Download de printversie. - kijkeenswatverderdandesterren.nl

Het donker kleurt de laatste uurtjes van de nacht. Hoog boven het dak van de buren
schittert de opgeheven poot van Pegasus. De kat wandelt over de nok.
Opeens blijft ze staan. Ze kromt haar rug. Er gebeurt iets vreemds.
De lucht trilt. Tussen de sterren klinkt een zacht blazend geluid. Alsof iemand in één adem de
kaarsjes op een taart uitblaast.
De kat steekt haar staart omhoog.
Het geluid wordt harder. Een kraai fladdert op uit de appelboom en verdwijnt krassend over
de weilanden.
Een plotselinge windvlaag blaast een waarschuwing over het dak en schudt de takken van de
oude boom. Een twijg tikt tegen het dakraam van Ralf. Hij beweegt onrustig in zijn slaap.
De kat legt haar oren plat tegen haar kop. Het suizen is nu oorverdovend. Een donkere
schaduw schiet langs de oude boom en belandt met een plof op de dakpannen. Met een
schreeuw springt de kat van het dak en verdwijnt tussen de struiken.
Ralf zit rechtop in zijn bed. ‘Wat was dat?’ Even weet hij niet waar hij is.
Hij droomde dat hij een ster had geplukt. Een kleine ster van een bijzonder blauw.
Schitterend als de zee in het maanlicht. Hij liet de ster op zijn hand balanceren. Het meisje
glimlachte. Zijn hart maakte een sprongetje en de ster viel van zijn hand. Razendsnel
verdween ze uit het zicht. Een spoortje licht als vluchtige herinnering.
***
Vanuit haar schuilplaats tussen de struiken ziet de kat het dakraam opengaan. Een jongen
steekt zijn hoofd naar buiten. Hij veegt zijn haar uit zijn gezicht en kijkt om zich heen.
Je zou verwachten dat Ralf geen hand voor ogen ziet in deze maanloze nacht. Niets is minder
waar. Zelfs aan de rand van het dorp waar de straatlantaarns ’s nachts gedoofd worden is de
nacht niet inktzwart. Ralf kan het huis van de buren duidelijk onderscheiden. Ook de kale
takken van de oude appelboom tekenen zich scherp af tegen de diepgrijze achtergrond. Het
rommelige kraaiennest hangt als een harige trol tussen de takken.
‘Er moet iets op het dak liggen.’ Met twee handen trekt Ralf zich op aan het kozijn. ‘Wat
komt er nou midden in de nacht uit de lucht vallen?’ Hij steekt zijn been naar buiten en duwt
het venster zo ver mogelijk omhoog. Dan steekt hij ook zijn tweede been door het raam.
‘En waar is het?’ Vanuit zijn zitplaats in het raamkozijn kan Ralf maar een klein stukje van het
dak zien. Hij laat zich in de dakgoot zakken en tuurt omhoog.
‘Ik moet het dak op.’ Voorzichtig duwt Ralf een dakpan omhoog en zet zijn voet op de
panlat. Het ruwe hout prikt in zijn blote voeten. ‘Stomkop, je had je gympen aan moeten
doen’, mompelt hij. ‘En een paar warme handschoenen zouden ook niet gek zijn.’
Met zijn koude handen schuift hij een volgende pan omhoog. En nog één. En nog één. Net zo
lang tot hij de bovenkant van het dak bereikt heeft. Ralf strekt zijn rug. Een zachte bries
waait door zijn haar.
‘Dit is vet!’ Ralf gaat op de nok zitten. Een been aan elke kant. ‘Zo dicht bij de sterren.’
Hij is het doel van zijn expeditie helemaal vergeten. Dit is wel even iets anders dan
sterrenkijken door het zolderraam.
Ralf heeft al een poosje op het dak gezeten als er iets langs zijn been strijkt. Het is de kat van
de buren. Als de jongen haar geen aandacht geeft, wandelt ze beledigd weg.
‘Goed idee.’ Ralf staat op en kijkt om zich heen. ‘Als er iets op het dak gevallen is, zou ik het
toch moeten zien… Wacht, wat is dat?’ Ralf laat zich een stukje naar beneden zakken en
schuifelt dan verder over het dak. Met zijn hand houdt hij zich vast aan de nok.
Tussen de ventilatiepijpen ligt een groot rechthoekig pak. ‘Paste zeker niet door de
schoorsteen’, grinnikt Ralf. Hij schuifelt nog een stukje dichterbij. ‘Het zou een strobaal
kunnen zijn.’ Ralf kijkt verbaasd naar boven. ‘Wie laat er nu een pak stro op het dak vallen?’
