geweest van de beroepsorganisatie die de mondgezondheid van alle inwoners van Nederland wil bevorderen en de voorwaarden wil verbeteren waaronder de beroepsgroep hoogwaardige tandheelkundige zorg kan verlenen. “Ik vond het een waanzinnig mooie periode”, zegt hij. “Hoewel het met soms bloed, zweet en tranen ging, hebben we onze positie kunnen verstevigen. Wat ik mooi vind van het werk voor de KNMT, is de combinatie van aandachtsgebieden. Je bent vakmatig, bedrijfsmatig en bestuurlijk bezig.” Lachend: “Het thuisfront is erg blij dat ik na december geen voorzitter mee ben… Als mijn kinderen wordt gevraagd: ‘waar werkt je vader?’, dan zeggen ze: ‘bij de NMT: Nooit Meer Thuis…’. Sinds we ‘koninklijk’ zijn is het zelfs: ‘bij de KNMT: Komt Nooit Meer Thuis…’ We praten over honderd jaar KNMT. Daarmee óók over honderd jaar tandheelkunde. “Ons beroep heeft zich in de achterliggende decennia enorm ontwikkeld. Ontwikkeling is onlosmakelijk met ons vak verbonden. Tandheelkunde bestaat bij de gratie van innovaties, met als voordeel dat we veel te maken hebben met technieken, instrumenten en materialen die in laboratoria kunnen worden getest. Dat is van cruciaal belang, want innovaties moeten voldoen aan allerlei randvoorwaarden en aan de Europese wetgeving. Het allerbelangrijkste is dat een vernieuwing voor patiënten daadwerkelijk toegevoegde waarde heeft.” Innovatie Hij laat een aantal opvallende veranderingen de revue passeren. “In technisch opzicht hebben bijvoorbeeld röntgenfoto’s, de behandelmicroscoop en digitalisering tot verdere kwaliteitsverbetering geleid. Maar ook de introductie van de snelboor, in 1965, is een belangrijke vernieuwing. Door de snelheid, water, lucht en koeling werden de ingrepen minder pijnlijk en duurden minder lang. Van een zittende houding ging de patiënt naar een liggende houding. Comfortabeler voor de patiënt én voor de tandarts. De tandarts had namelijk veel beter zicht en het benodigde ‘afzuigen’ werd vergemakkelijkt. In de jaren zestig hadden we als beroepsgroep een goed antwoord op het dreigend tekort aan tandartsen: de mondhygiënisten. Het was ook meteen een stap Rob Barnasconi Geboren: 1961 in Hengelo Overijssel Studie: Rijksuniversiteit Utrecht, examen in 1988 Werk: Partner in een groepspraktijk in Beverwijk KNMT: Sinds juni 2006 voorzitter van de KNMT Burgerlijke staat:Gehuwd, drie kinderen Bezigheden buiten het werk: Slagwerk in diverse bands op semiprofessioneel niveau. Diverse grammofoonplaten en cd’s, optredens in onder andere Praag, Parijs, Kaapstad en tournees door Luxemburg en het Koninkrijk Bhutan. Zeezeilen, onder andere Fastnet-race en Channel-race. Feest! ‘Lang leve een gezonde mond’ is het jubileumthema van de jarige KNMT. Rob Barnasconi over dit thema: “We leggen de relatie tussen mondgezondheid en algemene gezondheid. Patiënten zijn altijd complexer dan hun mond. Ik hoef alleen maar aan medicijngebruik te denken. Streven nummer één is voor de tandarts het behoud van natuurlijk weefsel en functie. Doordat we ons werk goed gedaan hebben en mensen langer hun eigen tanden en kiezen behouden krijgen we steeds meer te maken met algemene gezondheidsaspecten. Een ongezonde mond kan van invloed zijn op bijvoorbeeld hart- en vaatziekten, vroeggeboorte en diabetes. Een tandarts heeft daarin een belangrijke signalerende functie.” Rond het thema worden verschillende activiteiten georganiseerd. Zo is er 16 en 17 mei het KNMT Jaarcongres in de Beurs van Berlage in Amsterdam. De eerste dag (voor de tandarts en het team) staat in het teken van een inhoudelijk wetenschappelijk congres, waarin de mondgezondheid en de relatie met de algehele gezondheid centraal staat. De tweede dag heeft een internationaal karakter en richt zich op de tandarts. Op 20 juni is er een sfeervol Midzomernachtfeest voor alle leden van de vereniging. In het jubileumjaar verschijnt tevens de canon van de Nederlandse tandheelkunde. Dit boek geeft een overzicht van de belangrijkste en meest markante ontwikkelingen en personen in de Nederlandse tandheelkunde. Daarnaast is er een gezamenlijk initiatief met de Stichting Vrienden van het Tandheelkundig Erfgoed: het boek ‘Tandheelkunde in de Prentkunst’. 11 naar de toekomst, want zij namen niet alleen taken over, ze zorgden er ook voor dat veel gebitsproblemen voorkomen konden worden. Preventie dus. Een ander mooi voorbeeld van innovatie vind ik de introductie van de witte vulling, het glasionomeer en composiet.” Samenwerking “Maatschappelijk gezien hebben we ook niet stil gezeten”, vertelt de KNMT-voorzitter. “Opvallend is onder andere de opmars van vrouwen in het vak. Meer dan de helft van de tandartsen in opleiding is tegenwoordig vrouw. Dat geldt overigens niet alleen voor tandheelkunde, maar voor de geneeskunde in het algemeen.” Barnasconi ziet nog een ander opvallend verschil met vroeger. “De tandarts van nu beseft dat je door samenwerking met andere dienstverleners in de mondzorg nog meer kunt betekenen voor je patiënt. De solist van weleer is een teamspeler geworden. Dat zie je aan tandheelkundige teams die in de achterliggende jaren zijn ontstaan en het verwijsgedrag van tandartsen. Ook de patiënt is veranderd. Internet zorgt bijvoorbeeld dat patiënten steeds meer weten over mondzorg en kwaliteit, waardoor ze kritischer zijn en bewuster kiezen. We hebben natuurlijk ook te maken met de vergrijzing van de samenleving. Je krijgt oudere patiënten in je praktijk, die tot op hoge leeftijd hun eigen gebit houden. Om met al die Tijdens de viering van het honderdjarig jubileum, medio februari in de Ridderzaal in Den Haag, prees minister Schippers de tandartsen voor de slag in kwaliteit en transparantie die ze de afgelopen tijd hebben gemaakt. In haar toespraak benadrukte zij onder andere het 12 ontwikkelingen en innovaties te kunnen lezen en schrijven, is training en continue deskundigheidsbevordering vereist. Het vak is complexer en nog interessanter geworden.” Keuzevrijheid Als belangenorganisatie wil de KNMT de keuzevrijheid voor zorgaanbieders en patiënten stimuleren en faciliteren. “Onze inzet was, is en blijft: een systeem dat tegemoet komt aan de enorme variatie in aanbod en behoefte aan keuzevrijheid. Zeker bij tandheelkunde, waar mensen vanaf 18 jaar de zorg zelf betalen. Ook de zorgaanbieder moet zijn eigen keuzes kunnen maken. Er zijn beschadigingen die je op wel vijf verschillende manieren goed kunt behandelen, met inzet van heel verschillende materialen, middelen en tijd. De keuze die je maakt, is mede afhankelijk van wat de patiënt wil.” Barnasconi vindt dat tandheelkunde niet bepaald mag worden door gemiddelden. “Ook wat tarieven betreft pleiten we voor maximale keuzevrijheid”, stelt hij. “Waar we al sinds 2009 op aansturen zijn referentietarieven met een bandbreedte, waarbij de beroepsgroep de vrijheid heeft om beargumenteerd naar boven en naar beneden af te wijken. Dat geeft mogelijkheden om te variëren. Daarbij moet er wel maximaal sprake zijn van transparantie over praktijksetting, behandeling en tarief.” belang van preventie. “Een goed gebit kan bepalend zijn voor je hele gezondheid. Zo kan de tandarts een belangrijke rol spelen bij het vroegtijdig signaleren van ziekten als diabetes, kanker en dementie. Vroeg signaleren heeft een enorme impact op de ontwikkeling van die ziekten later.” Rob Barnasconi is het daar volledig mee eens. “Het ziekteverzuim en de zorgkosten kunnen omlaag als aandoeningen worden voorkomen of vroegtijdig worden gesignaleerd. Mensen moeten zich meer bewust zijn van de invloed van een gezonde mond op hun algehele gezondheid. Problemen in de mond kunnen bijvoorbeeld duiden op aandoeningen als reuma, maag- en darmproblemen en diabetes. Ook stress en een verlaagde weerstand kunnen in de mond worden herkend.” Achtergrond Patiënt 2.0 is kritischer en kiest bewuster “Ook de patiënt is veranderd”, zegt Rob Barnasconi in het interview. “Internet zorgt bijvoorbeeld dat patiënten steeds meer weten over mondzorg en kwaliteit, waardoor ze kritischer zijn en bewuster kiezen.” Een goed voorbeeld daarvan zijn de vergelijkingssites voor zorgverzekeringen, zoals ZorgKiezer en Consumentenbond. Hier worden de polissen van zorgverzekeraars op basis van de specifieke wensen van de zorgconsument met elkaar vergeleken. Maar ook de onstuitbare opmars van het fenomeen app (applicatie) is illustratief voor de patiënt 2.0. Zo kent de mondzorg onder andere de KiespijnPro App, de PraktijkApp voor tandartsen en mondhygiënisten en Mijn tandarts (alle drie bedacht door tandarts Dennis Webhofer uit Culemborg). Volgens de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF) heeft 3 procent van de Nederlanders en 7 procent van de chronisch zieken wel eens een gezondheidsapp gedownload. Onder jongeren ligt het percentage beduidend hoger: ruim een kwart gebruikt apps die met sport of gezondheid te maken hebben. De app ‘Moet ik naar de dokter’ is overigens uitgeroepen tot Health App 2013. De toepassing is bedacht door Gert-Jo van Doornik, directeur van de Huisartsenpost Apeldoorn. Op de website SmartHealth (over ontwikkelingen op het gebied van e-health) zegt Van Doornik: “We zien op de huisartsenpost veel mensen die zeggen ‘Ik weet niet of het nodig is, maar ik wilde toch even bellen’ . Dat zijn de zogenaamde laag-urgente gevallen: mensen die een stukje geruststelling zoeken en daarom bellen”. De app speelt daar op in door met een aantal specifieke vragen, opgesteld volgens de protocollen van het Nederlandse Huisartsen Genootschap (NHG), vast te stellen of de gebruiker inderdaad de huisarts moet bellen of nog een dagje kan wachten. Zo kan een consument thuis zelf beoordelen of er direct actie moet worden ondernomen of niet.” Scenario’s Omdat het aantal digitale medische hulpmiddelen alleen maar zal toenemen, zo is de verwachting, wordt vanuit de ICT en de medische sector gepleit voor een kwaliteitscertificaat voor medische apps. “Niet alleen om de patiënt te helpen bij het maken van een keuze voor de juiste app, maar ook om medische professionals meer betrokken te laten zijn bij de ontwikkeling van de apps”, stelt redacteur Frank Voogel op Computable.nl, het platform voor ict-professionals.