Handleiding Kennisbenutting Praktijkgericht Onderwijsonderzoek april 2014 Inleiding Het NRO zet erop in om de resultaten van het door NRO gefinancierde onderzoek maximaal ten goede te laten komen van praktijk en beleid. In onderzoeksvoorstellen wordt aan vragers daarom gevraagd te omschrijven hoe zij in hun project zullen werken aan kennisbenutting. In de handleidingen kennisbenutting zetten we op een rij wat het NRO verder van onderzoekers verwacht om tot brede kennisbenutting te komen en welke ondersteuning NRO hierbij biedt. Deze handleiding is gericht op de onderzoeksprojecten die onder verantwoordelijkheid vallen van de NRO Programmaraad voor het Praktijkgericht Onderzoek (PPO). Voor beleidsgericht en fundamenteel onderzoek zijn andere handleidingen beschik baar, evenals voor de reviewprojecten van de PPO. De praktijkgerichte onderzoeksprojecten van de PPO worden altijd samen met een of meer onderwijsinstellingen opgezet en uitgevoerd. Doel hiervan is dat de uitkomsten van de projecten direct bijdragen aan de verbetering en vernieuwing van het onderwijs op de betrokken instellingen. In onderzoeksvoor stellen moeten de consortia van onderzoekers en instellingen omschrijven hoe zij dit gaan aanpakken. Het NRO wil graag nog een stap verder zetten. We streven ernaar dat niet alleen de in het onderzoek deelnemende onderwijsinstellingen, maar ook zoveel mogelijk andere partijen profiteren van de uitkomsten van de projecten. Deze andere partijen zullen in veel gevallen onderwijsinstellingen zijn. Maar mogelijk zijn er ook andere doelgroepen die baat kunnen hebben bij de resultaten van een onderzoeksproject. Te denken valt aan jeugdzorg, beleidsambtenaren bij gemeente, provincie en rijk, uitgeverijen, lerarenopleidingen of instellingen voor kinderopvang. De teksten in deze handleiding worden afgewisseld met korte voorbeelden van onderzoeksprojecten waarvan resultaten werden verspreid en benut. Deze voorbeelden zijn bedoeld ter illustratie en inspiratie. We hopen met deze voorbeelden te kunnen laten zien op welke wijze het NRO samen met onder zoekers aan kennisbenutting wil werken. Ieder hoofdstuk sluit af met een samenvatting van de inspanningen die het NRO van onderzoekers vraagt. Het uiteindelijke doel van het NRO is: de kloof dichten tussen het onderwijsonderzoek en de onderwijspraktijk. We realiseren ons dat vele stappen nodig zijn om dit doel te bereiken. Een eerste kleine stap willen we graag zetten. We staan open voor reacties en ervaringen. Inhoud: 1 Breed verspreiden 3 2 Gericht overdragen 7 3 Overleg met het NRO 9 3 1 Breed verspreiden De resultaten van de praktijkgerichte onderzoekprojecten van de PPO komen in de eerste plaats ten goede aan de onderwijs instellingen in het consortium. Dit wordt deels al lopende het onderzoeksproject bereikt, eenvoudigweg doordat het onder zoek samen met deze onderwijsinstellingen wordt uitgevoerd. Ook het gezamenlijk opstellen van eindrapporten en andere eindproducten van het project, bevordert het uiteindelijke gebruik van de resultaten en producten door de consortium partners.1 Het NRO streeft ernaar ook zoveel mogelijk partijen buiten het consortium te laten profiteren van de onderzoeksprojecten. Dit kan onder meer bereikt worden door de resultaten van de projecten breed te verspreiden. Dat gebeurt bijvoorbeeld door 1 De website www.onderzoekenderwijs.nl kan hierbij mogelijk ondersteunen. Deze website biedt een hulpmiddel om ervoor te zorgen dat de scholen die aan het onderzoek meedoen daadwerkelijk aan de slag gaan met de resultaten van het onderzoek. Dit hulpmiddel in ontwikkeld door Anje Ros van de KPC-groep. een of meer artikelen in wetenschappelijke tijdschriften en door presentaties op (wetenschappelijke) conferenties. Langs deze weg worden vakgenoten en wetenschappers uit aanverwante disciplines geïnformeerd. Het NRO verwacht dat onderzoekers het NRO tijdig informeren