Alles waar hij bang voor was

25
lezen
Sneinspetiele | 1 november 2014
Alles waar hij bang voor was
Roman
door Tjerk de Reus
A
ls ik eind december
de balans opmaak
van mijn leeservaringen in 2014, zal de debuutroman van Bregje Hofstede
zonder twijfel in de top vijf belanden. Hofstede is een tamelijk jonge schrijfster (geboren
in 1988) die toch al beschikt
over een eigenzinnige, herkenbare schrijfstijl, die ze met
een vanzelfsprekend soort gemak hanteert. Daarbij snijdt
ze serieuze kwesties aan, die
raken aan grote, existentiële
thema’s: vrijheid, verantwoordelijkheid, liefdesverbintenissen. Je zou deze roman - getiteld: De hemel boven Parijs - kunnen samenvatten als een meditatie over ‘durf’, toegespitst
op het aandurven van een
daadwerkelijk, concreet bestaan in het hier en nu, in verhouding tot een liefdespartner
en een kind.
De hoofdpersoon in deze roman is Olivier, een vijftiger
die kunstgeschiedenis doceert in Parijs. Hij leeft in een
ijle binnenwereld, lijkt vastgepind te zijn aan het verleden van een ongelukkige liefde. Karakteristiek voor hem is
zijn gewoonte om een niet-bestaande hond uit te laten, als
hij wandelt door de stadsparken. Het beest bestaat alleen
in zijn brein. Als hij met een
jonge studente - Fie - aan de
wandel is en zij bijna op de onzichtbare hondenlijn stapt,
dist hij plotseling zijn avonturen met deze niet-bestaande
hond op.
Een grappig voorval, zou je
zeggen, maar toch niet zonder
betekenis. Want die vage hond
zweeft in een soort tussenbestaan, hij is er wel en niet - en
precies zó spiegelt hij de Sitz im
Leben van zijn baasje. De studente zegt tegen Olivier: ‘Hij
heeft een naam nodig.’ Een
naam krijgen, dat is zoiets als
tevoorschijn komen, ‘toegeroepen’ kunnen worden. In
een notendop cirkelt het om
deze dingen in Oliviers bestaan. Hij leeft in een schemertoestand, een ‘tussentijd’, hij
zweeft zo’n beetje.
Pas als hij een keuze maakt,
zich overgeeft aan een onzekere toekomst met vrouw en
kind, vormt zich een nieuw
begin. En dan blijkt Parijs een
vermolmde wereld waar het
echte leven niet geleefd kan
worden. Olivier vertrekt, op
de slotpagina van de roman:
‘Wanneer het zonlicht als een
inktvlek uitloopt in de lucht,
ligt Parijs achter hen. Olivier
is van de kaart gereden. (…)
Het gaspedaal brandt onder
zijn voet en zijn geluk kleurt
de hemel. Alles waar hij bang
voor was is eindelijk gebeurd.’
Kodak-jeugd
Met haar taal- en beeldgebruik
slaagt Hofstede erin om een
specifiek licht te werpen op de
hoofdpersoon en zijn besognes. Er is nogal wat sfeer en
stemming in deze roman, en
die worden opgeroepen door
de manier van vertellen, bijvoorbeeld: ‘We, zei ze, en hij
tuimelde dat woordje binnen.’
Het perspectief ligt hier bij Oli-
vier, maar Hofstede switcht
ook nogal eens naar het gezichtspunt van de genoemde
studente, bijvoorbeeld als zij
over Olivier denkt: ‘Die grote
vreemde man, in wiens korrelige Kodak-jeugd ze als verstekeling beland was.’ Soms gaat
het stilistisch net even te ver,
Onbestemde
vrijheid geeft je
leven geen kleur;
je houdt ‘lege
dagen’ over
dan klinkt het aardig maar feitelijk staat er onzin: ‘Hij werd
wakker met een gestolde tong
en de smaak van oud plastic in
zijn mond.’ Maar veel vaker
lees je prachtige zinnen, die
deze roman een fijnzinnig karakter geven.