“ Wanneer gezondheidsorganisaties al in een vroeg stadium betrokken zijn bij het bouwen van de software, is er een veel hoger niveau van integratie mogelijk tussen de software en de medische wereld en kan er een veel betere samenwerking tussen patiënt en arts worden gerealiseerd. Stel je voor dat een patiënt behandeld wordt voor een hartafwijking. In plaats van een periodiek controlebezoek aan de kliniek zou de patiënt zelf gedurende de hele dag zijn hartfuncties kunnen meten met een sensor en een smartphone app. De smartphone app stuurt de vergaarde data door naar een centrale database van de kliniek en signaleert afwijkingen op het moment dat ze plaatsvinden. Het resultaat is een vele malen goedkopere en veel fijnmaziger monitoring dan nu mogelijk is en wanneer de patiënt de kliniek bezoekt, is er met een klik van de muis een enorme schat aan informatie beschikbaar voor de behandelende arts.” Volgens Voogel zijn er talloze gelijksoortige scenario’s te bedenken, voor uiteenlopende aandoeningen, en kan de integratie zelfs nog verder worden doorgevoerd. ”Denk bijvoorbeeld aan een consult via een videoverbinding tussen arts en patiënt. Of het elektronisch aanpassen van de dosering van een medicijn op basis van de gemeten effectiviteit, zonder dat hiervoor een bezoek aan de huisarts nodig is. “ 13 Evert Huisman, mede-oprichter HoorProfs: ‘Gehoorverlies is een ingrijpende verandering’ Er is veel veranderd in het vak dat Evert Huisman nu al meer dan veertig jaar uitoefent: audicien. De bijna 65-jarige Huisman was eigenaar van audicienbedrijven in Zoetermeer, Leidschendam, Voorschoten en Leiderdorp. Twintig medewerkers stonden er op de loonlijst. “Een prachtige tijd, maar wat ik steeds meer ging missen was het dagelijkse contact met cliënten. Als je meerdere zaken runt, dan ben je vooral manager.” In 2009 gooide hij het roer om. V ijf jaar geleden nam Evert Huisman afscheid van zijn filialen en van zijn leven als manager en ging als ‘vakaudicien zonder personeel’ in het gezondheidscentrum van Waddinxveen aan de slag. Terug naar de kleinschaligheid. “Ik geniet nog iedere dag ”, zegt hij. “Van het werken met hoogstaande techniek en van het persoonlijke contact met mensen. De sociale kant van dit vak is erg belangrijk. Mensen die te maken krijgen met gehoorverlies ervaren dat als een ingrijpende verandering in hun leven. Wanneer jij als audicien een goede hooroplossing kunt bieden, dan heeft dat een enorm positieve invloed op de kwaliteit van leven. Iemand gaat er letterlijk en figuurlijk weer bij horen. Het is elke keer weer een uitdaging 14 om, soms samen met artsen en audiologen, op zoek te gaan naar de beste hooroplossing.” Huisman is oprichter van de inkoopcombinatie IKA en medeoprichter van Stichting HoorProfs, waarin zich meer dan tweehonderd zelfstandige audicienbedrijven hebben verenigd (één op de vier audicienbedrijven in Nederland). “Een belangrijk doel is het waarborgen van de kwaliteit. Zo zijn HoorProfs audiciens niet alleen gecertificeerd, maar worden ze ook tweemaal per jaar gecontroleerd op de kwaliteit van de dienstverlening. Het HoorProfs logo fungeert dus als kwaliteitslabel. Onze vakaudicien is volledig zelfstandig en dus niet verbonden aan een keten. Door zijn merkonafhankelijkheid kan hij een objectief advies geven.” Huisman is overigens ook triage audicien. Dat betekent dat hij zonder tussenkomst van een KNO-arts of audiologisch centrum vast mag stellen of er sprake is van ‘gewone’ ouderdomsslechthorendheid of dat er meer aan de hand is. Maatschappelijk geaccepteerd In Nederland dragen ongeveer 500.000 mensen een hoortoestel. Ieder jaar worden ruim 175.000 toestellen afgeleverd, waarmee een bedrag is gemoeid (exclusief eigen bijdragen) van circa 128 miljoen euro. De totale omzet in de branche schommelt tussen de 200 en 220 miljoen euro per jaar. Huisman: “De verwachting is dat het aantal hoortoesteldra- Achtergrond gers alleen maar zal toenemen. Steeds meer slechthorenden ontdekken namelijk dat een hoortoestel een uitstekend en maatschappelijk geaccepteerd hulpmiddel is. Er is niemand die vreemd opkijkt als jij een hoortoestel draagt. Waarschijnlijk zien mensen niet eens dat je van een hoortoestel gebruik maakt.” Dat laatste heeft alles te maken met de technologische ontwikkelingen in de hoortechniek, stelt Huisman. “Hoortoestellen en hoorhulpmiddelen worden met de dag geavanceerder, waardoor steeds meer hoorproblemen kunnen worden opgelost. De hedendaagse toestellen – microfoontje, geluidsfilter, versterker en een luidsprekertje – zijn slechts een paar centimeter groot.” Evert Huisman Opleiding: LTS, MTS, HTS, vakopleiding audicien en triage audicien Burgerlijke staat: gehuwd, vier kinderen en elf kleinkinderen. Een van zijn dochters is in zijn voetsporen getre den. Zij heeft een hoor studio in Zoetermeer. Laatst gelezen boek:‘Inferno’ van Dan Brown: “Ik vind zijn beschrij vingen van steden ongelooflijk knap.” Levensmotto: Carpe diem Marge Naast de technische vooruitgang noemt hij de invloed van de zorgverzekeraar de meest opvallende verandering in zijn branche. “Sinds januari 2013 is in de zorgverzekeringswet het vergoedingssysteem voor hoortoestellen en andere hoorhulpmiddelen veranderd. In het nieuwe vergoedingssysteem wordt een hoortoestel voorgeschreven volgens het protocol Hoorzorg dat is vastgesteld door Zorgverzekeraars Nederland. Eén van de onderdelen van het protocol is een vragenlijst, die door de slechthorende moet worden ingevuld. Aan de hand van deze vragen wordt vastgesteld welke van de vijf categorieën van hoortoestellen het meest passend is voor de zorgvraag. Wat ik jammer vind, is dat je door dit protocol niet altijd het beste kunt doen. Je bent gebonden aan de nieuwe regels.” Door de nieuwe opzet hebben de audiciens marge moeten inleveren, aldus Huisman. “Juist daarom is de samenwerking met Fa-med heel belangrijk. Sinds een aantal maanden hebben wij als zelfstandige audiciens en als inkoopcombinatie het debiteurenbeheer toevertrouwd aan Fa-med. Binnen dertig dagen zijn de nota’s betaald! Voorheen was het geen uitzondering als we drie maanden moesten wachten… Dat is uiterst vervelend en helemaal voor een ondernemer. Hoewel de marge dus kleiner is, beschikken we nu veel sneller over ons geld. Dat is weer winst.” Gehoorverlies “Gehoorverlies ontstaat vaak geleidelijk”, zegt Evert Huisman. “Iemand die minder goed gaat horen, past zich onbewust aan de situatie aan. Vaak zijn het mensen uit de omgeving die hem of haar daar op moeten wijzen. Hoewel gehoorverlies op alle leeftijden kan optreden, worden de meeste mensen er op latere leeftijd mee geconfronteerd. Het kan echter ook een erfelijke, aangeboren of andere medische oorzaak hebben. Een veelvoorkomende vorm van slechthorendheid is lawaai slechthorendheid: een verminderd gehoor als gevolg van langdurige blootstelling aan hard geluid. Vooral jongeren hebben hier mee te maken.” 15 Kort nieuws Zeilseizoen gestart voor FamedCoach4SailingTeam deden de zeilers mee aan de Palamos Optimist Trophy Nations Cup. Met sterke zeilers uit Noord-Amerika zat een prijs er niet in, maar het team heeft goed gepresteerd en veel ervaring opgedaan. Foto: Foto De Boer Het gaat goed met het FamedCoach4SailingTeam. Een aantal zeilers uit de groep van vorig jaar is doorgestroomd naar de nationale kernploeg. Dat biedt ruimte voor nieuwe, jonge ‘optimistzeilers’. Vol motivatie en met een gezonde dosis ambitie beginnen de jongens en meiden aan dit watersportjaar. Geheel in nieuwe kleding van Sailcenter start het FamedCoach4SailingTeam een nieuw zeilseizoen. “We hebben de eerste wedstrijden al achter de rug”, vertelt Frank van Haren. Sinds dit najaar is hij de pr-medewerker van het team. “In Spanje Internationale wedstrijden zijn goed voor de ontwikkeling van jonge zeilers.” Ook de Optispring in Port Zélande en de Easter Regatta op het Braassemermeer staan op de zeilkalender. Van Haren is verder erg blij met de nieuwe sponsors die Coach4Sailing dit jaar mede mogelijk maken. Naast Fa-med als hoofdsponsor heeft het team verschillende bijsponsors. Hofman Bouwgroep, Ernst & Young en Datumprikker zijn daar vanaf dit seizoen nieuw bijgekomen. “Sponsors als Fa-med zorgen ervoor dat de kinderen uit het team een topcoach en goede trainingsfaciliteiten hebben”, benadrukt hij. “De Optimist is een springplank naar de rest van de zeilsport. Bij een ervaringssport zoals zeilen, is wat je als kind leert heel belangrijk. Ik vind het sowieso belangrijk dat kinderen sporten. Sportieve ambities moet je als ouder koesteren. Fa-med maakt dat mede mogelijk.” FamedCoach4SailingTeam Fa-med is hoofdsponsor van het Coach4SailingTeam. De groep van dit seizoen bestaat uit de getalenteerde Optimistzeilers: Willem Mulders, Tjeerd Lathouwers, Tom Bosse Bout, Jasper Bout, Luigi Stagnaro, Stan van Haren, Sophie Houweling, Lilly Hofman, Mikki Spaander, Elise de Ruyter en Lucas Struik. www.famedcoach4sailingteam.nl Zorg in ziekenhuizen verder verbeterd De zorg in ziekenhuizen is in 2012 verder verbeterd ten opzichte van de jaren daarvoor. Dat blijkt uit de meest recente cijfers van de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Bij