over (wetenschappelijke) publicaties en presentaties. We maken er graag melding van op onze website en in onze nieuwsbrief, en we kunnen eventueel behulpzaam zijn bij ‘open access’ publi ceren. Zo kan een grotere groep mensen kennis nemen van de onderzoeksresultaten. Om bij afronding van het onderzoek ook doelgroepen uit prak tijk en beleid te bereiken, dienen de onderzoeksresultaten in een andere vorm en via andere kanalen verspreid te worden. Een brede verspreiding bevordert benutting. Immers, hoe meer mensen op de hoogte worden gebracht van de nieuwe inzichten, hoe groter de kans dat deze inzichten ook toegepast worden. Te denken valt aan: > 1.Toegankelijke samenvattingen in databanken met resultaten van onderwijsonderzoek en in de databanken van het NRO en van NWO. 2.Berichten, artikelen en interviews in kranten, vakbladen en nieuwsbrieven, op websites, via sociale media, of interviews op radio en televisie. 3.Verspreiding van filmpjes, handreikingen, checklists of andere producten. Ad 1) Toegankelijke samenvattingen Diverse organisaties in Nederland spannen zich in om resul taten van onderwijsonderzoek op toegankelijke wijze over te dragen aan de onderwijspraktijk. Sommige richten zich daarbij, naar de aard van hun organisatie, op deelgebieden van het onderwijs, zoals de Taalunie, het Expertisecentrum Beroeps onderwijs (ecbo) of het Nederlands Jeugdinstituut (NJI). Andere initiatieven zijn onderwijsbreed, zoals Leraar24. voorbeeld voorbeeld Het NRO heeft daarnaast een zogenoemde kennisportal onderwijs (www.kennisportalonderwijs.nl). Via deze kennisportal zijn diverse databanken, inclusief de catalogus van het NRO, vanuit één zoekscherm in een keer doorzoekbaar. Dit maakt het voor bijvoorbeeld docenten die zoeken naar specifieke informa tie gemakkelijker om de juiste informatie en eventuele contact personen te vinden. De organisaties waarvan de databanken aangesloten zijn op de kennisportal, zijn tevens de organisaties waarmee het NRO samenwerkt op het terrein van kennisbenutting. > voorbeeld Stimuleren van de taalontwikkeling van peuters en kleuters voorbeeld 4 Deze organisaties gebruiken onder meer databanken, waarin onderzoekresultaten op toegankelijke en bruikbare wijze met zoekmachines kunnen worden terug gevonden. Het NRO legt zelf ook een catalogus aan, waarin de resultaten van NRO-projecten terug te vinden zijn, gesorteerd op thema (www.nro.nl/catalogus). Peuters en kleuters die al vroeg gebruik leren maken van zogenoemde academische taal komen later tot betere schoolprestaties. Dat blijkt uit het door NWO gefinancierde promotieonderzoek van Lotte Henrichs (2010). Peuterleidsters, kleuterjuffen en ouders moeten jonge kinderen daarom met complexere taal confronteren dan nu vaak gebeurt. Academische taal is onder meer het gebruik van samengestelde zinnen en het introduceren van nieuwe woorden. Deze taal stelt kinderen in staat instructies te begrijpen en op een efficiënte manier hun kennis te laten zien. Lotte Henrichs schreef in het vakblad Het Jonge Kind een artikel over de uitkomsten van haar onderzoek, met praktische tips. Verder werden Henrichs’ aanbevelingen op toegankelijke wijze overgedragen in een filmpje op Leraar24. In deze video toont een leerkracht hoe kleuters kennis kunnen maken met schooltaal (https:// www.leraar24.nl/video/2503) Door het verspreiden van een persbericht verscheen het onderzoek van Lotte Henrichs in verschillende algemene media, zoals de Volkskrant, Nu.nl en het Algemeen Dagblad en in het vakblad Didactief. • Ad 2) Publiciteit in algemene media en vakbladen De ervaring leert dat ook publiciteit in algemene media en vak bladen benutting bevordert. Deze kanalen hebben een groot bereik en worden ook geraadpleegd door potentiële gebruikers van onderwijsonderzoek. Geïnteresseerden leggen bijvoorbeeld naar aanleiding van de berichtgeving contact met onderzoekers of vragen een