Handleiding Kennisbenutting Fundamenteel Onderwijsonderzoek april 2014 Inleiding Het NRO zet erop in om de resultaten van het door NRO gefinancierde onderzoek maximaal ten goede te laten komen van praktijk en beleid. In onderzoeksvoorstellen wordt aanvragers daarom gevraagd te omschrijven hoe zij in hun project zullen werken aan kennisbenutting. In de handleiding Kennisbenutting zetten we op een rij wat het NRO verder van onderzoekers verwacht om tot brede kennisbenutting te komen en welke ondersteuning het NRO hierbij biedt. Deze handleiding is gericht op de onderzoeksprojecten die onder verantwoordelijkheid vallen van de NRO Programmaraad voor fundamenteel onderzoek (PROO). Voor het praktijkgericht en het beleidsgericht onderzoek zijn andere handleidingen beschikbaar. De onderzoeksprojecten van de PROO leveren een bijdrage aan theoretische en methodologische vernieuwing en zijn van de hoogste wetenschappelijke kwaliteit. Tegelijkertijd kunnen de resultaten van de PROO-projecten van grote waarde zijn voor doelgroepen als onderwijsinstellingen, het onder- wijsbeleid, jeugdzorg, lerarenopleidingen of instellingen voor kinderopvang. In deze handleiding is aandacht voor het bereiken van deze doelgroepen. De teksten in deze brochure worden afgewisseld met korte voorbeelden van onderzoeksprojecten waarvan resultaten werden verspreid en benut. Deze voorbeelden zijn bedoeld ter illustratie en inspiratie. We hopen met deze voorbeelden te kunnen laten zien op welke wijze het NRO samen met onderzoekers aan kennisbenutting wil werken. Ieder hoofdstuk sluit af met een samenvatting van de inspanningen die het NRO van onderzoekers vraagt. Het uiteindelijke doel van het NRO is: de kloof dichten tussen het onderwijsonderzoek en de onderwijspraktijk. We realiseren ons dat vele stappen nodig zijn om dit doel te bereiken. Een eerste kleine stap willen we graag zetten. We staan open voor reacties en ervaringen. Inhoud: 1 Breed verspreiden 3 2 Gericht overdragen 7 3 Overleg met het NRO 10 3 1 Breed verspreiden De uitkomsten van PROO-onderzoeksprojecten worden opge leverd in de vorm van een eindrapport of dissertatie, een of meer artikelen in wetenschappelijke tijdschriften en vakpublicaties. Daarnaast geven uitvoerders vaak presentaties op (wetenschappelijke) conferenties. Langs deze wegen worden met name het NRO, vakgenoten en wetenschappers uit aanverwante disci plines geïnformeerd over de resultaten van het project. Om bij afronding van het onderzoek ook doelgroepen uit praktijk en beleid te bereiken, dienen de onderzoeksresultaten in een andere vorm en via andere kanalen verspreid te worden. Een brede verspreiding bevordert benutting. Immers, hoe meer mensen op de hoogte worden gebracht van de nieuwe inzichten, hoe groter de kans dat deze inzichten ook toegepast worden. Te denken valt aan: 1.Toegankelijke samenvattingen in databanken met resultaten van onderwijsonderzoek en in de databanken van het NRO en van NWO. 2.Berichten, artikelen en interviews in vakbladen, dagbladen, nieuwsbrieven en op websites, berichten via sociale media, interviews op radio en televisie. 