operaties en in de oncologie is de grootste winst behaald op het gebied van terugdringen van vermijdbare sterfte. Bijna 100 procent van de ziekenhuizen heeft de zogenaamde time-out bij operaties ingevoerd. Dat draagt veel bij aan het vermijden van sterfte en schade bij patiënten. Een ander opvallend resultaat is dat het multidisciplinair overleg over de behandeling van kanker vrijwel overal is ingevoerd. Verder hebben veel ziekenhuizen werk gemaakt van zogenaamde 16 perinatale audits waarin verschillende zorgaanbieders die betrokken zijn bij de geboorte samenwerken. Daardoor is de kans op overlijden of schade voor de baby of de moeder rond de geboorte aantoonbaar kleiner. Het percentage patiënten met een herseninfarct (CVA) die binnen een uur na binnenkomst in het ziekenhuis een infuus met de juiste medicijnen kregen (trombolyse) steeg. In het jaarlijks terugkerende rapport ‘Het Resultaat Telt Ziekenhuizen’ staan de resultaten van de kwaliteitsindicatoren voor de ziekenhuizen. Bron: Inspectie voor de Gezondheidszorg Kort Pilot implantatenregister van start In Nederland is onlangs een pilot voor een landelijk register van implantaten gestart. Dat moet ertoe leiden dat geplaatste implantaten, zoals borstimplantaten, kunstheupen en pacemakers, traceerbaar zijn. Er kunnen problemen met een bepaald implantaat aan het licht komen die mogelijk schadelijk zijn voor de drager, bijvoorbeeld in het geval van de PIPimplantaten. In dat geval is het van belang zo snel en efficiënt mogelijk alle niet naar behoren functionerende implantaten op te sporen. Op dit moment is dat nog niet mogelijk. De pilot richt zich alleen op borstimplantaten. De uitkomsten daarvan worden gebruikt bij de bouw van het register. Bron: Rijksoverheid Meer afschrikwekkende foto’s op tabaksverpakking Er komen afschrikwekkende foto’s op sigarettenpakjes. Ook komt er een verbod op lekkere smaakjes in sigaretten en shag. Deze bepalingen staan in de nieuwe Tabaksproductenrichtlijn waarmee de Europese Raad heeft ingestemd. Tevens zijn er op Europees niveau eisen gesteld aan de elektronische sigaret op het gebied van reclame, veiligheid en kwaliteit. Bron: Rijksoverheid Een nieuwe carrière voor Annita van Doorn Van shorttracker naar fysiotherapeut Fa-med is twee jaar sponsor geweest van shorttracker Annita van Doorn. De samenwerking stopte toen Annita in september 2012 ophield met professioneel schaatsen. Hoe gaat het nu met haar? De voormalig topsporter koos voor een maatschappelijke carrière als fysiotherapeut. “Door de sponsoring van Fa-med heb ik toch wat kunnen sparen zodat ik nu ik gestopt ben een eigen praktijk kon opzetten”, vertelt ze. Waarom besloot je te stoppen met shorttrack? “Na tien jaar wedstrijden schaatsen op internationaal niveau merkte ik dat het reizen me tegen ging staan. Ook kon ik de motivatie voor de trainingen steeds moeilijker opbrengen. In plaats van er 100 procent voor te gaan, kon ik nog maar 80, 90 procent geven. Dat is niet genoeg.” Hoe komt je tot zo’n beslissing? “Het proces om te stoppen is lang en moeilijk. Ik twijfelde al langer. De revalidatie na een schouderoperatie gaf mij de tijd om na te denken. Wilde ik nog wel doorgaan met shorttrack? Na vijf maanden blessures stond ik weer voor het eerst op het ijs. Normaal denk je dan: ‘Yes, ik mag weer!’ Dat had ik niet. Mijn motivatie kwam niet terug. Toen was het voor mij duidelijk dat het tijd was om er een punt achter te zetten.” Val je dan in een zwart gat? “Dat viel mee. Ik vond al snel werk als fysiotherapeut in Utrecht en Arnhem. Ondertussen was ik aan het aftrainen en volgde ik een opleiding. Daardoor kwam ik niet in een zwart gat terecht. Wat ik wel merkte, is dat mijn lichaam veel sporten gewend is. Soms heb ik een onrustig gevoel of zit mijn hoofd vol. Dan heb ik het sporten echt nodig.” Sinds juni heb je een eigen praktijk ‘Mijn Fysiopraktijk’. Was dat altijd al het plan? “Het is eigenlijk toevallig zo gelopen. Mijn vriend Maarten Heisen is ook fysiotherapeut. We hoorden dat er een geschikte ruimte vrij kwam in onze woonplaats Ede. Dat zette ons aan het denken. We besloten de stap te zetten. We zijn een algemene praktijk met patiënten van alle leeftijden, maar sportblessures is wel onze specialiteit. Ik heb zelf natuurlijk ervaring met blessures en revalidatie. Maarten is zelf ook professioneel hardloper geweest. Dat is een meerwaarde voor sporters.” Hoe heb je naar de Olympische Spelen gekeken? “Ik vond het helemaal geweldig! Het liefst wilde ik alles kijken. Van het shorttrack heb ik bijna alles gevolgd. Daar heb ik mijn afspraken omheen gepland. De shorttrackers zijn jaren lang mijn ploeggenoten geweest dus ik was ook onwijs zenuwachtig als zij aan de start stonden. Het gevoel van ‘daar had ik ook moeten staan’, had ik niet.” www.mijnfysiopraktijk.nl 17 Fa-med ontzorgt Fa-med zorgt niet alleen voor u als zorgaanbieder, maar optimaliseert ook de service aan uw patiënten en cliënten. Gebruikers ‘Nota van Fa-med’ meer dan verdubbeld Het aantal gebruikers van de ‘Nota van Fa-med’ is in minder dan een jaar meer dan verdubbeld. Dat komt mede door de actie die Fa-med daaraan gekoppeld heeft. Gebruikers van de ‘Nota van Fa-med’ kunnen sinds juni 2013 VIP-kaarten winnen voor een concert naar keuze in de Ziggo Dome in Amsterdam. Dat is een groot succes. In totaal hebben ruim 92.000 mensen inmiddels een account aangemaakt waarmee zij veel zaken rondom hun nota’s zelf kunnen regelen. Zo zijn er ruim 2.800 adressen gewijzigd, meer dan 12.000 aanvragen gedaan voor uitstel van betaling of betalingsregelingen verwerkt. Tot slot hebben ruim 2.750 patiënten/cliënten hun nota digitaal ingediend bij hun zorgverzekeraar. Bovendien hebben patiënten/cliënten de mogelijkheid om de nota direct te voldoen via FiNBOX. Kijk voor meer informatie op www.notavanfamed.nl Fa-med verbetert interne processen met ‘lean-methodiek’ Bij Fa-med hebben we voortdurend aandacht voor onze interne processen. Eén van de methodes die we daarbij gebruiken is ‘Lean Procesmanagement’. Dat betekent dat we op alle afdelingen van Fa-med kritisch kijken naar de bestaande processen. De centrale vraag hierbij is: Hoe kunnen we onze processen beter laten aansluiten op de wensen van onze klanten en welke elementen uit het proces zijn daarbij overbodig? Met deze benadering ko- gemiddeld 1088 (telefonische) gesprekken. …verleende het Contact Center service bij allerlei vragen. …dacht het Contact Center op patiëntniveau mee met de zorgaanbieder. …werd 80 procent van alle binnenkomende telefoontjes binnen 45 seconden beantwoord. De meest gestelde vragen aan het Contact Center - “Kan ik uitstel van betaling aanvragen?” - “Is de nota al naar mijn zorgverzekeraar verzonden?” - “Waarom vergoedt mijn zorgverzekeraar de kosten niet?” men we met regelmaat tot verbeter- voorstellen. Wat doen we daarmee? In samenspraak met de afdeling, de procesmanager en het management implementeren we die na een pilotperiode. Dit zorgt voor eenduidigheid, flexibiliteit en transparantie. We kunnen zo nog beter inspelen op de zorgwereld om ons heen en de vragen van u als zorgaanbieder. Wat ziet u daar als klant van terug? De Lean methodiek heeft een belangrijke rol gespeeld in de oplevering van het klantenportaal Mijn Fa-med 3.0 en in de Mondzorgvalidaties. Meer over de mondzorgvalidaties kunt u lezen in het artikel op pagina 4. Feiten en cijfers uit het Fa-med Contact Center In 2013… …voerde het Contact Center per dag Wie vormen het Contact Center? Een poule van veertig agents zijn van maandag tot en met vrijdag tussen 8.00 en 18.00 uur telefonisch bereikbaar. Gemiddeld zijn 31 agents de hele dag telefonisch in gesprek met patiënten/cliënten over hun ontvangen nota. Behalve het Contact Center biedt Fa-med patiënten/cliënten met het portaal ‘Nota van Fa-med’ de mogelijkheid om veel zaken rondom hun ontvangen nota zelf te regelen. Wettelijke wijziging tarieven 0900-informatienummers per 13 juni 2014 Per 13 juni 2014 wijzigen de tarieven voor het bellen naar 0900-informatienummers. Patiënten/ cliënten kunnen voor vragen over hun ontvangen nota of voor het aanvragen van een duplicaatnota bellen naar het Fa-med Contact Center. Op dit moment rekent Fa-med € 0,15 per minuut (0900 0885). Dit gaat per 13 juni 2014 18 veranderen in € 0,90 per gesprek. Fa-med rekent voor het aanvragen van een duplicaatnota momenteel € 1,30 per gesprek (0900 0882). Dit verandert per 13 juni 2014 in € 1,00 per gesprek. Daarnaast worden, zoals in de oude situatie, de reguliere belkosten in rekening gebracht. De wijziging in het berekenen van deze gesprekskosten wordt kostenneutraal doorgevoerd. Wij zullen uw patiënten/cliënten hierover informeren door middel van vermeldingen op de nota, onze websites (www.famed.nl en www.notavanfamed.nl), brochures en de patiëntenflyers. Indien u het op prijs stelt, kunt u de nieuwe patiëntenflyers aanvragen bij Team Aftersales via [email protected] of bel 033 43 45 292. Kort Obesitas gaat vaak samen met chronische aandoeningen Een op de tien inwoners van ons land had in 2012 ernstig overgewicht (obesitas). Ziektes en aandoeningen zoals suikerziekte type 2, hoge bloeddruk, gewrichtsslijtage en hart- en vaatziek- ten, komen bij mensen met ernstig overgewicht veel meer voor. Ook zijn mensen met obesitas angstiger en vaker depressief. Ze hebben een minder goede mentale gezondheid. Dat blijkt uit cijfers die het CBS onlangs naar buiten bracht. Bron: CBS Maatregelen nodig voor behoud drinkwaterkwaliteit Op alle locaties in Nederland waar oppervlaktewater wordt gewonnen voor drinkwater staat de waterkwaliteit onder druk als gevolg van de klimaatverandering. Maatregelen zijn