artikel of eindrapport op. Dit kan het begin zijn van toepassing van resultaten. De voorlichter en de beleidsmedewerker kennisbenutting van het NRO kunnen helpen bij publiciteit over onderzoeksresultaten. Dit gebeurt onder meer door het opstellen en versturen van pers berichten en het actief benaderen van media. De publiciteit wordt voorbereid met de onderzoekers en afgestemd met de voorlich ters van de instellingen waar onderzoekers werkzaam zijn. Het gaat om publiciteit voor diverse doelgroepen en via diverse kanalen: –– Persberichten. Deze worden door het NRO verzonden aan een grote verzendlijst waarop onder anderen journalisten en voor lichters staan, maar ook scholen, onderwijsvakorganisaties en onderwijsonderzoekers. De persberichten worden ook op de websites van NRO en NWO geplaatst en eventueel via twitter verspreid. voorbeeld voorbeeld voorbeeld voorbeeld 5 –– Artikelen en interviews in algemene media, zowel geschreven pers als radio en eventueel televisie. Deze kunnen het resultaat zijn van een door het NRO verzonden persbericht, of van een actieve mediabenadering door het NRO. –– Artikelen op Kennislink, een website die veel geraadpleegd wordt door docenten en scholieren en die de meest bezochte populairwetenschappelijke website is in het Nederlandse taalgebied. –– Publicaties in vakbladen, nieuwsbrieven en op de websites van vakbladen en organisaties als: Didactief, Van 12 tot 18, Talent, HJK, Jeugd in school en wereld, Volgens Bartjens, Zone, Praxis bulletin, JSW, Plein Primair, Vives, 4W, Weten Wat Werkt en Waarom, Profiel, Back Stage, Lezen, EDventure. –– Publicaties in de organen en op de websites van koepelorganisa ties en onderwijsvakbonden. –– Berichten in de NRO-nieuwsbrief: deze worden gelezen door vertegenwoordigers van organisaties die actief zijn in het onderwijs; zij verspreiden de berichten weer onder hun eigen achterban, onder meer door publicatie op hun websites en in hun nieuwsbrieven. –– Berichten via het NRO-twitterkanaal en het NWO MaGW- twitterkanaal. > Kamervragen ‘MBO dreigt te verschoolsen’ Het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) in Nederland raakt te ver af van de beroepspraktijk. Die conclusie trok prof Loek Nieuwenhuis op grond van internationaal literatuuronderzoek in 2012, gefinancierd door NWO. Dagblad Trouw nam een interview af met Nieuwenhuis. De gratis krant Spits pakte onder de kop ‘Monteur voor de klas’ uit met een vraaggesprek op de voorpagina. In het NOS Radio 1 Journaal mocht Nieuwenhuis zijn aanbevelingen geven. Naar aanleiding van de publiciteit stelde PvdA-Kamerlid Tanja Jadnanansing Kamervragen over het onderwerp. De vragen werden met hulp van Nieuwenhuis beantwoord. Verder verscheen er een interview op ScienceGuide en kwamen de onderzoeksresultaten terecht op specialistische websites, Werkplekleren. net, Beleidsonderzoek, Vakgilde, SOS Vakmanschap – Samenwerkende Organisaties Specialistisch Vakmanschap, en Het Nieuwe Beroepsonderwijs. • Ad 3) Verspreiding van eindproducten Praktijkgerichte onderzoeksproject leiden tot een of meer eindproducten. Deze producten zijn in de meeste gevallen in de eerste plaats gericht op de onderwijsinstellingen binnen het consortium. Maar het is de bedoeling dat het eindproduct, al dan niet met eventuele kleine aanpassingen, ook geschikt is voor brede verspreiding naar andere onderwijsinstellingen. Deze verspreiding kan bereikt worden door in de publicaties en samenvattingen in de databanken, op websites en in vakmedia een link op te nemen naar het eindproduct, dat gratis te raad plegen, downloaden of op te vragen is. Te denken valt aan een handreiking, checklist, instructiefilm of educatief spel. Van de onderzoekers en consortiumpartners wordt verwacht dat het eindproduct geschikt gemaakt wordt voor een dergelijke brede verspreiding. Het NRO kan daarbij adviseren en eventueel ondersteunen. Het is ook mogelijke dat andere