3.Verspreiding van filmpjes, handreikingen, checklists of andere producten. Ad 1) Toegankelijke samenvattingen Diverse organisaties in Nederland spannen zich in om resultaten van onderwijsonderzoek op toegankelijke wijze beschikbaar te maken voor de onderwijspraktijk. Sommige richten zich daarbij, naar de aard van hun organisatie, op deelgebieden van het onderwijs, zoals de Nederlandse Taalunie, het Expertisecentrum Beroepsonderwijs (ecbo) of het Nederlands Jeugdinstituut (NJi). Andere initiatieven zijn onderwijsbreed, zoals Leraar24. Deze organisaties gebruiken onder meer databanken, waarin onderzoekresultaten, op toegankelijke en bruikbare wijze gepresenteerd, met zoekmachines kunnen worden terugge> Ad 2) Publiciteit in algemene media en vakbladen vonden. Het NRO legt zelf ook een catalogus aan. Hierin staan samenvattingen van NRO-projecten, gesorteerd op thema (www.nro.nl/catalogus). Het NRO heeft daarnaast een zogenoemde kennisportal onderwijs ontwikkeld (www.kennisportalonderwijs.nl). Via de kennisportal zijn diverse databanken, inclusief de catalogus van het NRO, vanuit één zoekscherm in een keer doorzoekbaar. Dit maakt het voor bijvoorbeeld docenten die zoeken naar specifieke informatie gemakkelijker om de juiste informatie en eventuele contactpersonen te vinden. De organisaties waarvan de databanken aangesloten zijn op de kennisportal, zijn tevens de organisaties waarmee het NRO samenwerkt op het terrein van kennisbenutting. voorbeeld voorbeeld De ervaring leert dat ook publiciteit in algemene media en vakbladen benutting bevordert. Deze kanalen hebben een groot bereik en worden ook geraadpleegd door potentiële gebruikers van onderwijsonderzoek. Geïnteresseerden leggen bijvoorbeeld naar aanleiding van de berichtgeving contact met onderzoekers of vragen een artikel of eindrapport op. Dit kan het begin zijn van toepassing van resultaten. De voorlichter en de beleidsmedewerker kennisbenutting van het NRO kunnen helpen bij publiciteit over onderzoeksresultaten. Dit gebeurt onder meer door het opstellen en versturen van persberichten en het actief benaderen van media. De publiciteit wordt voorbereid met de onderzoekers en afgestemd met de voorlichters van de instellingen waar onderzoekers werkzaam zijn. > voorbeeld Handreiking om schooluitval in het vmbo te voorkomen voorbeeld 4 Pedagoog Mariëtte Lusse ontwikkelde een aanpak die vmbo-scholen helpt het contact en de samenwerking met ouders te versterken. Het voorkomen van schooluitval is het uiteindelijke doel van de aanpak. In haar ontwerpgerichte promotieonderzoek ‘Een kwestie van vertrouwen’ (2013) toont Lusse de effectiviteit aan van de door haar ontwikkelde aanpak. Ze verwerkte haar inzichten in een overzichtelijke handreiking voor scholen. Hierin staan de tien succesfactoren op een rij voor het verbeteren van het contact tussen school en ouders. Een testversie van de handreiking liet ze beoordelen door scholen, advies organisaties en beleidmakers. De aanpak van Lusse zorgt voor een vroegtijdige kennismaking met alle ouders. Die maakt het makkelijker voor school en ouders om samen op te treden bij eventuele problemen. Lusse concludeert dat meer aandacht nodig is voor succes en goed gedrag op school. Als ouders trots zijn op hun kinderen, vergroot dat het zelfvertrouwen van de kinderen, wat weer gunstig is voor hun schoolresultaten. Verder moet de school stimuleren dat ouders en kind thuis praten over hoe het gaat op school, stelt Lusse. Lusse voerde haar onderzoek uit op vijftien scholen in Rotterdam-Zuid. Deze regio kent de grootste schooluitval van Nederland. Hoewel scholen het hier als lastig ervaren om contact met de ouders te leggen, laat het onderzoek zien dat het de scholen desondanks lukt (bijna) alle ouders te bereiken. In 2014 verschijnt bij uitgeverij Coutinho een publieksversie van Lusses onderzoek, bedoeld voor scholen (vmbo en mbo), lerarenopleidingen en opleidingen pedagogiek. In dit boek ligt de nadruk op de inzichten en producten voor de praktijk. Vertegenwoordigers van scholen, adviesorganisaties en opleidingen worden