Ronde Tafelbijeenkomst Groninger Verdienmodel

Ronde Tafelbijeenkomst Groninger Verdienmodel - GVM
24 maart 2014
Aanwezigen:
Ralph Eggink (gemeente Slochteren)
Mattheus Gorter (LTO Noord)
Annette van Velde (LTO Noord)
Henk Staghouwer (gedeputeerde)
Jan Hamminga (GrAJK)
Willem Smits (GrAJK)
Adrian Langereis (Noorderland Melk)
Sjouke Bakker (Vereniging Groninger Dorpen)
Marco Bentz van den Berg (BI ORA)
Willie Raaijmakers (BI ORA)
Marien Bügel (St. Natuur en Landschap
Eemsmond)
Geert Schoemakers (St. Landschapsbeheer
Groningen)
Rob Reintsema (St. Het Groninger Landschap)
Erwin Hoogland (Van Stad tot Wad)
Hans van Zijst (gespreksleider/voorzitter)
Werkgroep Groninger Verdienmodel:
Irene van Dorp (Provincie Groningen,
projectleider)
Ellen Farwick (NMFG)
Taeke Wahle (LTO Noord)
Nynke de Jong (Provincie Groningen)
Frans Debets (NMFG)
Sjoerd Bokma (WUR)
Martine Top (Provincie Groningen, notuliste)
1. Opening en welkom
Gedeputeerde Henk Staghouwer opent de derde Ronde Tafelbijeenkomst inzake het Groninger
Verdien Model (verderop in de notulen GVM genoemd) en heet een ieder van harte welkom. Hij
bedankt de werkgroep voor haar inzet en merkt op dat de inzet tot dusver een goede basis vormt om
tot een goed eindproduct te komen. Het GVM versie 1.0 zal in juni 2014 worden opgeleverd.
2. Toelichting op het programma en kennismaking
Gespreksleider Hans van Zijst neemt het over. Ook hij heet een ieder van harte welkom en schetst het
gewenste verloop van de avond. Hij geeft aan dat dit de derde bijeenkomst inzake het GVM is (de
eerste was in juni 2013 en de tweede in september 2013). Hij geeft een korte samenvatting van de
oplevering tot nu toe.
De avond zal worden gebruikt om met elkaar van gedachten te wisselen en te kijken of dit de goede
richting is die we op gaan. In de loop van de avond zullen er in kleine groepjes een viertal vragen
worden besproken die belangrijke input levert om de volgende stap te zetten in de ontwikkeling van
het model. Er wordt een verslag gemaakt, dat toegezonden wordt naar alle genodigden.
Er wordt begonnen met een kort voorstelrondje.
3. Presentatie over de voortgang van het GVM
Frans Debets en Taeke Wahle geven een korte presentatie over de stand van zaken van het GVM.
De presentatie is bijgevoegd bij het verslag.
Ralph Eggink van de gemeente Slochteren vraagt of de relatie tussen het aantal hectares grasland en
de melkproductie in beeld kan worden gebracht.
Marien Bügel geeft aan het belangrijk te vinden dat er voorafgaand aan de ontwikkeling van het GVM
een andere vraag gesteld moet worden, namelijk of uitbreiding van het bouwblok tot 4 ha. overal in de
provincie kan worden gerealiseerd. Hij doelt daarbij op de relatie met de schaal van de bestaande
bebouwing. De werkgroep geeft aan dat er al een kaart is die weergeeft welke gebieden wel en welke
niet geschikt zijn voor grootschalige landbouw. Deze kaart wordt al gebruikt bij de bouwblok-op-maat
methode.
Gespreksleider Hans van Zijst vraagt de aanwezigen of de gepresenteerde systematiek helder is. Er
wordt opgemerkt dat de inhoudelijke invulling nog onduidelijk is. Willie Raaijmakers vraagt zich af of
we in Groningen nu wel of niet de intensivering van de melkveehouderij mogelijk willen maken. Zij mist
een doelstelling voor de toekomst van de grootschalige melkveehouderij. Mattheus Gorter van LTO
Noord merkt op dat de grondgebondenheid binnen het LTO is opgepakt en dat schaalvergroting niet
hetzelfde als intensivering is. Gedeputeerde Staghouwer vult aan dat het een politieke afweging is
geweest om uitbreidingen tot bouwblokken van 4 ha mogelijk te maken, mits de uitbreiding plaatsvindt
onder strikte voorwaarden. Deze worden uitgewerkt in het GVM.
Nynke de Jong vult aan dat zowel weidegang als grondgebondenheid in de maatlatten zijn verwerkt.