Zoals gezegd is de thematiek
in deze roman verre van oppervlakkig. Het zijn tamelijk
grote kwesties die Hofstede
aan de orde stelt. Hoofdpersoon Olivier lijdt aan oud zeer.
Pijnlijke ervaringen in een vorige relatie - dertig jaar eerder spelen hem nog altijd parten.
Fie laat dat verleden bij hem
herleven, ze lijkt als twee
druppels water op Oliviers geliefde van ooit. Aanvankelijk
verzet Olivier zich stuurs tegen haar aanwezigheid, en dat
past helemaal bij de bestaansangst die hem sindsdien in de
greep houdt. Maar het is zonneklaar dat het verleden zich
in een nieuwe gestalte aan
hem voordoet, en hij kan zich
er niet aan onttrekken. Dit betekent niet dat hij regelrecht
verliefd wordt op de studente.
Het loopt wel op zoiets uit,
maar wat zich in zijn geest voltrekt, gaat veel dieper dan
amoureuze gevoelens. Het
raakt de fundamenten van
zijn bestaan.
Ingeblikt
Onbestemde vrijheid geeft je
leven geen kleur, je houdt ‘lege dagen’ over. Dat is een cruciaal inzicht in deze roman. Je
moet je ‘ergens aan vast kunnen houden’, beseft Olivier.
Maar waaraan, als je het eindeloze heelal inkijkt? ‘En heb
je weleens bedacht dat je tegen een bol ligt aangekleefd
die in een eindeloos uitdijende leegte ronddraait?’ Dit besef levert desoriëntatie op, reden waarom je je zou moeten
‘verankeren’, concludeert Olivier klinisch. De werkelijkheid daarvan wordt hem pas
duidelijk tegen het slot van de
roman; Fie beseft het echter
allang, met feilloze vrouwelijke intuïtie, als ze beweert dat
het pas ‘leeg’ wordt in je leven
als ‘degene met wie je een
huis deelt je niet meer ziet.’
Tegen het slot van de roman
raakt Olivier met Fie in een situatie verzeild die hem voor
het blok zet. Het ferme besluit
dat hij dan neemt, breekt zijn
ingeblikte bestaan voorgoed
open. Hij is bereid in te staan
voor een ander, ook als dat een
fiks waagstuk is en hij veel zal
verliezen. Het vaderschap
komt in beeld en hij aanvaardt
het, iets wat hem in de vorige
relatie - tot zijn schaamte - niet
lukte. Dat is een kwestie van
dood en leven,
besef je als je
de roman uit
hebt.
De hemel
boven Parijs.
Door Bregje
Hofstede. Uitgeverij Cossee,
19,90 euro
Nader bekeken
By it besprek fan de
roman Frou mei mandoline op sofa fan Josse de
Haan, ferline wike yn de
Sneinspetiele, stie spitergenôch it ferkearde
omslach ôfprinte. Om’t
Monique Vogelensang
sa’n
prachtich
omslach
makke
hie, litte
we it
dochs
noch
efkes
sjen.
Momentopnames van een gezin
Roman
door Douwe de Vries
H
et gezin dat Emma
Curvers (1985) in
haar debuutroman
Iedereen kan schilderen beschrijft, is voor buitenstaanders een toonbeeld van saamhorigheid. Binnen het gezin
heerst echter de tirannie van
een vader die het maatschappelijk weliswaar gemaakt
heeft, maar die door zijn depressies, psychoses en dwangneuroses zijn gezin tot wanhoop brengt. Als er aan een roman voorafgaand expliciet
wordt gemeld dat ‘zowel het
verhaalverloop als de personages op fictie berusten’ zal
het boek - zo leert de praktijk
– in werkelijkheid juist een
autobiografisch karakter hebben. Zeker als, zoals in dit geval, ook nog wordt aangegeven dat ‘werkelijke gebeurtenissen en personen de inspiratie vormden’ voor haar
verhaal.