door Lusse betrokken bij deze publieksversie. Mariëtte Lusse werkt als hoofddocent aan de Hogeschool Rotterdam. Daar leidt zij bij het Kenniscentrum Talentontwikkeling onderzoek rond het thema ‘ouders’. • Het gaat om publiciteit voor diverse doelgroepen en via diverse kanalen: –– Persberichten. Deze worden door het NRO verzonden aan een grote verzendlijst waarop onder anderen journalisten en voorlichters staan, maar ook scholen, onderwijsvakorganisaties en onderwijsonderzoekers. De persberichten worden ook op de websites van NRO en NWO geplaatst en eventueel via de PROO Attenderingsberichten en twitter verspreid. –– Artikelen en interviews in algemene media, zowel geschreven pers als radio en eventueel televisie. Deze kunnen het resultaat zijn van een door het NRO verzonden persbericht of een actieve mediabenadering door het NRO. –– Artikelen op Kennislink, een website die veel geraadpleegd wordt door docenten en scholieren en die de meest bezochte populair-wetenschappelijke website is in het Nederlandse taalgebied. voorbeeld voorbeeld voorbeeld Stimuleren van de taalontwikkeling van peuters en kleuters voorbeeld 5 –– Publicaties in vakbladen, nieuwsbrieven en op de websites van vakbladen en organisaties als: Didactief, Van 12 tot 18, Talent, HJK, Jeugd in school en wereld, Volgens Bartjens, Zone, Praxisbulletin, JSW, Plein Primair, Vives, 4W: Weten Wat Werkt en Waarom, Profiel, Back Stage, Lezen, EDventure. –– Publicaties in de organen en op de websites van koepel organisaties en onderwijsvakbonden. –– Berichten in de NRO-nieuwsbrief: deze worden gelezen door vertegenwoordigers van organisaties die actief zijn in het onderwijs; zij verspreiden de berichten weer onder hun eigen achterban, onder meer door publicatie op hun websites en in hun nieuwsbrieven. –– Berichten via het NRO-twitterkanaal en het NWO MaGW-twitterkanaal. > Peuters en kleuters die al vroeg gebruik leren maken van zogenoemde academische taal komen later tot betere schoolprestaties. Dat blijkt uit het door NWO gefinancierde promotieonderzoek van Lotte Henrichs (2010). Peuterleidsters, kleuterjuffen en ouders moeten jonge kinderen daarom met complexere taal confronteren dan nu vaak gebeurt. Academische taal is onder meer het gebruik van samengestelde zinnen en het introduceren van nieuwe woorden. Deze taal stelt kinderen in staat instructies te begrijpen en op een efficiënte manier hun kennis te laten zien. Lotte Henrichs schreef in het vakblad Het Jonge Kind een artikel over de uitkomsten van haar onderzoek, met praktische tips. Verder werden Henrichs’ aanbevelingen op toegankelijke wijze overgedragen in een filmpje op Leraar24. In deze video toont een leerkracht hoe kleuters kennis kunnen maken met schooltaal (https:// www.leraar24.nl/video/2503) Door het verspreiden van een persbericht verscheen het onderzoek van Lotte Henrichs in verschillende algemene media, zoals de Volkskrant, Nu.nl en het Algemeen Dagblad en in het vakblad Didactief. • Ad 3) Eindproducten Mogelijk lenen de uitkomsten van het onderzoeksproject zich voor vertaling in een toegankelijk eindproduct voor onderwijsinstellingen, dat breed verspreid kan worden. Te denken valt aan een handreiking, een korte instructiefilm of een checklist. Deze producten worden beschikbaar gemaakt voor de doelgroep door in de publicaties, nieuwsberichten en samenvattingen een link op te nemen naar het eindproduct, dat gratis te raadplegen, downloaden of op te vragen is. De producten dienen te worden gefinancierd uit het budget dat binnen het onderzoeksproject is gereserveerd voor kennis benutting. Het NRO onderzoekt de mogelijkheden om uitvoerders van PROO-projecten de gelegenheid te geven extra financiering aan te vragen bij het NRO voor de ontwikkeling van breed te verspreiden eindproducten (zie ook hoofdstuk 2 over eindproducten voor een specifieke doelgroep). Meer informatie hierover is op te vragen bij de beleidsmedewerker kennis benutting van het NRO. Wat verwacht het NRO van onderzoekers om brede verspreiding mogelijk te maken? 