organisaties die zich bezighouden met het overdragen van onderwijsonderzoek hierbij ondersteunen. Wat verwacht het NRO van onderzoekers om brede verspreiding mogelijk te maken: 6 –– Onderzoekers informeren het NRO als er (wetenschappelijke) publicaties of presentaties op stapel staan. Het NRO maakt hiervan, in overleg met de onderzoekers, onder meer melding op de website en in nieuwsbrieven. –– Onderzoekers leveren bij hun eindrapportage een korte, toegankelijke samenvatting van onderzoeksresultaten met aanbevelingen voor praktijk en beleid. Deze samenvatting wordt opgenomen in de catalogus van het NRO en aangeboden aan andere relevante databanken. –– Onderzoekers werken mee aan het opstellen van een persbericht en overleg over het moment van verspreiding. De samenvatting kan eerste opzet zijn voor een persbericht. –– Onderzoekers werken mee aan de eventuele benodigde aanpassingen van het eindproduct om deze geschikt te maken voor brede verspreiding. Het NRO kan hierbij adviseren en ondersteunen • behoeve van vernieuwingen binnen het onderwijs), het Nederlands Jeugdinstituut en de Onderwijskrant. voorbeeld voorbeeld voorbeeld Reguliere leerlingen hebben geen last van zorgleerlingen voorbeeld Het percentage leerlingen met speciale onderwijsbehoeften in een klas van het reguliere basisonderwijs heeft geen negatieve invloed op de prestaties van de andere leerlingen, bleek in 2013 uit een NWO-onderzoek van onderwijskundige Jaap Roeleveld. Trouw berichtte over het onderzoek op de voorpagina van de krant, en ook de Telegraaf, vakblad Didactief en het Nederlands Dagblad schreven over het onderzoek. De Algemene Onderwijsbond publiceerde een uitgebreid bericht op haar website. Tevens verschenen het persbericht en het bericht dat persbureau Novum rondstuurde op diverse relevante websites, zoals het vaktijdschrift Vroeg (voor en door professionals die werken met jonge kinderen tussen nul en zeven jaar), Vives (het vakblad ten Op de Linkedin-discussiegroep Passend Onderwijs ontstond een levendige discussie over het onderwerp, tussen onderzoekers en onder anderen docenten. Medeonderzoeker Guuske Ledoux werd naar aanleiding van de publiciteit uitgenodigd door een schoolbestuur in Friesland met scholen voor speciaal onderwijs, om een lezing te komen geven. • 7 2 Gericht overdragen Door brede verspreiding van onderzoeksresultaten en eventuele eindproducten worden algemene en grote doelgroepen bereikt. Uitkomsten van een project kunnen ook relevant zijn voor een specifieke en kleinere doelgroep. Uitvoerders kunnen dergelijke groepen het beste bereiken door te werken aan een gerichte, eventueel zelfs persoonlijke overdracht. Dit begint met de vraag: welke organisatie of instelling zou in het bijzonder bereikt moeten worden met de uitkomsten van het onderzoek; voor wie of voor welke groep professionals zijn de uitkomsten bij uitstek relevant? Mogelijk wordt deze specifieke doelgroep al bij aanvang of lopende het onderzoek geïdentificeerd. Vaak door de uitvoer ders zelf, of door het NRO en door partners uit wetenschap, praktijk en beleid die bij het onderzoek betrokken zijn of die tijdens NRO-bijeenkomsten over het onderzoek horen (zie hoofdstuk 3: bijeenkomsten voor onderzoekers en professionals uit praktijk en beleid). Uitvoerders kunnen in verschillende fasen van het onderzoek telefonisch of via e-mail contact leggen om vrijblijvend te informeren of er bij de genoemde partij inderdaad belangstel ling bestaat voor de onderzoeksresultaten. Vervolgens kan een korte samenvatting worden opgestuurd, waarin de belangrijk ste resultaten van het onderzoek op een rij staan. Daarna kan bekeken worden hoe de resultaten bij de juiste personen in de organisatie terecht kunnen komen. De beleidsmedewerker kennisbenutting van het NRO kan hierbij adviseren. Te denken valt aan: –– Het geven van een presentatie of workshop aan een groep beleidsambtenaren. –– Het