De titel van het boek slaat op
vader Hans Kostons, die zich
op onverwachte momenten terugtrekt op zolder om aan de
hand van voorgedrukte kleurplaten zijn ‘creatieve talenten’
in praktijk te brengen. De fabrikant claimt dat ‘iedereen
kan schilderen’ als de schilder
zich maar aan de contouren en
nummers in elk vak houdt...
Zijn idool is Turner en hij
hoopt eens net zo te kunnen
schilderen als zijn beroemde
voorbeeld.
Het boek is geschreven vanuit het perspectief van de twintigjarige Iris die samen met
haar zus en moeder zonder resultaat probeert het gedrag
van hun vader en echtgenoot
te verklaren. Grofweg kan het
boek ingedeeld worden in drie
episodes, waarin verjaardagen
en feestdagen zoals Pasen en
Kerstmis en een grote vakantie worden beschreven.
Moeder en dochters proberen vooral op die momenten,
die hoogtepunten in een gezin
zouden moeten zijn, de nukken en fratsen van de vader op
te vangen en voor de buitenwereld te verdoezelen. Als Kostons jarig is slooft het gezin
zich uit om er wat moois van te
maken, maar net als alle feestgangers aanwezig zijn, verdwijnt de jarige naar zijn schil-
dersezel. Hij gedraagt zich letterlijk als een heer des huizes
die de gezinsleden voorschrijft
wat hij van hen verwacht. Zo is
er een praalkeuken die aan alle kanten glimt maar die niet
gebruikt mag worden, en er is
Aan beide kanten
hebben zich
nogal wat
stoornissen
geopenbaard
een schaduwkeuken die wel
als zodanig functioneert. Elke
avond komt er een balk voor
de voordeur om eventuele inbrekers buiten de deur te houden. Kostons gaat zelfs zo ver
de sloten van alle deuren van
tijd tot tijd te vervangen. want
je weet maar nooit.
Soms wordt de moeder het
te veel. Zo giet ze uit wraak
een pannetje met een ‘bruine
brij’ leeg in de attachékoffer
van haar man en op een ander
moment rijdt ze opzettelijk
met zijn dure Jaguar tegen de
garagegevel. Hij wordt er
blijkbaar koud nog warm van.
Als eigenaar van een succesvol bedrijf waar zelfsluitende
ladesystemen (!) worden geproduceerd, strooit hij met
geld als dat in zijn ogen nodig
is. Hoewel Kostons na het zoveelste drama gedragsverbetering belooft, raakt de maat
voor moeder en dochters
gaandeweg vol.
Halverwege de roman staat
over twee bladzijden een
stamboom, waaruit blijkt dat
zowel aan moeders als aan vaders kant zich nogal wat stoornissen in de familie hebben geopenbaard. Smetvrees, borderline, asperger, ADHD,
pleinvrees, ze dwingen vrijwel
alle familieleden in therapie te
gaan.
Custers beschrijft het allemaal in een bijna nuchtere
stijl, waarin het haar vooral
gaat om de details: de roman
bestaat uit een aaneenschakeling van voorvallen die gelei-
delijk uitlopen op een tragische climax. Curvers is er op
die manier aardig in geslaagd
de beklemmende en vaak dreigende sfeer in het gezin op te
roepen. Een manco is dat qua
karaktertekening alle aandacht uitgaat naar de vader en
dat de moeder en ook de zusters, toch ook literair interessante personages, onderbelicht blijven. Ook wordt niet
duidelijk wat het gedrag van
de vader uiteindelijk voor het
leven van de ik-figuur betekent.
De roman heeft het karakter
van een momentopname en
misschien wel daarom een
open einde. De lezer mag zelf
invullen hoe het dit gezin en
vooral ik-figuur verder vergaat. Misschien lezen we dat in
een volgende
roman.
Iedereen
kan schilderen.
Emma Curvers. Uitgeverij
Atlas Contact.
19,99 euro,
e-book 14,99.