6 –– Onderzoekers informeren het NRO als er (wetenschappelijke) publicaties of presentaties op stapel staan. Het NRO maakt hiervan, in overleg met de onderzoekers, onder meer melding op de website en in nieuwsbrieven. –– Onderzoekers leveren bij hun eindrapportage een korte, toegankelijke samenvatting van onderzoeksresultaten met waar mogelijk aanbevelingen voor praktijk en beleid. Deze samenvatting wordt opgenomen in de catalogus van het NRO en aangeboden aan andere relevante databanken. –– Onderzoekers werken mee aan het opstellen van een persbericht en overleg over het moment van verspreiding. De samenvatting kan een eerste opzet zijn voor een persbericht. –– Als de uitkomsten van het project zich lenen voor vertaling in een breed te verspreiden toegankelijk eindproduct, dragen onderzoekers bij aan het bedenken, voorbereiden en ontwikkelen daarvan. Het NRO kan hierbij adviseren en ondersteunen (zie ook hoofdstuk 2 over eindproducten voor een specifieke doelgroep). • onderwijs), het Nederlands Jeugdinstituut en de Onderwijskrant. voorbeeld voorbeeld voorbeeld Reguliere leerlingen hebben geen last van zorgleerlingen voorbeeld Het percentage leerlingen met speciale onderwijsbehoeften in een klas van het reguliere basisonderwijs heeft geen negatieve invloed op de prestaties van de andere leerlingen, bleek in 2013 uit een NWO-onderzoek van onderwijskundige Jaap Roeleveld. Trouw berichtte over het onderzoek op de voorpagina van de krant, en ook de Telegraaf, vakblad Didactief en het Nederlands Dagblad schreven over het onderzoek. De Algemene Onderwijsbond publiceerde een uitgebreid bericht op haar website. Tevens verschenen het persbericht en het bericht dat persbureau Novum rondstuurde op diverse relevante websites, zoals het vaktijdschrift Vroeg (voor en door professionals die werken met jonge kinderen tussen nul en zeven jaar), Vives (het vakblad ten behoeve van vernieuwingen binnen het Op de Linkedin-discussiegroep Passend Onderwijs ontstond een levendige discussie over het onderwerp, tussen onderzoekers en onder anderen docenten. Medeonderzoeker Guuske Ledoux werd naar aanleiding van de publiciteit uitgenodigd door een schoolbestuur in Friesland met scholen voor speciaal onderwijs, om een lezing te komen geven. • 7 2 Gericht overdragen Door brede verspreiding van onderzoeksresultaten worden algemene en grote doelgroepen bereikt. Uitkomsten van een PROO-project kunnen ook relevant zijn voor een specifieke en kleinere doelgroep. Uitvoerders kunnen dergelijke groepen het beste bereiken door te werken aan een gerichte, eventueel zelfs persoonlijke overdracht. Dit begint met de vraag: welke organisatie of instelling zou in het bijzonder bereikt moeten worden met de uitkomsten van het onderzoek; voor wie of voor welke groep professionals zijn de uitkomsten bij uitstek relevant? Mogelijk wordt deze specifieke doelgroep al bij aanvang of lopende het onderzoek geïdentificeerd. Vaak door de uitvoerders zelf, of door het NRO en door partners uit wetenschap, praktijk en beleid die bij het onderzoek betrokken zijn of die tijdens NRO-bijeenkomsten over het onderzoek horen (zie hoofdstuk 3: bijeenkomsten