De werkgroep is nog bezig met de zwaarte van weging. Dit punt komt vanavond in de
discussiegroepen terug. Willie Raaijmakers benadrukt het belang van weidegang en vindt dan de
score ten opzichte van stalmaatregelen laag. Sjoerd Bokma, extern adviseur van de werkgroep, vult
aan dat de maatlatten door wetenschappelijk onderzoek zijn vastgesteld. Koeien verblijven langer in
de stal dan in de weide; maatregelen voor het ligcomfort in de stal scoren daarom beter. Ook de
Dierenbescherming is bij dit proces betrokken geweest. Irene van Dorp verwijst naar de uitgedraaide
maatlatten die men mee kan nemen om een beter beeld te krijgen van de inhoud.
4. Presentatie van de vragen
Irene van Dorp presenteert in het kort de vier vragen die straks in de discussiegroepen aan bod
komen.
1. Is uitwisseling tussen de thema's zondermeer mogelijk, of zijn er thema's die zwaarder wegen
dan andere thema's?
2. Worden alle uitbreidingen boven de 2 ha. op dezelfde wijze getoetst of moet er onderscheid
gemaakt worden in de toetsing voor een uitbreiding tot een bouwblok van 2,2 ha. versus een
bouwblok van 3,5 ha.?
3. Worden de maatregelen geborgd door verdiend vertrouwen en blijvende dialoog of via
sancties?
4. Vindt u in versie 1.0 van het Groninger Verdienmodel zoals gepresenteerd terug wat u er van
had verwacht?
5. Plenaire terugkoppeling
De bovenstaande vragen zijn door de aanwezigen in een aantal kleinere groepen beantwoord en
bediscussieerd. Uit deze discussies (en het daaraan voorafgaande plenaire deel) kwamen een aantal
zaken duidelijk naar voren:
- Een duidelijk doel van het model/visie op de ontwikkelingen in de landbouw werd gemist.
Waarom is het model opgesteld en beantwoordt de versie die er nu ligt voldoende aan dat
doel? Tegelijk is ook aangegeven dat het feit dat het hier gaat om doen wordt gewaardeerd;
- De vrijheid van ondernemers om te kiezen is een belangrijk punt. Vooral door de ondernemers
zelf wordt dit zeer gewaardeerd;
- De maatlatten zijn nog niet volledig. Het succes van het model en de mate waarin het aan de
verwachtingen voldoet hangt onder andere af van de waardering die aan de verschillende
thema's wordt gegeven. Aandachtspunt daarbij is onder andere de opmerking dat het
uitgangspunt 'excellente prestatie' moet zijn. Tegelijk werd aandacht gevraagd voor het
motiverende effect van het model; het GVM waardeert de inzet/inspanning van een
ondernemer. Als de ondergrens te hoog komt te liggen verdwijnt het motiverende effect;
- Er zijn een aantal maatlatten die volgens de aanwezigen niet voor uitwisseling in aanmerking
zouden (moeten) komen. Het gaat dan onder andere om dierenwelzijn/diergezondheid,
ammoniak en natuur & landschap. Deze maatlatten hebben een hoge prioriteit;
-
-
-
-
-
-
Binnen thema's zou uitwisseling op subthema's wel mogelijk moeten zijn. Op die manier kan
een ondernemer zich richten op de zaken die hem het beste liggen;
Communicatie werd door verscheidene groepen als minder relevant beoordeeld;
Om dit model goed te kunnen toepassen is het in de eerste instantie belangrijk om duidelijk te
zijn over de vraag waar uitbreiding boven 2 ha wel en niet mogelijk is. Er zijn een aantal
kwetsbare gebieden aan te wijzen waar je geen hele grote bouwblokken zou willen. Die
informatie werd gemist;
Wat betreft het onderscheid in uitbreidingen boven 2 ha werd aangegeven dat je van een
groter bedrijf best meer zou kunnen vragen dan van een bedrijf wat minder uitbreidt. Dat kan
zich vertalen in een zwaardere weging van bepaalde thema's of een andere waardering van
de score. Landschappelijke inpassing is overigens daarbij geen onderscheidend criterium; dat
moet altijd. Verder werd opgemerkt dat ook excellent presteren niet iets is wat je aanpast op
de omvang van de uitbreiding;
Een belangrijke vraag is en blijft wie controleert, handhaaft, en hoe dat vorm moet krijgen. De
vraag die daarbij beantwoord zou moeten worden is 'van wie' het model is. De eigenaar is ook
verantwoordelijk voor de borging;
De aansluiting bij bestaande systemen, zowel voor de waardering (MDV) als bij de controle
(kwaliteitszorg) werd gewaardeerd;
Bij de borging blijven vragen als wat de meetmogelijkheden zijn, of je kunt werken met
borgsommen/afkoop en of er een jaarlijkse rapportage kan komen lastig te beantwoorden;
Bijkomend probleem voor de borging is dat er gewerkt moet worden in een dynamische
omgeving; wat bij het maken van de plannen heel innovatief was, en ook zo is gewaardeerd,
is dat mogelijk bij de uitvoering al veel minder. Vraag is dan wanneer je beoordeelt en of je dat
bijvoorbeeld jaarlijks opnieuw zou moeten doen;
Het GVM kent veel knoppen. Belangrijke vraag om te beantwoorden is hoe je aan die
knoppen kunt draaien en wie dat gaat doen. Deze kan eigenlijk alleen in de praktijk worden
beantwoord;
Weidegang werd benoemd als een belangrijk punt, wat nu onvoldoende naar voren komt.
