Adjoa

Van de weblog van Dirk Maurits Boersma
Niet veel aanzienlijken
De enige zitplek is het bed. Dit 2-persoonsbed deelt Adjoa met z’n neef Mandela. Ook
nog het bed delen met je kamergenoot? Nee toch! Maar dat is de praktijk bij veel
mensen uit Afrika die samen een kamer huren. Adjoa komt uit Ghana. ‘Ik ga niet
meer terug’ zegt hij. ‘Mijn vader is al jaren geleden bij ons weggegaan. M’n
moeder is vorige maand overleden, en ik kon niet naar de begrafenis. Het had
ook geen zin: ik kon haar toch niet meer ontmoeten. Ik heb m’n zussen geld
gestuurd.’ Hij wil z’n verdere leven in Zuid-Afrika blijven, maar niet in Johannesburg. Daar is hij
beroofd, net toen hij z’n geld binnen had en een mobiel voor zijn moeder had gekocht. Alles weg!
Het complex waar hij nu woont ligt in Pretoria Noord en lijkt veilig. Adjoa en z’n neef zijn open,
luisteren goed, en ik kan merken dat ze christenen zijn. Ze zijn in een christelijk gezin opgegroeid, en
gingen in Ghana naar een Pentecostal Church. Nu willen ze graag naar onze kerk komen. Hoe ik met
hen in contact kwam? Chris, sinds enige tijd lid van onze gemeente, heeft Adjoa op de parkeerplaats
van het fitnesscentrum ontmoet. Daar bewaakt ‘ie auto’s, zodat ze niet gestolen worden. Chris heeft
hem ook naar de kerk uitgenodigd en
opgehaald. Hij maakt er ’s zondags een
omweg voor. Adjoa moet er wel voor
vechten om naar de kerk te kunnen. Hij
werkt 12 uur per dag (van 8 tot 8), 7
Kamer delen = bed delen
dagen per week. Hij heeft nu gevraagd of
hij ’s zondags vrij kan krijgen om naar de
kerk te gaan. Ongelooflijk! Hij is de
zoveelste buitenlander die hier
uitgebuit wordt. Er is geen CAO die hem
tenminste 1 vrije dag garandeert. Onze kerk staat in een middenklassewijk, maar zo langzamerhand
telt onze gemeente steeds meer ‘onaanzienlijken’ (1Korintiërs 1:26-29) die proberen te overleven.
Het is opvallend dat juist deze mensen offers brengen om als christen te leven, en moeite doen om
naar de kerk te komen. Ik heb er respect voor! Ik hoop dat ook in onze gemeente Gods bedoeling zal
uitkomen: “ Wil iemand zich op iets beroemen, laat hij zich op de Heer beroemen.” (v. 31)
Toch goed
Soms denk ik wel eens: kan ik het maken om anderen te vertellen dat zondag Gods dag is en dat het
nodig is om dan naar de kerk te gaan? Ik heb makkelijk praten, ik heb een vast inkomen; maar
mensen als Adjoa moeten overleven. Als buitenlander heb je maar weinig mogelijkheden, je moet blij
zijn met elk baantje dat je kunt krijgen! Moet je ze dan vertellen: geef het op, dit mag niet? Toch is
dat nodig. De wet van God is goed. We zijn geschapen om God te vereren; we mogen niet alleen
maar overleven. God legt een claim op ons leven. De rustdag is er om hem te vereren en te
bedanken. Dan word je geen slaaf van je werk maar je geniet van de vrijheid bij God.
Als je daarvoor offers moet brengen, ontdek je dat het hart van geloven is: vertrouwen op God. Hij
belooft om voor je te zorgen; hij roept je om op hem te vertrouwen. Dat wordt heel duidelijk in
Exodus 16, waar de sabbat heel sterk verbonden is aan het verzamelen van eten. Dat gaat dus heel
direct over overleven! God gaf manna en beloofde om het te blijven geven. De Israëlieten moesten
leren vertrouwen: door niet meer dan voor één dag te verzamelen, én door op vrijdag dubbel zoveel
te verzamelen omdat het de volgende dag sabbat was.
Gods wet is goed. Zeven dagen werken houdt geen mens vol. God heeft ons ánders geschapen.
Buitenlanders mogen ook rust krijgen (denk aan “de vreemdeling die in uw poorten woont”, Exodus
20:10). Die eigenaar van de kapsalon, Adjoa´s baas, gaat vrolijk door, maar hij moet z’n hebzucht
beteugelen en stoppen met het afbeulen van z’n werkers.
Ze hebben een adempauze nodig. Ook de arbeidswetten
van Zuid Afrika stellen grenzen aan het maximum werkuren
per week. De meesten van die groep geloven ook in Jezus;
ze missen nu de vreugde en de support van een gemeente.
Wanneer kunnen zij de vrijheid proeven? En hoe gaan we
daar zelf mee om?
Oogst
Het is zo’n 2 jaar na onze eerste ontmoeting. ‘Wat zijn je plannen voor dit jaar, m.b.t. God en de
kerk?’ vraag ik aan Adjoa. Ik ontmoet hem nu op een zaterdagmiddag bij een kopje koffie. We
hebben al veel gesprekken gevoerd. Vaak praatten we over z’n werk. Als buitenlander is hij in een
voortdurende strijd gewikkeld om te overleven. Hij heeft heel lang in een kapsalon gewerkt.
De Ghanese eigenaar dwong zijn landgenoten 7 dagen per week, 12 uur per dag te werken.
Adjoa kon niet naar de kerk, want er mocht eens een klant komen als hij er net niet was. Toch is hij
een aantal keren gewoon gegaan, maar hij was de enige. Vaak heb ik hem aangeraden om iets
anders te zoeken zodat hij naar de kerk zou kunnen gaan, en omdat hun baas misbruik maakte van
hun afhankelijke positie en tegen de wet in ging. Hij wilde wel, maar het was een groot risico. Eerst
ging hij een cursus doen om een certificaat te behalen. Dan kon hij bij andere kapsalons solliciteren.
Begin vorig jaar nam hij de grote stap en begon voor zichzelf. Hij heeft nu een goed inkomen en
neemt de zondag vrij. ‘Ik wil graag lid worden van de kerk en er actief deel van zijn’ antwoordt hij.
Wat een verrassing! In een jaar en tien maanden heb ik ongeveer 40 keer met hem gepraat. Elke keer
deden we de Bijbel open, vaak samen met de andere Ghanezen, en bad ik met hem en ook voor
hem. God heeft dat gezegend. Ik ben blij met deze oogst! Het doet me denken aan de berijming van
Psalm 126:5 die ik me uit mijn jeugd herinner:
Wie moeizaam hier met tranen zaait,
zal juichen als hij eenmaal maait.
Dan telt hij smart en moeite niet,
zijn klacht wordt tot een jubellied.
Wel gaat hij wenend langs de akker,
maar God roept het gezaaide wakker.
Dan keert de maaier blij naar huis,
hij brengt zijn gouden schoven thuis.