5. Ordinantie voor het jeugdwerk en de educatie I Het jeugdwerk Artikel 1 Wat het jeugdwerk omvat 1. De Kerk, erkennende dat zij naast de ouders mede verantwoordelijkheid draagt voor de jeugd van Kerk en volk, heeft in haar jeugdwerk met name tot taak:de jeugd te bewaren bij en in aanraking te brengen met het Evangelie van Jezus Christus; leiding en daadwerkelijke bijstand te geven bij haar ontwikkeling, arbeidsleven, ontspanning en besteding van de vrije tijd. 2. De zorg voor het jeugdwerk behoort tot de werkzaamheden van de kerkenraad, welke zich doet bijstaan door een commissie voor het jeugdwerk, welker leden door de kerkenraad worden benoemd. 3. De zorg der Kerk strekt zich mede daartoe uit, dat de jonge lidmaten actief betrokken worden in het leven van jeugd, gemeente en Kerk. Artikel 2 De raad voor het jeugdwerk 1. De meerdere ambtelijke vergaderingen doen zich bij haar werkzaamheden op het gebied van het jeugdwerk voorlichten en bijstaan door een orgaan van bijstand voor het jeugdwerk in haar ressort. 2. Het orgaan van bijstand der generale synode, raad voor het jeugdwerk genaamd, heeft inzonderheid tot taak: − samenwerking te bevorderen tussen de organen, op het terrein van het jeugdwerk, in de Kerk en daarbuiten, werkzaam; − voorlichting en leiding te geven aan het jeugdwerk; − organen en instellingen in het leven te roepen, te besturen of te doen besturen, welke bevorderlijk zijn voor het bereiken van de aan het jeugdwerk gestelde doeleinden; − de scholing ter hand te nemen of te bevorderen van hen, die geroepen zullen worden leiding te geven aan het jeugdwerk; − ten uitvoer te leggen, hetgeen hem krachtens ordinantie 5-3-4 wordt opgedragen; − leiding te geven aan werkgemeenschappen van jeugdwerkleiders der Kerk; − periodieken en geschriften te doen verschijnen, van belang voor de jeugd, voor het werk onder deze of voor degenen, die op enig terrein des levens met de jeugd in aanraking komen; − samen te werken met andere organen van bijstand, voor zover zij op enigerlei wijze betrokken zijn bij de vorming van de jeugd. Artikel 3 De jeugdwerkleider 1. De ambtelijke vergaderingen kunnen zich bij de geestelijke vorming van de jeugd doen bijstaan door jeugdwerkleiders. 2. Tot deze bediening kunnen worden geroepen mannelijke en vrouwelijke lidmaten der Kerk, die hun tijd geheel aan deze arbeid willen geven en aan daarvoor te stellen eisen voldoen. 3. De jeugdwerkleider is werkzaam ten behoeve van een of meer gemeenten, ambtelijke vergaderingen, organen of instituten der Kerk en verricht zijn arbeid in opdracht van en in verantwoordelijkheid aan het betreffende lichaam en in gemeenschap met de raad voor deze arbeid. 4. De opleiding van hen, die begeren in deze bediening te worden gesteld, geschiedt naar bepalingen vast te leggen in een generale regeling der synode, waarin onder meer regelen zullen worden gesteld inzake de toelating tot de opleiding, de vakken, waarin en de wijze waarop het onderricht zal worden gegeven, en het examen, dat tot deze bediening toegang geeft, in welke generale regeling mede is opgenomen, ten overstaan van wie zij, alvorens een testimonium te ontvangen, bevestigend antwoorden op de vragen, vermeld in ordinantie 9-9-4. 5. (Vervallen per 1 januari 1993.) 6. De benoeming van de jeugdwerkleider geschiedt overeenkomstig de regelen, vastgesteld in of krachtens ordinantie 17. 7. Indien de kerkenraad redenen heeft om over te gaan tot de aanstelling van een niet in de bediening gestelde jeugdwerkleider, is voor zulk een aanstelling de goedkeuring van de raad voor het jeugdwerk van node en gelden voor de vaststelling van het salaris de regelen gesteld in of krachtens ordinantie 17. 8. Het bepaalde in ordinantie 9-6-7, 8, 9 en 10 is van overeenkomstige toepassing op hen, die krachtens dit artikel of krachtens het bepaalde in hoofdstuk I of VIII van ordinantie 13 tot medewerking aan de geestelijke vorming van de jeugd worden geroepen. II De Educatie Artikel 4 De zorg voor de educatie 1. De Kerk als lerende geloofsgemeenschap draagt zorg voor de educatie in haar arbeid op het terrein van opvoeding, onderwijs, catechese en scholing, en van vorming en toerusting van gemeenteleden. Het doel van de educatie is het leven te richten naar Gods beloften en geboden en te leren daaruit te leven. 2. De zorg voor de educatie behoort tot de werkzaamheden van de kerkenraad, die zich laat bijstaan door een orgaan van bijstand van de kerkenraad of van een meerdere ambtelijke vergadering. 3. De meerdere ambtelijke vergaderingen laten zich bij haar werkzaamheden op het gebied van de educatie voorlichten en bijstaan door een orgaan van bijstand voor de educatie. Artikel 5 De raad voor de educatie 1. De generale synode doet zich bijstaan door een raad voor de educatie, die tot taak heeft de Kerk te dienen op het terrein van de educatie, in het bijzonder − door het geven van voorlichting en bijstand ten dienste van het onderwijs als bedoeld in hoofdstuk III van deze ordinantie; − ten dienste van de catechese als bedoeld in ordinantie 9 en ten dienste van de vorming en toerusting van de gemeenteleden; en − zorg te dragen voor de samenhang en onderlinge afstemming op deze terreinen van de educatie; − materiaal beschikbaar te stellen ten behoeve van de educatie; − het bevorderen van overleg en