voor onderzoekers en professionals uit praktijk en beleid). Uitvoerders kunnen in verschillende fasen van het onderzoek telefonisch of via e-mail contact leggen om vrijblijvend te informeren of er bij de genoemde partij inderdaad belangstelling bestaat voor de onderzoeksresultaten. Vervolgens kan een korte samenvatting worden opgestuurd, waarin de belangrijkste resultaten van het onderzoek op een rij staan. Mogelijk staan hierin ook al aanbevelingen voor toepassing in de praktijk. Daarna kan bekeken worden hoe de resultaten bij de juiste personen in de organisatie terecht kunnen komen. De beleidsmedewerker kennisbenutting van het NRO kan hierbij adviseren. > Te denken valt aan: –– Het geven van een presentatie of workshop aan een groep beleidsambtenaren. –– Het opstellen van een factsheet met puntsgewijs de aanbevelingen voor de betreffende organisatie of instelling. –– Het organiseren van een minisymposium. –– Het (laten) ontwikkelen van een lesmethode. –– Een-op-een gesprekken met een directeur of beleids verantwoordelijke. De activiteiten worden zoveel mogelijk door de onderzoekers en een vertegenwoordiger van de gebruikersgroep voorbereid, ontwikkeld en uitgevoerd, met eventuele ondersteuning van het NRO. voorbeeld voorbeeld voorbeeld Training voor ouders van delinquente jongeren voorbeeld 8 Het NRO onderzoekt de mogelijkheden om uitvoerders van PROO-projecten de gelegenheid te geven extra financiering aan te vragen bij het NRO voor de ontwikkeling van eindproducten voor een specifieke doelgroep (zie ook hoofdstuk 1 over eind producten voor een brede doelgroep). Meer informatie hierover is op te vragen bij de beleidsmedewerker kennisbenutting van het NRO. Een van de voorwaarden om extra financiering te verkrijgen voor eindproducten voor een specifieke doelgroep is in elk geval dat een partner bereid is bij te dragen, financieel of in natura (door inzet van menskracht of door het beschikbaar stellen van ruimtes of materialen). Deze partner is de organisatie waarvoor de extra kennisbenuttingsactiviteit of het product bedoeld is. De andere voorwaarden zijn op te vragen bij het NRO. > Ouders van delinquente jongeren die hun kinderen weer op het rechte pad willen krijgen, moeten vooral veel met hen praten. Adolescentie-psycholoog Loes Keijsers van de Universiteit Utrecht verbeterde samen met het expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling (JSO) een training door deze inzichten te verwerken. Onder anderen hulpverleners van bureau Jeugdzorg passen deze verbeterde training sinds 2012 toe. Het door NWO gefinancierde promotieonderzoek van Keijsers lag aan de basis van de training. In dit onderzoek toonde Keijsers in 2011 aan dat ouders die ervoor zorgen dat hun kinderen spontaan dingen vertellen en weinig geheim houden, bijdragen aan vermindering van strafbaar gedrag. ‘Door deze nieuwe wetenschappelijke inzichten te vertalen naar praktische materialen, zoals animaties en discussieposters, voor het opvoed programma, kunnen we ouders nog beter helpen om verdere escalatie van het probleemgedrag van hun kinderen te voorkomen’, aldus Keijsers. Dagblad Trouw publiceerde een interview met Keijsers over de nieuwe training. Tevens verscheen het NWO-persbericht over de training op diverse relevante websites, zoals het Centrum Criminaliteits preventie en Veiligheid, het Trimbos Instituut en in de nieuwsbrief van het Nederlands Jeugdinstituut. In 2013 bracht Keijsers een populairwetenschappelijk boek uit: ‘Waarom tieners zo irritant kunnen zijn. En hoe je daar als ouder mee kunt leren leven’ (Lannoo Campus). Hierin geeft ze