Door sommigen werd voorgesteld om er een 'knock-out' criterium van te maken.
Met name rondom de tweede en derde vraag werden een aantal belangrijke vragen opgeroepen als
het gaat over waardering, afwegingen en controle:
- Hoe beoordeel je het verschil tussen een bedrijf van 3 ha met 50% bebouwing (de bebouwing
beslaat dan 1,5 ha), ten opzichte van een bedrijf van 2,1 ha, met 80% bebouwing (dan is 1,7
ha. bebouwd)?;
- Hoe kun je sturing geven op de ontwikkelingen. Er is sprake van autonome groei en
voortschrijdend inzicht. De MDV-maatlatten veranderen bijvoorbeeld ieder jaar. Wie nu
aanvraagt, wordt beoordeeld op de maatlat voor 2014, maar bouwt misschien pas in 2016.
Ook in de controle is dit een belangrijke kwestie. Dit vraagt om een groeimodel;
- Met name bij uitbreidingen net boven 2 ha. is er de vraag hoe je omgaat met bedrijven met
minder dan 200 melkkoeien. Die hoeven geen milieuvergunning aan te vragen, waardoor een
aantal aspecten niet specifiek kunnen worden bekeken;
- Is er wel voldoende relatie tussen innovatie en de mogelijkheden om uit te breiden? Was het
idee van het model niet primair om echte innovaties te belonen met
uitbreidingsmogelijkheden. Het beeld wat nu bij sommigen ontstaat is dat het doel wordt om
zoveel mogelijk bedrijven de mogelijkheid voor uitbreiding te geven.
6. Conclusies op basis van de discussie
Hans van Zijst formuleert op basis van de gevoerde discussies enkele conclusies.
a. Het GVM vergt een inleiding, zoals over het doel, het eigenaarschap en de toepasbaarheid. De
bijeenkomst heeft nieuwe vragen opgeroepen die om een antwoord vragen hetzij in een inleiding,
hetzij in de meetmethode:







Wat zijn de doelen en wat zijn de middelen?
Van wie is het GVM eigenlijk?
Hoe worden de borging van het model en de maatregelen geregeld?
Is het GVM overal inpasbaar of zijn er gebieden waar grootschalige uitbreiding niet mogelijk
is?
Als de planning, exploitatie en realisatie uit elkaar liggen, hoe wordt het GVM dan toegepast?
De condities waaronder je aan de slag kunt, moeten helder zijn.
Er zijn verschillende interpretaties over de term ‘excelleren’ op een thema.
De ultieme antwoorden op de vragen zoals vanavond besproken, hebben we nog niet helemaal in
beeld en vergen nader overleg en besluitvorming in de werkgroep.
b. Tegelijkertijd doen we er goed aan om elkaar de ruimte te gunnen om op korte termijn te gaan
experimenteren met een versie 1.0. Op basis van de ervaringen kunnen er nieuwe keuzes worden
gemaakt voor een volgende versie van GVM. Dit is mogelijk omdat voor alle criteria geldt dat het om
bovenwettelijke maatregelen gaat.
c. Het is aan het college van GS Groningen om het besluit over de experimenteerstap met GVM
versie1.0 te nemen.
7. Vervolg
Irene van Dorp geeft tot slot de vervolgstappen van het GVM aan:
 Vanaf maart 2014: 1e oefensessie met het model
 Eerste helft april: praktijktoets met 20 bedrijven
 Tweede helft april/begin mei: uitwerken wegingsmodel en ambitieniveau
 Tweede helft mei: politieke consultatie en vierde Ronde Tafelbijeenkomst
 Juni: versie 1.0 operationeel.
8. Afsluiting
Hans van Zijst sluit de avond om 21.45 uur en bedankt iedereen voor zijn/haar aanwezigheid en
bijdrage.