samenwerking tussen de organen der Kerk die op het gebied van de educatie werkzaam zijn; − het onderhouden van samenwerking met andere instanties waarmee de Kerk terzake van de educatie een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten; − bij te dragen aan de scholing van hen, die beroepshalve in de Kerk werkzaam zijn op het gebied van de educatie; − medeverantwoordelijkheid te dragen voor de opleiding van hen die het testimonium kerkelijk werker begeren; − het samenwerken met instellingen van theologisch hoger onderwijs waarmee de Kerk een samenwerkingsovereenkomst onderhoudt; − zijn arbeid zoveel mogelijk te verrichten in samenwerking met de organen van andere kerken in binnen- en buitenland die in deze arbeid werkzaam zijn. 2. De taken van de raad ten dienste van het onderwijs betreffen − het geven van voorlichting aan en waar nodig het bevorderen van samenwerking tussen de organen, die voor, vanwege of ten behoeve van de Kerk, of in het algemeen op het gebied van het onderwijs werkzaam zijn; − het bevorderen, dat vanwege de kerkelijke gemeenten bijbelonderwijs wordt gegeven op de scholen, waar zulks niet geschiedt; − het samen werken met de raad voor het jeugdwerk. 3. De taken van de raad ten dienst van de catechese betreffen − het uitdragen van de beginselen en leidende gedachten voor het catechetisch onderwijs; − het bekendmaken van predikanten en kerkelijke werkers in de catechese met de meest geschikte methoden voor de catechese; − het verzorgen en beschikbaar stellen van handleidingen, lectuur, leermiddelen en wat het catechetisch onderwijs verder kan bevorderen en het bekendmaken van hetgeen elders is verschenen; − het verrichten van hetgeen haar op grond van de bepalingen van ordinantie 9-10 tot taak wordt gesteld; − het besturen van instellingen, welke voor de dienst der catechese van node zijn; − het samenwerken met de raad voor de zaken van Kerk en theologie en met de raad voor het jeugdwerk. 4. De taken van de raad ten dienste van de vorming en toerusting van de gemeenteleden betreffen − het ondersteunen van voorbereiding en uitvoering van het educatief beleid in gemeente en Kerk; − het stimuleren en begeleiden van processen die leiden tot samenwerken van vrouwen en mannen op voet van gelijkwaardigheid in alle geledingen van de Kerk; − het organiseren van cursussen ten behoeve van gemeenteleden om hen toe te rusten voor hun plaats en taak in Kerk en wereld; − het bevorderen van interkerkelijke activiteiten ten behoeve van een landelijk netwerk van geschoolde en getrainde vrijwilligers in de gemeente. III Het onderwijs Artikel 6 De zorg voor het onderwijs 1. De Kerk, in haar zorg voor de educatie, werkt mede aan de kerstening van het onderwijs. 2. Deze zorg heeft mede ten doel: − het dienen en bevorderen van het onderwijs in de bijbelse geschiedenis en de kerkgeschiedenis op de scholen en inrichtingen van onderwijs; − contact te leggen tussen de gemeente, de school, de leerkrachten en de ouders der leerlingen, opdat de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor de opvoeding van de kinderen gestalte krijge; − de ouders te doordringen van hun verantwoordelijkheid voor het schoolonderricht aan hun kinderen; − te voorzien in het onderwijs daar, waar het ontbreken van scholen of een andere gewichtige reden dit in bijzondere gevallen nodig maakt. 3. De Kerk richt haar herderlijke zorg in het bijzonder ook op hen, die belast zijn met de opvoeding en het onderwijs en zoekt hen te dienen bij de rechte vervulling van hun taak. Artikel 7 Leerkrachten voor het bijbelonderwijs op de scholen 1. De kerkenraad doet zich bij zijn zorg voor het onderwijs in de bijbelse en kerkgeschiedenis op de scholen en inrichtingen van onderwijs zo nodig bijstaan door leerkrachten, in het bezit van testimonium I of II. 2. Op verzoek van de raad voor de educatie dragen een of meer kerkenraden, in samenwerking met daartoe door de raad aangewezen opleidingsinstituten, zorg, dat de gelegenheid bestaat een opleiding te ontvangen ter verkrijging van testimonium I. Artikel 8 Testimonium I 1. Testimonium I wordt door of namens de raad voor de educatie uitgereikt aan lidmaten der Kerk, bij voorkeur leerkrachten der scholen, die bij een onderzoek blijk hebben gegeven voldoende kennis te bezitten van de leerstof en de vakken, door de raad voor de educatie, onder goedkeuring van het breed moderamen der generale synode, aangewezen. 2. Aan hen, die in het bezit zijn van testimonium I, kan worden toevertrouwd onderricht te geven in bijbelse en kerkelijke geschiedenis bij het kleuteronderwijs, het lager onderwijs, het lager en uitgebreid nijverheidsonderwijs en het daarmee gelijk te stellen onderwijs. Artikel 9 Testimonium II 1. Testimonium II wordt door of namens de raad voor de educatie uitgereikt aan lidmaten der Kerk, bij voorkeur leerkrachten der scholen, die bij een onderzoek blijk hebben gegeven voldoende kennis te bezitten van de leerstof en de vakken, door de raad voor de educatie, onder goedkeuring van het breed moderamen der generale synode, aangewezen. 2. Aan hen, die in het bezit zijn van testimonium II, kan worden toevertrouwd het onderricht in bijbelse en kerkelijke geschiedenis bij het voortgezet onderwijs in al zijn geledingen en het daarmee gelijk te stellen onderwijs.
© Copyright 2025 ExpyDoc