opstellen van een factsheet met puntsgewijs de aanbevelingen voor de betreffende organisatie of instelling. –– Het organiseren van een minisymposium. –– Een op een gesprekken met een directeur of beleids verantwoordelijke. > De activiteiten voor deze specifieke doelgroepen dienen te worden gefinancierd uit het budget dat binnen het onderzoeks project is gereserveerd voor kennisbenutting. Als dit bedrag onvoldoende blijkt, is het mogelijk om na overleg met het NRO extra financiering aan te vragen bij het NRO. Voorwaarde is dat een partner bereid is bij te dragen, financieel of in natura (inzet van mankracht, beschikbaar stellen van ruimtes of materialen). Deze partner is bij voorkeur de organisatie waarvoor de extra kennisbenuttingsactiviteit bedoeld is. De activiteiten worden zoveel mogelijk door (een duo van) onderzoekers en vertegenwoordigers van de onderwijsinstellin gen uit het consortium voorbereid, ontwikkeld en uitgevoerd. voorbeeld voorbeeld Wat verwacht het NRO van onderzoekers om het gericht overdragen van resultaten mogelijk te maken: –– Onderzoekers benaderen mogelijke specifieke doelgroepen. –– Als de uitkomsten van het project zich lenen voor vertaling in een (nieuwe) activiteit of (nieuw) product voor een specifieke doelgroep, dragen onderzoekers bij aan het bedenken, voorbe reiden en ontwikkelen van dit eventuele eindproduct. Het NRO kan hierbij adviseren en ondersteunen. voorbeeld Training voor ouders van delinquente jongeren voorbeeld 8 De tijdsinvestering voor deze gerichte overdracht is relatief groot en voor projecten met een beperkte omvang en looptijd daarom mogelijk niet haalbaar. Ouders van delinquente jongeren die hun kinderen weer op het rechte pad willen krijgen, moeten vooral veel met hen praten. Adolescentie-psycholoog Loes Keijsers van de Universiteit Utrecht verbeterde samen met het expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling (JSO) een training door deze inzichten te verwerken. Onder anderen hulpverleners van bureau Jeugdzorg passen deze verbeterde training sinds 2012 toe. • Het door NWO gefinancierde promotieonderzoek van Keijsers lag aan de basis van de training. In dit onderzoek toonde Keijsers in 2011 aan dat ouders die ervoor zorgen dat hun kinderen spontaan dingen vertellen en weinig geheim houden, bijdragen aan vermindering van strafbaar gedrag. ‘Door deze nieuwe wetenschappelijke inzichten te vertalen naar praktische materialen, zoals animaties en discussieposters, voor het opvoed programma, kunnen we ouders nog beter helpen om verdere escalatie van het probleemgedrag van hun kinderen te voorkomen’, aldus Keijsers. Dagblad Trouw publiceerde een interview met Keijsers over de nieuwe training. Tevens verscheen het NWO-persbericht over de training op diverse relevante websites, zoals het Centrum Criminaliteits preventie en Veiligheid, het Trimbos Instituut en in de nieuwsbrief van het Nederlands Jeugdinstituut. In 2013 bracht Keijsers een populairwetenschappelijk boek uit: ‘Waarom tieners zo irritant kunnen zijn. En hoe je daar als ouder mee kunt leren leven’ (Lannoo Campus). Hierin geeft ze praktische tips en toegankelijke informatie voor alle ouders met pubers. • 9 3 Overleg met het NRO Gedurende de looptijd van het onderzoek kunnen uitvoerders contact opnemen met de beleidsmedewerker kennisbenutting van het NRO, de secretaris van de PPO of de voorlichter van het NRO om vragen voor te leggen over kennisbenutting. Dit kan bijvoorbeeld zijn als het onderzoek een fase bereikt waarin (voorlopige) resultaten kunnen worden gedeeld. Het NRO belegt met uitvoerders van onderzoeksprojecten ook vaste over legmomenten over kennisbenutting. Overleg Kennisbenutting Halverwege het onderzoeksproject wordt op initiatief van het NRO een (telefonisch) overleg belegd over kennisbenutting tussen de onderzoeker, de beleidsmedewerker kennisbenutting van het NRO en eventueel