praktische tips en toegankelijke informatie voor alle ouders met pubers. • De tijdsinvestering voor deze gerichte overdracht is relatief groot en voor onderzoeksprojecten met een beperkte omvang en looptijd daarom mogelijk niet haalbaar. In dat geval kan in overleg met het NRO naar andere mogelijkheden voor het gericht overdragen van onderzoeksresultaten worden gezocht. Wat verwacht het NRO van onderzoekers om het gericht overdragen van resultaten mogelijk te maken: 9 –– Onderzoekers benaderen mogelijke specifieke doelgroepen. –– Als de uitkomsten van het project zich lenen voor vertaling in een eindproduct voor een specifieke doelgroep, dragen onderzoekers bij aan het bedenken, voorbereiden en ontwikkelen van dit eventuele eindproduct. Het NRO kan hierbij adviseren en ondersteunen. • voorbeeld voorbeeld voorbeeld Woordenschattoets voor dove en slechthorende kinderen voorbeeld Dove of slechthorende kinderen kennen over het algemeen minder woorden dan een kind dat goed kan horen. Zij hebben daardoor meer moeite met begrijpend lezen. Een beperkte woordenschat is namelijk de belangrijkste oorzaak voor problemen met begrijpend lezen. Communicatie- en informatiewetenschapper Karien Coppens en orthopedagoog Agnes Tellings van de Radbouduniversiteit Nijmegen ontwikkelden in 2012 een digitale woordenschattoets voor dove en slechthorende kinderen. Met deze toets kunnen docenten in het speciaal onderwijs voor het eerst de taalontwikkeling van auditief beperkte leerlingen goed in kaart rengen. Zij kunnen deze leerlingen daarb door beter helpen om hun woordenschat en hun niveau van begrijpend lezen te verbeteren. Het door NWO gesubsidieerde promotie onderzoek dat Coppens van 2007 tot 2012 deed, vormde de fundamentele basis van de woordenschattoets. Coppens volgde voor dit onderzoek 140 dove en zwaar slechthorende leerlingen een tot vier jaar lang in de ontwikkeling van hun woordenschat. Met een speciale NWO-subsidie voor kennisbenutting kon Coppens na haar promotieonderzoek de digitale woordenschattoets ontwikkelen, in samenwerking met een aantal scholen voor speciaal onderwijs. ‘Dit voorbeeld laat goed zien dat je theoretische kennis kunt vertalen in een praktisch instrument’, aldus Coppens. Coppens werd in oktober 2012 over Woord voor Woord geïnterviewd door de dagbladen Trouw en De Gelderlander. In januari 2013 verscheen op de website Kennislink een artikel over de woordenschattoets. Het NWO-persbericht over Woord voor Woord werd overgenomen in de nieuwsbrief van vakbond CNV Stuurgroep Passend Onderwijs en door diverse websites, zoals Doof.nl, Woord en Gebaar, Stichting DoofBlinden Netwerk, de Zorgkrant en het Dovennieuws. Relevante doelgroepen werden via deze kanalen op de hoogte gebracht van de onderzoeksresultaten van Coppens en de toets. • 10 3 Overleg met het NRO Gedurende de looptijd van het onderzoek kunnen uitvoerders contact opnemen met de beleidsmedewerker kennisbenutting van het NRO, de secretaris van de PROO of de voorlichter van het NRO om vragen over kennisbenutting voor te leggen. Dit kan bijvoorbeeld zijn als het onderzoek een fase bereikt waarin (voorlopige) resultaten kunnen worden gedeeld. Het NRO belegt met uitvoerders van onderzoeksprojecten ook vaste overlegmomenten over kennisbenutting. Het is mogelijk dat een PROO-onderzoeksproject (nog) niet tot kennisbenutting leidt, maar vooral nieuwe onderzoeksvragen opwerpt. In zo’n geval zal tijdens de vaste overlegmomenten over kennisbenutting met name gesproken worden over de brede verspreiding van de onderzoeksresultaten, in de vorm van een toegankelijke samenvatting