nodig om het water in de toekomst geschikt te houden voor de drinkwaterbereiding. Het meest kansrijk is een combinatie van beleidsmaatregelen, aanpassingen in het watersysteem en een uitgebreidere zuivering door de drinkwaterbedrijven. Dit blijkt uit een gezamenlijk onderzoek van Deltares, KWR Watercycle Research Institute en het RIVM. De kwaliteit van water verslechtert als bij aanhoudende droogte de hoeveelheid water die door de rivieren stroomt, afneemt. De invloed van lozingen van afvalwater op de waterkwa- liteit is dan veel groter, omdat de concentraties van vervuilende stoffen uit de lozingen minder worden verdund. Een mogelijke beleidsmaatregel die de partijen adviseren is om lozingsvergunningen te relateren aan de hoeveelheid water die door de rivier stroomt. Een andere maatregel is om het toelatingsbeleid van stoffen aan te passen en het effect van klimaatverandering bij de toelating van stoffen mee te wegen. Geneesmiddelen in oppervlaktewater Om de vervuiling van het oppervlaktewater met geneesmiddelen en andere stoffen effectief te kunnen bestrijden, zeker bij laagwater, zou een uitgebreidere zuivering door rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s) ook een goede optie zijn. RWZI’s lozen gezuiverd rioolwater op het oppervlaktewater, dat daarna wordt gebruikt voor de drinkwatervoorziening. Dit gezuiverde water bevat echter nog resten van medicijnen, omdat de waterzuivering op de RWZI er niet op is ingericht om medicijnen te verwijderen. Bron: RIVM Bijna 1 miljoen mensen onder behandeling van een alternatieve genezer Ongeveer 6 procent van de Nederlandse bevolking was in de periode 2010-2012 onder behandeling van een alternatieve genezer. Dat blijkt uit onderzoek van het CBS. Het komt neer op bijna 1 miljoen mensen. Vrouwen, hoger opgeleiden en aanvullend verzekerden bezoeken de alternatieve genezer het vaakst. Het meest werd een beroep gedaan op de acupuncturist, de homeopaat en de chiropractor. Van de mensen die een alternatieve genezer bezochten, heeft 63 procent een langdurige aandoening en bezocht ruim de helft naast de alternatieve genezer ook een specialist. Het zijn vooral 30- tot 65-jarigen die onder behandeling zijn van een alternatieve genezer. Degenen die contact hadden met een alternatieve genezer zijn daar erg tevreden over. Gemiddeld gaven zij in 2010-2012 een 8,1 als rapportcijfer. Bron: CBS Minder zout, vet en calorieën in eten Het bedrijfsleven en de overheid hebben een akkoord ondertekend om de gehaltes aan zout, verzadigd vet en calorieën in ons voedsel verder te verlagen. Dit moet leiden tot een gezonder productaanbod. Het bedrijfsleven heeft voor een aantal productcategorieën al afspraken gemaakt. Dit wordt uitgebreid naar meer. “De bedoeling is dat consumenten vanzelf minder zout, verzadigd vet en calorieën binnenkrijgen”, zegt minister Schippers van Volksgezondheid. “Door verbetering van de productsamenstelling en een gezond aanbod.” Veel bedrijven zijn al langer bezig met voedingskundige verbetering van producten en uitbreiding van hun aanbod met magere, light- of dieetproducten. Eerder werden al goede stappen gezet om zout in groenteconserven en zout én verzadigd vet in diverse soorten vleeswaren te reduceren. Ook in brood en Goudse kaas is de hoeveelheid zout gestaag afgenomen. De eerstvolgende stap is om ook voor koekproducten, soepen en sauzen tot maximumnormen te komen. Bron: Rijksoverheid 19 20 Interview Dirk Willink is de nieuwe voorzitter van de KNMvD Transparante kwaliteit in de diergeneeskunde Nederland is een land van regels. In de diergeneeskunde is dat niet anders. Wetten op het gebied van dierenwelzijn, regels voor diergeneesmiddelengebruik. Maar is die regeldrang wel zo erg? “Over het algemeen hebben we het op het gebied van diergeneeskunde in Nederland goed voor elkaar”, stelt Dirk Willink, de nieuwe voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD). Op 1 maart 2014 volgde hij Ludo Hellebrekers op. Fa-med Magazine sprak met de dierenarts over de trends en regels in zijn branche. Het schoot de beroepsorganisatie van dierenartsen in Nederland in het verkeerde keelgat dat de SP en D66 onlangs een Kamermotie indienden over de ontkoppeling van het apotheekrecht van dierenartsen. De politieke partijen verwachten dat dit een bijdrage kan leveren aan het verder terugdringen van het antibioticagebruik in de Nederlandse veehouderij omdat een veearts zo geen geld verdient aan het voorschrijven van antibiotica. “Daarmee wordt verondersteld dat dierenartsen het economisch belang zwaarder laten wegen dan het dierenwelzijn”, zegt Willink geagiteerd. “Dat is absoluut niet het geval. Daling in antibioticagebruik is niet van invloed op de inkomsten van dierenartsen.” De motie staat bovendien haaks op de nieuwe UDD-regeling. Die bepaalt dat antibiotica uitsluitend mag worden voorgeschreven, geleverd en toegediend door een dierenarts. “Dat de motie inmiddels verworpen is, ervaar ik als vertrouwen van de politiek in de goede weg die wij samen met de boeren aan het bewandelen zijn.” 60 procent minder antibiotica Willink doelt daarbij op de inspanningen die de dierenartsen en veehouders verrichten om het antibioticagebruik terug te dringen. “We hebben er samen voor gezorgd dat dit in de afgelopen jaren met ruim 60 procent is afgenomen. Zonder dwingende maatregelen van bovenaf hebben we grote slagen gemaakt. We zijn er nog niet, maar we zijn goed op weg. Het heeft allemaal met transparante kwaliteit te maken.” Met de oprichting van de Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa) is er een onpartijdige organisatie gekomen die registreert hoeveel antibiotica dierenartsen in- en verkopen en hoeveel veehouders antibiotica gebruiken’. Zodra dat aan de hoge kant is, trekt de toezichthouder aan de bel. “Ik wil daarbij wel een kanttekening maken”, zegt de KNMvD-voorzitter. “Keihard van bovenaf sturen om een cijfer naar beneden te krijgen, heeft een risico in zich. De keerzijde is namelijk dat het welzijn van het dier op een bepaald moment in het geding is. Dan schieten we ons doel voorbij.” Lid van het gezin Niet alleen de veehouderij is in ontwikkeling, ook op het gebied van huisdieren en (kleine) gezelschapsdieren ziet de KNMvD dat er veel verandert. Vroeger hadden mensen een hond als waakdier en een kat om muizen te vangen. Tegenwoordig zien mensen het huisdier als onderdeel van het gezin. Kosten voor de zorg worden daarbij geaccepteerd. Dat leidt er toe dat mensen ook voor hun hond of kat een zorgverzekering afsluiten. “Een verzekering heeft als doel een bepaald risico af te dekken. In de humane geneeskunde heeft de zorgverzekering als onbedoeld bijeffect gehad dat de sector tot enorme omvang is toegenomen.” Willink hoopt dat dit effect in de diergeneeskunde uitblijft. “In de humane geneeskunde weet niemand meer wat een behandeling kost. Ik vind het gezond en verstandig dat je als dierenarts met de eigenaar van een ziek dier bespreekt hoe de behandeling eruit gaat zien en welke kosten eruit voortkomen, in plaats van dat je dit doet met een verzekeringsmaatschappij. Als een zorgverzekering voor huisdieren standaard wordt, zal de zorgvraag toenemen. Mensen gaan dan sneller naar de dierenarts. Het wordt namelijk toch vergoed.” Open deur Regels voor antibioticagebruik, zorgverzekeringen voor huisdieren. In vergelijking met andere landen hebben we in Nederland veel zaken ‘geregeld’. “We hebben ook allemaal een aangeboren vrijheidsdrang,” zegt Willink, “maar minder regels is een open deur. Dan ontstaat er vaak een nieuw probleem.” De nieuwe voorzitter van de KNMvD vindt dat we het over het algemeen in ons land goed georganiseerd hebben. “Onze agrarische sector is effectiever dan in welk land dan ook. Zo geven onze koeien meer melk, terwijl dit geen consequenties heeft voor het dierenwelzijn. Sterker nog, dat is hier beter geregeld dan op de meeste andere plekken.” 21 Loopbaan De liefde voor het vak ontstond in de omgeving van Winterswijk waar Willink opgroeide. “Ik heb jaren tussen de boerenbedrijven gewoond. Ik werd heel enthousiast van die dieren om mij heen. Op mijn veertiende was het helder: Ik wilde dierenarts worden”, vertelt de hij. Op het Achterhoekse platteland ligt de basis van zijn carrière. Studeren in de stad was een logisch gevolg, want de enige universitaire studie voor diergeneeskunde is in Utrecht. Na zijn studie is Willink in Someren, Noord-Brabant, gaan werken en behaalde daar de erkenning Specialist Reproductie Paard. “De combinatie van het omgaan met mens en dier vind ik erg mooi. Daar komt bij dat je als dierenarts door het buitengebied rijdt op weg naar een ziek dier. Tegelijkertijd ben je ook de bedrijfsadviseur die boeren van goede adviezen voorziet.” Dirk Willink Functie: Voorzitter KNMvD Geboren: 31 maart 1958, Winterswijk Burgerlijke staat: Getrouwd met Monique L’Hoir, vier kinderen: Douwe, Plien, Jip en IJsbrand Hobby’s: Paardrijden, tuinieren en cultuurhistorie Na jaren in Someren keerde de veearts terug naar Winterswijk waar hij werkzaam was in een gemengde praktijk, maar ook de lokale politiek in ging. Zo was hij zeven jaar fractievoorzitter van de destijds net opgerichte en sindsdien grootste partij Winterwijks Belang. Die politieke ervaring komt hem nu goed van pas als voorzitter van de KNMvD. “Ook in deze functie ben ik bezig met het leggen van contacten en het opbouwen van relaties. Zo kon ik recent premier Rutte een paar vragen stellen op een bijeenkomst over de agrarische sector. Dat is erg leuk”, aldus Willink. Deze parttime functie combineert hij met het voorzitterschap van een stichting die onder andere het lokale erfgoed rond Winterswijk beheert. KNMvD De Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD) is de beroeps- en brancheorganisatie van dierenartsen in Nederland. De KNMvD bevordert de professionele ontplooiing van dierenartsen op de gebieden dierenwelzijn, dierengezondheid, volksgezondheid en voedselveiligheid. De organisatie behartigt de belangen van dierenartsen en bevordert een goede sociaaleconomische en onafhankelijke positie van de dierenarts. Willink is voor drie jaar benoemd als voorzitter. “Mijn doel is dat het gebouwde huis van transparante kwaliteit in de diergeneeskunde omarmd wordt door de beroepsgroep. De dierenarts is een belangrijk onderdeel van de volksgezondheid. Transparantie en reductie van antibioticagebruik is daarin een belangrijke schakel. Via intercollegiale overlegstructuren, uniforme handelswijzen en richtlijnen verhogen we de transparante kwaliteit van de diergeneeskunde. Als dierenartsen zelf bepalen we met elkaar wat goede veterinaire praktijken zijn in de zin van werkuitvoering. Zo komen we gezamenlijk tot de best gangbare methodieken. Wij willen als KNMvD graag onze leden verbinden en hun belangen dienen.” www.knmvd.nl Verbetering positie dierenarts De KNMvD stelde drie jaar geleden een vijfpuntenplan op om de positie van de dierenarts te verbeteren. In april 2011 was er namelijk veel aandacht in de media en in de politiek over de rol van de dierenarts. De KNMvD liet met dit plan zien dat de beroepsgroep integer en deskundig is en diergezondheid, dierwelzijn, volksgezondheid en transparante kwaliteit bovenaan de prioriteitenlijst heeft staan. Met de vijf actiepunten wilde de organisatie destijds tevens een kwaliteitsslag maken binnen de beroepsgroep. Hoe staat het drie jaar later met de acties uit het vijfpuntenplan? 22 01 1. Kwaliteit borgen In 2011: De KNMvD zal een kwaliteitsregister opzetten, te beginnen met een beroepscompetentieprofiel voor dierenartsen. Om de juiste kwaliteitseisen te stellen ontwikkelt de KNMvD reeds wetenschappelijk onderbouwde richtlijnen. In 2014: Het beroepscompetentieprofiel is inmiddels ontwikkeld en vastgesteld door de beroepsgroep. Hierin staan de zeven vaardigheden beschreven waarover een dierenarts moet beschikken om zijn vak uit te oefenen. “Het bijzondere is dat dit een wetenschappelijk beroepscompetentieprofiel is waarop binnenkort gepromoveerd wordt”, vertelt Willink. “Waar vroeger vooral naar vakkennis gekeken werd, vinden we tegenwoordig communicatie en samenwerking ook belangrijk. Dit is apart als competentie meegenomen. We hebben meer oog voor communicatie en samenwerking als dierenartsen onderling, maar ook met de klant.” 02 2. Ondersteunende kaders In 2011: De KNMvD wil voor de toekomst een één-op-één relatie tussen dierenarts en veehouder wettelijk vastleggen, zodat ‘shoppen’ door veehouders niet meer mogelijk is. De dierenarts is dan werkelijk regisseur en poortwachter van dierenwelzijn, diergezondheid en volksgezondheid. In 2014: Het wettelijke kader is vastgelegd. Dierenartsen en veehouders werken één-op-één samen. Willink: “Voor deze samenwerking gaan zij samen een overeenkomst aan.” De dierenarts kan daarmee beter adviseren over preventie en gezondheidsmanagement en verantwoord medicijngebruik. “Dit is overigens geen bedreiging van de vrije markt. De overeenkomst is uiteraard opzegbaar, maar de veehouder zal dan wel weer een overeenkomst moeten sluiten met een andere dierenarts.” Interview Geschiedenis van de diergeneeskunde In de moderne geschiedenis ontstond rond 1761 in Frankrijk met Claude Bourgelat de eerste diergeneeskundige opleiding ter wereld. De eerste scholen richtten zich vooral op legerpaarden. In Nederland wordt de eerste onderwijsstelling in 1821 in de stad Utrecht geopend met de Rijks Veeartsenschool. Alexander Numan (1780-1852) wordt beschouwd als grondlegger van de Nederlandse diergeneeskunde. (Bron: Wikipedia) 03 3. Vergoeding voor maatschappelijke taken In 2011: De KNMvD wil de vergoeding van de dienstverlening in de één-op-één relatie tussen dierenarts en veehouder richten op advisering en behandeling. Hiermee wordt de afhankelijkheid van de verkoop van medicijnen teruggebracht tot een minimum. Conform advies van de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA), komt er een passende vergoeding voor maatschappelijke taken van de dierenarts. In 2014: Willink: “Door de één-op-één samenwerking wordt de dierenarts door de veehouder aangesteld als bedrijfsadviseur voor zaken als diergezondheid, dierenwelzijn, maar ook volksgezondheid.” 04 4. Concurrentie op prijs beperken In 2011: De KNMvD wil door middel van een beperkte bandbreedte de prijzen van de medicijnen begrenzen. Hiermee wordt de concurrentie op verkoop van diergeneesmiddelen uit de markt gehaald. In 2014: Dit punt was een wens van de staatsecretaris en werd daarom in 2011 door de KNMvD in het vijfpuntenplan opgenomen. Het politieke landschap is inmiddels veranderd. Bovendien zien de landelijke politici inmiddels ook dat dit niet te realiseren is. “Van bovenaf sturen op prijzen gaat ten koste van de vrije marktwerking”, verklaart Willink. “Ga je die centraal inperken dan krijg je onvermijdelijk problemen met de Autoriteit Consument en Markt.” 05 5. Registratie inkoop, verkoop en levering In 2011: De KNMvD stelt voor de inkoop, verkoop én het toepassingspunt (de veehouder) van medicijnen wettelijk te registreren in VetCIS. Daardoor wordt de stroom van medicijnen volledig transparant en wordt de Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa) in staat gesteld het gebruik transparant te maken. In 2014: Het registratiesysteem is inmiddels ontwikkeld en wordt gebruikt door de SDa en werkt boven verwachting goed. Willink: “Dat is zeer succesvol, met spectaculaire resultaten. Veehouders en dierenartsen hebben er op deze manier samen voor gezorgd dat het antibioticagebruik ten opzichte van 2009 met 60 procent is afgenomen. Landen als Denemarken zijn hier bijzonder in geïnteresseerd. Zij hebben een ambitie geformuleerd om het antibioticagebruik in de veehouderij met 10 procent omlaag te brengen. 23 LIMIS: innoveren als core business Sneak preview in de toekomst van de zorg 24 Achtergrond BlijvendinBalans: e-coaching programma bij overgewicht Het is een behoorlijke expeditie, wanneer je vanaf de hoofdingang van het Medisch Centrum Leeuwarden (MCL) door de bijna eindeloze gangen loopt op weg naar LIMIS. Maar voor wie van innovatie houdt, is een bezoek aan het ‘Institute for Healthcare Innovations & Training’ een heerlijk uitje. In propere lichtgekleurde ruimten werkt hier een team van medisch specialisten én business managers hand in hand aan vernieuwingen die de wereldwijde gezondheidzorg nieuwe dimensies geven. Enkele wapenfeiten: ‘BlijvendinBalans’ -e-coaching voor mensen met overgewicht, de Virtuele OK en het ‘project naadlekkage’, waar we nog veel van zullen horen. Fa-med sprak met directeur Hessel Bouma en kreeg alvast een sneak preview in de toekomst van de gezondheidszorg. “Innovaties hebben een bijzondere eigenschap”, stelt Bouma. “Dat is dat je nooit kunt voorspellen hoe en wanneer ze precies ontstaan. Ergens op de wereld heeft iemand een idee, de omstandigheden blijken gunstig en páts; er groeit iets. Zo is het in Leeuwarden ook gegaan. Aanvankelijk met kijkoperaties in de buikholte, ook wel laparoscopie of minimaal-invasieve chirurgie genoemd. Dat was rond het jaar 2000. In die tijd werkte chirurg Jeroen Meijerink in het MCL, nu verbonden aan het VU medisch centrum. Hij was buitengewoon geïnteresseerd in de methodieken voor zogenaamde knoopsgatoperaties en ging zich in deze techniek bekwamen. Zo begon het in Leeuwarden te broeien. “Men gelóófde er in. Er werd door de MCL-directie geïnvesteerd in vier nieuwe operatiekamers, zogenaamde endosuites en het werd een specialisme. Met als gevolg dat Leeuwarden uitgroeide tot dé plek waar iedere chirurg moest zijn voor expertise en de side-by-side training laparoscopie. Dit werd als enige in Nederland door de inspectie goedgekeurd. Vanuit die situatie is LIMIS ontstaan.” De succesvolle ontwikkeling als trainingscentrum was een goede zakelijke bodem om verder te ontwikkelen. Daarvoor werd in 2009 Hessel Bouma aangetrokken, die eerder zijn sporen had verdiend als business manager bij onder andere Philips en als kwartiermaker Healthy Ageing bij het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). Hierbij ontwikkelde hij de strategie en was hij onder andere oprichter van het Healthy Ageing Network Noord-Nederland (HANNN ). “Ik vond LIMIS een échte uitdaging, al klinkt dat misschien wat cliché. De minimaalinvasieve chirurgie was zich wereldwijd razendsnel aan het ontwikkelen, met als gevolg dat Leeuwarden op dat gebied werd gezien als een zeer belangrijke hotspot. Er werden veel trainingen gegeven. Vanuit die positie zijn we vérder gaan kijken. Onze missie is dat we zinvolle, innovatieve bijdragen willen leveren aan het verbeteren van de gezondheidszorg. Dus zijn we, los van die trainingen, ook continu op zoek gegaan naar nieuwe innovaties. De spin-off van die inspanningen is dat de gezondheidszorg op bepaalde gebieden beter wordt en er ook nog eens nieuwe bedrijvigheid ontstaat.” De strategie die Bouma schetst heeft al een aantal opmerkelijke projecten opgeleverd, die de incubatieperiode al achter zich hebben en op het punt staan op de markt te worden gebracht. Een mooi voorbeeld is de innovatie BlijvendinBalans, een e-coaching programma voor mensen met overgewicht (zie kader). Mensen met overgewicht worden online geholpen hun leefstijl te verbeteren en te komen tot een gezond gewicht. Deelnemers krijgen persoonlijke tips en adviezen. Het is een heel intelligent