Je zou bijna geloven dat Ralf het de normaalste zaak van de wereld vindt dat er ’s nachts
pakjes op het dak vallen. Het zou natuurlijk heel goed kunnen dat hij al zoveel rare dingen
heeft meegemaakt dat hij nergens meer van opkijkt.
‘Dat ding moet hier niet blijven liggen.’ Ralf slaat zijn arm om de pijp van de C.V. ‘Eén
regenbuitje en we hebben ook nog een schimmel op het dak.’ Hij geeft een flinke trap tegen
het stro. Er gebeurt niets. De baal blijft liggen waar hij ligt.
’t Lijkt wel of ‘ie vast zit.’ Ralf laat zich een stukje naar beneden glijden duwt tegen het pak.
‘Huh’, zegt Ralf, ‘het is helemaal geen stro.’ Hij tast met zijn handen over de baal. ‘Stof, rits…
wieltjes! Maar dan…’ Ralf krabbelt naar boven. ‘Goed gemikt! Nu begrijpt ik waarom er geen
beweging in dat ding te krijgen is.’
De trekstang van de koffer is precies om een ventilatiepijpje gevallen. Het kost Ralf nog
aardig wat moeite om de stang los te wrikken zonder van het dak te vallen. Maar het is hem
gelukt. Nu schuift hij het gevaarte door de dakgoot naar het raam van zijn slaapkamer.
‘Vooruit jij, naar binnen.’ Ralf zet zich schrap in de dakgoot en duwt uit alle macht. De koffer
blijft steken in het raamkozijn. ‘Natuurlijk past het wel!’ Ralf geeft nog een flinke zet. ‘Zie je
wel dat het past.’ Met een luide bons valt de koffer op de vloer. De prullenbak valt om,
stukjes Pegasus rollen over de vloer. Vliegensvlug klimt Ralf naar binnen. Behoedzaam opent
hij de deur van zijn kamer en luistert of er niemand wakker is geworden. Hij moet er niet aan
denken dat zijn moeder naar boven zou komen.
***
Het blijft rustig in huis. Niemand is wakker geworden van de bons op de vloer. Pa en Til
liggen nog heerlijk op één oor. Ze hebben geen idee wat zich allemaal op het dak heeft
afgespeeld.
‘Een koffer op wieltjes…’ Ralf zet de prullenbak rechtop en schuift de resten van het paard
opzij. ‘Op ons dak… Van wie…?’ Aarzelend trekt hij de rits open. ‘Moet je gevonden
voorwerpen eigenlijk aangeven? Ach, even kijken kan geen kwaad. Als die koffer vol geld of
gesloten goederen zit kan ik hem altijd nog naar het politiebureau brengen.’
Ralf ritst de koffer helemaal open. Bovenop een stapeltje handdoeken ligt een
beertjespyjama. ‘Ik ga op reis en ik neem mee…’ Ralf vist een ouderwets wit herenhemd uit
de koffer. ‘Ondergoed yep, een tandenborstel… en natuurlijk een kompas.’
‘Wat is dit?’ Het metalen voorwerp ziet er ingewikkeld uit. ‘Lijkt wel zo’n apparaat waar
zeelui vroeger hun koers mee bepaalden.’ Ralf staat op en legt het instrument op zijn
bureau. ‘Bijzonder, ‘ns kijken wat er nog meer inzit.’
‘Die gast heeft er zin in’, mompelt Ralf. De helft van de koffer is gevuld met conservenblikjes
‘Er is vast niet veel te eten op dat vakantieadres van hem.’
Een kwartiertje later is de koffer bijna leeg. De inhoud ligt verspreid over de vloer. Tussen
een dozijn keurig opgerolde zwarte sokken en een groene fleecetrui ligt een knuffelbeest.
Een groot pluizig schaap. Ralf is in de koffer gekropen en probeert met zijn zakmes de naad
van de voering los te maken. Er zit iets in verborgen in de stof. Het is hard en plat.
‘Got you!’ Ralf steekt zijn hand in tussen de stof. ‘Net wat ik dacht. Een boek.’
Hij haalt een schrift met een stevige kaft van blauw gemarmerd papier uit de voering. ‘Vet!
Een logboek.’ Ralf draait het schrift om en leest het etiket. ‘Logboek van Joachim Ze…’ Ralfs
ogen worden groot. Hij springt uit de koffer en rent naar het raam.
Een oranje gloed in het oosten verjaagt het donker. De wereld achter de oude appelboom
krijgt langzaam kleur. De kraai keert krassend terug op haar nest en de kat van de buren ligt
alweer te slapen in haar mand.
Het knetterend geluid van een brommer verbreekt de betovering van de nacht. Falko is op
weg naar zijn werk. Van Joachim Zenit ontbreekt elk spoor.