en een eventueel persbericht. Ook de uitkomsten van een fundamenteel onderzoek verdienen het immers om breed onder de aandacht gebracht te worden. Overleg Kennisbenutting Halverwege het onderzoeksproject wordt op initiatief van het NRO een (telefonisch) overleg belegd over kennisbenutting tussen de onderzoeker, de beleidsmedewerker kennisbenutting van het NRO en de beleidsmedewerker van de PROO. Tijdens dit overleg wordt, aan de hand van de paragraaf over kennisbenutting in het onderzoeksvoorstel, besproken hoeveel zicht er al is op resultaten en toepassing, of er al gedacht kan worden aan het overdragen van eerste resultaten of het voorbereiden van kennisbenuttingsactiviteiten en welke contacten er zijn met partners in praktijk en beleid. Het is mogelijk dat bij dit overleg een praktijkpartner aanschuift waarmee de onderzoeker al contact heeft. Het NRO maakt van het gesprek een verslag. Als er al eventuele eerste activiteiten op het gebied van kennisbenutting kunnen worden gepland, wordt in het verslag vastgelegd wanneer, hoe > en door wie deze worden uitgevoerd. Gedacht kan worden aan een presentatie bij een onderwijsinstelling, het benaderen van de media of het leggen van nieuwe contacten met potentiële gebruikers. Het plan staat los van het tussentijdse voortgangsverslag dat onderzoekers halverwege de looptijd van het project moeten opleveren. Plan van aanpak Kennisbenutting Uiterlijk twee maanden voor het afronden van het project wordt onderzoekers gevraagd een plan van aanpak kennisbenutting te maken. De paragraaf kennisbenutting in het onderzoeksvoorstel, het verslag van het tussentijdse overleg kennisbenutting met het NRO en de adviezen in deze handleiding vormen het startpunt van dit plan. In het plan staat in maximaal pagina’s welke activiteiten nodig zijn om tot een brede en succesvolle kennisbenutting te komen, voorbeeld voorbeeld voorbeeld Prestaties Nederlandse leerlingen gepresenteerd aan staatssecretaris voorbeeld 11 wanneer deze plaatsvinden, wie verantwoordelijk is voor de uitvoering, wat de geschatte kosten en het tijdpad zijn en of deze kosten passen binnen het budget voor kennisbenutting. Eventueel staan in dit plan ook de mogelijkheden genoemd voor cofinanciering van activiteiten/producten door (toekomstige) gebruikers en voor samenwerking met deze gebruikers. Van eventuele kennisbenuttingsactiviteiten die al lopende het onderzoek hebben plaatsgevonden, wordt in dit plan een beknopte omschrijving gegeven. Het plan wordt opgestuurd aan de beleidsmedewerker kennisbenutting van het NRO en de beleidsmedewerker van de PROO, die vervolgens een afspraak plannen om de uitvoering van het plan te bespreken. Het plan staat los van de eindrapportage die na afronding van het project wordt gemaakt. > Nederlandse leerlingen presteren goed in lezen en in de exacte vakken, maar excelleren nauwelijks. Dat bleek uit de door NWO gefinancierde rapporten TIMSS en PIRLS, die op 11 december 2012 bij NWO in Den Haag werden gepresenteerd. Het NOS Journaal en het Jeugdjournaal maakten opnames die ’s avonds werden uitgezonden. De resultaten van het onderzoek werden ook breed uitgemeten in de dagbladen Trouw, Volkskrant, Algemeen Dagblad en NRC Next. Een paar dagen voor de persconferentie spraken de onderzoekers met staatssecretaris van Onderwijs Sander Dekker. Ze gaven hem beleidsaanbevelingen en spraken met hem over de lessen die OCW uit hun onderzoek zou moeten trekken. De onderwijsredacteur van NRC Handelsblad was bij het gesprek aanwezig en interviewde de staatssecretaris over de uitkomsten van TIMSS en PIRLS. NRC