programma, ontwikkeld door onder andere psychologen, diëtisten en bewegingsdeskundigen. Overgewicht en obesitas bedreigen de gezondheid van mensen. Maar ook bedrijven kunnen ermee te maken krijgen, bijvoorbeeld door verzuim van medewerkers. BlijvendinBalans is ontwikkeld in samenwerking met diverse bedrijven, waaronder internetbedrijf Coolminds (Leeuwarden). Begin dit jaar is het programma afgerond. In maart 2014 is BlijvendinBalans geïntroduceerd en beschikbaar voor consumenten en bedrijven. www.blijvendinbalans.nl Lap Wii Trainer De Nintendo Wii U Laparoscopie Trainer is een game voor het oefenen van laparoscopische vaardigheden. De innovatie werd ontwikkeld door Cutting Edge, een samenwerkingsverband tussen UMCG, Triade, Grendel Games en LIMIS. De hardwareontwikkeling vindt plaats in een partnership met Pezy . De huidige test met het apparaat zal in de loop van 2014 worden uitgebreid naar een grotere populatie van chirurgen. Cutting Edge hoopt de innovatie medio 2014 op de markt te brengen. Project naadlekkage Dit betreft de ontwikkeling van een meetinstrument die de kwaliteit van weefsel van de darmwand in beeld brengt. In dit project werkt LIMIS nauw samen met de vakgroep Biomedical Photoning Imaging van professor Wiendelt Steenbergen van de Technische Universiteit Twente en met de NHL (computervision), MCL en het UMCG. Dit jaar vindt er onderzoek plaats en wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een prototype. Grendel Games Grendel Games is een snelgroeiende gamingstudio in Leeuwarden. Oprichters zijn Jan-Jaap Severs en Tim Laning. Het bedrijf ontwikkelt games, maar is vooral gespecialiseerd in ‘serious games’. Games worden gebruikt voor het verbeteren van vaardigheden in operatiekamers, maar ook machinekamers, bij zelfstandig wonen, bij revalidatie of om bewustwording te verbeteren op het gebied van duurzaamheid. 25 Gaming Andere in het oog springende innovaties betreffen de introductie van gaming bij opleidingstrajecten. Bouma: “De behoefte is begonnen op universiteiten en andere plekken waar chirurgen en OK-assistenten worden opgeleid. Die locaties waren dikwijls goed voorzien van allerlei simulatieapparatuur, maar die werden niet intensief genoeg gebruikt. Iedereen vroeg zich af hoe dat nu kon. Blijkbaar wordt werken aan een simulator als onderdeel van een lange werk- of studiedag saai gevonden. In een samenwerkingsverband tussen UMCG en het gamingbedrijf Grendel Games en LIMIS wordt nu de ‘Nintendo Lap Wii Trainer’ ontwikkeld ter verbetering van de oog-hand coördinatie voor de chirurgen. Samen met Grendel Games en Olympus Medical systems uit Hamburg is ook de Virtuele OK (operatiekamer) ontwikkeld. Dat is een online trainingstool voor OK-assistenten. Door te gamen leert men spelenderwijs om te gaan met ingewikkelde OK-apparatuur en in te spelen op reële situaties. Wat zie je? De trainingsarbeid neemt gigantisch toe! Als er één ding is dat we hebben geleerd dan is het dat ieder mens, van groot tot klein, verknocht is aan spelletjes.” Dat ook chirurgen zich niet aan die menselijke eigenschap onttrekken wordt volgens Bouma bewezen door het succes van de ‘Nintendo Wii U Laparoscopie Trainer’. “Dat is een trainingsgame waarmee specialisten hun laparoscopische vaardigheden kunnen verbeteren. Dat is nu al een pr-succes. Niet alleen kan men nu thuis trainen, wanneer men maar wil; ook kan men in het ziekenhuis een half uurtje voor aanvang van een operatie nog even het hoofd scherpen en de handen soepel maken. De game is dan als het ware het equivalent van een warming up van een sportman.” Verminderen naadlekkage Het zijn innovaties die de gezondheidszorg beter en tegelijkertijd efficiënter maken. De patiënt profiteert omdat de vaardigheden van specialisten beter worden, maar ook omdat operaties preciezer worden en de risico’s daarmee kleiner. Een mooi voorbeeld is een project dat bij LIMIS – in vergelijking met de gamingtoepassingen – een iets minder exotische naam heeft gekregen: ‘project naadlekkage’. “Een innovatie waar veel patiënten erg blij van zullen worden”, aldus Bouma. “Bij 10 procent van alle darmoperaties wereldwijd treedt namelijk de gevaarlijke complicatie van naadlekkage op. Een pas geopereerde darm gaat dan lekken, wat levensbedreigend is. We ontwikkelen nu een meetinstrument waarmee de chirurg kan meten op welke plek de doorbloeding van de darm het beste is. Dát is dan de plek die je moet kiezen voor je ingreep en de daaropvolgende hechting. Het gevolg is dat het percentage naadlekkages naar verwachting afneemt. Je kunt je voorstellen wat een dergelijke ontwikkeling de komende jaren mondiaal kan betekenen voor het welzijn van patiënten en ook de efficiency in de gezondheidszorg.” En de toekomst? Mogen we verwachten dat LIMIS de komende jaren blijft groeien? Bouma:“Groei van onze organisatie zélf is geen doel op zich. Wel hebben we de ambitie om onze innovaties in het huidige tempo door te ontwikkelen. Daarbij staat samenwerking centraal, met specialisten, maar ook met tal van toeleveranciers en kennisinstellingen. En natuurlijk met bedrijven die risico durven te nemen, omdat ze een duidelijke marktvisie hebben. Dat soort samenwerkingsverbanden is de beste garantie voor groei.” www.limis.org LIMIS in Leeuwarden is een stichting die haar opbrengsten weer opnieuw investeert in de ontwikkeling van nieuwe diensten en producten in de zorg. 26 Achtergrond eHealth voor iedereen: Droom of werkelijkheid? Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft 5 procent van de Nederlandse huishoudens geen toegang tot internet. Nu e-coaching en eHealth-programma’s in steeds rapper tempo over Nederland worden uitgerold begint juist die 5 procent te knellen. Immers; het gaat dan altijd nog om 735.000 Nederlanders, zo stelt ook Renske Visscher, orthopedagoog van Altrecht, een Bilhovense specialist op het gebied van geestelijke gezondheidszorg. De oplossing lijkt simpel: gratis internet voor de laatste non-internetters. De vraag is echter of hiermee eHealth ook daadwerkelijk wordt ontsloten voor die groep mensen. “Jaarlijks wordt 6 miljard uitgegeven aan geestelijke gezondheid. Uit cijfers van Achmea in 2011 bleek dat 90 procent van de kosten wordt gemaakt door 10 procent van de ggz-patiënten. Die kleine groep patiënten is dus verantwoordelijk voor 5,4 miljard euro”, zo schrijft Visscher op het blog van Altrecht. “Zelfs al zou je maar 5 procent van de kosten kunnen besparen dan heb je nog jaarlijks 270 miljoen euro bespaard.” Volgens Altrecht zijn het juist vaak de complexe patiënten die geen internet hebben, maar daar juist wel veel baat bij zouden hebben. “Het gaat dus niet om eHealth in de vorm van online zelfhulpmodules, al geven patiënten uit deze groep vaak zelf aan dat ze ook graag online oefeningen zouden maken”, aldus Altrecht. “Het gaat meer om eHealth in de vorm van beeldbellen, domotica en/of sensortechnologie met pleisters of horloges. Maar ja dan moet je dus wel internet hebben.” De voorbeelden die Visscher en passant even noemt illustreren dat eHealth al vergevorderd is. Vraag is: Hoe succesvol is dit nieuwe vakgebied nu eigenlijk? En: hoe toegankelijk is eHealth, anno 2014? Jan Dirk Bijker van internetbureau Coolminds heeft er een duidelijke visie op. Zijn bedrijf werkt dan ook al vijftien jaar aan eHealth-projecten (zie kader). Hij legt uit: “In de zorg stonden altijd kwaliteit, bereikbaarheid en doelmatigheid centraal. Daar is zelfredzaamheid bij gekomen. Enerzijds omdat het kan. Patiënten zijn immers mondiger geworden dankzij het internet. Anderzijds ook vanwege allerlei demografische ontwikkelingen. Mensen worden ouder, chronische zieken nemen toe en er dreigt een tekort aan personeel in de zorg. eHealth biedt daar een uitkomst.” Volgens Bijker is het fenomeen eHealth al ver voorbij de hype. “Er bestaan al zeer succesvolle toepassingen, waar grote groepen mensen online coaching en voorlichting krijgen. Dat kan omdat je tegenwoordig via internet, via apps en natuurlijk ook via je tablet of smartphone van alles kunt meten. Hoeveel passen je op een dag doet, hoe het met je vetgehalte is, met je bloeddruk, wat medicijngebruik concreet en actueel met jou doet; het is allemaal al beschikbaar.” De meest recente trend zit volgens Bijker in de sfeer van de virtual reality. “Misschien heb je Matthijs van Nieuwkerk al met een virtual realtybril op tv gezien. Wanneer ik het even heel simpel samenvat kun je met die bril op fysieke en reële omgevingen volstrekt waarheidsgetrouw virtueel weergeven. Wij hebben als een van de weinigen in Nederland zo’n bril en experimenteren er nu volop mee voor de gezondheidszorg. De bril zelf is helemaal niet meer zo kostbaar. Moest je er tien jaar geleden 20.000 euro voor neertellen, nu kost zo’n bril hooguit 300 euro. Denk eens wat je op die manier kunt doen voor mensen met pleinvrees, waarbij je virtueel kunt oefenen en kunt wennen. Het aanpakken van tal van andere fobieën ligt voor de hand, maar ook revaliderende mensen kun je een virtuele oefenomgeving van hun huis bieden. Commercieel is het natuurlijk ook interessant, wanneer je bijvoorbeeld je huis te koop hebt staan en potentiele kopers kunnen virtueel een 100 procent beleef-ervaring van jouw huis krijgen.” Gaat het om eHealth dan blijft de vraag: hoe trek je die laatste 5 procent over de lijn? Immers; wie geen internet heeft zal geen toegang hebben tot al die nieuwe ontwikkelingen. De oplossing van Visscher lijkt simpel. Op haar blog pleit Renske Visscher er voor dat gemeenten en bedrijven gratis wifi aan zouden moeten bieden, als blijk van maatschappelijke betrokkenheid. Ze wil ook zélf wel een bijdrage leveren: “Misschien kunnen we