de beleidsmedewerker van de PPO. Tijdens dit overleg wordt, aan de hand van de paragraaf over kennisbenutting in het onderzoeksvoorstel, besproken hoeveel zicht er al is op resultaten en toepassing, of er al gedacht kan worden aan het overdragen van eerste resultaten of het voor bereiden van kennisbenuttingsactiviteiten en welke contacten er zijn met partners in praktijk en beleid. Het is mogelijk dat bij dit overleg een praktijkpartner aanschuift waarmee de onder zoeker al contact heeft. De medewerker van het NRO maakt van het gesprek een verslag. Als er al eventuele eerste activiteiten op het gebied van kennisbenutting kunnen worden gepland, wordt in het verslag vastgelegd wanneer, hoe en door wie deze worden uitgevoerd. Gedacht kan worden aan een presentatie bij een onderwijs instelling, het benaderen van de media, het leggen van nieuwe contacten met potentiële gebruikers. Plan van aanpak Kennisbenutting Uiterlijk twee maanden voor het afronden van het project wordt onderzoekers gevraagd een plan van aanpak kennisbenutting te maken. De paragraaf kennisbenutting in het onderzoeks > Bijeenkomsten voorstel, het verslag van het overleg kennisbenutting met het NRO en de adviezen in deze handleiding vormen het startpunt van dit plan. In het plan wordt in maximaal 2 A4-tjes omschreven welke activiteiten/werkzaamheden nodig zijn om tot een brede en succesvolle kennisbenutting te komen, wanneer deze plaats vinden, wie verantwoordelijk is voor de uitvoering, wat de geschatte kosten zijn en of deze kosten passen binnen het budget voor kennisbenutting. Eventueel staan in dit plan ook de mogelijkheden genoemd voor cofinanciering van activiteiten/ producten door (toekomstige) gebruikers en voor samenwer king met deze gebruikers. Het plan wordt opgestuurd aan de beleidsmedewerker kennisbenutting van het NRO en de secretaris van de PPO, die vervolgens een afspraak plannen om de uitvoering van het plan te bespreken. Het plan staat los van de eindrapportage die na afronding van het project wordt gemaakt. voorbeeld voorbeeld voorbeeld Prestaties Nederlandse leerlingen gepresenteerd aan staatssecretaris voorbeeld 10 Het NRO belegt jaarlijks bijeenkomsten waar onderzoekers en praktijkpartners uit de diverse consortia die met NRO-finan ciering werken, kennis en ervaringen kunnen uitwisselen. Voor deze bijeenkomsten worden ook externe partijen genodigd, die belangstelling hebben voor de resultaten van het onderzoek. Tijdens deze bijeenkomsten kunnen contacten worden gelegd met nieuwe partners in praktijk en beleid. Er zal ook altijd ten minste een vertegenwoordiger van het ministerie van OCW aanwezig zijn. Verder nodigt het NRO voor deze bijeenkomsten scholen die een niet gehonoreerde aanvraag bij het NRO heb ben ingediend. De bijeenkomsten zijn doorgaans thematisch georganiseerd. > Nederlandse leerlingen presteren goed in lezen en in de exacte vakken, maar excelleren nauwelijks. Dat bleek uit de door NWO gefinancierde rapporten TIMSS en PIRLS, die op 11 december 2012 bij NWO in Den Haag werden gepresenteerd. Het NOS Journaal en het Jeugdjournaal maakten opnames die ’s avonds werden uitgezonden. De resultaten van het onderzoek werden ook breed uitgemeten in de dagbladen Trouw, Volkskrant, Algemeen Dagblad en NRC Next. Een paar dagen voor de persconferentie spraken de onderzoekers met staatssecretaris van Onderwijs Sander Dekker. Ze gaven hem beleidsaanbevelingen en spraken met hem over de lessen die OCW uit hun onderzoek zou moeten trekken. De onderwijsredacteur van NRC Handelsblad was bij het gesprek aanwezig en interviewde de staatssecretaris over de uitkomsten van TIMSS en PIRLS. NRC publiceerde behalve dit interview een commentaar en een voorpaginanieuwsbericht over de rapporten. De onderzoe- kers werden verder geïnterviewd op Radio 1, Radio 2 en BNR-nieuwsradio. Ook het ANP maakte een bericht, dat werd overgenomen door dagbladen