publiceerde behalve dit interview een commentaar en een voorpaginanieuwsbericht over de rapporten. De onderzoe- kers werden verder geïnterviewd op Radio 1, Radio 2 en BNR-nieuwsradio. Ook het ANP maakte een bericht, dat werd overgenomen door dagbladen en websites. Door de brede publiciteit werd een groot publiek bereikt met de boodschap dat Nederland meer werk moet maken van het stimuleren van excellentie. In diverse toespraken en interviews die de staatssecretaris in 2013 gaf, verwees hij naar de rapporten. Zo zei hij onder meer dat hij over vier jaar ‘afgerekend wil worden op een stijging van het aantal excellente leerlingen in Nederland’. • NRO-Bijeenkomsten Het NRO belegt jaarlijks diverse bijeenkomsten waar NROonderzoekers en professionals uit praktijk en beleid kennis en ervaringen kunnen uitwisselen. Deze NRO-bijeenkomsten stimuleren de kennisbenutting. Ze worden doorgaans thematisch en op programmaniveau georganiseerd, maar kunnen ook programma-overstijgend zijn. PROO-onderzoekers worden uitgenodigd voor de NRO-bijeenkomsten die aansluiten bij het thema van hun onderzoek. Training Wat verwacht het NRO van onderzoekers op het gebied van overleg over kennisbenutting: 12 –– Onderzoekers nemen deel aan het (telefonisch) overleg kennisbenutting halverwege de looptijd van het onderzoek. –– Onderzoeker maken ongeveer twee maanden voor afronding van het onderzoeksproject een plan van aanpak kennis benutting. –– Onderzoekers nemen deel aan het overleg over het uitvoeren van het plan van aanpak kennisbenutting in de slotfase van het onderzoeksproject. –– Onderzoekers nemen deel aan NRO-bijeenkomsten. • Het NRO verzorgt een keer per jaar een training van een dag voor een groep van maximaal 15 onderzoekers. Tijdens deze training leren onderzoekers hoe zij hun onderzoek op een toegankelijke en overtuigende manier kunnen presenteren, hoe contact gelegd kan worden met de media en hoe het NRO onderzoekers kan helpen om resultaten in de publiciteit te brengen en over te dragen aan gebruikers. Een aantal maanden voordat de training wordt georganiseerd, krijgen onderzoekers een uitnodiging. De training is niet verplicht. voorbeeld voorbeeld voorbeeld voorbeeld Kamervragen ‘MBO dreigt te verschoolsen’ Het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) in Nederland raakt te ver af van de beroepspraktijk. Die conclusie trok prof Loek Nieuwenhuis op grond van internationaal literatuuronderzoek in 2012, gefinancierd door NWO. Dagblad Trouw nam een interview af met Nieuwenhuis. De gratis krant Spits pakte onder de kop ‘Monteur voor de klas’ uit met een vraaggesprek op de voorpagina. In het NOS Radio 1 Journaal mocht Nieuwenhuis zijn aanbevelingen geven. Naar aanleiding van de publiciteit stelde PvdA-Kamerlid Tanja Jadnanansing Kamervragen over het onderwerp. De vragen werden met hulp van Nieuwenhuis beantwoord. Verder verscheen er een interview op ScienceGuide en kwamen de onderzoeksresultaten terecht op specialistische websites, Werkplekleren. net, Beleidsonderzoek, Vakgilde, SOS Vakmanschap – Samenwerkende Organisaties Specialistisch Vakmanschap, en Het Nieuwe Beroepsonderwijs. • Contactgegevens Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) Postadres: Postbus 93461, 2509 AL Den Haag Bezoekadres: Laan van Nieuw Oost Indië 300, 2593 CE Den Haag Website: www.nro.nl Liesbet de Haas, secretaris Programmaraad voor fundamenteel onderzoek 070 3440957 [email protected] Marion Stenneke, beleidsmedewerker kennisbenutting 070 344 0929 [email protected] Annemarijke Jolmers, voorlichter 070 344 0864 [email protected]
© Copyright 2024 ExpyDoc