de aansluiting realiseren via ‘shared wifispots’ van UPC en Ziggo. Ik wil mijn spot best delen met een aantal mensen die veel lagere abonnementskosten betalen omdat ze eigenlijk geen geld hebben voor internet.” Jan Dirk Bijker vraagt zich echter af hoe lang dit nog een probleem is. Plattelandsgebieden krijgen glasvezel en de grote mobiele aanbieders hebben hun 4G netwerk uitgerold, zo stelt hij. Dankzij de tablet en de smartphone is er ook voor oudere mensen een zeer gebruiksvriendelijk instrument bijgekomen om bij te blijven. Bijker: “Databonnementen worden steeds goedkoper. Wifi is gratis in veel algemene ruimtes. Ook de laatste 5 procent zullen worden bereikt. eHealth ligt binnen ieders handbereik. Dat vereist echter wel van de zorgaanbieders een pro-actieve houding en de wil om op die manier mensen te helpen. Zorginstellingen willen wel, maar moeten op hun beurt ook weer geholpen worden omdat ze het tegenwoordig financieel moeilijk hebben. De politiek zal dus door regelgeving of met subsidie een klimaat moeten scheppen waarbij de zorg eHealth massaal gaat omarmen.” Coolminds is een internetbedrijf, gevestigd in Leeuwarden. Het bedrijf is gespecialiseerd in eHealth toepassingen en werkt daarbij nauw samen met tal van gezondheidsorganisaties, waaronder het Trimbos-instituut. Het bedrijf was onder andere verantwoordelijk voor websites als minderdrinken.nl, depressievrij.nl, 113online.nl, verslaafdaanjou.nl, blijfinbalans.nl en beweegze.nl. www.coolminds.nl 27 Wijziging artikel 13 Zorgverzekeringswet Briljant idee of ‘worst case scenario’? 28 Achtergrond Artikel 13 van de Zorgverzekeringswet zegt dat zorgverzekeraars de verplichting hebben om voldoende zorg in te kopen voor hun verzekerden (zorgplicht) en ook de zorg moeten vergoeden die wordt geleverd door niet-gecontracteerde aanbieders. In dat laatste geval mogen de verzekeraars een lagere vergoeding dan 100 procent geven. De vergoeding mag echter niet zo laag zijn dat het voor de verzekerden een ‘hinderpaal’ is om bij een niet-gecontracteerde zorgaanbieder aan te kloppen. Het kabinet is op dit moment in debat over het zogeheten ‘hinderpaalcriterium’. ‘Wanneer er besloten wordt om het hinderpaalcriterium te schrappen, zullen zorgverzekeraars de vrijheid krijgen om te bepalen wat zij wel of niet vergoeden’. Wat zijn op dit moment de opvattingen en standpunten in het debat over de aanpassing van artikel 13 van de Zorgverzekeringswet? Zorginkoop effectiever Volgens de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) wordt de zorginkoop effectiever als zorgverzekeraars er ook voor kunnen kiezen om niets te vergoeden voor zorg geleverd door zorgaanbieders waar zij geen contract mee hebben. Omdat zorgverzekeraars nu ook voor niet gecontracteerde zorg 75 tot 80 procent van het gebruikelijke tarief moeten vergoeden, blijft de premie onnodig hoog. Bovendien zorgt de standaardvergoeding ervoor dat zorgaanbieders minder druk ervaren om betere of efficiëntere zorg te bieden. De politiek De VVD is voor de aanpassing van artikel 13. “Patiënten hebben straks nog steeds vrije artsenkeus, omdat er een groot aanbod van zorgverzekeraars bestaat”, stelt Tweede Kamerlid Anne Mulder. “Zij kunnen dan de zorgverzekeraar kiezen die de door hen gewenste zorgaanbieder vergoedt.” Volgens Mulder is de maatregel nodig om kosten te drukken. “Nu moeten verzekeraars zaken doen met te dure ziekenhuizen. Wil je de kosten beheersen, dan moet je dit aanpassen. Een ziekenhuis kan nu elke prijs vragen, want ze krijgen het toch wel vergoed. Er bestaan te grote prijsverschillen terwijl dezelfde kwaliteit geboden wordt.“ Het CDA denkt daar anders over. “Het verbod op verticale integratie is bedoeld om de keuzevrijheid van de patiënt te waarborgen. Maar deze wijziging leidt feitelijk tot een inperking van die keuzevrijheid.” D66 noemt het een goede ontwikkeling dat artikel 13 wordt aangepast. De partij verwacht dat dit de concurrentie en de daarbij behorende kwaliteits- en doelmatigheidswinst zullen stimuleren. Over het voornemen om in de toekomst de basisverzekering te beperken tot naturapolissen is D66 minder enthousiast. “Het schrappen van de restitutiepolis in de basisverzekering beperkt de vrije artsenkeuze, beperkt de differentiatie van zorgverzekeraars en kan het vertrouwen van patiënten in verzekeraars schaden. Bovendien is er het risico dat de betrokkenheid van patiënten bij de zorg wordt ondermijnd, wat een opdrijvende wer- king voor de zorgkosten kan betekenen.” De PvdA maakt zich zorgen over de keuzevrijheid van patiënten wanneer de restitutiepolis wordt ondergebracht in de aanvullende verzekering. Verder vragen zij zich af in hoeverre verzekerden op dit moment in staat zijn inzicht te verkrijgen in de zorginkoop door verzekeraars en de kwaliteit van die door de verzekeraars ingekochte zorg. snurkpoli bezoekt, krijgen wij de rekening voor een consult longpolikliniek”, aldus Bestuursvoorzitter Erno Kleijnenberg van ONVZ. “Wij hebben onvoldoende zicht op de patiëntenstromen in het ziekenhuis. Nu bestaat het risico dat juist innovatieve nieuwe aanbieders uit de markt worden gedrukt omdat de meeste grote zorgverzekeraars liever contracten afsluiten met grote gevestigde zorgaanbieders.” Tweede Kamerlid Kees van der Staaij van de SGP vindt het niet acceptabel dat patiënten geen zorg meer kunnen ontvangen van een zorgaanbieder met wie hij of zij al jarenlang een langdurige behandel- en vertrouwensrelatie heeft opgebouwd. Dat vindt ook de ChristenUnie. In de optiek van Tweede Kamerlid Arie Slob is keuzevrijheid tevens een belangrijke prikkel voor zorgaanbieders om goede zorg te leveren. GroenLinks en de SP noemen het onacceptabel wanneer het hinderpaalcriterium verdwijnt. “Wij vragen ons af hoe de minister dit rijmt met de door haar altijd geroemde keuzevrijheid van de patiënt”, aldus de SP. De PVV tenslotte is van mening dat het recht van de burger om zijn eigen arts te kiezen in het geding komt. De beroeps- en brancheorganisaties De zorgverzekeraars Volgens CZ zijn genoeg zorgaanbieders gecontracteerd, ook kleine innovatieve. Bovendien vindt de verzekeraar dat er inmiddels voldoende zicht is op de kwaliteit van zorg om namens verzekerden de beste aanbieders te selecteren. Volgens Zorgverzekeraars Nederland (ZN) is er een breed draagvlak voor de aanpassing. “Door de verplichting weg te nemen om aanbieders zonder contract toch een vergoeding te geven, kunnen zorgverzekeraars de zorg nog effectiever inkopen en de premie betaalbaar houden”, aldus Zorgverzekeraars Nederland. Voor ONVZ en Menzis is het afschaffen van de restitutiepolis een stap te ver. Zij vinden dat patiënten de keuze moeten houden zelf hun arts te kiezen. Maar tegelijk pleiten zij voor meer transparantie in de zorg. “Als iemand een “Het is een mensenrecht om zelf je zorgbieder uit te kiezen”, zegt voorzitter Rob Barnasconi van de KNMT. “Als je artikel 13 wijzigt, dan beperk je de keuzevrijheid van een patiënt. Die kan zo alleen naar een tandarts of mondhygiënist die door de verzekeraar is gecontracteerd.” Ook de NVM (Nederlandse Vereniging Mondhygiënisten), bij monde van Corrie Jongbloed, ziet niets in het plan van de minister. “Ik denk dat de relatie patiënt - zorgaanbieder een vertrouwensrelatie is. Er moet een klik zijn. Patiënten zouden door een zorgverzekeraar naar een zorgaanbieder kunnen worden gestuurd waar ze niets mee hebben.” De ANT (Associatie Nederlandse Tandartsen) is eveneens tegen. “Het voornemen betekent dat een patiënt met een basisverzekering niet meer zelf kan kiezen naar welke tandarts hij wil gaan.” Volgens Edwin Brugman, directeur Kennismanagement en netwerken VvAA (Vereniging van Arts en Auto), is een echte besparing op de kosten feitelijk pas mogelijk als: “De aanbieders die gecontracteerd worden nog verder worden uitgeknepen, want alleen door zorgaanbieders 29 van vergoeding uit te sluiten neemt de zorgvraag natuurlijk niet af.” In de visie van de NVVP (Nederlandse Vereniging van Vrijgevestigde Psychologen & Psychotherapeuten) komt de vrije artsenkeuze in gevaar als de Tweede Kamer instemt met de voorgestelde wetswijziging. “Verzekerden zullen dan voor gecontracteerde aanbieders kiezen.” De vereniging is bang dat veel vrijgevestigde psychologen en psychotherapeuten, die geen afspraken met zorgverzekeraars hebben, daardoor hun praktijkdeuren moeten sluiten. De KNMP (Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie) noemt het schrappen van artikel 13 in strijd met de vrije keuze van de patiënt en de richtlijn uit 2011 over grensoverschrijdende zorg. ActiZ (brancheorganisatie voor zorgondernemers), KNGF (Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie), LVE (Landelijke Vereniging van Eerstelijnspsychologen) en KNOV (Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen) pleiten onder andere voor het verplicht stellen van transparantie van het inkoopbeleid, het verbeteren van het toezicht op de marktmacht en contractvrijheid in de aanvullende verzekeringen. Voor de KNOV is het bovendien van belang dat verloskundigen inhoudelijk worden betrokken bij de contractering. De LHV (Landelijke Huisartsen Vereniging) stelt dat de beoogde wijziging de onderhandelingsmacht van zorgverzekeraars versterkt en dat er door zorgverzekeraars onvoldoende invulling wordt gegeven aan hun informatieplicht en zorgplicht. Dat vindt ook de OMS (Orde van Medisch Specialisten). Volgens deze organisatie is een flankerend beleid noodzakelijk om een te grote macht van de zorgverzekeraars te voorkomen en de keuzevrijheid van zorggebruikers te beschermen. De Artsenfederatie KNMG steunt de voorgestelde wijziging van de Zorgverzekeringswet alleen als drie