en websites. Door de brede publiciteit werd een groot publiek bereikt met de boodschap dat Nederland meer werk moet maken van het stimuleren van excellentie. In diverse toespraken en interviews die de staatssecretaris in 2013 gaf, verwees hij naar de rapporten. Zo zei hij onder meer dat hij over vier jaar ‘afgerekend wil worden op een stijging van het aantal excellente leerlingen in Nederland’. • Training Het NRO verzorgt een keer per jaar een training van een dag voor een groep van maximaal 15 onderzoekers. Tijdens deze training leren onderzoekers hoe zij hun onderzoek op een toegankelijke en overtuigende manier kunnen presenteren, hoe contact gelegd kan worden met de media en hoe het NRO onderzoekers kan helpen om resultaten in de publiciteit te bren gen en over te dragen aan gebruikers. Een aantal maanden voordat de training wordt georganiseerd, krijgen onderzoekers een uitnodiging. De training is niet verplicht. voorbeeld voorbeeld Wat verwacht het NRO van onderzoekers op het gebied van overleg over kennisbenutting: –– Onderzoekers nemen deel aan het (telefonisch) overleg kennisbenutting halverwege de looptijd van het onderzoek. –– Onderzoekers maken ongeveer twee maanden voor afronding van het onderzoeksproject een plan van aanpak kennis benutting. –– Onderzoekers nemen deel aan het overleg over het uitvoeren van het plan van aanpak kennisbenutting in de slotfase van het onderzoeksproject. –– Onderzoekers nemen deel aan NRO-bijeenkomsten. • voorbeeld Woordenschattoets voor dove en slechthorende kinderen voorbeeld 11 Dove of slechthorende kinderen kennen over het algemeen minder woorden dan een kind dat goed kan horen. Zij hebben daardoor meer moeite met begrijpend lezen. Een beperkte woordenschat is namelijk de belangrijkste oorzaak voor problemen met begrijpend lezen. Communicatie- en informatiewetenschapper Karien Coppens en orthopedagoog Agnes Tellings van de Radbouduniversiteit Nijmegen ontwikkelden in 2012 een digitale woordenschattoets voor dove en slechthorende kinderen. Met deze toets kunnen docenten in het speciaal onderwijs voor het eerst de taalontwikkeling van auditief beperkte leerlingen goed in kaart rengen. Zij kunnen deze leerlingen daarb door beter helpen om hun woordenschat en hun niveau van begrijpend lezen te verbeteren. Het door NWO gesubsidieerde promotie onderzoek dat Coppens van 2007 tot 2012 deed, vormde de fundamentele basis van de woordenschattoets. Coppens volgde voor dit onderzoek 140 dove en zwaar slechthorende leerlingen een tot vier jaar lang in de ontwikkeling van hun woordenschat. Met een speciale NWO-subsidie voor kennisbenutting kon Coppens na haar promotieonderzoek de digitale woordenschattoets ontwikkelen, in samenwerking met een aantal scholen voor speciaal onderwijs. ‘Dit voorbeeld laat goed zien dat je theoretische kennis kunt vertalen in een praktisch instrument’, aldus Coppens. Coppens werd in oktober 2012 over Woord voor Woord geïnterviewd door de dagbladen Trouw en De Gelderlander. In januari 2013 verscheen op de website Kennislink een artikel over de woordenschattoets. Het NWO-persbericht over Woord voor Woord werd overgenomen in de nieuwsbrief van vakbond CNV Stuurgroep Passend Onderwijs en door diverse websites, zoals Doof.nl, Woord en Gebaar, Stichting DoofBlinden Netwerk, de Zorgkrant en het Dovennieuws. Relevante doelgroepen werden via deze kanalen op de hoogte gebracht van de onderzoeksresultaten van Coppens en de toets. • Contactgegevens Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) Postadres: Postbus 93461, 2509 AL Den Haag Bezoekadres: Laan van Nieuw Oost Indië 300, 2593 CE Den Haag Website: www.nro.nl Secretariaat Programmaraad Praktijkgericht Onderzoek 070 344 0911 [email protected] Marion Stenneke, beleidsmedewerker kennisbenutting 070 344 0929 [email protected] Annemarijke Jolmers, voorlichter 070 344 0864 [email protected]
© Copyright 2024 ExpyDoc