voorgestelde aanbevelingen worden overgenomen. “Ten eerste moet de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) strenger optreden tegen aanmerkelijke marktmacht van zorgverzekeraars. Ten tweede dient de zorgplicht van zorgverzekeraars nu eindelijk te worden ingevuld. Zorgverzekeraars dienen voor elke soort van 30 zorg altijd drie zorgaanbieders te contracteren binnen een redelijke reisafstand voor de patiënt. Op deze manier kunnen ook verzekerden die vrijwillig kiezen voor een polis met een (zeer) beperkt gecontracteerd zorgaanbod, ten minste uit twee andere zorgaanbieders kiezen als de relatie met een eerste zorgaanbieder niet optimaal blijkt. Tenslotte moeten verzekerden op toegankelijke wijze kennis kunnen nemen van het inkoopbeleid van zorgverzekeraars. Verzekerden moeten gemakkelijk kunnen inzien of het niet-gecontracteerde zorgaanbod inderdaad buiten de criteria van het inkoopbeleid van hun zorgpolis valt. Dit vereenvoudigt het kiezen voor een polis die het beste bij de verzekerde past. En het stelt verzekerden en zorgaanbieders beter in staat vergoeding af te dwingen als een zorgaanbieder onterecht niet is gecontracteerd.” Directeur Wilna Wind van de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF) noemt behoud van de restitutiepolis fundamenteel. “Ook al zal dat eventueel prijsverschil betekenen. Keuzevrijheid is voor de patiënt het belangrijkste.” Voor de Consumentenbond komt de wijziging te snel. De bond vindt dat aan een aantal voorwaarden voor transparantie nog lang niet is voldaan. Het debat is nog in volle gang en zodoende wordt er nog volop gediscussieerd om tot een besluit te komen waar iedereen zich in kan vinden. Eén ding is zeker, het ultieme gezamenlijke doel is en blijft: het garanderen van kwalitatief hoofwaardige en betaalbare zorg voor iedereen. Bij het samenstellen van dit artikel is gebruik gemaakt van tientallen bronnen. Met het oog op de beschikbare ruimte is het helaas niet mogelijk om de volledige bronnenlijst te publiceren. Wij zenden de lijst echter graag op aanvraag toe. Fa-med golfdag 3 juli Golfclub Anderstein te Maarsbergen Goede tradities zijn er om in stand gehouden te worden. Daarom organiseert Fa-med ook dit jaar de golfdag. Deze editie vindt plaats op Golfclub Anderstein en wordt georganiseerd op donderdag 3 juli. Vanaf 11.00 uur heten wij u van harte welkom op Golfclub Anderstein. Aan het einde van de middag sluiten wij deze sportieve buitendag af met een gezamenlijke barbeque. Komt u ook? Wacht dan niet langer met aanmelden, want het aantal beschikbare plaatsen is beperkt. Per praktijk/bedrijf kunnen maximaal twee deelnemers (GVB verplicht) meedoen, voor een eigen bijdrage van € 50,- per persoon. Aanmelden kan via: golftoernooi@famed. nl. Vergeet daarbij niet uw naam/namen, de handicap(s) en uw deelnemernummer te vermelden. 27 31 Kliniek Tandheelkunde Sneek ‘We willen de nieuwste technieken voor onze klanten’ Frank Post begon zijn carrière in 1987 in Dortmund. In 2004 startte hij samen met zijn partner Doris Kliniek Tandheelkunde Sneek. Voorlopers zijn ze, op het gebied van innovatie, klantgerichtheid en de nieuwste tandheelkunde technieken. Frank: “Na mijn studie ben ik naar Duitsland gegaan, omdat Duitsland voorop loopt op het gebied van de tandheelkunde. Sinds begin jaren negentig houd ik me al bezig met implantologie.” D e twee ontmoeten elkaar op een vrijgezellenfeestje waar de vlam oversloeg. Doris: “Vanaf toen ging alles snel, binnen drie jaar werden de twee oudsten geboren. Ook raakte ik al snel als praktijkmanager bij de praktijk betrokken. Ik begon met het organiseren van preventieprogramma’s en projecten voor kinderen.” Toch bleef Nederland trekken, het echtpaar vestigde zich uiteindelijk in Friesland. Frank: “Ik ben in het westen (Beverwijk) opgegroeid, maar ging met mijn ouders elke zomer zeilen in Friesland. Die binding met het water is nooit verdwenen. We wonen in Heeg, direct aan het water. Met ons zeiljacht kunnen we zo het meer op. Onze (inmiddels drie) kinderen hebben hier meteen zeilen geleerd, de oudste is een fanatiek zeiler. Friesland is mijn thuis geworden.” Frank Post Rustkamer Bij binnenkomst valt de mooie, rustige en lichte wachtruimte op, met op de muur een uitgestrekt strand aan de vloedlijn. Op tafel liggen tijdschriften en glossy’s, voor wie zich verveelt biedt de televisie ontspanning of informatie. Doris Post (praktijkmanager): “We vinden het belangrijk dat mensen zich hier prettig voelen. Veel mensen komen niet graag bij de tandarts, sommigen zijn zelfs bang.” Haar partner Frank Post (tandarts-implantoloog) vult aan: “Soms zie je dat direct, maar er zijn ook mensen die het in eerste instantie heel goed weten te verbergen. Het is belangrijk om angstige mensen op hun gemak te stellen. Dat doe ik vaak door eerst rustig met ze te praten in onze rustkamer, een prettige, lichte ruimte met privacy.” Geboren: 26 juli 1958, Beverwijk Studie:Tandarts/tandarts-implantoloog Loopbaan: Tandarts in loondienst (1986-1987), eigen tandartspraktijk Dortmund (1987-2004), docent, teamleider UMCG ( 2004-2008), kliniek Tandheelkunde Sneek (2004-heden). Hobby’s: zeilen, golf, hardlopen 32 Interview Nieuwste technieken In 2004 startte Frank Post als stand alone tandarts en implantoloog. Inmiddels bestaat Kliniek Tandheelkunde Sneek uit een multidisciplinair team van tandartsen, mondhygiënisten, implantologen en een klinisch-prothese-technicus. Vanuit zijn ervaring in Duitsland nam hij de nieuwste technieken mee. Frank: “Implanteren was hier destijds nog een noviteit, maar in mijn Duitse praktijk ben ik daar al in de jaren negentig mee gestart. Want ik streef ernaar om voor mijn patiënten altijd de nieuwste technieken te kunnen toepassen om het beste resultaat te behalen. Een paar jaar geleden hebben wij als een van de eerste tandartspraktijken in Nederland ‘teeth in an hour’ geïntroduceerd. Dit was toen een noviteit. Sinds kort voeren we behandelingen uit onder volledige narcose, als een van de tien mondzorgklinieken in Nederland.” Volledige narcose Behandeling onder narcose is een uitkomst voor zakenmensen met een volle agenda, maar ook voor angstige mensen of mensen met een verstandelijke handicap. Frank: “Onder narcose kun je complexe operaties, zoals het plaatsen van implantaten, snel en pijnloos uitvoeren. Die snelle behandeling zorgt ook nog eens voor een sneller herstel.” Alle voorkomende behandelingen kunnen onder narcose worden uitgevoerd, in onze eigen praktijk in samenwerking met het anesthesieteam van Anesthesie Service Nederland (ASN). Frank: “Dit zijn zeer goed opgeleide en ervaren anesthesiologen en anesthesieassistenten die BIG-geregistreerd zijn. Na afloop van de narcosebehandeling word je wakker in onze rustkamer en kun je naar huis. De narcosemiddelen die worden gebruikt, voorkomen misselijkheid na de narcose. Want ook dat hoort bij goede zorg en dat is waar het bij ons allemaal om draait.” Doris Post Geboren: 20 maart 1966, Dortmund Studie:Rechten/Praktijkmanager Loopbaan: Organiseren van diverse preventieprogramma’s, samenwerken met verschillende instellingen, praktijkmanager Kliniek Tandheelkunde Sneek Hobby’s: zeilen, golf en hardlopen 33 Evenementen Contact Vrijdag 16 & zaterdag 17 mei 2014 Overzicht met belangrijke contactgegevens voor u en uw patiënten/cliënten . NMT Jaarcongres Voor u als klant Beurs van Berlage, Amsterdam Organisatie: NMT www.tandartsennet.nl Vrijdag 6 juni 2014 Dental Debate Auditorium Burgers’ Zoo, Arnhem Organisatie: Arnhemse Vragen over de dienstverlening Bereikbaar op werkdagen van 08:00 – 18:00 uur T 033 43 45 250 Team Mondzorg T 033 43 45 270 Team Paramedici T 033 43 45 295 Team Dierenartsen T 033 43 45 293 Team Optiek en Audiciens T 033 43 45 230 Team Huisartsen T 033 43 45 260 Team Medisch Specialistische Zorg T 033 43 45 228 Team Apothekers T 033 43 45 292 Team Aftersales [email protected] Uw declaraties versturen Iwww.famed.nl www.mijnfamed.nl Tandartsenvereniging Voor uw patiënten/cliënten www.dentaldebate.nl Bereikbaar op werkdagen van 08:00 – 18:00 uur. Vrijdag 3 oktober 2014 Exquise Gebruikersdag Organisatie: Vertimart www.vertimart.nl T Algemeen 0900 0885 (€ 0,15 p/min) T Aanvraag duplicaatnota 0900 0882 (€ 1,30 p/gesprek) I www.notavanfamed.nl Via deze website kunnen uw patiënten/cliënten zaken rondom hun nota zelf regelen. B ABN AMRO 62.70.00.800 t.n.v. Fa-med B.V. o.v.v. het notanummer IBAN: NL97ABNA0627000800 BIC: ABNANL2A Verkoop en advies Bereikbaar van 08.30 tot 17.00 uur T 033 45 34 444 [email protected] Postadres Postbus 1570 3800 BN Amersfoort facebook.com/famedbv Bezoekadres Plotterweg 26-28 3821 BB Amersfoort @famedbv 34 26 Achtergrond 35 27 Colofon Fa-med magazine is een uitgave van Fa-med B.V. Plotterweg 26-28 3821 BB Amersfoort Postbus 1570 3800 BN Amersfoort Telefoon: 033 - 43 45 200 Fax: 033 - 43 45 210 E-mail:[email protected] Internet:www.famed.nl Opmaak en realisatie The Satisfactorie B.V. Postbus 3063 3850 CB Ermelo Telefoon: 0341 – 562 333 E-mail:[email protected] Internet:www.tsfo.nl Eindredactie en redactie Narvic Media & Communicatie Foeke Sjoerdswei 38 8914 BH Leeuwarden Telefoon: 06 - 22 49 58 45 Email:[email protected] Internet:www.narvic.nl © 2014 Fa-med, alle rechten voorbehouden. Fa-med B.V. neemt u de tijdrovende en kostbare zorg over uw debiteurenportefeuille uit handen. Wij zorgen voor een snelle uitbetaling van uw declaraties, correcte facturering en inning. Door de zeer zorgvuldige, efficiënte en klantvriendelijke werkwijze zijn wij een betrouwbare partner gebleken. Fa-med B.V. is als enige medical factoring dienstverlener ISO 9001 en NEN 7510 gecertificeerd.
© Copyright 2025 ExpyDoc